Regionaal Opleidingsplan revalidatiegeneeskunde
Onderwijs + Opleidings Regio Zuid-Oost Nederland
Versie: 09-2012
Inhoudsopgave 1. Inleiding............................................................................................................................. 4 2. Structuur regionale opleiding ............................................................................................. 5 2.1 Inhoud en structuur van de regionale opleiding ............................................................... 5 2.2 Opleidingsschema Circuit OOR ZON............................................................................... 7 3. Methoden van onderwijs (nog aanpassen) ...................................................................... 10 3.1 Leermomenten en stijlen ............................................................................................... 10 3.2 Cursorisch onderwijs ..................................................................................................... 10 3.2.1 landelijke scholing ...................................................................................................... 10 3.2.2 regionaal / circuit onderwijs ........................................................................................ 10 3.2.3 locatiegebonden onderwijs ......................................................................................... 11 3.2.4 Overige opleidingsactiviteiten ..................................................................................... 11 4. Thema’s binnen de opleiding........................................................................................... 12 4.1 Lijnleren......................................................................................................................... 12 4.1.1 Functionele diagnostiek .............................................................................................. 13 4.1.2 Prognostiek ................................................................................................................ 14 4.1.3 Opstellen en uitvoeren behandelplan.......................................................................... 15 4.1.4 Multidisciplinaire bespreking ....................................................................................... 16 4.1.5 Slecht nieuwsgesprek................................................................................................. 17 4.1.6 Afronding / overdracht ................................................................................................ 18 4.1.7 Wetenschappelijk onderzoek ...................................................................................... 19 4.2 Blokleren ....................................................................................................................... 20 4.2.1 Niet aangeboren hersenletsel ..................................................................................... 21 4.2.2 Dwarslaesie................................................................................................................ 21 4.2.3 Neuromusculaire aandoeningen ................................................................................. 22 4.2.4 Amputatie onderste extremiteit ................................................................................... 22 4.2.5 Gewrichtsgerelateerde aandoeningen ........................................................................ 23 4.2.6 Chronische pijn........................................................................................................... 23 4.2.7 Multitrauma................................................................................................................. 24 4.2.8 Kinderrevalidatie......................................................................................................... 24
2
4.3 Relatie klinische setting en thema’s regionaal opleidingscircuit ..................................... 25 5. Toetsing .......................................................................................................................... 26 5.1 Voortgangs- en beoordelingsgesprekken ...................................................................... 26 5.2 360° graden beoordeling ........................ ....................................................................... 26 5.3 Zelfreflectie.................................................................................................................... 26 5.4 Critical Appraised Topic (CAT) ...................................................................................... 26 5.5 Korte Praktijk Beoordeling (KPB)................................................................................... 26 5.6 Portfolio ......................................................................................................................... 26 5.7 Schriftelijke (voortgangs)toets........................................................................................ 27 5.8 Referaten ...................................................................................................................... 27 6. Wetenschappelijk onderzoek........................................................................................... 28 6.1 Visie wetenschappelijk onderzoek binnen de opleiding ................................................. 28 6.2 Onderwerpen en thema’s .............................................................................................. 28 6.3 Didactische elementen en voorwaarden ........................................................................ 29 6.4 Stappenplan .................................................................................................................. 30 7. Kwaliteit........................................................................................................................... 33 7.1 Docentprofessionalisering ............................................................................................. 33 7.2 Beoordeling stageplaats ................................................................................................ 33 7.3 Beoordeling opleiders.................................................................................................... 33 Overlegstructuur.................................................................................................................. 34 Bijlagen ............................................................................................................................... 35
3
1. Inleiding Voor u treft u de vernieuwde versie van het Regionaal Opleidingsplan van Circuit Onderwijs en Opleidings Regio Zuid-Oost Nederland (OOR ZON) aan. Dit opleidingsplan is opgesteld in het kader van de recente vernieuwingen van de medische vervolgopleidingen. Met ingang van 1 januari 2011 zijn het nieuwe kaderbesluit van Centraal College Medische Specialismen (CCMS) en het nieuwe specifieke besluit revalidatiegeneeskunde in werking getreden. Voor meer informatie wordt er verwezen naar de volgende link: Opleiding revalidatiegeneeskunde. Dit regionale opleidingsplan omschrijft de samenwerking met revalidatiecentrum Adelante, Maastricht UMC (MUMC), Atrium MC, VieCuri MC, revalidatiecentrum Revant en Amphia ziekenhuis. Er heeft een vertaalslag plaats gevonden van het nationaal opleidingsplan Beschrijving Eerste Toetsbare Eindtermen Revalidatiegeneeskunde (BETER) naar de regionale opleidingssituatie van Circuit OOR ZON. De aios (arts in opleiding tot specialist) kan met behulp van het nationale, regionale en lokale plan zijn individuele opleidingsplan (POP) samenstellen.
Figuur 1: verband tussen landelijk/regionaal/lokaal opleidingsplan
Het landelijk opleidingsplan BETER, kaderbesluit CCMS en specifiek besluit revalidatiegeneeskunde zijn gebruikt als basis voor het vormgegeven van het regionale opleidingsplan. Hierdoor is alleen specifieke informatie opgenomen in het regionale opleidingsplan die van toepassing is op de opleidingssituatie van Circuit OOR ZON. Voor meer informatie over het landelijk opleidingsplan BETER wordt er verwezen naar de volgende link: Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen - Opleidingsplan. Doelstellingen van de opleiding Met het nieuwe kaderbesluit en specifiek besluit revalidatiegeneeskunde is daarmee het competentiegericht opleiden ingevoerd. De opleiding revalidatiegeneeskunde is gericht op het verwerven van de door het CCMS vastgestelde algemene en specialisme gebonden competenties, waarbij de specialisme gebonden competenties worden verworven op de bijbehorende bekwaamheidsniveaus per specialisme. De specialisme gebonden competenties zijn per medisch specialisme vastgelegd in het specifieke besluit. De algemene competenties bevatten onderwerpen ten aanzien van medisch handelen, communicatie, samenwerking, kennis en wetenschap, maatschappelijk handelen, organisatie en professionaliteit.
4
2. Structuur regionale opleiding 2.1 Inhoud en structuur van de regionale opleiding De inhoud en de structuur van de Opleiding Revalidatiegeneeskunde is weergegeven in een opleidingsschema. De vierjarige opleiding Revalidatiegeneeskunde van Circuit OOR ZON bestaat uit de volgende geplande opleidingsonderdelen: 1. Eénentwintig maanden opleiding bij Adelante (klinische revalidatie behandeling volwassenen (KRB), poliklinische revalidatie behandeling volwassenen (PRB) en poliklinisch spreekuur volwassenen / eerste polikliniek bezoeken (EPB). De aios doorloopt 4 periodes van 5 maanden gevolgd door 1 maand verdieping of verbreding. De eerste maanden zal de aios zich hoofdzakelijk bezig houden met KRB volwassenen. Nadien zal de aios zich ook bezig houden met PRB volwassenen en EPB volwassenen. Het circuit met Revant vormt hierop een uitzondering: in deze variant volgt de aios 3 periodes van 5 maanden in bij Adelante waarbij hoofdzakelijk klinische revalidatie volwassenen aan bod komt. 2. Zes maanden opleiding in revalidatiecentrum Adelante of VieCuri Medisch Centrum dan wel negen maanden in revalidatiecentrum Revant voor kinderrevalidatie ( KRB kinderen en / of PRB kinderen en EPB kinderen). 3. Zes maanden opleiding in het Maastricht Universitair Medisch Centrum (MUMC) (academische profilering in de ziekenhuisrevalidatie: PRB volwassenen, intercollegiale consulten (ICC) volwassenen en EPB volwassenen). 4. Eén jaar opleiding in een algemene ziekenhuisrevalidatie in Atrium / VieCuri / MUMC en dan wel 15 maanden bij Revant - Amphia (ICC volwassenen, PRB volwassenen en EPB volwassenen). 5. Drie maanden differentiatiestage in het kader van de opleidingsetalage: http://www.opleidingsetalage.nl . De aios kan deze periode naar eigen keuze in vullen bij een van de opleidingsinstellingen binnen het opleidingscircuit. Ook is het mogelijk deze periode te besteden aan verdieping in onderzoek. In principe bestaat ook de mogelijkheid de differentiatiestage bij een andere erkende opleidingsinstelling voor revalidatiegeneeskunde of een andere erkende medische vervolgopleiding te volgen; de opleidingsinstellingen binnen het circuit revalidatiegeneeskunde OOR-ZON kunnen dergelijke stages echter niet voor de aios regelen. De leerinhoud van de opleiding bestaat uit: -
Acht thema’s zoals beschreven in het landelijk opleidingplan BETER beginnend op pagina 25; Zeven kernactiviteiten zoals beschreven in het landelijk opleidingsplan BETER beginnend op pagina 48; Zeven CanMeds competenties zoals beschreven in het landelijk opleidingsplan BETER op pagina 8. Toetsing van de competenties vindt plaats aan de hand van formatieve toetsen en summatieve toetsen. De tabel op pagina 6 van dit regionaal opleidingsplan geeft een overzicht van de beschreven leerinhoud van de opleiding.
