Raad voor Volksgezondheid & Samenleving t.a.v. mevrouw P. Meurs Postbus 19404 2500 CK Den Haag
ons kenmerk
RMO/U-2014027
onderwerp
Adviesaanvraag Ouderen & Cultuurparticipatie
datum
17 december 2014
afschriften
Ministerie OCW t.a.v. mevrouw D. Cozijnsen Postbus 16375 2500 BJ Den Haag Ministerie VWS t.a.v. de heer B. Bijl Postbus 20350 2500 EJ Den Haag Raad voor Cultuur t.a.v. de heer J. Daalmeijer Prins Willem Alexanderhof 20 2595 BE Den Haag
Geachte mevrouw Meurs,
Op 26 november jl. ontving de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) een verzoek om advies op het terrein ‘ouderen en cultuurparticipatie’. De RMO is gevraagd om zich samen met de Raad voor Cultuur uit te spreken over “de wijze waarop overheden, culturele instellingen, welzijnsinstellingen en zorgaanbieders optimaal kunnen inspelen op de cultuurparticipatie door ouderen” (TK 2014/2015, 696194). Deze vraag komt voort uit de gedeelde overtuiging van de convenantpartners1 dat de sectoren cultuur, zorg en welzijn – door hun krachten te bundelen – een positieve bijdrage kunnen leveren aan de participatie van ouderen in de samenleving. Aan deze overtuiging is onder meer invulling gegeven door het meerjarige programma Lang leve kunst. De RMO en de Raad voor Cultuur is verzocht in het bijzonder de rol van de overheid (nationaal en lokaal) op dit terrein nader te verkennen. Welke rol past de overheden bij het bevorderen van cultuurparticipatie door ouderen? En hoe verhoudt die rol zich tot de andere actoren op dit terrein (TK 2014/2015; ref.nr. 696194)? Het advies moet tevens een rol gaan spelen in de voorbereidingen van de internationale conferentie die de convenantpartners op 21 en 22 mei 2015 in Den Haag organiseren. Op 1 januari 2015 fuseert de RMO met de Raad voor Volksgezondheid en Zorg (RVZ) tot de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RV&S). Een gezamenlijk adviestraject van de RMO en de Raad voor Cultuur behoorde in deze nadagen van 2014 daarom niet meer tot de mogelijkheden. Wel hebben de commissies van beide Raden de voorbereidende werkzaamheden met elkaar afgestemd. Zo is besloten een reeks
1
Samen met publieke en private partijen ondertekenden minister Bussemaker en staatssecretaris Van Rijn in juni 2013 het convenant ‘Ouderen en cultuur’ (TK 2012/2013, Convenant Ouderen en Cultuur, 503280; bijlage bij TK 2012/2013, 527466). Convenantpartners zijn: ministeries OCW en VWS, Stichting RCOAK, Fonds Sluyterman van Loo, Fonds voor Cultuurparticipatie (FCP), Vereniging Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk (NOV), Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA), VSBfonds. De adviesaanvraag aan de RMO en de RvC kwam tot stand in overleg met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG).
gesprekken te voeren met betrokkenen in praktijk, beleid en wetenschap (zie de lijst onderaan deze brief). De inhoud en verslaglegging daarvan is tussen de secretariaten van beide Raden uitgewisseld. Op grond van deze inspirerende ronde gesprekken is de commissie van de RMO2 tot een aantal thematische overwegingen en observaties gekomen. Die zet de commissie in deze brief uiteen. Ook over deze thema’s heeft al overleg met de Raad voor Cultuur plaatsgevonden. Een afschrift van deze brief gaat naar beide opdrachtgevers en de Raad voor Cultuur. Ouderen Het begrip ‘ouderen’ suggereert dat het om een homogene groep gaat. Maar naarmate de samenleving verder vergrijst, neemt de diversiteit onder ouderen alleen maar toe. Simpel gezegd: ieder mens wordt en is op een andere manier oud. Diversiteit op het gebied van gezondheid, zelfredzaamheid of zelfstandigheid is hierbij belangrijk, maar ook diversiteit in termen van netwerk, (culturele) achtergrond of sociaaleconomische status is van invloed op hoe de latere levensfasen vorm krijgen. Hoewel de termen vaak algemeen blijven, lijkt de discussie over ouderen en cultuurparticipatie zich op een specifieke groep ouderen