Regionaal Opleidingsplan Circuit Twente Versie 1.0 (13-03-2012)
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
2
Opleidingsinstellingen:
Opleiders:
Revalidatie Centrum Het Roessingh Roessinghsbleekweg 33
Dr. M.J. Nederhand Dr. G.J. Snoek (waarnemend)
7522 AH Enschede
Medisch Spectrum Twente Haaksbergerstraat 55 7513 ER Enschede
Prof. Dr. J.S. Rietman
Ziekenhuisgroep Twente Locatie Twenteborg Ziekenhuis Zilvermeeuw 1 7609 PP Almelo
Drs. J. Wagenaar
Samenwerkingsovereenkomst De binding van de participerende instellingen aan de opleiding revalidatiegeneeskunde en het gedachtegoed van een bestaand (opleidings) circuit komt formeel tot uiting in de, door alle betrokken partijen onderschreven, samenwerkingsovereenkomst. De drie participerende instellingen hebben, wederom vanuit de circuitgedachte, één samenwerkingsovereenkomst opgesteld en ondertekend. Hierin wordt onder meer verwezen naar de gecentraliseerde onderzoek- en onderwijsactiviteiten waarvoor, contractueel, zowel de aios als de opleider wordt “vrijgesteld”.
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
5
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
6
Inhoudsopgave Samenwerkingsovereenkomst ................................................................................................... 5 1. Inleiding .............................................................................................................................. 9 2. Doelstellingen van de opleiding ....................................................................................... 11 3. Profiel revalidatiearts....................................................................................................... 13 Toekomstige ontwikkeling ................................................................................................... 14 Inhoud van de revalidatiegeneeskunde............................................................................... 14 4. Competenties van de medisch specialist ......................................................................... 17 Algemene competenties revalidatiegeneeskunde............................................................... 17 1 Medisch handelen ......................................................................................................... 17 2 Communicatie ............................................................................................................... 18 3 Samenwerking ............................................................................................................... 19 4 Kennis en wetenschap................................................................................................... 20 5 Maatschappelijk handelen ............................................................................................ 21 6 Organisatie .................................................................................................................... 21 7 Professionaliteit............................................................................................................. 22 5. Opleidingsschema ............................................................................................................ 23 6. Onderwijs ......................................................................................................................... 25 7. Wetenschappelijk onderzoek........................................................................................... 27 8. Toetsing ............................................................................................................................ 29 9. Verdeling van de thema’s /setting/soort behandeling per stage .................................... 31 10. Leerdoelen..................................................................................................................... 33 Amputatie onderste extremiteit .......................................................................................... 34 Chronische pijn..................................................................................................................... 38 Dwarslaesie .......................................................................................................................... 42 Kinderen ............................................................................................................................... 46 Multi - traumatologie ........................................................................................................... 49 Neuromusculaire aandoeningen (NMA) .............................................................................. 52 Niet-aangeboren hersenaandoeningen ............................................................................... 55 Reumatische aandoeningen................................................................................................. 60 Niet-diagnosegebonden competenties................................................................................ 64 Diagnostiek....................................................................................................................... 64 Prognostiek....................................................................................................................... 65 Opstellen en uitvoeren behandelplan.............................................................................. 66 Multidisciplinaire teambespreking................................................................................... 67 Slecht nieuwsgesprek....................................................................................................... 68 Afronding / Overdracht .................................................................................................... 69 Wetenschappelijk Onderzoek .......................................................................................... 70 11. Organisatie en Overlegstructuur................................................................................... 71 Opleidingscommissie............................................................................................................ 71 Supervisie ............................................................................................................................. 71 Bibliotheek............................................................................................................................ 71 12. Bijlagen .......................................................................................................................... 73
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
8
1.
Inleiding
Het voorliggende lokale Opleidingsplan van het Opleidingscircuit Revalidatiegeneeskunde Twente is gebaseerd op het opleidingsplan BETER (Beschrijving Eerste Toetsbare Eindtermen Revalidatiegeneeskunde) en volgt de criteria zoals door de CCMS (Centraal College Medische Specialismen) vastgelegd in het kaderbesluit van 1 januari 2011. Dit Opleidingsplan bestaat uit een aantal hoofdstukken. Ieder hoofdstuk is een onderdeel van het totale plan. Natuurlijk is er onderlinge samenhang tussen deze onderdelen. Zonder toelichting verdwijnt die samenhang gemakkelijk uit het zicht. Daarom worden in dit hoofdstuk alle onderdelen kort benoemd en de onderlinge samenhang geschetst. Het Opleidingsplan begint met de doelstelling van de opleiding van het specialisme Revalidatiegeneeskunde (hoofdstuk 2) en een profielbeschrijving van de revalidatiearts met daarbij de toekomstige ontwikkelingen (hoofdstuk 3). Na dit profiel van het specialisme volgt het competentieprofiel van de revalidatiearts (hoofdstuk 4). Dit profiel is afgeleid van de algemene competenties zoals die zijn opgenomen in het kaderbesluit van het CCMS. Het CCMS onderscheidt zeven verschillende beroepsrollen: • medisch handelen • communicatie • samenwerking • professionaliteit • organisatie • maatschappelijk handelen • kennis en wetenschap In de verschillende competenties wordt onderscheid gemaakt tussen algemene (specialisme overstijgende) en vakspecifieke taken. Deze worden beschreven in hoofdstuk 4. De opbouw en de te volgen stages welke gevolgd moeten worden in het opleidingscircuit Twente worden beschreven in hoofdstuk 5. Onderwijs en wetenschappelijk onderzoek nemen een centrale plaats in binnen het opleidingscircuit Twente en wordt beschreven in(hoofdstuk 6 en 7. De CCMS heeft bepaald dat met ingang van 12 april 2101 een nieuwe aanzet gegeven moet worden 1 in de beoordeling van aios . Deze nieuwe manier van beoordelen moet gebaseerd zijn op de vaststelling dat de arts in zijn beroepsbeoefening aspecten van kennis, vaardigheden en gedrag geïntegreerd binnen een bepaalde context verricht. De uitwerking van deze toetsing(instrumenten) is beschreven in hoofdstuk 8. In hoofdstuk 10 is schematisch een overzicht weergegeven van thema’s, soort behandelsetting en soort behandelingvorm per stageplaats welke noodzakelijk gevolgd moeten worden. Binnen het regionale opleidingsplan Twente zijn de leerdoelen per diagnosegroep (hoofdstuk 10) verbijzonderd. Voor de niet-diagnose gebonden leerdoelen is een apart sjabloon ingevuld. De revalidatieopleiding in het opleidingscircuit Twente kent een kernprogramma dat voor iedere assistent in opleiding geldt. Het kernprogramma is verdeeld in inhoudelijke thema’s (diagnosegroepen). Deze thema’s zijn zo gekozen dat zij gezamenlijk de kernactiviteiten van de revalidatiearts weergeven. De thema’s zijn gekoppeld aan de belangrijkste en grootste diagnosegroepen binnen de revalidatiegeneeskunde.
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
9
Concreet zijn de volgende thema’s benoemd: • Niet-aangeboren hersenletsel bij volwassenen (incl. cerebrovasculair accident) • Dwarslaesie • Neuromusculaire aandoeningen (NMA) • Amputatie onderste extremiteit • Gewrichtsgerelateerde aandoeningen / reumatische aandoeningen • Chronische pijn • Multitrauma-patiënten • Kinderrevalidatie Voor de thema’s zijn in het Opleidingsplan een aantal zaken vastgelegd: • Beschreven wordt welke competenties gerelateerd aan de verschillende thema’s in het bijzonder ontwikkeld kunnen en moeten worden. • Er is vastgelegd hoe het toetsplan per thema en voor de opleiding als geheel eruit ziet Het Opleidingsplan sluit af met een hoofdstuk (10) waar ingegaan wordt op de organisatie en overlegstructuur van de opleiding tot revalidatiearts binnen het opleidingscircuit Twente.
Vanwege de originaliteit van ons circuit, demografisch alsook de unieke binding met de Universiteit Twente, zijn er accenten voorstelbaar anders dan in de opleiding in andere revalidatiegeneeskundige circuits. Wij vinden dat er in de opleiding ruimte mag zijn voor het “opplussen” van de opleiding door gebruik te maken van de specifieke omgeving en de specifieke kennis. Voorbeelden hiervan zijn de explicietere aandacht voor de revalidatie technologie, voor behandeling van spasticiteit (waaronder de intra-thecale baclofen en weke delen chirurgie), bewegingsanalyse en voor chronische pijn. In dit opleidingsplan wordt met regelmaat verwezen naar het VRA Leerplan Revalidatiegeneeskunde. Dit betreft het bekende document uitgegeven onder auspiciën van de VRA. Het gebruik van het VRA leerplan naast het opleidingsplan wordt aanbevolen.
1
In de Staatscourant van 29 juli 2010, nr. 12013 is mededeling gedaan van de vaststelling van dit besluit.
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
10
2.
Doelstellingen van de opleiding
Het opleidingscircuit Twente stelt zich als doel: Het bekwamen van de aios tot een revalidatiearts, die het medisch specialisme revalidatiegeneeskunde zelfstandig, klinisch bekwaam en wetenschappelijk onderbouwd kan uitoefenen. Aspecten die hierbij een rol spelen: • Functioneel denken • Systematische benadering van problemen o basisfuncties, basisactiviteiten, doelgerichte activiteiten o behandeling binnen het kader van het behandelplan met doelstellingen terreinbepaling, afronding en nacontrole • Nastreven rationele, beargumenteerde beleids- en behandelbeslissingen • Kunnen samenwerken met en leidinggeven aan het multidisciplinaire team • Interdisciplinair kunnen samenwerken • Profilering van het eigen specialisme ten opzichte van overige medisch specialismen • Onderwijs- en onderzoekgericht zijn • Openstaan voor ontwikkelingen binnen de revalidatiegeneeskunde gerelateerd aan maatschappelijke vraag en ontwikkelingen
Opleidingsgeschiktheid Het opleidingscircuit Twente stelt aan de op te leiden aios de volgende eisen: • • • • • • •
beschikt over een goede medische basiskennis heeft bij voorkeur eerdere werkervaring maakt een weloverwogen keuze voor het specialisme revalidatiegeneeskunde heeft een duidelijk beeld over de belangen van een patiënt, stelt de patiënt centraal is in staat tot zelfreflectie t.a.v. het professionele en relationele handelen kan goed samenwerken, heeft oog voor de kwaliteiten van een ander heeft affiniteit met het wetenschappelijk onderzoek
De aios in dienst van de organisatie De aios is lid van de medische dienst. Als arts heeft de aios een eigen verantwoordelijkheid bij het uitoefenen van de geneeskunde. De aios heeft oog voor de samenhang tussen inhoud (het medisch handelen) en organisatie (het bedrijf waarin dat wordt gedaan). De aios onderkent het belang van de organisatie en draagt, vanuit zijn of haar functie, mee aan de verantwoordelijkheden jegens de organisatie. De aios draagt bij aan algemene taken ten behoeve van het verbeteren van de kwaliteit van de zorg (commissiewerkzaamheden e.d.).
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
11
3.
Profiel revalidatiearts
Revalidatiegeneeskunde is het medisch specialisme dat zich richt op het voorkomen en verminderen van (te verwachten) blijvende gevolgen van ziekte, lichamelijk letsel en aangeboren afwijkingen. De revalidatiearts maakt bij de diagnostiek, prognosestelling, behandeling en evaluatie gebruik van instrumenten en terminologie die passen binnen het ICF model. De International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF 2002) beschrijft het functioneren van een persoon (patiënt) vanuit drie perspectieven: •
•
•
Het perspectief van de mens als organisme met het functioneren van de verschillende organen. Hier worden, naast de anatomische eigenschappen, functies beschreven van bijvoorbeeld het sensorische systeem (bv. horen, zien voelen) of het bewegingssysteem (bv. spierkracht, mobiliteit). Is de anatomie of functie niet zoals het hoort dan spreekt men van een functiestoornis (bv. gehoorsverlies of spierkrachtverlies). Het perspectief van het menselijk handelen. Welke activiteiten (vaardigheden) kan iemand nog uitvoeren of zou dat in de toekomst nog kunnen? Voorbeelden zijn: zitten, lopen, schrijven of het nemen van een beslissing. Wanneer hier problemen mee ontstaan (als gevolg van een functiestoornis) spreekt men van een beperking. Het perspectief van participatie. Kan iemand volledig deelnemen aan het maatschappelijke leven en doet hij of zij dit ook? Hier betreft het de communicatie over en weer van de persoon met zijn of haar omgeving (het onderhouden van sociale contacten, betaalde arbeid, verkeersdeelname). Wanneer dit in meer of mindere mate niet mogelijk is, bestaat er een participatieprobleem.
Naast deze drie perspectieven wordt het functioneren van een persoon beïnvloed door medische factoren (ziekte, comorbiditeit), persoonlijke factoren (leeftijd, opleidingsniveau) en externe of omgevingsfactoren (sociaal netwerk, financiën, aanwezige hulpmiddelen). De revalidatiegeneeskunde maakt gebruik van verschillende methodieken om de gevolgen van functiestoornissen voor activiteiten en vaardigheden en dientengevolge ook voor participatie in kaart te brengen en houdt daarbij rekening met persoonlijke factoren en omgevingsfactoren. In het handelen van de revalidatiearts zijn de volgende fasen te onderscheiden: Diagnostiek:
Prognostiek:
Behandeling:
Evaluatie:
De revalidatiearts gebruikt zijn kennis en vaardigheden van aandoeningen die het bewegingsvermogen en de cognitie beïnvloeden, met inbegrip van specifieke diagnostische mogelijkheden zoals instrumentele bewegingsanalyse (bv. gangbeeldanalyse) en elektromyografie. De revalidatiearts gebruikt zijn kennis van de relatie tussen de functiestoornissen en vaardigheden en eventuele beperkingen voor het stellen van de functionele prognose. Tevens gebruikt hij hierbij zijn kennis van het natuurlijke beloop en het te verwachten effect van toe te passen behandelingen. De revalidatiearts gebruikt zijn kennis en vaardigheden om een integraal behandelplan op te stellen, bestaande uit medische, paramedische en perimedische onderdelen. Daarnaast beschikt hij over specifieke medische behandelingen, zoals intra-articulaire injecties, functionele elektrostimulatie en interventies gericht op het verminderen van spasticiteit. Tevens beschikt hij over kennis van orthesiologie en prothesiologie en kennis van indicatiestelling van specifieke chirurgische interventies gericht op functieverbetering. De revalidatiearts is in staat om het resultaat van het na de revalidatiebehandeling bereikte activiteitenniveau te relateren aan de vooraf gestelde doelstelling.
Het uiteindelijke doel van de revalidatiegeneeskundige behandeling is, om de patiënt, rekening houdend met eventuele persisterende functiestoornissen, met een zo hoog mogelijk activiteitenniveau, optimaal te laten participeren in de maatschappij.
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
13
Toekomstige ontwikkeling (uit VRA beleidsplan 2007-2011): De behoefte aan gespecialiseerde revalidatiebehandeling neemt al jaren toe, en die toename blijft doorgaan. De groeiende vraag ontstaat vooral door vergrijzing van de bevolking en door de voortschrijdende medische technologie. Daardoor blijven mensen langer in leven, mét beperkingen. Hetzelfde geldt voor kinderen die te vroeg of met een handicap geboren worden. Verder is de revalidatiegeneeskunde zichtbaarder geworden: mensen weten dat het bestaat en maken er dus vaker gebruik van. Bovendien is de revalidatiegeneeskunde al enige tijd in alle Nederlandse ziekenhuizen bereikbaar. De behoefte aan revalidatiezorg groeit niet alleen, maar verandert ook. Door de verbeterde medische technologie blijven mensen met meer complexe beperkingen in leven en doen een beroep op de revalidatie. Ook het overheidsbeleid (denk bijvoorbeeld aan de invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning) is erop gericht om mensen langer zelfstandig te laten leven. Dit soort maatschappelijke ontwikkelingen leveren een verschuiving van hulpvragen op. Ziekenhuizen ontslaan patiënten sneller, waardoor mensen die meer zorg nodig hebben in de revalidatie terechtkomen. Verder verschijnen soms nieuwe doelgroepen in de revalidatie, zoals patiënten met chronische pijn, en bestaat de behoefte om revalidatie-expertise toe te passen op doelgroepen die van oudsher buiten de sector behandeld werden, zoals patiënten met longproblemen of kanker.
Inhoud van de revalidatiegeneeskunde Deskundigheid: In de inhoudelijke ontwikkeling van en de deskundigheidsbevordering op de verschillende gebieden van de revalidatiegeneeskunde spelen de geaccrediteerde werkgroepen van de VRA een belangrijke rol. Patiëntgericht werken: Revalideren is een actief proces voor patiënten: zij bepalen in hoge mate zelf de uitkomst ervan. Bovendien staan in de revalidatie de eigen behoeften van patiënten centraal: zij weten wat ze belangrijk vinden in hun leven en wat ze willen leren. Daarom zal in de opleiding aandacht nodig blijven voor het leren van patiënt- of vraaggericht werken. Organisatie van de zorg: Door de zorg goed te organiseren, wordt het zorgaanbod beter en doeltreffender. Een cruciale factor hierbij is samenwerking: binnen revalidatie-instellingen, tussen revalidatie-instellingen onderling en tussen revalidatie-instellingen en andere zorgverleners. Door samenwerking ontstaan meer mogelijkheden voor specialisatie en innovatie, en kan worden gezorgd dat de juiste kennis op de juiste momenten wordt ingezet. Het leren samenwerken, dient tijdens de opleiding structureel aan bod te blijven komen en nieuwe ontwikkelingen op dit gebied dienen in de opleiding geïntegreerd te worden. Ook het leren effectief gebruik te maken van het elektronisch patiëntendossier (EPD) zal helpen de zorg beter te organiseren. Informatie komt hierdoor sneller en completer beschikbaar. Inzichtelijk werken: De buitenwereld wil zorgaanbieders onderling kunnen vergelijken. Daarom zullen instellingen duidelijk moeten maken wat zij te bieden hebben. Daartoe worden meetinstrumenten ontwikkeld en verfijnd, en wordt onderzoek gedaan naar de tevredenheid van patiënten. Om versnippering en dubbel werk te voorkomen, wordt gewerkt aan het Visiedocument verantwoorde revalidatiezorg. Dit wordt een gezamenlijk document van VRA, Revalidatie Nederland en patiëntenorganisaties, in overleg met de Inspectie voor de Gezondheidszorg, het ministerie van VWS en zorgverzekeraars. Een manier om meer duidelijkheid te geven over de inhoud van de behandeling, is het behandelen volgens omschreven richtlijnen en behandelkaders. Het actueel houden en verder ontwikkelen van richtlijnen en behandelkaders is daarom van belang. Tijdens de opleiding is het van belang dat de AIOS leert een actieve bijdrage te leveren aan ontwikkeling en implementatie van richtlijnen en behandelkaders. Deze behandelkaders die reeds voor een aantal thema2s ontwikkeld zijn, zijn tevens voor de AIOS een ondersteunend instrument ten behoeve van anamnese, diagnostiek, opstellen van het behandelplan alsmede de te gebruiken meetinstrumenten. Resultaatmeting (prestatie-indicatoren): Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
14
Resultaatmeting is nodig om verantwoording af te leggen: duidelijk wordt welke prestatie is geleverd. Resultaatmeting maakt daarnaast kwaliteitsverbetering mogelijk: duidelijk wordt welke aanpak het beste werkt en waar verbeteringen mogelijk zijn. Om de resultaten van behandeling te kunnen meten dient de AIOS te leren een attitude te ontwikkelen om op de hoogte te blijven van ontwikkelingen op het gebied van de klinimetrie. Het gaat daarbij zowel om algemene instrumenten als om instrumenten die zijn gericht op bepaalde diagnosegroepen. Wetenschappelijk onderzoek: Onderzoek is onmisbaar om verantwoording af te leggen, om de kwaliteit van de revalidatie verder te verbeteren en om behandeling efficiënt in te zetten. Het 2e Programma Revalidatieonderzoek en het Landelijk Innovatieprogramma Kinderrevalidatie zullen de komende jaren sturing geven aan het revalidatieonderzoek. Op de jaarcongressen en colloquia die de VRA organiseert, presenteren onderzoekers, revalidatieartsen en revalidatieartsen in opleiding hun onderzoeksresultaten. Deze bijeenkomsten zijn een onmisbare schakel tussen wetenschap en behandelpraktijk geworden. Tijdens de opleiding wordt de AIOS gestimuleerd hier een actieve bijdrage aan te leveren. Met het geschetste profiel staat de revalidatiearts midden in de hedendaagse samenleving. Waar mogelijk sluit zij aan bij de nieuwe en “high-tech” gestuurde medische ontwikkelingen; tegelijkertijd heeft hij of zij oog voor patiëntgebonden waarden als kwaliteit van leven en voor maatschappelijke issues als beperking van medische kosten en behoud van arbeid. Dit spanningsveld impliceert dat aan de revalidatiearts en de opleiding revalidatiegeneeskunde bijzondere eisen worden gesteld, die niet direct aan de opleidingseisen van andere disciplines kunnen worden ontleend. Het unieke van de opleiding tot revalidatiearts is dat zij waarden en elementen van diverse disciplines (zoals neurologie en orthopedie) incorporeert. De opleidingseisen zijn hiervan een weerspiegeling.