5
Opbouw leerinhoud Opleiding revalidatiegeneeskunde
Leren
8 thema’s: -
Niet aangeboren hersenletsel
-
Dwarslaesie
-
Neuromusculaire aandoeningen
-
Amputatie onderste extremiteit
-
Gewrichtsgerelateerde aandoeningen
-
Chronische pijn
-
Multitrauma
-
Kinderrevalidatie
7 kernactiviteiten: -
Functionele diagnostiek
-
Prognostiek
-
Opstellen en uitvoeren behandelplan
-
Multidisciplinaire bespreking
-
Slecht nieuwsgesprek
-
Afronding / overdracht
-
Wetenschappelijk onderzoek
7 competenties: -
Medische handelen
-
Communicatie
-
Kennis en wetenschap
-
Samenwerking
-
Maatschappelijk handelen
-
Professionaliteit
-
Organisatie
7 vormen van formatieve toetsen:
2 vormen van summatieve
-
Voortgangsgesprek
toetsen:
-
360 graden beoordeling
-
Geschiktheidsbeoordeling
-
Zelfreflectie
-
Kennistoets (landelijk)
-
Critical Appraised Topic (CAT)
-
Korte Praktijk Beoordelingen (KPB’s)
-
Voordracht wetenschappelijke
Toetsen
vereniging of auteur peer-reviewed artikel
Beheersing 7 CanMeds Competenties voor Revalidatiearts
Resultaat
6
2.2 Opleidingsschema Circuit OOR ZON In onderstaande tabel staat een overzicht van opleidingsjaar 1 & 2 van de opleiding revalidatiegeneeskunde van Circuit OOR ZON: Opleidingsjaar 1 & 2 Revalidatiecentrum Adelante Volwassenen 21 maanden Opleidingsinhoud Maand 1-21: -
KRB volwassenen;
-
PRB volwassenen;
-
EPB volwassenen. leerinhoud
Iedere periode maximaal 2 themakaarten gekoppeld aan de diagnosegebonden behandelteams: volgorde kan wisselen. -
Maand 1 – 5:
Themakaart 1: NAH / themakaart 3: neuro-musculaire aandoeningen -
Maand 6 – 10:
Themakaart 2: dwarslaesie -
Maand 11 – 15:
Themakaart 4: amputatie onderste extremiteit / themakaart 7: multitrauma -
Maand 16 – 20:
Themakaart 6: chronische pijn / themakaart 5: gewrichtsgerelateerde aandoeningen -
Maand 21:
OTO (onderzoek tijdens opleiding) Toetsen Formatieve toetsen per 5 maanden: - 2 x voortgangsgesprek - 1 x 360 graden beoordeling - continue zelfreflectie - 1 x CAT - 6 x KPB Summatief: e
- 1 x geschiktheidsbeoordeling in de 12 maand - 1 x kennistoets per 6 maanden, vanaf maand 13.
7
In onderstaande tabel staat een overzicht van opleidingsjaar 2 & 3 van de opleiding revalidatiegeneeskunde van Circuit OOR ZON: Opleidingsjaar 2 & 3
Opleidingsjaar 3
Revalidatiecentrum Adelante / VieCuri / Revant
Maastricht UMC volwassenen
kinderen 6 maanden
6 maanden
Opleidingsinhoud
Opleidingsinhoud
Maand 22 – 27:
Maand 28 – 33:
-
EPB kinderen;
-
ICC volwassenen;
-
PRB kinderen;
-
EPB volwassenen;
-
KRB kinderen.
-
PRB volwassenen.
Leerinhoud
Leerinhoud
- Themakaart 8: kinderen
- Themakaart 1: NAH - Themakaart 2: dwarslaesie - Themakaart 3: neuro-musculaire aandoeningen - Themakaart 4: amputatie onderste extremiteit - Themakaart 5: gewrichtsgerelateerde aandoeningen - Themakaart 6: chronische pijn - Themakaart 7: multitrauma
Toetsen
Toetsen
Formatieve toetsen per 6 maanden:
Formatieve toetsen per 6 maanden:
- 1 x voortgangsgesprek
- 1 x voortgangsgesprek
- 1 x 360 graden beoordeling
- 1 x 360 graden beoordeling
- continue zelfreflectie
- continue zelfreflectie
- 1 x CAT
- 1 x CAT
- 6 x KPB
- 6 x KPB
Summatief:
Summatief: e
- 1 x geschiktheidsbeoordeling in de 24 maand
- 0 x geschiktheidsbeoordeling
- 1 x kennistoets per 6 maanden
- 1 x kennistoets per 6 maanden
8
In onderstaande tabel staat een overzicht van opleidingsjaar 3 & 4 van de opleiding revalidatiegeneeskunde van Circuit OOR ZON: Opleidingsjaar 3 & 4
Opleidingsjaar 4
Atrium / VieCuri / MUMC / Revant – Amphia
Differentiatiestage
volwassenen 12 maanden
3 maanden
Opleidingsinhoud
Opleidingsinhoud
Maand 34-43:
Maand 44, 45 en 46:
-
ICC volwassenen;
-
EPB volwassenen;
-
PRB volwassenen.
- afhankelijk van de keuze
Leerinhoud
Leerinhoud
- Themakaart 1: NAH
Thema’s en opleidingsinstelling zijn naar keuze.
- Themakaart 2: dwarslaesie - Themakaart 3: neuro-musculaire aandoeningen - Themakaart 4: amputatie onderste extremiteit -Themakaart 5: gewrichtsgerelateerde aandoeningen - Themakaart 6: chronische pijn - Themakaart 7: multitrauma Toetsen
Toetsen
Formatieve toetsen per 12 maanden:
Formatieve toetsen:
- 2 x voortgangsgesprek
-
1 x voortgangsgesprek
- 2 x 360 graden beoordeling
-
Continue zelfreflectie
- continue zelfreflectie
-
1 x CAT
- 2 x CAT
-
3 x KPB
- 12 x KPB - 1 x beoordeling cursorisch onderwijs
Summatief:
Summatief: e
- 1 x geschiktheidsbeoordeling in de 36 maand
-
C- Formulier
- 2 x kennistoets
Alle vormen van toetsing met de benodigde formulieren wordt verder uitgewerkt in hoofdstuk 5 van dit regionaal opleidingsplan. Voor meer uitleg over de themakaarten wordt verwezen naar hoofdstuk 4.