toe te spitsen: ouderen met een (tijdelijke) hulp- of ondersteuningsvraag. Mensen dus, die voor hun welzijn een steuntje in de rug kunnen gebruiken. Voor deze groep kan cultuurparticipatie betekenis hebben, maar dat hoeft niet. Uiteindelijk moet de ondersteuningsvraag van de oudere zelf steeds leidend zijn. Alleen de oudere kan bepalen of, en zo ja, welke sociaal-culturele activiteiten het passende antwoord op zijn/haar vraag bieden. Het doen en denken in het sociale domein start dus bij de welzijnsvraag, niet bij het welzijnsaanbod (zie hiervoor ook het recent verschenen RMO advies Leren innoveren in het sociaal domein; RMO 2014). Het is gemakkelijk om ‘ouderen’ als doelgroep van cultuurparticipatie te benaderen (= passieve rol), terwijl juist zij – en zij alleen – in dezen de vragende partij kunnen zijn (= actieve rol). Voorwaarde is dan natuurlijk wel, dat een eventuele hulpvraag ook bekend is. Vindbaarheid en bereikbaarheid van ouderen met een hulp- of ondersteuningsvraag is dus van groot belang. Onder het kopje ‘samenwerken en innoveren’ komen we hier nog op terug. Cultuurparticipatie Ook de term ‘cultuurparticipatie’ vraagt om toelichting. Cultuurparticipatie betekent immers voor iedereen iets anders. Voor de één is een bezoek aan het Concertgebouw een fijne hobby. Dat staat op zichzelf en behoeft geen sturing of ondersteuning. Voor de ander is een concertbezoek de oplossing voor een persoonlijk probleem dat niet cultureel van aard is, zoals eenzaamheid. Voor de één betekent cultuur enkel alles tussen Mahler en Van Gogh, voor de ander is een bezoek aan de dierentuin of de bioscoop ook cultuur. In de discussie over ouderen en cultuurparticipatie sluipt gemakkelijk een (impliciet) waardeoordeel over wat cultuur zou moeten zijn en waarom cultuur goed is voor mensen. Dat is en blijft echter een afweging die ieder mens voor zich maakt. Het potentieel van cultuurparticipatie schuilt wat de commissie van de RMO betreft in dat wat de verschillende vormen gemeen hebben: het zijn activiteiten die een bepaalde mate van sociale interactie met zich mee brengen en daarnaast van persoonlijke betekenis zijn voor degene die er aan deelneemt. Een combinatie van interactie en betekenisgeving dus. Cultuurparticipatie verschilt in zoverre van andere sociale 2
Die bestond uit Lucas Meijs, Bart Drenth (Raad) en Willemijn van der Zwaard, Annet den Hoed en Susan Brand (secretariaat). De bijdrage van de commissie is niet in de Raad vastgesteld. De verantwoordelijkheid berust dus bij de commissie, niet bij de Raad.
activiteiten, dat dit type betekenisgeving zich eerder op mentaal of normatief vlak afspeelt en minder snel op het materiële of fysieke vlak (hoewel er natuurlijk ook mengvormen zoals dansen of toneel bestaan). Culturele activiteiten kunnen, bijvoorbeeld vanuit het idee van ‘een leven lang leren’, inspelen op misschien wel de grootste angst rond ouderdom: het beeld van mentale achteruitgang.3 In die zin voegt cultuurparticipatie aan het pallet van participatie in de samenleving een eigen kleur toe. Dat betekent niet dat cultuurparticipatie beter of belangrijker is voor de kwaliteit van leven dan andere vormen van participatie. De RMO ziet dit terug bij initiatieven die cultuurparticipatie benaderen als één van de middelen voor het behalen van een doel, zoals het bestrijden van eenzaamheid of het stimuleren van participatie van ouderen in de samenleving. Pluspunt – expertisecentrum voor senioren en participatie – werd in 1991 voor en door ouderen opgericht. Pluspunt streeft naar participatie van ouderen in de samenleving door een breed aanbod van ondersteuning, informatie en activiteiten. Daarbij besteedt de stichting veel aandacht aan sociale en culturele diversiteit in de stad (Rotterdam). Zo vertellen ouderen elkaar over hun verschillende achtergronden bij het project Verhalenderwijs. De professionele creatieve aanpak dient hier als middel, niet als doel op zich.
