Richting voor Natuur- en duurzaamheidseducatie (NDE) Strategische beleidsnotitie over de bouwstenen voor een eigentijds natuur-en duurzaamheidseducatie
0. Samenvatting De gemeente Eindhoven heeft de afgelopen jaren in de verschillende raadsprogramma’s de doelen voor een duurzame en gezonde leefomgeving geoperationaliseerd. Om deze doelen te realiseren ziet de gemeente in educatie uitgelezen mogelijkheden om het gedrag van burgers, organisatie en bedrijven te beïnvloeden in de gewenste richting. Daarvoor is wel nodig dat de huidige activiteiten opnieuw tegen het licht gehouden worden en meer is samenhang worden gebracht. De huidige Natuur- en Milieueducatie (NME) wordt vertaald in een Natuur- en Duurzaamheidseducatie (NDE). In de voorliggende notitie wordt deze omslag onderbouwd en wordt een aanzet op hoofdlijnen gegeven voor een andere benadering en invulling middels NDE. De motivering voor de verandering luidt in het kort als volgt.
De wijze waarop educatie nu gestalte krijgt in projecten en activiteiten in de stad sluit niet meer aan bij de actuele opvattingen van de gemeente over de rolverdeling tussen burger en overheid op dit terrein.
De huidige activiteiten en projecten leggen nog onvoldoende verbinding met andere domeinen als technologie, design, cultuur etc. en daardoor worden er kansen gemist.
De huidige projecten en activiteiten vertonen weinig samenhang en zijn tamelijk willekeurig tot stand gekomen.
Er is geen gemeenschappelijk kader voor NDE dat richting geeft.
Het uit te werken plan dient richting te geven over het hoe en wat voor NDE. Het hoe geeft daarbij de spelregels tussen lokale overheid en burgers en partijen in de stad over de aard en verantwoordelijkheden in de samenwerking rondom NDE. In het wat deel gaat het concreet over de activiteiten die de gemeente tot haar taak rekent en wil stimuleren en wat aan andere partijen wordt overgelaten. Verder dient te worden aangegeven welke middelen de gemeente daarvoor nog wil inzetten, hoe met ander partijen in de stad wordt samengewerkt en hoe de samenhang met andere domeinen wordt gerealiseerd.
1
1. Inleiding De gemeente Eindhoven kiest voor een duurzame ontwikkeling van haar stad. Het begrip duurzame stad omschrijven we in dit verband als een stad waarin de huidige generatie, maar ook de toekomstige inwoners leven en opgroeien in een duurzame, gezonde leefomgeving waarvan de verschillende pijlers in balans zijn en elkaar versterken (zie figuur 1.1).
Duurzame, gezonde leefomgeving
MVO
Techniek, innovatie en design Fig.1.1
Het programma Duurzaamheid 2011– 2014, vastgesteld door de raad in 2011 (nr. 1R4268), streeft er naar om deze duurzaamheid de komende jaren verder vorm te geven, te ontwikkelen en te verankeren in de gemeentelijke organisatie en door partijen in de stad te stimuleren tot overeenkomstig gedrag. Om tot een duurzame stad te komen werkt de gemeente met de methodiek van The Naturel Step (TNS), een methodiek die wetenschappelijk onderbouwd is en internationaal wordt toegepast. Volgens de principes van The Natural Step is dit gedrag dat tot: zuinig omgaan met materialen uit de aardkorst; voorzichtig omgaan met schadelijke chemische stoffen;
2
bescherming van ecosystemen en biodiversiteit; mensen wereldwijd op een eerlijke en efficiënte manier in hun behoeften laten voorzien.