9
3.
Methoden van onderwijs
3.1 Leermomenten en stijlen Het onderwijs tijdens de opleiding tot revalidatiearts kan onderverdeeld worden in onderwijs tijdens de patiëntenzorg (praktijkonderwijs) en onderwijs buiten de patiëntenzorg (cursorisch onderwijs). Het aanleren van vaardigheden tijdens onderwijs gebeurd op verschillende wijzen. Kolb1 deed onderzoek naar de verschillende manieren van leren van mensen. Hij onderscheidde er vier, die hij als fasen afhankelijk van elkaar kon vastleggen. Deze vier leerfasen kunnen worden beschreven in termen van vaardigheden die bij die fasen horen. De eerste fase is concreet en ervaren. Daarna komt waarnemen en overdenken. Vervolgens treedt begripsvorming op, waarna men kan gaan experimenteren. Deze vier fasen volgen logisch op elkaar: als je iets meemaakt (ervaring) is het belangrijk daarna je ervaringen te overdenken (reflectie) en te veralgemeniseren (begripsvorming). Men kan dan een aanpak bedenken waarmee je een overeenkomstige gebeurtenis tegemoet kan treden (experimenteren). Dat betekent dat een AIOS in het begin van de opleiding vaak onder supervisie zal werken. In de loop van de opleiding zal de AIOS meer vrijheid van handelen krijgen. 3.2 Cursorisch onderwijs In het onderwijsaanbod zijn drie niveaus te onderscheiden namelijk landelijk, regionaal / circuit en lokaal. Het cursorisch onderwijs vindt op verscheidende plaatsen en in diverse vormen plaats. 3.2.1 landelijke scholing Hieronder vallen de door de VRA-scholingscommissie georganiseerde 1e jaars en oudere jaars basiscursussen. Deze cursussen zijn verplicht in het kader van de opleiding, hierdoor worden de reis- en verblijfskosten vanuit de opleiding betaald. De 1e jaars basiscursus wordt binnen het circuit vooraf gegaan door de 1e jaarspresentatie, waarbij de 1e jaars AIOS op een creatieve wijze de te bestuderen stof presenteren. Voor een volledig overzicht van de scholingsactiviteiten van de VRA zie de volgende hyperlink: http://www.revalidatiegeneeskunde.nl/opleiding_en_onderzoek/scholingsprogramma 3.2.2 regionaal / circuit onderwijs Circuit Limburg organiseert regionale onderwijsactiviteiten, zoals: refereeravonden en circuit onderwijsmiddagen. Maandelijks worden er refereeravonden georganiseerd op de tweede donderdag van de maand. Verantwoordelijk voor de organisatie hiervoor is de refereercommissie, waarin twee revalidatieartsen en twee arts-assistenten in opleiding zitting hebben. De oudste van de artsassistenten in opleiding fungeert als secretaris van de commissie. Eén van de taken van de refereercommissie is een half jaarlijks overleg te organiseren met het opleidersoverleg. Het
Uit: “Learning styles and disciplinary differences’. The Modern American College. Door: Kolb, D.A. (1981).
1
10
programma van een referaatavond bestaat uit twee referaten van 20 minuten. Dit staat vaak in het teken van een presentatie van grote en kleine studie onderwerpen, tijdschriftreferaten en onderbouwde casuïstiek. De refereercommissie stelt een verplichtend rooster op, waaraan alle revalidatieartsen aan deelnemen. 3.2.3 locatiegebonden onderwijs De verschillende afdelingen, participerend in het opleidingscircuit van Circuit Limburg, hebben eigen onderwijsmomenten. Voor een overzicht van dit onderwijs verwijzen we naar de lokale opleidingsplannen. 3.2.4 Overige opleidingsactiviteiten Overige opleidingsactiviteiten zijn onder andere: •
Cursorisch onderwijs waarbij de organisatie en themakeuze door de arts-assistenten in opleiding zelf plaats vinden. Relevante sprekers worden hiertoe uitgenodigd. Een breed scala wordt bestreken via uitgenodigde revalidatieartsen, paramedici, management, leveranciers en consulenten.
•
Bijeenkomst Aios Klinisch Onderzoek (BAKO). Het BAKO is onder te verdelen in onderwijsmiddagen en wetenschappelijk onderwijs. De organisatie van de onderwijsmiddagen ligt in handen van de onderwijscommissie, welke momenteel bestaat uit twee revalidatieartsen en twee arts-assistenten in opleiding. De onderwijsmiddagen zijn thematisch van opzet, waarbij naast de invulling van deze middag door een revalidatiearts en arts-assistent in opleiding, veelal ook gastsprekers worden uitgenodigd. De organisatie van het wetenschappelijk onderzoek ligt in handen van de overlegcommissie wetenschappelijk onderzoek. De overlegcommissie wetenschappelijk onderwijs heeft een overzicht gemaakt, waarbij uitgegaan wordt van 3-jaarse cyclus met 6 perioden van een half jaar. In iedere periode worden 5 of 6 bijeenkomsten georganiseerd op de maandag van 13.30 tot 15.30 uur.
•
Bezoek aan congressen en symposia, mits relevant voor de fase van de opleiding (betrokkenheid bij een bepaalde diagnosegroep), te beoordelen door de opleider waarna verplichte presentatie hiervan tijdens één van de refereeravonden of artsenoverleg. Buitenlands congresbezoek is afhankelijk van eigen wetenschappelijk onderzoek. Als een abstract van eigen onderzoek geaccepteerd wordt en leidt tot een presentatie of een poster, dan is congresdeelname mogelijk.
11
4. Thema’s binnen de opleiding 4.1 Lijnleren Binnen het specialisme revalidatiegeneeskunde zijn een aantal kernactiviteiten (functionele diagnostiek, prognostiek, opstellen behandelplan, multidisciplinaire teambespreking, slecht nieuwsgesprek, overdracht- en ontslaggesprek en wetenschappelijk onderzoek) te benoemen die bij de behandeling van alle patiënten terugkomen. De specialisme gebonden competenties (medisch handelen, communicatie, samenwerking, kennis en wetenschap, maatschappelijk handelen, organisatie en professionalisering) staan beschreven in het Besluit revalidatiegeneeskunde CCMS 2010. De competenties ten aanzien van de kernactiviteiten worden gedurende de gehele opleiding ontwikkeld. Per opleidingsjaar is aangegeven op welk niveau de kernactiviteiten per competenties van de AIOS zich moet bevinden.
12
4.1.1 Functionele diagnostiek Competenties
Jaar 1
Jaar 2
Jaar 3
Jaar 4
1. Medisch handelen
AIOS neemt kennis van de systematiek en het vertalen van de medische diagnose naar de functionele (revalidatie) diagnose.
AIOS kan zelfstandig na voorbespreking met een supervisor een functionele (revalidatie) diagnose opstellen.
AIOS kan zelfstandig een functionele (revalidatie) diagnose opstellen en verantwoorden naar een supervisor.
AIOS is in staat de systematiek van de functionele (revalidatie) diagnostiek over te dragen naar een coassistent of een collega arts. AIOS kan met verwijzende specialisten discussie voeren over revindicatie.
2. Communicatie
AIOS neemt kennis van de analyse en uitleg met betrekking tot de functionele (revalidatie) diagnostiek.
AIOS kan zelfstandig na voorbespreking met een supervisor een functionele (revalidatie) diagnose uitleggen aan de patiënt.
AIOS kan zelfstandig een functionele (revalidatie) diagnose uitleggen aan de patiënt.
