Raad gemeente Schermer Portefeuillehouder
: P.F. Leegwater
Dossiernummer
: -1.777.811.21
Datum
: 23 oktober 2003
Agendapunt
:9
Onderwerp
: Gewijzigde vaststelling bestemmingsplan “Landelijk Gebied 2003”
Voorstel Met inachtneming van het onderstaande stellen wij u het volgende voor: De zienswijzen onder de nummers 2, 8, 14, 16, 24, 32, 37, 38, 39 en 40 leiden tot wijziging van het ontwerpbestemmingsplan derhalve gegrond te verklaren. De zienswijzen onder de nummers 4, 5, 7, 9, 10, 12, 15, 17, 18, 19, 20, 22, 23, 25, 26, 27, 29, 30, 31, 34, 35, 36, 41, 42, 43, 46 en 47 derhalve ongegrond te verklaren. De zienswijzen onder de nummers 1, 3, 6, 11, 13, 21, 28, 33, 44 en 45 gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond te verklaren. Voorzover gegrond zal dit leiden tot wijziging van het ontwerpbestemmingsplan. Toelichting Voorgeschiedenis In 2001 is met het vaststellen van een Uitgangspuntennotitie voor het landelijk gebied een aanvang gemaakt met het maken van een nieuw bestemmingsplan voor dit gebied. In 1995 was reeds een herziening gemaakt van diverse oude regelingen die voor de gemeente van toepassing waren. Door een uitspraak van de Raad van State in 1999 is deze herziening vernietigd. Er is niet voor gekozen om deze herziening 1995 in aangepaste vorm wederom in procedure te brengen, maar om het oorspronkelijke plan integraal te herzien. Het onderhavige plan vervangt zes, sommige zeer oude, bestemmingsplannen en beslaat het gehele landelijk gebied van Schermer, zoals dat is ontstaan na de grenscorrecties van 1 januari 1993. Het bestemmingsplan voor het landelijk gebied is voornamelijk een conserverend bestemmingsplan, waarin enerzijds de feitelijke situatie strikt maatgevend is en anderzijds gestreefd wordt naar het behoud en zonodig herstel van (toegevoegde) waarden. Tevens wordt rekening gehouden met maatschappelijke en economische ontwikkelingen. Het in samenwerking met de stedenbouwkundige opgestelde voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het overleg ex. artikel 10 BRO om advies voorgelegd aan diverse instanties. Daarnaast is het voorontwerp ex. artikel 6 WRO voor een ieder ter inzage gelegd. Deze reacties zijn samengevat en van commentaar voorzien en hebben geleid tot aanpassingen van het voorontwerp. Zienswijzen ontwerpbestemmingsplan Het ontwerpbestemmingsplan is vervolgens ingevolge artikel 23 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening met ingang van 6 juni 2003 gedurende vier weken voor een ieder ter inzage gelegd. Hierop zijn 47 zienswijzen binnen de wettelijke termijn ingediend, zodat reclamanten in hun bezwaren kunnen worden ontvangen. Deze zienswijzen liggen in de raadsportefeuille ter inzage. De Stichting Schermer Molens heeft een zienswijze buiten de wettelijke termijn ingediend, zodat deze reclamant niet in haar bezwaar kan worden ontvangen. Op 11 september jl. zijn reclamanten in de gelegenheid zijn/haar zienswijze mondeling toe te lichten voor de commissie Grondgebied. De zienswijzen zijn door de volgende instanties c.q. personen ingediend en zijn in de bij dit voorstel behorende bijlage samengevat en voorzien van ons commentaar:
1
1. R.B. Agricola, Alkmaar en R.J.M. Schouten, Oudorp 2. M. Bakker, Loon- en Verhuurbedrijf, Stompetoren 3. Bakhuijzen cs. Advodaten, Amsterdam namens Bos Stompetoren b.v. 4. B. Barendregt, Ursem gem S 5. Drs. J.W.C.M. Berentsen, Ursem gem S 6. Böhm Architectuur bv. Limmen, namens Loonbedrijf Groot & Zn., Zuidschermer 7. M. Boon, Noordbeemster 8. R.S. Breederveld, Zuidschermer 9. T.A.W. Dekker en C. Dekker, Stompetoren 10. M.C. van Diepen-Blankendaal en A.G.A. van Diepen, Alkmaar 11. Gastransport Services, District West, Waddinxveen 12. A. Gerritsen, Schermerhorn 13. J. de Groot & Zn., Internationaal Transportbedrijf, Schermerhorn 14. M.L.J. Groot, L.N.J. Groot en C.A.M. Groot-Vercauteren, Zuidschermer 15. G. Govers, Oterleek 16. J.H. van Hekezen, Zuidschermer 17. Doorenbos & Wytema, Koog a/d Zaan, namens G.J. Hoetmer, Ursem gem S 18. Hogervorst bloembollenkwekerij, Stompetoren 19. Holtkamp Juridisch Adviseur, namens R.F. Verbart, Oterleek 20. S.J. Kat, Beverwijk 21. Maatschap C.G.M. Konijn en M.H.M. Konijn-Ham, Zuidschermer 22. Lovells, Amsterdam namens Hornbach Holding b.v. en Hornbach Bouwmarkt 23. MLA-vereniging Noord-Holland Noord, Heerhugowaard 24. R. Nowee, Heiloo 25. B.J. van Olst, Stompetoren 26. Fa. A. Oud & Zn., Zuidschermer 27. Pesman Advocaten, Alkmaar, namens IJzerwerf Overdie, Stompetoren 28. R.J.F. Pronk, Zuidschermer 29. A. Roelofsen Machineverhuur en Grondwerken, Zuidschermer 30. Schenkeveld Loomans advocaten, Hoorn, namens J.M. Hofland, Oterleek 31. E. Schilder, Oosthuizen 32. P. Schokker en E. Kleijn, Zuidschermer 33. M.R. van Splunter, Stompetoren 34. Stichting Wakker Dier, Amsterdam 35. J. Stroomer, Oterleek 36. J.G.M. Swart, Zuidschermer 37. J. Swart, Loonbedrijf, Zuidschermer 38. R.N.M. Swart, Zuidschermer 39. A.N. Tool en J.T. Tool, Grootschermer 40. Fam. Valé, Zuidschermer 41. Volkstuinvereniging “Ons Genoegen”, Ursem gem S 42. P.T. Wagner, Zuidschermer 43. Windkoepel, Veenendaal 44. WLTO Advies, Heerhugowaard, namens Firma Nol, Oterleek 45. WLTO, Haarlem 46. Waterschapsvereniging De Groene Long, Ursem gem S 47. J. van der Wel, Schipluiden Ambtshalve aanpassingen voorschriften c.q. plankaart ontwerpbestemmingsplan Vanaf het moment van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan zijn de volgende ambtshalve aanpassingen van de voorschriften, c.q. de plankaart noodzakelijk gebleken. - Artikel 2.15, lid 4, tweede aandachtsstreepje: de oppervlakte van het gebouw voor de ontvangst van toeristen mag niet meer dan 200 m² bedragen. - Artikel 3.11, lid 3 achter de woorden “eerste lid onder…” toevoegen “a, b, e..”. - In bijlage A, sub 1 wordt de bedrijfslocatie Ursemmerweg 12 toegevoegd.
2
Kaart 1 1 Westdijk 11: bouwvak Aa verwijderen 2 Westdijk 22: Aa-bestemming wijzigen in Ea-bestemming. 3 Laanweg 4: in Aa-vak ook de stolp opnemen 4 Noordervaart 119: Aa-bestemming wijzigen in Ea-bestemming 5 Noordervaart 125: Ea-bestemming weer terugbrengen tot Aa-bestemming 6 Noordervaart ten noorden en oosten van het volkstuinencomplex: bestemming ‘water’ terugbrengen tot bestemming Agrarische doeleinden. 7 Noordelijk en zuidelijk van nieuwe tracé N243: in de bestemming wegen twee waterplekken toevoegen. 8 Te slopen bebouwing langs N242 verwijderen 9 Zuidervaart 143: Aa-bestemming wijzigen in Ea-bestemming 10 Zuidervaart 36: in Aa-vak stolp opnemen Kaart 2 1 Polderweg 13: B-bestemming wijzigen in Ea-bestemming 2 Bij molen De Otter in molenkring ‘350’ opnemen 3 Zonering transformatorstation opnemen 3. Korte Molenweg 6: Aa-bestemming wijzigen in Ea-bestemming 4. Lange Molenweg 12: kleine wijziging bouwvak aan de noordelijke zijde 5. Lange Molenweg 16: Aa-bestemming wijzigen in Ea-bestemming 6. Rustenburgerweg: aan Aa-vak op de hoek Rustenburgerweg/Lange Molenweg ‘bv’ toevoegen 7. Noordervaart 3: Aa-bestemming wijzigen in Ea-bestemming Kaart 3 1 Ursemmerweg 3: bouwvak tot 1 ha vergroten in westelijke richting. 2 Ursemmerweg 18: Aa-bestemming met bouwvak 1 ha opnemen 3 Molenweg 1: “M” (monument) toevoegen 4 Oosternotweg 7: Aa-bestemming wijzigen in Ea-bestemming 5 Oosternotweg 9: bouwvak 1,5 ha niet in de breedte, maar in lengterichting kavel leggen 6 Oostmijzerdijk: gearceerde gedeelte sportcomplex achter nr. 5 schrappen en bouwvak opnemen 7 Groeneweg: parkeerterrein Stam buiten plangebied brengen, toevoegen aan plangebied Dorpskernen 8 Molendijk 7: het kleinste gedeelte van het bestemmingsvlak (aan de zuidzijde) verwijderen door vergroting van het bestemmingsvlak aan west- en noordkant, conform uitgangspunt “uitbreiding bedrijfsbebouwing zoveel mogelijk achter de bestaande stolp”. Kaart 4 1 Driehuizerweg 2A: Aa-bestemming en bouwvak 1 ha opnemen 2 Straatnaam Oudelandsdijk opnemen 3 Bebouwingsvak Zuidervaart 18 opschuiven tot Driehuizerweg 4 Blokkerweg: tussen huisnr. 2A en 4 verbinding tweede bedrijfswoning leggen 5 Blokkerweg: tussen huisnr. 10A en 12 verbinding tweede bedrijfswoning leggen 6 Zuidervaart 1: Ea-bestemming verwijderen 7 Zuidervaart 2: bouwvak aan noordzijde verschuiven, zodat aanwezige bebouwing erin is opgenomen 8 Zuidervaart 33 (voorheen 31) Aa-bestemming wijzigingen in Ea-bestemming 9 Kruispunt N244/246 (Zuiddijk/Kogerpolderbrug): reconstructie kruispunt opnemen Kaart 5 1 Grootschermerweg 6 als Ea-bestemming inkleuren 2 Straatnaam Visweg opnemen 3 Kleine Dijk 5 Eb-aanduiding toevoegen en inkleuren Tenslotte ontbreken een aantal huisnummers of zijn verkeerd geplaatst. Dit worden eveneens ambtshalve wijzigingen van de plankaart.
3
De discussie in de Commissie Grondgebied van 9 en 16 oktober jl. hebben aanleiding gegeven tot de volgende wijzigingen van de toelichting, voorschriften en plankaarten. De wijzigingen zijn in cursieve letters aangegeven. Toelichting De paragraaf inzake de waterhuishouding wordt tot de volgende tekst beperkt. 4.6
4
Waterhuishouding De waterhuishouding staat in Nederland onder grote druk. De verstedelijking (die ook in het buitengebied plaatsvindt) zorgt voor een gestage verkleining van het waterbergingsvermogen van de grond. Toeneming van bebouwing en verharding veroorzaakt een snellere afvoer van het water naar de huidige open wateroppervlakten, die dus een grotere bufferfunctie moeten krijgen. Klimaatveranderingen zorgen voor een stijgende hoeveelheid water: direct als neerslag en indirect als wassend rivierwater. En deze “aanvoer” van water geschiedt steeds vaker in een grotere heftigheid dan vroeger. Aan kunstmatige bemaling worden steeds hogere eisen gesteld. Beheersing van de waterpeilen en een constante droogligging gedurende het gehele jaar zijn harde maatschappelijke vereisten geworden. Enerzijds dient de opvangcapaciteit door middel van de vergroting van het open wateroppervlak te worden verruimd. Anderzijds kan aan bepaalde gebieden een dubbelfunctie worden toegekend: in droge perioden een agrarische functie en in natte tijden een waterbergingsfunctie. Voorts dient niet alleen bij stedelijke functies zoals woonwijken of bedrijventerreinen de benodigde oppervlakte aan open water een rol te spelen. Ook in het buitengebied zal bij een uitbreiding van bebouwd oppervlak en bij de vergroting van het verharde terrein in evenredigheid een aanvulling op het waterbergingsvermogen van een gebied moeten worden gerealiseerd. Water kan echter niet alleen als een “te veel” worden ervaren. Er kan ook sprake zijn van een “te kort” aan water. In dat kader zouden gronden tijdelijk of permanent in water moeten worden omgezet om in droge tijden over voldoende water te kunnen beschikken. In dit bestemmingsplan wordt ten aanzien van de waterhuishouding op drie wijzen rekening gehouden met het aspect waterhuishouding. Ten eerste is bij de betrokken bestemmingen in de bestemmingsomschrijving ook “water” begrepen. Hierdoor is het mogelijk om tijdelijk een groter wateroppervlak tot stand te brengen bijvoorbeeld door het verbreden van bestaande watergangen of in de vorm van een perceel of kavel, dat onder water wordt gezet. Ten tweede is in de inleidende bepalingen bepaald, dat bij een vergroting van het bebouwde en/of het gesloten, verharde oppervlak meer dan een nader aan te geven aantal vierkante meters ineens of in fasen een voldoende hoeveelheid waterberging moet worden gerealiseerd. De omvang van deze hoeveelheid water is afhankelijk van de situatie ter plaatse en kan zowel in de vorm van oppervlaktewater gemeten in vierkante meters (bijvoorbeeld als vergroting van een reeds bestaand oppervlak) als in de vorm van volume-water gemeten in kubieke meters (bijvoorbeeld als bassin) tot stand worden gebracht. Ten derde is er een wijzigingsbevoegdheid om (agrarische) gronden permanent om te zetten in water. Per bestemmingsplangebied zal moeten worden afgewogen of en zo ja een nadere bestemmingsregeling noodzakelijk is.