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
15
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
16
4.
Competenties van de medisch specialist
Het CCMS heeft competenties geformuleerd die iedere in Nederland werkzame medisch specialist moet bezitten. Daarvoor is aangesloten bij het model van de Canadian Medical Education Directives for Specialists 2000 (CanMEDS 2000). De competenties zijn ingedeeld in 7 gebieden waar het gaat om 7 elkaar overlappende rollen waarbij de rol als ‘Medical expert’ de centrale integrerende rol vertegenwoordigt. Het CCMS spreekt over het competentiegebied medisch handelen. De overige zes rollen uit CanMEDS met de overeenkomende competentiegebieden in het Nederlandse systeem zijn “communicator” (communicatie), “collaborator” (samenwerken), “manager(organisatie), “health advocate” (maatschappelijk handelen), “scholar” (kennis en wetenschap) en “professional” (professionaliteit). Er is sprake van aanzienlijke en noodzakelijke overlap tussen de verschillende rollen. De competenties die worden gehanteerd voor de medisch specialistische opleiding revalidatiegeneeskunde moeten nauw aansluiten op de algemene kerncompetenties voor de medisch specialismen, zoals vastgelegd door het CCMS. Voor ieder van deze 7 competentiegebieden heeft het CCMS 4 deelcompetenties geformuleerd. Gezamenlijk vormen deze 28 deelcompetenties het gemeenschappelijke kader van alle medisch specialistische vervolgopleidingen. Voor de revalidatiegeneeskunde worden deze algemene competenties in dit hoofdstuk nader uitgewerkt. Uitwerking van deze competenties:
Algemene competenties revalidatiegeneeskunde 1 Medisch handelen 1.1 De specialist bezit adequate kennis en vaardigheid naar de stand van het vakgebied 1. gegeven een ziekte, diagnose of ongeval kan de revalidatiearts: - verstoorde basisfuncties verklaren uit de pathofysiologie - klachten en bevindingen benoemen in termen van verstoorde functie, activiteiten en participatie - de eventuele rol van persoonsgebonden en omgevingsgebonden factoren aangeven 2. gegeven de uitkomsten van ad 1 kan de revalidatiearts noodzakelijk aanvullend onderzoek benoemen en beargumenteren ter aantoning van: - de aard en kwaliteit van de verstoorde basisfuncties en zonodig van intacte basisfuncties - de onderliggende pathofysiologie - het bestaan van en de eventuele rol van persoonsgebonden aspecten en omgevingsfactoren in samenhang met deze verstoorde basisfuncties 3. gegeven de uitslag van onderzoek kan de revalidatiearts de prognose of beloop benoemen en beargumenteren betreffende: - de verstoorde basisfuncties en evt. complicerende verstoring van andere basisfuncties - onderliggende pathofysiologie, ook in termen van complicaties - persoonsgebonden aspecten en omgevingsfactoren in samenhang met deze verstoorde basisfuncties 4. gegeven de prognose en eventueel risico’s kan de revalidatiearts een behandelplan benoemen en kan de aard, werking, het indicatiegebied en het te verwachten effect beargumenteren van: - preventieve maatregelen - maatregelen ter bevordering van herstel - maatregelen ter ondersteuning van functie bij onvolledig herstel - vervanging van functie als deze verloren is gegaan - inschakelen van een multidisciplinair revalidatie behandelteam 1.2 De specialist past het diagnostisch, therapeutisch en preventief arsenaal van het vakgebied goed en evidence-based toe. Kennis van het ICF model en uitwerking van de gevolgen van een ziekte, aandoening of ongeval aan de hand van dit model Klinische besluitvorming vindt plaats aan de hand van onderstaand ordenend principe voor de Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
17
praktijk: 1. Globale probleemoriëntatie - wie is de verwijzer / wat is de verwijsvraag? - wat is de aard en de oorsprong van het gepresenteerde probleem? - wat zijn de ideeën van patiënt over aard en oorsprong van probleem? - is op grond van deze oriëntatie de patiënt op het juiste adres? 2. Gegevensverzameling - medische gegevens: huidige situatie, voorgeschiedenis, interpretatie door andere revalidatiearts - huidig functioneren, verstoord en intact, in termen van basisfuncties, basisvaardigheden en doelgerichte activiteiten - invloeden door persoonlijke en omgevingsfactoren, op het functioneren - individuele waarden / standaard bij probleemervaring (verwachting, premorbide functioneren, premorbide verwachtingen en strevingen) bij patiënt en naasten. 3. Analyse - (differentiële) diagnose: vaststellen van relaties tussen functionele niveaus en relaties tussen functioneren en persoonsgebonden en omgevingsgebonden eigenschappen - inschatting van de prognose en van de risico’s - inschatten en bespreken van impact / probleemervaring voor patiënt (en naasten) - identificatie van aangrijpingspunten voor interventie 4. Indicatiestelling - identificatie van relevant geachte interventies - selectie van beschikbare interventies waarbij systematisch gezocht wordt naar onderbouwing in de literatuur - uitspreken van een verwachting van de uitkomst van de interventies. 5. In overleg met de patiënt (en naasten) behandelplan opstellen - identificeren van behandeldoelen van patiënt en naasten - formuleren van professionele doelen( oa enkelvoudig, korte en lange termijn) waarbij kritische evaluatie van medische literatuur en ander bewijs wordt gebruikt om de besluitvorming te optimaliseren - bereiken van overeenstemming met patiënt en naasten over de doelen 6. Behandeling - realiseren van de behandeling (plannen, uitvoeren, delegeren) - vervolgen van de behandeling (vastleggen resultaten, interpreteren) - leiding geven aan team (bereid tot overleg en afstemming; in staat tot selectie van informatie) 7. Evaluatie - vaststellen van verandering: (mate; al of niet gewenst; al of niet beoogd) - vaststellen van de reden tot verandering (“natuurlijk” beloop; proces; interventie) - bijstellen beleid 1.3 De specialist levert effectieve en ethisch verantwoorde patiëntenzorg Behandeldoelen worden volgens SMART principes geformuleerd Relevante behandelrichtlijnen en -protocollen van een bepaalde aandoening worden toegepast. Wijkt, indien nodig, goed gemotiveerd af van protocollen. 1.4 De specialist vindt snel de vereiste informatie en past deze goed toe. Beschikbare informatie (handboeken, tijdschriftartikelen internet databases) wordt gebruikt om snel en adequaat informatie om de gevolgen van ziekte, aandoening of ongeval te vergaren.
2 Communicatie 2.1 De specialist bouwt effectieve behandelrelaties met patiënten op Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
18
Uitgangspunt voor een heldere en effectieve behandelrelatie is het adequaat (rekening houdende met sekse, leeftijd, levensbeschouwing, cultuurpatroon, belastbaarheid en opleidingsniveau) kunnen structureren van: - anamnese - lichamelijke onderzoek - opstellen en bespreken behandelplan In de behandelrelatie is er ruimte is voor open bespreking van - verwachtingen - resultaten van gegeven behandeling (resultaatmeting) - begeleiding bij verwerking De revalidatiearts weet de patiënt en zo nodig de partner/ouders positief te motiveren voor het voorgestelde behandelplan. Er vindt regelmatige evaluatie plaats met de patiënt of gestelde behandeldoelen nog overeenkomen met de wensen / mogelijkheden van patiënt 2.2 De specialist luistert goed en verkrijgt doelmatig relevante patiënteninformatie Bij verheldering van de hulpvraag worden ideeën, zorgen en verwachtingen van de patiënt (en diens naaste omgeving) over het ontstaan, de aard en behandeling van het probleem, betrokken 2.3 De specialist bespreekt medische informatie goed met patiënten en familie Er wordt adequate informatie verstrekt aan patiënt en zijn familie over: - de functionele prognose (toekomstperspectief) - de gezamenlijk geformuleerde hulpvraag en het hierbij passende behandelplan (SMART doelen) - de voor- en nadelen van diverse interventies De patiënt en zijn naasten worden gewezen op beschikbaar voorlichtingmateriaal en/ of patiëntenverenigingen 2.4 De specialist doet adequaat mondeling en schriftelijk verslag over patiëntencasus Een patiëntencasus kan kort en bondig mondeling of schriftelijk volgens ICF-model worden overdragen aan supervisor, collegae en anderen die bij de behandeling zijn betrokken De statusvoering is actueel en leesbaar Gestreefd wordt naar tijdige en adequate correspondentie naar huisartsen en andere specialisten.
3 Samenwerking 3.1 De specialist overlegt doelmatig met collegae en andere zorgverleners Voor adequate aansturing van het revalidatieteam en het nemen van medische eindverantwoordelijkheid kan de revalidatiearts: - functionele prognose opstellen - doelen SMART formuleren - realistische revalidatieduur inschatten - behandelplan gespecificeerd naar disciplines opstellen - teamleden stimuleren tot: • interdisciplinaire samenwerking • analyseren hulpvraag - behandelacties en doelen evalueren per discipline - coördineren nabehandeling - teamvergadering leiden: • adequate voorbereiding • tijdsbewaking • teamleden stimuleren tot actieve participatie • tijdig samenvatten Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
19
De revalidatiearts kan doelmatig overleggen met gemeentelijke instanties (WVG), zorgverzekeraar, verpleeghuizen, patiëntenverenigingen en relevante maatschappelijke organisaties. De revalidatiearts werkt structureel samen met een orthopedisch instrumentmaker en orthopedisch schoenmaker. Hij/zij kan hierbij de medische problematiek vertalen in adequate receptuur en denkt mee bij het vinden van een technische oplossing bij voorkomende problemen. De revalidatiearts kan conflicten in een professionele relatie hanteren en werkt actief mee aan oplossing hiervan. 3.2 De specialist verwijst adequaat Aan de hand van - functionele prognose - premorbide functioneren - leerbaarheid - trainbaarheid - aanwezige mantelzorg. is men in staat de indicatie te stellen of een patiënt met een bepaalde ziekte, aandoening of ongevalletsel vanuit het ziekenhuis naar een revalidatiecentrum, een verpleeghuis of naar huis verwezen kan worden. Er wordt rond een patiënt een effectieve behandelrelatie met zowel eerste, tweede als derde lijn opgebouwd 3.3 De specialist levert effectief intercollegiaal consult Met in achtneming van de volgende aspecten wordt een behandelplan en behandeltraject geadviseerd: - functionele prognose - premorbide functioneren - leerbaarheid - trainbaarheid - aanwezige mantelzorg Dit wordt zowel met verwijzer, verpleging en patiënt en eventueel diens naasten besproken. Tijdens een intercollegiaal consult worden ook de verpleging en paramedische diensten effectief geïnstrueerd. Tijdens het intercollegiale consult wordt aan patiënt en eventuele naasten uitleg gegeven over de aanwezige stoornissen, verstoorde activiteiten, de functionele prognose en het voorgestelde behandeltraject. 3.4 De specialist draagt bij aan effectieve interdisciplinaire samenwerking en ketenzorg De revalidatiearts neemt deel aan interdisciplinair overleg en laat zien meningen van anderen te respecteren, te overwegen en accepteren en eigen expertise en meningen in te brengen
Waar nodig wordt aan andere hulpverleners uitleg gegeven over het voorgestelde revalidatie beleid en wordt verantwoordelijkheid genomen voor de continuïteit van de zorg. De revalidatiearts draagt zorg voor een goede samenwerking met nabij gelegen verpleeghuizen, bij voorkeur door structurele consultatie over en weer. De revalidatiearts is op de hoogte van de mogelijkheden van ketenzorg bij een bepaalde aandoening. De revalidatiearts heeft adequate kennis van de relevante multidisciplinaire spreekuren in de omliggende ziekenhuizen.
4 Kennis en wetenschap 4.1 De specialist beschouwt medische informatie kritisch Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
20
De revalidatiearts weet de juiste vragen te stellen, kan doelmatig zoeken en kan de kwaliteit van de literatuur beoordelen bij rationele (bij voorkeur EBM) onderbouwingen van de besluitvorming. 4.2 De specialist bevordert de verbreding van en ontwikkelt de wetenschappelijke vakkennis De revalidatiearts heeft de vaardigheid om deel te nemen aan een gemeenschappelijk researchproject, kwaliteitsborging of ontwikkeling van richtlijnen die relevant zijn voor het revalidatiegeneeskundig handelen. 4.3 De specialist ontwikkelt en onderhoudt een persoonlijk bij- en nascholingsplan De revalidatiearts neemt verantwoordelijkheid om zijn persoonlijke leerbehoefte op de verschillende competentiegebieden vast te stellen. Hierna worden persoonlijke leerdoelen en het kiezen van geschikte leermethoden gekozen. 4.4 De specialist bevordert de deskundigheid van studenten, aio’s, collegae, patiënten en andere betrokkenen bij de gezondheidszorg De revalidatiearts participeert actief in het regionale refereercircuit. De revalidatiearts faciliteert en bevordert het leren door studenten, arts-assistenten en andere medische deskundigen
5 Maatschappelijk handelen 5.1 De specialist kent en herkent de determinanten van ziekte De revalidatiearts kent en herkent de maatschappelijke oorzaken en gevolgen van een bepaalde aandoening bij een patiënt. 5.2 De specialist bevordert de gezondheid van patiënten en de gemeenschap als geheel De revalidatiearts kent de risicofactoren voor dreigend disfunctioneren (overbelasting) en anticipeert hierop in de behandeling. 5.3 De specialist handelt volgens de relevante wettelijke bepalingen De revalidatiearts kent de strekking van de WGBO (Wet op de Geneeskundige Behandel Overeenkomst), de WBP (Wet Bescherming Persoonsgegevens) en de gedragsregels van KNMG en VRA De revalidatiearts heeft adequate en up-to-date kennis van relevante wetgeving, vooral wat betreft vergoeding hulpmiddelen, voorzieningen en vervoerskosten(o.a. WMO). 5.4 De specialist treedt adequaat op bij incidenten in de zorg De revalidatiearts herkent en erkent fouten / incidenten in de zorg en heeft geleerd deze bespreekbaar en hanteerbaar te maken ook met het oog op preventie in de toekomst.
6 Organisatie 6.1 De specialist organiseert het werk naar een balans in patiëntenzorg en persoonlijke ontwikkeling De revalidatiearts organiseert het werk naar een balans in patiëntenzorg, onderwijs, onderzoek en persoonlijke ontwikkeling en stelt hierbij prioriteiten (timemanagement) om te komen tot een evenwichtige werkbelasting. De revalidatiearts geeft duidelijk zijn eigen grenzen (draagkracht) aan en onderneemt waar nodig actie. 6.2 De specialist werkt effectief en doelmatig binnen een gezondheidszorgorganisatie De revalidatiearts heeft inzicht in de rollen en verantwoordelijkheden van de specialisten, de organisatie en functioneren van het gezondheidssysteem en het maatschappelijke krachtenspel. De revalidatiearts kan inhoudelijk leidinggeven aan een multidisciplinair behandelteam.
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
21
De revalidatiearts is zich bewust van de effectiviteit en kosten van bepaalde diagnostiek en behandeling. De revalidatiearts neemt waar mogelijk actief deel aan ziekenhuiscommissies, VRA commissies of andere voor de revalidatiegeneeskunde relevante commissies. 6.3 De specialist besteedt de beschikbare middelen voor de patiëntenzorg verantwoord De revalidatiearts weegt de individuele nood af versus het collectieve belang. De revalidatiearts stuurt de revalidatiebehandeling mede op grond van wachtlijsten, patiëntgebonden factoren en toewijzing van middelen in belang van patiënt en organisatie. 6.4 De specialist gebruikt informatietechnologie voor optimale patiëntenzorg en voor bij- en nascholing
7 Professionaliteit 7.1 De specialist levert hoogstaande patiëntenzorg op integere, oprechte en betrokken wijze De revalidatiearts toont bij zijn functie passend fatsoen en respect. 7.2 De specialist vertoont adequaat persoonlijk en interpersoonlijk professioneel gedrag De revalidatiearts toont zichtbare inzet, betrokkenheid en verantwoordelijkheidsgevoel De revalidatiearts kan adequaat omgaan met feedback De revalidatiearts kan adequaat omgaan met eigen emoties, normen, waarden en vooroordelen 7.3 De specialist kent de grenzen van de eigen competentie en handelt daarbinnen De revalidatiearts handelt adequaat zelfstandig naar bevoegdheid en bekwaamheid en vraagt waar nodig supervisie. 7.4 De specialist oefent de geneeskunde uit naar de gebruikelijke ethische normen van het beroep De revalidatiearts houdt zich aan het medische beroepsgeheim en weet er adequaat mee om te gaan binnen de multidisciplinaire revalidatiebehandeling. De revalidatiearts gaat vertrouwelijk om met patiëntengegevens en stelt indien gewenst de dossiergegevens open voor patiënt en/of mantelzorger (toestemming conform WGBO en WPB).
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
22
5.