Rol van de gemeente De gemeente concretiseert haar verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van een duurzame stad in verschillende rollen. Het gaat hierbij om: de verantwoordelijkheid voor het eigen handelen van de gemeente. Dit moet leiden tot een duurzame gemeentelijke organisatie; het geven van het goede voorbeeld aan de stad; het geven van correcte informatie over dit thema aan burgers en organisaties; het stimuleren en ondersteunen van deze partijen bij het uitvoeren van dito gedrag; het bevorderen van educatie. Het gemeentelijk beleid moet er toe leiden dat het gedrag van burgers en organisaties gestuurd wordt in de gewenste richting. De gemeente beschikt over verschillende instrumenten om deze ambitie te bevorderen: juridische instrumenten als wet- en regelgeving, financieel-economische instrumenten als subsidies en heffingen en sociale instrumenten als overleg, voorlichting en educatie. Willen deze instrumenten goed functioneren dan dienen ze elkaar in samenhang te versterken. Educatie over een duurzame en gezonde leefomgeving (op alle genoemde pijlers uit fig. 1.1.) is een belangrijk verbindend element binnen dit instrumentarium. De gemeente ziet in educatie uitgelezen mogelijkheden om het gedrag van burgers (jeugd en volwassenen) en organisaties te beïnvloeden en daardoor te bevorderen dat zij door gedrag en houding bijdragen aan een duurzame stad. In de verschillende raadsprogramma’s worden deze doelen nader geoperationaliseerd (zie voor doelen bijlage 1). Ook bij educatie bezint de gemeente zich op haar kerntaak en wil zij meer inzetten op de eigen kracht en verantwoordelijkheid van burgers en organisaties voor deze activiteiten. Dit moet er toe leiden dat burgers, organisaties en bedrijven zelf bereid zijn verantwoordelijkheid te dragen voor de inhoud en middelen voor deze activiteiten. 2. Van Natuur- en Milieueducatie (NME) naar Natuur- en Duurzaamheidseducatie (NDE) Educatie op het terrein van een duurzame samenleving is niet nieuw. Al ruim 30 jaar initieert, ontwikkelt en realiseert de gemeente Eindhoven tal van activiteiten op het terrein van natuur en milieueducatie (NME). NME draagt bij aan kennis en inzicht in natuur en milieu, aan ontplooiing, welbevinden en gezondheid van mensen en het legt een basis voor een natuur- en milieubewuste levensstijl. Burgers geven aan dat ze NME waarderen en belangrijk vinden. Uit de door het ministerie van VROM in 2007 georganiseerde burgerpanels en enquête blijkt dat mensen natuur en milieu niet alleen belangrijke waarden vinden, maar ook veel belang hechten aan educatie. Zeker als het om hun kinderen gaat. Dit blijkt ook uit onderzoek onder scholen in het SRE-gebied. Hier gaf 90% van
3
de scholen aan NME in het basisonderwijs (zeer) belangrijk te vinden en negen van de tien scholen maakt wel eens gebruik van NME-producten. Onderzoek van Stichting Veldwerk Nederland (aangehaald door VROM) toont een positieve relatie aan tussen NME op school en kennis, houding en gedrag op latere leeftijd. NME wordt dus niet alleen belangrijk gevonden, het onderzoek toont aan dat het werkt. * Stichting Veldwerk, onderzoek “Hoe duurzaam is NME”. 2006).
We zien echter ook dat de verbondenheid en interafhankelijkheid tussen natuur en milieu en andere economische en sociale ontwikkelingen als energie, bouwen en wonen, mobiliteit etc. toenemen. Het gaat hierbij zowel om kansen (economische impulsen door duurzaamheid, kwaliteit van de samenleving) als bedreigingen (aantasting van het leefmilieu). NME kan niet los gezien worden van deze ontwikkelingen en dat vraagt om een goede balans in de educatie, waarbij de ecologische ontwikkeling verbonden wordt met economische dynamiek en sociale ontwikkeling. Hiermee plaatsen we NME in de bredere context van een ontwikkeling waarbij ‘people – planet profit' meer met elkaar worden verbonden en elkaar versterken. Vandaar dat we er de voorkeur aangeven te spreken van Natuur- en duurzaamheidseducatie (NDE). Deze NDE legt de basis voor het respect voor de leefomgeving, planeet en uiteindelijk een duurzame levensstijl. Doel NDE Het doel voor NDE omschrijven we op de volgende wijze. Ontwikkelen van kennis, inzichten, bewustwording en vaardigheden die leiden naar de keuze voor een duurzame ontwikkeling van de samenleving. Een effectieve NDE is zo ingericht en wordt zo weggezet dat: mensen van verschillende leeftijden en diverse leefstijlen er geïnteresseerd in zijn of worden; de inzichten doorwerken in hun houding en gedrag, waardoor NDE bijdraagt aan een duurzame samenleving. 3. Van lappendeken naar samenhang in NDE Om met NDE beter aan te sluiten bij de huidige ontwikkelingen en de ambitie van Eindhoven als duurzame stad wordt het bestaande NME-beleid onder de loep genomen en is de doorontwikkeling naar NDE noodzakelijk. De wijze waarop tot nu toe NME wordt ingevuld, vertoont een nogal divers beeld. Vanuit verschillende gemeentelijke programma’s worden er nu educatieve projecten en activiteiten ondernomen of wordt aan organisaties hiervoor subsidie verstrekt. Ze zijn de afgelopen jaren door enthousiaste medewerkers opgezet, uitgevoerd en beheerd met en voor diverse doelgroepen in de stad. Dit heeft geleid tot een lappendeken van projecten en activiteiten zonder een gemeenschappelijke onderlegger en waarbij de prioriteiten gelegd worden bij wat bekend is en/of bij de ambities van personen of groepen.
