omslag rechtstreeks 2010-1 08-03-10 14:23 Pagina 1
rechtstreeks 2010 nr 1
Rechtstreeks is een periodiek van de op de praktijk en de ontwikkeling van
2010 - nr 1
de rechtspraak in Nederland.
rechtstreeks
Raad voor de rechtspraak en richt zich
De rechter worstelt met een ingewikkelde casus en heeft eindelijk een relevant arrest gevonden. Zou hij niet met één druk op de knop alle jurisprudentie en alle artikelen willen zien die op dit arrest betrekking hebben?
Raad voor de rechtspraak
Dat kan – als iedereen helpt.
Recent verschenen 2009 - nr 4 2009 - nr 3 2009 - nr 2
Kansrekening en strafrechtspraak: fouten bij beslissingen onder onzekerheid Meesterlijk gedrag: leren van compareren Alledaagse rechtspraak: een pragmatische kijk op oordeelsvorming
Rechtspraak en digitale rechtsbronnen: nieuwe kansen, nieuwe plichten
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 1
Rechtspraak en digitale rechtsbronnen: nieuwe kansen, nieuwe plichten
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 2
rechtstreeks 1/2010
Colofon Rechtstreeks is een periodiek van de Raad voor de rechtspraak en richt zich op de praktijk en de ontwikkeling van de rechtspraak in Nederland. Het blad stelt zich ten doel wetenschappelijke inzichten en bijdragen aan het publieke debat over de rechtspraak ter kennis te brengen van allen die beroepshalve bij de rechtspraak betrokken zijn. Opname in Rechtstreeks betekent niet dat de inhoud het standpunt van de Raad voor de rechtspraak weergeeft. Redactieraad Mr. dr. M.I. Blagrove Rechter rechtbank Dordrecht Mr. W. Duitemeijer Raadsheer gerechtshof Arnhem Prof. mr. J.L.M. Gribnau Bijzonder hoogleraar kwaliteit van fiscale regelgeving, Universiteit Leiden en hoofddocent fiscale methodologie, Universiteit van Tilburg Mr. R. Hartendorp Rechter in opleiding rechtbank Utrecht Dr. C.M. Klein Haarhuis Senior onderzoeker Wetenschappelijk onderzoek- en documentatiecentrum (WODC), Ministerie van Justitie, Den Haag Mr. J.J.M. de Laat Vice-president inhoudelijk adviseur, sector kanton Rechtbank Utrecht Mr. Th.C.M. Willemse Raadsheer gerechtshof Arnhem Redactie Dr. A. Klijn (hoofdredacteur) Adviseur wetenschappelijk onderzoek Raad voor de rechtspraak Mr. dr. R.P. Mulder (eindredacteur) Reinjan Mulder research & editing Mr. drs. E.C.M. Bouman Beleidsadviseur Raad voor de rechtspraak M.I. Scholtz (secretaris) Programmasecretaris wetenschappelijk onderzoek Raad voor de rechtspraak Dr. F.P. van Tulder Adviseur wetenschappelijk onderzoek Raad voor de rechtspraak
2
Redactieadres Redactie Rechtstreeks Raad voor de rechtspraak Afd. Ontwikkeling Postbus 90613 2509 LP Den Haag E-mail:
[email protected] Uitgever Sdu Uitgevers BV, Den Haag Oplage 5000 exemplaren
ISSN 1573-5322 Abonnementen Rechtstreeks wordt gratis toegezonden aan hen die tot de doelgroep behoren. Wie meent voor toezending in aanmerking te komen wordt verzocht zijn naam, postadres en functie kenbaar te maken aan het secretariaat van Rechtstreeks (
[email protected]). Adresmutaties Sdu Klantenservice Postbus 20014 2500 EA Den Haag tel. 070-3789880 of via: www.sdu.nl/service Retouren Bij onjuiste adressering verzoeken wij u gebruik te maken van de adresdrager en daarop de reden van retournering aan te geven. © Staat der Nederlanden (Raad voor de rechtspraak) Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, in een voor anderen toegankelijk gegevensbestand worden opgeslagen of worden openbaar gemaakt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de Raad voor de rechtspraak. De toestemming wordt hierbij verleend voor het verveelvoudigen, in een gegevensbestand toegankelijk maken of openbaar maken waarvoor geen geldelijke of andere tegenprestatie wordt gevraagd en ontvangen en waarbij deze uitgave als bron wordt vermeld.
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 3
rechtstreeks 1/2010 Redactioneel
Redactioneel In een van de zalen van het Louvre, ver weg van de drommen toeristen die in hoog tempo langs de Mona Lisa en Venus van Milo trekken, daar staat hij. Ruim twee meter hoog en glanzend zwart: de Zuil van Hammurabi. Ik moest daaraan denken toen ik het stuk van Marc van Opijnen voor dit nummer van Rechtstreeks las. De Codex Hammurabi, die op de zuil gebeiteld is, bevat 282 genummerde wetten en juridische precedenten uit het Babylon van de 18e eeuw voor Christus. Alle bepalingen uit het civiele recht en het strafrecht van die dagen zijn er, keurig in hoofdstukjes verdeeld, op te vinden. Zelfs ‘oog om oog’ (art. 196) en ‘tand om tand’ (art. 200) ontbreken niet. Kennelijk wilde koning Hammurabi dat iedereen – zowel schriftgeleerden als leken – gelijkelijk kon kennisnemen van zijn Codex, want de bepalingen zijn in simpele taal gesteld en conditioneel gestructureerd. Als iemand dit of dat doet, dan gebeurt er zus of zo... Daarmee is de zuil van Hammurabi niet alleen een fraai symbool van koninklijke 1
macht, maar ook een in steen gegrifte, voor iedereen zichtbare normering van het dagelijks bestaan. Hoe ik dit allemaal weet? De hoofdlijnen herinner ik me van de geschiedenisles en van mijn bezoeken aan het Louvre, waar je de vertaalde teksten integraal op een aanpalende zuil kunt lezen. Maar, het zal u niet verbazen, de meeste details die hierboven staan, komen van internet. Met de inmiddels spreekwoordelijke muisklik ben ik pas nog eens door het museum gaan lopen. Ik zoemde in op het spijkerschrift op de zuil – en nam al surfend ook nog even kennis van het recht van Gortyn, nooit eerder van gehoord, maar, naar ik merk, toch ook heel interessant.1 In zijn overzichtsstuk over de verworvenheden van het internet legt Marc van Opijnen hierna onder meer uit wat het verschil is tussen Web 1.0, Web 2.0 en Web 3.0. Waarom zijn deze drie relevant voor de rechtspraak en wat moeten we allemaal doen om daar als juridisch consument én producent nog meer plezier van te beleven?
http://www.louvre.fr/llv/oeuvres/detail_notice.jsp?CONTENT%3C%3Ecnt_id=10134198673226487&CURRENT_ LLV_NOTICE%3C%3Ecnt_id=10134198673226487&FOLDER%3C%3Efolder_id=9852723696500800&bmLocale=en. http://eawc.evansville.edu/anthology/hammurabi.htm. http://nl.wikipedia.org/wiki/Codex_Hammurabi. http://eawc.evansville.edu/anthology/hammurabi.htm. http://www.fordham.edu/halsall/ancient/450-gortyn.html.
3
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 4
rechtstreeks 1/2010 Redactioneel
Alsof we er nu al niet ongelofelijk veel plezier van hebben! Web 1.0 is voor mij nog steeds een wonder waar ik niet over uit kan. Sluipenderwijs heeft 1.0 mijn professionele domein in bezit genomen. Tien jaar geleden ontdekte ik – net terug na jaren buitenland – Web 1.0 voor het eerst via rechtspraak.nl, en ik weet nog hoe fantastisch ik het toen vond om zomaar allerlei uitspraken op mijn scherm te kunnen krijgen. Inmiddels is dat de gewoonste zaak van de wereld. Ook voor tijdschriften hoef ik niet meer op expeditie. Gezeten achter mijn computer krijg ik nu alle relevante artikelen op een presenteerblaadje aangeboden. En dan de wetten. Tot drie jaar geleden kwam hier de bibliothecaresse nog bijna maandelijks langs om mijn losbladige Editie Cremers bij te werken, blaadjes eruit en blaadjes erin. Kan iemand zich dat nu nog voorstellen? Op Porta Iuris is tegenwoordig alle oude en nieuwe regelgeving compleet met alle ‘wetstechnische informatie’ online te raadplegen. Het enige nadeel is dat je nu ook in één oogopslag kunt zien hoeveel regels er inmiddels wel niet zijn, waarvan sommige ook nog eens erg vaak gewijzigd blijken te worden. Het Wetboek van Strafvordering levert in totaal bijvoorbeeld al 192 gedelegeerde regelingen en 32 beleidsregels of circulaires op, om over de Algemene wet bestuursrecht nog maar niet te spreken. Op rechtspraak.nl. staan daardoor inmiddels nu al zo’n 230.000 uitspraken. Als ook specialisten hierin nu dreigen te 2
4
verdwalen, hoe kunnen leken in een dergelijke overvloed aan informatie dan ooit de weg nog vinden? Wie nu als leek bij ‘voorbedachten rade’ zoekt, vindt op rechtspraak.nl al bijna 1700 resultaten, bij ‘tijd en gelegenheid’ vindt hij er nog altijd 170, en zoeken naar ‘willens en wetens’ of ‘de aanmerkelijke kans’ moet de leek al helemaal dringend ontraden worden. Marc van Opijnen is van mening dat het in de eerste plaats de juridische producenten zijn, de Rechtspraak incluis, die verantwoordelijk zijn voor een kwalitatief goed en overzichtelijk aanbod van informatie via het internet. Misschien kan in de overvloed aan gegevens die er inmiddels bestaat, Web 3.0 ons binnenkort helpen om wat meer orde in de chaos aan te brengen. Door het ‘semantisch structureren’ van beschikbare informatie zou de Rechtspraak misschien relevante kennis op maat kunnen gaan genereren, waar ook de leek op de langere termijn nog wat aan heeft. Ook nu zoeken mensen, net als in de tijd van Hammurabi, conditioneel gestructureerde antwoorden op hun rechtsvragen: als ik dit of dat juridisch probleem heb, wat moet ik dan doen? En op internet vinden zij dat antwoord zelden. In haar proefschrift Technology for Justice2 onderzocht Dory Reiling diverse Engelse en Nederlandse overheidswebsites met informatie voor leken over echtscheiding en haar conclusie was dat de meeste sites nu nog laag op begrijpelijkheid scoren en bovendien onvoldoende aangeven wat mensen in een bepaalde situatie nu precies moeten doen.
Technology for Justice. How Information Technology can support Judicial Reform, Dory Reiling, Leiden University Press 2009.
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 5
rechtstreeks 1/2010 Redactioneel
Het wenkend perspectief dat Marc van Opijnens in deze Rechtstreeks schetst, bevalt me wel. Vooral het idee dat de samenhang tussen wetgeving, uitspraken, annotaties, juridische concepten en auteurs mogelijk binnen afzienbare tijd met één druk op de knop onder handbereik komt. Zo bouwen wij gezamenlijk misschien wel aan een nieuwe zuil van Hammurabi, als fraai symbool van collectieve juridische macht. Al zal, zolang de semantisch geordende informatie vooral voor de kenniswerkers zelf toegankelijk blijft, de leek daar nog weinig mee opschieten. Moeten we ons bij dat laatste maar gewoon neerleggen? Als ik Wikipedia mag geloven, waren er in het oude Babylon ook maar heel weinig mensen die het spijkerschrift op die mooie, voor iedereen zichtbare zuil ook werkelijk lezen konden. Zoveel is er in die bijna 4000 jaar toch ook weer niet veranderd. Wat dat betreft zie ik vol verwachting uit naar Web 4.0! Marlies Bouman
5
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 6
Marc van Opijnen Marc van Opijnen (1963) studeerde Nederlands en internationaal recht aan de Rijksuniversiteit Groningen (1990). Sinds 2000 is hij werkzaam bij het Bureau InternetSystemen en -Toepassingen Rechterlijke Organisatie (Bistro), waar hij onder meer verantwoordelijk is voor de informatiearchitectuur van Porta Iuris. Hij is betrokken bij verschillende Europese projecten en publiceert regelmatig over zijn vakgebied. Hij werkt aan een proefschrift over de mogelijkheden om de toegang tot jurisprudentie te verbeteren.
6
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 7
rechtstreeks 1/2010 Inleiding
Rechtspraak en digitale rechtsbronnen: nieuwe kansen, nieuwe plichten Marc van Opijnen 1
Inleiding
1.1 Handige knoppen Stel, u worstelt met een ingewikkelde casus en hebt eindelijk een relevant arrest gevonden. Nu wilt u alle jurisprudentie en rechtswetenschappelijke artikelen vinden die op dit arrest betrekking hebben. Dat kan, met één druk op de knop. Een ander voorbeeld. Sommige wetsartikelen wijzigen met grote regelmaat. Zou het niet makkelijk zijn om met een zoekmachine slechts die uitspraken te vinden die betrekking hebben op de versie van een wetsartikel zoals het geldig was op één specifieke datum? Dat kan, met één druk op de knop. Of u wordt geconfronteerd met een ingewikkelde zaak waarin de hoofdrol wordt vertolkt door een Europese verordening. Maar noch in de nationale jurisprudentie, noch in die van het Hof van Justitie van de EU kunt u richtlijnen vinden voor interpretatie van die verordening. Zou het niet handig zijn om – voordat u misschien een prejudiciële vraag gaat stellen – te weten of collega-rechters in andere landen zich al eens over deze verordening hebben gebogen? Het kan, met één druk op de knop. U verdiept zich in een probleem op een bijzonder deelgebied en hebt eindelijk een verhelderend artikel gevonden van een specialist. U wilt graag weten wat deze auteur nog meer geschreven heeft. Maar de auteur heeft een veelvoorkomende naam en publiceert in tal van tijdschriften en bundels. Toch al zijn publicaties vinden? Het kan, met één druk op de knop. U hebt een wat oudere uitspraak gevonden van de Rechtbank Amsterdam over een complex Europeesrechtelijk probleem. U wilt weten of deze zaak nog een hogere aanleg heeft gekend. Ondanks het bestaan van Rechtspraak.nl en Porta Iuris valt dat niet mee. Na twee dagen zoeken en bellen hebt u de lijst compleet: eerste aanleg, hoger beroep, de verwijzingsuitspraak van de Hoge Raad, de prejudiciële uitspraak van het Hof van Justitie van de EU, de terugverwijzingsuitspraak van de Hoge Raad, en de definitieve uitspraak van het gerechtshof. Kan dat niet sneller, bijvoorbeeld op basis van het Landelijk Jurisprudentienummer (LJN) van de rechtbank-uitspraak? Dat kan, met één druk op de knop.
7
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 8
rechtstreeks 1/2010 Inleiding
Een laatste voorbeeld. Veel uitgevers hebben edities met artikelsgewijze commentaren, waar ook vaak weer verwijzingen naar jurisprudentie en gerelateerde regelgeving, parlementaire stukken en andere artikelen zijn te vinden. Het zoeken naar al deze commentaren is vaak meer werk dan het lezen ervan. Met slechts één zoekopdracht alle commentaren op één wetsartikel vinden in alle producten van alle uitgevers? Ook dat kan met één druk op de knop. Als dat allemaal mogelijk is, waarom hebben Google, Microsoft of Bistro dergelijke handige knoppen dan nog niet gemaakt? Die vraag zal deze Rechtstreeks proberen te beantwoorden. Daarbij zal blijken dat het hier niet louter om een IT-probleem gaat. De technische oplossingen om dergelijke knoppen te realiseren zijn in beginsel al voorhanden. Het probleem zit eerder in de organisatorische sfeer. De verschillende partijen in de juridische informatieketen – waaronder de Rechtspraak – dienen zich bewust te zijn van hun eigen verantwoordelijkheden in de informatiemaatschappij, onder meer met betrekking tot het ter beschikking stellen van bronmateriaal. Om de technische mogelijkheden te benutten zijn afspraken nodig tussen de verschillende actoren, en gemaakte afspraken moeten worden nageleefd. Deze Rechtstreeks zal ingaan op de noodzaak om te komen tot dergelijke standaardisatieafspraken, en inzicht trachten te geven in de verantwoordelijkheden die de Rechtspraak heeft bij het omgaan met juridische informatie. 1.2 De juridische informatiemarkt De ontwikkelingen die de laatste jaren op internet hebben plaatsgevonden, hebben een grote impact gehad op de economische en maatschappelijke verhoudingen. De manier waarop juridische informatie wordt verspreid, kan zich aan deze ontwikkelingen niet onttrekken. In box 1 is de traditionele situatie op de juridische informatiemarkt weergegeven. Tot voor kort konden ‘producenten’ van de belangrijkste juridische bronnen (wetgeving, rechtspraak en wetenschap) hun producten eigenlijk alleen aanbieden via een intermediair: de juridische uitgeverij. In deze markt hadden één grote uitgeverij en enkele kleinere in feite een monopolie. Tijdschriftredacties hadden weliswaar een redelijk onafhankelijke positie, maar uiteindelijk waren het de uitgevers die bepaalden wat er werd gepubliceerd, hoe dat gebeurde en wanneer, en ook hoe toegankelijk dat was. Zij bepaalden de prijs, de omvang, de frequentie en ook het aantal van de publicaties. Als een rechtbank van mening was dat een uitspraak ook voor andere dan bij het geschil betrokken partijen van belang was, dan moest ze maar hopen dat een jurisprudentietijdschrift bereid was de uitspraak te publiceren. Een wetenschapper die met een doortimmerd betoog wilde reageren op een actuele ontwikkeling, was afhankelijk van de ruimte en goedwillendheid van een tijdschrift. En als een burger kennis wilde nemen van de tekst van de Wet op de arbeidsongeschiktheid moest hij voor veel geld een hele wettenbundel aanschaffen.