Opleidingsschema
De opleiding tot revalidatiearts bestaat uit een 4 jarige vervolgopleiding Om structuur aan de opleiding te geven is de opleiding opgedeeld in stages. Voor de revalidatiegeneeskunde is indeling van ziekten en aandoeningen in stadia wenselijk. Hierbij kunnen 3 stadia worden onderscheiden: • het acute stadium • het subacute of revalidatiestadium • het chronische stadium In de revalidatiegeneeskunde kent elk stadium zijn eigen aandachtspunten en complexiteit. Daarom is het voor de AIOS belangrijk is dat kennis en ervaring met de revalidatiegeneeskundige behandeling kan worden opgedaan tijdens de verschillende stadia van ziektebeelden. In het acute stadium is de klinische of poliklinische revalidatiebehandeling de meest geëigende leeromgeving. In het chronische stadium lopen patiëntcontacten meestal via poliklinische spreekuren. Om er zorg voor te kunnen dragen dat de AIOS voldoende kennis en ervaring kan opdoen met de verschillende stadia is het nodig dat de AIOS in verschillende opleidingsinrichtingen stages volgt: • Algemene ziekenhuizen. Onderdelen die hierbij aan bod komen zijn: o intercollegiale consulten (essentieel onderdeel) o (poliklinische) spreekuren (essentieel onderdeel) • Poliklinische revalidatiebehandeling (facultatief, kan ook in revalidatiecentrum) • Revalidatiecentra. Onderdelen die hierbij aan bod komen zijn: o (poliklinische) spreekuren (facultatief, kan ook in algemeen of academisch ziekenhuis) o poliklinische revalidatiebehandeling (essentieel onderdeel) o klinische revalidatiebehandeling (essentieel onderdeel) Het opleidingsschema voor het specialisme revalidatiegeneeskunde binnen het opleidingscircuit Twente is opgebouwd uit 5-maandelijkse stageperiodes, met uitzondering van de kinderrevalidatie (6 maanden stage). De resterende 2 maanden is een eigen invulling van een stage mogelijk. Het opleidingsschema voorziet in een grote beschikbaarheid van de aios voor de afdelingen, waarmee de continuïteit in de patiëntenzorg is gewaarborgd. Gecombineerde werkzaamheden worden, zoveel als mogelijk, voorkomen. Er is sprake van een opbouw in zwaarte van het opleidingsprogramma. Het schema voorziet in actuele thema’s zoals het opdoen van onderzoekservaring en het werken in deeltijd. Er bestaan afspraken met de raden van bestuur van de participerende instellingen over de binding van een aios aan het opleidingsschema; “schuiven” met de aios vanwege organisatiebelang is niet mogelijk. Hiertoe werd in 2003/2004 bewust gekozen voor het inkrimpen van de opleidingscapaciteit met 1 aios. De aios werd weggeschreven tegen een assistent geneeskundige niet in opleiding, aangesteld binnen revalidatiecentrum Het Roessingh welke als vliegende keep wordt ingezet daar waar de (medische) dienst erom vraagt. Hiermee wordt tevens voorzien in een eigen kweekschool voor kandidaat aios. In chronologie doorloopt de aios de volgende afdelingen: •
15 maanden kliniek volwassen RC Het Roessingh (3 afdelingen, elk 5 maanden); diagnosegroepen NAH, CVA, NMA en Orthopedie
•
5 maanden kliniek en polikliniek RC Het Roessingh; diagnosegroep Dwarslaesie
•
6 maanden kliniek en polikliniek Het Roessingh; diagnosegroep Kinderen
•
5 maanden 50% ziekenhuisrevalidatie Medisch Spectrum Twente (nadruk op consulten) 50% onderzoek ondergebracht bij Roessingh Research and Development
•
5 maanden polikliniek RC Het Roessingh, diagnosegroepen Orthopedie en NMA
•
5 maanden ziekenhuisrevalidatie Medisch Spectrum Twente (consulten en medebehandeling op de afdelingen alsmede poliklinische spreekuren, revalidatiedagbehandeling – handletsel-) Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
23
•
5 maanden ziekenhuisrevalidatie Ziekenhuis Groep Twente, locatie Almelo (consulten en medebehandeling, polikliniek inclusief revalidatiedagbehandeling)
•
2 maanden keuze stage
De chronologie is geen toevallige maar houdt rekening met de fase van de opleiding. Bij aanvang van de opleiding wordt ervan uitgegaan dat de aios weliswaar zelfstandig kan werken, maar onvoldoende specialistische ervaring heeft. Inbedding in de ‘veilige’ omgeving van de kliniek heeft dan ook de voorkeur. Via zelfstandigere werkzaamheden op de polikliniek van het revalidatiecentrum sluit de aios zijn of haar opleiding af in een van de ziekenhuizen, waar een grotere mate van zelfstandigheid en een goed overzicht van de verschillende diagnosegroepen onontbeerlijk is. e
e
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
24
Uniek in het opleidingsschema is de clustering van het wetenschappelijk onderzoek in het 2 of 3 opleidingsjaar, waarbij de aios gedurende een half jaar voor 50% van zijn of haar werkzaamheden onderzoeksactiviteiten verricht.
6.
Onderwijs
De aios is verplicht deel te nemen aan de basis-, bij- en nascholingscursussen, die worden georganiseerd door de scholingscommissie van de vereniging van revalidatieartsen (VRA). Het bijwonen van de wetenschappelijke vergaderingen van VRA (voor- en najaarsvergadering) is eveneens verplicht.
Intern scholingsprogramma (geldend voor het opleidingscircuit Twente) Door de onderwijscommissie, bestaande uit minimaal 1 opleider en 1 aios, wordt een onderwijsprogramma samengesteld. Dit onderwijs vindt wekelijks plaats op de dinsdagmiddag van 12.00 – 14.00 uur. Deelname is voor de aios verplicht. Aanwezigheid van staf leden wordt gestimuleerd. Opleiders zijn standaard aanwezig. (in de bijlagen treft u een voorbeeld van het onderwijsschema geldend voor het lopende jaar) Inhoud: •
cursorisch onderwijs, halfjaarlijks thema
•
casuïstiek
•
artikelreferaat (inhoudelijk). Dit is ook een jaarlijks toetsmoment.
•
artikelreferaat (methodologisch)= 2x per jaar Critical Appraised Topic (CAT) of methodologisch refereren
•
presentatie onderzoeksvoortgang (i.s.m. Roessingh Research and Development)
•
röntgenonderzoek
•
farmacologie
•
capita selecta (bijdrage medische stafleden)
•
basis medische zorg
In het opleidingscircuit zijn de onderwerpen van het cursorisch onderwijs gelinkt aan de haljaarlijkse landelijke toets. De te toetsen onderwerpen sluiten tevens aan bij het landelijke bij- en nascholingsprogramma zoals dat door de VRA scholingscommissie wordt georganiseerd. e Een AIOS maakt tijdens zijn opleiding gedurende 3 jaar (in het 1 jaar facultatief) in totaal 6 kennistoetsen, om inzage te krijgen in de aanwezige kennis van de AIOS en hoe deze wordt toegepast. In het kader daarvan wordt ook verwezen naar diverse boeken, presentaties tijdens de landelijke bij- en nascholingscursussen en de daarbij verstrekte literatuur. De toetsonderwerpen zijn: • Inleiding revalidatiegeneeskunde, paramedische aspecten, chronische pijn, gewrichtsgerelateerde aandoeningen / reumatische aandoeningen en overige (te toetsen in juni 2013 en daarna om de 3 jaar) • Dwarslaesierevalidatie en multitrauma-patiënten (te toetsen in december 2013 en daarna om de 3 jaar) • Kinderrevalidatie (te toetsen in juni 2011 en daarna om de 3 jaar) • Neuromusculaire aandoeningen, degeneratieve aandoeningen van het zenuwstelsel en zenuwletsels (te toetsen in december 2011 en daarna om de 3 jaar) • Amputatie bovenste en onderste extremiteit, prothesen, orthesen en de orthopedische schoen (te toetsen in juni 2012 en daarna om de 3 jaar) • Niet aangeboren hersenletsel bij volwassenen (inclusief CVA) (te toetsen in december 2012 en daarna om de 3 jaar)
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
25
Op de woensdag (namiddag) vindt met regelmaat onderwijs aangaande het vaardigheidsonderzoek en theoretisch scholing plaats. De organisatie hiervan is volledig in handen van de aios zelf. Voor dit onderwijs zijn alle stafleden aanspreekbaar. Deelname wordt gestimuleerd, maar is facultatief.
Extern refereren: -
Het circuit Twente organiseert 4 x per jaar, op wisselende locatie, een refereeravond. Voor de aios heeft dit een verplichte status.
-
Jaarlijks wordt in samenwerking met de afdeling revalidatie van het UMCG en RRD (OORNO) een wetenschapsdag georganiseerd waar de aios de gelegenheid hebben hun lopend onderzoek te presenteren en bediscussiëren. Deelname voor aios is verplicht.
-
Jaarlijks wordt in samenwerking met de afdeling revalidatie van het UMCG en RRD (OORNO) een onderwijsdag georganiseerd waar de aios de gelegenheid hebben inhoudelijke voordrachten te presenteren en bediscussiëren. Deelname voor aios is verplicht.
Coassistenten. In samenwerking met MST en ZGT verzorgt het Roessingh in het kader van het opleidingscurriculum G2010 van de medische faculteit van de universiteit Groningen een senior coassistentschap revalidatie van 4 weken. Tevens kan een keuze co schap van 6 maanden (semi – arts stage) en een wetenschappelijke stage van 6 maanden worden ingevuld.
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
26
7.
Wetenschappelijk onderzoek
Het wetenschappelijk onderzoek dat in het Roessingh verricht wordt, is sinds de oprichting van het Roessingh Research and Development ingebed bij dit kenniscentrum. Het RRD heeft een zeer nauwe samenwerking met de Universiteit Twente. Dit uit zich met name door de aanstelling van een drietal hoogleraarstoelen aan de UT waarvan de leerstoel Revalidatiegeneeskunde en Technologie er één is. Deze samenwerking tussen Het Roessingh RC, het RRD en de UT is formeel vastgelegd in het Centrum voor Revalidatie Technogie (CeRT). RRD heeft twee belangrijke onderzoeksthema’s geformuleerd: Revalidatietechnologie en Telemedicine. Het thema Revalidatie Technologie heeft drie onderzoekslijnen: Analysis of Posture and Movement (APM), Active Therapeutic Devices (ATD) en Active Assisted Devices (AAD). Diagnose groepen zoals bijvoorbeeld Cerebro Vasculaire Accident, Dwarslaesie, Amputaties, Chronische Pijn etc. zijn binnen deze onderzoeksthema’s het toepassingsgebied. Zo zal onderzoek naar nieuwe prothesetechnieken bijvoorbeeld passen binnen de onderzoekslijn AAD en zal robotondersteunde therapie bij CVA pat. passen binnen de ATD lijn. Revalidatie Technologie als thema past heel goed binnen het onderzoeksgebied dat een aios revalidatiegeneeskunde zou kunnen beheersen. Het thema Telemedicine is breder dan de revalidatiegeneeskunde alleen. Kortgezegd betreft het hier de toepassing van sensing en ICT technieken bij het leveren van zorg op afstand. Maar ook hier is afhankelijk van de patiëntendoelgroep als toepassingsgebied een uitstekende relatie naar het werkveld van de revalidatiearts te maken. Het aios onderzoek betreft meestal innovatieonderzoek waarin ook de implementatie van nieuwe innovaties een belangrijke rol inneemt. Voor die aspecten is een zeer nauwe samenwerking met het Roessingh centrum voor Revalidatie van groot belang. De aios kan hierin een verbindende schakel zijn. Het Roessingh is door de minister VWS erkend als landelijk innovatiecentrum voor pijnrevalidatie en revalidatietechnologie. Deze functie is ondergebracht bij Roessingh R&D en stelt het CeRT ook in de gelegenheid om de ambitie richting implementatie in de zorg waar te maken. Opleidingsgebonden onderzoek Elke aios is in het kader van zijn of haar opleiding verplicht om een wetenschappelijke probleemstelling uit te werken, hetgeen bij voorkeur dient te resulteren in het schrijven van een artikel dan wel in een presentatie voor een internationaal congres. Alternatieve vormen zijn; een voordracht voor de VRA of een vergelijkbaar landelijk of internationaal platform, een posterpresentatie of een clinical round over het verrichte wetenschappelijk onderzoek. Binnen het opleidingscircuit Twente wordt de wetenschappelijke vorming van de aios als volgt gewaarborgd: • • • • •
• •
In het eerste of tweede opleidingsstage (jaar 1) heeft de aios de mogelijkheid om 1 dagdeel per week te besteden aan onderzoek; hierin vindt oriëntatie op onderwerpen plaats en een eerste literatuur overzicht. In het derde opleidingsjaar kent het opleidingsschema een stageplaats voor het verrichten van wetenschappelijk onderzoek (gedurende 5 maanden, 50% per week) In het vierde jaar heeft de AIOS gedurende een half jaar, 1 dagdeel per week ter beschikking ten behoeve van de afronding van het onderzoek, artikel of presentatie. Elke aios verricht in principe zijn/haar onderzoek binnen de muren, en passend binnen de onderzoeksclusters, van het Roessingh Research & Development. De onderzoeksbegeleiding van de aios wordt gevormd door minimaal een wetenschappelijk medewerker (senior onderzoeker Roessingh Research and Development) en een clinicus onder eindverantwoording van de directeur van het RRD en de hoogleraar revalidatiegeneeskunde. De onderzoeksbegeleiding wordt bekostigd vanuit het opleidingsbudget. Zodoende bestaat er een inspanningsverplichting voor de wetenschappelijke medewerkers van het RRD. De directie RRD is hiervoor rechtstreeks verantwoordelijk. Elke aios kan jaarlijks over 450 euro beschikken, te besteden aan activiteiten t.b.v. zijn/haar onderzoek. Het betreft een, over de 4 opleidingsjaren, cumulatief geld bedrag. In eerste opzet Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
27
• • •
is dit bedrag bestemd voor deelname/presentatie aan een internationaal congres. Hiermee kan tegemoet worden gekomen aan de verplichting vanwege het kaderbesluit om gedurende de opleiding, minimaal, 1 maal deel te nemen aan een internationaal congres/symposium Maandelijks zijn er onderwijsactiviteiten met betrekking tot het wetenschappelijk onderzoek. Ook hier is een rol weggelegd voor de senior onderzoekers. RRD verplicht zich minimaal 3x per jaar het methodologisch onderwijs te verzorgen. Elke aios doet jaarlijks verslag van zijn/haar vorderingen. De opleider bewaakt samen met de hoogleraar revalidatiegeneeskunde de onderzoeksvoortgang van elke individuele aios. Zonodig stuurt de opleider bij.
Als gevolg van de inbedding en borging van het opleidingsgebonden onderzoek binnen de onderzoeksclusters en de organisatie van het RRD, met de daarbij behorende begeleiding van de wetenschappelijk medewerkers, zijn er duidelijke randvoorwaarden gecreëerd waarbinnen een goed wetenschappelijk klimaat zorg draagt voor de optimalisatie van dit onderzoek.
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
28
8. Doel: • • • •
Toetsing
Beoordeling van de professionele ontwikkeling van de aios Feedback geven t.a.v. positieve en negatieve punten in functioneren Toetsen van kennis Tijdig onderkennen van disfunctioneren
Wijze van toetsen Voortgangsgesprek • Tijdens eerste opleidingsjaar 4x en daarna 2x per jaar • Besproken worden in ieder geval: A/B formulier, portfolio en voortgang onderzoek • Aanwezig: supervisor en tenminste 1 opleider • Aan einde eerste en tweede jaar is er een formele beoordeling t.a.v. voortzetten van de opleiding en aan het eind van het vierde jaar wordt het C formulier getekend indien aan alle opleidingseisen is voldaan. • Bij (dreigend) onderpresteren worden extra afspraken gemaakt t.a.v. activiteiten van de aios, de begeleiding en beoordeling. Zo nodig kan hierbij een tweede opleider aanwezig zijn en kan de aios een collega vragen aanwezig te zijn. Portfolio • Bijgehouden door aios conform VRA richtlijnen. Korte praktijk beoordeling (KPB) • Per stage (9) worden tenminste 4 KPB’s afgenomen. Tijdens de klinische stage (4) in het Roessingh aangevuld met 2 x een team KPB per stage. Dit betekent dat aan het eind van de opleiding er tenminste 36 KPB’s in het portfolio dienen te zitten, aangevuld met 8 team KPB’s. Vaardigheden • De diverse vaardigheden per thema worden door de supervisor afgetekend als de aios deze conform opgegeven niveau beheerst. De aios is verantwoordelijk dat alle vaardigheden aan het eind van de opleiding zijn behaald. Locale kennistoets • Het thematisch onderwijs wordt jaarlijks getoetst met een kennistoets. Het resultaat heeft geen direct gevolg voor continuering van de opleiding maar dient als instrument om eventuele lacunes in kennis op te sporen en corrigeren. Het resultaat kan worden betrokken bij de voortgangsgesprekken. Landelijke kennistoets • 2x per jaar vindt er een landelijke kennistoets plaats. Het resultaat heeft geen direct gevolg voor de continuering van de opleiding, maar dient als instrument om eventuele lacunes in kennis op te sporen en te corrigeren. Het resultaat kan betrokken worden bij de voortgangsgesprekken
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
29
Toetsingsschema Opleiding tot revalidatiearts
Rood: Summatieve toets Blauw: Formatieve toets Groen: facultatief (bij twijfel/zorgen) Toetsing
Voortgangsgesprek
½ jr
☺
CAT/ method refereren
2 jr
2½ jr
☺
☺ ☺ ☺ ☺ ☺ ☺
360 graden beoordeling
zelfreflectie
1½ jr
3 jr
3½ jr
4 jr
☺ ☺ ☺ ☺ ☺ ☺ ☺ ☺
Geschiktheidsbeoordeling
kennistoets
1 jr
☺
☺
☺
☺ ☺
☺
☺
☺ ☺ ☺ ☺ ☺ ☺ ☺ ☺ ☺ ☺ ☺ ☺ ☺ ☺
Beoordeling opdrachten tbv portfolio
☺
KPB (Klinische Praktijkbeoordeling)
☺ ☺ ☺ ☺ ☺ ☺ ☺ ☺
Voordracht e
1 auteur peer-reviewed artikel
☺ ☺
☺ ☺
☺
☺ ☺
☺
☺ ☺
.
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
30
9.