4
De huidige optelsom van activiteiten vertoont hiaten en soms concurreren projecten zelfs in de beeldvorming met elkaar. De verbinding met de raadsprogramma’s is diffuus en de veelal aanbodgerichte opzet past voor dit thema niet meer bij de wijze waarop de gemeente invulling wil geven aan haar kerntaak. Kortom er is nog veel winst te behalen voor NDE door samenhang en prioritering aan te brengen op basis van een heldere gemeentelijke visie. Zo kan het geheel van educatieve activiteiten ook meer worden dan de som van de onderscheiden delen. Een eerste stap daartoe is het scheppen van een helder kader (visie op) voor NDE met duidelijke doelstellingen en criteria waaraan projecten en activiteiten moeten voldoen. Een kader dat ook voor de partners in de stad die met NDE bezig zijn herkenbaar is en onderschreven wordt. Vervolgens kan op basis van inhoudelijke en transparante afwegingen een prioritering tot stand komen. Zo maken we van de huidige lappendeken een samenhangend geheel van NDE waarvan de opbrengsten zoveel mogelijk in meetbare resultaten kunnen worden verantwoord. Dit is zowel voor (blijvend) politiek draagvlak voor NDE als voor het draagvlak bij burgers en organisaties van belang. Voor de huidige en toekomstige projecten en activiteiten betekent dit dat zij langs een meetlat van criteria gelegd worden en beoordeeld worden op hun bijdrage aan de geformuleerde doelen en opbrengsten voor NDE. 4. Doelgroepen voor NDE Binnen het brede gebied van de vijf pijlers zijn een drietal hoofdgroepen te onderscheiden waarop NDE zich richt.
Bedrijven/organisaties: bedrijven zijn het hart van de bedrijvigheid in de stad. Zij bestrijken met hun beleid en bedrijvigheid meerdere en soms alle van de genoemde pijlers. Naast wet- en regelgeving en het faciliteren van duurzame gedrag zijn educatieve vormen van gedragsbeïnvloeding belangrijk. Dit kan gaan van informeren tot bijvoorbeeld organiseren van kenniskringen die met elkaar goede voorbeelden van duurzaam ondernemen delen en het aansluiten van NDE op ontwikkelingen binnen MVO (Maatschappelijk Verantwoord ondernemen). Volwassenen Zij maken ruim 80% van de bevolking uit. Zij zijn veelal nog niet van jongs af aan opgevoed met deze doelstellingen. Door hun gedrag te beïnvloeden is er nog veel winst te behalen en kunnen zij ook voor jongeren meer dan nu een voorbeeldfunctie vervullen. Kinderen en jongeren in de leeftijd van 0 – 18 jaar. Zij zijn nog het meest beïnvloedbaar op houding en gedrag. Hierbij geldt jong geleerd, oud gedaan. Daarbij is het ook interessant naast en aanvullend op het onderwijs educatieve activiteiten te stimuleren, te meer daar het onderwijs met een vol curriculum kampt. Bij andere organisaties en in wijken, in buitenschoolse activiteiten, liggen veel ambities om die vrije tijd educatief - anders dan de school - in te vullen. In dat anders en samen met andere partners liggen interessante mogelijkheden voor NDE.