8
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 9
rechtstreeks 1/2010 Inleiding
Box 1 De traditionele juridische informatiemarkt
Producenten
wetenschap
wetgever
rechtspraak
uitgevers
Consumenten
praktijkjuristen
rechtspraak
onderwijs
Door de opkomst van internet kon deze situatie binnen enkele jaren fundamenteel veranderen (box 2). Veel producenten van juridische informatie zoals de wetgever, de rechter en – zij het in mindere mate – de wetenschapper brengen via eigen websites hun producten rechtstreeks naar de consument. Vaak zijn de producenten ook zelf weer consument, maar totdat internet zijn intrede deed, hadden ze in de praktijk toch steeds een uitgever nodig om kennis te kunnen nemen van hun eigen en elkaars producten. Om toegang te hebben tot de eigen uitspraken had de rechter tot voor kort altijd een uitgever nodig, terwijl er nu in Porta Iuris ook veel gevonden kan worden zonder tussenkomst van die uitgever. Je zou kunnen zeggen dat internet gezorgd heeft voor een democratisering van de selectie, productie, verspreiding en consumptie van juridische informatie.
Box 2 De nieuwe juridische informatiemarkt
wetgever
Producenten en consumenten
wetenschap
onderwijs
praktijkjuristen
uitgever
rechtspraak
9
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 10
rechtstreeks 1/2010 Inleiding
Positief aan deze verandering is dat de juridische informatie – ook voor justitiabelen – toegankelijker is geworden. Het is sneller, het kost veel minder en er is meer transparantie. De keerzijde is echter dat er een overvloed aan informatie is gekomen waarin het vaak moeilijk zoeken is. Het zijn vooral de producenten van juridische informatie die hier een verantwoordelijkheid hebben, om te beginnen de staatsmachten die het basismateriaal van de democratische rechtsstaat produceren. Voor de Rechtspraak als organisatie betekent dit dat zij verantwoordelijk is voor het creëren van de organisatorische randvoorwaarden om de door haar geproduceerde informatie voor gebruikers toegankelijk te maken en te houden. En voor rechters betekent het dat zij hun uitspraken zodanig moeten produceren, dat ze – dankzij die organisatorische randvoorwaarden – optimaal gebruikt kunnen worden in een juridische kennisinfrastructuur. 1.3 De evolutie van het world wide web Waarom heeft internet de juridische informatiemarkt zo grondig veranderd, en hoe is dat in zijn werk gegaan? Hoewel de geschiedenis van het medium teruggaat tot de jaren zestig, is het pas halverwege de jaren negentig breed toegankelijk geworden. E-mail en het world wide web (www) bleken daarbij de belangrijkste toepassingen te zijn. Maar terwijl e-mail door de jaren heen nauwelijks is veranderd, heeft ‘het web’ sindsdien een enorme ontwikkeling doorgemaakt. In het begin werd het web vooral gebruikt om informatie te publiceren. Wetenschap, bedrijven en, zij het eerst schoorvoetend, overheden zetten informatie die voorheen nog vooral via drukwerk – of helemaal niet – werd verspreid, massaal op het web. Het web bleek ook grote economische potentie te hebben, al werd dit in eerste instantie zwaar overschat, met de dot-com-crisis als gevolg. De jaren van anarchie en experiment liggen inmiddels achter ons, het web is geprofessionaliseerd en de mogelijkheden nemen nog steeds toe. Deze ontwikkelingen hebben niet alleen te maken met de technologie, maar vooral met de manier waarop mensen – dankzij die technologie – informatie kunnen verwerven, bewerken en publiceren. De belangrijkste ontwikkelingsstadia die het web doormaakt worden vaak aangeduid als ‘web 1.0’, ‘web 2.0’ en ‘web 3.0’. De term ‘web 2.0’ werd pas in 2005 geïntroduceerd (O’Reilly, 2005) en daarmee was ook ‘web 1.0’ meteen een feit. Kort daarop deed ook het begrip ‘web 3.0’ zijn intrede. Deze drie ontwikkelingsfases volgen elkaar niet letterlijk op, maar kenschetsen ontwikkelingen die voor een deel gelijktijdig plaatsvinden (Ding & Xu, 2007). De term ‘web 1.0’ wordt nu gebruikt voor de pioniersfase van het web, waarin de rollen van de participanten nog dezelfde waren als in de tijd voor internet. Reeds bestaande informatie werd gepubliceerd door enkele grote spelers, alleen het medium was nieuw. Consumenten 10
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 11
rechtstreeks 1/2010 Inleiding
konden deze informatie daardoor makkelijker raadplegen dan voorheen, maar het was lastig om er meer mee te doen; de informatie was nauwelijks gestructureerd waardoor zoeken en navigeren lastig was. In 2006 werd ‘You’ door Time Magazine uitgeroepen tot persoon van het jaar, en dat was een uitstekende typering van de ontwikkelingen rond web 2.0. Dat web wordt ook wel het participatieweb genoemd: iedereen kan informatie produceren. Ook zonder technische kennis kan iedereen een bijdrage schrijven voor de online encyclopedie Wikipedia, een weblog bijhouden en filmpjes op YouTube plaatsen. En met Facebook, LinkedIn en Twitter kan iedereen elkaar van de laatste nieuwtjes op de hoogte houden. Deze vermenging van de rollen van zender en ontvanger is essentieel voor web 2.0. In plaats van een publicatiemedium wordt het web steeds meer een communicatiemedium. De ontwikkelingen van web 1.0 en web 2.0 hebben tot een vloedgolf aan informatie geleid, waarin het zelfs voor Google en Yahoo! lastig zoeken is. De belangrijkste oorzaak voor de vaak tegenvallende zoekresultaten is het gebrek aan betekenisvolle ordening van de doorzochte informatie. Om die hindernis te slechten moet de computer in staat worden gesteld om de betekenis van de gepubliceerde informatie te begrijpen. Hierdoor kunnen bijvoorbeeld brokken informatie van verschillende locaties zodanig met elkaar worden gebracht dat er nieuwe kennis ontstaat. Bovendien kan deze kennis op maat worden gemaakt voor een specifieke gebruiker op een specifieke locatie, voor een specifiek moment. Hierdoor ontstaat web 3.0, ook wel het ‘semantisch web’ genoemd, een term die reeds in 2001 werd geïntroduceerd door internetpionier Tim Berners-Lee (Berners-Lee, Hendler & Lassila, 2001). 1.4 Opzet van deze Rechtstreeks De in het begin van deze Rechtstreeks genoemde ‘handige knoppen’ kunnen alleen worden gerealiseerd als gebruik wordt gemaakt van de verworvenheden van alle drie de evolutiestappen van het web. Web 1.0 is nodig om de juridische bronnen op goede manier in het publieke domein toegankelijk te maken, web 2.0 is nodig om iedereen in staat te stellen om informatie toe te voegen, en web 3.0 is nodig om met al die gegevens, informatie en kennis echt nuttige dingen te doen – handige knoppen maken bijvoorbeeld. Deze geleidelijke evolutie van internet – van publicatiemedium tot kennisplatform – vormt daarom de rode draad in deze Rechtstreeks. In paragraaf 2 wordt eerst de rol van web 1.0 besproken voor de toegankelijkheid van regelgeving, rechterlijke uitspraken en rechtswetenschappelijke literatuur. In paragraaf 3 komt web 2.0 aan de orde, een ontwikkeling die nog volop gaande is, waarbij ook de rechtspraak de mogelijkheden aftast. In paragraaf 4 wordt ingegaan op de potentie van web 3.0 voor de ontsluiting – en creatie! – van juridische kennis. In paragraaf 5 zal worden stilgestaan bij het belang van standaardisatie van juridische 11
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 12
rechtstreeks 1/2010 Inleiding
informatie. Dan zal ook duidelijk worden dat de oplossing van veel informatieproblemen waar de rechter nu mee kampt misschien niet zozeer uit de technische, als wel uit de juridisch-inhoudelijke en bestuurlijke hoek zal moeten komen. Paragraaf 6 vat de bevindingen samen en kijkt vooruit. Eerst zal aandacht worden besteed aan het juridisch kader voor de toegang tot juridische informatie: vrijblijvendheid maakt geleidelijk plaats voor meer regulering. Daarna zal worden stilgestaan bij wat er van de rechtspraak en de rechter verwacht mag worden bij het ontwikkelen van juridisch kennismanagement – waarvan de genoemde ‘handige knoppen’ slechts een eerste stap vormen. Want zou het niet handig zijn indien u bij het begin van een niet-standaard zaak een overzicht krijgt van alle relevante literatuur, wetgeving en recente jurisprudentie? Het hoeft niet, maar ook dat kan. Zonder zelfs maar op een knop te drukken.
12
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 13
rechtstreeks 1/2010 Web 1.0 – de rechtsbronnen in het publieke domein
2
Web 1.0 – de rechtsbronnen in het publieke domein
2.1 Wetgeving en parlementaire informatie Nog maar vijftien jaar geleden was de publicatie van regelgeving een louter commerciële aangelegenheid. Een ieder werd geacht de wet te kennen, maar zelfs voor ongeannoteerde versies van geconsolideerde wetten moest door burgers en juristen diep in de buidel worden getast. Veranderde de wet, dan moest je een nieuwe bundel aanschaffen, of stuk voor stuk de prijzige pagina’s van je losbladige editie vervangen. In de nota Naar toegankelijkheid van overheidsinformatie (BZK, 1996) werd besloten dat de basisinformatie van de democratische rechtsstaat gratis toegankelijk moest zijn. De geconsolideerde wetgeving had daarbij natuurlijk prioriteit, maar toch duurde het nog tot 2002 voor het BasisWettenBestand (BWB) op de site wetten.overheid.nl was gerealiseerd (Bergfeld & Groothuis, 2004). In het BWB zijn nu de meeste verdragen terug te vinden, alle wetten in formele zin, AMvB’s, ministeriële regelingen en de regelgeving van ZBO’s en PBO’s. Sinds 2004 wordt er ook gewerkt aan de toegankelijkheid van decentrale regelgeving. Begonnen is met het Internet Publicatie Model (IPM) – waarbij de lagere overheden de informatie op hun eigen website publiceren, maar volgens opmaakvoorschriften van het IPM. Vanaf 2007 is er daarnaast de Centrale Voorziening Decentrale Regelgeving (CVDR), waarmee decentrale regelgeving in een centrale databank kan worden opgeslagen. Vooral voor bestuursjuristen is deze voorziening1 een enorme vooruitgang, al kunnen navigatie en doorzoekbaarheid nog worden verbeterd. Sinds de inwerkingtreding van de Wet elektronische bekendmaking (BWBR0024913)2 op 1 juli 2009 is de authentieke versie van Staatsblad en Staatscourant niet langer het papieren exemplaar, maar de elektronische variant. Bovendien heeft sinds die datum het BasisWettenBestand een wettelijke status (zie box 3). Juridisch gezien is het BWB daarmee leidend, en staat het boven de afgeleide wettenbanken van commerciële uitgevers. Naar verwachting3 zal dit vanaf 1 januari 2011 ook voor de decentrale regelgeving4 gelden.
1 2 3
4
http://zoekdienst.overheid.nl/Zoekdienst/html.onl.nl/collectie/dcr. Zie voor de betekenis van dit nummer § 5.2. Nota van toelichting bij het Besluit van 11 juni 2009, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet elektronische bekendmaking en het Besluit bekendmaking en beschikbaarstelling regelgeving decentrale overheden, https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2009-276.html. Besluit bekendmaking en beschikbaarstelling regelgeving decentrale overheden (BWBR0024917).
13
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 14
rechtstreeks 1/2010 Web 1.0 – de rechtsbronnen in het publieke domein
Box 3 Wet elektronische bekendmaking Sinds 1 juli 2009 luidt artikel 1 van de Bekendmakingswet: 1. De regering geeft het Staatsblad en de Staatscourant uit. 2. De uitgifte van het Staatsblad en de Staatscourant geschiedt elektronisch op een algemeen toegankelijke wijze. 3. Na de uitgifte blijven het Staatsblad en de Staatscourant elektronisch op een algemeen toegankelijke wijze beschikbaar. 4. Voor het inzien van het Staatsblad en de Staatscourant worden geen kosten in rekening gebracht. 5. (...) Het nieuwe artikel 10a luidt: 1. De teksten van wetten, algemene maatregelen van bestuur en vanwege het Rijk anders dan bij wet of algemene maatregel van bestuur vastgestelde algemeen verbindende voorschriften zijn in geconsolideerde vorm voor een ieder beschikbaar door middel van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen algemeen toegankelijk elektronisch medium. 2. (...) 3. Een geconsolideerde tekst van een regeling die op grond van het eerste lid beschikbaar is gesteld, blijft beschikbaar indien de regeling na de beschikbaarstelling is gewijzigd of ingetrokken.
Ook parlementaire informatie behoort tot het basismateriaal van de democratische rechtsstaat dat volgens de nota van Binnenlandse Zaken (BZK, 1996) vrijelijk toegankelijk moet zijn. Via de site Overheid.nl zijn daarom nu alle parlementaire stukken sinds 1995 te raadplegen. De Europese regelgeving is al veel langer elektronisch toegankelijk: al meer dan 25 jaar (Bernet e.a., 2006). Via de EUR-Lex-website5 is onder meer alle regelgeving en jurisprudentie toegankelijk. Sinds enkele jaren zijn daar ook geconsolideerde regelingen te vinden. Daarnaast zijn er nog enkele andere websites die kosteloos toegang bieden tot Europeesrechtelijke bronnen, zoals Pre-Lex, het documentenregister van de Raad en het Europees parlement. Voor de rechtspraak zijn al deze bronnen eveneens toegankelijk in of via Porta Iuris. 2.2 Jurisprudentie Anders dan bij wet- en regelgeving het geval is, zijn rechterlijke uitspraken niet gericht tot de gehele samenleving, maar primair tot de bij het geschil betrokken partijen. Toch is ook de toegankelijkheid van deze uitspraken van publiek belang, zowel omdat ze als jurisprudentie waardevol kunnen zijn, alsook omdat ze de rechterlijke arbeid transparant maken. Maar de wetgever heeft, hoewel deze uitspraken in het openbaar moeten worden gedaan, nooit bedoeld dat ze dan ook allemaal voor iedereen toegankelijk moeten zijn.6 Een voorstel 5 6
14
http://eur-lex.europa.eu. Anders: De Meij e.a., 2006.