Verdeling van de thema’s /setting/soort behandeling per stage
Stages
thema
setting
soort beh
Kliniek 3
CVA subacuut, chronisch
klinisch
KRB
Kliniek 2
NAH, subacuut, chronisch NAH, subacuut, chronisch
klinisch polikliniek
KRB PRB, SU
Kliniek 1B
Amputatie OE, subacuut Amputatie OE, chronisch Polytrauma, subacuut Polytrauma, chronisch RA, Gewrichtsaandoeningen subacuut, chronisch
Kliniek polikliniek kliniek polikliniek polikliniek
KRB PRB, SU KRB PRB, SU PRB, SU
Kliniek 1A
Dwarslaesie, subacuut Dwarslaesie, chronisch Multitrauma, subacuut
kliniek poliklinisch klinisch
KRB PRB, SU KRB
Kinderen
Kinderen, acuut, subacuut Kinderen, chronisch
klinisch poliklinisch
KRB PRB, SU
Poli NMA/Pijn
NMA, subacuut, chronisch Pijn, subacuut, chronisch RA, Gewrichtsaandoeningen, subacuut, chronisch
poliklinisch poliklinisch poliklinisch
PRB, SU PRB, SU PRB, SU
MST
Pijn, subacuut, chronisch Dwarslaesie, acuut NMA, subacuut, chronisch NAH, acuut CVA, acuut RA,Gewrichtsaandoeningen subacuut, chronisch Amputatie OE, acuut Multitrauma, acuut
Alg. zh Alg. zh Alg. zh Alg. zh Alg. zh Alg. zh Alg. zh Alg. Zh
SU ICC ICC, SU ICC ICC SU ICC ICC, SU
ZGT
Pijn, subacuut, chronisch Dwarslaesie, acuut NMA, subacuut, chronisch NAH, acuut CVA, acuut CVA, subacuut,chronisch RA,Gewrichtsaandoeningen subacuut, chronisch Amputatie OE, acuut Amputatie OE, subacuut
Alg. Zh Alg. zh Alg. zh Alg. zh Alg. zh Alg. zh Alg. zh Alg. Zh Alg. zh
SU, PRB ICC PRB, SU ICC ICC SU, PRB SU, PRB ICC SU, PRB
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
31
10.
Leerdoelen
Leerdoelen per diagnosegroep Bij het beschrijven van de leerdoelen is gekozen is om de 7 competenties, zoals benoemd door de KNMG, per diagnosegroep verder uit te werken. Omdat de competenties 2 tot en met 7 meestal niet specifiek diagnosegebonden zijn, zijn deze apart uitgewerkt in het niet-diagnosegebonden deel. Sommige van de competenties 2 t/m 7 zijn echter wel specifiek voor een bepaalde diagnosegroep en deze worden dan bij de betreffende diagnose beschreven.
In het vervolg van dit document zijn de volgende diagnosegroepen beschreven: • amputatie onderste extremiteit • chronische pijn • dwarslaesies • kinderen • multi - traumatologie • neuromusculaire aandoeningen (NMA) • niet-aangeboren hersenletsel (incl. CVA) • reumatische aandoeningen • Niet-diagnosegebonden competenties Bij de leerdoelen “kinderen” staan zowel de voor kinderrevalidatie specifieke algemene vaardigheden als ook de specifiek voorkomende diagnosen vermeld.
Toelichting bij de kolommen Achter iedere competentie staan 4 kolommen: •
•
G = gewenst nivo: 1= alleen theorie 2= gezien demonstratie 3= kunnen toepassen 4= routine L* = locatie: o C = centrum o Z = ziekenhuis
* Bij niet-diagnosegebonden competenties is een andere indeling gebruikt, zie betreffende onderdeel •
MS = mening supervisor voor aftekening met initialen
•
ZE = zelfevaluatie
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
33
Amputatie onderste extremiteit 1. Medisch handelen amputaties onderste extremiteit G
L
MS*
ZE
1.1.a De specialist bezit adequate algemene kennis van amputaties van de onderste extremiteit naar de stand van het vakgebied De AIOS kent de epidemiologie van amputaties van de OE 1 Z/C De AIOS kent de pathogenese van amputaties van de OE (traumatisch, 3 Z/C vasculair, neoplasmata) De AIOS kent de mogelijkheden voor aanvullende diagnostiek bij een 2 Z bedreigd been De AIOS kent de verschillende amputatieniveaus en de daarbij horende 3 Z/C functionele prognose De AIOS kent het preoperatieve klinisch beeld 3 Z/C • Klachten • Lichamelijke verschijnselen De AIOS kent het postoperatieve klinisch beeld 3 Z/C • Klachten • Lichamelijke verschijnselen De AIOS kent voor amputaties de gebruikelijke hulpmiddelen en 3 Z/C voorzieningen: • Indicatie • Organisatie 1.1.b De specialist bezit adequate kennis van de specifieke gevolgen van amputaties van de onderste extremiteit naar de stand van het vakgebied. De AIOS kent van fantoompijn en -gevoel: 2 Z/C • epidemiologie • pathofysiologie • diagnostiek • prognose (functionele gevolgen en follow-up) • behandeling en preventie De AIOS kent van stomppijn: 2 Z/C • epidemiologie • pathofysiologie • diagnostiek • prognose (functionele gevolgen en follow-up) • behandeling en preventie De AIOS heeft kennis van prothesemogelijkheden per amputatieniveau: Z/C 3 • voor- en middenvoet 3 • Syme 3 • transtibiaal 3 • knie exarticulatie 3 • transfemoraal 3 • heup exarticulatie 1 • hemipelvectomie 1
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
34
De AIOS kent de behandeling van beperkingen t.a.v. 3 Z/C • mobiliteit: o lopen, loophulpmiddelen o rolstoelen o vervoersmogelijkheden (buitenvervoer) • persoonlijke verzorging o technieken en training • zelfstandig wonen o woningaanpassingen • tijdsbesteding o arbeidsmogelijkheden o vrijetijdsbesteding 1.1.c De specialist bezit adequate kennis van de complicaties van amputaties van de onderste extremiteit naar de stand van het vakgebied. De AIOS kent van de postoperatieve complicaties: wondinfecties, 3 Z/C neuromen, gestoorde (secundaire wondgenezing) • epidemiologie • pathofysiologie (risicofactoren) • diagnostiek • prognose (functionele gevolgen en follow-up) • behandeling 1.2. De specialist past het diagnostisch, therapeutisch en preventief arsenaal van het vakgebied goed en evidence-based toe. Anamnestische vaardigheden: 3 Z/C De AIOS verzamelt adequaat gegevens van een patiënt middels een gestructureerde anamnese met aandacht voor o.a.: •
•
preoperatief o premorbide functioneren o co-morbiditeit o contra-laterale been o pijnklachten o sociale anamnese o verwachtingen van de patiënt postoperatief o premorbide functioneren o co-morbiditeit o pijnklachten (fantoompijn en stomppijn) o postoperatieve complicaties, stompproblemen o sociale anamnese met aandacht voor seksualiteit o verwachtingen van de patiënt o prothese: draagduur, draagcomfort, pasvorm, uitlijning o lopen (afstand, hulpmiddel)
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
35
Onderzoeksvaardigheden: De AIOS verzamelt adequaat gegevens van een patiënt middels onderzoek:
Z/C
3
Lichamelijk onderzoek •
preoperatief o beoordeling van (bijkomende) factoren van invloed op amputatieniveau (contracturen) o beoordeling kwaliteit houdings- en bewegingsapparaat o analyse psychische toestand (leerbaarheid) • postoperatief o stompconditie o contracturen • klinimetrie Aanvullend onderzoek • •
indicatie lab. en röntgenonderzoek beoordeling o x-foto o botscan Behandelvaardigheden: Algemeen: • De AIOS kan aan de hand van gegevensanalyse een (multidisciplinair) behandelplan en behandeltraject opstellen, incl.: o noodzakelijke voorzieningen en aanpassingen o CBR procedure • De AIOS kan het opgestelde revalidatieplan evalueren en waar nodig bijsturen Specifiek: • stompzwachtelen o indicatie en begeleiding • immediate en delayed fitting o indicatie en begeleiding • pijnbehandeling o voorschrijven medicatie o injectie neuroom • opstellen prothese receptuur voor amputatie: o voor- en middenvoet o Syme o transtibiaal o knie exarticulatie o transfemoraal o heup exarticulatie o hemipelvectomie • analyse looppatroon en prothese uitlijning 1.3 De specialist levert effectieve en ethisch verantwoorde patiëntenzorg 1.4 De specialist vindt snel de vereiste informatie en past deze goed toe. Literatuurlijst: o Amputatie en prothesiologie van de onderste extremiteit. J.H.B. Geertzen, J.S. Rietman 2. Communicatie Zie niet-diagnose gebonden gedeelte van het leerplan 3. Samenwerking Zie niet-diagnose gebonden gedeelte van het leerplan 4. Kennis en wetenschap Zie niet-diagnose gebonden gedeelte van het leerplan 5. Maatschappelijk handelen Zie niet-diagnose gebonden gedeelte van het leerplan
3
3
3
2 2 Z/C 3
3
3 2
3 2 3 2 3 3 3 1 1 3
2
Z/C
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
36
6. Organisatie Zie niet-diagnose gebonden gedeelte van het leerplan 7. Professionaliteit Zie niet-diagnose gebonden gedeelte van het leerplan
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
37
Chronische pijn 1. Medisch handelen G
L
MS*
1.1.a De specialist bezit adequate algemene kennis van chronische pijn naar de stand van het vakgebied De AIOS kent de epidemiologie van chronische pijnsyndromen 3 C/Z De AIOS kent de pathofysiologie bij chronische pijnsyndromen 3 C/Z De AIOS kent de diagnostiek (rode vlaggen) die adequaat is bij een 4 C/Z chronisch pijnsyndroom De AIOS kent de prognose van chronische pijnsyndromen en het 3 C/Z toekomstperspectief voor de chronische pijn revalidant. De AIOS kent en herkent de symptomen die kunnen voorkomen bij het 4 C/Z chronisch pijnsyndroom in ruimere zin en in engere zin, • specifieke en aspecifieke lage rug- en nekklachten • CRPS type 1 • failed back surgery syndroom • fibromyalgiesyndroom • whiplashsyndroom • chronische aspecifieke nek/schouder/armklachten • neuropathische pijn • reumatische pijn De AIOS bezit adequate kennis over het vóórkomen van 3 C/Z psychosomatische klachten bij een chronisch pijnsyndroom zoals • hyperventilatie • IBS • palpitaties • hoofdpijn De AIOS bezit adequate kennis over het vóórkomen van psychische en 3 C/Z psychiatrische oorzaken en gevolgen bij een chronisch pijnsyndroom • depressie • angststoornis • posttraumatische stressstoornis • persoonlijkheidstoornissen De AIOS heeft inzicht in sociaal culturele aspecten die een rol spelen bij 3 C/Z chronische pijnsyndromen De AIOS bezit adequate kennis over verschillende therapievormen die 4 C/Z bij chronische pijn toegepast kunnen worden zoals • cognitief gedragsmatige revalidatie • de operante aanpak • graded activity • graded exposure 2 • manuele therapie. De AIOS bezit adequate kennis over denkmodellen van de cognitief 3 C/Z gedragsmatige revalidatie: • het bio-psycho-sociale model • het gevolgenmodel • het ICF model • attitude hulpverlener • pijnmechanismen, centraal/perifeer. De AIOS heeft kennis van mogelijkheden secundaire preventie. 3 C/Z 1.1.b De specialist bezit adequate kennis van de specifieke gevolgen van een chronisch pijnsyndroom naar de stand van het vakgebied Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
38
ZE
Biomedisch nivo: 4 C/Z • de vicieuze cirkel van pijn en spierspanning en verhoogde arousal met als gevolg overactiviteit van het sympathische zenuwstelsel • deconditionering door vermijding Sociaal maatschappelijk nivo: 4 C/Z • beperkingen t.a.v. vervullen sociaal maatschappelijke rol Psychologisch nivo: 4 C/Z • psychiatrische/ psychologische oorzaken en/of gevolgen van chronisch pijnsyndroom (angst, depressie) Relationeel nivo: 3 C/Z • sexueel • relatie met partner en kinderen • arbeidssituatie 1.1.c De specialist bezit adequate kennis van de complicaties van een chronisch pijnsyndroom naar de stand van het vakgebied 1.2 De specialist past het diagnostisch, therapeutisch en preventief arsenaal van het vakgebied goed en evidence-based toe. Anamnestische vaardigheden; 4 C/Z De AIOS verzamelt adequaat gegevens van een patiënt middels een gestructureerde anamnese met aandacht voor o.a. • algemene anamnese • specifieke pijnanamnese • sociale anamnese • activiteitennivo • psychologische aspecten • coping stijl • life events De AIOS maakt bij de gegevensverzameling gebruik van rode en gele vlaggen (multi-factoriele diagnostiek). Onderzoeksvaardigheden: 4 C/Z De AIOS verzamelt adequaat gegevens van een patiënt middels onderzoek, met aandacht voor: Lichamelijk onderzoek: • algemeen lichamelijk onderzoek • neurologisch onderzoek • bewegingsapparaat, houding, rug, beenlengte • triggerpoints • spiertonus • autonome reacties • lichaamsschema • oogcoördinatie en stabiliteit/instabiliteit nek bij whiplash Aanvullend onderzoek 3 • röntgenonderzoek • CT- en MRI- onderzoeken 3 C • Klinemetrie (VAS, MMPI, Roland Morris, SCL90) Behandelvaardigheden: 4 C/Z • De AIOS stelt vast welke behandelvorm voor een revalidant het meest geschikt is en kan bepalen in welk WPN-niveau de revalidant ingedeeld wordt. • De AIOS coacht de revalidant in het weer herwinnen van de regie over zijn/haar eigen leven/gezondheid. • De AIOS geeft coaching op het gebied van primaire en secundaire preventie. 3 • De AIOS bezit kennis over mogelijke (hulp)middelen die bij het chronisch pijnsyndroom ingeschakeld kunnen worden (orthesen, korsetten, TENS) en weet tevens waar/hoe deze te verkrijgen zijn Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
39
•
Pijnbehandeling: o Toepassen van pijnmedicatie. o Behandeling van neurogene pijn. o Injecties intra-articulaire injectie schouder bursa trochanterica knie 1.3 De specialist levert effectieve en ethisch verantwoorde patiëntenzorg 1.4 De specialist vindt snel de vereiste informatie en past deze goed toe. De AIOS heeft kennis genomen van onderstaande literatuur: Verplicht 1.Chronische pijn en revalidatie door W.S. Vlaeyen, A.M.J. Kole-Snijders en H. van Ek. 2.CBO richtlijn aspecifieke lage rugklachten. 3.CBO richtlijn CRPS type 1. Aanvullend en aanbevolen 4. Van Houdenhove. Ziek zonder ziekte 5. Van Houdenhove. Moe in tijden van stress 6. Van Houdenhove. In wankel evenwicht 7. Van Cranenburgh. Toegepaste neurowetenschappen 3; pijn. 8. Main & Spanswick. Pain management (delen) 9. Basiscursusklapper pijn & gewrichtsklachten. 10. Boek kinderrevalidatie: hoofdstuk chronische pijnsyndromen in hb De Winter. De pijn de baas. 11. Vlaeyen & Heuts. Gedragsgeoriënteerde behandelstrat. bij rugpijn.
3 3 3 3 3 2
Z
Z/C
2. Communicatie Zie niet-diagnose gebonden gedeelte van het leerplan
3. Samenwerking G
L
MS
ZE
MS
ZE
3.1 De specialist overlegt doelmatig met collegae en andere zorgverleners De AIOS heeft de volgende overlegstructuren bijgewoond: 2 C/Z • Multidisciplinair overleg pijnoverleg in centrum en ziekenhuis 2 Z • Diagnostiek onbegrepen lichamelijke klachten team 3.3 De specialist levert effectief intercollegiaal consult De AIOS geeft uitleg aan patiënt en relevante anderen over chronische 4 C/Z pijnsyndromen en de mogelijkheden en doelen van de revalidatie. 3.4 De specialist draagt bij aan effectieve interdisciplinaire samenwerking en ketenzorg De AIOS neemt desgewenst deel aan ketenzorg Roessingh RC en ZH 2 C/Z
4. Kennis en wetenschap Zie niet-diagnose gebonden gedeelte van het leerplan
5. Maatschappelijk handelen G
L
5.1 De specialist kent en herkent de determinanten van ziekte De AIOS kent en herkent de pijnspiraal en het chronisch pijnsyndroom 4 C/Z en de invloed daarvan op de sociaal maatschappelijke rol die een revalidant heeft. Ook wordt de rol die de maatschappij heeft op de individuele revalidant onderkend (stress door veranderingen in de maatschappij, nieuw zorgstelsel, nieuwe sociale wetgeving etc.). 5.2 De specialist bevordert de gezondheid van patiënten en de gemeenschap als geheel De AIOS kent de risicofactoren voor het ontwikkelingen van een 4 C/Z chronisch pijnsyndroom (primaire preventie) en adviseert revalidanten een leefstijl aan te passen ten gunste van hun gezondheid (secundaire preventie).
