i
Rederscentrale CV Producentenorganisatie der Reders ter Zeevisserij
Activiteitenverslag 2011 Activiteitenverslag van de Rederscentrale CV 2011 16 februari 2012 Rederscentrale Urbain Wintein Voorzitter
Emiel Brouckaert Directeur
Activiteitenverslag van de Rederscentrale | 2011
i
Inleiding Met dit activiteitenverslag wenst de Rederscentrale als producentenorganisatie tegemoet te komen aan de Verordening (EG) 104/2000 van de Europese Raad wat betreft de werkprogramma’s in de visserijsector. Met de Verordening (EG) nr. 2508/2000 van de Commissie werden de bepalingen vastgelegd ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 104/2000. In de opbouw van dit activiteitenverslag volgen we dan ook de structuur van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 2508/2000. In een eerste hoofdstuk geven we een beschrijving van de Rederscentrale en hoe zij intern georganiseerd was in 2011. Vervolgens bekijken we de werking van de Rederscentrale in verschillende overlegorganen op Europees, federaal en regionaal niveau. In een derde hoofdstuk bespreken we enkele projecten waarbij de Rederscentrale promotor was en waarbij het verduurzamen van de sector het doel was. Het vierde hoofdstuk is een terugblik op het cijfermateriaal van 2011. De prijzen, aanvoer en aanvoerwaarde van de tien doelsoorten van de Belgische visserij in 2011 worden in dit hoofdstuk nader bekeken. Deze tien doelsoorten zijn tong, schol, tongschar, zeeduivel, garnalen, Sint-Jakobsschelpen, rog, kabeljauw, tarbot en griet. In het laatste hoofdstuk blikt Urbain Wintein, voorzitter van de Rederscentrale, terug op 2011 en welke uitdagingen de sector nog tegemoet treedt.
Activiteitenverslag van de Rederscentrale | 2011
ii
Inhoud
INLEIDING
I
INHOUD
II
1
DE REDERSCENTRALE CV ALS PRODUCENTENORGANISATIE
1
1.1 1.1.1 1.1.2 1.1.3
ALGEMENE INFORMATIE COÖRDINATEN VAN DE PRODUCENTENORGANISATIE LEDEN BESTUURLIJKE ORGANISATIE
1 1 1 3
2
WERKING
5
2.1 2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.2 2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.2.4 2.2.5
ALGEMEEN BESTUUR SECRETARIAAT MANDATEN OVERLEGNIVEAUS EUROPA FEDERAAL REGIONAAL (VLAAMS BELEIDSNIVEAU) PROVINCIAAL EN VERDER …
5 5 5 5 5 5 10 10 11 12
3
PROJECTEN MET HET OOG OP VERDUURZAMEN VAN DE SECTOR
14
3.1 3.2 3.3 3.4
CONVENANT CONSULENT REDERSCENTRALE VESPAS COMMUNICATIE EN INNOVATIE MET HET OOG OP HET VERDUURZAMEN VAN DE ZEEVISSERIJSECTOR (CIVIS)
14 14 14
4
AANVOER EN PRIJZEN
16
4.1 4.1.1 4.1.2 4.1.3 4.1.4
QUOTA TOEGEWEZEN QUOTA MAATREGELEN AANVOER SANCTIES MET BETREKKING TOT HET NIET NAKOMEN VAN DE ECONOMISCHE BAND OVERIGE SANCTIES
16 16 16 17 17
15
Activiteitenverslag van de Rederscentrale | 2011
iii
4.2 4.3 4.3.1 4.3.2 4.3.3 4.3.4 4.3.5 4.3.6 4.3.7 4.3.8 4.3.9 4.3.10 4.3.11 4.4 4.4.1 4.4.2 4.4.3 4.5
AANVOERWAARDE IN 2011 PRIJZEN TONG SCHOL ROG TARBOT ZEEDUIVEL TONGSCHAR KABELJAUW GRIET GARNAAL SINT-JAKOBSSCHELPEN ALGEMENE GEMIDDELDE VISPRIJZEN UIT DE MARKT GENOMEN CIJFERMATERIAAL TUSSENKOMST MAATREGELEN BRANDSTOFPRIJZEN
18 19 20 21 23 25 26 28 29 31 32 33 35 35 35 37 37 38
5
NAWOORD
40
Activiteitenverslag van de Rederscentrale | 2011
1
1 De Rederscentrale CV als producentenorganisatie 1.1 Algemene informatie 1.1.1 Coördinaten van de producentenorganisatie
Rederscentrale CV Producentenorganisatie der Reders ter Zeevisserij
Voorzitter: Ondervoorzitter: Directeur:
dhr. Urbain WINTEIN mevr. Marina LEPEIRE-NOLLET dhr. Emiel BROUCKAERT
Juridische vorm: Oprichtingsdatum:
Coöperatieve Vennootschap 19 juli 1950
Adres:
Hendrik Baelskaai 25 8400 OOSTENDE BELGIË 059/32.35.03 059/32.28.40
[email protected]
Telefoon: Fax: E-mail:
1.1.2 Leden Per 1 januari 2012 telde de Rederscentrale 84 leden1. Dit betekent een stijging van 1 vaartuig in vergelijking met 1 januari 2011. Hierna volgt een overzicht over hoe de samenstelling2 van de vaartuigen georiënteerd is. We maken een onderscheid tussen de boomkorvisserij, diegenen die zowel met de boomkor vissen als aan plankenvisserij doen, diegenen die met de boomkor en de twinrig vissen, de louter plankenvissers, de passieve visserij, de combinatie van plankenvisserij en warrelnetvisserij en de flyshooters.
1
Zie bijlage 1 voor de ledenlijst van de Rederscentrale CV Bron: Officiële lijst van de Belgische vissersvaartuigen van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, per 31/12/2009 2
Activiteitenverslag van de Rederscentrale | 2011
2
Grafiek 1: Verdeling vissersvaartuigen volgens belangrijkste visserijtype
We merken uit grafiek 1 dat anno 2012 de boomkor nog het meest gebruikte vistuig is binnen de Belgische zeevisserij. Ongeveer 76% van de leden van de Rederscentrale gebruikt louter de boomkor. In 2010 was dit 75%. Dit aandeel is gestegen door de intrede van bestaande boomkorvaartuigen die voorheen geen lid waren van de Rederscentrale. In vergelijking met 2010 zien we een daling van vaartuigen die zowel met de boomkor als de planken vissen (11% tov 6%) en een lichte daling van de vaartuigen die de passieve visserij beoefenen. (7% tov 6%). In 2011 kwam er één flyshooter extra in de Vlaamse vloot. Vijf rederijen hebben in de loop van 2011 hun activiteiten stopgezet, maar de rederijen zijn anno 2012 nog steeds lid van de Rederscentrale. Verder in dit document maken we, op gebied van de quotamaatregelen, een onderscheid tussen het klein vlootsegment (KVS) en het groot vlootsegment (GVS). Dit onderscheid wordt gemaakt op basis van het motorvermogen dat maximaal 221 kW dan wel respectievelijk maximaal 1200kW bedraagt.
Grafiek 2: Verdeling vissersvaartuigen volgens motorvermogen
Grafiek 2 toont ons dat het klein vlootsegment een iets grotere vertegenwoordiging kent in de Rederscentrale dan het groot vlootsegment. Van de 79 actieve leden behoren er 40 tot het klein vlootsegment, 39 tot het groot vlootsegment.
Activiteitenverslag van de Rederscentrale | 2011
3
1.1.3 Bestuurlijke organisatie 1.1.3.1 Algemene vergadering3 Uit de statuten van de Rederscentrale vinden we de volgende bepalingen in verband met de organisatie van de Algemene Vergadering terug: De rechtsgeldig samengestelde algemene vergadering vertegenwoordigt alle vennoten. Haar besluiten gelden voor iedereen, ook voor de vennoten die niet deelnemen aan de besluitvorming of die tegenstemden. Zij beschikt over de bevoegdheden die haar door de wet en de onderhavige statuten worden toegekend. Zij kan de statuten aanvullen ten aanzien van de toepassing ervan op de betrekkingen tussen de vennootschap en de vennoten, meer bepaald wat de uitsluitingredenen en de aanvaardingsgronden betreft. Zij doet dit door middel van huishoudelijke reglementen, waaraan de vennoten door het enkele feit van hun toetreding tot de vennootschap onderworpen zijn. Die reglementen worden opgesteld, gewijzigd of opgeheven bij besluit van de algemene vergadering genomen met gewone meerderheid van de rechtsgeldig uitgebrachte stemmen. De gewone algemene vergadering van de vennoten, jaarvergadering genoemd, moet ieder jaar door of namens de voorzitter van de raad van bestuur worden bijeengeroepen op een door hem te bepalen dag en uur met uitsluiting van een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag, binnen de zes maanden na afsluiting van het boekjaar. Te allen tijde kan een bijzondere algemene vergadering worden bijeengeroepen om te beraadslagen en bij gewone meerderheid van stemmen te besluiten over enige aangelegenheid die tot haar bevoegdheid behoort en die geen wijziging van de statuten inhoudt. Te allen tijde kan ook een buitengewone algemene vergadering worden bijeengeroepen om bij versterkte meerderheid van stemmen over enige wijziging van de statuten te beraadslagen en te besluiten. De algemene vergaderingen worden gehouden in de zetel van de vennootschap of in een andere plaats in België, aangewezen in de oproeping.
De Algemene Vergadering kwam op 30 juni 2011 samen om onder meer de jaarrekening van 2010 goed te keuren. Aan de leden van de Algemene Vergadering werd verder de mogelijkheid gegeven om vragen te stellen. 1.1.3.2 Raad van Bestuur4 Ook de werking en organisatie van de Raad van Bestuur wordt in de statuten van de Rederscentrale CV beschreven. De raad van bestuur benoemt bij gewone meerderheid van stemmen, één van zijn leden tot voorzitter. Tevens benoemt de raad van bestuur één ondervoorzitter. Bij ontstentenis van een voorzitter of bij diens afwezigheid worden de vergaderingen van de raad door de ondervoorzitter voorgezeten. De bestuurders vormen een college dat beraadslaagt en besluit volgens de bepalingen van deze statuten en, bij ontstentenis van bepalingen, volgens de gewone regels van de beraadslagende vergaderingen. De raad van bestuur vergadert na oproeping door de voorzitter zo dikwijls als het belang van de vennootschap het vereist, alsook binnen de vijftien dagen na een daartoe strekkend verzoek van minstens één derde van het aantal bestuurder. De vergadering wordt gehouden in de zetel van de vennootschap of in enige andere 3
art.24 & art.25 uit Statuten van de Rederscentrale CV, Belgisch Staatsblad, 30 juli 1950; gewijzigd bij diverse notariële akten. 4 art.16 uit Statuten van de Rederscentrale CV, Belgisch Staatsblad, 30 juli 1950; gewijzigd bij diverse notariële akten.
4
Activiteitenverslag van de Rederscentrale | 2011
plaats in België, aangewezen in de oproepingsbrief. De oproepingsbrief tot de vergadering van de raad van bestuur wordt, behoudens in geval van dringende noodzakelijkheid, ten minste acht volle dagen voor de vergadering verzonden. De oproepingsbrief bevat de agenda. Over de punten die daarin niet zijn vermeld, kan slechts dan rechtsgeldig worden beraadslaagd en besloten, wanneer alle bestuurders aanwezig zijn en ermee instemmen. Deze instemming wordt geacht te zijn gegeven, indien blijkens de notulen geen bezwaar is gemaakt. De raad van bestuur kan slechts beraadslagen en besluiten wanneer ten minste de meerderheid van zijn leden aanwezig of vertegenwoordigd is op de vergadering. Iedere bestuurder kan zelfs per gewone brief of door middel van een telexbericht, telegram, telefax, e-mail of enig ander soortgelijk procedé een andere bestuurder machtigen om hem te vervangen op de vergadering en in zijn plaats te stemmen. Een bestuurder kan evenwel slechts één enkel lid van de raad van bestuur vertegenwoordigen. De besluiten van de raad van bestuur worden genomen bij gewone meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen heeft de bestuurder die de vergadering voorzit, beslissende stem. Met een besluit van de raad van bestuur staat gelijk een gedagtekend stuk dat door alle bestuurders is ondertekend en waarvan in de notulen aantekening is gedaan. Van de besluiten van de raad van bestuur worden notulen gehouden, die worden ingeschreven in een bijzonder register en ondertekend door de meerderheid van de aanwezige leden van de raad.