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 15
rechtstreeks 1/2010 Web 1.0 – de rechtsbronnen in het publieke domein
voor een Algemene wet op de overheidsinformatie (BZK, 2006), waarin werd voorgesteld (vrijwel) alle uitspraken (grotendeels ongeanonimiseerd) op internet te publiceren, is inmiddels weer ingetrokken. De problemen die hierdoor zouden ontstaan werden helder verwoord in het commentaar op dit wetsontwerp van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR, 2007, p. 10): De voorgestelde massale plaatsing van vonnissen en rechterlijke beschikkingen op internet heeft, los van de lasten van (de screening op de noodzaak van) anonimisering, nog een ander gevolg. De toegang tot www.rechtspraak.nl dreigt hierdoor verstopt te raken. In de toelichting op het voorontwerp (…) is aan de schatting van circa 1,7 miljoen uitspraken per jaar enigszins optimistisch toegevoegd dat met goede zoekmodaliteiten de toegang tot deze hoeveelheid uitspraken kan worden gegarandeerd. De NVvR is hierover nogal sceptisch. (…) Indien op trefwoord of wettelijke regeling wordt gezocht teneinde jurisprudentie op het spoor te komen, schieten bij zulke grote aantallen de beschikbare zoekmogelijkheden (…) tekort. Het (…) kan leiden tot een averechts effect: een verminderde toegang tot de informatie… Vooralsnog wordt dan ook vastgehouden aan het beleidsuitgangspunt zoals dat is geformuleerd in de eerdergenoemde nota van Binnenlandse Zaken (1996): ‘een representatief beeld van rechterlijke uitspraken’ moet op internet worden gepubliceerd. Porta Iuris en Rechtspraak.nl Zoals al werd aangestipt in paragraaf 1 behoorde de jurisprudentievoorziening binnen de rechterlijke organisatie tot diep in de jaren negentig tot het monopolie van de juridische uitgevers: rechters en ondersteuners verzamelden belangwekkende uitspraken, en stelden deze – voor een vergoeding of in ruil voor een abonnement op een tijdschrift – ter beschikking aan de uitgevers (Moltmaker, 1994). Op basis van dit materiaal, aangevuld met uitspraken die door advocaten en andere procespartijen werden opgestuurd, maakten de redacties zelf vervolgens weer een selectie. Beide groepen van selecteurs (de inzenders en de redacties) speelden zo een belangrijke rol in de rechtsontwikkeling. Werd een uitspraak niet geselecteerd, dan kwam deze niet ter kennis van de juridische gemeenschap, en dus ook niet van de rechterlijke organisatie zelf. Deze situatie leidde tot fricties, en Moltmaker (1994) concludeerde dan ook dat: ...ontwikkelingen in de samenleving aanleiding geven tot de constatering, dat de eigen verantwoordelijkheid van de rechterlijke macht (...) voor de documentatie uit een oogpunt van zowel interne als externe informatievoorziening sterk is toegenomen, waardoor sommige taken die tot dusver onder verantwoordelijkheid van derden (in het bijzonder uitgevers) werden verricht, verschoven moeten worden naar de rechterlijke macht... 15
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 16
rechtstreeks 1/2010 Web 1.0 – de rechtsbronnen in het publieke domein
Voor de interne jurisprudentievoorziening werd daarop de definitiestudie Geïntegreerde Ontsluiting Rechtsbronnen Gerechten (George) gemaakt (Huurman & Korte, 1998), en het daarin voorgestelde systeem werd in 2001 in aangepaste vorm – als Porta Iuris – door het Bureau InternetSystemen en Toepassingen Rechterlijke Organisatie (Bistro) gerealiseerd. In Porta Iuris zijn in één zoekinterface de uitspraken van meer dan veertig commerciële databanken samengebracht, samen met de huisdatabanken van de gerechten, bijzondere interne collecties, de interne databank van de Raad van State (Jura), alle uitspraken van het Hof van Justitie EU en de uitspraken van Rechtspraak.nl. Voor de buitenwereld werd nog sneller een jurisprudentievoorziening gerealiseerd. Al in 1999 werd de portaalsite Rechtspraak.nl geopend, waarop vanaf het begin een substantieel aantal uitspraken te vinden was. In deze databank zijn inmiddels ruim 160.000 uitspraken gepubliceerd. Selectiebeleid Vanaf het ontstaan van Rechtspraak.nl heeft het selectiebeleid ter discussie gestaan. Want wat is ‘een representatief beeld van rechterlijke uitspraken’ waarover BZK (1996) sprak? In november 1999 werden selectiecriteria7 opgesteld, mede geïnspireerd op het – nog steeds – enige juridisch instrument dat daarvoor voorhanden was: de aanbeveling (95)11 van het Comité van Ministers van de Raad van Europa. Voor de hoogste gerechten wordt daarin het ‘negatieve criterium’ geformuleerd (alles publiceren, tenzij evident niet publicatiewaardig) en voor de lagere gerechten het ‘positieve criterium’ (niet publiceren, tenzij er een duidelijk zaaksoverstijgend belang is). Deze aanbeveling richtte zich vooral op de juridische relevantie van uitspraken, maar Rechtspraak.nl heeft daar criteria die betrekking hebben op de maatschappelijke relevantie aan toegevoegd. Inmiddels voldoen de hoogste gerechten goed aan de selectierichtlijn: zij publiceren nu vrijwel alle uitspraken. Maar uit onderzoek bleek vier jaar geleden dat er over de interpretatie van het positieve criterium (niet publiceren, tenzij) te discussiëren valt: meer dan 50% van de uitspraken van de rechtbanken en gerechtshoven die werden gepubliceerd in juridische tijdschriften bleek niet te zijn geplaatst op Rechtspraak.nl (Van Opijnen, 2006-a). Inmiddels is deze situatie aanzienlijk verbeterd, maar nog altijd staat zo’n 19% van alle uitspraken van rechtbanken en hoven uit 2008 die in juridische tijdschriften zijn gepubliceerd, niet op Rechtspraak.nl.8
7 8
16
http://www.rechtspraak.nl/Uitspraken/Selectiecriteria. Onderzoek door de auteur met dezelfde onderzoeksmethode als in 2006, verricht op 5-11-2009.
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 17
rechtstreeks 1/2010 Web 1.0 – de rechtsbronnen in het publieke domein
2.3 Rechtswetenschappelijke literatuur Rechtswetenschappelijke literatuur (‘doctrine’) behoort wel tot de bronnen van het recht, maar anders dan wetgeving en jurisprudentie behoort het niet tot het ‘basismateriaal van de democratische rechtsstaat’. De doctrine verschijnt in allerlei vormen – in commentaaredities, in boeken, proefschriften, als annotaties en als tijdschrift(artikel)en – maar deze verschijnen nog altijd bijna geheel door tussenkomst van de traditionele intermediairs: de commerciële uitgevers. Op de toegankelijkheid van de Nederlandse juridische literatuur is al regelmatig kritiek geleverd (Stolker, 2004 en Giard, 2010). Bij de opkomst van het web waren er twee partijen die zich verantwoordelijk voelden om de doctrine online toegankelijk te maken. In de eerste plaats de uitgevers, die commerciële internetportalen bouwden. In de tweede plaats de auteurs en de instituten waar zij werkzaam waren. Zij zetten gratis toegankelijke websites op en gaven daarmee gehoor aan de oproep van de Amerikaanse jurist Hibbitts (1996). Inmiddels is laatstgenoemde publicatievorm bekend geworden als open access, in diverse wetenschapsgebieden heeft het inmiddels veel aanhang verworven. Grofweg zijn er vier soorten open access te onderscheiden:9 • Hybride open access. Hiervan spreek je bij online tijdschriften die het betaalmodel (deels) hebben omgedraaid. Het is niet de lezer die betaalt om toegang te krijgen tot een tekst, maar de auteur die betaalt om te mogen publiceren. • Vertraagde open access. Hierbij worden pas na verloop van tijd artikelen door de uitgever voor gratis gebruik vrijgegeven. • Zelf-archivering. Hierbij deponeren de auteurs de artikelen die eerder in closed access zijn verschenen zelf in digitale depots. Dit kunnen eigen websites zijn, maar steeds vaker worden ook depots ingericht door (academische) instituten. • Volledige open access. Hiervan spreek je bij online tijdschriften met een redactionele formule (inclusief peer review) waartoe iedereen gratis toegang heeft. Hiervan is het Amsterdam Law Forum een goed voorbeeld.10 Terwijl bij de eerste drie vormen nog steeds commerciële uitgeverijen betrokken zijn, werken bij volledige open access de online tijdschriften volledig zelfstandig. In Nederland is inmiddels een interessant debat gaande over open access (Oosterbaan, 2009). Een veelgehoord argument daarin is dat universitair onderzoek, dat met publieke middelen tot stand is gekomen, voor iedereen gratis toegankelijk zou moeten zijn. Er is uiteraard geen reden om de rechtswetenschap van dit beginsel uit te sluiten (Hoorn, 2004).
9 http://en.wikipedia.org/wiki/Open_access_(publishing). 10 http://www.amsterdamlawforum.org.
17
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 18
rechtstreeks 1/2010 Web 1.0 – de rechtsbronnen in het publieke domein
Hoewel inmiddels veel rechtswetenschappelijk materiaal in open access beschikbaar is, valt het doorzoeken ervan niet mee. Een van de problemen is dat je bij artikelen die zijn opgeslagen in institutionele depots vaak niet weet bij welke universiteit ze zijn gepubliceerd. Daarom zijn er verschillende initiatieven genomen om de relevante gegevensbestanden gezamenlijk doorzoekbaar te maken. Zo wordt nu door de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) een National Academic Research and Collaborations Information System (NARCIS)11 ontwikkeld om de zichtbaarheid en vindbaarheid van Nederlands wetenschappelijk onderzoek te vergroten. NARCIS biedt inmiddels toegang tot een kwart miljoen publicaties, waarvan zich zo’n 75% in open access bevindt. Veel juridische publicaties die wel bij de universiteitsbibliotheken te vinden zijn, kunnen echter niet bij NARCIS worden gevonden. Dat zou opgelost moeten kunnen worden door de Portal Internet Law Library (Portill), een samenwerkingsinitiatief tussen verschillende universiteiten, waarvan het doel is ‘een volwassen Internetbibliotheek voor het juridischwetenschappelijke domein aan te bieden’.12 Helaas doen hieraan echter nog niet alle universiteiten mee (zo ontbreken de Amsterdamse), en is niet alle informatie in de archieven van de individuele universiteiten terugvindbaar. De rechtswetenschap heeft evenwel nog een ander probleem, dat bij andere takken van wetenschap minder vaak speelt. Veel auteurs zijn niet aan een universiteit verbonden, maar werkzaam als bedrijfsjurist, advocaat of rechter. Zo zijn er circa 550 rechters die auteurs- of redactiewerk verrichten bij juridische uitgeverijen.13 Omdat ervan uit mag worden gegaan dat een groot deel van deze werkzaamheden geschiedt vanuit de functie die wordt vervuld, is het niet onredelijk om van de rechter–auteur te vragen dit werk ook in open access te publiceren. Maar hoe? Een rechter die op dit moment zijn publicaties in open access beschikbaar wil maken, heeft daartoe eigenlijk geen andere mogelijkheid dan zijn eigen website – maar die moet hij dan wel hebben. 2.4 Samengevat Web 1.0 bleek indrukwekkende mogelijkheden te hebben om juridisch bronmateriaal dat voorheen alleen tegen hoge kosten voor een beperkt publiek toegankelijk was, kosteloos voor de hele samenleving beschikbaar te maken. Nederlandse (semi-)overheidsinstellingen hebben op grote schaal van deze mogelijkheden gebruikgemaakt. Inmiddels zijn op internet te vinden: Staatsblad, Staatscourant en de parlementaire documentatie vanaf 1995, de volledige geconsolideerde wetgeving vanaf 2002 en een groeiende verzameling decentrale regelgeving.
11 http://www.narcis.info. 12 http://www.portill.nl. 13 Telling op 30-11-2009 in het Register nevenfuncties, http://namenlijst.rechtspraak.nl.
18
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 19
rechtstreeks 1/2010 Web 1.0 – de rechtsbronnen in het publieke domein
Van de rechterlijke uitspraken is – vanaf 1999 – alleen een selectie gepubliceerd. Gezien de aard en de omvang van dit corpus is dat verdedigbaar, maar de selectie zou verruimd kunnen worden. Ten aanzien van de rechtswetenschappelijke literatuur zou meer volledigheid moeten worden nagestreefd. Richtlijnen met een meer verplichtend karakter van de publieke instellingen waarvoor de verschillende auteurs werkzaam zijn, zullen hiertoe wellicht noodzakelijk zijn. Maar zijn al die bronnen eenmaal toegankelijk, dan valt het zoeken in al die informatie meestal nog niet mee. De open access depots zijn tot nu toe eerder archieven, zonder zoekmachines die op een handige manier juridische research faciliteren. En los van een enkele LJN-hyperlink naar een uitspraak, wordt de informatie die op de verschillende sites aanwezig is nauwelijks met elkaar in verband gebracht. En wie zelf iets wil toevoegen aan de gemeenschappelijke kennis op internet, kan dat op dit moment alleen nog maar door het schrijven van een online tijdschriftartikel of door een eigen website te ontwikkelen. En de handige knoppen? Die heeft u met web 1.0 nog niet. Maar aan de andere kant: zonder web 1.0 – de beschikbaarheid van gegevens – komen die knoppen er zeker nooit; web 1.0 is voor handige knoppen een conditio sine qua non.
19
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 20
rechtstreeks 1/2010 Web 2.0 – opvattingen delen
3.0 Web 2.0 – opvattingen delen 3.1 Zenders en ontvangers Terwijl web 1.0 in feite een voortzetting is van maatschappelijke verhoudingen, maar dan in digitale vorm, maakt web 2.0 gebruik van de mogelijkheden van internet om communicatie, kennis en wetenschap op een fundamenteel andere manier te organiseren. Hoewel in web 1.0 iedereen in theorie in staat was om informatie te publiceren, in plaats van alleen te consumeren, was dit in de praktijk alleen voorbehouden aan de technisch slimmeren of financieel draagkrachtigen. In het dynamische web 2.0 kunnen de rollen van informatieproducent en infomatieconsument – ook wel ‘zender’ en ‘ontvanger’ genoemd – door dezelfde persoon worden gespeeld, op (vrijwel) hetzelfde moment. Je leest een weblog en kan direct je commentaar geven. Op de fotosite Flickr kan iedereen foto’s plaatsen, beoordelen en van trefwoorden voorzien. Boegbeeld van web 2.0 is natuurlijk Wikipedia, de online encyclopedie die qua accuratesse en omvang niet onderdoet voor de Encyclopædia Britannica.14 Ook de overheid experimenteert inmiddels met web 2.0 (Van Berlo, 2009). Voorbeelden in het justitiële domein kunnen worden gevonden in het inschakelen van burgers bij opsporing (www.depolitiezoekt.nl, www.amberalertnederland.nl) of bij het bediscussiëren van wetsontwerpen (www.internetconsultatie.nl). 3.2 Weblogs De ‘weblog’ of ‘blog’ is een ideale manier voor mensen zonder technische achtergrond om een eigen internetsite bij te houden: men kan opinies schrijven, artikelen plaatsen of verwijzen naar andere sites, en desgewenst bezoekers de mogelijkheid bieden om te reageren. Het publiceren van juridische opinies op een weblog kan voordelen hebben boven het schrijven van een artikel in een vaktijdschrift: het is sneller en er is geen bemoeizuchtige redactie. Juist dat laatste kan echter ook weer een nadeel zijn: het ontbreken van een redactioneel goedkeuringsstempel maakt de kwaliteit voor potentiële lezers twijfelachtig. Alhoewel de weblog enorm populair is geworden, is het aantal professionele blogs van juristen in Nederland beperkt. Ook via sociale netwerksites als Hyves, Facebook en LinkedIn is het mogelijk een soort weblogs bij te houden, maar de netwerkfunctie lijkt daar belangrijker dan het geven van een substantiële bijdrage aan een juridisch debat. Wel zijn er in Nederland enkele populaire juridische weblogs die niet door één persoon, maar door een redactie worden onderhouden, zoals de (deels gecombineerde) blogs van NRC15 en NJB16, Boek9.nl en Mr-online.nl. 14 http://news.cnet.com/2100-1038_3-5997332.html. 15 http://weblogs.nrc.nl/rechtenbestuur. 16 http://www.njblog.nl.
20
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 21
rechtstreeks 1/2010 Web 2.0 – opvattingen delen
3.3 Tussen Wiki Juridica en Jurispedia Wikipedia, de online encyclopedie waaraan tienduizenden mensen wereldwijd vrijwillig bijdragen, is een typische exponent van web 2.0. Voordelen van Wikipedia zijn de lemma-georiënteerde structuur die consequent is doorgevoerd en de continue review van de inhoud door andere gebruikers – waarbij ook dissenting opinions te lezen zijn. Voor de jurist is Wikipedia een bruikbare bron voor informatie buiten het juridische domein, terwijl de niet-jurist op Wikipedia goed-gedocumenteerde informatie kan vinden over juridische begrippen, bekende arresten en belangwekkende juridische actualiteiten zoals de Schiedammer parkmoord.17 Vanwege het karakter van een algemene encyclopedie kan Wikipedia voor de jurist te weinig diepgaande juridische informatie bieden, maar de Wiki-technologie kan wel gebruikt worden om zelf eigen wiki-projecten te ontwikkelen. Jurispedia18 is bijvoorbeeld een initiatief van vijf juridische faculteiten uit verschillende landen om een wereldwijde juridische wikisite te maken. Het project oogt ambitieus (Hoorn, 2005), maar op de site is nog niet veel (actuele) informatie te vinden. Ook Lexelerator,19 een juridische wiki op het gebied van e-business, opgezet met EU-subsidies, lijkt niet meer echt onderhouden te worden. En Wex20 van de Cornell University, die ook succesvol het eerste Legal Information Institute opzette, biedt een aardige index van juridische terminologie voor beginners, maar komt met betrekking tot bronmateriaal, artikelen en verwijzingen nog niet echt van de grond. Waarschijnlijk blijven de successen met juridische wikisites in het publieke domein uit door een teveel aan ambitie en een tekort aan middelen. Meer succes hebben initiatieven op kleinere schaal: naast de publieke wikisites ontstaan steeds meer intranet-wiki’s die wel aanslaan. Een wiki binnen het eigen intranet blijkt een uitstekend middel te zijn om kennis die in een organisatie aanwezig is, te expliciteren, te preserveren, te delen en te actualiseren. Daarom is binnen de Rechtspraak in 2008 het Wiki Juridica project opgestart.21 Kennis die voorheen alleen bij secretarissen, stafbureaus, of gespecialiseerde rechters aanwezig was, kan op deze manier gedeeld worden met collega’s. Ervaringen met wiki’s bij andere organisaties brengen echter enkele belangrijke verschillen aan het licht tussen de intranetversie en de publieke wikisites (Rohlof, 2009 en Van de Beek e.a., 2008). Vooral doordat de mensen die in een organisatie over kennis beschikken vaak drukbezet zijn, hebben juist zij geen tijd om zich de vaardigheden voor het onderhouden van de wiki-pagina’s eigen te maken, of om de pagina’s op hun kennisgebied te onder17 18 19 20 21
http://nl.wikipedia.org/wiki/Schiedammer_parkmoord. http://nl.jurispedia.org. http://www.lexelerator.eu. http://topics.law.cornell.edu/wex. http://pi.bistro.ro.minjus.nl/wiki/Wikipagina’s/Introductiepagina.aspx.