AIOS is in staat de systematiek van de functionele (revalidatie) diagnostiek te communiceren naar een coassistent of collega arts.
3. Samenwerking
-
-
-
-
4. Kennis en wetenschap
AIOS neemt kennis van de verschillende revalidatie diagnose methoden zoals SAMPC en RAP en kan deze plaatsen in het ICF model.
AIOS kan in overleg met de supervisor de verschillende diagnostische methoden toepassen binnen het ICF.
AIOS kan volledig zelfstandig de verschillende diagnostische methoden toepassen en binnen het ICF plaatsen.
AIOS is in staat op supervisor niveau uitleg te geven over de verschillende diagnostische methoden en de plaats ervan binnen het ICF.
5. Maatschappelijk handelen
-
-
-
-
6. Organisatie
-
-
-
-
7. Professionalisering
De AIOS volgt de cursus methode van revalidatie.
-
-
-
13
4.1.2 Prognostiek
competenties
Jaar 1
Jaar 2
Jaar 3
Jaar 4
1. Medisch handelen
Begrijpt na overleg met de supervisor de functionele prognose van de patiënt
Kan een functionele prognose opstellen met supervisie vooraf
Kan een functionele prognose opstellen met supervisie achteraf
Kan een coassistent / collega superviseren bij het opstellen van de functionele prognose
2. Communicatie
Voert onder supervisie een gesprek waarin de prognose besproken wordt met een patiënt
Voert een gesprek met patiënt over de prognose met supervisie vooraf
Voert een gesprek met patiënt over zijn prognose met supervisie achteraf
Kan een coassistent / collega superviseren bij een gesprek over de prognose
3. Samenwerking
-
-
-
-
4. Kennis en wetenschap
-
-
-
-
5. Maatschappelijk handelen
Begrijpt na overleg met de supervisor de consequenties van de prognose voor het maatschappelijk functioneren van de patiënt
Bespreekt de consequenties van de prognose voor het maatschappelijk functioneren met de patiënt met supervisie vooraf
Bespreekt de consequenties van de prognose voor het maatschappelijk functioneren met de patiënt met supervisie achteraf
Kan een coassistent / collega superviseren bij een gesprek over de prognose en het maatschappelijk functioneren
6. Organisatie
-
-
-
-
7. Professionalisering
-
-
-
-
14
4.1.3 Opstellen en uitvoeren behandelplan
competenties
Jaar 1
Jaar 2
Jaar 3
Jaar 4
1. Medisch handelen
De aios kan voor een behandelplan de benodigde medische en paramedische gegevens verzamelen en ordenen
De aios kan onder supervisie aan de hand van de verzamelde gegevens een globaal behandelplan opstellen, evalueren en bijstellen
De aios kan onder supervisie aan de hand van de verzamelde gegevens een behandelplan met smart doelen opstellen
De aios kan zelfstandig aan de hand van de verzamelde gegevens een behandelplan met smart doelen opstellen, evalueren en bijstellen
2. Communicatie
De aios kan onder supervisie de inhoud en doel van een enkelvoudige behandeling per discipline aan de patiënt uitleggen
De aios kan onder supervisie de globale inhoud en doel van een multidisciplinaire behandeling aan de patiënt uitleggen
De aios kan onder supervisie de specifieke smart inhoud en doel van een multidisciplinaire behandeling aan de patiënt uitleggen
De aios kan zelfstandig de specifieke smart inhoud en doel van een multidisciplinaire behandeling aan de patiënt uitleggen
3. Samenwerking
De aios kan onder supervisie de inhoud en doel van een enkelvoudige behandeling per discipline coördineren
De aios kan onder supervisie de globale inhoud en doel van een multidisciplinaire behandeling coördineren
De aios kan onder supervisie de specifieke smart inhoud en doel van een multidisciplinaire behandeling per discipline coördineren
De aios kan zelfstandig de specifieke smart inhoud en doel van een multidisciplinaire behandeling per discipline coördineren
4. Kennis en wetenschap
-
-
-
-
5. Maatschappelijk handelen
-
-
-
-
6. Organisatie
De aios krijgt supervisie over de kosten en effectiviteit van het behandelplan
De aios betrekt onder supervisie de kennis over de kosten en effectiviteit bij het opstellen van het behandelplan
De aios stelt het behandelplan onder supervisie op met kennis van de kosten en effectiviteit hiervan
De aios stelt zelfstandig het behandelplan op met kennis van de kosten en effectiviteit hiervan
7. Professionalisering
15
4.1.4 Multidisciplinaire bespreking competenties 1. Medisch handelen 2. Communicatie
Jaar 1 Woont teambesprekingen bij
3. Samenwerking
Voert onder supervisie afspraken naar aanleiding van teambespreking uit
4. Kennis en wetenschap 5. Maatschappelijk handelen 6. Organisatie
-
7. Professionalisering
Kent de rol van de teamleden binnen het teamoverleg voor effectief en doelmatig overleg. Maakt teamverslag onder supervisie Woont teambesprekingen bij
Jaar 2 Koppelt onder supervisie afspraken terug naar patiënt Voert afspraken naar aanleiding van teambespreking zelfstandig uit -
Jaar 3 Koppelt onder supervisie afspraken terug naar patiënt Spreekt andere disciplines aan op niet nakomen afspraken
Jaar 4 superviseert
-
-
Bereidt onder supervisie bespreking voor
Bereidt zelfstandig bespreking voor e
superviseert
Zit teambespreking voor onder supervisie
Zit teambespreking zelfstandig voor en de aios vergadert effectief. Maakt zelfstandig verslag ten behoeve van medische status
superviseert
superviseert
16
4.1.5 Slecht nieuwsgesprek competenties 1. Medisch handelen 2. Communicatie
Jaar 1 Woont slecht nieuwsgesprek bij
Jaar 2 Voert onder supervisie het slecht nieuwsgesprek uit
3. Samenwerking
Verzamelt onder supervisie de benodigde informatie voor het gesprek
Verzamelt zelfstandig de informatie die benodigd is voor het gesprek
4. Kennis en wetenschap 5. Maatschappelijk handelen 6. Organisatie
-
Kijkt met supervisor mee hoe binnen het centrum / afdeling gesprekken voorbereid en georganiseerd worden -
7. Professionalisering
Jaar 4 superviseert
-
Jaar 3 Voert zelfstandig slecht nieuwsgesprek en draagt zorg voor verslaglegging Draagt er zelfstandig zorg voor dat de benodigde informatie voor het gesprek tijdig beschikbaar is en leert daarbij te onderscheiden tussen wat gedelegeerd kan worden en wat zelf gedaan moet worden -
Draagt onder supervisie zorg voor de voorbereiding en organisatie van het gesprek
Bereidt zelfstandig de bespreking voor en zorgt dat organisatie geregeld is
superviseert
-
-
-
superviseert
-
17
4.1.6 Afronding / overdracht competenties 1. Medisch handelen 2. Communicatie
3. Samenwerking
4. Kennis en wetenschap 5. Maatschappelijk handelen 6. Organisatie
7. Professionalisering