In 2011 kwam de Raad van Bestuur van de Rederscentrale CV en VZW, bestaande uit achttien reders en de directeur, acht maal bijeen. De belangrijkste besluiten van de vergaderingen worden elders in dit document besproken. 1.1.3.3 Directiecomité Ter voorbereiding van de beslissingen van Raad van Bestuur kwam het Directiecomité samen. Bestaande uit zeven reders en de directeur, kwam het Directiecomité in 2011 tien maal bijeen. 1.1.3.4 Secretariaat Per 1 januari 2011 waren er bij de Rederscentrale vier personen tewerkgesteld. Eind december 2011 verliet Lut Vande Velde de Rederscentrale wegens pensionering. Freddy Makelberge gaat eind februari 2012 op pensioen. Om hun vervanging te plannen, werden in de loop van 2011 respectievelijk Céline Van den bosch en Marc Vieren aangeworven. Hierdoor telde het secretariaat van de Rederscentrale in de loop van 2011 zes medewerkers. • • • • • •
Emiel BROUCKAERT Tom CRAEYNEST Lut VANDE VELDE Céline VAN DEN BOSCH Freddy MAKELBERGE Marc VIEREN
Directeur Consulent Directiesecretaresse Directiesecretaresse Boekhouding Boekhouding
Activiteitenverslag van de Rederscentrale | 2011
5
2 Werking 2.1 Algemeen De Rederscentrale neemt een actieve rol op binnen de Vlaamse visserijsector en neemt samen met de verschillende partners binnen de sector, haar verantwoordelijkheden op. De overkoepelende organisatie verdedigt de belangen van de leden, zowel uit het groot als klein vlootsegment en onafhankelijk van welke vissershaven deze afkomstig zijn. De Rederscentrale wil in beide richtingen als tussenschot dienen tussen sector en beleid. Ideeën, vragen, opmerkingen vanuit de sector krijgen via de verschillende mandaten die de Rederscentrale opneemt, hun stem tot bij het beleid. Maar ook via een duidelijke communicatie naar haar leden toe, wil de Rederscentrale de Vlaamse reders ondersteunen. In de maandelijkse publicatie van het informatieblad verstrekt de Rederscentrale informatie aan haar leden met betrekking tot quota, wetgeving, marktsituatie, ontwikkelingen binnen de sector, administratieve steun ...
2.1.1 Bestuur De Rederscentrale wordt geleid door een Raad van Bestuur die in 2011 19 bestuurders telde, bestaande uit zowel reders uit het groot vlootsegment als reders uit het klein vlootsegment. De Raad van Bestuur bestaat uit actieve reders, die lid zijn van de organisatie, en de directeur.
2.1.2 Secretariaat Als het bestuur het beleid heeft vastgelegd, worden de dossiers opgevolgd en uitgevoerd door het secretariaat. Het secretariaat bevindt zich aan de Hendrik Baelskaai 25 in Oostende.
2.1.3 Mandaten Afgevaardigden van de Rederscentrale zetelen in tal van overlegkanalen binnen de sector. Hierna wordt een beknopt overzicht gegeven van de opgenomen mandaten binnen de verschillende beleidsniveaus.
2.2 Overlegniveaus 2.2.1 Europa Het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) van de Europese Unies is de basis voor het zeevisserijbeleid in Vlaanderen. Dit beleid werd in 1983 van kracht en in 1992 en in 2002 herzien. In 2008 werden de eerste afspraken gemaakt om het Gemeenschappelijk Visserijbeleid opnieuw te hervormen. Dit resulteerde in het Groenboek. In het Groenboek dat door de Europese Commissie in 2010 gecommuniceerd werd, werden een 40-tal vragen betreffende de hervorming van het GVB gesteld. Verschillende belanghebbenden konden via het beantwoorden van deze vragenlijst hun visie geven over hoe het visserijbeleid er tegen 2020 uit zou moeten zien. Aan de hand van de antwoorden die geformuleerd werden op het Groenboek, stelde de Europese Commissie in 2011 haar eerste voorstellen voor het Gemeenschappelijk Visserijbeleid voor.
Activiteitenverslag van de Rederscentrale | 2011
6
De belangrijkste thema’s in het Europees visserijbeleid zijn: • • • • • •
herstel- en beheerplannen voor vissoorten die bedreigd worden; controle en handhaving van het Europees Visserijbeleid. Er zijn gelijke Europese regels, maar de uitvoering en handhaving zijn nationaal geregeld en niet altijd gelijk. Een Europees ‘level playing field’ is gewenst; deelname van belanghebbenden in Regionale Adviesraden (RAR’s). Dit zorgt voor een grotere betrokkenheid en daarmee meer draagvlak voor het Europese Visserijbeleid; invoering van het nieuwe structuurbeleid. Dit beleid is gericht op innovatie, selectieve visserij en sanering. De invoering van het structuurbeleid wordt gefinancierd met geld uit het Europees Visserijfonds (EVF) en nationale bijdragen; beschermen en instandhouding van biodiversiteit in de zee. Eén van de maatregelen hieromtrent is het instellen van beschermde gebieden op zee; invoering van afspraken die gemaakt zijn in het kader van visserijakkoorden met ontwikkelingslanden. De visserijakkoorden dienen om de belangen van de nationale visserij in die landen te beschermen en veilig te stellen.
Rond deze, maar ook in andere dossiers (bijvoorbeeld de Gemeenschappelijke Marktverordening) heeft de Rederscentrale haar stem, gestuwd vanuit de Vlaamse visserijsector. In tal van werkgroepen, overlegvergaderingen van onder meer ACFA, Europêche, EAPO, Regionale Adviesraden … vertolkt de afvaardiging van de Rederscentrale de Belgische Visserijbelangen. De Rederscentrale als producentenorganisatie heeft tevens zijn antwoorden geformuleerd op de Commissievoorstellen voor een nieuw Gemeenschappelijk Visserijbeleid dat vanaf 1 januari 2013 in werking moet treden. De belangrijkste aandachtspunten voor de Rederscentrale waren de volgende: •
Algemeen Niet alleen in België, maar gemiddeld ook voor de andere landen die de visgronden met ons delen, is de visserijcapaciteit wel degelijk verminderd. Dit heeft er mee toe geleid dat er voor de bestanden van diezelfde visgronden over het algemeen een verbetering kan worden gezien. Het aanpakken van de ontbrekende wetenschappelijke data kan er dan ook toe bijdragen dat die verwezenlijkingen veel zichtbaarder worden. Wat naleving van de regelgeving betreft, kan er ook niet ontkend worden dat er grote stappen zijn gezet onder het huidig beleid. De visserijcontrole is aangepakt en het lijkt nu eerder noodzakelijk om de rationaliteit er van te herbekijken in samenhang met een nieuw beleid. Een andere verwezenlijking van het huidig beleid is zeker de aanpak van de illegale, niet gedocumenteerde en niet gereguleerde visserijen (IUU). De Rederscentrale staat vanzelfsprekend achter het behoud van de relatieve stabiliteit en is verheugd dat dit voor de overgrote meerderheid van de betrokkenen in Europa ook zo is. We stellen dan ook de volgende vraag op basis van de feiten dat (1) er nog slechts ongeveer 80 vissersvaartuigen onder Belgische vlag operationeel zijn, (2) de Vlaamse visserij reeds gediversifieerd is en streeft naar een verdere diversificatie, (3) er een blijvende grote geografische verspreiding is van de visgronden onder de relatieve stabiliteit, (4) er de laatste jaren grote stappen zijn gezet rond de vermindering van brandstofverbruik en van teruggooi, (5) er een verhoogde aandacht is voor het minimaliseren van de milieu-impact van de Vlaamse visserijtechnieken en (6) er een bereidheid blijft om te investeren in een duurzame toekomst voor de Vlaamse visserij: “Waarom niet een visserijbeleid creëren dat past voor de Vlaamse visserij, in plaats van de Vlaamse visserij te onderwerpen aan een algemeen beleid?”
Activiteitenverslag van de Rederscentrale | 2011
7
•
MSY De Rederscentrale kan zich vinden in het streefdoel van een overeenkomst van Johannesburg 2002 om waar mogelijk een maximaal duurzame opbrengst situatie te bereiken tegen 2015. Een MSY per bestand bereiken tegen die tijd in gemengde visserijen is echter niet mogelijk volgens de Rederscentrale. In de voorstellen voor een nieuw GVB wordt de ‘waar mogelijk’ weggelaten en wordt er geen onderscheid gemaakt tussen gemengde visserijen en soortgerichte visserijen. Er zijn vragen gesteld aan de wetenschap om te bekijken hoe een MSY-principe kan toegepast worden per metier in plaats van per bestand en de Rederscentrale is vragende partij om die analyse af te wachten in plaats van een MSY per soort op te leggen tegen 2015 of eerder. In de huidige voorstellen lijkt het alsof er met de opbrengst (yield) in de MDO (MSY) minder rekening wordt gehouden dan met de ander pijlers van de duurzaamheid. De gebruikte criteria per soort, biomassa (Bmsy) en visserijsterfte (Fmsy), zijn biologisch en een socio-economisch criterium is moeilijk te identificeren in de wetenschappelijke vastleggingen van die criteria. Werken met dergelijke criteria per soort is niet werkbaar in een gemengde visserij. De Rederscentrale pleit dan ook om de MSYbenadering toe te passen per type visserij (‘metier’) in plaats van per soort. Voor de Rederscentrale lijkt het op basis van de beschikbare wetenschappelijke gegevens en nog meer op basis van de ontbrekende - niet haalbaar om voor alle soorten de MSY-status te bereiken in 2015. Het lijkt ons veel meer haalbaar om een MSYdoelstelling per metier te bereiken binnen een realistisch termijn. Als de beleidsmakers snel een voorstel van de wetenschap daaromtrent kunnen aanvaarden, is 2015 misschien nog een meer realistische doelstelling voor een per metier principe dan voor een per soort principe. De Rederscentrale begrijpt de visie dat veel stocks nog ver van de MSY-status verwijderd zijn, maar de Vlaamse gemengde visserij heeft heel wat doelsoorten die al die status bereikt hebben of in de buurt komen. Het zou niet correct zijn om die visserij dan te bestraffen op basis van soorten waarvoor er in veel gevallen zelfs nog geen wetenschappelijke gegevens beschikbaar zijn. Zoals naar voor gekomen tijdens het seminarie georganiseerd door het Belgisch voorzitterschap van de Raad in november 2010, kan een samenwerking tussen visserij en wetenschap meehelpen aan het sneller bekomen van de gegevens die nodig zijn om de metier-MSY’s te bepalen.
