Samenhang in de drie decentralisaties in het sociale domein Een tussenstand
Maart 2013
1
Inhoud 1. Aanleiding
3
2. Inleiding
4
3. Stand van zaken invoering decentralisaties
5
A. Decentralisatie van de AWBZ naar de Wmo B. Decentralisatie van de Jeugdzorg C. Participatiewet: Invoering IJmond Werkt!
5 6 7
4. Hoe nu verder
9
Lokale en regionale samenhang in de drie decentralisaties Samenwerking met partners 5. Planning en termijnen
9 9 10
2
1. Aanleiding Samenhang in de aanpak van de drie decentralisaties is een voorwaarde voor een effectievere en meer duurzame maatschappelijke ondersteuning van kwetsbare mensen. Wat de drie decentralisaties gemeen hebben is het tegengaan van fragmentatie van het ondersteuningsaanbod, een forse reductie van de kosten en er moet een bijdrage worden geleverd aan de participatiesamenleving. Om dit te bereiken dient de aanpak van de drie decentralisaties gericht te zijn op:
-
Aanspreken van de eigen verantwoordelijkheid van burgers; Effectievere en efficiëntere ondersteuning; Toename van maatschappelijke deelname.
De realisatie van deze doelen wordt binnen de drie decentralisaties voor een groot deel in dezelfde richting gezocht. Namelijk: Je moet je probleem eerst zelf oplossen, waar nodig met familie en kennissen (De kanteling, Mantelzorg); als dat niet lukt zoek je het bij vrijwilligers en collectieve voorzieningen (Welzijn Nieuwe Stijl, Vrijwilligerswerkbeleid). Als dat allemaal echt niet lukt dan kom je in aanmerking voor bijvoorbeeld het minimabeleid, inkomensondersteuning, schuldhulpverlening en individuele Wmovoorzieningen. Via één centraal voorportaal wordt de burger naar de juiste voorzieningen geleid (Integrale informatie, advies en cliëntondersteuning). Om dit mogelijk te maken is niet alleen een andere houding van cliënten en burgers nodig, maar ook van professionals, van vrijwilligers, van ondersteunende (zorg)organisaties en van gemeenten (strategische communicatie). Dit alles betekent dat er verdere samenhang in de aanpak wordt gerealiseerd door de afstemming en samenwerking tussen de drie decentralisaties in eerste instantie te richten op de volgende onderwerpen:
-
het in beeld krijgen van de (nieuwe) doelgroep en (zorg)aanbieders; het ontwikkelen van het voorportaal; de (verdere) ontschotting van middelen; het afstemmen (en waar mogelijk) ontwikkelen van een integraal inkoopbeleid voor aanbod en zorg; een strategisch communicatieplan voor de decentralisaties.
Met deze notitie wordt inzicht gegeven in de invoering van de drie decentralisaties in de gemeente Velsen, de lokale en regionale acties om de samenhang tussen de decentralisaties te bevorderen en de relevante gezamenlijke onderwerpen die nader uitgewerkt dienen te worden.
3
2. Inleiding De invoering van de Wet Maatschappelijke ondersteuning gold in 2007 als de eerste grote decentralisatie in de maatschappelijke ondersteuning. Het werkterrein van het sociale domein zal in de komende jaren verder uitgebreid worden met drie grote decentralisaties. Het betreft hier de overheveling van taken naar gemeenten op het gebied van werk, zorg en jeugd. Daarmee hevelt het Rijk vrijwel alle taken in het sociale domein over naar het gemeentelijk niveau. Daarbij wordt een forse bezuiniging ingeboekt. Gemeenten staan dus voor de uitdaging de hulp aan de burger met minder middelen te organiseren. Het onderbrengen van het gehele sociale domein bij één bestuurslaag die bovendien het dichtst bij de burger staat – biedt echter ook kansen om deze hulp beter te organiseren.