Onderzoek De convenantpartners delen de overtuiging dat de sectoren van cultuur, zorg en ondersteuning elkaar iets te bieden hebben. Cultuurparticipatie in latere levensfasen draagt bij aan een actieve levenshouding die de participatie van ouderen in de samenleving ten goede komt. En cultuurparticipatie door ouderen heeft niet alleen een positief effect op het welbevinden van ouderen, maar kan mogelijk ook leiden tot afname van zorg- of ondersteuningsbehoeften (LESI 2012). De discussie over cultuurparticipatie door ouderen verwijst naast een subjectief ‘beleefd’ effect dus ook naar een meer objectief, meetbaar effect. Een kritische reflectie op het beschikbare wetenschappelijke onderzoek is op dit tweede punt gewenst. Over de invloed van cultuurparticipatie op menselijk welbevinden is al best wat bekend. In de World Database of Happiness (www.worlddatabaseofhappiness.eur.nl) zijn meerdere publicaties te vinden die een positieve correlatie tussen cultuurparticipatie en welbevinden aantonen. Een eerste follow-up studie vond bovendien een causaal effect tussen beiden. Nader onderzoek moet leren wat voor participatie wat voor mensen gelukkiger maakt en of de winst in geluk zich ook vertaalt in een afname van hulp- of ondersteuningsvragen. Een kritische kanttekening hierbij is de vraag of het wel wenselijk is om uit te gaan van ‘meetbaarheid’. Een dergelijke benadering kan ook kwalijk werken: als de uitkomst negatief is, is dat een legitimatie om het thema aan de kant te schuiven. En dat botst met de overtuiging die veel van de gesprekspartners ook delen: cultuur – in termen van persoonlijke zingeving – is een primaire levensbehoefte en een fundamenteel recht. Vanuit deze visie is cultuurparticipatie te allen tijde van betekenis voor het sociale domein, mét of zonder meetbaar effect op het aantal zorg- en ondersteuningsvragen. Het blijft daarnaast ingewikkeld dat het culturele domein van heel andere aard is dan het domein van zorg en ondersteuning. In veel van de gesprekken kwam in dit kader het 3
56% van de 50-plussers vreest mentale achteruitgang bij het ouder worden het meest. Voor fysieke achteruitgang is dit 36%. Dit blijkt uit cijfers van onderzoeksbureau Bureauvijftig, dat in 2013 het ‘Grote Nieuwe Ouder Worden’ onderzoek uitvoerde. Dit gebeurde in het kader van de ActiZcampagne Het Nieuwe Ouder Worden. Zie voor een overzicht van de cijfers: http://www.bureauvijftig.nl/nl/cases/#zorgonderzoek (laatst geraadpleegd op 10 december 2014).
verschil in ‘taal’ tussen de werelden van zorg, ondersteuning en cultuur naar voren. In extremen geformuleerd: waar de focus in zorg en ondersteuning lijkt te liggen op het wegnemen van belemmeringen (wat kan iemand niet en hoe moet hij/zij daarmee geholpen worden?), ligt die focus in de cultuursector op de persoonlijke ontplooiing van mensen (wat kan/wil iemand en hoe kunnen we dat stimuleren?). Het is van belang dat eventueel toekomstig onderzoek rekening houdt met de verschillen tussen deze benaderingen. Bovendien moet dergelijk onderzoek zich rekenschap geven van de veranderingen die zich ten opzichte van het oude welzijnsdenken of het klassieke ‘verzorgingsstaatdenken’ al voltrokken hebben: in de nieuwe Wet Maatschappelijke Ondersteuning ligt de nadruk juist op mogelijkheden: wat heeft iemand nodig om zelfredzamer te zijn? De focus op meetbare tekorten, beperkingen en producten is het domein van zorg en ondersteuning dus al veel langer aan het schuiven (RMO 2014). Financiering Publieke financiering van initiatieven op het gebied van ouderen en cultuurparticipatie botst met de vele schotten die er bestaan tussen de financiering van enerzijds welzijn en anderzijds cultuur. Daardoor vallen initiatieven op dit terrein – die per definitie een gecombineerde doelstelling hebben – gemakkelijk buiten de boot. Stichting Vier het leven organiseert sinds 2005 sociaal-culturele activiteiten voor kwetsbare ouderen. Vrijwilligers begeleiden jaarlijks zo’n twintigduizend ouderen bij een theater-, film- of concertbezoek. Naast een eigen bijdrage van de deelnemers ontvangt de stichting financiering van gemeenten, fondsen en het bedrijfsleven. Die brede financiering is een blijvende uitdaging voor Vier het leven: het tweeledige karakter van de stichting (welzijn & cultuur; lokaal & nationaal; stichting & sociaal ondernemerschap; vrijwilligersorganisatie & ouderenorganisatie) is soms lastig te rijmen met de strakke eisen die fondsen en gemeenten stellen.