•
Teruggooiverbod Als specifieke doelstelling wordt geformuleerd dat er gestreefd wordt naar een teruggooiverbod voor alle gequoteerde soorten tegen 2016. Een manier om die doelstelling te bereiken die wordt aangehaald is een aanlandingsverplichting, zodat er kan gewerkt worden met vangstquota in plaats van met aanlandingsquota. Als sectorvertegenwoordiging betreuren wij dat hieromtrent de ervaringen van de vissers te weinig aan bod gekomen zijn. Immers lijkt een aanlandingsverplichting een grotere impact op de bestanden te hebben, gezien van verschillende vissoorten de overlevingskans bij teruggooi gevoelig onderschat wordt. Hier ook is de Rederscentrale vragende partij om samen te werken met de wetenschap om dit aan te tonen. Verplichten van aanlanden van alle vangsten leidt tot een grotere ecologische schade dan teruggooi. De Rederscentrale pleit dan ook om te focussen op het vermijden van ongewenste bijvangsten. Heel wat technische ingrepen aan de vistuigen hebben tot een zeker succes geleid in die doelstelling en in een nieuw beleid zou het verder werken aan technische maatregelen ter vermijding van ongewenste bijvangsten moeten gestimuleerd worden. De Rederscentrale verkiest om als doelstelling een minimalisering van teruggooi te stellen, eerder dan een verbod op teruggooi. Verder onderzoek en in praktijkstelling van technische maatregelen ter vermijding van ongewenste bijvangst kan hier in grote mate toe bijdragen. Het is volgens ons perfect
Activiteitenverslag van de Rederscentrale | 2011
8
haalbaar een tijdschema af te spreken tot het bekomen van realistische, aanvaardbare en duurzame doelstellingen voor een vermindering van de teruggooi. Vangstquota zouden op die basis dus kunnen leiden tot een groter impact op het milieu dan aanlandingsquota. Via vangstquota zal namelijk alles wat bovengehaald wordt, effectief uit de oorspronkelijke habitat verwijderd worden, terwijl bij eventuele teruggooi van ongewenste bijvangsten er een belangrijke maar spijtig genoeg niet gekwantificeerde overlevingskans is. De Rederscentrale wenst ook te wijzen op de vraagtekens betreffende de sociaaleconomische haalbaarheid van alles aan te landen. Hierbij dient gedacht te worden aan de prijsvorming en de verwerking van niet verkoopbare aanlandingen, waarbij het onmogelijk lijkt dat de kosten van de behandeling van de niet verkoopbare aanlandingen kunnen gedekt worden. •
Individueel overdraagbare rechten De reden aangehaald door de Europese Commissie om dit in hun voorstellen op te nemen is het aanpakken van de overcapaciteit. De Rederscentrale is op zich al geen voorstander van dergelijke verplichting, maar er is ook nog het feit dat er in België helemaal niet (meer) kan worden gesproken van overcapaciteit. De afbouw van de Belgische vloot over de laatste jaren kan niet worden over het hoofd gezien, noch de zichtbare impact ervan op de bestanden die bevist worden door de Belgische vloot. Het huidige systeem waarbij de Belgische quota centraal beheerd worden en volgens bepaalde criteria over alle vaartuigen verdeeld, vormt volgens de Rederscentrale een goede basis voor een volgende beleidsperiode. We zijn dus voorstander van een subsidiariteit waarbij een lidstaat zelf het best passend systeem voor de rechten kan bepalen. Door een groeiende diversiteit in type visserij en de geografische verspreiding van de visgronden is de Rederscentrale wel voorstander van een individuele overdrachtmogelijkheid (zonder deze verhandelbaar te maken) om een maximaal duurzame quota-uptake mogelijk te houden. De Rederscentrale pleit bijgevolg meer voor een optimalisatie van het huidige Vlaamse systeem, dan voor een aanpassing naar TFC’s. Via overleg tussen sector en Vlaamse overheid zou een optimaal principe kunnen opgemaakt worden. De Rederscentrale wenst te vermijden dat een kapitalisatie van de rechten leidt tot een verhoging van de exploitatiekosten. Individueel verhandelbare rechten kunnen er tevens toe leiden dat de drempel voor nieuwkomers in de sector te hoog wordt. De voorgestelde kapitalisatie van quota zal de financiële positie helemaal ondermijnen en waar toch nog enige ruimte tot investering zou zijn, zullen de middelen eerder worden ingezet op het verwerven van quota, dan op verduurzaming van techniek en diversificatie van visserij.
•
Regionalisering Dit belangrijk thema in de hervormingsvoorstellen van de Europese Commissie heeft als doelstelling de huidige complexiteit van de regelgeving aan te pakken. De Rederscentrale is voorstander van het terugdringen van het Europese micromanagement, een vereenvoudiging van de regelgeving en het verminderen van de administratieve lasten maar vindt dat er moet vermeden worden dat er een beleidsniveau bij komt. Daarenboven vraagt de Rederscentrale om te vermijden voor wat betreft de voorgestelde regionalisering van het visserijbeleid, dat er te veel wordt opgelegd welke beheersmaatregelen moeten toegepast worden. De Rederscentrale is er voorstander van om algemene doelstellingen in het GVB te formuleren en de wijze waarop aan deze doelstellingen voldaan wordt, over te laten aan de vissers. Net zoals bij het onderwerp vangstquota kan ook hier de Vlaamse situatie aangehaald worden door te verwijzen naar de gezonde status van de bestanden voor de meeste doelsoorten van de Belgische visserij. Zoals bij MSY zal het dus bij een regionalisering belangrijk zijn om rekening te houden met de metiers. Iedere
Activiteitenverslag van de Rederscentrale | 2011
9
producent zal het best kunnen bepalen welke operationele en technische ingrepen nodig zijn om binnen zijn metier de opgelegde doelstellingen te behalen. De Rederscentrale vindt dat op deze manier wordt tegemoetgekomen aan de in het Groenboek aangehaalde intentie om te werken met een bottom-up principe, door gebruik te maken van de kennis die vissers met zich meedragen door dagelijks met hun vak bezig te zijn. In het commissievoorstel is het niet echt duidelijk hoe de regionalisering gerealiseerd zal worden en wat de rol van de Advies Comités (AC’s) hierin zal zijn. Het is ook belangrijk om te weten of die rol van de AC’s een impact zal hebben op de financiering, het Europees Maritiem en Visserijfonds dus, waarvoor een voorstel van de Commissie verwacht wordt rond eind november. •
Ruimtelijke Ordening De Rederscentrale mist, voor wat betreft het uitsluiten van visserijactiviteiten of vistuigen in bepaalde gebieden, de vraag naar meer wetenschappelijke gegevens als basis voor het nemen van deze beslissingen. Voorbeelden uit het verleden hebben reeds aangetoond dat dergelijke beslissingen te vaak op onvolledige basis genomen worden, en bijgevolg ook niet het gewenste effect hebben. Dergelijke beslissingen hebben een grote economische invloed op de (Vlaamse) visserij. Binnen de kaderrichtlijn mariene strategie wordt volgens de Rederscentrale best niet alleen naar een ecosysteem benadering gekeken, maar ook naar voedselvoorziening voor een steeds groeiende wereldbevolking en een logisch streven naar eigen bevoorrading. In de GVB voorstellen ontbreken dan weer verwijzingen naar ruimtelijke ordening voor windmolenparken, aggregaatextractie, olie- en gaswinning, en andere, die qua plaatsinname meer en meer in conflict komen met de visserij. Er wordt aan de lidstaten en het Europees Parlement gevraagd om in te tekenen op een ecosysteem benadering voor het nieuwe visserijbeleid. Het huidige beleid verwijst naar “het mikken op een geleidelijke invoering” van een ecosysteem benadering, terwijl de geleidelijkheid in het commissievoorstel voor een nieuw GVB er niet meer is. Het blijft volgens de Rederscentrale een probleem dat er nog altijd geen duidelijke of aanvaarde definitie is voor het begrip “ecosysteem benadering”, laat staan dat er eensgezindheid is over de te bereiken doelstellingen. Het kan toch niet de bedoeling zijn om overheden te laten intekenen op een benadering op basis van een niet overeengekomen definitie.
•
Gemeenschappelijke Marktordening. De Rederscentrale staat volledig achter de visie dat PO’s een nog meer centrale rol moeten vervullen in de GMO en is bereid die verantwoordelijkheid op te nemen. We zijn dan ook vragende partij om in alle verder overleg rond de inhoud van de huidige voorstellen te worden betrokken en zeker bij de uiteindelijke uitwerking van uitvoeringsbesluiten die op basis van de huidige voorstellen zeker nodig blijken te zijn. Het blijkt dat de kosten voor de interventiemechanismen die bestaan onder de huidige GMO zo goed als verwaarloosbaar zijn binnen een Europees budget. De vraag is dan ook waarom ze niet kunnen worden behouden. In de huidige voorstellen wordt enkel nog de mogelijkheid tot uitstel van verkoop voorzien, maar dit is geen haalbaar mechanisme voor alle visserij-economieën; ook niet de Vlaamse. Als er geen interventie meer mogelijk is, dan wordt een PO best gefinancierd door Europa om zelf de noodzakelijke opvangsystemen te organiseren. Zo kan er misschien bekeken worden om een bepaalde productie die de richtprijs niet haalt, niet te verbieden voor menselijke consumptie, maar te gebruiken voor noodhulp. Verder blijft het noodzakelijk dat een PO aangemoedigd wordt om een sluitende marktplanning en rapportering te beheren. Het zou ook nuttig zijn dat de huidige erkenningen als PO automatisch worden bevestigd onder een nieuwe marktordening, zeker in het geval van een recente bevestiging zoals voor de Rederscentrale.
Activiteitenverslag van de Rederscentrale | 2011
10
Thema’s zoals quotamanagement door een PO en de importheffingpolitiek voor visserijproducten komen niet uitgesproken aan bod in de huidige voorstellen. Als dit niet via eventuele amendementen wordt opgelost, worden ze best toegevoegd aan de toekomstige uitvoeringsbesluiten. De verschillende visies van de stakeholders van de Europese visserij op de Commissievoorstellen worden in de loop van 2012 gebundeld. Na eventuele wijzigingen dient het Europees Parlement en de Europese Raad een finaal Gemeenschappelijk Visserijbeleid goed te keuren. Nadien kan dit beleid geïmplementeerd worden met als doelstelling vanaf 2013.
2.2.2 Federaal Binnen de contouren van het huidige visserijbeleid is slechts op enkele specifieke punten een rol weggelegd voor het federale beleidsniveau. In 2011 werden de vergaderingen van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven bijeengeroepen op basis van actuele thema’s binnen de Vlaamse visserij. Voorbeelden hiervan waren een evaluatie van passieve visserij en maricultuur binnen de Vlaamse windmolenparken, hervormingsvoorstellen betreffende het Gemeenschappelijk Visserijbeleid … Het adviescomité voor visserij van het Fonds voor Arbeidsongevallen kwam in 2011 samen om enkele specifieke zaken te bespreken. Zo werd advies gevraagd over de indexering van de basislonen. De Rederscentrale adviseerde hierin om de wettelijke verplichting van 2% toe te passen. Verder werd er ook advies gevraagd rond het ongeval met de N.28 ‘Mooie Meid’. De Rederscentrale adviseerde in deze zaak om de drie vermiste bemanningsleden te beschouwen als slachtoffers van een dodelijk arbeidsongeval.