De gemeente Velsen heeft besloten om de invoering van de drie decentralisaties integraal op te pakken. Op deze manier is er overzicht en meer inzicht in de samenhang tussen de drie decentralisaties. Daarom is, met het raadsbesluit van 1 december 2011 over de Wmovisie, gekozen voor een programmatische aanpak van de drie decentralisaties. Dit houdt in dat gewerkt wordt via een overkoepelend uitvoeringsprogramma 1 waarin verschillende projecten zijn opgenomen. Het projectmatig werken geeft tevens invulling aan de wenselijke effectieve en efficiënte werkwijze van de ambtelijke organisatie. Het uitvoeringsprogramma behelst niet alleen de drie decentralisaties maar ook andere taakvelden uit het sociale domein, die gerelateerd zijn aan de drie decentralisaties. Deze aanpak maakt het mogelijk steeds expliciet te maken waar een ieder mee bezig is en zodoende de gelegenheid te creëren voor bestuur en management om op relevante momenten relevante besluiten te nemen.
1
Het betreft hier het ambtelijke uitvoeringsprogramma transities in het sociale domein.
4
3. Stand van zaken invoering decentralisaties Decentralisatie van de AWBZ naar de Wmo De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) wordt gedeeltelijk gedecentraliseerd van het Rijk naar de gemeenten. Gemeenten worden per 2015 geheel verantwoordelijk voor alle activiteiten op het gebied van ondersteuning, begeleiding (inclusief vervoer) en persoonlijke verzorging. Aan de gemeenten wordt, met betrekking tot de concrete invulling van de gedecentraliseerde voorzieningen, een zeer ruime beleidsvrijheid gegeven. De aanspraken worden echter beperkt en de dienstverlening versoberd. De budgetoverheveling vanuit het rijk vindt plaats met een korting van 25%. Gefaseerd zullen de eerste gevolgen hiervan in 2014 en 2015 zichtbaar zijn in de gemeenten. De IJmondgemeenten (Beverwijk, Heemskerk, Uitgeest & Velsen) hebben er voor gekozen om het traject van de decentralisatie gezamenlijk in te gaan. Vanuit de provincie is subsidie verleend aan de IJmondgemeenten voor het project ‘Van Zorg naar Participatie’ om de overheveling van de AWBZonderdelen in te passen in de Wmo. De IJmondgemeenten werken middels een IJmondiale projectgroep waarin beleidsmedewerkers zitting hebben vanuit zowel collectieve als individuele voorzieningen. De projectgroep wordt aangestuurd door een regionale projectleider en wordt ondersteund door een regionale projectsecretaris. Inmiddels zijn er verschillende bijeenkomsten geweest voor (externe) partijen en de gemeenteraden van de 4 IJmondgemeenten. De kadernota ‘Van Zorg naar Participatie’ is in juni 2012 door de verschillende gemeenteraden vastgesteld. De IJmondgemeenten hebben zich tot doel gesteld dat de burger goed geholpen blijft worden en de ondersteuning krijgt die nodig is wanneer de voorzieningen gedecentraliseerd zijn. Deze ondersteuning moet niet langer gezien worden als zorg, maar als middel om te kunnen participeren. In de kadernota zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd:
5
de burger is het vertrekpunt, niet het (bestaande) aanbod; kijken naar wat mensen wel kunnen; niet alleen naar hun beperking; begeleiding richten op maat schappelijke participatie; begeleiding door het sociale steunsysteem waar dat kan, begeleiding door professionals waar nodig; laagdrempelige, algemene (wijk) voorzieningen waar dat kan, individuele geïndiceerde voorzieningen waar dat moet; meer vertrouwen, minder controle; ontzorgen wordt beloond;
de keuze valt op de goedkoopst compenserende oplossing; preventie draagt bij aan de houdbaarheid van het systeem.
Deze uitgangspunten zijn geconcretiseerd in de volgende vier doelen: 1. 2. 3. 4.
Er wordt meer ondersteuning geboden vanuit het sociale steunsysteem. De oplossing voor ervaren belemmeringen wordt vaker dichtbij gevonden in lokale wijkvoorzieningen. Het aanbod van begeleiding is kwalitatief goed. Efficiëntere inzet van financiële middelen.