21
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 22
rechtstreeks 1/2010 Web 2.0 – opvattingen delen
houden. Het is daarom belangrijk om, wil een private wikisite slagen, binnen de organisatie speciale ‘informatiemakelaars’ aan te wijzen, die zich actief met het verzamelen, redigeren en actualiseren van het materiaal gaan bemoeien. Omdat het bij de rechtspraak gaat om zeer specialistische juridische informatie is het voor onze organisatie van groot belang dat deze informatiemakelaars niet alleen over documentaire en redactionele vaardigheden beschikken, maar juist ook inhoudelijk goed onderlegd zijn. Voor het welslagen van Wiki Juridica betekent dit dat de redactionele functies niet vervuld zouden moeten worden door documentalisten of bibliothecarissen, maar door rechters of secretarissen. 3.4 Samengevat Het delen van informatie, het structureren en het steeds meer personaliseren ervan zijn typische kenmerken van web 2.0. Maar de technische mogelijkheden zijn vooral die van een blokkendoos. Web 2.0 gaat om ‘You’, en deze ‘You’ – in dit geval de rechtspraak – zal eerst zelf moeten bepalen wat het met die blokkendoos wil. De aanbevelingen van het rapport ‘Delen is weten’ (Van de Beek e.a., 2008) geven een goede samenvatting van succesfactoren bij de introductie van kennismanagement dat is gebaseerd op de ideeën van web 2.0. De belangrijkste aanbevelingen zijn: • ondersteun initiatieven voor kenniscentra; • koester kennisnetwerken en bouw ze uit; • bestuurlijke betrokkenheid is een conditio sine qua non; • introduceer schakelfuncties op het terrein van kennis delen; • maak participatie in kennismanagement meer onderdeel van de functie van de professional; • werk niet met redactiecommissies, maar houd het zo laagdrempelig mogelijk. Over het resultaat van deze inspanningen – ‘Met behulp van een zoekmachine à la Google kan de aldus opgeslagen kennis vervolgens worden teruggevonden en (dus) gedeeld’ – is het rapport echter wellicht wat te optimistisch; we hebben immers gezien dat een ‘zoekmachine à la Google’ niet per definitie handige knoppen heeft. Daar is meer voor nodig: web 3.0.
22
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 23
rechtstreeks 1/2010 Web 3.0 – het (juridisch) semantisch web
4
Web 3.0 – het (juridisch) semantisch web
4.1 Over syntaxis en semantiek Web 1.0 zorgde voor een exponentiële groei in de publiek beschikbare informatie. Web 2.0 legde de basis voor een nog veel grotere groei, omdat iedereen nu ook informatie kan produceren – en dat ook naar hartenlust doet. Het ordenen en vinden van informatie is er door die enorme toevloed echter niet eenvoudiger op geworden. De informatie in web 1.0 was in wezen niet gestructureerd. Er was wel een gemeenschappelijke opmaaktaal – HTML – maar daarmee kon je alleen maar aangeven hoe een tekst gevisualiseerd moest worden. XML (eXtensible Markup Language) heeft daarin verandering gebracht. XML is een opvolger van HTML die het mogelijk maakt gegevens heel gedetailleerd te structureren. Daarmee ontstaan veel nieuwe mogelijkheden, maar om gegevens om te zetten naar kennis is niet alleen structuur nodig, maar moet ook de betekenis (‘semantiek’) van de informatie voor de computer begrijpelijk worden gemaakt. Hoewel techniek hier een belangrijke rol begint te spelen, is dit niet alleen maar een technisch probleem. De computer kan de betekenis van informatie namelijk pas begrijpen als iemand hem heeft ‘verteld’ wat er staat. Een stuk tekst – bijvoorbeeld een rechterlijke uitspraak – is voor een zoekmachine gewoon een lange reeks met letters zonder enige betekenis. En daarom snapt die zoekmachine niet dat wanneer we zoeken naar uitspraken over ‘Auteurswet art. 16’ we ook uitspraken zoeken waarin de tekenreeks ‘artikel 16 Aw 1912’ voorkomt. In box 4 is de evolutie van louter tekst naar structuur en kennis met een eenvoudig voorbeeld geïllustreerd. 4.2 Kennisdiensten Websites in web 1.0 zijn opgebouwd als een soort ‘informatie-eilanden’ waarop informatie wordt gepubliceerd, maar die onderling niet of slechts door eenvoudige ‘hyperlinks’ met elkaar zijn verbonden. In web 2.0 is er meer interconnectie: informatiediensten van de ene site worden direct op andere websites gebruikt: zo kan het opzoeken van een uitspraak met behulp van LJN op een willekeurige website worden ingebouwd, dankzij de dienst die Rechtspraak.nl daartoe aanbiedt. Maar nog steeds blijven dit een-op-een relaties: de informatie die door de aanbieder van een dienst wordt geleverd, verandert niet en blijft als zodanig herkenbaar. Web 3.0 is geen web van websites, maar van ‘data’. Deze data, die overal kunnen staan, worden door ‘kennisdiensten’ met elkaar verbonden en als maatwerk aan een specifieke gebruiker gepresenteerd, op het moment dat hij dat hij wil, en op basis van zijn persoonlijke voorkeuren. Voor het juridisch domein is hier een wereld te winnen, omdat voor dat gepriegel op de vierkante millimeter grote bakken met informatie en snelle zoekmachines wel nodig zijn, 23
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 24
rechtstreeks 1/2010 Web 3.0 – het (juridisch) semantisch web
Box 4 Van tekst naar betekenis Stel, een wetenschappelijk artikel heeft als auteur ‘mr. J. Schrijver’. Als dit document ten tijde van web 1.0 door een zelfpublicerende auteur op zijn website was gepubliceerd, was dit gebeurd in HTML, de opmaaktaal voor het www. Met HTML wordt bepaald hoe een tekst visueel moet worden opgemaakt. De naam van de auteur kan bijvoorbeeld in schuinschrift (‘italics’ geschreven als
) onder de titel van het document komen. HTML geeft dat aan met: mr. J. Schrijver Wat tussen en staat wordt dan cursief. Stel nu dat een zoekmachine opdracht krijgt te zoeken naar documenten geschreven door ene Schrijver. Het woord ‘schrijver’ zal heel vaak in documenten voorkomen terwijl het niet gaat om deze Schrijver maar om een willekeurige schrijver. Met de beperkte set ‘tags’ van HTML – zoals – kan alleen maar de opmaak worden uitgedrukt, en (vrijwel) niets over de betekenis van de inhoud, zoals het feit dat het om een auteur gaat. In XML daarentegen is het aantal tags oneindig – omdat de gebruiker ze zelf kan definiëren – en daarnaast kunnen met XML inhoud en vormgeving volledig van elkaar gescheiden worden. In XML kunnen we bijvoorbeeld schrijven: mr. J. Schrijver Vervolgens kunnen we in een zogeheten ‘opmaaktemplate’ definiëren dat informatie die in ‘’ staat, moet worden opgemaakt in schuinschrift. Nu kunnen we dus heel makkelijk zoeken naar alle documenten die zijn geschreven door mr. J. Schrijver, want we hoeven alleen maar in het veld naar de tekenreeks ‘Schrijver’ te zoeken. Met een dergelijke manier van structurering is nog veel meer mogelijk. We kunnen bijvoorbeeld alle auteurs van alle artikelen in een bepaalde databank op een rij zetten door ze te selecteren op en vervolgens alfabetisch te ordenen. De problemen zijn echter nog niet opgelost. Want als iemand zoekt op de tekenreeks ‘Jan Schrijver’ in het veld ‘auteur’, vindt hij nog niet wat hij zoekt omdat alleen ‘J. Schrijver’ bekend is. Of hij denkt bij het zoeken op ‘J. Schrijver’ alleen maar artikelen van ‘Jan Schrijver’ te zullen vinden, maar komt er al snel achter dat er ook artikelen van ‘Jeroen Schrijver’ in de resultaatlijst staan. En als J. Schrijver ook veel internationaal heeft gepubliceerd, hoe weet de zoekmachine dan ook te moeten zoeken in , <ecrivain> en alle andere mogelijke benamingen die uitgevers aan dat veld hebben gegeven? En als de auteur geen Jan maar Janneke Schrijver heet, en opgenomen wordt in een Engelstalige bibliotheek, loopt zij daar het risico opeens voor man (‘mr.’) te worden aangezien. Om de impliciete kennis die in de code mr. J. Schrijver besloten ligt, ook optimaal te kunnen gebruiken, moet deze daarom voor de computer worden geëxpliciteerd: er moeten, liefst internationaal, afspraken worden gemaakt over de definitie en labelling van relevante gegevens, zodat objecten zoals auteurs ook uniek geïdentificeerd kunnen worden. Om verwarring met soortgelijke objecten te voorkomen, moeten de gegevens zo goed mogelijk in kleinere, afzonderlijke eenheden worden opgedeeld, in dit geval in titulatuur, voorletters, achternaam, etc.
24
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 25
rechtstreeks 1/2010 Web 3.0 – het (juridisch) semantisch web
maar niet afdoende zijn. In plaats van heel veel te moeten lezen – en ook veel overbodigs – wil een jurist liever zo veel mogelijk inzicht en kennis, en slechts de dingen lezen die werkelijk belangrijk zijn. De kennis die voor de jurist van belang is, kan zich bevinden in de oorspronkelijke bronnen van het recht, maar ook in daarop gebaseerde kennisdiensten. In box 5 wordt dit geïllustreerd.
Box 5 Oorspronkelijke bronnen en kennisdiensten
Kennis
kennis over samenhang uitspraken
kennis over juridisch deelterrein
doctrine Oorspronkelijke bronnen uitspraken
wetten
De oorspronkelijke juridische bronnen, zijn – steeds beter gestructureerd – opgeslagen in databanken. Deze bronnen verwijzen vaak naar elkaar: een tijdschriftartikel verwijst bijvoorbeeld naar een uitspraak, en een uitspraak haalt een wetsartikel aan. Deze relaties zijn weergegeven door de pijlen tussen de bronnen. Aan deze enorme hoeveelheid (gestructureerde) informatie kan vervolgens extra kennis worden toegevoegd. In het kennisblok linksboven is bijvoorbeeld kennis over de samenhang van uitspraken vastgelegd – zowel met betrekking tot formele relaties (dezelfde rechtsgang) of materiële relaties (vergelijkbare thematiek, analogieën, etc.). In het andere kennisblok, rechtsboven, gaat het juist om kennis over een specifiek onderwerp, maar dan gebaseerd op allerlei bronnen – zoals bijvoorbeeld het thema ‘openbare orde en veiligheid’ dat in de tekst is uitgewerkt.
Vaak wordt het begrip ‘semantisch web’22 als synoniem gebruikt voor web 3.0. De verwante term ‘semantisch netwerk’23 wordt gebruikt voor de visuele weergave van kennisrelaties. Een goed voorbeeld van hoe een semantisch netwerk in de juridische praktijk eruit kan zien, is te vinden bij het Centrum voor Openbare Orde en Veiligheid (COOV) van de Rijksuniversiteit Groningen. Dit centrum wil een vraagbaak bieden voor wetenschappers en praktijk22 http://en.wikipedia.org/wiki/Semantic_web. 23 http://en.wikipedia.org/wiki/Semantic_network.
25
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 26
rechtstreeks 1/2010 Web 3.0 – het (juridisch) semantisch web
juristen die zich bezighouden met vraagstukken op het gebied van openbare orde, rampen en zware ongevallen. Naast de gewone website24 heeft het centrum ook een experimentele website25 ingericht, gesubsidieerd in het kader van een breder onderzoeksprogramma.26 Op deze experimentele website worden verschillende soorten ‘entiteiten’ met elkaar in verband gebracht. Entiteiten kunnen documenten zijn, zoals uitspraken en annotaties, maar ook organisaties, personen en juridische concepten, zoals ‘gebiedsontzegging’, ‘betoging’ en ‘woningsluiting’. Daarnaast zijn er verschillende soorten relaties tussen deze entiteiten gedefinieerd, zoals ‘citeert’, ‘gaat over’ en ‘auteur’. In figuur 1 is geïllustreerd hoe de entiteiten en de relaties daartussen tekstueel en visueel in beeld worden gebracht. Figuur 1 De entiteiten en relaties van het COOV van de RU Groningen
Annotation Type mr. M. Vols COOV
Aggregates
Annotatie bij Rechtbank Cites Breda 5 juni 2009 (Sluiting van woning, anders dan wegens drugsoverlast
Annotatie bij Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State 18 maart 2009, LJN BH6312 (Sluiting Woningwet).
Made by Overlast en verloedering; Evaluatie wetten Victoris en Victor
Cites Relevant to
Subject
Uitspraak Raad van State 18 maart 2009, LJN BH6312
Woningsluiting
24 http://www.rug.nl/rechten/faculteit/vakgroepen/alrg/arw/centrumvooropenbareordehandhaving/index. 25 http://escape.utwente.nl/show/80. 26 In het door SURF-foundation gesubsidieerde project ESCAPE (Enhanced Scientific Communication by Aggregated Publications Environments) werken de Rijksuniversiteit Groningen, de Universiteit Twente en de KNAW samen om hulpmiddelen op te leveren waarmee wetenschappers, op eenvoudige wijze verrijkte publicaties kunnen samenstellen, bronnen aan elkaar kunnen relateren en kunnen communiceren met een breder publiek. Zie ook http://escapesurf.wordpress.com en http://www.scienceguide.nl/onderzoekscommunicatie-gaat-ingrijpendveranderen.aspx .
26
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 27
rechtstreeks 1/2010 Web 3.0 – het (juridisch) semantisch web
Het aanklikken van één van de bolletjes plaatst de desbetreffende entiteit in het midden, en geeft alle relaties weer die daar dan weer bij horen. Op een dergelijke manier wordt de kennis op dit specifieke domein inzichtelijk in beeld gebracht. De verbanden worden deels met de hand aangebracht, maar kunnen voor een groot deel ook door de computer worden gegenereerd op basis van betekenisvolle informatie. De kritische beschouwer zal opmerken dat er nog veel te verbeteren valt: de aard van de relaties wordt in het Engels weergegeven, de vormgeving zou gebruiksvriendelijker kunnen, bijvoorbeeld door verschillende kleuren of vormen te gebruiken, het doorklikken naar de bronteksten zou makkelijker moeten kunnen, etc. Ook de semantiek van de relaties zou verder verfijnd kunnen worden: het begrip ‘relevant to’ zou bijvoorbeeld opgesplitst kunnen worden in meer veelzeggende begrippen. Maar deze experimentele site laat wel zien dat het mogelijk is om verbanden tussen bronnen, concepten, leerstukken en personen zodanig vast te leggen dat deze toegevoegde kennis ook voor anderen beschikbaar kan worden gemaakt. Door de gestructureerde manier waarop de kennis wordt opgeslagen is onderhoud en hergebruik veel eenvoudiger dan bij schriftelijke vastlegging ervan. 4.3 Samengevat Door informatie zodanig te structureren dat de betekenis ervan voor de computer herkenbaar wordt, kunnen toepassingen worden ontwikkeld waarin juridische kennis wordt vastgelegd en geëxpliciteerd – bijvoorbeeld door middel van een semantisch netwerk. Kennis wordt compartimenteerbaar, en daardoor veel beter overdraagbaar en combineerbaar. De authentieke bronnen kunnen zich op de ene plaats bevinden, terwijl (toegevoegde) kennis zich op een andere plaats kan bevinden. Het aantrekkelijke van het semantisch web is dat in beginsel iedereen dergelijke kennisverzamelingen aan kan leggen, alleen of in een samenwerkingsverband. En de hele verzameling kan als zodanig worden opgeslagen, gearchiveerd of verhuisd – bijvoorbeeld van een intranetsite naar het publieke internet. Onze ‘handige knoppen’ kunnen worden geïntegreerd in een semantisch netwerk, maar kunnen ook een los knopje zijn, daar waar u dat nodig hebt – in Porta Iuris of op uw BlackBerry.