Jaar 1 Voert onder supervisie een afrondingsgesprek en overdrachtsbespreking uit Verzamelt onder supervisie de juiste informatie en draagt er (onder supervisie) zorg voor dat informatie op de goede plek terecht komt
Jaar 2
Jaar 3
Jaar 4
Voert zelfstandig overdrachts- en ontslagbespreking uit Draagt zelfstandig zorg voor de oerdracht van informatie op maat voor alle relevante partijen
superviseert
-
Voert met supervisie vooraf een afrondingsgesprek en overdrachtsbespreking uit Verzamelt met supervisie achteraf de juiste informatie en draagt er (onder supervisie) zorg voor dat informatie op de goede plek terecht komt -
-
-
Zorgt er onder supervisie zorg voor dat de organisatie omtrent overdracht en nazorg geregeld zijn (administratief en benodigde zorg en hulpmiddelen) -
Zorgt met supervisie achteraf zorg voor de organisatie omtrent overdracht en nazorg geregeld zijn (administratief en benodigde zorg en hulpmiddelen) -
Draagt zelfstandig zorg voor de organisatie van overdracht en nazorg
superviseert
-
-
superviseert
18
4.1.7 Wetenschappelijk onderzoek competenties 1. Medisch handelen 2. Communicatie
3. Samenwerking 4. Kennis en wetenschap
5. Maatschappelijk handelen 6. Organisatie 7. Professionalisering
Jaar 1 Aios communiceert over de verschillende aspecten van het wetenschappelijk onderzoek zoals epidemiologie en statistiek en teven zijn eigen onderzoeksplannen Aios neemt kennis van de verschillende aspecten van het wetenschappelijk onderzoek zoals epidemiologie en statistiek en maakt een keuze voor het eigen onderzoek -
Jaar 2 Aios kan zijn onderzoeksvoorstel presenteren voor een onderzoekscommissie (eventueel en zo nodig een METC)
Jaar 3 Aios is in staat betreffende het eigen onderzoek te communiceren naar zijn begeleidingscommissie en daarbuiten
Jaar 4 Aios is in staat de resultaten van het eigen onderzoek te presenteren op een (inter)nationaal symposium / congres of middels een paper te publiceren
Aios maakt een onderzoeksvoorstel dat zo nodig door de METC wordt behandeld en gehonoreerd
Aios voert het onderzoek uit in de zin van data verzameling en analyse
Aios rapporteert over de uitkomsten van het verrichte wetenschappelijk onderzoek in een verslag, presentatie of een manuscript bedoeld voor publicatie
-
-
-
De aios volgt basiscursus epidemiologie
In OORverband wordt schrijven van artikel geoefend
-
-
19
4.2 Blokleren Binnen het blokleren gaat het om het afsluiten van de aan de thema’s gerelateerde competenties. De opleiding is inhoudelijk opgedeeld in thema’s waarin de aios zich voldoende dient te bekwamen. De acht thema’s zijn: 1. Niet aangeboren hersenletsel 2. Dwarslaesie; 3. Neuromusculaire aandoeningen; 4. Amputatie onderste extremiteit; 5. Gewrichtsgerelateerde aandoeningen; 6. Chronische pijn; 7. Multitrauma; 8. Kinderen. De opleiding OOR-ZON handhaaft de competenties die bij ieder thema zijn vastgesteld door het landelijk opleidingsplan BETER. Om de themakaarten inhoudelijk te bekijken wordt er verwezen naar het landelijk opleidingsplan. Hieronder wordt aan de hand van een tabel inzicht geboden in het aantal patiënten die jaarlijks aanwezig zijn per thema en per locatie. Dit geeft een overzichtelijk beeld hoe groot de “visvijver” voor een aios betreft per thema.
20
4.2.1 Niet aangeboren hersenletsel Themakaart 1: Niet aangeboren hersenletsel 2011
plaats ICC Adelante
EPB
Gemiddeld 2007 t/m 2010 PRB
KRB
nvt
ICC
EPB
PRB
KRB
nvt
MUMC
nvt
nvt
Atrium
nvt
nvt
VieCuri
nvt
nvt
Revant / Amphia
nvt
nvt
totaal
4.2.2 Dwarslaesie Themakaart 2: Dwarslaesie 2011
plaats ICC Adelante
EPB
Gemiddeld 2007 t/m 2010 PRB
KRB
nvt
ICC
EPB
PRB
KRB
nvt
MUMC
nvt
nvt
Atrium
nvt
nvt
VieCuri
nvt
nvt
Revant / Amphia
nvt
nvt
totaal
21
4.2.3 Neuromusculaire aandoeningen
Themakaart 3: Neuro-musculaire aandoeningen bevat tevens: MS, Parkinson en neuropathieen. 2011
plaats
Adelante
Gemiddeld 2007 t/m 2010
ICC
EPB
PRB
KRB
ICC
nvt
207
217
43
nvt
MUMC
EPB 140
PRB 144
KRB 43
nvt
nvt
nvt
nvt
VieCuri
nvt
nvt
Revant / Amphia
nvt
nvt
Atrium
38
327
totaal
4.2.4 Amputatie onderste extremiteit Themakaart 4: Amputatie onderste extremiteit 2011
plaats
Adelante
Gemiddeld 2007 t/m 2010
ICC
EPB
PRB
KRB
ICC
nvt
307
684
27
nvt
EPB 279
PRB 546
KRB 20
MUMC
nvt
nvt
Atrium
nvt
nvt
VieCuri
nvt
nvt
Revant / Amphia
nvt
nvt
totaal
22
4.2.5 Gewrichtsgerelateerde aandoeningen Themakaart 5: Gewrichtsgerelateerde aandoeningen 2011
plaats ICC Adelante
EPB
Gemiddeld 2007 t/m 2010 PRB
KRB
nvt
ICC
EPB
PRB
KRB
nvt
MUMC
nvt
nvt
Atrium
nvt
nvt
VieCuri
nvt
nvt
Revant / Amphia
nvt
nvt
totaal
4.2.6 Chronische pijn Themakaart 6: Chronische pijn 2011
plaats ICC Adelante
EPB
Gemiddeld 2007 t/m 2010 PRB
KRB
nvt
ICC
EPB
PRB
KRB
nvt
MUMC
nvt
nvt
Atrium
nvt
nvt
VieCuri
nvt
nvt
Revant / Amphia
nvt
nvt
totaal
23
4.2.7 Multitrauma Themakaart 7: Multitrauma 2011
plaats ICC Adelante
EPB
Gemiddeld 2007 t/m 2010 PRB
KRB
nvt
ICC
EPB
PRB
KRB
nvt
MUMC
nvt
nvt
Atrium
nvt
nvt
VieCuri
nvt
nvt
Revant / Amphia
nvt
nvt
totaal
4.2.8 Kinderrevalidatie
Themakaart 8: Kinderen 2011
plaats
Gemiddeld 2007 t/m 2010
ICC
EPB
PRB
KRB
ICC
Adelante
nvt
307
684
27
nvt
MUMC
nvt
nvt
nvt
nvt
Atrium
nvt
nvt
nvt
nvt
VieCuri
nvt
Revant
nvt
nvt
nvt
EPB 279
PRB 546
KRB 20
nvt
nvt
totaal
24
4.3 Relatie klinische setting en thema’s regionaal opleidingscircuit ICC
EPB
PRB
KRB
acuut
Z
--
--
--
subacuut
Z
Z – Av
Z- Av BT3
Av BT3
chronisch
--
Z – Av
Av BT3
Av BT3
acuut
Z
--
--
--
subacuut
Z
Z – Av
Av BT1
Av BT1
chronisch
--
Z – Av
Av BT1
Av BT1
3. Neuro-musculaire
acuut
Z
---
--
--
aandoeningen
subacuut
Z
Z – Av
Z- Av BT1/3
Av BT1/3
chronisch
--
Z – Av
Z -Av BT1/3
Av BT1/3
4. Amputatie
acuut
Z
--
--
--
onderste extremiteit
subacuut
Z
Z – Av
Av BT1
Av BT1
chronisch
--
Z – Av
Av BT1
Av BT1
5.Gewrichts-
acuut
Z
--
--
gerelateerde
subacuut
Z
Z – Av
Z- Av BT2
Av BT2
chronisch
--
Z – Av
Z -AV BT2
Av BT2
acuut
--
--
--
--
subacuut
--
Z / Av BT2
Av BT2
--
chronisch
--
Z / Av BT2
Av BT2
Av BT2
acuut
Z
--
--
--
subacuut
Z
Z – Av
Z - Av BT1
Av BT1
chronisch
--
Z – Av
Z - Av BT1
Av BT1
acuut
Z
Z
--
--
subacuut
Z
Ak / Vk / Rk
Ak / Vk / Rk
Ak
chronisch
--
Ak / Vk / Rk
Ak / Vk / Rk
Ak
1 NAH
2. Dwarslaesie
aandoeningen 6. Chronische pijn
7. Multitrauma
8. Kinderen
Legenda: - Z: alle vier de ziekenhuislocaties M: Maastricht UMC A: Atrium Vv: Venlo Volwassenen RA: Revant - Amphia - Av: Adelante Volwassen; Behandelteam 1, 2 of 3 - Ak: Adelante Kinderen - Vk: Venlo Kinderen - Rk: Revant Kinderen
25