De projectgroepleden werken in kleinere samenstelling in werkgroepen de verschillende onderdelen van de decentralisatie uit. De werkgroepen gaan over: 1. Inkoop: Het ontwikkelen van beleid en visie t.a.v. gemeentelijk opdrachtgeverschap, inkoop en kwaliteit; 2. Vernieuwing: Met Provinciale subsidie zullen twee pilots worden gedraaid rondom het versterken van de eigen kracht / het eigen netwerk en rondom een collectief inloopaanbod 3. Toegang: Het organiseren van de toegang tot begeleiding die dichtbij de burger is en makkelijk te vinden. Decentralisatie van jeugdzorg De jeugdzorg bestaat uit een groot aantal zorg en hulpverleningsinstanties die onder de verantwoordelijkheid van diverse overheden vallen. In de praktijk leidt dit tot versnippering en onvoldoende samenwerking waardoor de jeugdzorg soms tekort schiet. Gemeenten worden daarom per 2015 verantwoordelijk voor de gehele jeugdzorg. Er komt daarmee veel op de gemeente af en tegelijkertijd is het een uitdaging om de zorg voor jeugd anders en beter te organiseren. Er is sprake van veel nieuwe taken (o.a. arrangeren zware jeugdzorg, inkoop van zorg), er zijn veel nieuwe samenwerkingsrelaties nodig (regionaal en bovenregionaal) en er is sprake van het verleggen van grote geldstromen. Het gaat dus niet alleen om een transitie (overdracht) maar tegelijkertijd ook om een transformatie (het opnieuw vormgeven) van de jeugdzorg, waarbij preventie en eigen verantwoordelijkheid voorop komen te staan. De vier IJmondgemeenten (Beverwijk, Heemskerk, Uitgeest en Velsen) hebben afgesproken deze decentralisatie gezamenlijk te willen voorbereiden en vormgeven. Waar nodig en wenselijk kan in een groter verband worden samengewerkt. De IJmondgemeenten werken ook hier middels een IJmondiale projectgroep waarin beleidsmedewerkers zitting hebben vanuit de verschillende gemeenten. De projectgroep wordt aangestuurd door een regionale projectleider. Inmiddels zijn er verschillende bijeenkomsten geweest voor externe partners en de gemeenteraden van de vier IJmondgemeenten. Qua aanpak is gekozen om te werken middels een ontwikkelaanpak: stap voor stap worden streefbeelden gerealiseerd langs vijf ontwikkellijnen. Daarnaast is een goede samenwerking tussen de gemeenten, maar ook met het onderwijs, de organisaties die zorg voor jeugd aanbieden en cliëntorganisaties belangrijk. Ook burgers worden betrokken bij de veranderingen. De vijf ontwikkellijnen betreffen:
6
1) Ontwikkelen van CJGIJmond tot voorportaal van alle Zorg voor Jeugd. 2) 3) 4) 5)
Samenwerking Zorg voor Jeugd met Passend Onderwijs en andere transities. Versterken wijkgericht werken vanuit de Eigen Kracht. Ontschotten. Inkoop, zorg en hulpaanbod.
Het projectteam zal de vijf ontwikkellijnen in verschillende werkgroepen gaan uitwerken. In februari 2013 heeft het college een startnotitie en een visiedocument vastgesteld. In april 2013 wordt er een kadernota over de transitie jeugdzorg aan de raad aangeboden.
Participatiewet: Invoering IJmond Werkt! Het wetsvoorstel Werken naar Vermogen wordt vervangen door een nieuwe wet: de Participatiewet, in te voeren op 1 januari 2014. De contouren van dit wetsvoorstel zijn bekend, maar de wet moet door het kabinet nog nader worden uitgewerkt. Het kabinet is voornemens het wetvoorstel voor het zomerreces van 2013 naar de Tweede Kamer te sturen. Vooralsnog gelden de volgende uitgangspunten: Het huidige kabinet wil dat alle mensen, met of zonder beperking, als volwaardige mensen meedoen aan de samenleving. Wie kan werken hoort niet afhankelijk te zijn van een uitkering. Maar mensen met een bijstandsuitkering of met een lichamelijke, psychische of verstandelijke beperking hebben vaak een grote afstond tot de arbeidsmarkt. Via de participatiewet moeten mensen die nu nog aan de kant staan meer kansen krijgen om mee te doen en zelf in hun levensonderhoud te voorzien. In de Participatiewet voegt het kabinet de Wet werk en Bijstand, de Wet sociale werkvoorziening en een deel van de Wajong samen.