27
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 28
rechtstreeks 1/2010 Standaardisatie
5
Standaardisatie
5.1 Identiteiten en definities Een belangrijke voorwaarde om tot handige knoppen te komen is dat de brongegevens digitaal beschikbaar zijn. Wetgeving, parlementaire stukken en rechterlijke uitspraken zijn inmiddels redelijk goed toegankelijk. Maar voor de rechtswetenschappelijke literatuur is er nog een weg te gaan: niet alleen ontbreekt er nog veel in het publieke domein, ook in het commerciële domein van de uitgevers is nog niet alles beschikbaar. Maar digitale toegang alleen is niet voldoende, de informatie moet ook gestructureerd zijn, en er moet zo veel mogelijk betekenis aan meegegeven zijn – zoals geïllustreerd in box 5. Aan standaardisatie voor de structuur en de betekenis van informatie ontbreekt het nog vaak. Standaardisatie is nodig op de volgende gebieden: 1. Unieke en persistente identificaties Een makkelijke manier om gegevens te ordenen en terug te vinden is door middel van identificerende nummers. Dergelijke identificatienummers moeten dan wel voldoende onderscheidend zijn. Sommige documentaire eenheden hebben inmiddels uniek identificerende nummers – zoals uitspraken een LJN – maar andere nog niet. In het voorbeeld van het Centrum voor Openbare Orde en Veiligheid dat in de vorige paragraaf werd besproken, is de auteur bijvoorbeeld te vinden in het adresboek van de universiteit van Groningen, waardoor je ook alle publicaties van deze auteur kunt vinden. Maar wat als hij in dienst treedt van een andere universiteit, of gaat werken bij een ministerie of bij de Rechtspraak? Hoe moeten we dan weten dat deze persoon een en dezelfde is? Het BurgerServiceNummer mogen we daarvoor niet gebruiken… 2. Goede adresseerbaarheid Om in een digitale omgeving naar informatie te kunnen verwijzen, moet deze ‘adresseerbaar’ zijn. Dat wil zeggen dat er een hyperlink naar gemaakt moet kunnen worden. Voor het LJN is dat bijvoorbeeld www.ljn.nl/AB1234. Maar hoe maken we een hyperlink naar de conclusie van de Advocaat-Generaal bij een arrest van de Hoge Raad? Of naar een rechtswetenschappelijk artikel dat niet in open access is verschenen? Zo’n verwijzing is alleen in maar in tekstuele vorm mogelijk, of het wordt een hyperlink die alleen maar werkt in de context van de specifieke website van de uitgever van het desbetreffende artikel. 3. Voldoende granulariteit in documentstructuren Met ‘granulariteit’ wordt de mate van detail van informatie-eenheden aangeduid. Om een waardevol semantisch netwerk te kunnen maken, moet informatie kunnen worden geadresseerd op zo laag (granulair) mogelijk niveau. We willen niet alleen kunnen 28
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 29
rechtstreeks 1/2010 Standaardisatie
verwijzen naar een bepaalde uitspraak van de Hoge Raad, maar ook naar een specifieke rechtsoverweging van dat arrest. Op Rechtspraak.nl is het nummer van die rechtsoverweging wel te vinden, maar alleen als ‘platte tekst’, waarvan de computer de betekenis niet begrijpt. De rechtsoverweging is daardoor niet adresseerbaar, wat de bruikbaarheid ervan in een semantisch netwerk ernstig belemmert. 4. Gestandaardiseerde metagegevens Metagegevens (of ‘metadata’) zijn gegevens over gegevens. Ze kunnen heel handig zijn om informatie te ordenen en betekenis te geven. Een titel is bijvoorbeeld een metagegeven, net als de naam van de auteur of een rechter, de datum van uitspraak, de taal van een document, de organisatie die verantwoordelijk is voor de uitgifte, etc. Hoe beter deze metagegevens zijn gestandaardiseerd, hoe beter informatie betekenisvol kan worden gezocht, gevonden en verbonden. Als de datum van een uitspraak of de namen van rechters op verschillende manieren kunnen worden genoteerd, wordt het lastig vonnissen goed terug te vinden. 5. Voldoende gespecificeerd begrippenkader Om informatie te kunnen classificeren en relaties tussen entiteiten te kunnen definiëren hebben we een gezamenlijk begrippenkader nodig. Voor het ‘semantische’ in het semantisch web moeten we afspraken hebben over definities en relaties. Deze ‘geformaliseerde kennis’ beperkt geenszins de juridische uitdrukkingsvrijheid of de rechterlijke onafhankelijkheid, maar is wel noodzakelijk om informatie uit verschillende bronnen betekenisvol te kunnen verbinden. In thesauri en ontologieën kunnen relaties tussen begrippen (zoals synoniemen, maar ook bijvoorbeeld typeringen voor de afhandeling van een zaak in hoger beroep) worden vastgelegd. Als dit begrippenkader wordt gedeeld tussen informatiebronnen en -systemen, kan het vinden van informatie aanzienlijk worden verbeterd. De afgelopen jaren is er wereldwijd hard gewerkt aan standaarden voor het semantisch web.27 Alhoewel de ontwikkelingen voorlopig nog niet ten einde zijn, is dit werk inmiddels zover gevorderd dat er technisch gezien geen grote belemmeringen meer zijn om deze standaarden in het juridisch domein toe te passen. De uitdagingen zijn nu vooral organisatorisch, bestuurlijk en uitvoerend van aard. 5.2 Wetgeving Alle wetten een nummer Mensen, huizen, koeien: ook al hebben ze vaak een naam of een adres, nummers zijn handig om ze uit elkaar te houden. Een mens kan verhuizen en van naam veranderen, maar zijn 27 Zie voor een kort overzicht bijvoorbeeld http://en.wikipedia.org/wiki/Semantic_Web.
29
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 30
rechtstreeks 1/2010 Standaardisatie
BurgerServiceNummer (BSN) zal altijd hetzelfde blijven: het is ‘persistent’. En terwijl er velen zijn die Peter Jansen heten, zijn er – als het goed is – geen twee mensen met hetzelfde BSN. Het nummer is onderscheidend, ‘uniek’. Wat voor mensen geldt, geldt ook voor wetten. Citeertitels kunnen (bij wijzigingswet) wijzigen, en naast de citeertitel bestaat er ook nog vaak een officiële titel en een officiële afkorting. Maar het aantal aanduidingen stijgt wanneer juristen wetten gaan citeren. Dat ‘Wetboek van Strafrecht’ ook wel wordt geschreven als ‘Sr.’ of ‘WvS’ is een zoekmachine nog wel aan te leren, maar hoe langer de citeertitel, hoe meer afkortingsmogelijkheden, aliassen en kansen op tikfouten er zijn. Zoekmachines kunnen steeds meer, maar ze kunnen niet op tegen de vindingrijkheid van de jurist in het bedenken van nieuwe spellingsvarianten (zie box 6). En wie denkt dat een citeertitel uniek is, moet goed oppassen wanneer hij de ‘Regeling identiteitsbewijs geprivilegieerden’ aanhaalt, want er bestaan twee geheel verschillende regelingen met deze naam.28 Erg uitzonderlijk is dit niet: een beetje zoeken29 op de site wetten.overheid.nl levert al snel een lijst op van 558 duplicaten in 253 (citeer)titels. Recordhouder is de ‘Aanwijzing opsporingsambtenaren’, een citeertitel die maar liefst zeven keer voorkomt.30 Soms wordt de vindplaats van de oorspronkelijke regeling gebruikt, bijvoorbeeld het nummer van de publicatie in de Staatscourant, maar ook dat heeft weer enkele nadelen. De schrijfwijze is dan net zo foutgevoelig als de citeertitel, en er wordt niet verwezen naar een geconsolideerde wet, maar naar de oorspronkelijke wet, waarin het geciteerde artikel misschien helemaal niet voorkwam. De manier waarop wetten worden aangehaald is dus niet consequent, namen zijn niet uniek en bovendien niet persistent. Als wetten een nummer zouden hebben, kunnen de geschetste problemen worden opgelost. Goed nieuws is dan ook dat alle wetten nu inmiddels van een nummer zijn voorzien, maar het slechte nieuws is dat deze systematiek nog te weinig bekendheid geniet. Het nummer wordt toegekend in het BasisWettenBestand, en heeft daardoor altijd betrekking op de geconsolideerde versie van een wet. Het nummer bestaat uit de code ‘BWB’, gevolgd door een ‘R’ (voor regeling) of een ‘V’ (voor verdrag), en een volgnummer van altijd zeven posities. Het ‘BWB-id’ is dus altijd elf karakters lang – er zijn geen streepjes, spaties of punten. ‘BWBR0006368’ staat bijvoorbeeld voor de Wet op de rechtsbijstand. Helaas is men bij de laatste herziening van wetten.overheid.nl vergeten een zoekveld te maken voor dit ‘BWB-id’, maar wie er op wil zoeken, kan het gewoon achter de naam van de site in de adresbalk zetten, bijvoorbeeld: http://wetten.overheid.nl/BWBR0006368. 28 BWBR0008858 en BWBR0008859. 29 Onderzoek op 25 maart 2009 op een afslag van wetten.overheid.nl. 30 BWBR0003331, BWBR0003970, BWBR0005050, BWBR0005501, BWBR0005694, BWBR0007544, BWBR0009600.
30
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 31
rechtstreeks 1/2010 Standaardisatie
Box 6 De wettentabellen van Porta Iuris Een uitspraak die in een tijdschrift wordt gepubliceerd wordt door de uitgever vaak voorzien van een of meer wetsartikelen ter indicatie van het onderwerp. Bij de bouw van Porta Iuris – waarmee tientallen tijdschriften vanuit één zoekinterface kunnen worden doorzocht – werd, net als in veel andere jurisprudentie-zoekmachines, een zoekoptie gemaakt voor deze wetsverwijzingen. Maar dat werkt alleen goed als regelingen altijd op dezelfde manier geschreven zijn. Want als je zoekt op ‘Auteurswet’ dan wil je ook een uitspraak vinden waarbij een redacteur heeft aangegeven dat deze over ‘Aw 1912’ handelt. Dit was geen eenvoudige opgave: niet alleen was er verschil in de manier waarop bij verschillende uitgeverijen wetten werden geciteerd, ook binnen één uitgeverij waren de verschillen soms aanzienlijk. Voor iets eenvoudigs als de Grondwet weten redacteuren al acht varianten te bedenken: Grondwet, Grw, Gr.w., Gr.Wet, Gw, GW, GW 1983, GRW. Bij Europese regelingen loopt het helemaal uit de hand: zo kennen de jurisprudentietijdschriften van één uitgeverij al twintig schrijfwijzes van ‘Verordening (EEG) nr. 1612/68’. Om de zoekmachine van Porta Iuris een handje te helpen zijn er twee tabellen gemaakt: één ‘standaardtabel’ met (vrijwel) alle bekende wetten, regelingen en verdragen (thans zo’n 14.000), en daarnaast een koppeltabel, waarin alle mogelijke schrijfvarianten aan die standaardtabel zijn gekoppeld. Elke dag wordt deze koppeltabel door de juridische redactie van Bistro bijgewerkt, want dagelijks blijken jurisprudentieredacteuren weer nieuwe spellingsvarianten te verzinnen.
Iemand die nu een juridisch document, bijvoorbeeld een vonnis, schrijft, kan het BWB-id expliciet in zijn tekst opnemen, maar hij kan dit ook impliciet doen, als code (zie box 7). Daarmee komen de handige knoppen weer een stapje dichterbij. Een niveau dieper Sommige wetsartikelen zijn al tientallen jaren hetzelfde, maar andere wijzigen met de regelmaat van de klok (De Jong & Herweijer, 2004). Als er in een vonnis naar zo’n artikel wordt verwezen, kan onduidelijkheid over de versie tekstueel worden toegelicht: gaat het om de wet zoals geldig tijdens het plegen van een delict of het afsluiten van een overeenkomst, of om de tekst zoals die gold tijdens de start van de procedure, tijdens de behandeling in eerste aanleg, of tijdens de behandeling in hoger beroep? De jurist die het desbetreffende vonnis leest, zal weinig moeite hebben met de interpretatie. Maar stel nu dat diezelfde jurist alle vonnissen wil hebben over het wetsartikel (W) zoals geldig op tijdstip (T) – en dus geen vonnissen over dat wetsartikel zoals geldig op een ander tijdstip. Hoe selecteert hij die? Als er in de tekst van de doorzochte vonnissen al verwijzingen naar de gebruikte versie staan, zullen deze door de zoekmachine niet zonder meer herkend worden. We kunnen bij de zoekopdracht natuurlijk wel een beperking aanbrengen naar de datum van het vonnis, maar dit zal niet de nauwkeurigheid opleveren die we eigenlijk willen. Om dit probleem op te lossen is een standaard voor een technische notatiewijze ontwikkeld waarmee de gewenste zoekactie wel zou kunnen worden uitgevoerd (zie box 8).
31
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 32
rechtstreeks 1/2010 Standaardisatie
Box 7 De BWB-id als XML-code In box 4 hebben we gezien hoe we betekenis kunnen geven aan informatie. Een XML-tekst waarin verwezen wordt naar een wet zou er, gebruikmakend van het BWB-id, zo uit kunnen zien: Verwezen zij naar de <wetsverwijzing bwb:id=”BWBR0006368”>Wet op de rechtsbijstand. Dat ziet er misschien ingewikkeld uit, maar in een zogenaamde ‘stylesheet’ zou kunnen worden vastgelegd hoe deze informatie aan de gebruiker wordt getoond. Dat zou bijvoorbeeld zo kunnen zijn:
Verwezen zij naar de Wet op de rechtsbijstand. Daarbij kan de hyperlink verwijzen naar de Wet op de rechtsbijstand op wetten.overheid.nl, maar ook naar een andere databank die gebruikmaakt van het BWB-id. Ook als de auteur van de tekst de afkorting ‘Wrb’ zou gebruiken, in plaats van ‘Wet op de rechtsbijstand’, blijft het BWB-id hetzelfde. Als de zoekmachine nu op zoek gaat naar teksten die verwijzen naar de Wet op de rechtsbijstand, gebeurt dat niet meer door te zoeken naar alle mogelijke spellingsvarianten, maar door alleen maar te zoeken naar de bijbehorende BWB-id in dat XML-veld ‘wetsverwijzing’. De kwaliteit van de zoekresultaten zal daardoor enorm verbeteren. Daarna zou het gebruikersgemak natuurlijk nog verder verbeterd kunnen worden, want eigenlijk zouden we bij het opmaken van de tekst al met het BWB-id kunnen volstaan. Het typen van de citeertitel of afkorting is helemaal niet meer nodig. In de stylesheet kunnen we dan vervolgens opdracht geven om het BWB-id als volgt in de tekst te tonen: de eerste keer voluit met de afkorting ertussen haakjes achter, en iedere volgende keer alleen als afkorting.
Het Europese Celex-nummer: onbekend maar degelijk Ook al hebben de meeste Europese regelingen een nummer, in box 6 hebben we gezien dat er dan nog talloze spellingsvarianten mogelijk zijn, die het werk van zoekmachines en het maken van hyperlinks ernstig bemoeilijken. En als u ook over de grens wilt zoeken wordt het nog lastiger, want dan moet u naast alle variaties op ‘Verordening (EEG) nr. 1612/68’ ook nog gaan zoeken naar (varianten op) ‘Regulation (EEC) No. 1612/68’, ‘Verordnung (EWG) Nr. 1612/68’, etc. En dan te bedenken dat Europa al decennia lang een identificatiesystematiek voor documenten heeft, die vrijwel foutloos door mens en computer kan worden begrepen. Deze ‘Celexnummers’ bestaan uit vier delen: een aanduiding voor de sector (het soort document), het jaartal, het documenttype en een volgnummer. Als men enige basisregels beheerst, kan elk documentnummer worden vertaald in een Celexnummer, en omgekeerd. Zo is de eerder genoemde ‘Verordening (EEG) nr. 1612/68’ te vertalen naar Celex-nummer ‘31968R1612’. 32
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 33
rechtstreeks 1/2010 Standaardisatie
Box 8 Verwijzen naar tijdsversies van wetten Voortbouwend op het voorbeeld van box 7, kunnen we een standaardverwijzing maken naar artikel 12 van de Wet op de rechtsbijstand, zoals dat geldig was 1 december 2009. We schrijven dan: Verwezen zij naar <wetsverwijzing bwb:id=BWBR0006368&artikel=12&geldig=2009-12-01> artikel 12 van de Wet op de rechtsbijstand Deze informatie kan op allerlei manieren worden getoond. In de opmaakinstructies van een specifieke computerapplicatie kan bijvoorbeeld worden bepaald dat de geldigheidsdatum altijd in leesbare vorm aan de gebruiker moet worden getoond, of alleen wanneer de gebruiker zijn muis boven de verwijzing houdt. Maar ook als de datum niet zichtbaar is voor de gebruiker, is hij nog wel leesbaar voor de computer. Daardoor worden heel gerichte zoekacties mogelijk.