5. Toetsing In de opleiding tot revalidatiearts worden verschillende toetsmethodieken toegepast. Onderstaand wordt er een opsomming gegeven van de verschillende toetsen die tijdens de opleiding plaats vinden. 5.1 Voortgangs- en beoordelingsgesprekken Beoordelings- en voortgangsformulieren zijn terug te vinden in de e-portfolio van de aios. Hier vindt men ook het C formulier. 5.2 360° graden beoordeling
5.3 Zelfreflectie Reflectie is een proces van bewustwording en vindt plaats na een ervaring of een periode waarin ervaringen zijn opgedaan. De reflectie wordt schriftelijk vastgelegd. Tenminste 2 keer per jaar maakt de aios een reflectieverslag. In het verslag moeten alle competenties aan bod komen. 5.4 Critical Appraised Topic (CAT) Een Critical Appraised Topic (CAT) is een kritische beoordeling van een artikel, gerelateerd aan een concreet klinisch scenario. Dit leidt vervolgens tot een gestandaardiseerd, op basis van recente literatuur gebaseerd, antwoord op een klinische vraag. Een CAT vindt plaats 1 keer in de zes maanden. Een CAT wordt met een specifiek formulier beoordeeld. Te zijner tijd zal het CAT formulier ook terug te vinden zijn in het E-portfolio van de aios. 5.5 Korte Praktijk Beoordeling (KPB) De Korte Praktijk Beoordeling (KPB) is een leerinstrument om directe feedback te geven op basis van een observatie. Een KPB is een 5 tot 20 minuten durende observatie van een patiëntencontact of een andere activiteit, gevolgd door een nabespreking. In de opleiding wordt ook gewerkt met een TeamKPB, omdat het samenwerken met andere disciplines de kern vormt van het werk van revalidatiearts. Per KPB worden er twee tot drie competenties beoordeeld. Bij het toetsen wordt het beheersingsniveau van het eerst komende ijkpunt als uitgangspunt genomen en niet het uiteindelijke eindniveau die de revalidatiearts na de opleiding moet hebben. Per half jaar worden 6 KPB’s uitgevoerd. 5.6 Portfolio Overeenkomstig de CCMS richtlijnen is de AIOS verplicht een verzameling bij te houden van documenten waarin op systematische wijze de voortgang van de opleiding wordt gedocumenteerd. Het portfolio bevat verplichte onderdelen, zoals: Het portfolio van de revalidatiearts omvat ten minste de volgende onderdelen: •
Een individueel opleidingsplan;
26
•
Reflectieverslagen;
•
De uitgevoerde thema’s;
•
Documenten ten behoeve van toetsing / beoordeling van de AIOS (KPB, verslagen voortgangs- en beoordelingsgesprekken);
•
Stagebeoordelingen;
•
Gehouden voordrachten / referaten;
•
Gepubliceerde artikelen;
•
Gevolgde cursussen;
•
Deelname certificaten van regionale en landelijke onderwijsdagen.
5.7 Schriftelijke (voortgangs)toets Half jaarlijks zal er een kennis / voortgangstoets worden afgenomen. Alleen in het eerste jaar van de opleiding zal er geen toets plaats vinden. De inhoud bestaat uit 6 kennistoetsen, af te nemen in het tweede, derde en vierde jaar, waarbij de te toetsen onderwerpen parallel lopen aan de onderwerpen van het landelijk scholingsprogramma. De kennistoets bestaat uit 50 multiple choice vragen met 5 antwoorden. De vragen zijn in het Engels gesteld om aan te sluiten bij de leerboeken en als voorbereiding op het Europees examen, waaraan een revalidatiearts vrijwillig aan kan deelnemen. 5.8 Referaten De aios dient tijdens de opleiding minimaal 6 referaten of CAT’s te verzorgen. In het geval van het referaat wordt een artikel volgens de EBM-methode besproken en becommentarieerd.
27
6. Wetenschappelijk onderzoek 6.1 Visie wetenschappelijk onderzoek binnen de opleiding De onderzoeksactiviteiten c. q. wetenschappelijke vorming van de assistenten in opleiding wordt geïnitieerd en begeleid op circuitniveau vanuit het dagelijks bestuur van het circuit in nauwe samenwerking met de onderzoekscoördinatoren. Via dit overleg zijn de erkende opleider, alsook de medeopleiders actief betrokken bij deze onderzoeksactiviteiten, ook via "het coördinatieoverleg", de 4e woensdag van de maand, waar van 12.30-15.00 uur de onderwerpen (keuze, vooruitgang en begeleiding) in aanwezigheid van de aios besproken worden, waarbij de direct betrokken begeleiders door de aios uitgenodigd worden. In het kader van de opleiding tot revalidatiearts binnen het opleidingscircuit "Limburg" zijn de arts-assistenten in opleiding tot specialist (aios) verplicht een onderzoek te doen (Onderzoek Tijdens Opleiding (OTO) uit te werken en uit te voeren. Het gaat hierbij om een klein onderzoek dat aan een aantal inhoudelijke, methodologische, organisatorische en didactische eisen moet voldoen. Doel van het OTO is, algemeen geformuleerd: "het ruiken aan het doen van onderzoek", ofwel het op een didactisch verantwoorde wijze basiservaring opdoen in het opstellen en uitvoeren van (klinisch, patiëntgebonden) wetenschappelijk onderzoek, waarbij zoveel mogelijk facetten van dit proces ervaren kunnen/moeten worden. De aios heeft hiertoe een minimale tijdsbesteding van 35 dagdelen per jaar en 140 dagdelen per 4 jaar opleiding. Het onderwerp dient sterk georiënteerd te zijn op het revalidatie(be)handelen. 6.2 Onderwerpen en thema’s De onderzoeksonderwerpen worden gegenereerd van uit een beperkt aantal achtergronden, te weten specifieke onderzoeksprogramma's binnen het de onderzoekslijnen chronische pijn, complexe arm- handvaardigheidproblematiek (volwassenen en kinderen) en complexe traumarevalidatie. Gestreefd wordt om een groot studieonderwerp OTO zo dicht mogelijk te laten aansluiten bij bestaand of gepland onderzoek onderzoekslijnen en - thema's. Hierdoor kan enerzijds zowel de inhoud als de begeleiding beter gegarandeerd c.q. bewaakt worden en kan anderzijds de Bijeenkomsten AIOS Klinisch Onderzoek (BAKO)-curriculum optimaal afgesteld worden op de OTO-onderwerpen. Klinische relevantie en omvang: Het OTO-onderwerp dient een duidelijke relatie te hebben met het revalidatie (geneeskundig) werkveld. De context voor een OTO kan zijn: 1. een pilotstudy voor een onderzoeks-/subsidieaanvraag; 2. een klinische acute, "brandende"vraag; 3. een onderdeel van multiple kleine onderzoeken in een groter onderzoeksverband (onderzoekslijn); 4. een interessant/relevant zijpas met een groter onderzoek bijvoorbeeld promotieonderzoek. Gezien de beperkte tijd, die een aios ter beschikking heeft voor zijn/haar OTO dient langdurig longitudinaal onderzoek vermeden te worden in verband met de haalbaarheid van een dergelijk OTO-project. Wanneer het onderwerp, qua tijdsinvestering, te groot is voor één
28
enkele aios, is een eventuele combinatie met bewegingswetenschappen, gezondheidswetenschappen bewegingstechnologie mogelijk.