2.2.3 Regionaal (Vlaams Beleidsniveau) In de schoot van de Rederscentrale gaf in 2011 de quotacommissie opnieuw advies naar de overheid bij het toekennen van de opvisbare hoeveelheden. De quotacommissie kwam in 2011 tien keer samen om haar advies te formuleren. De samenstelling van de commissie werd in 2010 uitgebeid met twee mandaten, waarvan één exclusief voor de alternatieve visserij voorbehouden bleef. Per 31 december 2011 telde de quotacommissie dertien leden, die de verschillende vlootsegmenten vertegenwoordigen. Op verschillende vergaderingen werden ook deskundigen van het ILVO, de Dienst Zeevisserij en SDVO uitgenodigd. De Rederscentrale heeft een mandaat in de Strategische Adviesraad Landbouw en Visserij (SALV), het officieel adviesorgaan voor de Vlaamse overheid. Via de Technische Werkcommissie Visserij (TWV) worden adviezen over visserij gerelateerde materies voorbereid die door de SALV worden overgenomen ter voorlegging aan de Vlaamse overheid. Ook voor andere beleidsdomeinen worden adviezen op eigen initiatief van de SALV-TWV opgemaakt. De Rederscentrale heeft zes mandaten in de TWV en de afgevaardigde in de SALV zit de TWV voor. Wat het beleidsdomein visserij betreft zijn in 2011 adviezen gegeven over de EC-hervormingsvoorstellen GVB vanaf 2013, de beleidsbrief 2011-2012 van minister-president Kris Peeters, tevens bevoegd voor landbouw, visserij en plattelandsbeleid, de installatie van VMS en ERS op vissersvaartuigen, het Besluit van de Vlaamse Regering over visvergunningen en over het Fonds Scheepsjongeren. Via het Comité van Toezicht kreeg de Rederscentrale ook meer duidelijkheid over het Europees Visserijfonds. Dit fonds werd voornamelijk opgericht met het oog op een omschakeling naar duurzamere visserijtechnieken. De totale beschikbaarheid van steun voor de periode 2007-2013 was € 52.523.296, ongeveer 50/50 verdeeld tussen het Europees
Activiteitenverslag van de Rederscentrale | 2011
11
Visserijfonds en de cofinanciering van de lidstaat. Het Europees Visserijfonds is onderverdeeld in enkele zwaartepunten. • • • • •
Maatregelen voor de aanpassing van de visserijvloot Aquacultuur, verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten Maatregelen van gemeenschappelijk belang Duurzame ontwikkeling van visserijgebieden Technische bijstand. 2.2.3.1 Promotie
De Rederscentrale is lid van de sectorale adviesgroep ‘Visserij en Aquacultuur’ van de VLAM (Vlaams Promotiecentrum voor Agro- en Visserijmarketing). Het secretariaat en enkele reders werken samen met afgevaardigden van de handel en visverwerking om een gericht promotiebeleid te voeren. In 2008 werd voor het eerst gestart met een seizoensgerichte promotiecampagne5. Aan deze campagne werd in 2009, 2010 en 2011 een vervolg gebreid. In een overzicht werd voor alle vissoorten die aangevoerd worden door Belgische vaartuigen de beste aankoopperiode in kaart gebracht. Per maand wordt dan een vissoort in de kijker geplaatst. Dit verliep via een mediacampagne en gericht winkelpromotiemateriaal. Centraal binnen de keuze van vis per seizoen staan kwaliteit van de vis, aanvoercijfers, duurzaamheid en paaiperiode. Ook vissoorten die minder gekend zijn bij het brede publiek komen in dit gamma voor. Gelijklopend met deze seizoensgerichte aanpak, stelde de VLAM ook een ‘vis van het jaar’ voor. In 2011 viel de keuze op pladijs, waaraan dan ook een gerichte promotiecampagne gekoppeld werd met onder andere een ‘dag van de pladijs’. In 2011 werd tijdens de diverse persmomenten van VLAM aandacht gegeven aan het aspect ‘duurzaamheid’. De verschillende acties binnen de sector om de vissersvloot richting duurzaamheid te brengen werden op een duidelijke en transparante manier in kaart gebracht. Via verschillende (kook)zenders werd er hierom aandacht gegeven aan de verschillende visserijmethodes die de Belgische vloot beoefent.
2.2.4 Provinciaal De Provinciale stuurgroep rond maritieme opleidingen volgde verder in 2011 de lopende dossiers op, met als doelstelling om een grotere instroom in de sector te verwezenlijken en de diverse opleidingsfaciliteiten verder uit te bouwen. De Rederscentrale gaf reeds in 2010 in deze stuurgroep zijn visie op de vernieuwing van het huidige opleidingsschip, de O.29 Broodwinner. Dit advies werd echter niet gevolgd. Een nieuwe werkgroep moet onderzoeken welke de mogelijkheden zijn wanneer de O.29 niet meer afdoende blijkt te zijn. De Rederscentrale is ook vertegenwoordigd in deze Werkgroep en werd bevraagd aan welke vereisten volgens de Rederscentrale een opleidingschip dient te voldoen. Verder kon de Rederscentrale de producenten vertegenwoordigen in de Provinciale Commissie ter Zeevisserij, waarin aspecten als het Europees Visserijfonds en de Stichting Duurzame Visserij Ontwikkeling verder toegelicht werden. De Rederscentrale verzorgde in deze Commissie onder anderen de communicatie rond de ontwikkelingen van het MOBproject.
5
Zie website: www.visinfo.be
Activiteitenverslag van de Rederscentrale | 2011
12
2.2.5 En verder … De Rederscentrale verzorgt eveneens het secretariaat van het Redersfonds vzw. De beheerraad van dit orgaan boog zich over nieuwe aanvraagdossiers en volgde de lopende dossiers van dichtbij op. Naast bovenstaande overlegorganen nam de Rederscentrale ook mandaten op in tal van andere organen. Hieronder volgt een greep uit de verschillende dossiers met een beknopt overzicht van de gebeurtenissen in 2011. 2.2.5.1 Communicatie De Rederscentrale investeerde in 2011 verder in haar communicatie naar de reders en het brede publiek toe. Via de website is heel wat informatie over de Rederscentrale en de sector terug te vinden. Ook het informatieblad werd verder uitgebouwd tot een efficiënt communicatiekanaal naar de sector toe. Maandelijks werden de leden van de Rederscentrale via dit kanaal geïnformeerd over de ontwikkelingen van onder andere volgende materies: • • • • •
De voorstellen voor het Gemeenschappelijk Visserijbeleid CIVIS Het Man-Over-Boord project Ruimtelijke Ordening Quotamaatregelen 2.2.5.2 Elektronisch logboek
In 2011 werd de verdere opvolging verzorgd van de implementatie van het elektronisch logboek. Eind 2010 werd het elektronisch logboek geïnstalleerd op enkele schepen en konden er reeds enkele testverbindingen met het walsysteem van de Dienst Zeevisserij gemaakt worden. De eerste feedback van deze reders werd meegedeeld aan de Dienst Zeevisserij. Uit deze eerste feedback bleek dat het systeem nog niet volledig sluitend was, waardoor er zal gekeken worden om nog enkele aanpassingen door te voeren alvorens de volledige overstap te maken van het papieren naar het elektronische logboek. 2.2.5.3 Ruimtelijke Ordening Via haar informatieblad zorgt de Redercentrale dat haar leden geïnformeerd zijn inzake de nieuwe plannen rond ruimtelijke ordening op zee, voor zowel wat betreft de Belgische wateren als de andere zeeën die belangrijk zijn voor de Vlaamse visserijsector. Bij dergelijke contacten met de bevoegde instanties werd gewezen op de economische belangen van de Belgische visserij in de betreffende gebieden. Zo werd in 2011 verder de contacten aangegaan met verschillende projectontwikkelaars van windmolenparken die zich voornamelijk in de Britse wateren situeren. Daarnaast werden ook verschillende delegaties van een bedrijf dat impactanalyses van deze windmolenparken onderzoekt, uitgenodigd op de Rederscentrale. Hen werd duidelijk gemaakt dat verschillende van deze windmolenparken belangrijke visgronden van de Belgische vloot innemen en dit een groot economisch verlies zal betekenen voor de sector indien deze sites effectief ingenomen worden. Ten slotte woonde een vertegenwoordiging van de Rederscentrale ook verschillende vergaderingen bij rond mariene beschermde gebieden in Duitse, Britse en Belgische wateren. Ook binnen deze fora werd gepleit voor een realistische aanpak, met respect voor de sociale, economische en ecologische pijler van duurzaamheid.
Activiteitenverslag van de Rederscentrale | 2011
13
2.2.5.4 Opleiding en Visserijonderwijs In het kader van het nieuw brevettenbesluit, werd er door de partners in de Werkgroep Opleidingen, opgericht door de Rederscentrale, gekeken om verschillende cursussen te organiseren om bemanningsleden de kans te geven een hoger vaarbevoegdheidsbewijs te bekomen. Tevens was de vraag naar gekwalificeerde bemanningsleden vanuit werkgeverszijde pertinent aanwezig. In 2011 kon reeds een eerste opleiding tot roerganger georganiseerd worden, waarbij vijf kandidaten met succes het examen aflegden. Ook werden reeds de voorbereidingen getroffen om in de loop van 2012 een cursus Motorist 221kw, Roerganger, Stuurman/Schipper en Motorist 750kw te organiseren.
Activiteitenverslag van de Rederscentrale | 2011
14
3 Projecten met het oog op verduurzamen van de sector 3.1 Convenant In 2011 werd de werking van de Werkgroep Verantwoord Vissen verder gezet. Met de introductie van het CIVIS-project6 verschoof de aandacht binnen de betreffende werkgroep eerder naar vermarkting dan naar technische aanpassingen van de Belgische vloot. Samen met het ILVO, SDVO en de Vlaamse Overheid werd er gekeken welke mogelijkheden er bestaan om het imago van de Belgische visserij via een communicatiedocument positief naar buiten te brengen. Er heerste immers het gevoel dat de consumenten van de visserij onvoldoende geïnformeerd zijn over welke aanpassingen de Belgische visserij reeds allemaal gedaan heeft om de sector te verduurzamen. Vanuit de sector was de wens aanwezig om een maatschappelijk convenant uit te werken waarin een engagement naar een duurzame visserij wordt aangegaan. De Vlaamse visserij heeft met Vlaamse en Europese steun en op basis van een beleid met duurzaamheid als doelstelling, ingezet in initiatieven tot verduurzaming van de visserij die nog verder doorgaan. Vandaar werkte de Rederscentrale aan een convenant, waarmee we onze visserij wensen te laten waarderen door onze klanten. Dit convenant werd ondertekend op 30 augustus, ter gelegenheid van de Dag van de Pladijs door of in naam van Kris Peeters (ministerpresident), Jules Van Liefferinge (secretaris-generaal Departement Landbouw en Visserij), Erik Van Bockstaele (administrateur-generaal ILVO), Walter Roggeman (voorzitter Natuurpunt) en Urbain Wintein (voorzitter Rederscentrale). Samen met de partners, wenste de Rederscentrale hierin het voortouw te nemen. Uitgaand van verantwoord ondernemerschap wensen de Vlaamse vissers volop te gaan voor de bediening van de consument met verse vis die hoog scoort op het vlak van kwaliteit en met respect voor biologische evenwichten in zee. Hiertoe werd in navolging van het convenant de Werkgroep Verantwoord vissen omgevormd naar een Task Force, waarin de strategie voor de verschillende onderwerpen beschreven in het convenant werd vastgelegd. Dit betrof het technische luik, visserijonderwijs, ruimtelijke ordening en communicatie.
3.2 Consulent Rederscentrale Sinds oktober 2008 is bij de Rederscentrale een voltijds medewerker in dienst onder het project “CORVIS”. Deze consulent neemt verschillende mandaten binnen diverse overlegorganen op zich en vervult mee de rol van contactpunt tussen het beleid en de sector. Het project “CORVIS” liep af op 31 december 2011. In de loop van 2011 werd reeds gekeken om een vervolgproject onder de naam “CAVVIS” op te starten vanaf 1 januari 2012.