De kans op schrijffouten en -varianten van dit nummer is veel kleiner dan bij het uitschrijven van ‘Verordening (EEG) nr. 1612/68’, en juist daardoor zal het makkelijker door de computer herkend kunnen worden. Een belangrijk voordeel van het Celex-nummer is bovendien het internationale karakter. In elke taal is het Celex-nummer hetzelfde (zie ook box 9). Helaas evenwel wordt het Celex-nummer – behalve door informatiespecialisten – bijna nergens gebruikt.
Box 9 Deeplinken naar Europese documenten Omdat het Celex-nummer zo’n uniek, persistent en spatieloos nummer is, kan het goed worden gebruikt om hyperlinks mee te maken. Afhankelijk van de website waarnaar men de hyperlink wil maken plakt men dan een vaste URL (internetadres) voor het Celex-nummer. Op Porta Iuris is dat bijvoorbeeld: ‘http://pi.ro.minjus/eurlex/deeplink.aspx/’ In ons voorbeeld wordt de hyperlink dan: http://pi.ro.minjus/eurlex/deeplink.aspx/31968R1612 Om te verwijzen naar hetzelfde document op de EUR-Lex website gebruiken we hetzelfde Celex-nummer, maar plaatsen we er een andere URL31 voor: ‘http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=’ Omdat de EUR-Lex site meer mogelijkheden biedt, kunnen we het adres vervolgens nog uitbreiden met een code voor de taalversie en het documentformaat. De Nederlandse HTML-versie duiden we dan aan als: CELEX:31968R1612:NL:HTML, en de Hongaarse PDF-versie als: CELEX:31968R1612:HU:PDF. Omdat degene die de hyperlink maakt niet van tevoren weet in welke taalversie of op welke site de gebruiker van de hyperlink de Europese verordening wil lezen, zou hij dat eigenlijk niet in de hyperlink hoeven op te nemen. Het Celex-nummer zou al voldoende moeten zijn. De software die de lezer (meestal ongemerkt) tot zijn beschikking heeft, kan dan, afhankelijk van zijn taalgebied, de hyperlink naar de gewenste weblocatie produceren.
31 Het deeplinksysteem van EUR-Lex staat beschreven op http://eur-lex.europa.eu/nl/tools/help_syntax.htm. 33
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 34
rechtstreeks 1/2010 Standaardisatie
5.3 Jurisprudentie Nummering Nederland kent geen officiële regels voor het citeren van uitspraken. Velen volgen de Leidraad voor juridische auteurs (Bastiaans, 2004), die uitgaat van ‘vindplaatsnummers’, maar deze methode heeft grote nadelen (Van Opijnen, 2006-b): • Mensen en organisaties worden welhaast gedwongen zich te abonneren op een groot aantal tijdschriften, want als men het tijdschrift zelf niet in de kast heeft staan, kan men een verwijzing ernaar niet terugvinden. Voorbeeld: als verwezen wordt naar ‘«JB» 2004, 201’, dan weet u nog niet dat u deze uitspraak ook kunt vinden onder ‘NJ 2004, 331’. • Bij uitspraken die in meer tijdschriften zijn opgenomen, moet de schrijver kiezen tussen twee kwaden: of de citaties worden erg lang, of ze zijn incompleet. • Het maken van hyperlinks is vrijwel onmogelijk. • Het vermelden van zaaknummers kan helpen, maar omdat er geen regels zijn voor de syntaxis (vaste schrijfwijze) van deze nummers, bestaan er zo veel schrijfvarianten dat een zoekmachine er geen wijs uit kan worden. Om niet afhankelijk te zijn van de nummers die door commerciële uitgevers worden toegekend, hebben inmiddels in veel landen de gerechten zelf de uitgifte van uitspraaknummers ter hand genomen. De voordelen hiervan worden door Mowbray (2000) kernachtig samengevat: …the expression ‘Court-designated citation’ has come into use to encompass both of the notions of ‘vendor-neutral’ and ‘medium-neutral’, but with the additional connotation of the Courts taking responsibility for the ways in which their own decisions are cited. In Nederland werd rond die tijd het Landelijk JurisprudentieNummer geïntroduceerd, eerst alleen als nummer voor uitspraken die op Rechtspraak.nl werden gepubliceerd, maar bij de bouw van Porta Iuris voor alle uitspraken die (ooit) ergens in Nederland zijn gepubliceerd (Van Opijnen, 2009). De LJN-index bevat zelf geen uitspraken, maar is een register van identificatiegegevens, vindplaatsen en annotaties.32 In de index zijn van alle LJN’s zo veel mogelijk bekende vindplaatsnummers opgenomen. Door te zoeken op een LJN, een vindplaatsnummer of gegevens omtrent instantie, uitspraakdatum en/of zaaknummer, kan men in één oogopslag zien waar de uitspraak is gepubliceerd en geannoteerd. Vanaf het begin in 2001 is de LJN-index geïntegreerd in Porta Iuris, en vanaf februari 2006 kan heel Nederland de index raadplegen op www.ljn.nl. Sindsdien is het citeren van vind32 Zie over de documentair-bibliografische aspecten van jurisprudentienummering (Van Opijnen, 2008-a).
34
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 35
rechtstreeks 1/2010 Standaardisatie
plaatsnummers niet meer nodig en kan volstaan worden met het citeren van het LJN. De citatieregels die Bastiaans (2004, laatste herdruk 2007) daarover nog altijd aanbeveelt, zouden derhalve dringend aanpassing verdienen. Het LJN en de LJN-index zijn uit praktische overwegingen ontworpen en geleidelijk tot standaard uitgegroeid. Om echter als standaard naar behoren te kunnen functioneren zullen nog enkele structurele problemen moeten worden opgelost (Van Opijnen, 2006-b): • Een eerste probleem is dat in de LJN-index alleen maar vindplaatsnummers kunnen worden opgenomen van tijdschriften die in Porta Iuris worden ontsloten. • Een ander probleem is de betekenisloosheid van het LJN. Om een uitspraak te citeren volstaat nu bijvoorbeeld: ‘LJN AO3858’. Het noemen van aanvullende gegevens is niet meer nodig, maar de lezende jurist wil toch graag direct weten welk gerecht de geciteerde uitspraak deed, en hoe oud die uitspraak ongeveer is. • Een derde probleem is de eindigheid van het LJN – een probleem dat urgenter zal worden als niet alleen gepubliceerde uitspraken, maar alle geproduceerde uitspraken een LJN krijgen. Plannen om het LJN om te vormen zijn nu in de maak, waarbij het voor de hand ligt aan te sluiten bij de ontwikkeling van een Europees jurisprudentienummer (zie box 11). Europese opschaling: van complex naar eenvoudig? De groeiende interdependentie en de toenemende Europeanisering van het recht (Prechal, 2005) nopen de rechter tot een steeds nadrukkelijker blik over de grens. Door het Europees Parlement is dat in een resolutie over de taak van de nationale rechter binnen het Europees gerechtelijk apparaat recent nog eens onderstreept.33 De uitleg die rechters uit andere lidstaten aan Europeesrechtelijke instrumenten als het Europees arrestatiebevel of de Betekeningsverordering geven, is in beginsel net zo belangrijk als de interpretatie door nationale collega’s. Met Europese financiële steun zijn de laatste jaren dan ook initiatieven ontwikkeld om een grensoverschrijdende jurisprudentiezoektocht mogelijk te maken (Van Opijnen, 2008-b). Een voorbeeld is Caselex, dat ook toegankelijk is via Porta Iuris. In Caselex is een collectie Europeesrechtelijke uitspraken opgenomen, samengevat in het Engels, en voorzien van bruikbare metagegevens. Een volledig andere opzet is te vinden bij de superzoekmachine van het Netwerk van presidenten van de Hoge Raden van de EU (box 10).
33 Resolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2008 over de taak van de nationale rechter binnen het Europees gerechtelijk apparaat (2007/2027(INI)), http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?pubRef=-//EP//TEXT+ TA+P6-TA-2008-0352+0+DOC+XML+V0//EN.
35
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 36
rechtstreeks 1/2010 Standaardisatie
Box 10 De Europese zoekmachine van de Hoge Raden Om rechtsvergelijkend onderzoek te faciliteren presenteerde het Netwerk van presidenten van de Hoge raden van de EU in 2007 een superzoekmachine34 die toegang geeft tot de jurisprudentiedatabanken van alle aangesloten Hoge Raden. Door onder andere gebruik te maken van Google-translate kan men de gevonden uitspraken daar bovendien in de eigen taal lezen. Hoewel deze vertaling verre van perfect is, kan men toch een redelijke indruk krijgen van feitencomplex en rechtsoverwegingen. Maar het vinden van relevante uitspraken uit andere landen blijkt niet alleen vanwege de taalverschillen een vrijwel onmogelijke opgave. De problemen zijn vooral terug te voeren op een gebrek aan standaardisatie. Zelfs het aanleggen van zoiets eenvoudigs als een datumfilter lukte na veel moeite bij slechts vijf van de aangesloten databanken. En waar het om begonnen was – het vinden van nationale jurisprudentie over toepassing en interpretatie van Europees recht – bleek vrijwel onmogelijk, onder meer door de in paragraaf 5.2 al beschreven eigenaardigheden die bestaan bij het citeren van Europese regelgeving.
In de vorige paragraaf hebben we gezien hoe lastig het is om zo naar Nederlandse uitspraken te verwijzen dat niet alleen een mens, maar ook een computer de geciteerde uitspraak makkelijk kan vinden. Wanneer we echter in toenemende mate te rade moeten gaan bij uitspraken van Europese en buitenlandse gerechten, neemt deze problematiek exponentieel toe. Als we een Duitse uitspraak citeren, moeten we dan de Nederlandse of de Duitse citatieregels volgen? Indien we de Nederlandse regels volgen, hoe weten we precies welke informatie we van een uitspraak moeten gebruiken om die in de Nederlandse citatie te stoppen? En als we de Duitse citatieregels willen volgen, waar vinden we die dan eigenlijk? En kunnen we verwachten dat mensen zich daaraan houden als ze zich niet eens aan de Nederlandse citatieregels kunnen houden? En als we zo’n citatie lezen, willen we die uitspraak misschien wel eens nalezen, maar probeer die maar eens te vinden. In de in box 10 beschreven superzoekmachine kun je in ieder geval niet zoeken op uitspraaknummer of zaaknummer. En de computer... die snapt natuurlijk helemaal niets van al die verschillende en vaak foutieve citaties. De oplossing zou kunnen liggen in de introductie van een ‘European Case Law Identifier’ (ECLI, zie box 12), een soort LJN op Europees niveau (Van Opijnen, 2008-a). Alhoewel ook de implementatie hiervan nog de nodige voeten in aarde zal hebben, heeft de Raad van ministers van de EU inmiddels het principebesluit genomen om deze ECLI in te voeren.35
34 http://www.reseau-presidents.eu/rpcsjue. 35 Conclusies 22-12-2009 van de Raad over de Europese identificatiecode voor jurisprudentie (European Case-Law Identifier (ECLI)) , 17377/09, http://register.consilium.europa.eu/pdf/nl/09/st17/st17377.nl09.pdf.
36
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 37
rechtstreeks 1/2010 Standaardisatie
Box 12 De European Case Law Identifier (ECLI) Net als het LJN is de ECLI geen zaaknummer, maar een uitspraaknummer. Maar anders dan het LJN heeft de ECLI wel betekenis. Volgens het nu voorliggende voorstel bestaat de ECLI uit de volgende componenten: • de aanduiding ‘ECLI’ • de Europese landencode • een door het land zelf te bepalen afkorting voor het gerecht • het jaar van uitspraak • een volgnummer, door het land zelf vast te stellen, maar zonder leestekens • alle bovenstaande componenten worden gescheiden door een ‘:’ Een Finse uitspraak zou bijvoorbeeld als ECLI kunnen hebben: ECLI:FI:KKO:2007:45. (‘KKO’ staat voor Korkein oikeus, de Finse Hoge Raad). Lidstaten kunnen ervoor kiezen om het ECLI ook als nationaal nummeringssysteem te gebruiken (hetgeen verwarring zal kunnen voorkomen – hoe minder nummers hoe beter) maar ze kunnen ook reeds bestaande nummeringssystemen in de ECLI integreren. Zo zou een uitspraak met het Nederlandse LJN BG4788 als ECLI kunnen krijgen: ECLI:NL:HR:2009:BG4788. Het belangrijkste voordeel van de ECLI is dat het zowel voor mensen als voor computers herkenbaar, leesbaar en begrijpelijk is.
5.4 Doctrine Is het uniek identificeren van wetten of uitspraken al complex, het identificeren van rechtsgeleerde literatuur is nog veel ingewikkelder. In de eerste plaats is er een grote variatie aan documentsoorten: proefschriften, boeken, tijdschriftartikelen, annotaties, artikelsgewijze commentaren, blogs, bijdragen op wiki-pagina’s, etc. In de tweede plaats is er – anders dan bij wetgeving en uitspraken – niet één specifieke partij voor de publicatie verantwoordelijk, maar een onbegrensde groep van producenten. In de derde plaats veranderen veel van deze informatie-eenheden ook nog eens in de tijd, waardoor een exacte aanduiding – zeker bij digitale verschijningsvormen – vrijwel onmogelijk is. Toen de (vaak losbladige) artikelsgewijze commentaren nog van papier waren, hadden ze een paginanummer met daarop een versiedatum. Bij het citeren konden dan paginanummer en versiedatum worden vermeld, zodat de lezer van de aanhaling in ieder geval kon controleren of hij dezelfde tekst voor zich had als degene die de verwijzing had gemaakt. Maar nu, in het digitale tijdperk, wil ik bijvoorbeeld verwijzen naar ‘Kluwers Module Milieubeheer, artikelsgewijs commentaar bij artikel 12.1 van de Wet milieubeheer’. Een noot bij dat commentaar vermeldt: ‘De tekst van het commentaar en de hierin geciteerde wettekst zijn bijgewerkt tot en met de wetswijziging van 29 mei 2008 (Stb. 197)’, maar daaruit blijkt nog niet of het commentaar mogelijk is aangepast naar aanleiding van latere jurisprudentiële ontwikkelingen. En het aanbrengen van een hyperlink is lastig, want wie weet of de link 37
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 38
rechtstreeks 1/2010 Standaardisatie
naar het Porta Iuris-Kluwer-portaal, waarop ik deze informatie lees, ook toegankelijk is voor degene die straks op de link gaat klikken? En zelfs als dat wel zo is, weet ik dan zeker dat Kluwer die link morgen niet gaat veranderen? Bovenstaand voorbeeld illustreert hoe lastig het is om in web 3.0 rechtswetenschappelijke literatuur te gebruiken. Kort gezegd: • voor enkele soorten literatuur zijn er identificerende nummers, maar lang niet voor alle; • vooral het verwijzen naar specifieke onderdelen van een groter werk kan lastig zijn; • voor zover er al unieke identificaties bestaan, zijn deze nauwelijks zodanig gestandaardiseerd dat ze voor een computer leesbaar zijn; • mede omdat veel literatuur niet in het publieke domein zit en daarom niet door iedereen is op te vragen, is het lastig hyperlinks aan te brengen: er is niet één uniek webadres waarnaar altijd verwezen kan worden, zoals dat wel het geval is bij BWB-id’s en LJN’s; • de metagegevens (zie paragraaf 5.5) zijn niet of nauwelijks gestandaardiseerd, waardoor het erg moeilijk is om bijvoorbeeld alle informatie-eenheden te vinden die gaan over een bepaalde wet (zoals geldig op een bepaald tijdstip), een specifieke uitspraak, een rechtsgeleerd artikel, een bepaald concept, of die afkomstig zijn van een bepaalde auteur. Deze problematiek is erg complex, maar gelukkig is er een standaard, ‘OpenURL’,36 die met deze complexiteit om kan gaan. Met OpenURL worden hyperlinks geproduceerd die rekening houden met bepaalde variabelen, zoals de locatie van de gebruiker, zijn toegangsrechten en het document waaruit de link wordt aangeklikt. Een gebruiker heeft van die complexiteit geen last: waar hij ook zit, hij krijgt bij het aanklikken van een link altijd de informatie waar hij recht op heeft. OpenURL wordt in de academische wereld al veel gebruikt, onder meer in Google Scholar37 en in de voor onderzoeksdoeleinden zeer handige Firefox-extensie Zotero38 waarmee men eenvoudig wetenschappelijke bronnen kan verzamelen, ordenen en citeren. In de rechtswetenschappelijke hoek wordt OpenURL evenwel nog weinig gebruikt. Het gebruik van OpenURL ontslaat de informatieproducenten evenwel niet van de noodzaak om structuur en betekenis aan de informatie mee te geven. 5.5 Metagegevens Metagegevens – gegevens over gegevens – zijn cruciaal voor het ontsluiten van informatie. Voorbeelden van metagegevens zijn: de datum waarop een vonnis is uitgesproken, de datum waarop een document is gepubliceerd, de auteur, de uitgever, een korte beschrijving van de 36 http://en.wikipedia.org/wiki/OpenURL. 37 http://scholar.google.nl. 38 http://www.zotero.org.