5
5. NDE vraagt een benadering gericht op participatie Duurzaamheidsvragen zijn complex en niet eendimensionaal. Het vraagt van mensen/bedrijven en organisaties dat men zicht heeft op samenhang, risico’s kunnen schatten, langetermijndenken. Het raakt tevens aan waarden en visie op de samenleving en daardoor kent NDE een andere educatieve dynamiek en lenen duurzaamheidsthema’s zich meer voor een educatieve benadering gebaseerd op participatie, ook wel aangeduid met participatief leren of dialogisch leren. Dit leren staat voor leren door mee te doen, te beleven, dialoog en daardoor enthousiast te worden voor ander gedrag, dit gedrag eigen te maken en in dit gedrag rekening te houden met de belangen van anderen, ook in een verre toekomst. Prof. Arjan Wals, Shaping the Education of Tomorrow (2012) verwacht dat leren over duurzame ontwikkeling in het onderwijs leidt tot een (andere) participatie van leerlingen en daarmee zelfs de aanzet geeft tot grote veranderingen in educatie en onderwijs. Hij concludeert dat de nieuwe onderwerpen die zich met het onderwerp duurzaamheid aandienen vragen om andere lesmethoden en om fundamenteel andere (ver)houdingen in de klas. Al eerder betoogden in De kroon op het werk (2002), een essaybundel van VROM, OCW en LNV prof. Rotmans en prof. Van der Vaart aan dat vormen van participatief leren bij uitstek geschikte vormen zijn van leren voor duurzaamheid.
Participatief leren verwijst er ook naar dat doelen voor duurzaamheid meer “losgemaakt” worden van de overheid en doelen van de burgers en bedrijven worden. Dit past goed in het beeld van de autonome burger die wel betrokken wil worden, maar niet betutteld en in staat is zelf zijn afwegingen te maken en daarop ook wil worden aan gesproken. Daarmee sluit een participatieve benadering van NDE ook naadloos aan bij de kerntakendiscussie van de gemeente en de taakverdeling tussen burger en overheid. . 6. NDE in het basis- en voortgezet onderwijs Op het gebied van NDE zijn voor het onderwijs in de wet zogeheten kerndoelen opgenomen. Kerndoelen zijn streefdoelen die aangeven wat de leerlingen aan het eind van een bepaalde periode in het onderwijs (onderbouw, bovenbouw) moeten kennen. De school bepaalt hoe dat gebeurt. Voor de leergebieden Mens en Maatschappij en Mens en Natuur zijn streefdoelen opgesteld wat kinderen en jongeren geleerd moeten hebben op het gebied van natuur. Voorbeeld: Kerndoel 30 onderbouw VO De leerling leert dat mensen, dieren en planten in wisselwerking staan met elkaar en hun omgeving (milieu), en dat technologische en natuurwetenschappelijke toepassingen de duurzame kwaliteit daarvan zowel positief als negatief kunnen beïnvloeden.
De verbinding en aanvulling van NDE op de kerndoelen dient meegenomen te worden in de verdere uitwerking.
6
7. Consultatie van het veld Met een aantal sleutelfiguren uit het veld heeft een eerste consultatie plaats gevonden over de invulling van NDE. Daarbij is geïnventariseerd wat er door diverse partijen al gebeurt op dit terrein en welke rol zij weggelegd zien voor de gemeente (zie bijlage 2 voor geconsulteerde partijen). De bijeenkomst leerde dat er door veel partijen al veel activiteiten en in een brede range ondernomen worden op dit terrein. De consultatie van het veld leverde de volgende inzichten en adviezen op. 1. Zorg vanuit de gemeente voor een heldere visie op duurzaamheid en NDE. 2. Stimuleer vanuit de gemeente NDE voor een brede doelgroep, niet beperkt tot jeugd. 3. Er is vooral behoefte aan een faciliterende rol van de gemeente. “ Maak mogelijk dat …” o Organiseer bijeenkomsten met allerlei partijen in de stad om samen concreet aan de slag te gaan. o Stimuleer dat veel partijen in een brede range van activiteiten aan de slag gaan. 4. Zorg voor een goede verbinding van dit thema met innovatie en techniek om optimaal de doelstellingen voor duurzaamheid te ondersteunen. De uitkomsten van de bijeenkomst zijn nog een keer teruggelegd bij deze groep sleutelfiguren. Bij de verdere invulling naar een samenhangend NDE zullen de partners betrokken blijven. In de verschillende stadia zullen zij hun zienswijze en op- en aanmerkingen als critical friend aan de gemeente leveren om tot een optimale invulling van NDE te komen. De gemeente draagt er zorg voor dat de activiteiten voor NDE die vanuit de gemeente geïnitieerd en gefaciliteerd worden zo goed mogelijk aansluiten bij wat er al gebeurt in het veld, zodat sprake is van verbinden en versterken. 8. Waar wil de gemeente aan bijdragen Om tot keuze en samenhang te komen voor NDE- activiteiten en projecten en tot een onderbouwde prioritering moeten projecten en activiteiten aan bepaalde voorwaarden en/of criteria voldoen. Daarvoor is het belangrijk dat zowel de bestaande als toekomstige projecten en activiteiten tegen het licht gehouden worden en dat daarnaast kritisch gekeken wordt welke groepen of organisaties nu niet bediend worden, maar waarop NDE-activiteiten zich wel moeten richten. Zo dient er beargumenteerd een samenhangend geheel van NDE-activiteiten voor Eindhoven beschreven te worden en vastgesteld. Vereiste is in ieder geval dat NDE-activiteiten bijdragen aan de programmadoelstellingen van de betrokken raadsprogramma’s (zie bijlage 1). Daarnaast worden een aantal aanvullende criteria vastgesteld die meegewogen worden om tot een (verdere) prioritering te komen van activiteiten en projecten binnen het NDE-programma. Op welke wijze deze criteria straks meewegen wordt nader uitgewerkt. Een lijst van mogelijke criteria is als bijlage 3 toegevoegd aan deze notitie.