Geleidelijk ontstaat ook een beweging in tegengestelde richting, waarin cultuur weer veel meer vanuit haar betekenis voor de samenleving wordt benaderd. Het convenant ‘ouderen en cultuur’ is hier in zekere zin zelf al uitdrukking van: een brede samenwerking tussen publieke en private fondsen uit het sociale en het culturele domein om initiatieven op het snijvlak van welzijn en cultuur te ondersteunen. Dat de financiële drempels voor een verbinding tussen verschillende sectoren verlaagd kunnen worden tonen bijvoorbeeld Stichting RCOAK en Fonds Sluyterman van Loo. Zij hebben op het terrein van ouderen en cultuurparticipatie gezamenlijk tien kwartiermakers aangesteld. Deze kwartiermakers ontwikkelen tussen 2014 en 2016, met financiële ondersteuning van de fondsen, vanuit hun eigen lokale of regionale netwerk een duurzaam samenwerkingsverband met organisaties uit zorg, ondersteuning en cultuur. De verbanden moeten leiden tot verbreding van op ouderen toegesneden cultureel aanbod en een toename van actief hieraan deelnemende ouderen. Het draagvlak onder ouderen zelf is hierbij steeds leidend. Op het speelveld lijkt ook ruimte voor nieuwe financiers. In meerdere gesprekken kwamen de zorgverzekeraars als potentiële financier naar voren. Zij financieren voor het overgrote deel alleen op basis van bewezen, meetbare effecten – en eerder stelden we al dat daarbij ook kanttekeningen geplaatst moeten worden. Ondertussen gaan ook verzekeraars zich steeds vaker maatschappelijke doelen stellen, en juist daar ontstaat wellicht ruimte voor financiering van innovatieve projecten op het snijvlak van zorg en cultuur. En ook andere allianties zijn mogelijk: denk aan de betrokkenheid (eventueel in natura) bij het thema ‘ouderen en cultuurparticipatie’ door horeca- of andere vrije tijdsondernemers (zoals koffiehuizen of bioscopen).
Samenwerken en innoveren Het thema ‘ouderen en cultuurparticipatie’ lijkt urgentie te krijgen in de context van de decentralisaties. Op het gebied van zorg en ondersteuning verandert met ingang van 2015 voor ouderen immers veel. Ouderen zullen vaker langer thuis blijven wonen en moeten met hun hulp- of ondersteuningsvragen dan op andere plaatsen terecht. En de verantwoordelijkheid daarvoor verschuift van Rijk naar gemeenten. De focus op lokale structuren en een lokale aanpak is ook dominant in de discussie over cultuurparticipatie door ouderen. De commissie van de RMO constateerde dat de neiging groot is om gemeenten een belangrijke verbindende rol te willen geven bij het verder vormgeven en verspreiden van initiatieven op dit terrein. Concreet valt dan te denken aan het opnemen van culturele initiatieven in de gemeentelijke welzijnsgids, het aanstellen van een creatieve kracht in de wijkteams, het verspreiden van inspirerende voorbeelden tussen gemeenten, of het faciliteren van een lokaal netwerk, waarin zorg- en welzijnsaanbieders, culturele initiatieven en vrijwilligersorganisaties elkaar kunnen ontmoeten. De gemeente Wageningen zet al sinds 2012 in op het inzetten van cultuur als middel tot participatie. Naast de bestuurlijk-technische decentralisaties houdt de gemeente zich bezig met de vraag, hoe zorg en ondersteuning ook echt anders georganiseerd kunnen worden. De belangrijkste verandering is het verschuiven van de focus van aanbod naar vraag. Wat wil iemand? Waar ligt haar/zijn kracht? Wat kan samen met het netwerk gedaan worden? Cultuurparticipatie als mogelijk antwoord op die vraag is in Wageningen al de normaalste zaak van de wereld. Cultuur maakt deel uit van de digitale sociale kaart van de gemeente. De gemeente stimuleerde ook een inspiratiebijeenkomst met zorgaanbieders, welzijnsaanbieders en culturele instellingen. Alle partijen werden uitgenodigd om na te denken over het opzetten van projecten op het snijvlak van zorg, ondersteuning en cultuur. Dat werkte, zonder dat er extra subsidie nodig was.