Voorschriften Artikel 1.1 Begripsbepaling Beroepsuitoefening aan huis het uitoefenen van een vrij en zelfstandig beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, waaronder detailhandel, echter niet in dagelijkse goederen, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie beboudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonomgeving in overeenstemming is. Artikel 1.5 Zonering Transportleidingen De breedte van een zone is: - voor gastransportleidingen: - met een ontwerpdruk lager dan 66,2 bar 4 m aan weerszijden van de leiding; - met een ontwerpdruk hoger dan 66,2 bar 5 m aan weerszijden van de leiding; - voor vloeistofleidingen 5 m aan weerszijden van de leiding; - voor hoogspanningsleidingen: de zakelijk recht stroken met een breedte van 27,5 m. ter weerszijden van de leidingen. Artikel 2.1 “ 1. Bestemmingsomschrijving. Deze gronden zijn , met inachtneming van het bepaalde in artikel 1.9, bestemd voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf en voor zover op de plankaart is aangegeven tevens voor het gebruik als stoeterij, voor kleinschalige sportbeoefening, voor een dierenbegraafplaats, voor moestuinen, voor dagrecreatief gebruik, respectievelijk voor een tijdelijk gaswinningsgebied met de daarvoor noodzakelijke bebouwing alsmede voor water……” 3. Inrichtings- en bebouwingsregels Op en in deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd en in stand gehouden onder de volgende voorwaarden. I . Buiten het agrarisch bebouwingsvak: b. haaks op de weg mogen erf- of terreinafscheidingen worden geplaatst tot een hoogte van 1.25 m……. na a t/m e invoegen f. voor zover op de plankaart dagrecreatief gebruik is toegestaan is uitsluitend het gebruik als verblijfstuin met de bebouwing, zoals aanwezig op de eerste dag van de terinzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan; …… en voorts bestaande tekst als g resp. h opnemen. Artikel 2.2 3. Inrichting- en bebouwingsregels I buiten het agrarische bebouwingsvak b. uitsluitend terreinafscheidingen mogen worden geplaatst tot een hoogte van 1.25 m… enz. Artikel 2.3 3. Inrichting- en bebouwingsregels Op deze gronden mogen uitsluitend terreinafscheidingen worden gebouwd tot een hoogte van 1.25 m. Artikel 2.8 “1. Bestemmingsomschrijving Deze gronden zijn bestemd voor de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, zoals aangege ven in de van deze voorschriften deeluitmakende bijlage A (1. Overzicht bedrijven), met de daarbij benodige bebouwing, waaronder dienstwoningen en open terreinen, waaronder opslaglos-, laad- en parkeerplaatsen, alsmede weegbruggen.
5
5. Vrijstelling Na b. toevoegen: c. het bepaalde in lid 3 onder g voor de bouw van opslagsilo’s tot een hoogte van 10 m.” Artikel 3.2 Aan lid 1, onder b, aan het einde van punt 2 toevoegen: “een en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6;” Artikel 3.3. Aan het einde van punt 1 toevoegen: “Voorts kunnen in de Eilandspolder ten hoogste twee nieuwe agrarische bebouwingsvakken worden aangewezen.” Onder punt 2: Burgemeester en wethouders kunnen I in het bestemmingsgebied ‘agrarische doeleinden tevens cultuurhistorisch waardevol gebied enz. …. II in het bestemmingsplan “agrarische doeleinden met op natuurbehoud gerichte agrarische exploitatie (artikel 2.2.) voorzover gelegen in de Eilandspolder ten hoogste twee nieuwe agrarische bebouwingsvakken aanwijzen met inachtneming van hetgeen hieronder is bepaald: a. de wijziging mag alleen gronden betreffen welke eigendom zijn van de gemeente, dan wel gronden, waarvan de eigenaar of een ander zakelijk gerechtigde om een wijziging heeft verzocht; b. de grootte van een agrarisch bebouwingsvak mag niet meer dan 1 ha bedragen;… Artikel 3.5 Onder lid 3.d de volgende tekst opnemen: “d. de voormalige bedrijfsgebouwen mogen worden gebruikt voor niet-agrarische bedrijvigheid en opslag onder de volgende voorwaarden: - de gezamenlijke oppervlakte van deze bedrijfsgebouwen mag ten behoeve van de genoemde activiteiten niet meer dan 650 m² bedragen; - de genoemde activiteiten dienen kleinschalig te zijn; - de genoemde activiteiten dienen qua hinderlijkheid aanvaardbaar te zijn voor de directe omgeving; - in deze bedrijfsgebouwen is geen detailhandel toegestaan; - de voor de genoemde activiteiten te verwachten verkeersontwikkeling dient, gelet op het overige verkeer en de verkeersbelasting van de wegen aanvaardbaar te zijn; Onder lid 4, tweede aandachtsstreepje wijzigen: “is het gebruik van de aanwezige voormalige agrarische bedrijfsgebouwen ten behoeve van hobbyboeren toegestaan;.. Artikel 4.3 Procedureregels Onder 1 de volgende tekst onder a en b opnemen: a. het voornemen tot wijziging wordt aan de Commissie Grondgebied ter advies voorgelegd: b. naar aanleiding van het advies beslissen burgemeester en wethouders tot de procedure van de wijziging. De overige tekst verder opschuiven onder de letters c t/m i.
Plankaart zienswijze 01 Aanduiding dagrecreatie perceel langs N242 02 Aanduiding bedrijfsbestemming bij Noordervaart 162 05 Het bestemmingsvlak hoek Rustenburgerweg/Molenweg verkleinen tot 170 x 270 m 06 Het bestemmingsvlak Oostdijk 23 uitbreiden naar achter tot aan de dwarssloot
6
10 14 16 17 18 24 28 33 37 38 39 40
Gastransportleidingen volledig op kaart overnemen Aanuiding Aa(bv) opnemen bij Zuidervaart 1 ter grootte van bestaande schuur Gedeelte Aa-vak Westdijk 21, dat nu op land buren ligt, verschuiven naar eigen grond Grens Ea-bestemming wordt in westelijke richting opgeschoven In Aa-vak Noordervaart 131 wordt bestaande bebouwing opgenomen Achter Noordervaart 166 wordt Aa-vak opgenomen met aanduiding stoeterij Bestemmingsvlak Zuidervaart 109A/111 wordt vergroot tot 140 diep Ea-bestemming Menningweerweg 1 inkleuren, noordelijke Ea-bestemming verwijderen Bij Zuidervaart 34A bedrijfsbestemming opnemen met bestemmingsvak van 110 m diep Aa-vak Zuidervaart 17 conform bestaande bebouwing aanpassen Bij Oostdijk 1 Aa-bestemming opnemen met bouwvak ter grootte van een stolp Grenslijn Aa-vak van Zuidervaart 10, voorzover gelegen achter Zuidervaart 12, op 50 meter afstand van deze woning leggen 44 Situering Aa-vak Slingerdijk 6 aanpassen i.v.m. aanwezigheid transportleidingen
Juridische consequenties Uiterlijk binnen vier weken na dagtekening van het raadsbesluit wordt het vastgestelde bestemmingsplan gedurende vier weken voor een ieder ter inzage gelegd (artikel 26 WRO). Binnen deze termijn kunnen schriftelijke bedenkingen worden ingebracht bij Gedeputeerde Staten (artikel 27 WRO). Financiële consequenties Geen Communicatie/voorlichting Aan de ter inzage legging wordt op de gebruikelijke manier bekendheid gegeven. De indieners van de zienswijzen zullen schriftelijk worden geïnformeerd over het raadsbesluit. Advies commissie De commissie heeft kennisgenomen van de schriftelijke beantwoording in de eerste termijn. De beantwoording in de tweede termijn, voorzover nodig, in dit raadsvoorstel verwerkt. Afgesproken is dat de commissie geen advies zou uitbrengen, maar dat zij integraal op deze materie in de raadsvergadering terugkomt. Burgemeester en wethouders van Schermer, De burgemeester, drs. S.W.J.G. Schelberg De secretaris, L. Blaauw
7
SCHERMER - LANDELIJK GEBIED 2003 Beoordeling van de ingediende zienswijzen Het ontwerp-bestemmingsplan heeft van 6 juni tot en met 3 juli 2003 ter inzage gelegen. Er zijn 47 zienswijzen ontvangen. 01 R. B. Agricola, Heilooerdijk 6, Alkmaar/R.J.M. Schouten, Molenstraat 8, Oudorp Er wordt bezwaar gemaakt tegen de bestemmingswijziging van het perceel Westdijk 10c. Overwegingen . De vigerende bestemming uit 1953 is “ agrarische doeleinden” (Uitbreidingsplan in hoofdzaak gemeente Alkmaar 1953). Genoemd huisnummer is niet bekend of toegekend door Schermer. Er is geen sprake van een woonlocatie. Tijdens de hoorzitting is aangegeven, dat het een perceel met veel groen en water betreft, dat al heel lang in gebruik is voor private recreatieve doeleinden en waar met schriftelijke toestemming van voorheen de gemeente Alkmaar een aantal opstallen aanwezig zijn. Afschriften van deze documenten zijn niet bij de zienswijze gevoegd. Voorts is er een probleem met de gevolgen van de reconstructie van de N242. Het aanwezige groen verdwijnt en wordt gewijzigd in water. Langs het perceel komt een parallelweg met veel sluipverkeer. Het huidige, reeds jaren bestaande gebruik kan worden geregeld door een bestemmingsaanduiding in het gebied met de bestemming “agrarische doeleinden tevens cultuurhistorisch waardevol gebied”. Hierbij wordt het dagrecreatief gebruik toegestaan met een regeling voor de bestaande bebouwing, niet bestemd voor permanente bewoning. Het perceel bos is niet gelegen binnen het plangebied. Beslissing: artikel 2.1 van de voorschriften wordt gewijzigd en op de plankaart wordt het gebruik voor dagrecreatie nader aangeduid. 02 N. M. Bakker, Noordervaart 162 Verzocht wordt de bestemming ‘agrarische doeleinden” (het bebouwingsvak) te wijzigen in “agrarisch dienstverlenend bedrijf”. Overwegingen . Er is hier geen sprake meer van een agrarisch productiebedrijf. Beslissing: aan het perceel zal een bedrijfsbestemming worden toegekend. 03 Bos Stompetoren b.v (via Bakhuizen c.s., Advocaten) Het betreft het bedrijf gevestigd op perceel Noordervaart 33. De betrokkene exploiteert ter plaatse meerdere bedrijven, welke naar zijn mening onvoldoende in de classificatie bij de bestemming “bedrijven” tot uitdrukking komen: - verzocht wordt om “houtbewerking/-verwerking” aan te geven; - verzocht wordt ook de opslag van hout- en tuinproducten te noemen; - verzocht wordt de showroom behorende bij de verkoopactiviteiten te vermelden; - verzocht ook de productie van dierenverblijven te vermelden; Overwegingen . Eén enkele benaming moet voldoende zijn. Een opsomming van de huidige activiteiten belemmert de ontwikkeling van andere, binnen de benaming passende activiteiten. Voorgesteld wordt om de huidige benaming “beschoeiingsbedrijf” te wijzi-
8