7
Een Wajonguitkering is per 1 januari 2014 alleen mogelijk voor mensen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn. Wie nog wel kan werken, valt onder de Participatiewet. Wie nu al een Wajonguitkering ontvangt, wordt niet herkeurd. De uitkering wordt niet verlaagd. Per 1 januari 2014 veranderen de voorwaarden voor een plaats in de sociale werkvoorziening. Wie nu in een sociale werkplaats werkt, wordt niet herkeurd. Gemeenten kunnen vanaf 1 januari 2014 zelf 30.000 beschutte werkplekken scheppen. Zij krijgen hiervoor geld van de Rijksoverheid. Op zo’n werkplek kan iemand het wettelijke minimumloon verdienen. Voor iedereen die straks onder de Participatiewet valt (mensen met bijstand, Wajong, Wsw) geldt het systeem van de zogeheten loondispensatie. Dit betekent dat iemand onder voorwaarden onder het minimumloon aan de slag kan. Dat is altijd tijdelijk. Uiteindelijk moeten loon plus aanvullende uitkering samen even hoog zijn als het minimumloon. Ook op dit punt moet de nieuwe wet nog verder worden uitgewerkt. Bij grote werkgevers met 25 of meer werknemers moet in de toekomst 5% van het personeelsbestand bestaan uit mensen met een arbeidshandicap. Dit wordt vanaf 1 januari 2015 stapsgewijs ingevoerd. Werkgevers kunnen een boete krijgen als zij zich hier niet aan houden. Deze regeling geldt niet voor bedrijven met minder dan 25 werknemers. Hoe deze regeling in de praktijk zal uitwerken, valt nog te bezien. De gemeenteraad heeft in juli 2012 de kadernota Naar één organisatie voor werk vastgesteld, op basis van het oude wetsvoorstel. In februari heeft het college een voorstel rondom de uitvoering vastgesteld. In het tweede kwartaal volgt een businessplan. Velsen werkt bij het invoeren van de Participatiewet samen met Beverwijk, Heemskerk, Uitgeest en de Meergroep in het samenwerkingsverband IJmond Werkt!
4. Hoe nu verder?
8
Lokale en regionale samenhang drie decentralisaties Zoals gezegd heeft de gemeente Velsen reeds eerder een start gemaakt met het neerzetten van de integrale kaders voor de verschillende decentralisaties. De val van het kabinet Rutte I en de daarop volgende controversieel verklaring van twee van de drie decentralisaties heeft de voortgang enigszins belemmerd, omdat veel onduidelijk was. Nu het kabinet Rutte II is aangetreden, weten we steeds beter waar we aan toe zijn, en kan de voorbereiding van de decentralisaties weer op volle kracht doorgaan. Voor de gemeente Velsen staat het jaar 2013 in het teken van het aanbrengen van verdere samenhang tussen de drie decentralisaties in lokaal maar vooral ook in regionaal verband. Om die samenhang te versterken zijn inmiddels de volgende stappen gezet:
Het uitvoeringsprogramma ‘transities in het sociale domein’ benoemt voor de gemeente Velsen concreet, in projectformats, de wenselijke resultaten van de drie decentralisaties en de onderlinge samenhang. De projecten de Kanteling, Welzijn Nieuwe Stijl, Integrale Informatie, Advies & Cliëntondersteuning en Communicatie zijn hierbij faciliterend voor de drie decentralisaties. Binnen de gemeente Velsen bestaat al een overleg tussen de projecten Welzijn Nieuwe Stijl, de Kanteling, Integrale informatie, advies en cliëntondersteuning en communicatie. Dit overleg wordt ook in het leven geroepen voor de interne projectleiders van de drie decentralisaties van Velsen. Dit om de interne afstemming binnen de eigen organisatie te vergroten. De regionale projectleiders die verantwoordelijk zijn voor de invoering van de decentralisaties en de transitiemanagers komen regelmatig bijeen om de afstemming en samenwerking tussen de decentralisaties te versterken. Het programmateam blijft de plek waar alle projectleiders elke zes weken informatie uitwisselen, ook binnen dit overleg zal de focus op de 3 decentralisaties toenemen.