6. Organisatie Zie niet-diagnose gebonden gedeelte van het leerplan
7. Professionaliteit Zie niet-diagnose gebonden gedeelte van het leerplan Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
40
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
41
Dwarslaesie 1. Medisch handelen G L MS* ZE 1.1.a De specialist bezit adequate algemene kennis van een dwarslaesie naar de stand van het vakgebied De AIOS kent de epidemiologie van de oorzaken van een dwarslaesie 3 C/Z De AIOS kent de anatomie en pathofysiologie van een dwarslaesie 3 C/Z De AIOS kent de diagnostiek van een dwarslaesie naar niveau en 3 C/Z compleetheid volgens de ASIA-criteria De AIOS kent de prognose en het toekomstperspectief van een patiënt 3 C/Z met een cervicale, thoracale of lumbale dwarslaesie De AIOS kent de mate van wetenschappelijke onderbouwing van 1 C verschillende methoden die toegepast worden om een dwarslaesie (gedeeltelijk) te genezen als corticosteroïden, stamceltherapie etc. De AIOS kent voor dwarslaesies voor de gebruikelijke hulpmiddelen en 3 C voorzieningen: • Indicatie • Organisatie 1.1.b De specialist bezit adequate kennis van de specifieke gevolgen van een dwarslaesie naar de stand van het vakgebied De AIOS kent op het gebied van de behandeling van wervelfracturen: 3 C/Z • Principes van conservatieve en operatieve behandeling • Het begrip stabiliteit • Korsetvoorziening / kraagvoorziening • Late complicaties • Risico’s • Indicaties O.K. • Indicaties overleg orthopeed of neurochirurg De AIOS kent van het neurogeen blaaslijden: 3 C/Z • epidemiologie • anatomie en pathofysiologie • diagnostiek (inclusief echo blaas en nieren, urodynamisch onderzoek) • prognose (functionele gevolgen en follow-up) • behandeling (intermitterend katheteriseren, behandeling incontinentie, blaasstimulator, wel/niet behandelen UWI) De AIOS kent van de neurogeen gestoorde darm: 3 C/Z • epidemiologie • anatomie en pathofysiologie • diagnostiek • prognose (functionele gevolgen en follow-up) • behandeling en preventie (oorzaken incontinentie /obstipatie, mogelijke hulpmiddelen) De AIOS kent van seksualiteit / fertiliteit: 3 C • epidemiologie • anatomie en pathofysiologie • diagnostiek • prognose (functionele gevolgen en follow-up) • behandeling (mogelijke hulpmiddelen) De AIOS kent van spinale spasticiteit: 3 C/Z • epidemiologie • pathofysiologie • diagnostiek (onderzoek en classificatie) Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
42
• •
prognose (functionele gevolgen en follow-up) behandeling en preventie: o conservatieve maatregelen (incl. buiklig) o medicamenteuze maatregelen (hiërarchie incl. Baclofenpomp) De AIOS kent van de overige secundaire gevolgen de pathofysiologie, 3 C/Z diagnostiek, prognose en behandeling: • neurogene heterotope ossificaties • autonome dysregulatie • syringomyelie • pijn De AIOS kent de behandeling van cervicale dwarslaesies 3 • gestoorde handfunctie 3 C/Z o onderzoek 3 C/Z o conservatief beleid C 2 o operatieve technieken (indicatie) • beperkte communicatie 2 C o omgevingsbesturing 2 C o Andere communicatieondersteunende apparatuur De AIOS kent de behandeling van beperkingen t.a.v. 3 C • mobiliteit: o lopen, loophulpmiddelen o rolstoelen o vervoersmogelijkheden (buitenvervoer) • persoonlijke verzorging o technieken en training • zelfstandig wonen o woningaanpassingen o woonvormen • tijdsbesteding o arbeidsmogelijkheden o vrijetijdsbesteding 1.1.c De specialist bezit adequate kennis van de complicaties van een dwarslaesie naar de stand van het vakgebied De AIOS kent van decubitus: 3 C/Z • epidemiologie • anatomie en pathofysiologie (risicofactoren) • diagnostiek • prognose (functionele gevolgen en follow-up) • behandeling: o anti-decubitusvoorzieningen (matras, kussen etc.) o wondbehandeling (incl. diverse verbandmaterialen met indicaties, operatie indicaties /indicatie overleg plastisch chirurg) o preventiebeleid 1.2 De specialist past het diagnostisch, therapeutisch en preventief arsenaal van het vakgebied goed en evidence-based toe. Anamnestische vaardigheden: De AIOS verzamelt adequaat gegevens van een patiënt middels een gestructureerde anamnese met aandacht voor o.a. • algemene anamnese • specifiek: blaas, darm, decubitus, spasticiteit, genitale en circulatoire problematiek • FIM classificatie • sociale anamnese met tevens aandacht voor seksualiteit Onderzoeksvaardigheden: De AIOS verzamelt adequaat gegevens van een patiënt middels onderzoek:
4
C/Z
C/Z
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
43
Lichamelijk onderzoek: • Algemeen lichamelijk onderzoek • Systematisch onderzoek neurologisch niveau van de dwarslaesie volgens ASIA-criteria • Spasticiteit, contracturen, niet-dwarslaesie gerelateerde neurologische stoornissen • Decubitus beoordelen, classificeren, meten en registreren • Verschijnselen autonome dysregulatie onderkennen • Looptesten • Handfunctietesten (VLT, GRT, COPM) Aanvullend onderzoek • Conventioneel röntgenonderzoek • CT- en MRI-onderzoek van de wervelkolom Behandelvaardigheden: Algemeen: • De AIOS kan aan de hand van gegevensanalyse een (multidisciplinair) behandelplan en behandeltraject opstellen, incl.: o noodzakelijke voorzieningen en aanpassingen o CBR procedure • De AIOS kan het opgestelde revalidatieplan evalueren en waar nodig bijsturen Specifiek: • Blaas o Blaasbeleid opstellen o Urethraal katheteriseren o Verwisselen CAD o Plaatsing supra-pubische katheter o Verwisselen supra-pubische katheter o UDO • Darm o Darmbeleid opstellen o Inbrengen suppositoria en (micro)clysma’s o Darmspoelen • Decubitus / huid o Necrotectomie decubitus o Verbinden decubituswonden o Postoperatief hechtingen verwijderen o Decubitus operatie o Zitadvies • Seksualiteit o Begeleiding geven t.a.v. seksualiteit o Fertiliteitsonderzoek • Luchtwegen o Trachea canule schoonmaken en verwisselen o Trachea canule verwijderen • Spasticiteit o Fenoliseren / Botoxbehandeling o Baclofenpomp uitlezen en vullen • Pijn o Behandeling neurogene en nociceptieve pijn o Intra-articulaire injectie schouder • Circulatie o Autonome dysregulatie behandelen • Handen o Conservatief beleid tetraplegische handen o Operatief beleid tetraplegische handen o Handenteam
4 4
C/Z
4 4 4 2 2 3 3
3
C/Z
3
C/Z
3 3 3 2 3 2
C/Z C/Z C/Z C/Z C/Z Z
3 2 2
C/Z C/Z C/Z
3 2 3 2 2
C/Z C/Z C/Z Z C
3 2
C C
2 2
C C
3 3
C/Z C/Z
3 3
C/Z C/Z
3
C/Z
3 2 2
C/Z C C
1.3 De specialist levert effectieve en ethisch verantwoorde patiëntenzorg Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
44
1.4 De specialist vindt snel de vereiste informatie en past deze goed toe. De AIOS heeft kennis genomen van onderstaande literatuur: 3 Verplicht Boeken: Handboek Dwarslaesierevalidatie, F.W.A. van Asbeck (red), 1998 Bohn Stafleu Van Lochum, ISBN 90 313 2619 4 Aanvullend Spinal Cord Medicine. Kirshblum S, Campagnolo DI, Delisa JA (Eds). 2002 Lippincott Williams & Wilkins. ISBN 0-7817-2869-X Spinal cord injury, Adkins HV, 1985 Churchill Livingstone, New York. ISBN 0-443-08360-6 Spinal cord injury, concepts and management approaches, Buchanan LE, Nawoczenski DA, 1987 Williams and Wilkins, Baltimore. ISBN 0683-06176-3 Klinik den Ruckenmarkschadigung, 2001 Kohlhammer, Stuttgart. ISBN 3-17-016185-7 Management of spinal cord injuries, 1986 Williams and Wilkins, Baltimore. ISBN 0-683-00851-x Aging with spinal cord injury, Whiteneck CG e.a., 1993. ISBN 0-93995748-5 Lifetime care of the paraplegic patient, Sir George M Bedbrook, 1985, Churchill Livingstone, New York. ISBN 0-443-02559-2 Spinal Cord Disease, basic science, diagnosis and management, Critchley E and Eisen A, 1997 Springer, London. ISBN 3-540-19935-7
2. Communicatie zie niet-diagnose gebonden gedeelte van het leerplan
3. Samenwerking zie niet-diagnose gebonden gedeelte van het leerplan
4. Kennis en wetenschap zie niet-diagnose gebonden gedeelte van het leerplan
5. Maatschappelijk handelen zie niet-diagnose gebonden gedeelte van het leerplan
6. Organisatie zie niet-diagnose gebonden gedeelte van het leerplan
7. Professionaliteit zie niet-diagnose gebonden gedeelte van het leerplan
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
45
Kinderen 1. Medisch handelen G 1.1 De specialist bezit adequate kennis en vaardigheid naar de stand van het vakgebied De AIOS kent de • epidemiologie • anatomie en pathofysiologie (risicofactoren) • diagnostiek • prognose (functionele gevolgen en follow-up) • behandeling van de volgende ziektebeelden: 4 • Cerebrale parese 3 • Spina bifida 3 • Niet-aangeboren hersenletsel 3 • Syndromen met neurologische en mentale gevolgen 1 • NMA 3 • Reductiedefecten/ Amputaties 2 • Complex Regionaal Pijnsyndroom 3 • DCD (norm: hoofdstuk 20 uit het boek Kinderrevalidatie) 2 • Skeletdysplasie/ Osteogenesis imperfecta 2 • Obstetrisch plexusbrachialis letsel 2
L
MS*
C
C/Z C C/Z C/Z C C C C C C C/Z
AIOS kent de normale ontwikkeling van het kind op verschillende domeinen 4 C/Z AIOS kent de verschillende paramedische interventies 3 C/Z 1.2 De specialist past het diagnostisch, therapeutisch en preventief arsenaal van het vakgebied goed en evidence-based toe. Cerebrale parese C/Z • AIOS kan lichamelijk onderzoek in verschillende levensfases uitvoeren 4 en looppatroon beoordelen 4 • AIOS kan kind classificeren volgens GMFCS 3 • AIOS kan de ouders inzicht geven over de motorische functionele prognose 3 • AIOS kent indicaties voor de verschillende vormen van spasticiteitsbehandeling 4 • AIOS kan orthesen/schoeisel voorschrijven en controleren 3 • AIOS kent de gevolgen CP op de verschillende RAP-domeinen 3 • AIOS kan gefundeerd een keuze maken tussen de verschillende paramedische interventies Spina bifida • AIOS kan lichamelijk onderzoek uitvoeren • AIOS heeft kennis van gevolgen spina bifida • AIOS kan orthesen/ schoeisel voorschrijven en controleren • AIOS kan gefundeerd een keuze maken tussen de verschillende interventies • AIOS kent de risicofactoren en interventies bij decubitus Niet-aangeboren hersenletsel • AIOS kent de neuropsychologische functiestoornissen • AIOS kan neuropsychologische onderzoekgegevens interpreteren • AIOS kent interventies bij neuropsychologische functiestoornissen • AIOS kent de specifieke motorische herstelpatronen NMA • AIOS heeft kan lichamelijk onderzoek uitvoeren
3 3 3 3
C
3
3 3 2 3
C
3
C
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
46
ZE
• AIOS heeft inzicht in de prognose • AIOS heeft kennis van medicatiemogelijkheid en bijwerkingen • AIOS kan gericht doorverwijzen naar een gespecialiseerd team • AIOS heeft kennis van beademingsmogelijkheden Reductiedefecten/ Amputaties • AIOS kan een oriënterend onderzoek uitvoeren • AIOS kan gericht een orthese/prothese voorschrijven en controleren • AIOS kan gericht doorverwijzen naar een gespecialiseerd team Complex pijnsyndroom bij kinderen en jongeren • AIOS kan kind classificeren in WPN-niveaus • AIOS kent de verklarende mechanismes van pijn • AIOS kan gericht verwijzen naar een gespecialiseerd team • AIOS kent de interventie mogelijkheden (gedragsmatig en medicamenteus) • AIOS kent het beeld van CVS, chronische pijn en CRPS DCD • AIOS kent de DSM- criteria voor DCD en comorbiditeit, met de operante criteria afgesproken binnen de kinderrevalidatie • AIOS kent de verklarende mechanismen van leerstoornissen bij DCD • AIOS kan gericht verwijzen naar een gespecialiseerd team • AIOS kent de interventie mogelijkheden Obstetrisch plexus brachialis letsel • AIOS kent neurologisch onderzoek bij plexusletsel (norm: hoofdstuk kinderrevalidatie en basiscursus obstetrisch plexus brachialis letsel • AIOS kent criteria voor operatieve interventies bij zuigeling en kan gericht doorverwijzen • AIOS kent de mogelijkheden voor secundaire chirurgie Algemeen • AIOS kent de meest voorkomende kinderorthopedische afwijkingen • AOIS heeft kennis van de ontwikkeling van het skelet van het opgroeiende kind op de röntgenfoto’s • AIOS kan scoliose, heupluxaties en heupdysplasie herkennen en het tijdstip van verwijzen • AIOS kent de meest voorkomende voorzieningen en het tijdstip van verstrekken in relatie tot het ziektebeeld • Bezoek KDC en/of MKD 1.3 De specialist levert effectieve en ethisch verantwoorde patiëntenzorg AIOS kent het revalidatie-analysemodel volgens het ICF en de stappen van het kinderRAP (probleemoriëntatie, gegevensverzameling, analyse, uitvoeren behandeling, evaluatie en bijsturing) AIOS gaat vertrouwelijk om met patiëntengegevens en stelt eigen dossiergegevens open voor ouders en/of kind 1.4 De specialist vindt snel de vereiste informatie en past deze goed toe. Literatuur: Kinderrevalidatie, MJ Meihuizen-de Regt Kinderneurologie; Le Coultre; Bohn, Scheltema en Holkema Neuromusculaire ziekten; de Visser, Vermeulen en Wokke, Elsevier/Bunge Kinderfysiotherapie, Ron van Empelen; Elsevier Gezondheidszorg Pluis of niet pluis, Jan Douwes Visser Bij en nascholingsprogramma VRA klappers: CP, Spina Bifida, Plexus letsel, NMA, Amputatie
2 2 3 2 3 1 3
C
3 3 3 2
C
3 2
C
2 2 2 2
C/Z
2 2 3 2
C/Z
3 3 2 4
C/Z
4
C/Z
2. Communicatie
2.1 De specialist bouwt effectieve behandelrelaties met patiënten op AIOS heeft empathie met kind en gezin
G
L
4
C/Z
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
MS
47
ZE
2.2 De specialist luistert goed en verkrijgt doelmatig relevante patiënten informatie AIOS luistert naar de vragen van kind en gezin 4 AIOS kan snel en effectief gegevens verzamelen conform kinderstatus 4 AIOS verheldert gericht hulpvraag van ouders en vraagt bevestiging over de 4 formulering van de hulpvraag 2.3 De specialist bespreekt medische informatie goed met patiënten en familie AIOS is in staat een gedoseerde en heldere informatie over te brengen aan 4 de ouders en/of kind AIOS is in staat ouders/ en of kind te verwijzen naar voorlichtingmateriaal en/ 3 of patiëntenverenigingen AIOS bespreekt helder de voor- en nadelen van de verschillende interventies 3 2.4 De specialist doet adequaat mondeling en schriftelijk verslag over patiënten casus AIOS kan kort en bondig een patiëntencasus presenteren voor overdracht en 4 intervisie AIOS kan in vaste structuur adequate verslaglegging binnen het kinderRAP 4 leveren voor intern (supervisor en onderwijs) en extern
C/Z C/Z C/Z
C/Z C/Z C/Z C/Z C/Z
3. Samenwerking G 3.1 De specialist overlegt doelmatig met collegae en andere zorgverleners AIOS kan doelmatig overleggen met onderwijs, dagverblijven en 3 maatschappelijke organisaties AIOS doet adequate voorstellen voor consultatie aanpalende specialismen 3 3.2 De specialist verwijst adequaat AIOS kent de structuur van het sociale netwerk in Nederland 3 AIOS heeft kennis genomen van opvang voor verstandelijk gehandicapten 2 AIOS heeft kennis genomen van schooltype cluster 3 2 AIOS kent de specialistische kinderrevalidatieteams in Nederland 3 AIOS weet wanneer kinderorthopeed/ kinderneuroloog/ kinderarts 3 ingeschakeld moeten worden 3.3 De specialist levert effectief intercollegiaal consult AIOS kan intercollegiaal consult verrichten in het MST / ZGT 2 3.4 De specialist draagt bij aan effectieve interdisciplinaire samenwerking en ketenzorg AIOS kan een revalidatiegebonden overleg en teamgesprek met ouders 3 voorzitten AIOS kan het team faciliteren tot het analyseren van de hulpvraag, 3 kernprobleem en teamdoelstelling voor de behandeling 4. Kennis en wetenschap Zie niet-diagnose gebonden gedeelte van het leerplan 5. Maatschappelijk handelen Zie niet-diagnose gebonden gedeelte van het leerplan 6. Organisatie Zie niet-diagnose gebonden gedeelte van het leerplan 7. Professionaliteit Zie niet-diagnose gebonden gedeelte van het leerplan
L
MS
C C/Z C/Z C/Z C/Z C/Z C/Z
Z C C
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
48
ZE
Multi - traumatologie 1. Medisch handelen G
L
MS
ZE
1.1a De specialist bezit adequate algemene kennis en vaardigheid van de traumatologie naar de stand van het vakgebied. De AIOS kent de algemene epidemiologie rondom traumatologie 3 C/Z De AIOS kent de anatomie en fysiologie van de botten, gewrichten, 3 C/Z spieren, pezen en zenuwen van het menselijk lichaam. De AIOS kent de pathofysiologie van trauma’s van de botten, gewrichten, 3 C/Z spieren, pezen en zenuwen van het menselijk lichaam (o.a. capsulaire patronen). De AIOS is op de hoogte van de primaire diagnostiek t.a.v. traumatologie 3 C/Z (bv. benoemen van fractuurindeling) De AIOS heeft weet van meetinstrumenten zoals: goniometrie, 3 C/Z dynamometrie, Visual Analog Scale (VAS), FIM, ISS. De AIOS heeft weet van meetinstrumenten ter evaluatie van kwaliteit van 1 C/Z leven: Sickness Impact Profile-136 (SIP-136), Euroqol (EQ5D). Voor de handletsels: Michigan Hand Outcomes Questionnaire, Dutch version (MHQ), Sequential Occupational Dexterity Assessment (SODA), Disability Arm Shoulder Hand Outcome Questionnaire (DASH). De AIOS kent de ongecompliceerde genezingsprocessen aangaande 3 C/Z letsels van het steun en bewegingsapparaat De AIOS is op de hoogte van het verloop en functionele herstel van trauma 3 C/Z patiënten. AIOS heeft weet van benamingen, classificaties, genezingstendens en 1 C/Z behandelstrategie van letsels van de hersenen, centrale zenuwstelsel, extremiteiten, buik en borst voortvloeiende uit de initieel ingestelde behandeling. De AIOS is op de hoogte van de principes van primaire traumaopvang en 2 C/Z de behandeling tijdens de ziekenhuisfase 1.1b De specialist bezit adequate kennis en vaardigheid van de specifieke gevolgen van een trauma naar de stand van het vakgebied. De AIOS kent de epidemiologie van de specifieke gevolgen binnen de 1 C/Z traumatologie De AIOS is op de hoogte van de specifieke anatomische gevolgen binnen 2 C/Z de traumatologie De AIOS heeft blijk gegeven van inzicht in ongevalkenmerken en 3 C/Z impactprincipes (m.a.g. aard, omvang en ernst van de letsels) bij verschillende soorten ongevallen zoals arbeidsongevallen, verkeersongevallen, privé-ongevallen, sportongevallen en tentamen suïcide. De AIOS is in staat het verloop van herstelfase te monitoren en adequate 3 C/Z diagnostiek te verrichten aangaande: fractuurgenezing (callus, botdoorbouw) De AIOS kent de mogelijkheden van aanvullend onderzoek: lab, klinische 3 C/Z neurofysiologie, röntgenonderzoek, skeletscintigrafie, CT-scan, EMG, MRI, en neuropsychologisch onderzoek De AIOS kent de prognose ten aanzien van het verloop en functionele 3 C/Z herstel voor de patiënt in zijn activiteiten en participeren. De AIOS geeft blijk van inzicht in de initieel ingestelde behandelingen 3 C/Z ingesteld door collega specialisten en kent de daaruit voortvloeiende belastbaarheid van de letsels en patiënt. 1.1c De specialist bezit adequate kennis en vaardigheid van de traumatologische complicaties naar de stand van het vakgebied. Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
49
De AIOS kent de epidemiologie van mogelijke complicaties van ongevallen 3 en initieel ingestelde behandelingen: • CRPS-type I • Decubitus • stoornissen in de fractuurgenezing o delayed union o malunion o pseudoarthrose o osteïtis • posttraumatische arthrose • pijn • loge syndromen • contracturen (o.a. Volckmann) • neurogene heterotope ossificatie • postcontusioneel syndroom • posttraumatisch stress syndroom • zenuwletsels.