7
9. Budget en financiële uitgangspunten Denkend vanuit de inhoud en kwaliteit leiden de voorafgaande elementen tot een gewenst raamwerk van activiteiten voor natuur- en duurzaamheidseducatie en de daaraan verbonden benodigde investeringen. Dan komen vervolgens tevens de vragen aan de orde als: wat zijn de consequenties van afbouw of schrappen van activiteiten? Op welke termijn? Kunnen deze budgetten opnieuw ingezet worden voor nieuwe activiteiten of dienen deze bezuinigd te worden? Er zijn voor nieuwe activiteiten in de diverse raadsprogramma’s middelen beschikbaar onder de in deze notitie geformuleerde voorwaarden. Bij de nadere uitwerking worden in elk geval de mogelijkheden tot besparing door herschikking (inverdienen) meegenomen. Dit kan op de volgende manieren:
afbouwen van de financiering van activiteiten en projecten die de gemeente niet meer tot haar kerntaak rekent; vaststellen van wat doen we niet meer als gemeente, maar is wel interessant om te investeren in overdracht naar bv vrijwilligers; voor welke activiteiten kunnen slimme verbindingen gemaakt worden met de private sector (bv ondernemerschap en educatie rondom het MEC); met welke NDE activiteiten kunnen we andere (sociale) domeinen verbinden (inzetten werklozen, re-integratie, andere educaties, maar ook scholen hebben veel “handjes”); aan welke NDE-activiteiten geeft de gemeente zelf prioriteit (op basis van criteria) en wil ze aanjagen met gemeentelijke middelen, omdat andere partijen het (nog) niet kunnen of willen doen. Te denken valt aan promoten van nieuw beleid met een hoge prioriteit.
NME Parkstad Bij adoptie 'adopteert' een groep of de hele school een landschapselement, liefst zo dicht mogelijk bij de school. Voorbeelden zijn een stukje bos, een poel, een plantsoen, een holle weg of een houtwal. Het adoptiegebied vormt het uitgangspunt voor de NME lessen van de school: activiteiten op dit gebied worden indien mogelijk naar dit buitengebied verplaatst. Heerhugowaard Heerhugowaard heeft de activiteiten van het MEC gedigitaliseerd
Bij de uitwerking van deze notitie worden de financiële spelregels en de mogelijkheden tot besparingen verder uitgewerkt. Aandachtspunt is dat NDE gaat over educatie. Educatie is (net als onderwijs) een investering om een (later) doel te bereiken. Dat betekent dat de profit van educatie enige doorlooptijd heeft. Het
8
gaat over verandering van het gedrag en behoudens sommige vormen van lik-op-stuk (beloning of straf) kost dat tijd. Dus investeren in educatie is een investering in gewenst toekomstig gedrag.