gen in “houtbewerkings/-verwerkingsbedrijf”. Beslissing: bijlage A wordt gewijzigd vastgesteld. Voorts wordt verzocht om nadere bebouwingsmogelijkheden achter de percelen Noordervaart 35 en 37 aan te geven. Overwegingen . De beide percelen Noordervaart 35 en 37 zijn bestemd tot “woondoeleinden”. Het ruimtelijk beleid is gericht op het – achter dergelijke percelen onbebouwd laten van de gronden van derden. Evenmin is een gebruik door derden voor niet-agrarische doeleinden gewenst. Beslissing: de agrarische bestemming blijft gehandhaafd. Voorts acht de betrokkene de mogelijkheden van een ander gebruik conform artikel 2.8 te beperkt en wenst een grotere vrijheid om het gebruik van de percelen aan de Noordervaart te wijzigen. Overwegingen . Het beleid is gericht op de beheersing van de niet-agrarische bedrijvigheid in het landelijk gebied. Een grotere vrijheid zowel voor het huidige bedrijf als voor een eventueel ander bedrijf, kan in dat kader niet worden toegekend. Beslissing: de bestemmingsregeling blijft gehandhaafd. Tenslotte worden de inrichtings- en bebouwingsregels te beperkend geacht. Overwegingen . De inrichtings- en bebouwingsregels gelden voor alle percelen met een bedrijfsbestemming. Indien de betrokkene een regel te beperkend acht, dient dat nauwkeuriger te worden aangegeven. Overigens zijn de bebouwingsregels in overeenstemmende relatie met hetgeen de provincie voor ogen heeft. Beslissing: de inrichtings- en bebouwingsregels worden gehandhaafd. Tenslotte wordt de gemeenteraad van Schermer verzocht om het ontwerpbestemmingsplan definitief niet vast te stellen en het evenmin goed te keuren. Overwegingen . Uiteraard beslist de gemeenteraad inzake de vaststelling van het ontwerpbestemmingsplan. De raad kan daarbij het gehele plan zoals het ter inzage heeft gelegen, vaststellen of het plan gewijzigd vaststellen of niet vaststellen, waarbij aan burgemeester en wethouders wordt opgedragen een nieuw ontwerp ter inzage te leggen. De raad heeft evenwel geen bevoegdheid om het vastgestelde bestemmingsplan goed te keuren. De goedkeuring is voorbehouden aan Gedeputeerde Staten. Beslissing: Bijlage A, sub 1 (Overzicht bedrijven) wordt gewijzigd vastgesteld. 04 B. Barendregt, Rustenburgerweg 1 Er wordt bezwaar gemaakt tegen twee bouwblokken, die niet op de plankaart zijn aangegeven en wel: - ten zuiden van Rustenburgerweg 1; - bij de eerste dam vanaf de Oostdijk in de Driehuizerweg. Overwegingen . In de zienswijze wordt geen nadere informatie gegeven over de exacte locatie van de gewenste bebouwingsvakken en over de gewenste bestemming. Er is evenmin enige motivering, waarom deze bebouwingsvakken op de plankaart moeten worden aangewezen. Tijdens de hoorzitting werd evenwel betoogd, dat het gebouwen betreft die sinds 1980 niet meer aanwezig zijn. Indien er geen vigerende bouwbestemming aanwezig is (Landelijk Gebied 1972, gemeente Ursem dan wel Landelijk Gebied 1978, gemeente Schermer, is er geen reden om op basis van eens vrijwillig gesloopte gebouwen nu weer een bouwbestemming op te
9
nemen. Beslissing: aan het verzoek wordt niet voldaan. 05 Drs. J. W. C. M. Berentsen, Ursemmerweg 10 Betrokkene heeft bezwaar tegen de vestiging van het houtvezelbedrijf op de hoek van de Rustenburgerweg en de Molenweg en dan met name tegen de hoogte van de bedrijfsbebouwing. Op basis van diverse overwegingen wordt uiteindelijk voorgesteld om ter plaatse “beperkte en gebiedsverstevigende zaken, zoals onder meer landschappelijk ingepaste woningbouw in overweging te nemen. Overwegingen . De oorspronkelijke melkfabriek was een gegeven. Op basis van de vigerende bestemmingsregeling is de vestiging van een ander bedrijf aanvaardbaar. Hierbij zijn de volgende aspecten aan de orde. a. Alhoewel het rijks- en provinciale beleid bedrijvigheid in het landelijk gebied wil voorkomen c.q. beperken, dient rekening te worden gehouden met de reeds aanwezige bedrijvigheid. b. Voor het opkopen van het gebied en het vervolgens amoveren van de bebouwing wordt door de overheid geen geld ter beschikking gesteld in het kader van de versterking van de landschappelijk en cultuurhistorische waarden. De ontwikkeling van het betrokken bedrijf leidde tot de vraag of de bouwhoogte van twee bedrijfsgebouwen 13 m resp. 17 m mocht bedragen in plaats van de gebruikelijke 10 m. De vigerende bestemmingsregeling (Landelijk Gebied 1972, gemeente Ursem) houdt in, dat uitsluitend een goothoogte van maximaal 6 m is toegestaan. Er was geen uiteindelijke maximale bouwhoogte aangegeven, zodat bij een redelijk breed bedrijfsgebouw een hoogte tot 17 m en zelfs daarboven potentieel mogelijk is. De bestemmingsregeling kan worden afgestemd op de oorspronkelijke bebouwingsmogelijkheden. Beslissing: Ter plaatse worden een gevelhoogte tot 6 m mogelijk gemaakt en er wordt een maximale bouwhoogte van 15 m aangegeven, op de plankaart wordt een bestemmingsvak van 170 x 270 m opgenomen, conform de oude bestemmingsregeling. 06 Loonbedrijf Groot en Zn, Oostdijk 23 (via Böhm, architecten) Verzocht wordt het bebouwingsvak te vergroten tot 2,5 ha en voorts de mogelijkheid van een tweede bedrijfswoning op te nemen. Overwegingen . Loonbedrijven zijn agrarisch dienstverlenende bedrijven, die weliswaar veelal zijn ontstaan ter plaatse van agrarische productiebedrijven, maar niet grondgebonden zijn. Het beleid is gericht om bestaande niet-grondgebonden bedrijven (dus alles dat geen agrarisch productiebedrijf genoemd kan worden) te aanvaarden en conform het provinciale beleid niet in omvang te laten groeien. De achtergrond van het provinciale beleid is de beperking van bedrijvigheid in het landelijk gebied, opdat de eventuele vestiging van een andere bedrijvigheid door de bescheiden omvang van het betrokken bestemmingsgebied wordt afgeschrikt. Het probleem zit niet in de gerechtvaardigde verlangens van het loonbedrijf, maar in de toekomst indien het bedrijf zijn activiteiten ter plaatse beeindigt. Gezien de beperkte omvang van dit bedrijf is het ruimtelijk aanvaardbaar om het bestemmingsvlak naar achteren toe te vergroten tot aan de aldaar
10
aanwezige kavelsloot. Beslissing: de plankaart wordt gewijzigd vastgesteld, de mogelijkheid voor een tweede bedrijfswoning wordt niet opgenomen. 07 M. Boon, Schermerhornerweg 3 De betrokkene beklaagt zich er over, dat hij nooit geïnformeerd is dan wel dat er overleg is gepleegd over de herziening van het bestemmingsplan. Overwegingen . Er is geen wettelijk voorgeschreven “individuele” informatie inzake herziening van bestemmingsplannen. De betrokkene is van mening dat de bestemming “waterberging” ook gecombineerd kan worden met bijvoorbeeld natuurgebied. In zijn bezit is een stuk grond met de bestemming “natuurgebied” en dus niets meer waard. Overwegingen . De bestemming “natuurgebied” komt in het plan niet voor. Het betreft waarschijnlijk een locatie in de Eilandspolder met de bestemming ‘agrarische doeleinden tevens cultuurhistorisch en natuurlijk waardevol gebied” Tijdens de hoorzitting werd betoogd, dat er in eerste instantie een bebouwingsvak voor stallen moest worden aangegeven. Het beleid is gericht om geen nieuwe bebouwing in de Eilandspolder toe te staan. Voor de controle op het vee zal een andere oplossing moeten worden gezocht. Vervolgens werd tijdens de hoorzitting verzocht om op het perceel tegenover Oostmijzerdijk 9 ter plaatse van het rietland een waterberging te realiseren, waarin drijvende boerderettes kunnen worden gebouwd. Overwegingen . Het is niet de bedoeling om ter plaatse welke vorm van bebouwing toe te staan. Zeker niet in een gebied met een natuurlijke waarde. Beslissing: aan de verzoeken wordt niet tegemoet gekomen. 08 R. S. Breederveld, Zuidervaart 5 Betrokkene heeft een kleinschalige winkel in kleding en accessoires voor jacht en buitenactiviteiten. Hij verzoekt daartoe een passende bestemming. Overwegingen . Deze detailhandel vindt plaats in een stolp en is mede bedoeld voor de financiering van de instandhouding van dit gebouw. Deze activiteit (kleinschalig, inpandig en zonder nadrukkelijke verkeersaantrekking) kan worden gezien als de uitoefening van een beroep aan huis. In het kader van een bestemmingsregeling kan de begripsbepaling “beroep aan huis” worden aangepast door de uitsluiting van detailhandel te wijzigen door detailhandel in niet-dagelijkse producten toe te staan. Beslissing: de voorschriften op dat punt gewijzigd vaststellen. 09 T. A. W. Dekker, Noordervaart 117 Verzocht wordt de bloembollenteelt als bestemming in te voeren of dat toe te voegen aan de agrarische bestemming. Overwegingen . Een aparte bestemming “bloembollenteelt” is niet zinvol, omdat als op een andere teelt wordt overgegaan, de bestemming zou moeten worden gewijzigd. Voorts is het niet duidelijk welke voorschriften van toepassing zijn op het bouwblok. Overwegingen . Het agrarisch bebouwingsvak is een onderdeel van het agrarisch gebied.
11
Dus ook hier kan de agrarische productie plaatsvinden. Voorts zijn in dat vak de bebouwings- en inrichtingsregels van toepassing. Betrokkene is van mening dat de aanlegvergunning voor omgronding niet van toepassing is op het gebied met de aanduiding “bollengebied”. Overwegingen . Voor het op de plankaart aangegeven “bollengebied” is omgronden zonder meer toegestaan. Voor het overige deel van het plangebied is het verboden. Er is dus geen sprake van een aanlegvergunning Geconstateerd wordt dat in het bestemmingsplan geen regeling is opgenomen voor het plaatsen van windenergie-installaties. Betrokkene wil aan de achterzijde van zijn perceel een windturbine met een hoogte van 75 m oprichten. Overwegingen . Het beleid is gericht op het niet toestaan van (grote) windenergie-installaties (zie ook het gestelde bij zienswijze 43). Beslissing: De zienswijze leidt niet tot de aanpassing van het ontwerpplan. 10 M. C. van Diepen-Blankendaal, Omval 62 Betrokkene maakt bezwaar tegen de bestemming en herbestemming van de percelen X 908. Overwegingen . Er wordt geen nadere informatie gegeven over de huidige en toekomstige bestemming en evenmin waarom betrokkene in hun belangen fors worden geschaad. Tijdens de hoorzitting wordt gesteld, dat de verbreding van de N242 een versmalling van de wegsloot betekent. Hierdoor komt de privacy in het gedrang. Er moet ter plaatse meer water worden gerealiseerd. Voorts is er geen onderzoek gedaan naar de flora en fauna. Tenslotte is er het toekomstige probleem van de ventweg en het verwachtte sluipverkeer. Opgemerkt wordt, dat het ene perceel een bebouwingsvak heeft en het andere niet. Het betreft een perceel, dat kennelijk voor private (tuin)doeleinden wordt gebruikt. De ontwikkelingen van de N242 zullen van invloed zijn op het gebruik van het betrokken perceel. De wegverbreding en de doortrekking van een parallelweg worden ontwikkeld door de provincie. Deze instantie zal het aspect van de waterhuishouding en de aanwezige flora en fauna ongetwijfeld in haar planvorming betrekken en wordt verder geregeld in een nog nader in te vullen plan voor landschappelijke inpassing. De opmerkingen over de toegang en het verlies aan privacy staan buiten het kader van het bestemmingsplan. De opmerking over bebouwingsvakken is onduidelijk. Er wordt in de zienswijze gesproken over een bepaald perceel, maar hieraan is geen bebouwingsvak toegekend. Een ander perceel wordt niet genoemd. Er wordt ook niet duidelijk gemaakt om welk “soort” bebouwingsvak het gaat. In ieder geval is het niet de bedoeling aan het betrokken perceel een bebouwingsvak toe te kennen. Beslissing: aan enig verzoek wordt niet voldaan. 11 Gastransport Services, Waddinxveen Deze instantie merkt op dat er 5 hoofdaardgastransportleidingen en 1 aardgastransportleiding van de Gasunie alsmede 2 aardgastransportleidingen en 1 vloeistoftransportleiding van derden in het plangebied aanwezig zijn. Daarvan zij twee aardgastransportleidingen niet op de plankaart aangegeven. Voorts is er sprake van een “leidingenstrook”. Verzocht wordt om een aparte (dubbel)bestemming “leidingen”. Tenslotte wordt verzocht de circulaire in de toelichting te noemen in plaats van in artikel 1.5.