C/Z
De AIOS kent de relevante anatomie aangaande bovengenoemde 3 C/Z complicaties De AIOS kent de pathofysiologie aangaande bovengenoemde complicaties 2 C/Z De AIOS is op de hoogte van relevante diagnostiek aangaande 2 C/Z bovengenoemde complicaties De AIOS weet de prognose van de eventueel opgetreden complicaties 2 C/Z De AIOS kent de behandeling van bovengenoemde complicaties 3 C/Z 1.2 De specialist past het diagnostisch, therapeutisch en preventief arsenaal van het vakgebied goed en evidence-based toe. De AIOS neemt een voor de traumatologie relevante anamnese af en is in 3 C/Z staat deze geordend te noteren De AIOS is in staat voor de traumatologie algemeen en specifiek 3 C/Z lichamelijk onderzoek te verrichten De AIOS is in staat het verloop van herstelfase te monitoren en adequate 3 C/Z diagnostiek te verrichten aangaande: labafwijkingen, fractuurgenezing (callus, botdoorbouw) De AIOS kan door anamnese, lichamelijk onderzoek en aanvullend 3 C/Z onderzoek een voorlopige diagnose stellen en/of probleemanalyse maken; en zo nodig verwijzen naar andere specialisten met eventueel verzoek tot een bepaalde verrichting. De AIOS is bekend met injectietechnieken voor schouder en knie, en kent de mogelijke complicaties. De AIOS kan een gemotiveerde machtiging uitschrijven voor orthesen (incluis de orthopedische schoen) en prothesen. De AIOS is in staat een mono-disciplinair behandelplan op te stellen bij eenvoudige traumatologische aandoeningen. De AIOS is in staat een multidisciplinair behandelplan op te stellen bij complexere traumatologische aandoeningen met een sterk invaliderend karakter in een klinische setting. De AIOS kan probleem analyseren van de patiënt en een poliklinische revalidatie behandelplan opstellen. De AIOS is in staat tot het stellen van prognostische verwachtingen ten aanzien van het verloop en uiteindelijk herstel dan wel beperkingen voor de patiënt op stoornisniveau De AIOS is in staat tot het stellen van prognostische verwachtingen ten aanzien van het verloop en uiteindelijk herstel dan wel beperkingen voor de patiënt in zijn activiteiten en participeren. De AIOS kent de behandeling van de genoemde complicaties Aios kan medicatie voor posttraumatische complicaties uitschrijven. 1.3 De specialist levert effectieve en ethisch verantwoorde patiëntenzorg
2/3
C/Z
3
C/Z
3
Z
3
C
3
C/Z
3
C/Z
3
C
2/3 2/3
C/Z C/Z
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
50
1.4 De specialist vindt snel de vereiste informatie en past deze goed toe. Verplichte literatuur: 1. Bij- en nascholingscursusklapper VRA: Brandwonden en ongevalsletsels vanuit revalidatie perspectief, 2. Verhaar J.A.N. en van der Linden A.J. Leerboek orthopedie. Bohn, Stafleu en Van Loghum, 2001. ISBN 90-313-3094-9. 2. Communicatie Zie niet-diagnose gebonden gedeelte van het leerplan 3. Samenwerking Zie niet-diagnose gebonden gedeelte van het leerplan 4. Kennis en wetenschap Zie niet-diagnose gebonden gedeelte van het leerplan 5. Maatschappelijk handelen Zie niet-diagnose gebonden gedeelte van het leerplan 6. Organisatie Zie niet-diagnose gebonden gedeelte van het leerplan 7. Professionaliteit Zie niet-diagnose gebonden gedeelte van het leerplan
3
C/Z
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
51
Neuromusculaire aandoeningen (NMA) 1. Medisch handelen G
L
MS* ZE
1.1.a De specialist bezit adequate algemene kennis van NMA naar de stand van het vakgebied De AIOS bezit adequate kennis over etiologie, erfelijkheid en 2-3 C/Z epidemiologie van NMA. De AIOS kent de anatomie en pathofysiologie van NMA 3 C/Z De AIOS kent en herkent de neurologische symptomen die kunnen 3 C/Z voorkomen bij de volgende diagnosen binnen de NMA bij kinderen en volwassenen: • HMSN • myotone dystrofie • M. Duchenne/Becker • ALS/PSMA • SMA • FSHD • postpoliosyndroom. • (M. Guillain-Barré) De AIOS bezit adequate kennis over prognose en beloop van de diverse 1 C/Z NMA op neurologisch en functioneel gebied. De AIOS bezit adequate kennis over revalidatiegeneeskundige 3 C/Z behandeling van stoornissen en beperkingen bij NMA op gebied van: • Mobiliteit; De AIOS bezit adequate kennis over aard en verkrijgbaarheid van loophulpmiddelen, orthopedisch schoeisel, orthesen, aanpassingen en buitenvervoer bij NMA-patiënten. • Persoonlijke verzorging; De AIOS bezit adequate kennis over aard en verkrijgbaarheid van hulpmiddelen en aanpassingen bij NMA-patiënten. • Wonen; De AIOS bezit adequate kennis over mogelijke vormen van wonen en zorg bij NMA. • Tijdsbesteding; De AIOS bezit adequate kennis over aard en verkrijgbaarheid van hulpmiddelen (incl. fondsen zoals Prinses Beatrixfonds) en aanpassingen bij NMA-patiënten, voor huishouden, schrijven en hobby’s. De AIOS heeft oog voor zelfbeeld/ontwikkeling van 2 C/Z kinderen/volwassenen met NMA als chronische ziekte en transitieproblematiek. De AIOS bezit adequate kennis over de laatste levensfase bij snel 2 C/Z progressieve NMA en de impact op de mantelzorger. De AIOS kent de belangrijkste patiëntenvereniging VSN en het 3 C/Z voorlichtingsmateriaal en de website van de VSN. 1.1.b De specialist bezit adequate kennis van de specifieke gevolgen van NMA naar de stand van het vakgebied De AIOS kent van dysfagie: 2 C • pathofysiologie van het slikproces • slikadviezen • aanpassing voeding oraal (consistentie, energieverrijkt) • sondevoeding via PEG-sonde De AIOS kent van dysartrie: 2 C • pathofysiologie • compensatiemiddelen: schrijven, ondersteunende communicatie apparatuur, computer De AIOS kent de behandelmogelijkheden van kwijlen: 2 C/Z Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
52
• medicatie • bestraling • botuline-injectie De AIOS kent bij parese en vermoeidheid: 3 C/Z • de principes van belasting en belastbaarheid • de principes van spiertraining De AIOS kent van de cardiomyopathie: 2 C/Z • epidemiologie • symptomatologie • prognose • richtlijnen t.a.v. doorverwijzing/behandeling De AIOS kent van de ademhalingsproblemen: 3 C/Z • epidemiologie • pathofysiologie • symptomatologie • diagnostiek • prognose (functionele gevolgen en follow-up) • behandeling en preventie (o.a. air stacken) De AIOS kent van obstipatie: 3 C/Z • algemeen advies: voeding, vocht, beweging • medicatie: laxantia, microklysma’s 1.1.c De specialist bezit adequate kennis van de complicaties van NMA naar de stand van het vakgebied De AIOS kent van ondervoeding: 3 C/Z • risico’s (verminderde weerstand, decubitus) • behandeling De AIOS kent van de scoliose: 3 C/Z • anatomie • diagnostiek • prognose (functionele gevolgen en follow-up) • behandeling en preventie 1.2 De specialist past het diagnostisch, therapeutisch en preventief arsenaal van het vakgebied goed en evidence-based toe. Anamnestische vaardigheden: 4 C/Z De AIOS verzamelt adequaat gegevens van een patiënt middels een gestructureerde anamnese met aandacht voor o.a. • algemene anamnese (beloop) • specifiek: ademhaling, cardiale problematiek, voeding/gewicht • sociale anamnese • De AIOS maakt bij de gegevensverzameling gebruik van evidence based meetinstrumenten als de Functionele 2 classificatie van Brooke, Hammersmith’s Assessment of motor ability, de Egen-schaal, de Motor Function Measure Onderzoeksvaardigheden: De AIOS verzamelt adequaat gegevens van een patiënt middels onderzoek: Lichamelijk onderzoek: • Algemeen lichamelijk onderzoek • Neurologisch onderzoek • Loopanalyse • Handfunctieonderzoek Behandelvaardigheden: De AIOS beheerst de volgende behandelvaardigheden: Intra-articulaire injectie bij frozen shoulder Aanvullend onderzoek: De AIOS beheerst het volgende: • conventioneel röntgenonderzoek
3
C/Z
C/Z 3
3
C/Z
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
53
1.3 De specialist levert effectieve en ethisch verantwoorde patiëntenzorg 1.4 De specialist vindt snel de vereiste informatie en past deze goed toe. De AIOS heeft kennis genomen van onderstaande literatuur: Verplicht: 3 1. Basiscursusklapper NMA (laatste versie) 2. Neuromusculaire ziekten – De Visser 1999. ISBN 90-6348-4097 Aanvullend: 2 1. Richtlijnen VSN: • HMSN 1998 • ALS 1999 • Samenwerkingsrichtlijn voor de multidisciplinaire zorg aan mensen met Duchenne Spierdystrofie 2002 • Ataxie van Friedreich 2003 • Gebruik van corticosteroïden bij Duchenne spierdystrofie 2004 2. Myotone Dystrofie – Jennekens et al. 2000. ISBN 90-352-2276-8 3. Neuromusculaire ziekten – Bethlem-Knobbout 1984. ISBN 90-3130604-5 4. Amyotrofische Laterale Sclerose – Van den Berg et al. 2002. ISBN 90-352-2493-0
C/Z
2. Communicatie G
L
MS
ZE
2.2 De specialist luistert goed en verkrijgt doelmatig relevante patiënteninformatie De AIOS communiceert adequaat met patiënten met dysartrie. 3
3. Samenwerking 3.4 De specialist draagt bij aan effectieve interdisciplinaire samenwerking en ketenzorg De AIOS heeft adequate kennis over multidisciplinaire spreekuren 2 betreffende NMA. De AIOS heeft adequate kennis van de Revalidatie Adviescentra van de VSN
2
4. Kennis en wetenschap Zie niet-diagnose gebonden gedeelte van het leerplan
5. Maatschappelijk handelen Zie niet-diagnose gebonden gedeelte van het leerplan
6. Organisatie Zie niet-diagnose gebonden gedeelte van het leerplan
7. Professionaliteit Zie niet-diagnose gebonden gedeelte van het leerplan
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
54
Niet-aangeboren hersenaandoeningen • • •
traumatisch hersenletsel cerebro vasculaire accident intra craniële tumoren
1. Medisch handelen G
L
MS* ZE
1.1 a De specialist bezit adequate algemene kennis van NAH naar de stand van het vakgebied De AIOS kent de epidemiologie van de oorzaken van NAH 3 C/Z De AIOS kent de anatomie en pathofysiologie van NAH 3 C/Z De AIOS kent de diagnostiek (CT, MRI) en classificaties 3 C/Z • Traumatisch Hersenletsel: o commotio cerebri o contusio cerebri • CVA o Ischemie o Bloeding o SAB • Intracraniële tumoren De AIOS bezit adequate kennis over de prognose van NAH ten aanzien van neurologisch en functioneel herstel. De AIOS bezit adequate kennis over de neurologische en neurochirurgische behandelmogelijkheden in de acute fase bij NAH De AIOS bezit adequate kennis over de secundaire preventie van NAH
3
C/Z
2
Z
3
C/Z
De AIOS bezit adequate kennis over het voorkomen van problemen bij 3 C/Z mantelzorgers van NAH patiënten De AIOS bezit adequate kennis over de revalidatiegeneeskundige 3 C/Z problemen van NAH-patiënten De AIOS kent voor de overige gebruikelijke hulpmiddelen en 3 C/Z voorzieningen bij NAH de indicatie en organisatie 1.1b De specialist bezit adequate kennis van de specifieke gevolgen van Niet Aangeboren Hersenletsel naar de stand van het vakgebied De AIOS kent van taalstoornissen bij NAH: 3 C/Z • epidemiologie • anatomie en pathofysiologie (linker en rechter hemisfeer stoornissen) • diagnostiek (screening en taalonderzoek) • prognose (functionele gevolgen en follow-up) • behandeling (incl. aanleren compensatiemethoden) De AIOS kent de bij NAH voorkomende cognitieve problemen m.b.t.: 3 C/Z geheugen, aandacht (richten, volhouden en verdelen), planning, oriëntatie, neglect, agnosie, apraxie, tempo van informatieverwerking, ziekte inzicht en daarvan de: • epidemiologie • anatomie en pathofysiologie (globale lokalisatie) • diagnostiek en interpretatie hiervan (NPS, ONO, NPO) • prognose (functionele gevolgen) • behandeling (incl. aanleren compensatiemethoden) De AIOS kent van de urologische problematiek na NAH: 3 C/Z • epidemiologie • anatomie en pathofysiologie (verschil soorten incontinentie, Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
55
neurogeen of traumatisch blaaslijden) diagnostiek (inclusief echo blaas en nieren, urodynamisch onderzoek, overleg uroloog) • prognose (functionele gevolgen en follow-up) • behandeling (intermitterend katheteriseren, behandeling incontinentie, wel/niet behandelen UWI) De AIOS kent de mogelijke visusproblemen na NAH: • anopsie (hemianopsie, kwadrantanopsie) • n. opticus laesie • scotomen De AIOS kent van moeheid voorkomend na NAH de: • epidemiologie • pathofysiologie • diagnostiek • prognose • behandeling De AIOS kent van stemmingsproblemen na NAH: • epidemiologie • pathofysiologie • diagnostiek (CES-D) • prognose • behandeling De AIOS kent van seksuele problemen na NAH: • epidemiologie • pathofysiologie • diagnostiek (specifieke anamnese) • prognose • behandeling De AIOS kent van spasticiteit: • epidemiologie • anatomie en pathofysiologie • diagnostiek (lichamelijk onderzoek) • prognose (functionele gevolgen en follow-up) • behandeling (conservatieve maatregelen, spasmolytica, fenolisatie n. tibialis, botuline-injectie, NESS-handmaster) De AIOS kent de behandeling van beperkingen t.a.v. • Communicatie o linker hemisfeer taalstoornissen ( motorische / sensorische afasie) o rechter hemisfeer taalstoornissen o moeite met omgaan met/ bedienen van de computer • mobiliteit: o lopen, loophulpmiddelen o vervoersmogelijkheden o CBR procedure • persoonlijke verzorging: o instructietechnieken apraxie o neglecttraining o éénhandig functioneren o slikken • zelfstandig wonen: o woningaanpassingen o mogelijkheden t.a.v. zorg thuis o alternatieve woonvormen /VPH • tijdsbesteding: o mogelijkheden t.a.v. dagbesteding (AC, soos, afasiecentrum, VPH) o mogelijkheden t.a.v. sporten (sportadvies) •
3
C/Z
3
C/Z
3
C/Z
3
C/Z
2
C/Z
3
C/Z
3
C/Z
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
56
mogelijkheden t.a.v. (her)start arbeid (arbeid en training,re-integratiebureaus NAH) 1.1c De specialist bezit adequate kennis van de complicaties van Niet Aangeboren Hersenletsel naar de stand van het vakgebied De AIOS kent van decubitus 3 C/Z • epidemiologie • anatomie en pathofysiologie (risicofactoren) • diagnostiek • prognose (functionele gevolgen en follow-up) • behandeling: o anti-decubitusvoorzieningen (matras, kussen etc.) o wondbehandeling (diverse verbandmaterialen met indicaties, evt. operatie indicaties /indicatie overleg plastisch chirurg) o preventiebeleid 1.2 De specialist past het diagnostisch, therapeutisch en preventief arsenaal van het vakgebied goed en evidence-based toe. Anamnestische vaardigheden: 3 C/Z Gestructureerde anamnese met aandacht voor o.a. • algemene anamnese • specifiek: blaas, darm • cognitieve problemen, gedrags- en/of karakterveranderingen, stemmingsproblemen (life-events in vg) • decubitus • spasticiteit • fysieke belastbaarheid. • sociale anamnese met tevens aandacht voor seksualiteit • heteroanamnese met aandacht voor draagkracht en draaglast partner / mantelzorger. De AIOS maakt bij de gegevensverzameling gebruik van (evidence based) meetinstrumenten als RAP, Barthel index, MMSE, Lijn 3 Bisectietest, HBSH, GOS, ONO Onderzoeksvaardigheden: C/Z De AIOS verzamelt adequaat gegevens van een patiënt middels onderzoek: Lichamelijk onderzoek: 3 • Algemeen lichamelijk onderzoek 3 • Systematisch neurologisch onderzoek 3 • Spasticiteit, contracturen. 3 • Decubitus 3 • ONO Aanvullend onderzoek 3 • Conventioneel röntgenonderzoek indien nodig 2 • ECG, indien status na reanimatie of anoxie Behandelvaardigheden: C/Z De AIOS beheerst de volgende behandelvaardigheden op de aangegeven niveaus: Blaas 3 • Blaasbeleid opstellen 3 • Urethraal katheteriseren 3 • Verwisselen CAD Darm 3 • Darmbeleid opstellen 3 • Inbrengen suppositoria en (micro)clysma’s Decubitus / huid • Preventief beleid opstellen 3 • Verbinden decubituswonden 3 o
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
57
• Postoperatief hechtingen verwijderen Seksualiteit • Begeleiding geven t.a.v. seksualiteit Luchtwegen • Trachea canule schoonmaken en verwisselen Spasticiteit • Fenoliseren n. tibialis n. musculocutaneus n. obturatorius • Botoxbehandeling Pijn • Behandeling neurogene pijn • Intra-articulaire injectie schouder • Sub- acromiaal injectie • Bursa trochanterica injectie Maag • opstellen beleid t.a.v. bijvoeding • verwijderen van PEG indien mogelijk. 1.3 De specialist levert effectieve en ethisch verantwoorde patiëntenzorg 1.4 De specialist vindt snel de vereiste informatie en past deze goed toe. Literatuur: • Handboek CVA • Niet aangeboren hersenletsel bij volwassenen. Vandermeulen e.a. ISBN 90.352.2492.2 • Bij- en nascholingsklapper CVA (laatste versie) • Bij- en nascholingsklapper NAH (laatste versie) • Richtlijnen CBO: - Revalidatie na een beroerte • Neurologie. S.Hijdra, P.J.Koudstaal, R.A.C. Roos • (Klinische) neuropsychologie. B. van Cranenburgh • Measurement in neurological rehabilitation. Dt Wade • Bij- en nascholingsklapper Seksualiteit 1.5 • • • • • •
Bijwonen van activiteiten Afasieteam Gangbeeldanalyse Spreekuur Indicatiestelling weke delen chirurgie Arm-hand spreekuur Bijwonen FES behandeling: BE en OE Consulten Verpleegtehuis
3
C/Z
2
C/Z
3
3 2 2 2 3 3 3 3 2 2
C/Z
C 2
Z
2. Communicatie G
L
MS
2.2 De specialist luistert goed en verkrijgt doelmatig relevante patiënteninformatie De AIOS communiceert adequaat met patiënten met dysartrie, afasie 3 en/of cognitieve stoornissen door gebruik van de juiste communicatiehulpmiddelen en structuur. 2.3 De specialist bespreekt medische informatie goed met patiënten en familie De AIOS is in staat in heldere en begrijpelijke taal informatie over te 3 brengen aan patiënt en familie over behandelinterventies, prognose, het toekomstperspectief en de (on)mogelijkheden na NAH.