3.3 VESPAS In 2010 kreeg de Rederscentrale de goedkeuring voor ondersteuning van het VESPASproject. In het project “VESPAS” wil de Rederscentrale samen met het ILVO, de Vlaamse overheid en de betrokken rederijen de verdere mogelijkheden van de passieve visserij onderzoeken voor de Belgische vloot. Het was de bedoeling om zoveel mogelijk te leren van de ervaringen van de huidige warrelnetvissers teneinde een handleiding op te maken die geschikt is voor startende jonge ondernemers/reders of bestaande rederijen die de overstap willen wagen. 6
Zie Hfdst. 3.4 Communicatie en Innovatie met het oog op het verduurzamen van de zeeVISserijsector (CIVIS)
Activiteitenverslag van de Rederscentrale | 2011
15
Met dit project was het de bedoeling om verder in te spelen op het brandstofintensieve karakter van de traditionele boomkor. Sleepnetvisserijen zijn immers zeer effectief in het vangen van vis maar hiervoor wordt een prijs betaald onder de vorm van grondstoffen zoals brandstof, staal en netwerk. Hoewel er reeds verschillende inspanningen geleverd zijn door de sector om brandstofreducerende maatregelen te nemen, vormen de hoge uitbatingkosten en het vooruitzicht van stijgende en mogelijk sterk schommelende prijzen een hypotheek op de toekomst van de vloot. Via het VESPAS-project werden er mogelijkheden gecreëerd om in het beheer van het ILVO, sectie visserijtechniek passief vistuig aan te kopen waarmee verschillende testen zullen gedaan worden. Op die manier hoopt men de gedeelde kennis van het passief vissen ten voordele van het gehele segment uit te breiden. In 2011 werd een verlenging gevraagd voor dit project.
3.4 Communicatie en Innovatie met het oog op het verduurzamen van de zeeVISserijsector (CIVIS) Het hoofddoel van dit project is het verduurzamen van de zeevisserij. Het middel is een intensievere communicatie (zowel naar als vanuit het bedrijf), het op gang brengen van innovatie en het overtuigen van het bedrijf van het belang van een “gezonde zee”. Het project is een initiatief van de Rederscentrale en ILVO-Visserij om een antwoord te bieden op de uitdagingen van de toekomst. Het kadert binnen twee thema’s, nl. de acute brandstofproblematiek en het streven naar een duurzame visserij. De doelgroep zijn de reders, schippers en bemanningsleden, werkzaam op de Belgische vissersvloot die zo’n 80 vaartuigen beslaat. Dit project loopt reeds sinds september 2009. Gezien het belang van het verduurzamen van de visserij, wil de Rederscentrale deze samenwerking met de sectie Techniek van het ILVO ook in 2012 verder zetten. Via verschillende gebruikersgroep ervaringen zal aan de betreffende onderzoekers meegedeeld worden waar de sector meer informatie wil over verkrijgen. In het komende visseizoen zal er een grote nadruk gelegd worden op de analyse van een mogelijke integratie van het pulsvissen in de Vlaamse visserij. De resultaten van dit project worden maandelijks gecommuniceerd via het informatieblad van de Rederscentrale.
Activiteitenverslag van de Rederscentrale | 2011
16
4 Aanvoer en prijzen 4.1 Quota 4.1.1 Toegewezen quota De aan België toegekende quota worden op Vlaams niveau beheerd door de Dienst Zeevisserij van de Vlaamse Overheid, Departement Landbouw en Visserij. In haar rol als producentenorganisatie is in de schoot van de Rederscentrale evenwel een quotacommissie opgericht die een adviserende rol speelt naar de overheid toe bij het toekennen van de opvisbare hoeveelheden. Deze commissie is samengesteld uit dertien leden, reders die zowel het groot als het klein vlootsegment vertegenwoordigen. Maandelijks wordt het quotaverbruik geëvalueerd en worden aan de hand van het verbruik bijsturingen van de vangsthoeveelheden in de diverse ICES-sectoren geadviseerd. Via deze regulering wordt een redelijke spreiding van de vangstmogelijkheden bekomen. Zo wordt in de kuitzieke periode van bepaalde vissoorten de vangstmogelijkheden dusdanig beperkt, teneinde de vispopulatie voldoende kansen te geven zich voort te planten. De quotacommissie volgt daarbij haar visplan dat in november 2011 werd opgesteld in samenspraak met de Dienst Zeevisserij. Enkele afgevaardigden van de quotacommissie werden vanuit die functie bovendien nauw betrokken bij de onderhandelingen over quotaruilen binnen de Europese Unie. Tijdens de traditionele ministerraad op 15 en 16 december 2011 werd in nauw overleg samen gewerkt om de belangen van de Belgische visserij te verdedigen. Hierdoor konden volgende prioriteiten voor de Belgische vloot aan bod komen: • Voor de geassocieerde soorten in de tong- en scholvisserij in de Noordzee, waarvoor het advies van de Commissie conform haar Policy Paper -25% was, kon een roll-over bekomen worden. • Visserij-inspanning afbouw op basis van tong in de Noordzee dient in lijn te zijn met de quota-evolutie van dit bestand. • Schol en tong in de VIIf,g passen niet in het -25% beleidsprincipe van de Commissie. • Het beheer van de Belgische tongvisserij in de Ierse Zee verdient een herziening van de drastische inkrimping van de Commissie voorstellen over de TAC van ditbestand. • De voorstellen van de Commissie over de schol en tong in het Engels Kanaal lijken niet in lijn te zijn met de wetenschappelijke vaststellingen.
4.1.2 Maatregelen aanvoer Ook in 2011 werd het collectief benuttingsysteem verder gezet. Bij het collectief benuttingsysteem gebeurt de vangsttoewijzing voornamelijk in functie van het motorvermogen. Toch zijn er voor bepaalde soorten en in bepaalde gebieden nog steeds dagplafonds op reisbasis in werking. Ook voor 2011 was de quotacommissie vragende partij om kabeljauw in de Noordzee toe te wijzen op basis van het motorvermogen, weliswaar binnen het kader van het collectief benuttingsysteem en de beheersperiodes. De reden hiervoor was dat het gebruik van de toegekende quota op die manier beheerd kan worden op basis van de vangsten. Met andere woorden, als er een hoeveelheid in de netten zit die een dagplafond overschrijdt, moet er niet automatisch worden teruggegooid. Na de verlaging van het quotum in 2010, werd er voor 2011 opnieuw een daling van 17% doorgevoerd. Hierdoor was de quotacommissie van
Activiteitenverslag van de Rederscentrale | 2011
17
mening dat de toegekende dagplafonds voor kabeljauw in de Noordzee niet langer werkbaar zijn voor de Belgische vloot. In 2011 werden de toewijzingsperiodes zoals in 2010, gehandhaafd teneinde de aanvoer te optimaliseren. Voor het grote vlootsegment zijn deze periodes meestal het eerste semester, de maanden juli tot en met oktober en uiteindelijk de maanden november en december. Voor het klein vlootsegment gelden januari-oktober en november-december als beheersperiodes. Wel rees het idee om te onderzoeken of een herziening van de toewijzingsperiodes aangewezen is. Om de vangst van Noordzeeschol in de kuitzieke periode te ontmoedigen, werd slechts een kleine hoeveelheid schol toegewezen aan de vaartuigen voor het eerste kwartaal van het jaar. Op die manier werd een hefboom ingevoerd voor de kuitzieke schol en werd een reserve opgebouwd die de aanvoerders de kans moesten geven om later in het jaar nog een goede aanvoer te garanderen en tevens een hogere prijs voor de schol te behalen. De aanvoer werd gestuurd door het aanpassen van de vangsttoewijzingen op basis van kW of per dagplafond. Door de opvangbaarheid af te stemmen op de marktsituatie trachtte men een positieve invloed op de prijsvorming te bekomen. Daarnaast heeft deze maatregel een positief effect op het marktgericht vissen en op het beschikbare quotum. Tevens wordt op die manier ook een gelijkmatige spreiding van de aanvoer in de hand gewerkt, zodat grote prijsschommelingen minder vaak kunnen voorkomen. Het beperken van bepaalde quota draagt, tot op zeker niveau, bij tot het voorzien van reserves om het seizoen rond te komen. Voor de verwerkende sector en de versmarkt geeft deze aanpak een grotere zekerheid naar voldoende beschikbaarheid van hun producten gedurende het gehele jaar. Voor de gebieden en soorten waar van toepassing, wordt een verdeelsleutel tussen klein en groot vlootsegment vast gesteld op basis van effectieve aanlandingen gedurende de voorbije 3 jaar. Afwijkingen van dit principe – vooral wanneer vlootaanpassingen zijn opgetreden – worden indien nodig door de quotacommissie geadviseerd.
4.1.3 Sancties met betrekking tot het niet nakomen van de economische band Een positieve trend deed zich voor met betrekking tot de vermelding in het KB7 van 3 februari 1999, waarin de voorwaarden voor een daadwerkelijke economische band tussen het vaartuig en de lidstaat zijn bepaald. Dit werd mede op vraag van de sector nauwlettend in het oog gehouden. Zij die hieraan niet voldeden werden door de Dienst Zeevisserij van de Vlaamse Overheid, Departement Landbouw en Visserij sancties opgelegd die resulteerden in een tijdelijke intrekking van de visvergunning.
4.1.4 Overige sancties Er was in 2011 geen noodzaak tot het opleggen van sancties vanuit de producentenorganisatie, zoals aangegeven in de statuten van de Rederscentrale.
7
In bijlage van dit document werd het KB van 3 februari 1999 opgenomen.
Activiteitenverslag van de Rederscentrale | 2011
4.2 Aanvoerwaarde in 2011 Naast de quotamaatregelen, is ook de aanvoerwaarde een belangrijke waardemeter in de visserij. In 2011 bedroeg deze € 68.947.491. In vergelijking met 2010 betekent dit een stijging van 7%. De stijgende trend is een voortzetting in vergelijking met 2009. Toen werd voor het eerst sinds 2007 de dalende trend in aanvoerwaarde hersteld. Deze stijging in aanvoerwaarde is quasi louter te wijten aan de stijging in aanvoer. Opvallend was wel de prijsstijging voor pladijs. Misschien kan de keuze voor pladijs als Vis van het Jaar door de VLAM hierin een rol gespeeld hebben. De details over de belangrijkste doelsoorten van de Belgische visserij vindt u terug onder hoofdstuk 4.3.
Grafiek 3: Totale aanvoerwaarde van Belgische vaartuigen in Belgische havens
Wanneer we de totale aanvoerwaarde gaan splitsen per aanvoerhaven, zien we een discrepantie tussen de trend in aanvoerwaarde in Zeebrugge enerzijds en Oostende en Nieuwpoort anderzijds. Na de eenmaking van de veilingsites van Oostende en Zeebrugge onder de noemer van de Vlaamse Visveiling (VLV), werd er gevoelig meer aangevoerd en verkocht in Zeebrugge, ten koste van de aanvoer in Oostende.
Grafiek 4: Totale aanvoerwaarde in Oostende en Zeebrugge
Net zoals de aanvoer in Nieuwpoort, kende ook de totale aanvoerwaarde in 2011 een serieuze daling.
18
19
Activiteitenverslag van de Rederscentrale | 2011
Grafiek 5: Totale aanvoerwaarde in Nieuwpoort
4.3 Prijzen De vissoorten die hierna besproken worden, vormen het hoofdbestanddeel van de besommingen van onze vissersvloot. Gezien hun voornaamheid wordt zowel door de quotacommissie als de dienst Zeevisserij bijzondere aandacht besteed aan de opvisbaarheid van deze quota. Van cruciaal belang zijn de quotaruilen8 die met de naburige lidstaten werden afgesloten waardoor de initiële quotatoewijzing van de Europese Commissie geoptimaliseerd kan worden. Op basis van de gegevens van de totale aanvoer en aanvoerwaarde onderscheiden we tong, schol, kabeljauw, garnaal, tongschar, rog, tarbot, zeeduivel, griet en Sint-Jakobsschelpen. In onderstaande gegevens van de doelsoorten wordt er telkens een onderscheid gemaakt tussen de verschillende grootteklassen van de verschillende soorten. Ter verduidelijking geven wij in onderstaande tabel aan hoe deze doelsoorten ingedeeld zijn per grootteklasse.