In de visie van de RMO bieden de decentralisaties een kans om het sociale domein meer vanuit de vragen en behoeften van mensen zelf gestalte te geven – vanuit verbanden en gemeenschappen in de samenleving. Het gevolg daarvan is dat gemeenten op een andere manier bij het sociale domein betrokken raken (RMO 2014). Initiatieven op het gebied van ouderen en cultuurparticipatie moeten daarom niet meteen bij gemeenten willen aanhaken, maar hebben in eerste instantie draagvlak van de mensen met een hulpvraag en de professionals daaromheen nodig. Zij zijn degenen die een initiatief op het snijvlak van zorg, ondersteuning en cultuur legitimiteit verschaffen. Dat doen ze vanuit een inhoudelijke vraag of behoefte. Pas daarna worden constructies voor financiering en andere randvoorwaarden relevant, waarbij gemeenten mogelijk betrokken zijn. Het kan interessant zijn uit te zoeken, in welke specifieke domeinen van gemeentelijke wetgeving deze betrokkenheid valt. Voor handvatten op het gebied van randvoorwaarden rondom cultuurparticipatie verwijzen we alvast graag naar het advies Meedoen is de kunst van de Raad voor Cultuur (RvC 2014). Maar: het is dus in eerste instantie aan de domeinen van zorg, ondersteuning en cultuur zelf om nieuwe spelers op het veld toe te laten. Een mogelijke manier om dat te bereiken is via opleiding. Cultuurparticipatie in het sociale domein krijgt pas echt voet aan de grond als toekomstige professionals in zorg en ondersteuning, maar vooral ook toekomstige cultuurprofessionals daarmee willen en kunnen werken. De commissie van de RMO geeft de verdere uitwerking van het thema ‘opleiding’ graag als suggestie mee aan de Raad voor Cultuur. Met oog op de internationale conferentie in mei 2015 vraagt de commissie tot slot aandacht voor het uitnodigen van sprekers en gasten uit de (opleidings)praktijk van zorg en ondersteuning. Naast de aanwezigheid van onderzoekers, beleidsmakers en
kunstenaars verdient het sociale domein een duidelijke vertegenwoordiging. Zo krijgt de kruisbestuiving tussen beide werelden een kans en wordt samen innoveren op het gebied van cultuurparticipatie mogelijk. Dat geeft kleur aan het sociale én het culturele domein. Met deze thematische overwegingen hoopt de commissie van de RMO een korte, doch zinvolle bijdrage aan de discussie over ouderen en cultuurparticipatie te leveren. Bij dezen draag ik de adviesaanvraag van OCW en VWS tevens aan de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving over.
Met vriendelijke groet,
Sadik Harchaoui Voorzitter
Contactpersoon Willemijn van der Zwaard (
[email protected]; 070-3406334) Bijlagen Adviesaanvraag ‘Ouderen en Cultuurparticipatie’ (26 november 2014) Convenant ‘Ouderen en Cultuur’ (juni 2013) Geraadpleegde deskundigen Monique Bais Heili Bassa Els Berman Andries van den Broek Cretien van Campen Liesbeth van Droffelaar Rudy de Jager Margriet Jongerius Lydia Jongmans Jan Jaap Knol Imre Krull Anne Maljers Freek de Meere Thimo de Nijs Arie Ouwerkerk Frieda de Pater Sabine Pool Wies Rosenboom Koeno Sluyterman Van Loo Gerdienke Ubels Ruut Veenhoven Annerieke Vonk
VSBfonds Pluspunt – expertisecentrum voor senioren en participatie Vereniging Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk Sociaal en Cultureel Planbureau Sociaal en Cultureel Planbureau Gemeente Utrecht Gemeente Wageningen Wethouder gemeente Utrecht Vereniging Nederlandse Gemeenten Fonds voor Cultuurparticipatie Actiz Oranje Fonds Verwey Jonker Instituut Gemeente Den Haag Coalitie Erbij Stichting RCOAK Nationaal Ouderenfonds Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie & Amateurkunst Fonds Sluyterman Van Loo Actiz Erasmus Universiteit Rotterdam Stichting Vier het leven
Bronvermeldingen Hortulanus, R. et al. (2012), Kunstbeoefening met ambitie. Naar een lokaal stimuleringsen faciliteringsprogramma voor kunstbeoefening door ouderen. Utrecht: LESI. RMO (2014). Leren innoveren in het sociaal domein. Den Haag: Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling. Raad voor Cultuur (2014). Meedoen is de kunst. Advies over actieve cultuurparticipatie. Den Haag: Raad voor Cultuur. World Database of Happiness, te raadplegen via www.worlddatabaseofhappiness.eur.nl (laatst gezien op 2 december 2012).