9
Bijlage 1 Gemeentelijke doelstellingen op het gebied van een gezonde leefomgeving, verwoord in diverse programma’s van milieu, natuur en duurzaamheid. Uit de raadsprogramma’s 8.3 Groen en recreatievoorzieningen; 8.4 Water; 8.5 Milieu en 8.8 Duurzaamheid. 8.3 Groen- en recreatievoorzieningen Hoofddoelstelling: Het ontwikkelen en behouden van een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur met de daarin passende gebruiks- en natuurfuncties. Het bouwen aan en beheren van groen als essentieel en karakteristiek onderdeel van de aantrekkelijke woon- en werkomgeving van Eindhoven. Subdoelstellingen: 1 ruimtelijke kwaliteit van de stad: Groene bijdrage aan de beleving, imago en identiteit van de stad. Handhaven, versterken en ondersteunen van de ruimtelijke structuur en de aantrekkelijkheid van de stad met groene middelen. Van de ligging in het Brabants landschap, de relaties met de regio, de drie groene wiggen op stedelijk niveau, de structuur van wijkparken en buurtparken, tot de lanen en het fijnmazige groen op pleinen en in de straten. 2 gebruik van groen, voor recreatie, ontspanning en beweging Bieden van mogelijkheden tot spelen, wandelen, bewegen en ontmoeten in het groen. Van kleinschalige voorzieningen nabij de woon-, school en werkomgeving tot ruimere voorzieningen per buurt, stadsdeel, als ook voor de stad en regio als geheel. 3 natuur en biodiversiteit Handhaven en versterken van de natuurwaarden uitgaande van de stedelijke context. 4 samenwerking, educatie en communicatie Samenwerking met en het benutten van anderen, zoals medeoverheden, bedrijven, burgers en belangengroepen versterkt de effectiviteit van het groenprogramma en kan draagvlak en betrokkenheid bij de resultaten aanzienlijk vergroten. 8.4 Water Doelstelling: Beschermen van de volksgezondheid en het milieu en het leveren van een bijdrage aan het in stand houden en verbeteren van een goede leefomgeving.
10
8.5 Milieu Doelstelling: Het milieubeleid in Eindhoven is gericht op: - integrale verbetering van de lokale milieukwaliteit en bijdrage aan leefbaarheid; - bijdragen aan het oplossen van milieuproblemen op hogere schaalniveau’s (o.a. klimaat, duurzaamheid); - duurzame ontwikkeling van de stad 8.8 Duurzaamheid Duurzaam betekent toekomstbestendig. Eindhoven wil een duurzame stad zijn. Een stad waar het prettig wonen, werken en verblijven is, nu en in de toekomst. Om dat te bereiken, moeten de pijlers mensen, milieu en economie (people, planet, profit) met elkaar in evenwicht zijn. Om een duurzame gemeente te worden, moeten alle partijen in de stad hun bijdrage leveren. De gemeente zal hierin een voorbeeldfunctie vervullen en partijen in de stad informeren en stimuleren dit gedrag over te nemen.
11
Bijlage 2
Geconsulteerde sleutelfiguren uit het veld.
Berend Aanraad, The Natural Step Nederland, directeur
Andrea Teeuwisse, Syntens, innovatieadviseur
Joop van Hout, Trefpunt Groen Eindhoven, coördinator.
Tamara Meerman, Stichting Duurzaam Eindhoven, duurzaamheidsmakelaar
Peter Notten, Korein, directeur-bestuurder
Geert Verbong, Tue, innovatiewetenschapper en energiehistoricus
Cees Jan Mol, Venture Spring, Chief Interpreter
Ambtelijke begeleidingsgroep gemeente Eindhoven
Angelique van Gemert, coördinator MEC
Vanessa Silvertand, programmamanager Duurzaamheid
Hans Verhoeven, programmaleider Milieu
Roel den Dikken, programmaleider Groen
Frank van Swol, afdelingshoofd Groen en water
Rapport en extern adviseur Pieter Dekkers, Berenschot
12
Bijlage 3
Lijst mogelijke criteria Criteria voor NDE:
leggen verbinding met andere relevante gebieden, zodat samenhang van grotere gehelen bevorderd wordt. Hier wordt vooral gedacht aan techniek en innovatie en andere speerpunten zoals design en voedsel maar ook biodiversiteit, natuurbeheer en sociaaleconomische ontwikkelingen; zijn dynamisch/ vliegwielfunctie. Ze brengen gewenste ontwikkelingen/gedrag op gang en jagen en/of jagen deze aan. Doel is dat bij succes betrokken partijen (burgers, organisaties, bedrijven) gedrag of werkwijze structureel overnemen; zijn actueel; voldoen waar kan aan het criteria van participatie en gericht op het bevorderen van het gewenste gedrag; maken zichtbaar in welke mate projecten beheerdoelen kennen en een educatieve component; verhogen de zichtbaarheid van de programma’s in de wijken/buurt en de stad; zijn waar mogelijk bewezen effectief (evidence based); te verwachten spin-off; het bereik (kwantiteit en kwaliteit, nieuwe doelgroepen, omvang te bereiken groep); zijn meetbaar: kwalitatief en/of kwantitatief; worden gemonitord.
13