Tong Schol Rog Tarbot Zeeduivel gekopt Zeeduivel mt kop Tongschar Kabeljauw Griet St.Jakobsschelp9
Klasse I > 500 > 800 > 5000 > 5000 > 4000 > 8000 > 501 > 7000 > 2000 0 – 6 st
Klasse II 401 - 500 600 - 800 3000 - 5000 3000 - 5000 2000 - 4000 4000 - 8000 301 - 500 4000 - 7000 1000 – 2000 6 – 8 st
Klasse III 351 - 400 400 - 600 1000 - 3000 2000 - 3000 1000 - 2000 2000 - 4000 < 300 2000 - 4000 500 - 1000 > 8 st
Klasse IV 251 – 350 300 - 400 300 - 1000 1000 - 2000 500 - 1000 1000 - 2000 1000 - 2000 0 - 500
Tabel 1: Onderverdeling doelsoorten per grootteklasse in gram10
8
In bijlage is een overzicht opgenomen van de quotaruilen doorheen 2011. Voor Sint-Jakobsschelpen wordt er gekeken naar het aantal stuks per kilogram. 10 Bron: Gegevens verkregen van de Vlaamse Visveiling NV. 9
Klasse V < 250 150 - 300 0 - 1000 200 - 500 500 – 1000 500 – 1000
Activiteitenverslag van de Rederscentrale | 2011
20
4.3.1 Tong 4.3.1.1 Aanvoer In 2011 werd er een totaal van 3.166.674 kg tong aangevoerd door Belgische vaartuigen in Belgische havens. Een daling van 7% in vergelijking met 2010. Vermoedelijk is dit het gevolg van het feit dat in 2011 de tong Noordzee, hoewel voldoende quotum, door de Belgische visserij minder interessant werd bevonden op basis van de vastgestelde grootte. Naar het totale tongquotum voor België toe, werd er een 65% van het toegestane quotum opgevist. In de volgende grafiek wordt een overzicht gegeven van de evolutie van de tongaanvoer per grootteklasse. We merken een lichte daling in iedere grootteklasse.
Grafiek 6: Aanvoer tong per grootteklasse 2008 - 2011
4.3.1.2 Tongprijzen De gemiddelde tongprijs in 2011 bedroeg € 11,03, wat een stijging betekende ten opzichte van de prijs in 2010 (€ 10,54). Een mindere aanvoer resulteerde hoogstwaarschijnlijk in een hogere gemiddelde prijs per kilogram. De totale aanvoerwaarde voor tong lag met € 34.920.186,57 3% lager dan in 2010, maar blijft in aanvoerwaarde veruit de belangrijkste doelsoort voor de Belgische visserij.
Grafiek 7: Gemiddelde tongprijs per maand 2010-2011
Activiteitenverslag van de Rederscentrale | 2011
21
In bovenstaande grafiek 7 wordt de gemiddelde maandprijs voor tong van 2011 vergeleken met die van 2010. We merken vooral in het voorjaar een hogere gemiddelde prijs voor de tong. Na de campagne in de Golf van Biskaje, lijkt de gemiddelde prijs het niveau van 2010 aan te houden, met terug een piek naar het jaareinde toe.
Grafiek 8: Gemiddelde tongprijs per grootteklasse 2011
Wanneer we meer specifiek gaan kijken naar de prijs per grootteklasse in grafiek 8, zien we het belang van de zomerperiode voor de grote sorteringsklassen. In het begin van 2010 lagen de tongprijzen voor de verschillende grootteklassen dichter bij elkaar. Pas vanaf mei zagen we voor een stuk een differentiatie tussen die verschillende sorteringsklassen. De campagne van de Golf van Biskaje die vanaf juni plaats vindt, speelt duidelijk een grote rol in de prijszetting van de tong.
4.3.2 Schol 4.3.2.1 Aanvoer In 2011 werd het scholquotum voor België voor 94% opgevist. Daarvan werd er een totaal van 4.852.658 kg schol aangevoerd door Belgische vaartuigen in Belgische havens; een stijging van 24% in vergelijking met 2010, vooral als gevolg van een quotastijging. In de volgende grafiek wordt een overzicht gegeven van de evolutie van de scholaanvoer per grootteklasse.
Grafiek 9: Aanvoer schol per grootteklasse 2008 - 2011
Activiteitenverslag van de Rederscentrale | 2011
22
De dalende trend sinds 2007 werd in reeds 2010 omgebogen. In 2011 werd er voor iedere grootteklasse een stijging in aanvoer genoteerd. 4.3.2.2 Scholprijzen De gemiddelde scholprijs in 2011 bedroeg € 1,36. Voor het eerst sinds 2008 merken we dus een prijsstijging van maar liefst 10%. Gezien de grote aanvoer van schol in de Belgische visserij, heeft deze prijsstijging een serieuze impact op het financiële resultaat van de sector. Gezien de degelijke prijzen voor schol, was de sector gematigd positief over het visseizoen 2011. In onderstaande grafiek 10 wordt de gemiddelde maandprijs voor schol van 2011 vergeleken met die van 2010. We merken vooral naar het jaareinde toe een opmerkelijk verschil in de gemiddelde scholprijs. Waar in 2010 de gemiddelde prijs na de zomerperiode ineen dook, bleef deze in 2011 gestaag stijgen. Er kan vermoed worden dat de keuze van de VLAM om schol Vis van het Jaar te maken, hier een invloed op heeft gehad. Daarenboven zorgde de Rederscentrale via het adviesorgaan van de Quotacommissie dat de scholvangsten optimaal gestimuleerd werden in de periodes waarin de kwaliteit van de schol het hoogst was. Zo kon er tevens vermeden worden dat er veel schol – voornamelijk naar het jaareinde toe – werd opgehouden.
Grafiek 10: Gemiddelde scholprijs per maand 2010-2011
Wanneer we meer specifiek gaan kijken naar de prijs per grootteklasse, zien we veelal dezelfde lijn als bij de gemiddelde prijs van schol, voornamelijk bij de kleinere sorteringsklassen. In het begin van 2011 lagen de scholprijzen voor de verschillende grootteklassen dichter bij elkaar. Pas vanaf april zagen we voor een stuk een differentiatie tussen die verschillende sorteringsklassen. Naar het jaareinde toe daalde de prijs van de grotere sorteringsklassen tot het niveau van de kleinere, die dan weer wat steeg.
Activiteitenverslag van de Rederscentrale | 2011
23
Grafiek 11: Gemiddelde scholprijs per grootteklasse 2011
4.3.3 Rog 4.3.3.1 Aanvoer
Grafiek 12: Aanvoer rog per grootteklasse 2008 - 2011
Voor wat betreft de aanvoer in de Belgische havens, werd er in 2011 1.477.113 kg aangevoerd ofwel 90% van het totale rogquotum. Dit betekende een stijging van 17% in vergelijking met 2010. Deze stijging was merkbaar in alle grootteklassen en kwam er ondanks het feit dat er een quotumverlaging was. 4.3.3.2 Rogprijzen De gemiddelde rogprijs in 2011 lag met € 2,18 per kg zo’n 1,1% hoger dan in het voorgaande visseizoen, dit ondanks de hogere aanvoer van rog. Wanneer we gaan kijken naar de gemiddelde prijs per maand, zien we vooral in het voorjaar een verschil. Vanaf april lopen beide curven gelijk tot december, waar de gemiddelde prijs in 2011 gevoelig hoger lag dan in 2010.
Activiteitenverslag van de Rederscentrale | 2011
24
Grafiek 13: Gemiddelde rogprijs per maand 2010-2011
Wanneer we specifieker per grootteklasse gaan kijken, merken we dat alle sorteringsklassen de curve van de gemiddelde prijs volgen. Tevens blijft het onderscheid tussen de sorteringsklassen gedurende geheel 2011 gerespecteerd in de prijsverschillen.
Grafiek 14: Gemiddelde rogprijs per maand per grootteklasse 2011
Activiteitenverslag van de Rederscentrale | 2011
25
4.3.4 Tarbot 4.3.4.1 Aanvoer In 2011 werd er een totaal van 307.978kg tarbot aangevoerd door Belgische vaartuigen in Belgische havens. Een stijging van 14% in vergelijking met 2010. Binnen de quota worden tarbot en griet samen als één vissoort gequoteerd, waarbij in 2011 daarvan 71% werd opgevist. Vooral in de kleinste grootteklasse werd er beduidend meer aangevoerd in vergelijking met 2010.
Grafiek 15: Aanvoer tarbot per grootteklasse 2008-2011
4.3.4.2 Tarbotprijzen Ondanks de stijging van de aanvoer is er ook een prijsstijging in 2011 voor tarbot. Gemiddeld werd er voor één kilogram € 11,09 betaald; 1% meer dan in 2010. Wanneer we de vergelijking per maand bekijken, merken we dat de gemiddelde prijs in 2011 gelijkloopt met deze van 2010, maar voornamelijk in de eerste jaarhelft wat hoger ligt.
Grafiek 16: Gemiddelde tarbotprijs per maand 2010-2011
Activiteitenverslag van de Rederscentrale | 2011
26
Ook bij tarbot worden de grootteklassen weerspiegeld in de prijsvorming: de grootste tarbotten zijn tevens de duurste. Ook zien we een gelijklopende curve bij de verschillende sorteringsklassen en de gemiddelde maandprijs voor tarbot, waarbij vooral de piek tijdens de eindejaarsperiode opvalt.
Grafiek 17: Gemiddelde tarbotprijs per grootteklasse 2011
4.3.5 Zeeduivel 4.3.5.1 Aanvoer In totaal werd er in 2011 426.631kg zeeduivel aangevoerd in de Belgische havens. Dit impliceert een stijging van 25% ten opzichte van 2010. Voor België werd er in totaal 29% van het totaal toegewezen quotum opgevist.
Grafiek 18: Aanvoer zeeduivel per grootteklasse 2008-2011
Enkel in de grootste grootteklasse werd er een daling in de aanvoer vastgesteld. 4.3.5.2 Zeeduivelprijzen De prijzen die in de veilingen voor staartvis betaald werden, lagen gemiddeld in 2010 op € 9,82, een 1% hoger dan in 2010, ook hier ondanks een hogere aanvoer.
Activiteitenverslag van de Rederscentrale | 2011
27
Wanneer we per maand gaan kijken naar de gemiddelde prijs voor zeeduivel, zien we voor 2011 een curve die veelal de lijn volgt van 2010, uitgezonderd n december. In deze periode lag de gemiddelde prijs in 2011 een stuk hoger dan die in 2010.
Grafiek 19: Gemiddelde zeeduivelprijs per maand 2010-2011
Bij het onderscheid per grootteklasse merken we de opvallend lage prijs voor de grootste klasse op. Dit is te verklaren door het feit dat de grootste grootteklasse gevormd worden door niet-gekopte zeeduivel. De overige klassen volgen wel de curve van de algemeen gemiddelde maandelijkse prijs.
Grafiek 20: Gemiddelde zeeduivelprijs per grootteklasse per maand 2011
Activiteitenverslag van de Rederscentrale | 2011
28
4.3.6 Tongschar 4.3.6.1 Aanvoer Ook bij de tongschar zagen we een stijging in de totale aanvoer in Belgische havens in 2011 ten opzichte van 2010. In totaal werd er 699.311kg aangevoerd wat een stijging impliceert van 33%. In 2011 werd er tevens 90% van het totale quotum voor tongschar en witje (wat voor wat het quotum betreft als één groep beschouwd wordt) opgevist.
Grafiek 21: Aanvoer tongschar per grootteklasse 2008-2011
4.3.6.2 Tongscharprijzen De gemiddelde prijs in 2011 lag maar liefst 9% hoger dan in 2011. In 2011 werd er gemiddeld € 4,81 betaald voor één kilogram tongschar. Wanneer we kijken naar de gemiddelde prijs per maand, zien we dat de gemiddelde prijs in 2011 dezelfde curve volgde als die in 2010, maar quasi steeds een halve euro hoger. Deze hogere prijzen zijn een verderzetting van de stijging sinds 2009.