12
Overwegingen . Indien er meer leidingen dan wel een leidingenstrook zijn, zullen deze op de plankaart worden aangegeven. Voorts zal in de toelichting meer aandacht worden besteed aan de circulaire. Een aparte bestemming “leidingen” is niet zinvol. Indien eens een nieuwe leiding moet worden aangelegd zal dan daartoe de bestemming moeten worden gewijzigd. De huidige regeling voldoet beter. Beslissing: de plankaart wordt gewijzigd vastgesteld en de toelichting zal met inachtneming van genoemde circulaire worden uitgebreid. 12 A. Gerritsen, Noordervaart 5 Betrokkene verzoekt een woonbestemming in plaats van een agrarische bestemming met de mogelijkheid van een tweede woning onder de voorwaarden van wijzigingsbevoegdheid IV. Overwegingen . Wijzigingsbevoegdheid IV heeft tot doel de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing te slopen en daarvoor ter plaatse een woning te bouwen. Betrokkene heeft evenwel een bebouwingsvak voor een woning toegewezen gekregen, zodat de wijzigingsbevoegdheid hier geen rol speelt. Beslissing: aan het verzoek is reeds in het ontwerp-bestemmingsplan voldaan. Betrokkene brengt voorts onder de aandacht, dat in het ontwerp-bestemmingsplan vrijwel geen woningen zonder agrarische doeleinden gebouwd kunnen worden. Hij constateert dat de Schermer veel minder agrarisch is dan verondersteld wordt. Er zijn veel particuliere woonhuizen zonder agrarische activiteit met een agrarische bestemming. Overwegingen . Indien dat zo is, zullen er ongetwijfeld agrarische bebouwingsvakken onterecht zijn aangewezen. De gemeente is evenwel uitgegaan van de haar ter beschikking staande gegevens. Het beleid (ook van de provincie) is gericht op beperking van de toename van woningen in het landelijk gebied. Er zijn dus geen of zeer weinig mogelijkheden om woningen zonder agrarische doeleinden te realiseren. Tenslotte acht betrokkene het niet correct, dat uitsluitend stolpen voor dubbele bewoning in aanmerking komen. Er moet ook normale bewoning in het buitengebied kunnen plaatsvinden. Overwegingen . Het beleid is gericht om meer woningen in het landelijk gebied te vermijden. De regeling van dubbele bewoning heeft betrekking op behoud en eventuele nieuwbouw van “historische” gebouwen. En niet op overal twee vrijstaande woningen bij elkaar. Beslissing: aan enig verzoek wordt niet voldaan. 13 J. de Groot & Zn, Noordervaart 18 Verzoekt om een wijziging van de benaming in de categorie-indeling van de bedrijven. Overwegingen . Het gaat hierbij om het bedrijfstype en niet om de statutaire naam van het bedrijf waaronder het bij de Kamer van Koophandel staat ingeschreven. Voorts wordt verzocht om de weegbrug te vermelden. Overwegingen . Een weegbrug valt onder de categorie los- en laadplaatsen. De bereikbaarheid van de weegbrug dient gegarandeerd te blijven. Overwegingen . Dit is geen aspect dat in een bestemmingsplan geregeld wordt. Voorts wil de betrokkene silo’s voor de opslag van agrarische producten
13
geplaatst hebben . Ter plaatse zijn silo’s (in het kader van bouwwerken) tot 8 m mogelijk. Het is evenwel zinvol voor silo’s een vrijstelling op te nemen tot 10 m. Voorts dient het bebouwingspercentage te worden verhoogd tot 70 % Overwegingen . Er is reeds een vrijstelling tot 70 % Tenslotte wil de onderneming niet in zijn bedrijfsvoering belemmerd worden, dienen er bij groei geen geluidsnormen te worden opgelegd en dient de op- en overslag van agrarische producten te allen tijde doorgang te vonden. Overwegingen . De bedrijfsactiviteiten zullen kunnen worden voortgezet, uiteraard binnen de wettelijke regels, die daarbij in acht moeten worden genomen. Beslissing: de voorschriften worden voor wat betreft de silohoogte gewijzigd vastgesteld. 14 N.L.J. Groot e.a., Blokkerweg 6 De indieners hebben net op tijd gemeld, dat zij een zienswijze indienen, waarvan de onderbouwing binnen korte tijd zou volgen. Na 22 dagen is deze onderbouwing ontvangen. De betrokkenen maken melding van een schuur op perceel Zuidervaart 1 met een oppervlakte van 135 m2. Verzocht wordt om ter plaatse een agrarisch bebouwingsvak aan te geven. Overwegingen . Er ligt nu een woonbestemming. Tijdens de hoorzitting werd verzocht een bebouwingsvak uitsluitend ten behoeve van agrarische bedrijfsbebouwing. Hier kan een bebouwingsvak A(bv) worden toegekend, zijnde een agrarisch bebouwingsvak zonder de mogelijkheid van de bouw van een bedrijfswoning Beslissing: de plankaart wordt op dat punt gewijzigd vastgesteld. 15 G. Govers, Noordschermerdijk 4 Betrokkene merkt op dat het transformatorstation in Oterleek een inrichting is, die veel geluidsoverlast veroorzaakt en derhalve gezoneerd moet worden. Overwegingen . Het transformatorstation heeft een zonering. Dat houdt in dat er binnen een bepaalde zone geen nieuwe ontwikkelingen, die een geluidsgevoeligheid hebben, mogen worden gerealiseerd. Verzocht wordt in het bestemmingsplan op te nemen, dat de camping “’t Zomersproetje” enkele weken per jaar 30 tot 40 staanplaatsen kan aanbieden. Dat zou de vitaliteit van het platteland ten gunste komen. Overwegingen . Een seizoensvergroting van het aantal staanplaatsen kan niet plaatsvinden, omdat dat in strijd is met de regels uit de Wet op de openluchtrecreatie. Beslissing: aan het verzoek kan niet worden voldaan. 16 J. H. van Hekezen, Westdijk 21A Geconstateerd is dat het agrarisch bebouwingsvak gedeeltelijk is aangegeven op het perceel van de buren. Voorts wordt opgemerkt dat door het bebouwingsvak een ondergrondse hoogspanningskabel is gelegen. Verzocht wordt een en ander te corrigeren. Overwegingen . Dit kan plaatsvinden, waarbij het vervolg van die hoogspanningsleiding dient te worden nagegaan. Beslissing: de plankaart wordt gewijzigd vastgesteld.
14
17 G.J. Hoetmer, Molenweg 1 (via Doornbos & Wytema, advocaten) Er wordt bezwaar gemaakt tegen het agrarische bebouwingsvak van circa 100 x 165 m2 op perceel Oosternotweg 9. Ter plaatse is een aanvraag voor een bouwvergunning ingediend voor een ligboxenstal van 70 x 30 m2 met bijbehorende voederbakken. Een en ander wijst in de richting van een intensieve veehouderij. Verzocht wordt de op de ontwerpplankaart aangegeven vergroting van het bebouwingsvak ongedaan te maken. Overwegingen . De relatie tussen de betrokkene en het verderop liggende bebouwingsvak is niet duidelijk. Vermoedelijk gaat het om het aspect uitzicht. De bouw van een ligboxenstal op zich vormt geen aanwijzing voor intensieve veehouderij. Het vermoeden is niet verder onderbouwd. Beslissing: Aan het verzoek om verkleining en verplaatsing van het bebouwingsvak op Oosternotweg 9 zal niet worden voldaan. Vervolgens wordt de bestemmingsregeling van het eigen perceel Molenweg 1 ter sprake gebracht. Dit was in 1972 bestemd tot een agrarisch bebouwingsvak en is nu aangegeven als een burgerwoning. Gesteld wordt dat de status van landgoed in de zin van de Natuurschoonwet 1928 door deze bestemming niet belemmerd mag worden. . De bestemmingsregeling belemmert in eerste instantie niet de status van landgoed. Indien het landgoed wordt gezien als een aanzienlijk woonhuis met tuin en landerijen, is een woonfunctie op zijn plaats. Naar aanleiding van deze zienswijze is het betrokken gebied nog eens nader bezien. Beslissing: het vlak van de Ea-bestemming op de plankaart wordt in westelijke richting gewijzigd vastgesteld. 18 Hogervorst.Com, Noordervaart 131 Opgemerkt wordt dat een en ander niet juist is ingetekend op de plankaart. Overwegingen . Dat kan worden gecorrigeerd. De bestemmingsomschrijving voor agrarische doeleinden is te beperkt. In het kader van de bollenteelt gaat het ook om andere “schakels” zoals omgronding, preparatie en verwerking, broeierij, export, loonwerk, veiling, toelevering, voorlichting en dienstverlening. Overwegingen . Het gaat dus om “bollenbusiness” en niet meer om agrarische (grond) productie. De vraag rijst of de “niet-grondgebonden activiteiten” in het agrarische productiegebied moeten plaatsvinden. Deze activiteiten noodzaken grotere (en wellicht meerdere) bebouwingsvakken. Er wordt gesteld dat over cultuurhistorische waarden in wezen niet meer gesproken kan worden. Enerzijds staat het kavelpatroon in de noordwesthoek niet meer in verhouding tot de oorspronkelijke aanleg, anderzijds vormt een eventuele verbreding van het wateroppervlak (op voorstel van de stroomgebiedsvisie van het hoogheemraadschap) voor een definitieve afbraak van de slotenstructuur. Verondersteld wordt dat vooraf aan de toekenning van de cultuurhistorische waarde een onderzoek is gepleegd. Overwegingen . Een specifiek onderzoek naar de cultuurhistorische waarde heeft niet expliciet plaatsgevonden, omdat de oorspronkelijke aanleg en de verdere ontwikkeling in diverse nota’s is beschreven. Het feit dat de aantasting van het oorspronkelijke patroon wellicht een “laisser faire houding” oproept, leidt niet tot de beslissing om de cultuurhistorische waarden in de noordwesthoek terzijde te schuiven. Ook een eventuele vergroting van het waterbergend oppervlak kan binnen de cultuurhistorische context worden gerealiseerd. De droogmakerij is immers een eenheid, waarbinnen ruimte-
15
lijke verschillen opmerkelijk zullen zijn, Gesteld wordt dat de medegebruiksfunctie sport en spel (zoals deze geldt in de vigerende regeling) een noodzakelijke toevoeging is als alternatief voor de huidige bedrijfsvoering. Overwegingen . Er is geen vigerende regeling bekend die een medegebruiksfunctie sport en spel kenbaar maakt. Gesteld wordt dat bebouwingsmogelijkheden, die in de vigerende regeling gelden en bekrachtigd zijn via daadwerkelijke vergunningsaanvraag, in het bestemmingsplan moeten worden opgenomen. Overwegingen . De relatie tussen een vigerende bebouwingsmogelijkheid en een aanvraag voor een bouwvergunning is twijfelachtig. Een vigerende bebouwingsmogelijkheid hoeft niet automatisch in een volgende bestemmingsregeling te worden overgenomen. De vigerende bestemmingsregeling kan toen een ander doel voor ogen hebben gehad en het beleid (rijk, provincie of gemeente) kan nadrukkelijk zijn gewijzigd. Als het gaat om de bebouwingsmogelijkheden uit het vigerende plan van de toenmalige gemeente Oudorp, kan gesteld worden dat die regeling betrekking had op de oprichting van zelfstandige agrarische productie bedrijven. Voorts is het beleid gericht op het beperken van de instroom van gebouwen in het landelijk gebied en zal voor de vestiging van een nieuw agrarisch bedrijf een bedrijfsplan moeten worden voorgelegd. Overigens bestaat er een grote kans dat GS een aantal bouwlocaties op een rij ten behoeve van bedrijfswoningen niet goedkeurt. Verzocht wordt om de activiteit “compostering” als essentieel punt in de bedrijfvoering op te nemen in de bestemmingsregeling. . Als compostering een normaal onderdeel is van de bedrijfsvoering, hoeft dat niet apart te worden genoemd. Indien het hier een composteringsbedrijf betreft, dat materiaal van derden betrekt, is er sprake van een nietgrondgebonden activiteit. Er wordt bezwaar gemaakt tegen een randweg op perceel 212 sectie X, omdat ter plaatse een uitrit en een potentiële bebouwingsmogelijkheid wordt belemmerd. Overwegingen . Het betreft hier de omleiding van de N243 naar de nieuwe aansluiting op de N242. De eventuele belemmering van een uitrit dient in het ontwerp van deze route te worden opgelost. Er is overigens geen sprake van een belemmering van een potentiele bouwmogelijkheid, omdat er geen potentiële bouwmogelijkheid is. Beslissing: de plankaart wordt door een correctie ten aanzien van de thans aanwezige bebouwing binnen het bouwvak gewijzigd vastgesteld, aan de overige verzoeken wordt niet voldaan. 19 R. F. Verbart, Dorpsstraat 93 (via Holtkamp, juridisch adviesbureau) Gesteld wordt dat in het ontwerp-bestemmingsplan geen voorziening is getroffen voor de vestiging van een aannemingsbedrijf op perceel Noordschermerdijk 7. Een en ander ondanks het vele overleg met en de toezeggingen van de gemeente. Overwegingen . De combinatie van een agrarische bestemming met een bedrijvenbestemming is niet mogelijk. De huidige regeling staat echter het gebruik van (een deel van) de agrarische bedrijfsgebouwen voor andere doeleinden dan agrarisch toe. Een aparte bedrijvenbestemming voor een deel van het bebouwingsvak leidt tot een extra bedrijf in het plangebied.