studenten WO bijvoorbeeld of HBO fysiotherapie of
Wanneer de didactische eisen en voorwaarden beschouwd worden, moge duidelijk zijn dat aan het OTO ook een minimum tijdsinvestering en een minimum omvang gekoppeld is. In de praktijk blijkt dat één dagdeel per week te weinig is en dat de aios buiten werktijd (studie-)activiteiten met betrekking tot het OTO onderneemt. 6.3 Didactische elementen en voorwaarden
Het doel van het OTO is het kennismaken met en het opdoen van ervaring met wetenschappelijk, revalidatie-georiënteerd onderzoek door aios-en. Het OTO is, mede gezien de tijd die hiervoor gereserveerd kan worden, uitdrukkelijk niet geschikt als promotieonderzoekstraject. Aan het einde van zijn/haar opleiding moet de aios: a.
In staat zijn om wetenschappelijk georiënteerde revalidatieliteratuur te selecteren en te beoordelen op inhoudelijke en (basaal) methodologische kwaliteit en relevantie;
b.
In staat zijn om adequaat eenvoudige, kleine onderzoeken te beoordelen, mede op te zetten en/of adequaat mede te begeleiden vanuit zijn/haar rol als revalidatiearts; Bekend zijn met de METC-procedures; In staat zijn de uitkomsten van eigen onderzoek te interpreteren, samen te vatten en te rapporteren in tenminste een referaat/congrespresentatie.
c. d.
Elementen die aan de orde dienen te komen bij het uitvoeren van het GSO hebben daarom betrekking op: a. b. c.
De elementen van de empirische cyclus; METC- en KC procedures; Rapportage en presentatie van resultaten.
Het OTO is sterk verbonden met het BAKO. Het BAKO is wat betreft Methoden & Technieken (M&T) onderwijs sterk gericht op de basisprincipes van "evidence-based medicine (zie ook Offringa et al. 2000). Daarnaast vind training rond zogenaamd ‘critical appraisal of a topic’ (zie ook Brouwer et al. 2009) plaats, gecentreerd rond klinisch relevante vraagstellingen / patiëntencasuïstiek. Het OTO wordt ook aangevuld met relevante (kleinschalige) cursussen, bijvoorbeeld algemenere cursussen rond het gebruik van bijvoorbeeld Endnote of SPSS en waar nodig, met specifiekere cursussen rond het gebruik van bijvoorbeeld MATLAB of het opzetten van adequate zoekstrategieën in MEDLINE. Specifieke M&T-vaardigheden worden door de M&T-begeleider overgedragen aan de aios. De aios wordt tijdens de uitvoering van het OTO in de gelegenheid gesteld om ervaring op te doen met: =
het uitwerken van een onderzoeksidee;
=
het formuleren van een onderzoeksvoorstel;
=
het inventariseren en rapporteren van het probleemveld onder andere via een systematisch opgezette literatuurstudie;
29
=
het identificeren van doelstelling en onderzoeksvraagstelling;
=
het opzetten van een inhoudelijk werkplan met daaraan verbonden een reëel tijdschema.
=
het (waar nodig) opzetten van een "patiënten-informatiebrief, een bereidheidsverklaringsformulier en een "informed consent"-formulier t.b.v. het onderzoek
=
de ME(T)C-procedures binnen Adelante/MUMC+
=
uitvoering van onderzoek, inclusief metingen, (statistische) data-analyse, interpretatie van meetresultaten;
=
het bediscussiëren van de resultaten, mede in het licht van doelstelling, vraagstelling, de reeds beschikbare "body of evidence" uit de literatuur en de klinische relevantie/implicaties,
=
het rapporteren van onderzoeksresultaten d.m.v. presentatie(s) c.q. het schrijven/samenstellen van een congrespresentatie of het (mee)schrijven van een artikel voor een wetenschappelijk tijdschrift.
6.4 Stappenplan
Stap 1:
Onderzoeksidee: Een eerste, globale onderzoeksidee rond een klinisch probleem wordt geformuleerd door een circuitbehandelaar (b.v. revalidatiearts of paramedicus) en een Adelante KC/universitaire vakgroep-onderzoeker.
Stap 2:
Proces van onderwerpkeuze: In het eerste jaar van de opleiding wordt de aios in staat gesteld een keuze te maken voor een onderzoeksproject uit het scala van bekende onderzoeksvoorstellen. Iedere aios heeft binnen ± 1,5 maanden na begin van de opleiding een algemeen oriënterend gesprek met een van de Adelante/universitaire vakgroep-onderzoekscoördinatoren (Dr. H. Seelen) ten aanzien van het kiezen, opzetten en uitvoeren van een OTO en de procedures daar omtrent. In dit gesprek wordt een overzicht van de mogelijke onderwerpen uit de onderzoekslijnen gegeven, evenals de contactgegevens van die personen die detailinformatie kunnen aanleveren ten aanzien van een specifiek onderwerp. De aios heeft de eerste 10 maanden van de opleiding de tijd om tot een eerste keuze van onderwerpen te komen (n=3 maximaal). De aios neemt contact op met de Adelante-/universitaire vakgroep-onderzoekscoördinator/ circuitcontacteperso(o)n(en). Een oriënterend gesprek volgt, waarin beoordeeld wordt of de aios geschikt is voor de uitvoering van de opdracht. De aios wordt mondeling geïnformeerd omtrent de inhoud en de omvang van de opdracht. In de 9e/10e maand wordt een definitieve keuze gemaakt voor een onderwerp. De aios geeft aan wel(of niet) aan de opdracht te willen beginnen.
30
Stap 3:
Vaststellen van eindverantwoordelijkheid. Vastgesteld wordt welke begeleider(s) eindverantwoordelijk zijn voor het wel slagen van het aios-onderzoek. Deze eindverantwoordelijkheid betreft zowel de inhoudelijke als procesmatige aspecten van het onderzoek. De Adelante/universitaire vakgroep onderzoekscoördinator/circuiteindverantwoordelijke nemen de beslissing de opdracht te laten uitvoeren door de betreffende aios (of niet!!!). Tevens wordt een verantwoordelijke begeleider vastgesteld voor de aspecten die met Methoden&Technieken (M&T) te maken hebben en waar nodig toegevoegd aan het begeleidingsteam.
Stap 4:
Uitwerking onderzoeksidee In de maand 11 en 12 wordt de aios in staat gesteld, als onderdeel van het leerproces, zelf het onderzoeksidee uit te werken (onder begeleiding). Mocht dit problemen opleveren, dan wordt in de 2e helft van de 12e maand door de eindverantwoordelijke Adelante/universitaire vakgroep medewerker/onderzoeker het definitieve onderzoeksvoorstel geschreven. Moraal: na 12 maanden moet een volledig uitgewerkt en duidelijk afgebakend onderzoeksplan gereed zijn dat goedgekeurd is c.q. kan worden door het KC van Adelante en door een bevoegde METC. Het onderzoeksvoorstel bevat een reële tijdsplanning voor uitvoering van het onderzoek in de resterende 3 jaar. De onderzoekscoördinator in wiens programma het onderzoek verricht wordt, houdt toezicht op het tijdpad.