Grafiek 22: Gemiddelde tongscharprijs per maand 2010-2011
Activiteitenverslag van de Rederscentrale | 2011
29
De gemiddelde prijs per maand voor tongschar is min of meer terug te vinden wanneer we de sorteringsklassen apart bekijken. Bij de grootste klassen vinden we de stijging naar het jaareinde terug, terwijl die stijging in de prijs van de kleinste klasse beduidend minder fors was.
Grafiek 23: Gemiddelde tongscharprijs per grootteklasse 2011
4.3.7 Kabeljauw 4.3.7.1 Aanvoer
Grafiek 24: Aanvoer kabeljauw per grootteklasse 2008-2011
In 2011 werd er een totaal van 646.533 kg kabeljauw aangevoerd door Belgische vaartuigen in Belgische havens. Een stijging van 10% in vergelijking met 2010, ondanks een quotadaling van 17%. In de volgende grafiek wordt een overzicht gegeven van de evolutie van de kabeljauwaanvoer per grootteklasse. In totaal werd er in 2011 ongeveer 72% van het totale quotum opgevist. Uit grafiek 24 kunnen we enkele opmerkelijke vaststellingen doen. De kleinste kabeljauwklasse is terug wat gestegen, door het terugbrengen van de minimummaat van 50cm naar 35cm. In de vierde en vijfde klasse merken we wel een gevoelige stijging op ten
Activiteitenverslag van de Rederscentrale | 2011
30
opzichte van vorig jaar. In de overige selectieklassen zien we een kleine stijging (klasse 1) en grotere dalingen (klasse 2 & 3). 4.3.7.2 Kabeljauwprijzen De gemiddelde kabeljauwprijs in 2011 bedroeg € 3,26; exact dezelfde prijs als in 2010. De gemiddelde kabeljauwprijzen volgen min of meer dezelfde fluctuaties als die in 2010. Met dit verschil dat naar het jaareinde toe de gemiddelde prijs een dieptepunt kende, terwijl deze in 2010 in dezelfde periode steeg.
Grafiek 25: Kabeljauwprijzen per maand 2010-2011
Wanneer we kijken naar de gemiddelde prijs per grootteklasse, merken we dat de verschillen enigszins gerespecteerd worden in de prijs. Enkel in het begin van het jaar is de grootste klasse niet de duurste. Gemiddeld volgen onderstaande curven wel de curve van de gemiddelde prijs in 2011.
Grafiek 26: Kabeljauwprijzen per grootteklasse 2011
Activiteitenverslag van de Rederscentrale | 2011
4.3.8 Griet 4.3.8.1 Aanvoer In 2011 werd er 3% minder griet aangevoerd ten opzichte van 2010, wat uiteindelijk resulteerde in een totale aanvoer van 284.535 kg. Zoals besproken bij 4.3.4.1. Aanvoer Tarbot worden griet en tarbot samen genomen wanneer het gaat om de quota te bepalen. Van het totale quotum van tarbot en griet werd er dus 71% opgevist.
Grafiek 27: Aanvoer griet per grootteklasse 2008-2011
4.3.8.2 Grietprijzen Bij griet steeg de prijs in 2011 ten opzichte van 2010 en dit met 12% tot € 7,76. Bij de gemiddelde prijs per maand zien we globaal gezien in 2010 en 2011 dezelfde trend, waarbij de piekperiode in 2011 duidelijk in het voorjaar en naar het jaareinde toe ligt.
Grafiek 28: Gemiddelde grietprijs per maand 2010-2011
31
Activiteitenverslag van de Rederscentrale | 2011
32
We zien dat de verschillende grootteklassen bij griet naar gemiddelde prijzen toe heel simultaan verlopen. Ook hier zien we duidelijk de piek in de zomer en naar het jaareinde toe voor wat betreft de prijzen.
Grafiek 29: Gemiddelde grietprijzen per grootteklasse per maand 2011
4.3.9 Garnaal 4.3.9.1 Aanvoer De aanvoer kende, voornamelijk in Nieuwpoort, na het succesjaar 2010 een spectaculaire daling. Tegenover 2010 daalde de aanvoer met maar liefst 43% tot 333.123kg. Door het invoeren van een zeefmaat in augustus tot 6,8mm, werd er meer grote garnalen aangevoerd en beduidend minder kleine garnaal.
Grafiek 30: Aanvoer garnalen 2008-2011
4.3.9.2 Garnaalprijs Deze spectaculaire daling in aanvoer zorgde voor een wat hogere prijs op de markt. De gemiddelde prijs voor garnaal was in 2011 zo’n 2,88 €/kg, wat 12% hoger ligt ten opzichte van het voorgaande seizoen.
Activiteitenverslag van de Rederscentrale | 2011
33
In Nederland werd er bekeken of er via maatregelen van de producentenorganisaties beperkingen konden opgelegd worden in de aanvoer om de prijs de kans te laten zich terug te herstellen. Bij een rondvraag van de Belgische garnaalreders besloot de Rederscentrale dat de wens niet aanwezig was om in deze materie maatregelen te treffen. In vergelijking met 2010, zien we een beduidend lagere prijs voor de garnaal in het voorjaar. Naar het jaareinde toe merken we dat de garnaalprijs zich weer herstelde.
Grafiek 31: Gemiddelde garnaalprijs per maand 2010-2011
4.3.10
Sint-Jakobsschelpen 4.3.10.1 Aanvoer
In 2011 merkten we een daling in de aanvoer van Sint-Jakobsschelpen van net geen 15% tot 459.081 kg.
Grafiek 32: Aanvoer Sint-Jakobsschelpen per grootteklasse 2008-2011
4.3.10.2 Prijzen Sint-Jakobsschelpen De prijs echter steeg in vergelijking met 2010 met 26% tot 2,06 €/kg. Dit zorgt voor een stijging in totale aanvoerwaarde van 7% tot € 944.389,53. Wanneer we per maand gaan
Activiteitenverslag van de Rederscentrale | 2011
34
kijken naar de gemiddelde prijzen, zien we dat de gemiddelde prijs in vergelijking met 2010 iedere maand beduidend hoger lag.
Grafiek 33: Gemiddelde Sint-Jakobsprijs per maand 2010-2011
Het verschil in grootteklassen wordt ook gerespecteerd in de prijsverschillen. Beide curven in grafiek 35 volgen perfect die van de algemene gemiddelde prijs in 2011.
Grafiek 34: Gemiddelde Sint-Jakobsschelpenprijzen per grootteklasse per maand 2011
35
Activiteitenverslag van de Rederscentrale | 2011
4.3.11
Algemene gemiddelde visprijzen
Uit onderstaande grafiek 36 zien we duidelijk dat de gemiddelde prijzen over de jaren heen dezelfde trend volgen. De gemiddelde prijs piekt in de zomermaanden juni en juli. De reden hiervoor kan gezocht worden in het feit dat in deze zomermaanden de bulk gevormd wordt door tong uit de Golf van Biskaje, die de gemiddelde prijs omhoog duwt. In het najaar wordt de bulk dan weer gevormd door pladijs uit de Noordzee, wat normaliter een lagere gemiddelde prijs heeft dan tong. Wel valt op dat de gemiddelde prijzen, met uitzondering van de maand augustus, in 2011 behoorlijk boven die van 2009 lagen. Met uitzondering van augustus, liep de gemiddelde prijs in 2011 gelijklopend met die in 2010.
Grafiek 35: Gemiddelde visprijzen 2008-2011
4.4 Uit de markt genomen 4.4.1 Cijfermateriaal Tabel 1 geeft weer welke hoeveelheden per vissoort uit de markt werden genomen in 2011. Voor de vergelijking worden ook de hoeveelheden uit 2010 naast die van 2011 geplaatst. Jaar Vissoort
11 12
2010
2011
Nominaal
%11
Nominaal
%12
Bot
9.974 kg
4,8
6.966 kg
2,4
Engelse Poon
9.527 kg
4,1
84 kg
0,0
Garnaal
-
-
7.544 kg
2,3
Grauwe Poon
7.445 kg
25,7
1.347 kg
3,7
Griet
-
-
2 kg
0,0
Ten opzichte van totale vangst van de betreffende vissoort in 2010. Ten opzichte van totale vangst van de betreffende vissoort in 2011.
36
Activiteitenverslag van de Rederscentrale | 2011
Haring
15 kg
1,3
-
-
Heek
1.201 kg
2,5
826 kg
2,3
Hondshaai
75.262 kg
16,0
82.911 kg
15,3
Horsmakreel
161 kg
1,7
82 kg
0,4
Kabeljauw
93 kg
0,0
28 kg
0,0
Kongeraal
2.241 kg
8,5
260 kg
0,8
Krabbenpoten
1 kg
0,0
-
-
Langoust. (geh)
22 kg
0,1
135 kg
0,2
Leng
53 kg
0,1
4 kg
0,0
Mul
-
-
39 kg
0,1
Noordzeekrab
114 kg
0,2
96 kg
0,1
Octopus
12 kg
0,0
26 kg
0,0
4.049 kg
1,8
1.527 kg
0,8
72 kg
12,0
354 kg
12,0
Pijlinktvis
144 kg
0,2
208 kg
0,3
Pollak
2 kg
0,0
1 kg
0,0
Rode Poon
7.445 kg
1,9
625 kg
0,2
Rog
15.824 kg
1,2
12.210 kg
0,8
Schar
44.691 kg
12,2
38.213 kg
11,8
Schartong
3.306 kg
1,3
103 kg
0,0
Schelvis
18.150 kg
8,6
2.470 kg
0,9
Schol
94.619 kg
2,4
16.763 kg
0,3
Sprot
280 kg
36,9
-
-
Steenbolk
115.249 kg
33,7
16.095 kg
5,2
StJakobsschelp.
273 kg
0,1
473 kg
0,1
Tong
-
-
2 kg
0,0
Tongschar
2.234 kg
0,4
922 kg
0,1
Overige Demers Overige Schaald.
37
Activiteitenverslag van de Rederscentrale | 2011
Wijting
10.216 kg
4,2
698 kg
0,4
Wulk
1.376 kg
1,2
28 kg
0,0
Zandhaai
491 kg
10,3
230 kg
14,6
Zeekat
16 kg
0,0
4 kg
0,0
Totaal
421.863 kg
2,7
191.324 kg
1,1
Tabel 2: Uit de markt genomen hoeveelheden vis in Belgische havens van Belgische vaartuigen
Waar er in 2010 reeds een daling was van 13% ten opzichte van de uit de markt genomen vis in 2009, werd dat aantal in 2011 nog meer dan gehalveerd. De totale hoeveelheid uit de markt genomen vis bedroeg slechts 45% van het jaar voordien. We merken opvallende dalingen bij de meeste vissoorten. Opmerkelijk zijn de cijfers van steenbolk (99.154 kg of min 86%), schol (77.856 kg of min 82%), schelvis (15.680 kg of min 86%). Voor hondshaai en garnaal merken we nominale stijgingen van ongeveer 7.500 kg ten opzichte van 2010. Het opvallende cijfer van de garnalen kan verklaard worden door het opleggen door de Rederscentrale als producentenorganisatie van een minimum carapaxbreedte van 6,8 mm, Deze maatregel werd genomen in overleg met haar leden en zorgde voor meer zeefafval, waarvoor er na ophaling door een afvalverwerker een kleine vergoeding voor de rederij bekomen werd. Wanneer we kijken naar de opgehouden vis ten opzichte de totale hoeveelheid aangevoerde vis, merken we dat 1,1% van de aangevoerde vis opgehouden wordt, terwijl dit in 2010 nog 2,7% was. Bij steenbolk valt het op dat, waar in 2010 ongeveer één derde van de aangevoerde vis opgehouden werd, er in 2011 slechts 5,2% opgehouden werd. Soorten die een blijvende bijzondere aandacht verdienen zijn de hondshaai (15,3%) en schar (11,8%).