16
Het oorspronkelijke agrarisch bebouwingsvak zou dan navenant moeten worden verkleind. Een bedrijfsbestemming kan uitsluitend worden overwogen, indien het agrarisch bedrijf ter plaatse wordt beëindigd. Beslissing: aan het verzoek wordt niet voldaan. 20 Veebedrijf S. J. Kat B.V., (Lange Molenweg nabij nummer 6) Verzocht wordt om op de betrokken locatie een stolpboerderij met veldschuur mogelijk te maken. Overwegingen . Tijdens de hoorzitting blijkt dat het een veebedrijf betreft, dat op drie plaatsen in Noord-Holland een vestiging heeft. Het toekennen van een agrarisch bebouwingsvak – mede ten behoeve van de bouw van een stolp – geeft de mogelijkheid om de vestiging in de Schermer eens te beëindigen. En dan staat er weer een burgerwoning in het plangebied. Een nieuw agrarisch bebouwingsvak is alleen mogelijk indien blijkt, dat er een externe reden aanwezig is waardoor een binnen het plangebied bestaand, volwaardig agrarisch bedrijf verplaatst moet worden. Beslissing: aan het verzoek wordt niet voldaan. 21 Maatschap Konijn, Zuidervaart 18 Verzoekt aanpassing van het (gecorrigeerde) bebouwingsvak. Overwegingen . In beginsel kan aan het verzoek worden voldaan. Voorts wordt verzocht de oude molenkaaien ter hoogte van Driehuizen niet aan te wijzen voor “waterstaatkundige doeleinden”, maar voor “agrarische doeleinden”. Overwegingen . De veronderstelling dat de bestemming de begrazing met vee verhindert is onjuist. Beslissing: plankaart gewijzigd vaststellen. 22 Lovells, ta.v. Noordervaart 236 Verzocht wordt om aan de beide betrokken percelen een bestemmingsregeling, die grootschalige detailhandel mogelijk maakt. De argumenten daarvoor zijn: - het is reeds een stedelijk gebied; - het is een B-locatie; - het is een natuurlijk overloopgebied; - de gegeven bestemming is niet doelmatig in het kader van artikel 10 WRO; De adressant stelt dat het gebied nu reeds geen deel uitmaakt van het landelijk gebied. De ter plaatse gevestigde ijzerwerf Overdie geeft (met de woningen langs de Noordervaart) aan dat het een stedelijk gebied is in relatie met de stad Alkmaar aan de andere zijde van de N242. Gesteld wordt dat het huidige gebruik vanuit het oogpunt van milieuhinder als ongewenst ten opzichte van de woningen langs de Noordervaart moet worden beschouwd. Verondersteld wordt dat de in het ontwerp aangegeven regeling ondoelmatig is en niet met ruimtelijke argumenten is onderbouwd. Voorts wordt betoogd, dat de locatie een B-locatie is, waarop noch kantoren noch bedrijven (lichte industrie, groothandel of distributie/overslagbedrijven) gevestigd kunnen worden. De locatie leent zich – volgens de indiener van de zienswijze – uitstekend voor de vestiging van een perifere detailhandel (zijnde een tuincentrum met bouwmarkt). Daarbij wordt gesteld dat een bouwmarkt gekoppeld aan een groot
17
tuincentrum voor een natuurlijke overloop tussen het stedelijk gebied (Alkmaar) en het achterliggende agrarisch gebied (Schermer) zal zorgen. De indiener is van oordeel dat de gegeven bestemmingsregeling met de daarin opgenomen binnenplanse vrijstellingen niet doelmatig zijn en derhalve in strijd met artikel 10 WRO. Overwegingen . De ruimtelijke ontwikkeling van dit deel van de droogmakerij is nadrukkelijk beïnvloed door het tracé van de N242, die een deel van het oorspronkelijke poldergebied heeft afgesneden. De stedelijke ontwikkeling die zich ter plaatse heeft voltrokken, is ook ten oosten van die weg zichtbaar. Het is in zekere mate een restgebied geworden, waar een bedrijf (ijzerwerf Overdie) met een relatief grote open bedrijfsruimte is terecht gekomen. Deze ontwikkeling is ontstaan ten tijde dat het gebied deel uit maakte van de gemeente Alkmaar. Het beleid van de gemeente Schermer is gericht op de acceptatie van de bestaande bedrijven, waarbij geen uitbreidingsmogelijkheden worden gegeven. Het feit dat aan de westzijde van de N242 in de gemeente Alkmaar verstedelijking heeft plaatsgevonden, is geen reden om aan de oostzijde van deze weg hetzelfde te realiseren. Overigens dient een “ringweg” te worden gezien als een omhullende infrastructuur. Dat het huidige bedrijf vanuit het oogpunt van milieuhinder ongewenst is, is op zich ook geen reden om automatisch uit te gaan van een andere, minder belastende activiteit. De veronderstelling dat het gebied een zogenaamde B-locatie is, is juist. Deze classificatie is echter nooit vooraf aan het gebied toegekend, maar later ten gevolge van de geografische situatie als zodanig beoordeeld. De vestiging van een grootschalige detailhandel in de vorm van een bouwmarkt annex tuincentrum kan beslist niet als een natuurlijke overgang van het stedelijk gebied aan de westzijde van de N242 naar het open landelijk gebied aan de oostzijde daarvan worden gezien. Het wordt dan een blijvende bezetting van een deel van de droogmakerij voor stedelijke doeleinden. De stelling dat de bestemmingsregeling niet doelmatig is en daarmee in strijd is met het bepaalde in artikel 10 WRO, wordt niet gedeeld. De bestemmingsregeling is gebaseerd op de gedachte, dat de bestaande bedrijven worden bestemd tot het huidige bedrijfstype. Het is immers in beginsel ongewenst om in het agrarisch gebied niet-agrarische bedrijven gevestigd te hebben. De acceptatie van de bestaande bedrijven houdt niet in dat bij bedrijfsbeëindiging er een ander bedrijf gevestigd kan worden. De mogelijkheden om in dat kader de bestemming “bedrijven” te vervangen door een andere bestemming kan dan worden overwogen. Indien dat niet mogelijk is, kan een andere bedrijfstype worden geaccepteerd onder de voorwaarden in de vrijstelling van artikel 2.8. In het geval van de betrokken locatie aan de Noordervaart is de vestiging van een verkeersaantrekkende detailhandel met een grote omvang niet gewenst. Beslissing: aan het verzoek wordt niet voldaan. 23 MLA-vereniging Noord-Holland-Noord Verzocht wordt om een bestemmingsregeling ten gunste van een vliegveld voor ultra-light vliegtuigen. Overwegingen
18
. Het beleid is gericht op de bestendiging van de droogmakerij als agrarisch productiegebied, waarin het recreatief gebruik zoals voorgesteld niet wordt toegelaten. Beslissing: aan het verzoek wordt niet voldaan. 24 R. Nowee, (Noordervaart achter 160) Betrokkene wil op enkele percelen met de daarbij behorende opstallen een bestemmingsregeling voor een paardenhouderij en een bedrijfswoning. Overwegingen . Indien het een bestaande paardenhouderij is, kan deze bestemd worden met een agrarisch bebouwingsvak met de nadere aanduiding van “stoeterij”. Een bedrijfswoning kan uitsluitend aan de weg worden gebouwd. Dit is hier niet mogelijk. Wel kan – analoog aan de bestaande situaties op Noordervaart 168 en 172A – een inpandige bedrijfswoning worden gerealiseerd. Beslissing: de plankaart wordt gewijzigd vastgesteld door opname van een Aa-vak. 25 B. J. van Olst, Noordervaart 52 Betrokkene begrijpt er niets meer van. Overwegingen . Het bedrijf is, zoals de overige in het gebied aanwezige loonwerkbedrijven, bestemd tot “bedrijven”, waarin de bestaande situatie leidraad is geweest voor het bestemmingsvlak. Het beleid is gericht op de acceptatie van de bestaande bedrijven, waarbij geen verdere uitbreiding wordt toegestaan. Beslissing: aan het verzoek wordt niet voldaan. 26 Fa. Arie Oud & Zn, Zuidervaart 16 Betrokkene verzoekt om een bestemming “bedrijven”, omdat zijn aannemingsbedrijf al jaren aanwezig is en met schriftelijke toestemming van de provincie Noord-Holland. Overwegingen . De ‘schriftelijke toestemming van de provincie’ houdt in een afspraak uit 1979 tussen de gemeente Akersloot en Provinciale Waterstaat van NoordHolland over gedogen van niet-agrarische opslag totdat - eigenaar een provinciale ontheffing heeft aangevraagd en verkregen - of ter plaatse een nieuw bestemmingsregeling is vastgesteld. De heer Oud heeft de ontheffing nooit aangevraagd. Gemeente Akersloot heeft wel in 1985 het bestemmingsplan “Buitengebied gemeente Akersloot” vastgesteld. Zuidervaart 8 heeft hierin de bestemming ‘Agrarisch gebied met landschappelijke waarde’ gekregen. Gemeente Akersloot heeft daarna geen stappen ondernomen om aan de niet-agrarische opslag een eind te maken. Bij de grenscorrectie van 1993 kreeg Schermer te maken met een gedoogsituatie. Op 18 december 1995 is een gedoogbeschikking afgegeven: - opslag van sloopmateriaal en hout wordt gedoogd; - er mag geen uitbreiding van deze opslag plaatsvinden; - de beschikking vervalt op het moment, dat de heer Oud zijn bedrijf beëindigt, danwel daaruit terugtreedt. Als gevolg daarvan dient de toestand op het perceel Zuidervaart 8 in de oorspronkelijke staat te worden teruggebracht. De heer Oud heeft in 2000 nog duidelijk aangegeven dat hij zijn agrarische activiteiten op dit perceel wil voortzetten.
19
In het nieuwe bestemmingsplan is binnen de bestemming ‘Agrarische doeleinden’ een vrijstelling opgenomen voor het gebruik van vrijkomende of leegstaande agrarische bedrijfsgebouwen voor een niet-agrarische functie tot ten hoogste 650 m². Beslissing: Bepalingen gedoogbeschikking aanhouden, geen bedrijfsbestemming toekennen. 27 IJzerwerf Overdie (via Pesman Advocaten) Betrokkene verzoekt om een bedrijfsbestemming met 60 % bebouwingspercentage. Overwegingen . De ijzerwerf Overdie wordt gezien als een bestaande situatie. De verhuizing van dit bedrijf naar een geschikte locatie elders op een bedrijventerrein wordt ondersteund. Deze “ondersteuning” leidt evenwel niet tot een potentiële bestemmingswijziging ten behoeve van een bedrijf of bedrijvigheid, dat ter plaatse niet aanvaardbaar wordt geacht. Het bebouwingspercentage is afgeleid van de huidige bebouwing op het terrein. Dit percentage is kleiner dan in de diverse situaties elders in het plangebied. Een lager percentage geeft echter voor een groter terrein per saldo een bebouwde oppervlakte die vergelijkbaar is met de bebouwingsoppervlakte van een kleiner perceel met een groter bebouwingspercentage. Beslissing: aan het verzoek wordt niet voldaan. 28 R. J. F. Pronk, Zuidervaart 109A Betrokken maakt bezwaar tegen de bestemmingsregeling van enkele percelen perceel Z/767 : burgerwoning (Zuidervaart 109A) - perceel Z/787 : “bedrijven” - perceel Z/653/697/698/764: “bedrijven” en detailhandel/kantoor (Zuidervaart 111) Overwegingen . Perceel Z/767 Zuidervaart 109A had in het bestemmingsplan “Buitengebied gemeente Akersloot 1985” de bestemming ‘woondoeleinden’. Conform de gebruiksfunctie (na vestiging Bouwbedrijf Pronk) is in de herziening 1995 van het vigerende bestemmingsplan een bedrijfsbestemming aan Zuidervaart 109A gegeven met een bebouwingsvak van gelijke diepte als dat van het naastgelegen bedrijf van betrokkene. De bestaande woning werd daardoor een dienstwoning conform de voorschriften van deze nieuwe bedrijfsbestemming. De herziening 1995 is in juni 1999 vernietigd. Op 13 december 1999 is, na de verklaring van geen bezwaar ingevolge artikel 19 WRO, aan Bouwbedrijf Pronk nog bouwvergunning verleend voor de nieuwbouw van een werkplaats (gelegen in Z787). De gemeente heeft hierbij als reden genoemd dat het haar voornemen was om de bedrijfsbestemming met bijbehorend bouwvak eveneens in het nieuwe voorontwerpbestemmingplan op te nemen. Bouwbedrijf Pronk heeft hiermee ingestemd. De werkplaats is gebouwd. Op het moment van aankoop van de woning door betrokkene bestond duidelijkheid over de bestemming van de woning plus opstallen van Zuidervaart 109A. Van een ongevraagde bestemming tot bedrijfswoning is derhalve geen sprake. De huidige bedrijfsbestemming belemmert niet toekomstige verkoop en omzetting in een burgerwoning. Bestemming als burgerwoning kan wel toekomstige bedrijfsuitbreiding belemmeren. Perceel Z/787
20
-
Het is juist dat er een bestemmingsvlak 140 m diep en 100 m breed moet zijn. Het bebouwingsvak heeft een afmeting van 120 m diep en 100 m breed. De aanwezige bebouwing valt daarbinnen. Genoemd perceel valt niet geheel, maar gedeeltelijk binnen dit bestemmingsvlak, c.q. bouwvak. Perceel Z/635 in combinatie met andere percelen Eén enkele benaming moet voldoende zijn en een opsomming van de huidige activiteiten belemmert de ontwikkeling van andere, binnen de benaming passende activiteiten. In bijlage A sub 2 zal Zuidervaart 111 worden opgenomen. Beslissing: plankaart gewijzigd vaststellen voor wat betreft het bestemmingsvak , Bijlage A sub 2 aanvullen, aan verzoeken inzake burgerwoning en benoeming bedrijfsactiviteiten wordt niet voldaan. 29 A. Roelofsen, Zuidervaart 14A Betrokkene wil een uitbreiding van zijn bebouwingsvak en zendt daartoe (na ruim 2 maanden) een uitgebreidere motivering. Overwegingen Het beleid is erop gericht om bestaande niet-grondgebonden, (dus niet-agrarische bedrijven) te aanvaarden en conform het provinciale beleid niet in omvang te laten groeien . Beslissing: aan verzoek wordt niet voldaan. 30 J. M. Hofland, Korte Molenweg 5 (via Schenkeveld Loomans, advocaten) Betrokkene wil geen bestemming “woonhuizen”, maar ‘bedrijven’. Overwegingen . Betrokkene heeft zich gevestigd op een voormalig agrarisch bedrijf en heeft nimmer om een wijziging van de bestemming verzocht in verband met bedrijfsmatige activiteiten. Deze bestaan, zoals inmiddels nader is onderzocht, uit de bouw (assemblage) van een zandzuiginstallatie, aangedreven door een groot hydraulisch aggregaat. De gemeente is, niet op de hoogte zijnde van deze activiteiten, uitgegaan van een gebruik als woning en heeft derhalve de agrarische bestemming gewijzigd in een woonbestemming. Voormalige agrarische gebouwen mogen onder een aantal voorwaarden voor nietagrarische functies worden gebruikt. Opgemerkt wordt dat het nu aangegeven bebouwingsvak gehalveerd is. Enerzijds dient het bebouwingsvak ook het zwembad te bevatten, anderzijds dient er de mogelijkheid te zijn om twee woningen te bouwen. Overwegingen . Wanneer een agrarische bestemming met bouwvak verdwijnt omdat het bedrijf ter plaatse niet wordt uitgeoefend, wordt het bouwvak aldaar niet meer gehandhaafd. Het is immers niet de bedoeling dat voor nietagrarische functies dezelfde bouwmogelijkheden gelden. Wijzigingsbevoegdheid IV (artikel 3.6) biedt de mogelijkheid, dat door een sanering van de niet in gebruik zijnde agrarische bedrijfsgebouwen, een nieuwe woning kan worden teruggebouwd. Beslissing: aan verzoek om een bedrijfsbestemming wordt niet voldaan, evenmin aan het verzoek om handhaving van een groter bebouwingsvak. 31. Schermer Groen Stroom Deze organisatie wil op diverse locaties in de droogmakerij windenergie-installaties opgericht zien. De reden hiertoe is een aanvullende inkomstenbron voor de agrarische bedrijven. Aanduiding Schermer op windkansenkaart.