3. Samenwerking Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
58
ZE
G
L
MS
3.1 De specialist overlegt doelmatig met collegae en andere zorgverleners Zie niet-diagnose gebonden gedeelte van het leerplan
4. Kennis en wetenschap Zie niet-diagnose gebonden gedeelte van het leerplan
5. Maatschappelijk handelen 5.2 De specialist bevordert de gezondheid van patiënten en de gemeenschap als geheel Zie niet-diagnose gebonden gedeelte van het leerplan
6. Organisatie Zie niet-diagnose gebonden gedeelte van het leerplan
7. Professionaliteit Zie niet-diagnose gebonden gedeelte van het leerplan
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
59
ZE
Reumatische aandoeningen
1. Medisch handelen G
L
MS
ZE
1.1.a De specialist bezit adequate algemene kennis van een aantal reumatische ziektebeelden naar de stand van het vakgebied De AIOS kent de epidemiologie van de volgende reumatische C/Z aandoeningen: 3 • reumatoïde artritis 1 • artritis psoriatica 1 • SLE 1 • sclerodermie 3 • primaire en secundaire artrose, inclusief polyartrose 1 • sarcoidose 1 • polymyalgia rheumatica 3 • Morbus Bechterew 2 • jicht De AIOS kent de anatomie en pathosfysiologie van bovengenoemde 2 C/Z reumatische aandoeningen De AIOS kent de differentiaal diagnostiek van bovengenoemde 2 C/Z reumatische aandoeningen De AIOS kent de prognose en het toekomstperspectief van de 2 C/Z bovengenoemde reumatische aandoeningen De AIOS kent de medicamenteuze aanpak binnen de reumatologie: C/Z 2 • NSAID’s 1 • DMARD’s (incl. immuun modificerende middelen) 2 • Injecties 1.1.b De specialist bezit adequate kennis van de specifieke gevolgen van een aantal reumatische aandoeningen naar de stand van het vakgebied De AIOS kent de epidemiologie van de volgende verschijnselen: C/Z 3 • ontstekingsbeelden: tendinitis, peritendinitis, tenosynovitis, bursitis, synovitis 3 • gewrichtsbeschadiging, erosies 3 • bewegingsbeperking, contractuur 3 • noduli en tophie 2 • deformiteiten: o swanneck o boutonnière o ulnaire drift o volaire subluxatie o radiocarpale collaps o reumatische voet met subluxatie MTP’s 3 • specifieke beelden: o epicondylitis elleboog o tendovaginitis stenosans vingers o Syndroom van De Quervain o Syndroom van Tietze o bursitis subacromialis en capsulitis adhaesiva schouder o bursa trochanterica syndroom heup De AIOS kent van bovengenoemde specifieke gevolgen de anatomie en 2 pathofysiologie De AIOS kent van bovengenoemde specifieke gevolgen de diagnostiek 2
C/Z C/Z
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
60
De AIOS kent van bovengenoemde specifieke gevolgen de prognose 2 C/Z De AIOS kent van bovengenoemde specifieke gevolgen de behandeling C/Z en preventie: 2 • gewrichtssparende adviezen o ergonomie o (loop)hulpmiddelen o lichaamsgebonden hulpmiddelen (schoenaanpassingen en orthesen) • lokale behandeling o injecties o applicaties Ft De AIOS kent de behandeling van beperkingen t.a.v. 2 C/Z • mobiliteit: o lopen, loophulpmiddelen o rolstoelen o vervoersmogelijkheden (buitenvervoer) • persoonlijke verzorging o technieken en training • zelfstandig wonen o woningaanpassingen • tijdsbesteding o arbeidsmogelijkheden o vrijetijdsbesteding 1.1.c De specialist bezit kennis van de complicaties van reumatische aandoeningen naar de stand van een vakgebied. De AIOS kent de epidemiologie van de volgende complicaties: 2 C/Z • carpaal tunnel syndroom • erosies • peesrupturen • ligamentaire instabiliteit De AIOS kent van bovengenoemde complicaties de anatomie en 2 C/Z pathofysiologie De AIOS kent van bovengenoemde complicaties de diagnostiek 2 C/Z De AIOS kent van bovengenoemde complicaties de prognose 2 C/Z C/Z De AIOS kent van bovengenoemde complicaties de behandeling en preventie: 3 • gewrichtssparende adviezen o ergonomie o (loop)hulpmiddelen o lichaamsgebonden hulpmiddelen (schoenaanpassingen en orthesen) 2 • operatieve behandeling (gewrichtsvervanging, arthrodese, synovectomie en metatarsalia kop resectie, ulnakopresectie) 1.2 De specialist past het diagnostisch, therapeutisch en preventief arsenaal van het vakgebied goed en evidence-based toe. Anamnestische vaardigheden: 3 C/Z De AIOS verzamelt adequaat gegevens van een patiënt middels een gestructureerde anamnese met aandacht voor o.a. • pijn (VAS score) • voorkeursplaatsen gewrichten • symmetrie • ochtendstijfheid • ontstekingsverschijnselen (roodheid, zwelling, warmte) • duur klachten • samenhang met andere ziekten (huid, darm) • RAP domeinen Onderzoeksvaardigheden: C/Z De AIOS verzamelt adequaat gegevens van een patiënt middels onderzoek: Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
61
Lichamelijk onderzoek: • Algemeen lichamelijk onderzoek • Mobiliteit WK: thoracale excursies, Shober-waarden • 18 tender points (FMS) • mobiliteit gewrichten • ontstekingsbeelden: tendinitis, peritendinitis, tenosynovitis, bursitis, synovitis • noduli • tophie • heeft weet van meetinstrumenten ter evaluatie ernst van activiteit van reumatische aandoening: Disease Activity Score (DAS), Ritchie score (aantal pijnlijk gezwollen gewrichten). • heeft weet van meetinstrumenten ter evaluatie handfunctie: Michigan Hand Outcomes Questionnaire, Dutch version (MHQ), Sequential Occupational Dexterity Assessment (SODA), Disability Arm Shoulder Hand Outcome Questionaire (DASH). Aanvullend onderzoek • conventioneel röntgenonderzoek (periarticulaire ontkalking, Sharp score (erosies op X-foto), gewrichtsspleet versmalling, randwoekeringen, sclerose en ankylose) • botscintigrafie • laboratorium (BSE, Rose test, APF en ANA test, HLA-B 27, urinezuur) • heeft weet van meetinstrumenten zoals: goniometrie, dynamometrie AIOS weet door anamnese, lichamelijk onderzoek, laboratorium en röntgen onderzoek een voorlopige diagnose te vermoeden of te stellen. Behandelvaardigheden: De AIOS beheerst de volgende behandelvaardigheden op de aangegeven niveaus: • kan door anamnese, lichamelijk onderzoek en aanvullend onderzoek een voorlopige diagnose stellen; en zo nodig verwijzen naar reumatoloog • lokale injecties (marcaïne, corticosteroïden) • opstellen receptuur lichaamsgebonden hulpmiddel (schoenaanpassing en orthesen (pols / nek / knie)) • kan na probleemanalyse kiezen voor verwijzing naar orthopeed of plastisch chirurg. • is in staat een multidisciplinair behandelplan op te stellen bij complexere reumatische aandoeningen met een (sterk) invaliderend karakter in een klinische setting
3 3 3 3 3 3 3 3 2
2
2
2 2 2 2
C/Z
3
C/Z
1.3 De specialist levert effectieve en ethisch verantwoorde patiëntenzorg 1.4 De specialist vindt snel de vereiste informatie en past deze goed toe. AIOS is in staat gebruik te maken van Up-to-date 2
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
62
De AIOS heeft kennis genomen van onderstaande literatuur: 1 Verplicht: • Basiscursusklapper: Revalidatie bij gewrichtsziekten en pijnsyndromen, Dahmen en Zondervan, februari 2004 • Bijlsma, Geusens en Kallenberg. Reumatologie en klinische immunologie, Bohn, Stafleu & Van Loghum, 2004 (ISBN: 9031340006) • Diagnostisch Kompas / CVZ (http://www.cvzkompassen.nl) • Basiscursusklapper: De orthopedische schoen, Postema en Rommers, maart 2006 Aanvullend: • Brönstöm: gewrichtssparende adviezen, Bohn, Scheltema&Holkema, ISBN 90 31305278 • Green P.D. Operative handsurgery, chapter 55, Churchill e Livingstone, 5 druk. ISBN 0-443-07955-2 • Hunter J.M. etal. Rehabilitation of the hand: surgery and therapy, part XXI: reumatoïde arthritis (chapters 93-99), part XXIII: the other arthridities (SLE and Sclerodermie: chapter 102103), Mosby, 5e druk (ISBN 0801671256). • Postema: Orthopaedisch maatschoeisel in de medische praktijk, Bohn Stafleu Van Loghum, ISBN 9031311030
2. Communicatie Zie niet-diagnose gebonden gedeelte van het leerplan
3. Samenwerking Zie niet-diagnose gebonden gedeelte van het leerplan
4. Kennis en wetenschap Zie niet-diagnose gebonden gedeelte van het leerplan
5. Maatschappelijk handelen Zie niet-diagnose gebonden gedeelte van het leerplan
6. Organisatie Zie niet-diagnose gebonden gedeelte van het leerplan
7. Professionaliteit Zie niet-diagnose gebonden gedeelte van het leerplan
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
63
Niet-diagnosegebonden competenties Diagnostiek Jaar 2
Jaar 3
Jaar 4
AIOS neemt kennis van de verschillende revalidatie diagnose methoden zoals SAMPC en RAP en kan deze plaatsen in het ICF model
AIOS kan in overleg met de supervisor de verschillende diagnostische methoden toepassen binnen het ICF plaatsen
AIOS kan volledig zelfstandig de verschillende diagnostische methoden toepassen en binnen het ICF plaatsen
AIOS is in staat op supervisor niveau uitleg te geven over de verschillende diagnostische methoden en de plaats ervan binnen het ICF.
Professionaliteit
Oraganisatie
Maatschappelijk handelen
Kennis en Wetenschap
Samenwerking
Jaar 1
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
64
Jaar 1 Begrijpt na overleg met de supervisor de functionele prognose van de patiënt
Jaar 2 Kan een functionele prognose opstellen met supervisie vooraf
Jaar 3 Kan een functionele prognose opstellen met supervisie achteraf
Voert onder supervisie een gesprek waarin de prognose besproken wordt met een patiënt
Voert een gesprek met patiënt over de prognose met supervisie vooraf
Voert een gesprek met patiënt over zijn prognose met supervisie achteraf
Begrijpt na overleg met de supervisor de consequenties van de prognose voor het maatschappelijk functioneren van de patiënt
Bespreekt de consequenties van de prognose voor het maatschappelijk functioneren met de patiënt met supervisie vooraf
Bespreekt de consequenties van de prognose voor het maatschappelijk functioneren met de patiënt met supervisie achteraf
Jaar 4 Kan een coassistent/ collega superviseren bij het opstellen van de functionele prognose Kan een coassistent/ collega superviseren bij een gesprek over de prognose
Kan een coassistent/ collega superviseren bij een gesprek over de prognose en het maatschappelijk functioneren
Professionaliteit
Organisatie
Maatschappelijk handelen
Kennis en wetenschap
Samenwerking
Communicatie
Medisch handelen
Prognostiek
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
65
Jaar 1 De AIOS kan voor een behandelplan de benodigde medische en paramedische gegevens verzamelen en ordenen. De AIOS kan onder supervisie de inhoud en doel van een enkelvoudige behandeling per discipline aan de patiënt uitleggen
Jaar 2 De AIOS kan onder supervisie aan de hand van de verzamelde gegevens een globaal behandelplan opstellen, evalueren en bijstellen De AIOS kan onder supervisie de globale inhoud en doel van een multidisciplinaire behandeling aan de patiënt uitleggen
De AIOS kan onder supervisie de inhoud en doel van een enkelvoudige behandeling per discipline coördineren
De AIOS kan onder supervisie de globale inhoud en doel van een multidisciplinaire behandeling coördineren.
De aios krijgt supervisie over de kosten en effectiviteit van het behandelplan
De aios betrekt onder supervisie de kennis over de kosten en effectiviteit bij het opstellen van het behandelplan
Jaar 3 De AIOS kan onder supervisie aan de hand van de verzamelde gegevens een behandelplan met SMART doelen opstellen, evalueren en bijstellen De AIOS kan onder supervisie de specifieke (SMART) inhoud en doel van een multidisciplinaire behandeling aan de patiënt uitleggen De AIOS kan onder supervisie de specifieke (SMART) inhoud en doel van een multidisciplinaire behandeling per discipline coördineren
Jaar 4 De AIOS kan zelfstandig aan de hand van de verzamelde gegevens een behandelplan met SMART doelen opstellen, evalueren en bijstellen De AIOS kan zelfstandig de specifieke (SMART) inhoud en doel van een multidisciplinaire behandeling aan de patiënt uitleggen De AIOS kan zelfstandig de specifieke (SMART) inhoud en doel van een multidisciplinaire behandeling per discipline coördineren
De aios stelt het behandelplan onder supervisie op met kennis van de kosten en effectiviteit hiervan
De aios stelt zelfstandig het behandelplan op met kennis van de kosten en effectiviteit hiervan
Professionaliteit
Organisatie
Maatscahppelijk handelen
Kennis en wetenschap
Samenwerking
communicatie
Medisch handelen
Opstellen en uitvoeren behandelplan
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
66
Multidisciplinaire teambespreking Jaar 2
Jaar 3
Jaar 4
Woont team besprekingen bij
Koppelt onder supervisie afspraken terug naar patiënt
Koppelt onder supervisie afspraken terug naar patiënt
Superviseert
Voert onder supervisie afspraken n.a.v. teambespreking uit
Voert afspraken n.a.v. teambespreking zelfstandig uit
Spreekt andere disciplines aan op niet nakomen afspraken
Superviseert
Kent de rol van de teamleden binnen het teamoverleg voor effectief en doelmatig overleg
Bereidt onder supervisie bespreking voor
Bereidt zelfstandig bespreking voor en
Superviseert
Woont teambesprekingen bij
Zit teambespreking voor onder supervisie Maakt teamverslag onder supervisie
Zit teambespreking zelfstandig voor Maakt zelfstandig verslag tbv medische status
Superviseert
Professionaliteit
Organisatie
Maatschappelijk handelen
Kennis en wetenschap
Samenwerking
Communicatie
Medisch handelen
Jaar 1
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
67
Slecht nieuwsgesprek Jaar 2
Jaar 3
Jaar 4
Woont slecht nieuws gesprek bij
Voert onder supervisie het slecht nieuwsgesprek uit.
Voert zelfstandig slecht nieuwsgesprek en draagt zorg voor verslaglegging
Superviseert
Verzamelt onder supervisie de benodigde informatie voor het gesprek
Verzamelt zelfstandig de informatie die benodigd is voor het gesprek
Draagt er zelfstandig zorg voor dat de
Superviseert
Kijkt met supervisor mee hoe binnen het centrum / afdeling gesprekken voorbereid en georganiseerd worden
Draagt onder supervisie zorg voor de voorbereiding en organisatie van het gesprek
Bereidt zelfstandig de bespreking voor en zorgt dat organisatie geregeld is
Superviseert
Professionaliteit
Organisatie
Maatschappleijk handelen
Kennis en wetenschap
Samenwerking
Communicatie
Medisch handelen
Jaar 1
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
68
Afronding / Overdracht Jaar 2
Jaar 3
Jaar 4
Voert onder supervisie een afrondingsgesprek en overdrachtsbespreking uit
Voert met supervisie vooraf een afrondingsgesprek en overdrachtsbespreking uit
Voert zelfstandig overdrachts- en ontslagbespreking uit.
Superviseert
Verzamelt onder supervisie de juiste informatie en draagt er (onder supervisie) zorg voor dat informatie op goede plek terecht komt
Verzamelt met supervisie achteraf de juiste informatie en draagt er (onder supervisie) zorg voor dat informatie op goede plek terecht komt
Draagt zelfstandig zorg voor de overdracht van informatie op maat voor alle relevantie partijen
Superviseert
Zorgt er onder supervisie zorg voor dat de organisatie omtrent overdracht en nazorg geregeld zijn (administratief en benodigde zorg en hulpmiddelen)
Zorgt met supervisie achteraf zorg voor de organisatie omtrent overdracht en nazorg geregeld zijn (administratief en benodigde zorg en hulpmiddelen)
Draagt zelfstandig zorg voor de organisatie van overdracht en nazorg
Superviseert
Professionaliteit
Organisatie
Maatschappelijk handelen
Kennis en wetenschap
Samenwerking
Communicatie
Medisch handelen
Jaar 1
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
69
Wetenschappelijk Onderzoek Jaar 2
Jaar 3
Jaar 4
AIOS communiceert over de verschillende aspecten van het wetenschappelijk onderzoek zoals epidemiologie en statistiek en tevens zijn eigen onderzoeksplannen
AIOS kan zijn onderzoeksvoorstel presenteren voor een onderzoekscommis sie (evt. en zo nodig een METC)
AIOS is in staat betreffende het eigen onderzoek te communiceren naar zijn begeleidingscommiss ie en daarbuiten.
AIOS is in staat de resultaten van het eigen onderzoek te presenteren op een (inter)nationaal symposium/congres of middels een paper te publiceren
AIOS neemt kennis van de verschillende aspecten van het wetenschappelijk onderzoek zoals epidemiologie en statistiek en maakt een keuze voor het eigen onderzoek
AIOS maakt een onderzoeksvoorstel dat zo nodig door de METC wordt behandeld en gehonoreerd
AIOS voert het onderzoek uit in de zin van data verzameling en analyse
AIOS rapporteert over de uitkomsten van het verrichte wetenschappelijk onderzoek in een verslag, presentatie of een manuscript bedoeld voor publicatie
Professionaliteit
Organisatie
Maatschappelijk handelen
Kennis en Wetenschap
Samenwerking
Communicatie
Medisch handelen
Jaar 1
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
70
11.
Organisatie en Overlegstructuur
Opleidingscommissie
Een onderverdeling wordt gemaakt in: 1)
De kleine opleidingscommissie: hierin participeren de 3 opleiders, de plaatsvervangend opleider, de voorzitter en de vicevoorzitter van het assistenten overleg. De kleine opleidingscommissie vergadert minimaal 4x per jaar. Een agenda wordt vooraf verspreid, verslaglegging (notulen) vindt plaats.
2)
De plenaire opleidingscommissie: hierin participeren de 3 opleiders, de plaatsvervangend opleider, het hoofd medische dienst, alle supervisoren, de voorzitter en de vicevoorzitter van het assistenten overleg. De plenaire opleidingscommissie vergadert minimaal 2x per jaar. Een agenda wordt vooraf verspreid, verslaglegging (notulen) vindt plaats.
3)
Zowel in het ziekenhuis Medisch Spectrum Twente als in de Ziekenhuis Groep Twente functioneert een Centrale Opleidings Commissie (vergaderfrequentie 4x per jaar). De opleider revalidatiegeneeskunde van de betreffende instelling neemt hieraan deel.