38
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 39
rechtstreeks 1/2010 Standaardisatie
inhoud, het bestandsformaat of gerelateerde documenten. Met behulp van metagegevens kunnen informatie-eenheden in een semantisch netwerk aan elkaar worden geknoopt, of kan een zoekmachine zoeken op auteursnamen, documenttitels, filteren op een datumreeks, etc. Dat metagegevens handig zijn, wordt inmiddels door de meeste dataproducenten wel onderkend, maar als er geen afspraken zijn over welke metagegevens we hebben, hoe we die aanduiden en hoe we die schrijven, wordt er eigenlijk nog niets opgelost. Ook binnen één organisatie kan de verwarring al enorm zijn. Zo had Bistro bij de bouw van Porta Iuris niet alleen problemen met de integratie met externe databanken (zie box 6), ook de harmonisatie van de reeds bestaande interne databanken kostte maanden hoofdbrekens. En Düro (2009) had een proefschrift nodig voor een voorstel om de metagegevens van binnen de EU gebruikte juridische databanken te harmoniseren. Bij internationale opschaling lijken de problemen helemaal onoverkomelijk – zie bijvoorbeeld box 10 waarin blijkt dat slechts vijf jurisprudentiedatabanken van de Europese Hoge Raden een bruikbaar datumveld hebben. Onderzoek (Van Opijnen, 2008-b) leert dat de situatie voor andere soorten gegevens niet veel beter is: als er in jurisprudentiedatabanken al dezelfde metagegevens worden geregistreerd, dan worden daar allemaal verschillende namen voor gebruikt, of de velden worden op verschillende manieren gevuld. Denk alleen al aan de vele manieren waarop een land geschreven kan zijn – gangbaar zijn bijvoorbeeld: Nederland, Holland, the Netherlands, NL, NED, Pays-Bas. Ook hier ligt de oplossing in standaardisatie. Daarbij kan dankbaar gebruik worden gemaakt van het Dublin Core Metadata Initiative,39 dat in 1995 een internationale standaard voor het metadateren van documenten ontwikkelde. In deze ‘Dublin Core’ zijn standaard metagegevens benoemd, die naar wens kunnen worden uitgebreid. Dublin Core wordt begrepen door iedere zoekmachine, maar laat de producent van een document vrij om naar wens nog andere metagegevens toe te voegen. De vrijheid die Dublin Core laat, is ook meteen een nadeel: de instructies voor het gebruik ervan zijn minimaal, waardoor vervuiling en slordig gebruik toch weer op de loer liggen. De Nederlandse overheid heeft daarom een eigen ‘dialect’ gemaakt: de ‘Overheid.nl Web Metadata Standaard’ (OWMS).40 Alle documenten die door Nederlandse overheidsorganen op internet worden gepubliceerd kunnen beter gevonden worden als ze aan deze standaard voldoen.
39 http://www.dublincore.org. 40 http://standaarden.overheid.nl/owms/3.5/doc.
39
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 40
rechtstreeks 1/2010 Standaardisatie
5.6 Documentstructuren In paragraaf 5.1 zagen we al dat informatie voldoende ‘granulair’ gestructureerd moet zijn om betekenisvol in context gezet te kunnen worden. Dat betekent dat er ook voor de manier waarop juridische documenten worden gestructureerd een standaard moet zijn. In verschillende Europese landen zijn initiatieven ontstaan om vooral voor wetgeving een dergelijke standaard te ontwikkelen, onder andere met het oog op verbetering van wetgevingskwaliteit (Francesconi, 2007, p. 37 e.v.). De nationaal ontwikkelde initiatieven konden echter onderling slecht samenwerken. Om tot een Europese standaard te komen is daarom in 2006 de CEN Workshop on an Open XML Interchange Format for Legal and Legislative Resources41 gestart (Metalex, 2009). CEN-Metalex strekt zich nu alleen nog maar uit tot regelgevingsdocumenten, maar wordt inmiddels wel op verschillende plaatsen in Europa gebruikt. De Nederlandse rechtspraak kent geen vaste documentstructuren voor uitspraken. Uitspraken worden – bijvoorbeeld met JustWord – weliswaar op gestructureerde wijze opgebouwd, maar het eindresultaat is gewoon een tekstdocument dat voor een computer geen herkenbare structuurelementen bevat. Van Bossuyt en De Groote (2008) benadrukken dat een dergelijke structurering de rechterlijk-redactionele vrijheid niet in gevaar brengt, maar wel noodzakelijk is om geavanceerde kennistoepassingen te ontwikkelen. En hoewel er al standaarden42 zijn om ook (juridische) redenaties vast te leggen, zouden we al een heel eind geholpen zijn wanneer in ieder geval de volgende elementen op een bruikbare wijze in een uitspraak worden vastgelegd: • nummers van paragrafen en/of rechtsoverwegingen (voor het leggen van rechtstreekse hyperlinks vanuit andere documenten); • verwijzingen naar wetten, andere uitspraken en rechtswetenschappelijke literatuur, volgens de hierboven beschreven standaarden; • namen en rollen van partijen (bijvoorbeeld ten behoeve van het geautomatiseerd anonimiseren van uitspraken); • nummers van gebruikte tekstblokken; • kadastrale codes (bij bestemmingsplanzaken), zodat daarmee bijvoorbeeld cartografische visualisaties kunnen worden gemaakt. Bij de sector bestuursrecht is inmiddels een voorkeurmodel voor uitspraken ontwikkeld, dat als inspiratie zou kunnen dienen voor een meer algemene standaardisatie van de structuur van uitspraken. Vertaling van dit ‘juridisch’ geformuleerde voorkeurmodel naar een technisch bruikbare standaard zal echter nog wel enige inspanning vergen. Het voorkeurmodel uit het 41 http://www.metalex.eu. 42 Zie o.m. http://en.wikipedia.org/wiki/Semantic_Web_Rule_Language.
40
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 41
rechtstreeks 1/2010 Standaardisatie
bestuursrecht bevat verschillende soorten instructies: structureringsvoorschriften (‘eerst de naam van de rechtbank, dan van de sector, dan het zaaknummer’), opmaakvoorschriften (‘een witregel tussen sector en zaaknummer’), taalkundige instructies (‘vermijd archaïsch taalgebruik’) en juridische instructies (‘wat te doen met Brummenoverwegingen’). Bij het ontwerp van een automatiseringsoplossing moeten dergelijke instructies op verschillende niveaus worden verwerkt. Terwijl de structureringsvoorschriften en opmaakinstructies geheel door de computer kunnen worden afgehandeld, zal de computer voor de andere instructies vooral ondersteunend zijn. Zo zou de gebruiker gewaarschuwd kunnen worden bij archaïsch taalgebruik (‘Gebruik “in samenhang met” in plaats van “juncto”’) of nietsluitende redeneringen. De concipiënt heeft dan zelf echter het laatste woord. 5.7 Samengevat De internetgemeenschap heeft de afgelopen jaren veel standaarden voortgebracht waar het juridisch domein zijn voordeel mee kan doen. Puur technisch gesproken liggen handige knoppen binnen handbereik. Het vertalen van deze standaarden naar het juridische domein is echter nog maar mondjesmaat geschied. LJN, BWB-id en de BWB-deeplink zijn goed bruikbaar. De nummering van kamerstukken en decentrale regelgeving wacht op de laatste afronding. Maar een goed identificatiesysteem voor rechtswetenschappelijke literatuur is een pièce de résistance. De ontwikkeling van standaarden voor de innerlijke structuur van documenten is bij wetgeving veelbelovend, maar bij rechterlijke uitspraken staat het nog in de kinderschoenen. Tegelijkertijd worden standaarden die wel reeds ontwikkeld zijn, soms nog nauwelijks toegepast. Er zijn nog steeds veel uitgevers en websites die het LJN van een uitspraak onvermeld laten en ook rechters geven bij het schrijven van een vonnis vaak nog de voorkeur aan het opsommen van lange rijen vindplaatsen. Het handige BWB-id wordt nog bijna nergens gebruikt, op wetten.overheid.nl is er zelfs geen zoekveld voor. Ook binnen de rechtspraak is het lastig om bestaande standaarden toe te passen. Een Europese verordening citeren met een Celex-nummer? De computer zal u begrijpen, maar we hebben het in onze rechtenstudie nooit geleerd te ontcijferen. Een wet citeren met een BWB-id? Uw collega’s begrijpen misschien niet waar u op doelt – de zoekmachine van Porta Iuris trouwens ook (nog) niet.
41
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 42
rechtstreeks 1/2010 De blik vooruit
6
De blik vooruit
6.1 Het juridisch kader vormt zich Een grondrecht op toegang tot juridische bronnen? In het rapport van de Commissie grondrechten in het digitale tijdperk (Commissie GDP, 2000) werd voorgesteld een nieuw artikel op te nemen in hoofdstuk 1 van de Grondwet, luidend: 1. Ieder heeft recht op toegang tot bij de overheid berustende informatie. Dit recht kan bij of krachtens de wet worden beperkt. 2. De overheid draagt zorg voor de toegankelijkheid van bij de overheid berustende informatie. Uiteindelijk heeft het kabinet besloten de voorstellen van de Commissie niet in een wetsvoorstel om te zetten, maar de in 2009 ingestelde Staatscommissie Grondwet heeft opdracht gekregen zich eveneens over dit onderwerp uit te spreken. Internationaal zijn er ontwikkelingen die eveneens tenderen in de richting van een grondrecht. De Declaration of Montreal43 kent een aantal basisprincipes voor de toegang tot juridische bronnen: •
• •
Public legal information from all countries and international institutions is part of the common heritage of humanity. Maximising access to this information promotes justice and the rule of law. Public legal information is digital common property and should be accessible to all on a non-profit basis and free of charge. Organisations such as legal information institutes have the right to publish public legal information and the government bodies that create or control that information should provide access to it so that it can be published by other parties.
Deze Declaration of Montreal – opgesteld door respectabele hoogleraren van gerenommeerde juridische faculteiten – kan op zijn best worden beschouwd als soft law (D’Amato, 2009), maar in het licht van de mondiale ontwikkelingen is het een expressie van lex ferenda. Bovengeciteerde beginselen zijn ook herkenbaar in het initiatief van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht om te komen tot een verdrag over de openbaarheid van juridische brondocumenten. In de Guiding Principles van dit toekomstig verdrag (HCCH, 2009, p. 8) is als eerste het beginsel van vrije toegang opgenomen: 43 Op initiatief van een aantal Legal Information Institutes, vaak aan juridische faculteiten gelieerde instituten die zich richten op het toegankelijk maken van juridisch bronmateriaal in common law landen (Greenleaf, 2008). De declaratie is te vinden op: http://www.worldlii.org/worldlii/declaration.
42
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 43
rechtstreeks 1/2010 De blik vooruit
State Parties shall ensure that their legal materials, in particular legislation, court and administrative tribunal decisions and international agreements, are available for free access in an electronic form by any persons, including those in foreign jurisdictions. Vervolgens zijn ook een aantal andere beginselen opgenomen: digitale duurzaamheid, het gebruik en de ontwikkeling van open standaarden en identificatie-standaarden, het aanbieden van vertaalde versies en het aanbieden van mogelijkheden tot (kosteloos) hergebruik. Hiermee geeft de Haagse Conferentie aan dat het louter plaatsen van teksten niet meer afdoende is om aan de toegankelijkheidseisen te voldoen. Een vergelijkbare opvatting blijkt uit de toelichting van de Commissie Grondrechten in het digitale tijdperk bij bovengenoemde tekstvoorstel (Commissie GDP, 2000, § 7.6.2.4): De term ‘toegankelijk’ houdt in dat de informatie die in juridische zin openbaar is, ook daadwerkelijk geraadpleegd kan worden. Het gaat hier om aspecten als kenbaarheid en vindbaarheid, beschikbaarheid, hanteerbaarheid, betaalbaarheid, betrouwbaarheid en duidelijkheid van de informatie. Hergebruik In de meeste Europese landen zijn wetteksten en uitspraken bij wet vrij van auteursrechten. Dat ze daarom vrij op internet gepubliceerd mogen worden, wil echter nog niet zeggen dat daartoe een verplichting bestaat. En als ze al worden gepubliceerd zijn ze dan – technisch gezien – voor hergebruik geschikt? Universiteiten en uitgevers willen de teksten bijvoorbeeld gebruiken voor collegebundels en jurisprudentietijdschriften. PDF-documenten zijn daarvoor nauwelijks bruikbaar, maar XML is voor dergelijk hergebruik uitstekend geschikt. De Europese markt voor online juridische informatie is vele honderden miljoenen euro groot (Europese Commissie, 2009-b, p. 7) en het belang dat deze markt heeft bij de nonexclusieve beschikbaarheid van bronmateriaal is daarom bijzonder groot. Om zowel wetenschappelijk als commercieel hergebruik te bevorderen bepaalt de Europese Richtlijn 2003/98/EG inzake hergebruik van overheidsinformatie dat deze informatie tegen (maximaal) de kostprijs ter beschikking moet worden gesteld. In Nederland is deze richtlijn geïmplementeerd in hoofdstuk V-A (‘Hergebruik’) van de Wet openbaarheid van bestuur. Uit de evaluatie van de Europese Commissie (2009-a) blijkt dat inmiddels alle landen de richtlijn hebben geïmplementeerd, en dat er inmiddels veel goede stappen zijn gezet om de markt voor overheidsinformatie open te maken, maar uit een rapport van de EU Raad blijkt dat het met de mogelijkheden tot hergebruik van rechterlijke uitspraken nog maar matig is gesteld (Raad EU, 2009). Slechts veertien landen hebben (voor vaak slechts een beperkt aantal gerechten) een vorm ontwikkeld waarin de uitspraken op een hergebruik-vriendelijke manier ter beschikking worden gesteld. De Nederlandse rechtspraak is met de hergebruik-
43
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 44
rechtstreeks 1/2010 De blik vooruit
faciliteiten voor uitspraken,44 LJN-index45 en insolventiebekendmakingen46 een koploper in Europa. Juriconnect Teneinde de toegankelijkheid en uitwisselbaarheid van juridische informatie te vergemakkelijken, en daarmee het ontwikkelen van toegevoegde-waardeproducten te bevorderen, hebben rijksoverheid, rechtspraak, bedrijfsleven en wetenschap zich in Juriconnect47 verenigd om standaarden te ontwikkelen en om de implementatie daarvan te monitoren (Rikhof, 2008). Concrete resultaten van Juriconnect zijn de nummering van Nederlandse wetten met het BWB-id en de BWB-deeplink, en de verbrede acceptatie van het LJN. Op dit moment wordt er onder meer gewerkt aan een standaardmethodiek voor (het verwijzen naar) rechtswetenschappelijke literatuur. De aangesloten partijen hebben zich met een convenant verplicht om deze standaarden toe te passen. Citatieregels Veel landen – Nederland is geen uitzondering – hebben geen officiële citatieregels, en als ze wel bestaan conflicteren ze dikwijls onderling (Martin, 2007, § 1-600). Bovendien zijn de meeste citatievoorschriften gebaseerd op het handgeschreven woord, en niet op de digitale wereld. Uit de voorgaande paragrafen zal duidelijk zijn geworden dat goede verwijzingen een conditio sine qua non zijn voor allerlei handige knoppen. Een goede verwijzing is voor zowel mensen als computers leesbaar, maar begrip door de computer is het meest essentieel, omdat die computer altijd in staat zal zijn om daarna een voor mensen leesbare verwijzing te produceren, terwijl dat andersom niet het geval is. Maar als eenduidige richtlijnen en handige hulpmiddelen ontbreken, valt het de juridische auteur niet te verwijten dat hij informatie produceert die voor een computer onverwerkbaar is. In alle jaren dat de uitgevers als intermediair de markt in handen hadden, zijn zij nooit tot standaardisatie in staat geweest, en er is geen reden om aan te nemen dat ze daartoe nu wel in staat zouden zijn. Omdat de overheid nu zelf een belangrijke publicerende partij is geworden zou een publiek-private standaard meer voor de hand liggen, maar ook daarvan is het gebruik in de praktijk moeilijk af te dwingen. Ook het juridisch instrument dat voor de Metalex-standaard is gekozen – de zogeheten CEN workshop agreement48 – heeft geen afdwingbare status. 44 45 46 47 48
44
http://www.rechtspraak.nl/Uitspraken/Dataleveranties+uitspraken. http://www.rechtspraak.nl/Uitspraken/LJN-index/Webservice. http://www.rechtspraak.nl/Registers/Centraalinsolventieregister/Webservice.htm. www.juriconnect.nl. http://www.cen.eu/Boss/supporting/guidance+documents/gd052++cwa+and+cen+workshop+guidelines/index.asp.