21
Overwegingen . Het winnen van windenergie is niet een core-business in het kader van de agrarische productie. Voorts dient het exploiteren van windenergie-installaties plaats te vinden door energiebedrijven. In het kader van de afweging tussen energie en cultuurhistorisch landschap is het beleid gericht op het weren van windenergie-installaties. Beslissing: Gezien de huidige beleidslijn wordt aan het verzoek niet voldaan. 32 P. Schokker, Zuidervaart 3 Verzocht wordt de bestemming “woonhuizen” op perceel Zuidervaart 1 te verwijderen. De aankoop van perceel Zuidervaart 3 was mede gebaseerd op het feit, dat op het aangrenzende perceel geen woning aanwezig was dan wel kon worden gebouwd. Overwegingen . Aan het perceel Zuidervaart 1 wordt een (klein) bebouwingsvak A(bv) toegekend naar aanleiding van de zienswijze onder nummer 14. Beslissing: plankaart gewijzigd vaststellen. 33 M. R. van Splunter, Noordervaart 58 Betrokkene maakt de volgende opmerkingen: - naast de woningen Menningweerweg 10 en 12 staat een woning zonder nummer op de plankaart aangegeven, dat geen woning is; - de woning Menningweerweg 1 is niet correct ingetekend; - twee bedrijfsgebouwen op perceel Noordervaart 58 zijn niet in het bestemmingsvlak opgenomen; - de grens met de bebouwde kom (Stompetoren) ligt naast Noordervaart 62 en is nu aangegeven naast Noordervaart 60. Overwegingen . Bedoelde locatie blijft als woonbestemming gehandhaafd. De twee volgende punten hebben betrekking op correctie van de plankaart, waaraan kan worden voldaan. Het laatste punt zal het verschil zijn tussen de bebouwde kom in het kader van de Wegenverkeerswet en de grens van het kaartblad Stompetoren van het bestemmingsplan voor de kernen. Beslissing: plankaart gewijzigd vaststellen. 34 Stichting Wakker Dier De stichting wil een bestemmingsregeling ten behoeve van het verplicht weiden van vee. De stichting stelt, dat vier (genoemde) gemeenten de beweiding van melkvee als verlichting in hun bestemmingsplannen hebben opgenomen. Dit zou plaatsvinden door de grondgebondenheid van melkveebedrijven verplicht te stellen en deze grondgebondenheid in de definitie (mede) te baseren op de beweiding. Overwegingen . In de bijlage bij de zienswijze wordt geen concreet voorbeeld van een bestemmingsregeling aangetroffen. Wel is een notitie van de gemeente Oostburg toegevoegd. In de bijlage bij die notitie wordt gesteld, dat naar aanleiding van de begripsbepalingen voor grond- en niet-grondgebonden agrarische bedrijven een melkveebedrijf, dat zijn koeien op stal houdt, wordt beschouwd als een “intensieve veehouderij”. Overigens betreft het in de gemeente Oostburg en regeling voor nieuw te vestigen bedrijven. 22
Bij het “afdwingen” van weidegang zijn de volgende kanttekeningen te maken. a. Het criterium dat bij het op stal houden van het vee gedurende het gehe le jaar het bedrijf moet worden gezien als een niet-grondgebonden bedrijf gaat alleen op, als dat bedrijf niet (meer) beschikt over agrarisch gronden. Indien dat bedrijf wel gronden heeft, kan niet verplicht worden gesteld, dat het vee daarvan ook daadwerkelijk gebruik moet maken. b. Een complicatie daarbij is het bedrijf, dat zijn gronden gebruikt voor akkerbouw en zijn opstallen voor het houden van melkvee. Dit is een grondgebonden agrarisch bedrijf. c. Het criterium dat bij het op stal houden van het vee gedurende het gehele jaar het bedrijf moet worden gezien als een intensieve veehouderij gaat niet op. In de begripsbepaling wordt gesteld dat een intensieve veehouderij (in het bestemmingsplan Landelijk Gebied van de gemeente Schermer “veredelingsbedrijf” genoemd) gericht is op de teelt van slachtfok-, leg- en pelsdieren). En niet op het simpelweg inpandig melken van koeien. d. Het opleggen van een gebruiksgebod is in het kader van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in beginsel niet mogelijk. Het is wel mogelijk een ge bruiksverbod in te voeren, bijvoorbeeld: Tot een gebruik van gronden en gebouwen strijdig net de bestemming zoals bedoeld in artikel 4.1, lid 1, wordt in ieder geval gerekend: x. het op stal houden van melkvee in de periode tussen 1 april en 1 oktober; Dit vergt evenwel een jaarlijkse (herhaalde) audio/visuele controle. Het welzijn van de dieren is niet een aspect, dat via de regels van de ruimtelijk ordening kan worden afgedwongen. Het landschappelijke aspect kan een rol spelen, maar dit houdt toch veel meer een recreatief belang in. Het beweiden van vee dient aan het gezonde verstand van de betrokken veehouder te worden overgelaten. En de bewaking van het welzijn van dieren is een taak van het ministerie van landbouw. Beslissing: Aan het verzoek wordt niet voldaan. 35 J. Stroomer, Lange Molenweg 28 Betrokkene wil stolpen laten beheren en bewonen door kapitaalkrachtige burgers en de eenvoudige agrarische ondernemers een onderhoudsvrije woning te laten bouwen. Overwegingen . Dit is een hedendaagse variatie op de patriciërs-bewoning in de Gouden Eeuw, zoals deze in de Beemster heeft afgespeeld. Betrokkene vermoedt dat het om tien locatie kan gaan. Een regeling hiertoe houdt wel in dat er weer tien woningen in het plangebied bijkomen. Als de stolp behouden moet blijven, zal de overheid moeten bijspringen. Anders is verval voorspelbaar. Beslissing: aan verzoek wordt niet voldaan. 36 J. G. M. Swart, Zuidervaart 89 Betrokkene verzoekt om een agrarisch bebouwingsvak op perceel Y/167 in plaats van op perceel Blokkerweg 5. Overwegingen . Tijdens de hoorzitting is een bebouwingsvak gevraagd ten behoeve van één of meerdere agrarische bedrijfsgebouwen. Indien uiteindelijk ook daar een bedrijfswoning wordt gevraagd, is er sprake van een nieuw bebouwingsvak, waarbij de woning op Blokkerweg 5 blijft bestaan.
23
Alleen om externe redenen kunnen nieuwe bebouwingsvakken worden toegewezen aan volwaardige agrarische bedrijven. Beslissing: aan verzoek wordt niet voldaan. 37 J. Swart, Zuidervaart 34A Betrokkene wil voor zijn loonbedrijf een bestemming “bedrijven” Overwegingen . De verzoeker heeft zowel een agrarisch productiebedrijf als een loonbedrijf. In dat kader is behoefte aan bebouwde ruimte voor de opslag van het uitgebreide machinepark en de opslag van agrarische producten. In de inspraak is verzocht om een bebouwingsvak van 1,5 ha. In dit geval is het een loonbedrijf annex agrarisch productiebedrijf. Beslissing: vanwege de overwegend loonwerkactiviteiten krijgt het bedrijf, zoals ook de overige loonwerkbedrijven, een bedrijfsbestemming; de plankaart gewijzigd vaststellen. 38 R. N. M. Swart, Zuidervaart 17 Betrokkene wil het toegekende bebouwingsvak gecorrigeerd hebben. Overwegingen . In beginsel kan hieraan tegemoet worden gekomen. Beslissing: plankaart gewijzigd vaststellen. 39 A. N. Tool, Oostdijk 1 Betrokkene wil de bedrijvigheid voortzetten. Overwegingen . Tijdens de hoorzitting werd duidelijk, dat het hier gaat om een walnotenfarm met proeflokaal op basis van eerdere, agrarische activiteiten. Er is nu een woning met enkele opstallen aanwezig. Gezien het feit dat ter plaatse tot 1995 een kleinschalig agrarisch bedrijfje werd uitgeoefend en de wens om een kleinschalig bedrijf op te zetten, kan - mede in het kader van de ‘verbrede landbouw’ – aan het verzoek worden voldaan. De kleinschaligheid wordt evenwel mede tot uitdrukking gebracht door de toekenning van een bouwvak met een beperkte oppervlakte. Activiteiten mogen niet leiden tot uitbreiding met bedrijfsgebouwen. Beslissing: de bestemming wijzigen in ‘agrarische doeleinden’ met bouwvak ter grootte van een stolpboerderij en de plankaart gewijzigd vaststellen. 40 Fam. Valé, Zuidervaart 12 Verzocht wordt om enige correctie van het bebouwingsvak van de buren (Zuidervaart 10). Overwegingen . Het is uiteraard niet de bedoeling dat direct achter een woning bedrijfsgebouwen behorende bij een andere woning gebouwd kunnen worden. Beslissing: plankaart gewijzigd vaststellen. 41 Volkstuinvereniging Ons Genoegen Verzocht wordt om op hun volkstuincomplex kasjes toe te staan met een oppervlakte tot 12,5 m2 en een hoogte tot 2,5 m (conform het raadsbesluit van 30 november 1993). Overwegingen . Het onderhavige complex viel onder het voorbereidingsbesluit voor het landelijk gebied van 19 oktober 1993. In voorbereiding was de herziening 1995 van de vigerende regelingen in het landelijk gebied. 24
Deze herziening is door een uitspraak van de Raad van State vernietigd. Op grond van genoemd voorbereidingsbesluit in 1993 is nimmer een bouwaanvraag ingediend. Ten aanzien van de bouw van hobbykasjes kan door de raad bij het vaststellen van het nieuwe bestemmingsplan nieuw beleid worden opgenomen. Aan de openheid van het landschap wordt in het nieuwe bestemmingsplan grote waarde toegekend. Het onderhavige volkstuinencomplex ligt midden in het open gebied en wordt ook niet afgeschermd door hoge beplanting. Beslissing: aan het verzoek wordt niet voldaan. 42 P. Th. Wagner Betrokkene maakt bezwaar tegen de beleidsregel, dat in het plangebied geen nieuwe burgerwoningen kunnen worden gebouwd. Hij wil te zijner tijd op het perceel een kleine in het landschap passende woning bouwen teneinde aldaar de oude dag in door te brengen. Overwegingen . Bij agrarische bedrijven zijn door sommige provincies en gemeente regels getroffen voor de bewoning op het agrarisch bebouwingsvak door de zogenoemde “rustende boer”. Dit had met name betrekking op de emotionele waarde van het bedrijf, waarop deze agrariër jarenlang zijn domicilie had. Voor burgerwoningen is daartoe nooit enige regeling opgesteld. Een tweede kleine woning voor de senioren van de kinderen die in de oorspronkelijke woning gaan wonen, houdt weer een vergroting van het aantal burgerwoningen in. En deze tweede woning zal eens bewoond worden door derden, die op hun beurt later hetzelfde verzoek zouden kunnen doen. Een tweede woning bij een burgerwoning teneinde de ouders ter plaatse te laten wonen, is nog eens een versterking van de toename van het aantal woningen in het landelijk gebied. Beslissing: aan dit verzoek wordt niet voldaan. Voorts worden ten aanzien van de bouw van nieuwe woningen, die belast zullen worden met een geluidsbelasting meer dan 55 dB(A) de volgende vragen gesteld. a. Wordt hiermee niet de geluidsbron beschermd in plaats van de bewoners in het landelijk gebied ? b. Welke belasting wordt bedoeld ? Die op de meest luwe gevel, op de meest belaste gevel, de gemiddelde belasting op alle woonoppervlakken of iets anders ? c. Zijn er al gebieden bekend, waar deze bepaling van toepassing is. En zo ja, is het niet gewenst om vooraf een akoestisch onderzoek te verrichten en deze gebieden vervolgens aan te geven. Beantwoording . ad a. De bescherming is altijd wederzijds. Indien er eerst een geluidsbron was, zullen zijn rechten tegenover woningen “beschermd” worden. Indien er eerst woningen waren, zal de geluidsbron zich daaraan aanpassen. Meestal betreft de zonering een combinatie van beide. In het onderhavige geval gaat het om de eventuele bouw van nieuwe woningen. ad b. Alle gevels, uiteraard zal één van de gevels de hoogste geluidsbelasting hebben. . ad c. Bij eventuele nieuwbouw van bedrijfswoningen dient de geluidsbelasting onder de op de plankaart aangegeven geluidsnorm van 50 dB(A) te blijven. Het is in een landelijk gebied niet zinvol om overal, waar door middel van een vrijstelling of een wijziging een nieuwe bedrijfswoning gebouwd zou kunnen worden, nu reeds een akoestisch onderzoek te 25
verrichten. Dit vindt pas plaats bij een aanvraag tot bouwvergunning. Tenslotte wordt melding gemaakt van de ontwikkelingen van de N242 en de N243. Over de N244 (Westdijk) wordt niet gesproken. Beantwoording . De beide eerst genoemde wegen zijn aan diverse veranderingen onderhevig en deze zijn van invloed op de bestemmingen. Dit geldt voor de N244 alleen ter hoogte van de Leeghwaterbrug. 43 Windkoepel De Windkoepel is een samenwerking van drie organisaties, die de belangen van de windenergie behartigen. In een uitgebreid betoog stelt de Windkoepel, dat in de gemeente Schermer kansen liggen voor windenergie. Het provinciaal beleid is gericht om de opwekking van duurzame energie expliciet als ontwerp- en inrichtingscriterium in bestemmingsplannen mee te nemen. In de – nog vast te stellen – Windkansenkaart zal het grootste deel van Schermer de windenergieclassificatie II “geel” krijgen, hetgeen inhoudt dat windenergie mogelijk moet zijn in afweging met andere belangen. Een kleiner deel zal de classificatie I “wit” krijgen, waarin windenergie door de provincie zal worden gestimuleerd. De Windkoepel verzoekt aansluiting bij het provinciaal beleid, waarbij op de plankaart de gebieden “geel” en “wit” worden aangegeven en in een beleidsparagraaf mogelijkheden en (landschaps)criteria op te nemen. Verzocht wordt om het opwekken van windenergie in het plangebied mogelijk te maken. Overwegingen . Het gaat hier niet om de vraag onder welke locatiecriteria windenergie-installaties kunnen worden geplaatst, maar om de keuze wel of geen windenergie-installaties. De cultuurhistorische en landschappelijke waarden van met name de droogmakerij kunnen door de plaatsing van windenergie-installaties zowel solitair als in groepsverband een ander beeld geven. - Windenergie-installaties zijn geen voorzieningen, die refereren aan de oorspronkelijke ontwikkeling van de Schermer (immers de deels nog aanwezige windmolens hadden tot taak om de Schermer droog te malen en droog te houden). - Windenergie-installaties kaderen – met name in lijnopstelling – gebieden af, waardoor de “schijnbaar eindeloze” openheid wordt beperkt. - De wijze waarop windenergie wordt aangeprezen leidt eerder tot een euforisch economisch gevoel dan tot een besef inzake duurzame energie en onafhankelijk van fossiele bronnen (zie de brief van de Windkoepel onder “voordelen windenergie”). De eigenaar van de grond waarop een windenergie-installatie wordt geplaatst, mag inkomsten tegemoet zien. - Er zijn in vele open poldergebieden in Noord-Holland lijnopstellingen van windenergie-installaties waar te nemen. Op termijn zal elk open gebied hiermee voorzien zijn. In dat kader zou een gebied waar deze installaties niet voorkomen een verademing zijn. Het gemeentelijk beleid is gericht op het voorkomen van windenergie-installaties in het kader van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van het plangebied, die vanuit andere sectoren zijn aangedragen en gekoesterd. Indien met name van provinciale zijde windenergie mogelijk moet worden gemaakt, zal toch anders tegen het cultuurhistorische landschap moeten worden aangekeken. Beslissing: gezien de huidige beleidslijn zal niet worden meegewerkt aan