Supervisie
Op alle locaties van het opleidingscircuit wordt voldoende tijd ingeruimd voor supervisie, zowel kwantitatief als kwalitatief. Voor aanvang van een stageplaats worden afspraken gemaakt over de te verwachten werkzaamheden, de mate van zelfstandigheid in het werk en de reguliere supervisiemomenten. In 2002 werd bovendien een formulier geïntroduceerd, welke aan het eind van een stageperiode door de betreffende aios wordt ingevuld en dient als handleiding voor de (mondelinge) evaluatie van een stageplaats. Behalve per afdeling worden de evaluatieformulieren centraal door de opleider bewaard. Er zal een overgang plaatsvinden naar het gebruik van landelijke zelf evaluatieformulieren om het opleidingsklimaat (D-rect: Dutch residence educational climate test) en de supervise kwaliteiten van de opleiders (EFFECT) in kaart te brengen. Ook voor de diensten zijn sluitende afspraken gemaakt omtrent overdracht van informatie en ruggespraak met de achterwachten door de dienstdoende aios. Naast de reguliere achterwacht werd in 2002 gestart met een ‘baclofen’-achterwacht, omdat niet elke revalidatiearts deze specifieke problematiek beheerst.
Bibliotheek
De medische bibliotheek in Het Roessingh beschikt over een uitgebreid op het specialisme toegespitst tijdschriftenbestand. De meest recente basiscursusboeken, uitgegeven onder auspiciën van de Nederlandse Vereniging van Artsen voor Revalidatie en Physische Geneeskunde zijn aanwezig. Voorts vindt met enige regelmaat actualisering van het boekenbestand plaats. Er is een ruim budget. De bibliotheekcommissie waarin de opleider naast een staflid en, de voor 24 uur aangestelde, bibliothecaresse zitting heeft, probeert hierin zoveel mogelijk gebruik te maken van het overzicht dat is samengesteld door de wetenschappelijke commissie van de VRA. Recent werd door de bibliotheekcommissie de aanschaf van software gefiatteerd, waardoor registratie, overzicht en zoekfuncties van de aanwezige boeken/literatuur in hoge mate verbeterd kan worden en waarmee zowel via intranet als via internet literatuur kan worden opgevraagd. Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
71
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
72
12. 1. 2. 3. 4. 5.
Bijlagen
KPB 360 graden feedback Toetsingsschema Opleiding tot revalidatiearts Evaluatieformulier opleiding Inhoudsopgave portfolio
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
73
Bijlage 1: Korte Klinische Praktijk beoordeling Handleiding voor gebruik van de “KPB-team”
Korte Praktijkbeoordeling Teamoverleg (KPB-team)
De Korte Praktijk Beoordeling-team (KPB-team) richt zich op de competenties van de arts in opleiding tot specialist (aios) in teamoverleg. Ze kan eenvoudig worden toegepast door stafleden als onderdeel van de dagelijkse routine en is geschikt voor de beoordeling van aios. De KPB-team is een kortdurende observatie (10 minuten) van een (deel van) een teamvergadering, voorgezeten door de aios. De combinatie van meerdere KPB’s geeft inzicht in de competenties van de aios.
Beoordelaar: __________________________ Datum: ___________ Aios: ________________________________ Opleidingsjaar: ______ Patiënt/probleem/diagnose: __________________________________ Plaats: 0 poli 0 afdeling 0 Anders:________________ Complexiteit beeld: 0 gering 0 matig 0 groot __________________________________________________________ 1. Voorbereiding 0 = niet geobserveerd 1
De KPB kan geregeld (iedere paar maanden) worden toegepast maar moet minimaal 2 keer per jaar toegevoegd worden aan portfolio. Als beoordelaars kunnen optreden: superviserende stafleden, afdelingshoofden, opleiders en ouderejaars aios. Van iedere beoordeling wordt een kopie verstrekt aan de aios. Het origineel gaat naar de opleider.
2 3 / 4 5 6 / 7 8 9 onvoldoende matig goed __________________________________________________________ 2. Inleiding 0 = niet geobserveerd 1
2 3 / 4 5 6 / 7 8 9 onvoldoende matig goed _____________________________________________________ 3. Evaluatie behandeldoelen 0 = niet geobserveerd 1
2 3 / 4 5 6 / 7 8 9 onvoldoende matig goed ________________________________________________ 4. Conclusies 0 = niet geobserveerd
Toelichting bij de beoordeelde competenties 1. Voorbereiding Voorbereiding van de teambespreking is adequaat.
1
2. Inleiding Geeft een logisch en efficiënt overzicht van de status van de patiënt, de kernproblemen en de eerder geformuleerde behandeldoelen. 3. Evaluatie behandeldoelen Evalueert in samenspraak met overige teamleden (en eventueel patiënt) de voortgang ten aanzien van behandeldoelen; tevens afstemming van de toe te passen therapeutische middelen/werkwijzen. Zonodig bijstellen beleid. 4. Conclusies Formuleert kort en bondig de conclusies van het teamoverleg.
2 3 / 4 5 6 / 7 8 9 onvoldoende matig goed _________________________________________________ 5. Afspraken 0 = niet geobserveerd 1
2 3 / 4 5 6 / 7 8 9 onvoldoende matig goed __________________________________________________________ 6. Structureren 0 = niet geobserveerd 1
2 3 / 4 5 6 / 7 8 9 onvoldoende matig goed __________________________________________________________ 7. Tijdsbewaking 0 = niet geobserveerd 1
5. Afspraken Behandelvoorschrift is helder (taakverdeling per teamlid/discipline, frequentie, dagdelen, enz). Vervolgafspraken zijn concreet. 6. Structureren Structureert de teambespreking; geeft agenda aan; scheidt hoofd en bijzaken gedurende de bespreking; geeft adequaat ruimte aan de deelnemers van de bespreking.
2 3 / 4 5 6 / 7 8 9 onvoldoende matig goed ____________________________________________________
Tevredenheid beoordelaar met deze KPB:
gering 1 2 3 4 groot
Tevredenheid aios met deze KPB:
gering 1 2 3 4 groot
Opmerkingen
7. Tijdsbewaking Hanteert adequate tijdsbewaking, met aandacht voor hoofd- en bijzaken.
Paraaf beoordelaar:____________
Paraaf aios: _____________
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
74
Bijlage 2: Formulier 360° feedback Datum
Naam arts-assistent:
□ □ □ □
6. 7. 8.
9.
Communicatie 1.
2. 3. 4. 5. 6.
7.
8. 9.
opbouwen van effectieve behandelrelaties met patiënten (en familieleden) opbouwen van effectieve relaties met andere zorgverleners open, eerlijke, respectvolle communicatie open staan voor reacties, emoties van anderen luisteren doelmatig inwinnen van alle relevante informatie (open vragen, doorvragen) bespreking van informatie met patiënten, familie en/of andere zorgverleners controleert of informatie begrepen is mondelinge en schriftelijk verslaglegging van patiëntencasus (medisch dossier, overdracht, consultatie, verwijzing)
Competentiegebied
Aanvullende feedback / opmerkingen Critical incidents, sterke en zwakke punten Sterke punten
Verbeterpunten
□ □ □ □
Sterke punten
Verbeterpunten
n.v.t.
4. 5.
onvold
3.
vold
2.
informatie inwinnen: anamnese, lichamelijk onderzoek klinisch redeneren, stellen van de juiste (waarschijnlijkheids)diagnose en differentiaaldiagnose, aanvraag aanvullend onderzoek prioriteiten stellen in behandeling opstellen van behandelplan patiënt management, nemen van verantwoordelijkheid voor continuïteit in zorg therapeutische vaardigheden rekening houden met perspectief patiënt gebruik van medische technologie, inzicht in voor- en nadelen van interventies inzicht in eigen beperkingen; nemen van verantwoordelijkheid
goed
1.
n.v.t.
Medisch handelen
vold
Competentiegebied
goed
onvold
Functie beoordelaar (b.v. medisch specialist, verpleegkundige, paramedicus): Geef per competentiegebied aan hoe de AIOS naar uw mening functioneert. Per competentiegebied zijn gedragsaspecten opgesomd; deze opsomming is niet uitputtend! Kruis n.v.t. aan indien u van mening bent dat u niet in staat bent een bepaald aspect te beoordelen. Het is belangrijk uw oordeel toe te lichten met specifieke opmerkingen over concreet gedrag/concrete situaties.
Aanvullende feedback / opmerkingen Critical incidents, sterke en zwakke punten
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
75
Samenwerking 1.
2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
doelmatig en constructief overleggen met andere zorgverleners kwaliteit van gegeven instructies (helderheid, volledigheid) zorgvuldigheid collegialiteit, opstelling als teamlid betrouwbaarheid, nakomen van afspraken respect voor professionaliteit en expertise van anderen deelname aan intercollegiaal overleg tijdig vragen om assistentie of supervisie
Organisatie 1. 2. 3. 4. 5.
6. 7.
balans tussen werk en privé plannen van het eigen werk / timemanagement stellen van prioriteiten werken onder tijdsdruk, in moeilijke situaties delegeren van zaken (op de juiste manier, aan de juiste personen) gebruik van informatietechnologie gebruik van middelen en voorzieningen in de organisatie (kostenbewust, zorgvuldig)
Professionaliteit 1. 2. 3. 4. 5.
6.
7. 8.
9.
integriteit, betrokkenheid presentatie, uiterlijke verzorging bewaken van de grenzen van eigen kennen en kunnen open staan voor opvattingen/ achtergronden van anderen initiatief tonen op juiste momenten, verantwoordelijkheid nemen handelen naar gebruikelijke ethische normen en juridische regelgeving (o.a. beroepsgeheim) omgaan met feedback, leergierigheid inzicht in sterke en minder sterke kanten van eigen functioneren omgaan met (bijna) fouten en tegenslagen
□ □ □ □
Sterke punten
Verbeterpunten
□ □ □ □
Sterke punten
Verbeterpunten
□ □ □ □
Sterke punten
Verbeterpunten
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
76
Datum
Beoordelingsformulier 360˚-feedback – ZELFBEOORDELING Naam arts-assistent:
□ □ □ □
6. 7. 8.
9.
Communicatie 1.
2. 3. 4. 5. 6. 7.
8.
opbouwen van effectieve behandelrelaties met patiënten (en familieleden opbouwen van effectieve relaties met andere zorgverleners open, eerlijke, respectvolle communicatie open staan voor reacties van anderen luisteren doelmatig inwinnen van alle relevante informatie bespreking van informatie met patiënten, familie en/of andere zorgverleners mondelinge en schriftelijk verslaglegging van patiëntencasus (medisch dossier, overdracht, consultatie, verwijzing)
Competentiegebied
Aanvullende feedback / opmerkingen Critical incidents, sterke en zwakke punten Sterke punten
Verbeterpunten
□ □ □ □
Sterke punten
Verbeterpunten
n.v.t.
4. 5.
onvold
3.
vold
2.
informatie inwinnen: anamnese, lichamelijk onderzoek klinisch redeneren, stellen van de juiste (waarschijnlijkheids)diagnose en differentiaaldiagnose, aanvraag aanvullend onderzoek prioriteiten stellen in behandeling opstellen van behandelplan patiënt management, nemen van verantwoordelijkheid voor continuïteit in zorg therapeutische vaardigheden rekening houden met perspectief patiënt gebruik van medische technologie, inzicht in voor- en nadelen van interventies inzicht in eigen beperkingen; nemen van verantwoordelijkheid
goed
1.
n.v.t.
Medisch handelen
vold
Competentiegebied
goed
onvold
Geef per competentiegebied aan hoe u naar uw mening functioneert. Per competentiegebied zijn gedragsaspecten opgesomd; deze opsomming is niet uitputtend! Kruis n.v.t. aan indien u van mening bent dat u niet in staat bent een bepaald aspect te beoordelen. Het is belangrijk uw oordeel toe te lichten met specifieke opmerkingen over concreet gedrag/concrete situaties.
Aanvullende feedback / opmerkingen Critical incidents, sterke en zwakke punten
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
77
Samenwerking 1.
2. 3. 4. 5. 6. 7.
doelmatig en constructief overleggen met andere zorgverleners kwaliteit van gegeven instructies (helderheid, volledigheid) zorgvuldigheid collegialiteit, opstelling als teamlid betrouwbaarheid, nakomen van afspraken respect voor professionaliteit en expertise van anderen tijdig vragen om assistentie of supervisie
Organisatie 1. 2. 3.
4. 5.
balans tussen werk en privé plannen van het eigen werk / time-management delegeren van zaken (op de juiste manier, aan de juiste personen) gebruik van informatietechnologie gebruik van middelen en voorzieningen in de organisatie (kostenbewust, intercollegiaal overleg)
Professionaliteit 1. 2. 3. 4. 5.
6.
7. 8.
9.
integriteit, betrokkenheid presentatie, uiterlijke verzorging bewaken van de grenzen van eigen kennen en kunnen open staan voor opvattingen/ achtergronden van anderen initiatief tonen op juiste momenten, verantwoordelijkheid nemen handelen naar gebruikelijke ethische normen en juridische regelgeving (o.a. beroepsgeheim) omgaan met feedback, leergierigheid inzicht in sterke en minder sterke kanten van eigen functioneren omgaan met (bijna) fouten en tegenslagen
□ □ □ □
Sterke punten
Verbeterpunten
□ □ □ □
Sterke punten
Verbeterpunten
□ □ □
Sterke punten
Verbeterpunten
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
78
Bijlage 3 Toetsingsschema Opleiding tot revalidatiearts
Rood: Summatieve toets Blauw: Formatieve toets Groen: facultatief (bij twijfel/zorgen) Toetsing
Voortgangsgesprek
½ jr
☺
CAT/ method refereren
2 jr
2½ jr
☺
☺ ☺ ☺ ☺ ☺ ☺
360 graden beoordeling
zelfreflectie
1½ jr
3 jr
3½ jr
4 jr
☺ ☺ ☺ ☺ ☺ ☺ ☺ ☺
Geschiktheidsbeoordeling
kennistoets
1 jr
☺
☺
☺
☺ ☺
☺
☺
☺ ☺ ☺ ☺ ☺ ☺ ☺ ☺ ☺ ☺ ☺ ☺ ☺ ☺
Beoordeling opdrachten tbv portfolio
☺
KPB (Klinische Praktijkbeoordeling)
☺ ☺ ☺ ☺ ☺ ☺ ☺ ☺
Voordracht e
1 auteur peer-reviewed artikel
☺ ☺
☺ ☺
☺
☺ ☺
☺
☺ ☺
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
79
Bijlage 4: Evaluatieformulier opleiding Beoordeling door arts-assistenten (versie juli 2007) 1. Algemene gegevens: -
Specialisme: Anesthesiologie Apotheek Gynaecologie/Obstetrie Heelkunde
Interne MDL Neurologie Kindergeneeskunde
Klinische Chemie Klinische Fysica Medische Immunologie Medische Microbiologie
-
Arts assistent in opleiding / niet in opleiding (doorhalen wat niet past)
-
Jaren / Maanden bij RdGG? …………….
Orthopedie Pathologie Psychiatrie Revalidatiegeneeskunde
2. Evaluatie werkomstandigheden/arbeidsvoorwaarden: mee oneens
± mee oneens
± mee eens
mee eens
Toelichting indien gewenst
mee oneens
+-mee oneens
+-mee eens
mee eens
Toelichting indien gewenst
mee oneens
+-mee oneens
+-mee eens
mee eens
Toelichting indien gewenst
Ik vind de diensttijden hier gunstig Er wordt bij inroostering voldoende rekening gehouden met persoonlijke omstandigheden Ik werk onder voldoende veilige omstandigheden Mijn salaris staat in verhouding tot wat ik doe. Andere:
3. Evaluatie werkinhoud:
Mijn functie komt goed overeen met de verwachtingen die ik er vooraf van had. Ik ben tevreden met de zorg voor cliënten/patiënten die wordt geboden. Wij leveren hier kwalitatief hoogstaand werk. Andere:
4. Evaluatie specifieke ervaringen:
Ik heb het laatste jaar last gehad van ongewenst gedrag van collega’s. Ik heb het laatste jaar last gehad van ongewenst gedrag van patiënten. In het afgelopen jaar had ik persoonlijk te maken met een schokkende ervaring op de werkplek. Ik ben vanuit het werk voldoende begeleid na Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
80
deze ervaring. Andere:
5. Evaluatie overleg en communicatie: mee oneens
+-mee oneens
+-mee eens
mee eens
Toelichting indien gewenst
Ik krijg voldoende informatie over het beleid in de organisatie. De samenwerking tussen onze afdeling en andere afdelingen loopt in het algemeen goed. De samenwerking op de afdeling is goed. Onderlinge conflicten en spanningen op de afdeling/werkeenheid worden goed uitgepraat. Als ik (emotionele) spanningen heb krijg ik op mijn werk voldoende steun (van collega’s, leiding). Ik heb klachten over hoe ik hier bejegend ben. Andere:
6. Evaluatie opleidingsteam: Het opereren (indien van toepassing): beoordeling van het opleidingsteam op vlak van Toelichting indien gewenst Onderwijs
Slecht
Matig
Voldoende Goed
Begeleiding assistent
Slecht
Matig
Voldoende Goed
Andere:
Op de afdeling: beoordeling van het opleidingsteam op vlak van: Toelichting indien gewenst Communicatie/ overdracht en overleg Besluitvorming
Niet efficiënt Traag
Redelijk
Efficiënt
Visite lopen
0x
2-3x
4x
5x
Bereikbaarheid
Slecht
Matig
Voldoende Goed
Begeleiding assistent
Slecht
Matig
Voldoende Goed
Bedside teaching
Nooit
Af en toe
Voldoende Frequent
Onduidelijk
Matig
Voldoende Helder
Andere:
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
81
Op de polikliniek: beoordeling van het opleidingsteam op vlak van: Toelichting indien gewenst Communicatie/ overdracht en overleg Ruimte voor zelfstandigheid Begeleiding assistent
Onduidelijk
Matig
Voldoende Helder
Geen
Weinig
Voldoende Goed
Slecht
Matig
Voldoende Goed
Andere:
Op de eerste hulp / verloskamers: beoordeling van het opleidingsteam op vlak van: Toelichting indien gewenst Communicatie/ overdracht en overleg Ruimte voor zelfstandigheid Bereikbaarheid Begeleiding assistent
Onduidelijk
Matig
Voldoende Helder
Geen
Weinig
Voldoende Goed
Slecht
Matig
Voldoende Goed
Slecht
Matig
Voldoende Goed
Andere:
Globale beoordeling: •
Hoe tevreden bent u alles bij elkaar genomen totnogtoe over uw tijd als arts-assistent bij RdGG? Geef een algemeen beoordelingscijfer (op een schaal van 10; hoe hoger hoe beter):
•
Wat zijn de sterke punten van de opleiding?
•
Wat zijn de verbeterpunten van de opleiding?
•
Overige opmerkingen:
Datum ingevuld:
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
82
Bijlage 5: Inhoudsopgave portfolio
Voorwoord Gebruikers instructies Samenvatting opleidingseisen Tabblad 1 Persoonlijke gegevens aios Tabblad 2 Gegevens met betrekking tot opleiding Tabblad 3 Beoordelingsformulieren Tabblad 4 Competenties Tabblad 5 Korte Praktijk Beoordelingen Tabblad 6 Onderwijs Tabblad 7 Toetsen Tabblad 8 Voordrachten en referaten Tabblad 9 Publicaties Tabblad 10 Bijgewoonde congressen, symposia, wetenschappelijke vergaderingen Tabblad 11 Patiëntenregistratie Tabblad 12 Uitgevoerde verrichtingen Tabblad 13 Leerplan Tabblad 14 Wetenschappelijk onderzoek Tabblad 15 Verklaring opleider
Regionaal opleidingsplan Circuit Twente, versie 1.0
83