4.4.2 Tussenkomst Onderstaande tabel geeft een overzicht van de tussenkomst die werd uitgekeerd door de Rederscentrale en de ondersteuning van Europa voor de opgehouden vis in 2011.
Beschermde vis Beschermde vis (nieuwe soorten) Niet Beschermde vis
Europa 30.232,49 € 6.380,16 € n/a
Rederscentrale 23.413,13 € 2.245,16 € 769,87 €
Tabel 3: Uitbetaling opgehouden vis
4.4.3 Maatregelen Gezien de grote opvang van enkele vissoorten in 2010, paste de Rederscentrale in 2011 het vorksysteem toe voor de opvang van hondshaai en steenbolk. Het vorksysteem houdt in dat de mogelijkheid bestaat om voor de terugbetaling van de opvang naar de leden van de Rederscentrale, deze met 10% te vermeerderen of met 10% te verminderen. Voor de twee eerder vernoemde vissoorten paste de Rederscentrale gedurende het gehele jaar het vorksysteem met -10% toe. Met deze aanpassing in de terugbetaling van de opvang beoogde de Rederscentrale de sector te sturen om in bepaalde periodes de vangsten van vissoorten met een minder economisch belang te vermijden om zo de uit de markt genomen vis te reduceren.
Activiteitenverslag van de Rederscentrale | 2011
38
Voor steenbolk werd er zo’n 9% minder aangevoerd. Bovenstaande cijfers tonen echter dat er van het aangevoerde er beduidend minder steenbolk uit de markt genomen werd. Voor hondshaai merken we een aanvoerstijging van ongeveer 15%. Procentueel was er wel een daling van het aandeel hondshaai dat uit de markt genomen werd. Deze interventiemaatregel kende dus wisselend succes. Via haar adviezen in de Quotacommissie, trachtte de Rederscentrale ook een optimale benutting te verkrijgen van de quota. Zo werd getracht om de grote hoeveelheden schol die in december 2010 werden uit de markt genomen, te vermijden. Via de mogelijkheden die geboden werden om de schol in de optimale periode (mei-november) te vangen, werd het aandeel schol dat uit de markt werd genomen, danig gereduceerd.
4.5 Brandstofprijzen De in 4.3.11 Gemiddelde Visprijzen geschetste visprijzen zijn van cruciaal belang voor de rentabiliteit van de vissersvloot. Minstens even belangrijk is de brandstofprijs per liter. Hoewel het verbruik van brandstof de voorbij jaren door allerhande technische maatregelen al fors gereduceerd kon worden, blijft de brandstofprijs een grote kost binnen de balans van een rederij.
Grafiek 36: Evolutie van de gasolieprijs 2005-2012
In bovenstaande grafiek 36 wordt duidelijk wat de oorzaak was van de grote crisis die de visserij in 2008 trof. Uitgezonderd enkele korte periodes van prijsdalingen, steeg de brandstofprijs sinds 2002 onverminderd. Sinds 2007 kende deze prijzen echter een agressieve toename men een absoluut hoogtepunt in de zomer van 2008. Nog sneller dan de prijsstijgingen, kende de brandstofprijs in het tweede deel van 2008 een opmerkelijke terugval. Deze terugval zorgde ervoor dat de rederijen eind 2008 opnieuw wat ademruimte kregen. In 2009 merkten we dat de brandstofprijzen langzaam aan terug aan het klimmen zijn. Ook in 2010 bleef deze stijging zich onverminderd doorzetten tot 0,60€ per liter eind december. Voorlopig zitten we bijna op het niveau van de piek in 2008 (0,78€ per liter), maar de gemiddelde gasolieprijzen in 2011 lagen een stuk hoger dan deze in 2008, gezien er geen terugval in deze prijs was.
Activiteitenverslag van de Rederscentrale | 2011
39
In 2011 bedroeg die stijging nog rond de 16,5% met als resultaat begin 2012 een gemiddelde prijs van € 0,70 per liter. Ondanks die problematische prijsevoluties zijn er twee zaken waardoor de bedrijfsresultaten 2011 voor de rederijen gemiddeld niet negatief zijn: het verder werken aan de vermindering van het brandstofgebruik in de visserij en de aanvaardbare visprijzen bij eerste verkoop. Voor 2012 wordt er zeker verder gewerkt aan het eerste en zal de Rederscentrale er alles aan doen om de reders te assisteren om alle aankoopkosten zo laag mogelijk te houden en de visprijzen bij eerste verkoop op een niveau waarbij een winstgevende bedrijfsvoering mogelijk blijft.
Activiteitenverslag van de Rederscentrale | 2011
40
5 Nawoord door dhr. Urbain Wintein, voorzitter van de Rederscentrale CV
Na een paar jaar zonder noemenswaardige ongelukken kunnen we op dit vlak spreken van een rampjaar in 2011. Op 1 maart 2011 verging de N.28 Mooie Meid van rederij Roekan met aan boord drie jonge bemanningsleden met name Christiaan de Ridder, Marc de Ridder en Eric Tanghe. Geen enkele van die jongens werd teruggevonden wat het voor de nabestaanden ondraaglijk maakt in het verwerken van hun verdriet. Daarnaast werd 2011 gekenmerkt door twee vaartuigen die zonken – de Z.700 Rapke en de O.333 Marco – waarbij gelukkig geen slachtoffers te betreuren vielen. Niettegenstaande alle veiligheidsmiddelen die tegenwoordig aan boord zijn en de bijzondere inspanningen die door de rederijen geleverd worden, blijkt dat ongelukken nog altijd niet uit te sluiten zijn. Spijtig genoeg stel ik (en vele anderen) vast dat het veelal de kleinere vaartuigen zijn die gevoeliger zijn aan kapseizen. Ik ben er dan ook van overtuigd dat indien alle vaartuigen uit het klein vlootsegment een trekkracht beveiligingssysteem van Marelec aan boord zouden hebben het risico op dergelijke ongelukken gevoelig zou dalen. We spreken hier natuurlijk over een grote investering om dergelijk systeem aan boord te plaatsen. Dit onderwerp is uitvoerig aan bod gekomen op een werkvergadering van PREVIS en ik heb het gevoel dat alle neuzen in dezelfde richting staan om de rederijen die geïnteresseerd zijn om dergelijk systeem te plaatsen, financieel tegemoet te komen. Want, laat ons eerlijk zijn, veiligheid van de bemanningsleden kent geen prijs. Ondertussen waren er op 31 oktober bij het afronden van het project 70 vaartuigen van de Belgische vloot ingeschreven voor de gesubsidieerde aankoop van een MOB-systeem. In samenwerking met PREVIS werden nog allerlei andere initiatieven genomen (die al uitvoerig aan bod zijn gekomen) om de veiligheid aan boord van de vissersschepen te verbeteren en waardoor ik durf te beweren dat onze vloot tot de veiligste van Europa behoort. Op beleidsmatig vlak was 2011 een interessant jaar omdat de eerste tip van de sluier werd opgelicht van wat het hervormde Gemeenschappelijk Visserijbeleid in 2013 ons zal brengen. Als producentenorganisatie stelde de Rederscentrale een visiedocument op hoe de Vlaamse sector naar het GVB toekijkt. Rond het gegeven van een MSY-benadering, stelde de Rederscentrale vragen bij de toepasbaarheid van een MSY per vissoort in een gemengde visserij. De Vlaamse visserij heeft heel wat doelsoorten die al die status bereikt hebben of in de buurt komen. Het zou niet correct zijn om die visserij dan te bestraffen op basis van soorten waarvoor er in veel gevallen zelfs nog geen wetenschappelijke gegevens beschikbaar zijn. Een samenwerking tussen visserij en wetenschap kan meehelpen aan het sneller bekomen van de gegevens die nodig zijn om de métier-MSY’s (maximale duurzame opbrengst per type visserij) te bepalen. In verband met het teruggooiverbod voor alle gequoteerde soorten tegen 2016, reageerde de Rederscentrale dat een aanlandingsverplichting een grotere impact op de bestanden kan hebben, gezien van verschillende vissoorten de overlevingskans bij teruggooi gevoelig onderschat wordt. Heel wat technische maatregelen aan de vistuigen hebben tot succes geleid in het vermijden van ongewenste bijvangsten. Ook het voorbije jaar werden verdere stappen in de goede richting gezet op gebied van duurzaamheid. Met de ondertekening van het convenant werden de sector, de wetenschap, het beleid en de NGO’s rond de tafel gebracht om met een gezamenlijke visie verder te werken aan een duurzame visserij. Gans de sector is zich bewust van het feit dat die maatregelen noodzakelijk zijn, maar de grootste duurzaamheid van onze vloot berust op de grote verscheidenheid van visgebieden die slechts enkele maanden per jaar door een beperkte groep van vaartuigen bevist worden!
Activiteitenverslag van de Rederscentrale | 2011
41
Daar aan gekoppeld wordt per gebied in de paaiperiode een minimum aan quota toebedeeld voor kuitzieke vis. Op die manier kunnen we spreken van duurzaam beheer en opnieuw zijn we daarmee voorloper in Europa! In verband met Individueel Overdraagbare Rechten, meent de Rederscentrale dat het huidige systeem waarbij de Belgische quota centraal beheerd worden en volgens bepaalde criteria over alle vaartuigen verdeeld, een goede basis vormt voor een volgende beleidsperiode. Door een groeiende diversiteit in type visserij en de geografische verspreiding van de visgronden is de Rederscentrale wel voorstander van een individuele overdrachtmogelijkheid om een maximaal duurzame quota-uptake mogelijk te houden. In 2011 waren er verschillende discussies aan de gang rond Mariene Beschermde Gebieden en de implantatie van windmolenparken. In verschillende vergaderingen werden de belangen van de Belgische visserij duidelijk gemaakt. Het gevoel overheerste echter dat de belangen van de visserij in dergelijke dossiers eerder in de onderste schuif terecht komen. De Rederscentrale blijft echter werken om de socio-economische belangen van onze sector duidelijk te maken en de duurzaamheidaanpassingen die we reeds toegepast hebben om tot een ecologisch verantwoorde visserij te komen, aan te tonen. Dit wordt ongetwijfeld in het komende jaar vervolgd. 2011 was ook het eerste volledige jaar na de invoering van de vaarbevoegdheidsbewijzen. Na de inwerkingtreding van het nieuwe brevettenbesluit, organiseerde de Rederscentrale samen met de onderwijsinstellingen MIM en VDAB, PREVIS en het Zeevissersfonds de eerste opleidingen tot roerganger. In 2012 zullen er ook opleidingen georganiseerd worden voor Motorist 221kW, Motorist 750kW en Stuurman/Schipper. Hopelijk kunnen deze opleidingen meehelpen om het bemanningstekort en het tekort aan de nodige VBBn weg te werken. Tenslotte wens ik ook enkele wijzigingen aan te kaarten, ten eerste binnen de Rederscentrale. Met spijt in het hart hebben we Lut uitgewuifd, die op 22 november definitief de deur van de Rederscentrale achter zich toetrok om te genieten van een welverdiend pensioen. Eind februari 2012 zal ook Freddy na een periode van meer dan 40 jaar in de Rederscentrale mogen genieten van zijn pensioen. De tijd staat echter niet stil en ondertussen werd er reeds vervanging voorzien voor beide ervaren krachten. Ik wil alvast Céline en Marc van harte welkom heten in de Rederscentrale en heb er alle vertrouwen in dat zij met een zelfde enthousiasme als hun voorgangers de taken zullen aanvatten.