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 45
rechtstreeks 1/2010 De blik vooruit
Een wettelijk instrument zou daarom de voorkeur verdienen: de schaarse knowhow en financiële middelen hoeven dan niet te worden besteed aan het verzinnen van telkens nieuwe oplossingen, maar kunnen worden aangewend voor wat echt belangrijk is: het maken van handige knoppen. Open Access De discussie omtrent de open access is inmiddels in een stroomversnelling geraakt (Oosterbaan, 2009). Ook hierbij zou een wettelijke regeling voor een structurele oplossing kunnen zorgen. Een dergelijke regeling zou zich niet alleen moeten uitstrekken tot onderzoekers die rechtstreeks uit de publieke middelen voor universiteiten werkzaam zijn, maar ook tot overheidsdienaren – rechters incluis – die niet zozeer uit hoofde van, als wel dankzij hun functie publiceren. 6.2 De rol van de rechtspraak Het zal inmiddels duidelijk zijn dat de handige knoppen – en de voorbeelden die zijn opgesomd in paragraaf 1.1 zijn nog maar het topje van een ijsberg aan mogelijkheden – alleen kunnen worden gerealiseerd als alle partijen daaraan een bijdrage leveren. Los van de applicatieontwikkelaars zijn dat vooral de consumenten en producenten van juridische informatie. De rechtspraak (daaronder begrepen de Hoge Raad en de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State) is een van de grootste consumenten van juridische informatie in Nederland, en heeft alleen al daardoor veel mogelijkheden om het productaanbod te sturen. Omdat bovendien de rechtspraak als consument specifieke en unieke eisen heeft, moeten wij ook zelf voldoende aandacht blijven besteden aan het ontwikkelen en beheren van op de rechtspraak toegesneden producten. Dat betekent dat een rechtspraak-interne Wiki Juridica alleen waardevol zal zijn als er voldoende redacteuren van voldoende kaliber aan verbonden zijn om het kwaliteitsniveau te realiseren dat door de gebruikers wordt verwacht. Ook Porta Iuris zal de hoge waarderingscijfers die zij nu krijgt (Besseling, Klooster & Van der Veen, 2007) alleen kunnen vasthouden indien er voldoende in vernieuwing wordt geïnvesteerd. Minstens even belangrijk is de rol die de rechtspraak speelt als monopolistisch producent van rechterlijke uitspraken. Allereerst dient de rechtspraak – om aan de eisen van transparantie en maatschappelijke responsiviteit te voldoen – blijvend aandacht te schenken aan het publiceren van uitspraken: tijdig, en op basis van een goede en ruime selectie. Maar minstens even belangrijk is dat de rechtspraak – gezien de zwaarwegende rol die zij speelt in de juridische wereld – haar verantwoordelijkheid neemt bij het invullen van de randvoorwaarden die nodig zijn om de juridische informatievoorziening fundamenteel en structureel te verbeteren.
45
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 46
rechtstreeks 1/2010 De blik vooruit
Concreet betekent dit in ieder geval: • De rechtspraak is verantwoordelijk voor het uniek en persistent nummeren van de belangrijkste eigen producten: uitspraken. Daartoe moeten niet alleen de gepubliceerde, maar alle gedane uitspraken van een LJN worden voorzien, en moeten alle uitgevers de mogelijkheid krijgen hun eigen publicaties van uitspraken in de LJN-index te registreren. Aansluiting bij de European Case Law Identifier lost daarbij de problemen van eindigheid en betekenisloosheid op, en dit maakt bovendien de verwijzing naar buitenlandse uitspraken een stuk gemakkelijker. • De rechtspraak dient ervoor te zorgen dat de op Rechtspraak.nl gepubliceerde uitspraken zo toegankelijk mogelijk worden gemaakt, in de betekenis die daaraan door onder meer de Commissie Grondrechten in het digitale tijdperk is gegeven. Daartoe moeten meer geavanceerde navigatie- en zoekmogelijkheden worden aangeboden – bijvoorbeeld het kunnen zoeken op wetsartikel. Bij de ontsluiting van de uitspraken dient zo veel mogelijk te worden aangesloten bij nationale, Europese en internationale standaarden – bijvoorbeeld met betrekking tot identifiers en metagegevens. • De rechtspraak zou een voorziening moeten creëren die het mogelijk maakt dat medewerkers die vakgerelateerde publicaties schrijven, deze in open access ter beschikking kunnen stellen. De rechtspraak dient er zorg voor te dragen dat daartoe geen auteursrechtelijke beletselen bestaan. • Om uitspraken voor zowel een leken- als een professioneel publiek begrijpelijker te maken zou de rechtspraak mee moeten werken aan een faciliteit waarmee koppelingen kunnen worden gelegd tussen de uitspraken op Rechtspraak.nl en rechtswetenschappelijke literatuur die in open access-verzamelingen van universiteiten is opgenomen. • De rechtspraak dient er zorg voor te dragen dat concipiënten van uitspraken – en andere documenten – over software beschikken waarmee zij op gebruiksvriendelijke manier op de goede manier bronverwijzingen kunnen aanmaken (zoals naar wetsartikelen, uitspraken en rechtswetenschappelijke literatuur). • Semantisch webtoepassingen die intern zijn ontwikkeld, moeten – indien dat niet in strijd is met de wet of rechten van derden – ook extern toegankelijk worden gemaakt. • De rechtspraak dient aandacht te besteden aan documentstructurering die het maken van toegevoegde waarde-producten en handige knoppen faciliteert, zonder essentiële rechterlijke vrijheden in te perken. Interoperabiliteit met andere met zich ontwikkelende Europese standaarden als CEN-Metalex zou daarbij een belangrijk vereiste moeten zijn. • De verantwoordelijkheid die de individuele medewerkers van de rechtspraak hebben moet tot uitdrukking komen in opleiding en training. Dat geldt niet alleen voor vaardigheden voor het vinden van informatie, maar ook voor het produceren ervan. Het beschikken over voldoende informatievaardigheden is van essentieel belang voor het functioneren van rechter en rechtspraak. Het effectief, efficiënt en verantwoord omgaan met informatie vergt een stevige investering van individu en organisatie. 46
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 47
rechtstreeks 1/2010 De blik vooruit
•
De rechtspraak zal een initiërende rol moeten nemen bij het tot stand komen van wettelijke regels over semantische interoperabiliteit van juridische bronnen.
Het werken aan de invulling van deze randvoorwaarden vloeit enerzijds voort uit de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de rechtspraak, maar heeft ook belangrijke voordelen voor de eigen organisatie. De inspanningen en investeringen die hiervoor gevergd worden, kunnen ruim worden terugverdiend in arbeidsproductiviteit en kwaliteit. Wilt u weten waar in jurisprudentie en literatuur Verordening (EEG) nr. 1612/68 of Hoge Raad 20-02-2004 LJN AO1427 worden aangehaald? Nu bent u er al snel enkele uren aan kwijt, maar het kan in drie seconden.
47
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 48
rechtstreeks 1/2010 Literatuur
Literatuur •
•
• •
•
• •
• •
•
•
•
•
•
•
•
48
Bastiaans, 2004 M.H. Bastiaans e.a., Leidraad voor juridische auteurs 2004. Deventer: Kluwer, 2004. http://www.kluwer.nl/images/ multimedia/pdf/leidraad2004.pdf. Bergfeld & Groothuis, 2004 J.P. Bergfeld & M.M. Groothuis, Informatisering en Openbaar bestuur. In H. Franken, H.W.K. Kaspersen en A.H. de Wild, Recht en computer (p. 509 e.v.). Deventer: Kluwer, 2004. Berners-Lee, Hendler & Lassila 2001 T. Berners-Lee, J. Hendler & O. Lassila, The Semantic Web. Scientific American Magazine, 2001-5. Bernet e.a., 2006 H. Bernet, 25 Years of European Law online. Luxemburg: Office for Official Publications of the European Communities, 2006. Besseling, Klooster & Van der Veen, 2007 E. Besseling, M. Klooster, M. van der Veen, Porta Iuris van goed naar beter. Een kwalitatief en kwantitatief onderzoek naar de beleving en waardering van Porta Iuris. Ruigrok Netpanel, 2007. BZK, 1996 Ministerie van Binnenlandse Zaken, Naar toegankelijkheid van overheidsinformatie. TK 1995-1996, 20 644, nr. 30. BZK, 2006 Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Voorontwerp algemene wet overheidsinformatie. http://www.minbzk.nl/actueel?ActItmIdt=82265. Commissie GDP, 2000 Rapport Commissie grondrechten in het digitale tijdperk. Den Haag, 2000. D’Amato, 2009 A. d‘Amato, Softness in International Law – A Self-Serving Quest for New Legal Materials: A Reply to Jean d’Aspremont. The European Journal of International Law Vol. 20 no. 3. http://anthonydamato.law.northwestern.edu/Adobefiles/softness-int-law2009.pdf. De Jong & Herweijer, 2004 P.O. de Jong & M. Herweijer, Alle regels tellen – de ontwikkeling van het aantal wetten, AMvB’s en ministeriële regelingen in Nederland. Meppel: Boom, 2004. De Meij e.a., 2006 J.M. de Meij e.a., Toegang tot rechterlijke uitspraken – Rapport van de VMC-studiecommissie Openbaarheid van rechtspraak. Mediaforum, 2006-4. Dijkstra & Hoorn, 2009 J.J. Dijkstra & E. Hoorn, Juridische aspecten van de digitale bibliotheek. In: De digitale bibliotheek. Rotterdam: Essentials, 2009, p. 87-104. http://irs.ub.rug.nl/ppn/306166704. Ding & Xu, 2007 Y. Ding & L. Xu, Evolution of the World Wide Web – a historical view and analogical study. http://www.deg.byu.edu/ding/WebEvolution/evolution-prelude.html. Düro, 2009 M. Düro, Crosswalking EUR-Lex – a proposal for a metadata mapping to improve access to EU documents. Luxemburg: Office for Official Publications of the European Communities, 2009. Europese Commissie, 2009-a Europese Commissie, Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s Inzake het Hergebruik van Overheidsinformatie – Evaluatie van Richtlijn 2003/98/EG (COM(2009) 212 final). Europese Commissie, 2009-b Europese Commissie, Commission Staff Working Document – Accompanying document bij Europese Commissie 2009-a (SEC(2009) 597).
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 49
rechtstreeks 1/2010 Literatuur
•
• •
•
•
•
•
• •
• •
•
• •
•
•
Francesconi, 2007 E. Francesconi, Technologies for European Integration – Standards-based Interoperability of Legal Information Systems. Florence: European Press Academic Publishing, 2007. Giard, 2010 R. Giard, Rechtswetenschap mankeert een eigentijdse kennisinfrastructuur. Nederlands Juristenblad, 2010, 168. Greenleaf, 2008 G. Greenleaf, Legal Information Institutes and the Free Access to Law Movement. http://www.nyulawglobal.org/globalex/Legal_Information_Institutes.htm. HCCH, 2009 Hague Conference on Private International Law, Accessing the Content of Foreign Law and the Need for the Development of a Global Instrument in this Area – a Possible Way Ahead. http://www.hcch.net/upload/wop/ genaff_pd11a2009e.pdf. Hibbitts, 1996 Bernard J. Hibbitts, Last writes – re-assessing the Law Review in the Age of Cyberspace. http://faculty.law.pitt.edu/hibbitts/lastrev.htm. Hoorn, 2004 E. Hoorn, Repositories geven wetenschappers zelf keuzemogelijkheden voor de digitale toegankelijkheid van hun bijdrage aan het wetenschappelijk debat. Nederlands Juristenblad, 2004, afl. 43. Hoorn, 2005 E. Hoorn, JurisPedia en de zichtbaarheid van de rechtswetenschap. Nederlands Juristenblad, 2005, afl. 39. Huurman & Korte, 1998 G.J. Huurman & O.L.H.W.I. Korte, Definitiestudie GEORGE. Zutphen: SSR, 1998. Martin, 2007 P.W. Martin, Introduction to Basic Legal Citation. http://www.law.cornell.edu/citation/index.htm. Metalex, 2009 CEN Workshop Agreement Metalex, Open XML Interchange Format for Legal and Legislative Resources. http://www.metalex.eu/WA/2009/draft/proposal-2009. Moltmaker, 1994 Advies van de werkgroep Jurisprudentiedocumentatie/derden (Moltmaker-II), 28-11-1994. Mowbray, 2000 A. Mowbray, A Uniform Approach for Vendor and Media Neutral Citation – the Australian Experience. Citations Workshop: strategies for accessing law and legal information, Edinburgh, Scotland – 11th & 12th March 2000. http://www2.austlii.edu.au/~andrew/citation.html. NVvR, 2007 Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, Advies inzake een voorontwerp van wet, houdende algemene regels betreffende het recht op, de toegankelijkheid van en het gebruik van overheidsinformatie (Algemene wet overheidsinformatie), 2007. Oosterbaan, 2009 W. Oosterbaan, Kennis achter de tolmuur. NRC weekblad & wetenschap, 1 augustus 2009, p. 18-21. O’Reilly, 2005 T. O’Reilly, What Is Web 2.0 – Design Patterns and Business Models for the Next Generation of Software. http://oreilly.com/web2/archive/what-is-web-20.html. Peruginelli & Ragona, 2009 G. Peruginelli & M. Ragona, Law via the Internet – Free Acess, Quality of Information, Effectiveness of Rights, Series in Legal Information and Communication Technologies, vol. 5. Florence: European Press Academic Publishing, 2009. Prechal e.a., 2005 S. Prechal, R.H. van Ooik, J.H. Jans & K.J.M. Mortelmans, ‘Europeanisation’ of the Law: Consequences for the Dutch Judiciary. http://www.rechtspraak.nl/NR/rdonlyres/3D6BA1B3-DEEF-4882-B9CC-446F0EE78E0F/0/ 84120028_Ond_rap_european.pdf. 49
rechtstreeks 2010-1 08-03-10 15:00 Pagina 50
rechtstreeks 1/2010 Literatuur
•
•
•
• • •
•
• • •
•
•
•
50
Raad EU, 2009 Raad van Ministers EU, Final report of the task group on the access to national case-law (12907/09). Ongepubliceerd. Raad van Europa, 2002 Recommendation Rec(2002)13 of the Committee of Ministers to Member States on the Publication and Dissemination in the Member States of the Text of the European Convention on Human Rights and of the Case Law of the European Court of Human Rights, CoE Rec(2002)13. Rikhof, 2008 F. Rikhof, Juriconnect, realisatie van openbare standaarden binnen het fiscaal-juridisch domein. Intellectueel Kapitaal 2008, nr. 2, p. 8-12. Rohlof, 2009 M. Rohlof, Lawyers know how? Kennismanagers en hun waarde voor kantoor. Mr. 2009-12. Stolker, 2004 C.J.J.M. Stolker, Wat maakt een juridisch tijdschrift wetenschappelijk? Nederlands Juristenblad, 2004, afl. 28. Van Berlo, 2009 D. van Berlo, Ambtenaar 2.0, Nieuwe ideeën en praktische tips om te werken in overheid 2.0. Den Haag: Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, 2009. http://boek.ambtenaar20.nl. Van Bossuyt & De Groote, 2008 H. van Bossuyt & B. de Groote, Free Access to Law and Judicial Decisions – Solutions and Challenges from a Belgian Viewpoint. In: Peruginelli & Ragona (2009), p. 371-384. Van de Beek e.a., 2008 Delen is weten, onderzoeksverslag in het kader van de MD leergang 2007/2008. Ongepubliceerd. Van Opijnen, 2006-a M. van Opijnen, Uitspraken op Rechtspraak.nl – een representatief beeld? Trema, 2006, 1. Van Opijnen, 2006-b M. van Opijnen, A Public Index of Case Law References – the End of Multiple and Complex Citations. In: T. M. van Engers (red.), Legal Knowledge and Information Systems – JURIX 2006: The Nineteenth Annual Conference. Amsterdam: IOS Press, 2006. Van Opijnen, 2008-a M. van Opijnen, Finding Case Law on a European Scale – Current Practice and Future Work. In: E. Francesconi, G. Sartor & D. Tiscornia (red.), Legal Knowledge and Information Systems – JURIX 2008: The Twenty-First Annual Conference. Amsterdam: IOS Press 2008. Van Opijnen, 2008-b M. van Opijnen, Identifiers, Metadata and Document Structures: Essential Ingredients for Inter-European Case Law Search. European Legal e-Access Conference 2008: http://www.legalaccess.eu/IMG/pdf/223_Marc_van_Opijnen_Paris_2008.pdf. Van Opijnen, 2009 M. van Opijnen, Waarom Lindenbaum-Cohen een Landelijk Jurisprudentie Nummer (LJN) heeft. Trema, 2009-6.