Stap 5:
Beoordeling onderzoekskwaliteit Het onderzoeksvoorstel wordt beoordeeld door de onderzoekscoördinator in wiens programma het onderzoek verricht wordt en/of door de hoogleraar Revalidatiegeneeskunde.
Stap 6:
Beoordeling medisch-ethische kwaliteit Het onderzoeksvoorstel wordt beoordeeld door een erkende Medisch Ethische Toetsingscommissie. Hierbij wordt een formulier van de METC toegevoegd aan het onderzoeksvoorstel. De MEC van Adelante toetst de locale uitvoerbaarheid en vergewist zich ervan dat de kwaliteit van het onderzoeksvoorstel is getoetst (zie stap 5).
Stap 7:
Definitieve onderzoeksvoorstel Na een positief oordeel van de METC en de MEC wordt de opdracht uitgevoerd. De Adelante-/universitaire vakgroep-/circuitbegeleider wordt verantwoordelijk gesteld voor het wel (of niet!) slagen van de studie/opdracht. De onderzoekscoördinator in wiens programma het onderzoek verricht wordt, ontvangt een kopie van: a. b.
Stap 8:
het goedgekeurde onderzoeksvoorstel en een kopie van de METC-brief waarin de goedkeuring bevestigd is.
Uitvoering en controle van de voortgang. De opdracht wordt uitgevoerd in de resterende 36 maanden. De voortgang van het onderzoek wordt wekelijks c.q. maandelijks gecontroleerd door de eindverantwoordelijke(n). Op gezette tijden (b.v. elke 3 of 4 maanden) wordt het proces samen met de aios kort geëvalueerd. Ofschoon de
31
verantwoordelijke t.a.v. inhoud en uitvoering primair ligt bij de GSO-begeleider en het DB van het opleidingsinstituut (eindverantwoordelijke), houdt de Adelante-/universitaire vakgroep onderzoekscoördinator en circuiteindverantwoordelijke in nauwe samenwerking met het DB gedurende de gehele 4 jaar de voortgang in het oog en zal, waar nodig, problemen (anticipatoir) signaleren en suggesties voor oplossingen hiervoor aanreiken. Stap 9: Eindproduct(en): Het eindproduct omvat tenminste een Engelstalig verslag/rapport/artikel en/of een congrespresentatie (poster of "oral presentation") voor een erkend (inter)nationaal gremium. Gestreefd wordt dat het eindproduct afgeleverd kan worden binnen de gestelde 4 jaar van de opleiding. Referenties: - Offringa M., Assendelfst W.J.J., Scholten R.J.P.M. Inleiding in de evidence-based medicine. Klinisch bewijsmateriaal.
handelen
gebaseerd
op
Houten/Diegem, Bohn, Stafleu& van Loghum, 2000
- De Brouwer C.P.M., Kant IJ., Smits L.J.M., Voogd A.C. Training Critical Appraisal of a topic. Maastricht, Mediview, 2009
32
7. Kwaliteit 7.1 Docentprofessionalisering Didactische vaardigheden zijn onmisbaar voor het opleiden van een AIOS. Deze moeten bij het gehele opleidingsteam (opleidersgroep en AIOS) aanwezig zijn. Het gehele team is er samen verantwoordelijk voor dat er een kwalitatief hoogstaand, transparant en veilig opleidingsklimaat heerst. De realisatie van dit opleidingsklimaat moet worden gefaciliteerd door de opleidingsinrichting. Bij alle leden van het team zijn kennis, vaardigheden en gedrag in voldoende mate aanwezig om dit opleidingsklimaat te garanderen. Zij dienen daarnaast geschoold te worden in moderne opleidingsmethoden en het hanteren van toetsingsinstrumenten. De kennis en noodzakelijke vaardigheden over het leerproces bij volwassenen is aantoonbaar geïncorporeerd in het opleidersteam. Opleider en vervangend opleider zijn hierin expliciet geschoold, volgens de huidige geldende normen. Opleider en vervangend opleider zijn er vervolgens verantwoordelijk voor dat bij de overige leden van het team voldoende kennis en vaardigheden aanwezig zijn om het omschreven opleidingsklimaat te realiseren. Middels gestructureerde periodieke beoordeling van het opleidingsteam worden aanwezigheid van voldoende kennis, vaardigheden en gedrag geëvalueerd en zo nodig daarna bijgestuurd. 7.2 Beoordeling stageplaats Het MSRC verzoekt de arts assistenten in opleiding om eenmaal per jaar de opleiding te beoordelen. De stageplekken binnen Circuit Limburg worden half jaarlijks aan de hand van verplichte vragenlijst D-rekt door de arts assistenten in opleiding beoordeeld. Deze beoordeling wordt besproken met de deelopleider en de hoofdopleider. 7.3 Beoordeling opleiders Zowel tijdens visitaties als tijdens de jaarlijkse audit wordt gelet en feedback gegeven op: - Genotuleerde opleidersvergaderingen; - Toegankelijkheid opleidersgroep, opleidingsklimaat en werksfeer; - Betrokkenheid van de opleidersgroep bij het onderwijs (aanwezig bij en zelf participeren in onderwijs van de opleiders); - Referaten / publicaties. Aan de hand van EFFEKT worden de begeleiders beoordeeld. Op dit moment is het nog facultatief van aard, wellicht wordt het in 2014 verplicht. Tabel maken: Beoordeling cursorisch onderwijs iedere keer in de 12e maand (EFFEKT + D-REKT)
33
Overlegstructuur Een dergelijk complex opleidingscircuit vraagt om een hanteerbare organisatie en communicatie. Hierbij is een drietal niveaus te onderscheiden: 1.
De opleidingscommissie per erkend deel van het opleidingscircuit. Elk onderdeel van het circuit regelt zijn eigen lopende zaken in een door onderdeel zelf te bepalen intern overlegschema. Deze lopende zaken worden in het opleidersoverleg ingebracht, evenzo de door de deelopleiders ingebrachte ad-hoc problemen.
2.
Het opleidersoverleg, het dagelijks bestuur van het opleidingscircuit. Hiertoe behoren de opleiders van de locaties. Lopende zaken worden geïnventariseerd en besproken, ontwikkelingen gesignaleerd en actief gestimuleerd. Dit overleg vindt maandelijks plaats.
3.
De circuitcommissie. In deze commissie zijn alle medeopleiders betrokken alsook een vertegenwoordiger van de assistenten in opleiding. Alle voor het circuit relevante zaken worden aan de hand van een vaste agenda besproken. De vergaderfrequentie is 1 keer per 3 maanden.
Essentiële overlegmomenten voorts zijn: •
Assistentencontact. Maandelijks vindt een assistentencontact plaats. Dit wordt door de oudste aios voorgezeten. De voorzitter van het opleidingscircuit is structureel als gast aanwezig. In een overleg wordt de opleiding besproken, praktische details geregeld als ook geparticipeerd in nieuwe ontwikkelingen. Ook de half jaarlijkse stagebeoordelingen worden besproken, waarbij zowel de structuur van de betreffende afdeling, alsook het functioneren van de (deel)opleider aan de orde komt. Deze besprekingen dragen bij aan een kritische, constructieve en dynamische beoordeling van de opleiding en patiëntenzorg. Deze vergaderingen worden genotuleerd.
Maandelijks overleg tussen de voorzitter van het opleidingscircuit en de onderzoekscoördinator. Centraal staat de begeleiding en de follow-up van de wetenschappelijke activiteiten van de arts assistenten in opleiding. Ook een regelmatige inventarisatie van lopend onderzoek en onderzoekspotentieel binnen het circuit vindt plaats.
34
Bijlagen
35