26
het tot stand brengen van windenergie. 44 Firma Nol, Slingerdijk 6 (via WLTO-advies) Betrokkene verzoekt een groter agrarisch bebouwingsvak met inachtneming van de aanwezigheid van de WKR-leiding. Overwegingen . Er kan tegemoet worden gekomen aan de wens van een vergroting van het bebouwingsvak tot 1 ha. in westelijke richting in verband met de WKR-leiding aan de oostzijde. De kavelsloot vanaf de wegzijde moet gehandhaafd blijven. Voorts wordt verzocht artikel 1.8 “waterhuishouding” achterwege te laten. Overwegingen . zie de zienswijze onder 45. Tenslotte wordt verzocht om de “medebestemming “water” uit artikel 2.1 “agrarische doeleinden tevens cultuurhistorisch waardevol gebied” te verwijderen. Overwegingen . zie de zienswijze onder 45. Beslissing: plankaart voor wat betreft het bebouwingsvak gewijzigd vaststellen. 45 WLTO De Westelijke Land- en Tuinbouw Organisatie stelt, dat de Schermer een sterk agrarisch productiegebied is, waar verrommeling, stadsrandactiviteiten en sluipende verdichting geen kans hebben gekregen. Er wordt een pleidooi gehouden voor het in standhouden van het faciliteren van de dynamiek van de agrarische sector. De randvoorwaarden die gesteld worden naar aanleiding van landschap en cultuurhistorie zullen de landbouw schaden. Schaalvergroting en structuurverbetering mogen niet geconsolideerd worden. Verbrede landbouw dient niet aan grenzen te worden gebonden. Overwegingen . De in de eerste zin genoemde verschijnselen hebben wel degelijk plaatsgevonden. - Steeds meer ex-agrarische bedrijven vormen zich om tot niet-agrarische bedrijven, die zorgen voor andere en soms minder aanvaardbare visuele uitstraling. - Stadsrandactiviteiten komen niet alleen maar voor aan de rand met Alkmaar. Ook in het landelijk gebied zijn “stedelijke” activiteiten ontwikkeld. - Verdichting door met name woningen vindt voortdurend plaats, omdat op allerlei wijzen de tweede (en soms de eerste) met succes wordt geclaimd. Voorts is het huidige rijks- en provinciale beleid inzake de ruimte-voor-ruimteregeling een bijdrage aan verdichting. In extremo wordt het cultuurhistorische landschap van de droogmakerij weggevaagd. Het verkavelingspatroon en het droogmakingsbeeld worden geheel veranderd of weggehaald ten behoeve van een grootschalig gladgeschoren agrarisch productiegebied. De ondernemer bepaalt wat in zijn situatie de beste economische activiteit is. Daarbij is de verbrede landbouw de dekmantel voor activiteiten, die geen relatie hebben met de agrarische productie. Verindustrialisering van de agrarische sector (agro-business) en recreatie (campings en golfbanen) Voorts wordt verzocht om in de toelichting de passage over de ecologische zone langs de Schermerringdijk achterwege te laten.
27
Overwegingen . Aan het feit dat hier een ecologische zone loopt kan niet voorbij worden gegaan en zal ook betrokken moeten worden bij eventuele toekomstige ontwikkelingen. Evenwel zullen de woorden ‘500 m’ uit de tekst worden geschrapt. Tenslotte wordt om het oprichten van windenergie-installaties verzocht. Hierbij wordt gerefereerd aan de ontwikkelingen in de Boekelermeer. Overwegingen . Windenergiewinning op grote schaal is geen agrarische activiteit en dient ook niet meer door individuele agrariërs te worden uitgeoefend. De relatie met de Boekelermeer is onduidelijk. De cultuurhistorische waarden zijn wellicht gediend met hedendaagse windenergie-installaties in en op de plaats van de huidige en oorspronkelijke molens. Het droogmalen van de Schermer wordt vervangen door het blijvend verlichten van de droogmakerij. De WLTO heeft voorts een groot aantal opmerkingen over de bestemmingsvoorschriften. - artikel 1.7 “karakteristieke elementen” De WLTO acht de consolidering van de bestaande verkavelingssituatie een zware druk op de agrarische sector. Zij verzoekt deze, in het kader van de randvoorwaarden voor een economisch duurzame landbouw, te plaatsen in de verkavelingsstructuur en niet in de bestaande verkaveling. Overwegingen . Indien de bestaande verkaveling als maatstaf zou zijn genomen, zouden alle kavelsloten in het plangebied als zodanig bestemd zijn. Nu zijn zij onderdeel van het agrarisch productiegebied (Hetgeen uit andere hoofde kennelijk ontkend wordt). De bestemmingsregeling is opgesteld teneinde zorgvuldig met de veranderingen in de verkavelingsstructuur om te gaan. - artikel 1.8 “waterhuishouding” De WLTO is het niet eens met de regeling van de compenserende waterberging met de volgende argumenten: - de omvang en vorm van de compensatie wordt overgelaten aan de waterbeheerder; - er zijn geen voorwaarden waarop vergunning kan worden verleend voor het realiseren van nieuwe bebouwing en/of gesloten verharding; - strikte handhaving van het voorschrift betekent voor elke vierkante meter een watercompensatie. Overwegingen . De waterbeheerders in Nederland hebben een belangrijke taak gekregen inzake de waterhuishouding. De regeling in het bestemmingsplan wordt qua uitvoering aan die waterbeheerders gedelegeerd. Vooraf kunnen er geen voorwaarden worden gesteld of en zo ja hoeveel “compenserend water” aan een bepaalde oppervlakte bebouwing dan wel verharding wordt toegekend. Dat hangt af van de situatie ter plaatse. Het hoogheemraadschap hanteert een norm van 11%. De WLTO merkt op dat de regeling van de watercompensatie bij bebouwing en verharding enige tijd geleden door Gedeputeerde Staten in een bestemmingsplan niet is goedgekeurd. In 2001 twijfelden G.S. aan de planologische relevantie. Zij achtten een dergelijke regeling niet in het belang van een goede ruimtelijke ordening. Overwegingen
28
. De watercompensatie-regeling zou ook op andere wettelijke wijze kunnen worden bepaald. Het nadeel is echter dat de vergunningsprocedure voor bouwen in handen is van de gemeente. Deze zal vooraf aan het waterschap advies moeten vragen, waarbij de afdwingbaarheid – door het ontbreken van enige regeling - dan weer niet bij de gemeente ligt. En voor verharding is veelal geen vergunning nodig. Voor allerlei activiteiten wordt zowel door het rijk als de provincie aandacht in en relatie met het bestemmingsplan gevraagd c.q. voorgeschreven. Ook dit sectorale belang wordt in het kader van de afweging in het bestemmingsplan opgenomen. Tenslotte is in 2003 het bestuurlijk convenant over het water gesloten, zodat het oordeel van G.S. uit 2001 als achterhaald kan worden beschouwd. - artikel 1.9 “ontwikkeling agrarische bedrijvigheid” Geconstateerd wordt, dat de tekst verondersteld dat er nieuwe bedrijven mogelijk zijn. Hierdoor zou de tekst van artikel 3.3 moeten worden aangepast. Overwegingen . De constatering is juist. Evenwel wordt de tekst van artikel 1.9 aangepast. Voorts wordt gesteld, dat de regeling dat tot 300 m2 van de bedrijfsbebouwing gebruikt kan worden voor dierveredeling past in de hobbysfeer. Een recht tot 1000 m2 en een vrijstelling tot 2000 m2 is hier economisch duurzaam. Overwegingen: . opgenomen regeling stemt overeen met provinciaal beleid. Tenslotte wordt opgemerkt, dat in artikel 1.9 de volledige omschakeling van een grondgebonden naar een niet-grondgebonden bedrijf verondersteld wordt, maar dat dat niet in een wijzigingsbevoegdheid is geregeld. Overwegingen . Deze constatering is juist. Omdat het beleid nu gericht is op het voorkomen van dierveredelingsbedrijven, wordt artikel 1.9 aangepast. - artikel 1.10 “ paardenhouderij” De WLTO stemt niet in met het verbod tot het houden van een paardenpension. Zij acht dat een agrarisch gerelateerde nevenactiviteit. Overwegingen . Deze nevenactiviteit is niet grondgebonden en kan gemakkelijk leiden tot de gelegenheid voor het berijden van paarden en vervolgens tot de exploitatie van een manege. - artikel 1.11 “teeltondersteunende kassen” De WLTO citeert de regeling, zoals deze in de “Leidraad provinciaal ruimtelijk beleid” is aangegeven en verzoekt het verbod tot teeltondersteunende kassen te vervangen door de volledige “provinciale” regeling op te nemen. Overigens wordt opgemerkt dat ook bij akkerbouwbedrijven teeltondersteunende kassen mogelijk moeten zijn. Overwegingen . Ten eerste beoogt de provinciale regeling teeltondersteunende kassen bij bestaande vollegrondstuinbouwbedrijven. En dus niet bij akkerbouwbedrijven. Ten tweede wordt aan de openheid van de droogmakerij door de gemeente een grotere landschappelijke waarde toegekend, dan in de provinciale regeling. Ten derde is de veronderstelling, dat het bestaand provinciaal beleid het
29
niet mogelijk maakt om vanuit de ondersteunende glasopstand de omschakeling naar een volwaardig glastuinbouwbedrijf om te schakelen, onjuist. In diverse gemeenten heeft een dergelijke ontwikkeling zich voorgedaan, omdat zowel de gemeente als de provincie die agrarische ontwikkeling uiteindelijk als “duurzaam” heeft gedoogd en geaccepteerd. - artikel 2.1 “agrarische doeleinden tevens cultuurhistorisch waardevol gebied” (alsmede de artikelen 2.2, 2.3 en 2.6) De WLTO is van mening, dat de medebestemming “water” uit de bestemmingsomschrijving geschrapt moet worden. Overwegingen . In de bestemmingsomschrijving wordt naast de agrarische functies ook “water” genoemd. In dat kader is het geen medebestemming. Ten eerste vindt dat al jaren plaats (zij het niet consequent in elk bestemmingsplan voor het landelijk gebied in Nederland). Ten tweede betreft die functie de vele sloten (en andere watergangen), die niet expliciet op de plankaart tot “water” zijn bestemd. Ten derde is een aanpassing van de waterhuishouding zowel door de betrokken eigenaar van de gronden als door het waterschap zonder de functie-aanduiding “water” slechts mogelijk door een formele bestemmingswijziging. Het betreft hier de weerstand tegen de mogelijkheid om agrarische productiegronden om te zetten in een tijdelijke of definitieve wateroppervlakte. De WLTO vindt dat de gemeente onterecht vooruitloopt op de vaststelling van de Stroomgebiedsvisie. Voorts dient vooraf exact duidelijk te zijn waar deze functiewijziging zal plaatsvinden en welke financiële middelen daarvoor beschikbaar zijn. De WLTO wil nu “planologische rust”. . Indien de gemeente nu de – nog niet vastgestelde - Stroomgebiedsvisie negeert, kan dat leiden tot: - de niet-goedkeuring van het vastgestelde bestemmingsplan of - naderhand de wettelijk verplichting om het wel-goedgekeurde bestemmingsplan alsnog aan te passen. De veronderstelling dat de gemeente eenzijdig besluit om agrarische grond om te zetten in water is formeel juist. Daarentegen worden dergelijke ingrepen altijd in overleg met alle betrokkenen voorbereid. Voorwaarden vooraf als de exacte locatie en de financiële genoegdoening kunnen niet vooraf worden bepaald. Indien blijkt dat er geen overeenstemming wordt bereikt, zal uiteindelijk het bestemmingsplan op dat punt worden herzien, hetgeen uiteindelijk zal leiden tot onteigening. De WLTO verzoekt de teelt van kleinfruit mogelijk te maken. Overwegingen . In het belang van de openheid van het landschap is beplanting, ook voor kleinfruitteelt, buiten de agrarische bebouwingsvakken niet gewenst. Verzocht wordt om de hoogte van boog- en gaaskassen te bepalen tot 3 m als recht en met vrijstelling tot 4,5 m. De in het voorschrift aangegeven maximale hoogte van 1 m is uit oogpunt van arbowetgeving niet mogelijk. Overwegingen . Boog- en gaaskassen tot 3 m of. 4,5 m zullen de openheid van het landschap in een bepaalde tijd van het jaar nadrukkelijk beïnvloeden, derhalve blijft afweging vooraf nodig. De opgenomen vrijstelling (artikel 2, lid 6, sub 3) wordt gehandhaafd.