De stappen zoals hierboven genoemd versterken de samenhang (afstemming en samenwerking) tussen de drie decentralisaties en zijn, zoals eerder vermeld gericht om het gezamenlijk oppakken van de volgende onderwerpen:
-
het in beeld krijgen van de (nieuwe) doelgroep en (zorg)aanbieders); het ontwikkelen van het voorportaal; de (verdere) ontschotting van middelen; het afstemmen (en waar mogelijk) ontwikkelen van een integraal inkoopbeleid voor aanbod en zorg; een strategisch communicatieplan voor de decentralisaties (bijv. gezamenlijke bijeenkomsten organiseren, dezelfde definities hanteren, voorkomen van tegenstrijdige informatie aan burger).
Samenwerking met partners Bij de invoering van de decentralisaties is de gemeente afhankelijk van een groot aantal maatschappelijke organisaties. Momenteel vindt er samenwerking plaats in de uitvoering, op ketenniveau, op beleidsmatig en op bestuurlijk niveau. Qua partners valt te denken aan professionele organisaties, belangenbehartigers van burgers, bedrijven en inspraakorganen. Voorbeelden van partners zijn de welzijnsinstellingen, de Wmoraad, de cliëntenraad, de lokaal samenwerkende bonden van ouderen in Velsen, vrijwilligersorganisaties, de politie, stichting MEE, het transitiebureau van de VNG, woningbouwcoöperaties en het zorgkantoor.
9
Samenwerkingsverbanden en –afspraken worden nader omschreven in de verschillende deelnotities per kamer. Inmiddels hebben enkele belangrijke uitvoerende regionale en lokale partners een strategische alliantie gevormd. Maandelijks komen zij, met betrokken beleidsmedewerkers van de IJmondgemeenten, bijeen om de decentralisaties mede vorm en inhoud te geven.
5. Planning & Termijnen Participatiewet Vooralsnog wordt uitgegaan van invoering per 1 januari 2014. Het kabinet werkt momenteel het wetsvoorstel uit. Planning Collegevoorstel rondom uitvoering: februari 2013 Businessplan IJmond Werkt: tweede kwartaal 2013 Herontwerp Gemeenschappelijke Regeling (GR): 4e kwartaal 2013 AWBZ Het kabinet wil de AWBZ met ingang van 1 januari 2015 ingrijpend hervormen. Alleen de zwaarste, langdurige zorg blijft binnen de AWBZ. Zorgverzekeraars nemen de medische zorg uit de AWBZ over. De gemeente voert vanaf 2015 de ondersteunende zorg aan huis uit: begeleiding en persoonlijke verzorging. Planning Draaien pilots eigen kracht/eigen netwerk en collectief inloopaanbod: 2013&2014 Conceptplan toegang: 2e kwartaal 2014 Inkoop en kwaliteitskader: 3e kwartaal 2014 Programma van eisen en bestek: 3e kwartaal 2014 Contracten: 4e kwartaal 2014 Jeugdzorg Het kabinet heeft 1 januari 2015 als ingangsdatum gesteld voor een de gedecentraliseerde Jeugdzorg. Planning Afronden pilot thuiszitters: 2013 Draaien pilot CJG IJmond: 2013 2014 Stapsgewijze overname van Provinciale taken: 2014 Startnotitie en Visiedocument Transitie Jeugdzorg: collegevoorstel februari 2013 Kadernotitie Transitie Jeugdzorg: raadsvoorstel april 2013 Voor de drie transities geldt dat er op 31 mei 2013 duidelijkheid moet zijn over welke samenwerkingsverbanden worden aangegaan om de uitvoering van de transities te organiseren.
10