30
De WLTO merkt op dat de onder voorwaarden genoemde nevenactiviteiten alle niet-agrarisch gerelateerd zijn. Verzocht wordt om ook agrarisch gerelateerde nevenactiviteiten. Overwegingen . wat zijn agrarisch gerelateerde nevenactiviteiten ? Verzocht wordt om de verklaring van geen bezwaar van G.S inzake de mestsilo’s buiten het agrarisch bebouwingsvak te schrappen. Overwegingen . Navraag bij de provincie specifiek over dit punt wijst uit dat het een vrijstelling met goedkeuring van G.S. betreft. - artikel 2.15 “waterstaatkundige doeleinden tevens cultuurhistorisch waardevol gebied” Geconstateerd wordt dat diverse agrarische productiegronden bestemd zijn voor “waterstaatkundige doeleinden enz.” Verzocht wordt om een wijzigingsbevoegdheid op te nemen teneinde de agrarische bestemming te wijzigen in de genoemde bestemming, zodra het eigendom wordt overgedragen. Overwegingen . De redenering is merkwaardig. Er is geen bestemming “agrarische doeleinden”. En er kan dan ook geen wijzigingsbevoegdheid worden geformuleerd. Het bestaande agrarisch gebruik van deze gronden kan plaatsvinden ongeacht de eigendomssituatie. - artikel 3.2 “vrijstelling na verklaring van geen bezwaar” 1. De WLTO acht de verklaring van geen bezwaar van G.S. voor de vergroting van een agrarisch bebouwingsvak tot 1,5 ha overbodig. Overwegingen . Dit is provinciaal beleid. Wijziging van deze regel in het bestemmingsplan kan leiden tot het gedeeltelijk onthouden van goedkeuring aan het plan. 2. De voorwaarde bij een vergroting van een agrarisch bebouwingsvak tot 2 ha (ten gevolge van een overname van een al dan niet naastgelegen agrarisch bedrijf) om een reductie van de aldaar dan voormalige bedrijfsbebouwing te verkrijgen, kan niet worden opgelegd als de overname niet alleen geldt voor de agrarische gronden maar ook voor het gebouwencomplex. Overwegingen . Het is juist de bedoeling om bij een dergelijke schaalvergroting door aankoop van andere agrarische bedrijven, de oppervlakte “overbodige” bedrijfsbebouwing kwijt te raken. Een en ander ten behoeve van een beheersing van de industrialisering van de Schermer. Tenslotte wordt verzocht om de regeling aan te vullen met de mogelijkheden uit de wijzigingsbevoegdheden in de artikelen 3.5 tot en met 3.10. Overwegingen . Uitgangspunt blijft dat ‘overbodige’ bedrijfsbebouwing verdwijnt bij een vergroting tot 2 ha. Niettemin kan bijvoorbeeld wel van de wijzingsbevoegdheid van artikel 3.6 “sanering van niet meer in gebruik zijnde agrarische bedrijfsgebouwen” gebruik worden gemaakt. De tekst van artikel 3.2 zal hierop worden aangepast. Aanvulling met de mogelijkheden uit de andere genoemde wijzigingsbevoegdheden houdt in dat overbodige bedrijfsgebouwen in verworven oude bebouwingsvakken in stand kunnen blijven, hetgeen niet de bedoeling is bij schaalvergroting.
31
- artikel 3.3 “wijzigingsbevoegdheid I” Zie artikel 1.9, lid B Overwegingen . tekst artikel 1.9 wordt aangepast. - artikel 3.5 “wijzigingsbevoegdheid III” Geconstateerd wordt, dat in de toelichting wordt gesteld, dat niet-agrarische bedrijvigheid kan worden toegestaan met een oppervlakte tot 650 m2, maar dat de regel in deze wijzigingsbevoegdheid niet is opgenomen. Overwegingen . de tekst van genoemde wijzigingsbevoegdheid zal worden gewijzigd met inachtname van de bovenstaande opmerking. Verzocht wordt om alle consequenties van een bestemmingswijziging van agrarische doeleinden naar woondoeleinden onder ogen te zien. Hierbij wordt gerefereerd aan de ruimte-voor-ruimte regeling Overwegingen . De wijzigingsbevoegdheid III gaat uit van een handhaving van de bestaande bedrijfsbebouwing, waarvoor in lid 4 enige criteria zijn opgenomen. In de wijzigingsbevoegheid IV is de ruimte-voor-ruimte regeling geformuleerd. - artikel 3.6 “wijzigingsbevoegdheid IV” De WLTO acht de ruimte-voor-ruimte regeling aanvaardbaar, maar heeft de voorkeur voor om die “ruil” niet op de bestaande locatie toe te passen. De compensatie dient eerst binnen de ruimtelijke contouren van de kernen te worden gezocht. Zij is geen voorstander van een verdichting met nietagrarische functies in het agrarisch gebied. Overigens is zij van mening dat de ruimte-voor-ruimte regeling in strijd is met het gemeentelijk beleid inzake burgerwoningbouw in het landelijk gebied. Overwegingen . De ruimte-voor-ruimte regeling is bedoeld als een prikkel om de overbodige agrarisch bedrijfsbebouwing te amoveren. Indien de mogelijkheid aanwezig is om in de kern een woning te bouwen, is er geen reden om op de voormalige agrarische locatie de bedrijfsbebouwing te slopen. Het perceel in de kern zal immers niet gratis ter beschikking worden gesteld. De constatering dat dit in strijd is met het gemeentelijk beleid is juist. Maar deze regeling die ontwikkeld is op rijks dan wel provinciaal niveau kan niet worden genegeerd. - artikel 3.9 “wijzigingsbevoegdheid VII” Verzocht wordt naar aanleiding van het gestelde inzake het water in artikel 2.1 deze wijzigingsbevoegdheid te schrappen. Overwegingen . Deze wijzigingsbevoegdheid geeft de mogelijkheid om in een beperkte proceduretijd een en ander realiseren. Zonder deze wijzigingsbevoegdheid zal een (waarschijnlijk veel langere) procedure van bestemmingsherziening moeten plaatsvinden. - artikel 3.11 “algemene aanlegvergunning” De WLTO stelt dat in het “bollengebied” geen aanlegvergunning voor het omgronden nodig is. Overwegingen
32
. Er wordt in artikel 3.11 geen aanlegvergunning voor het omgronden geëist. Dit laat onverlet de bij overige overheden aan te vragen ontheffingen c.q. vergunningen voor omgronding. Beslissing: Op een aantal punten zullen de toelichting en de voorschriften worden aangevuld dan wel aangepast. De basisopzet van de bebestemmingsregeling dient echter niet te worden gewijzigd. 46 Waterschapsvereniging De Groene Long Door de vereniging wordt bezwaar gemaakt tegen het bestemmingsplan volgens artikel 23, lid 1 onder b. en c. WRO. Een nadere motivering volgt. Overwegingen . Tijdens de hoorzitting bleek, dat de vereniging het onterecht vindt dat de Molentocht tot een ecologische verbindingszone wordt benoemd en tegen meer waterberging in de Schermer is. De nadere onderbouwing inzake het bezwaar tegen de ecologische verbindingszone ontbreekt. Indien de gemeente nu de- nog niet vastgestelde – Stroomgebiedsvisie negeert, kan dat leiden tot - de niet-goedkeuring van het vastgestelde bestemmingsplan of - naderhand de wettelijke verplichting om het wel-goedgekeurde bestemmingsplan alsnog aan te passen. De mogelijke omzetting van agrarisch gronden in water zal altijd in overleg tussen gemeente, hoogheemraadschap en betrokkenen worden voorbereid. Beslissing: bestemmingsregelingen zullen niet worden gewijzigd. 47 J. van der Wel Betrokkene verzoekt als makelaar de verplaatsing van een agrarisch bebouwingsvak op perceel Westdijk 19/20 naar perceel H/672 met inbegrip van de woning Westdijk 20. Aan de stolp Westdijk 19 dient dan een woonbestemming te worden gegeven. In de zienswijze wordt vermeld: “het is bekend dat anderen ter plaatse een niet-agrarische bestemming nastreven bijvoorbeeld een golfbaan. Indien de gemeenteraad daartoe besluit heeft dat onze instemming.” Overwegingen . Nieuwe agrarische bebouwingsvakken worden niet toegestaan, tenzij aan de noodzakelijke verplaatsing van een bestaand volwaardig bedrijf een externe reden ten grondslag ligt. Het verzoek richt zich op een verplaatsing van een bestaand vak naar een naastgelegen open kavel. Dit houdt in dat er verdichting van het buitengebied plaatsvindt. Zowel het provinciale als het gemeentelijk beleid verzetten zich hiertegen. - Beslissing: aan verzoek wordt niet voldaan. 29 september 2003
33
Huisnummering 1 Noordervaart glastuinbouwbedrijf 2 woningen (2 onder 1 kap): huisnrs. 198 en 198A opnemen 2 Noordervaart: bij volkstuinencomplex huisnr. 133 opnemen en bij naastgelegen kwekerij huisnr. 135 opnemen. 3 Zuidervaart: bij poldermolen M huisnummer 68 opnemen 4 Polderweg: huisnr. 11A bij tweede agrarische bedrijfswoning opnemen. 5 hoek Molenweg/Rustenburgerweg: bij woning huisnr. 1 wijzigen in nr. 1A en “M’ verwijderen 6 Noordervaart: bij poldermolen D (ten oosten van Stompetoren) huisnr. 49 opnemen 7 Noordervaart 23: huisnr. wijzigen in 21 (nr. 23 is gesloopt) 7 Noordervaart: achter huisnr. 32 is tweede woning aanwezig, hier nr. 32A opnemen 8 Menningweerweg 1: Ea-bestemming nog inkleuren 9 Molendijk: aan molens huisnrs. 8 en 10 toevoegen 10 Visweg 4 wijzigen in 2 en 2A 11 Oudelandsdijk: huisnrs. bij percelen toevoegen. 12 Bij Oostdijk 17: bij twee Ea-bestemmingen resp. 17A en 17B opnemen 13 Driehuizerweg 2 (bij kern Zuidschermer) wijzigen in nr. 6 14 Zuidervaart; huisnr. 14A bij bedrijf opnemen 15 Oostdijk 12: daarbij horen nrs. 12A t/m 12E 16 Oostdijk 23 is tweemaal opgenomen, noordelijke locatie wijzigen in 22 17 Zuiddijk: huisnr. 2A bij tweede bedrijfswoning opnemen 18 Zuidervaart: huisnr. 15 is tweemaal opgenomen 19 Zuidervaart: huisnr. 31 wijzigen in 33 20 Zuidervaart: bij Aa-vak tussen de kern huisnr. 69 opnemen 20 Westdijk: huisnrs. 31A en 32 toevoegen 21 Haviksdijkje: huisnummers 8, 9, 10(molen) en 10A toevoegen 22 Meerdijk: huisnummering wijzigen en straatnaam Noordeinde wijzigen in Meerdijk 23 Korendijk: huisnr. 3 ontbreekt bij Ea-bestemming
34