QUICKSCAN BELANGHOUDERSPARTICIPATIE Inspiratie voor participatie
Auteur Ir. Karoline Poorter Technische Universiteit Delft faculteit Bouwkunde, afdeling Real Estate & Housing
Dit is een publicatie uit het SEV-programma Vernieuw(d) maatschappelijk ondernemerschap.
U kunt SEV-publicaties vinden op www.sev.nl, of bestellen bij: SEV Postbus 1878 3000 BW Rotterdam telefoon 010 - 282 50 50
[email protected] De SEV ontwikkelt innovatieve oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken op het gebied van wonen. Wij zijn onafhankelijk, maar kunnen niet zonder initiatiefrijke netwerkpartners. Samen met hen beproeven we ideeën voor innovaties in de praktijk.
Quickscan belanghoudersparticipatie
Voorwoord ‘Van wie is de corporatie?’ is een van de centrale vragen in het SEV-programma Vernieuw(d) Maatschappelijk Ondernemerschap. Het is de vraag naar het (moreel) eigenaarschap en de legitimatie van de corporatie, het is de vraag naar wie bepaalt wat de corporatie doet. Formeel een vraag die gemakkelijk te beantwoorden is: de corporatie is van de corporatie en het is het bestuur dat bestuurt. Maar daarmee is de kous niet af. Want anders dan een ‘gewoon’ bedrijf heeft de corporatie geen aandeelhouders die invloed op de te varen koers opeisen en het bestuur naar huis sturen bij falend beleid. En ook de raad van toezicht – die toezicht houdt op het bestuur – kan niet worden ontslagen. Evenmin kent de corporatie democratische legitimatie zoals de overheid en is van echte overheids- of van marktsturing maar beperkt sprake. Is het dan echt de directeur-bestuurder die als een baas in eigen huis haar maatschappelijk (bestemd) vermogen inzet? Niet als het concept van maatschappelijk ondernemerschap echt inhoud heeft! Ook wat de SEV betreft worden wooncorporaties meer van, voor en door de samenleving. Corporaties worden maatschappelijk ondernemer als ze serieuze invloed, vooruit, zeggenschap geven aan hun belanghouders, door deze ‘belanghoudersparticipatie’ te organiseren. Door diegene die belang heeft bij het beleid van de corporatie hier invloed op te geven, proberen corporaties legitimatie voor hun handelen te krijgen. Daarnaast proberen ze op deze wijze ‘hun’ maatschappelijke agenda op te halen, draagvlak voor en medewerking bij hun beleid en handelen te krijgen. En, niet onbelangrijk, leggen ze verantwoording af over gemaakte keuzes en geleverde prestaties. Veel corporaties hebben hun eerste stappen gezet en zijn de dialoog met hun belanghouders aangegaan. Met vallen en opstaan. En in verschillende vormen. Maatschappelijke fora, stakeholderraden, interactieve workshops, prestatieafspraken, nieuwe verenigingsvormen. Om de ontwikkeling van belanghoudersparticipatie een nieuwe impuls te geven was de SEV benieuwd naar ‘the state of the art’ in corporatieland. Inspirerende en leerzame voorbeelden zouden navolging verdienen, maar daarvoor moesten ze wel eerst zichtbaar zijn. Daar bleek onze samenwerking met de TU Delft vruchtbaar. Passend binnen het SEV-programma Vernieuw en de TU-onderzoekslijn MOVe kon Karoline Poorter van de TU in opdracht van de SEV aan de slag met het in beeld te brengen van leerzame en inspirerende praktijken van (effectieve) belanghoudersparticipatie. Deze ‘quickscan belanghoudersparticipatie’ levert ontegenzeggelijk een aantal inspirerende voorbeelden op waar zowel corporatie als belanghouder zeer tevreden zijn over de onderlinge relatie en de resultaten van hun participatie. Wij zijn er zeker van dat de voorbeelden en tips in dit rapport zeer bruikbaar zijn en u zullen helpen bij het opzetten van effectieve belanghoudersparticipatie. Voor de SEV biedt dit onderzoek meer dan voldoende aanknopingspunten voor nieuwe ontwikkeling. Ten opzichte van de huidige praktijk kan belanghoudersparticipatie meer resultaatgericht, minder vrijblijvend en kan ook de mate van zeggenschap van de samenleving worden vergroot. Experimenteren met nieuwe vormen als de maatschappelijke NV of de Vereniging-nieuwe stijl. Instrumenten ontwikkelen voor identificatie van belanghouders, door en voor de corporatie én belanghouder. Daarmee gaan we als SEV, graag met innovatieve partners, aan de slag. De onderzoeker, Karoline Poorter, en haar begeleider, Vincent Gruis (beide van de onderzoekslijn Maatschappelijk Ondernemerschap en Voorraadbeleid Woningcorporaties, MOVe, TU Delft) willen wij bedanken voor de totstandkoming van de quickscan.
Paul Doevendans Marnix Groenland Vernieuw(d) Maatschappelijk Ondernemerschap, SEV
Dankwoord Voor de totstandkoming van dit rapport willen de SEV en de onderzoeker een aantal mensen bedanken voor hun actieve betrokkenheid: - De tien deelnemende corporaties en hun belanghouders (zie ook bijlage 2: ‘Overzicht corporaties en belanghouders waarmee is gesproken’). - De deelnemers aan de bijeenkomst om het rapport aan te scherpen en denkrichtingen voor de toekomst te bepalen: Anne van Grinsven (Rigo) Edith Hooge (Avans Hogeschool) Jan Kammeyer (Futura) Co van der Hoek (Limor) Jeroen Frissen (Woonmaatschappij) Odette Nollen (VNG)
Quickscan belanghoudersparticipatie
Inhoudsopgave Samenvatting
7
Leeswijzer
11
Inleiding
13
1
Belanghoudersparticipatie
15
2
Cases 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
21 23 29 33 37 43 49 55 59 63 69
3
Aramis De Key Pré Wonen Trudo Woonstichting Union WoCom Woonmaatschappij Woonmaatschappij Maasland Woonplus Schiedam Woonwaard
Conclusies 3.1 Algemene bevindingen 3.2 Algemene overwegingen rond de vormgeving van belanghoudersparticipatie 3.3 Specifieke overwegingen rond verschillende vormen van belanghoudersparticipatie 3.4 Tot slot
Bijlagen 1 Resultaten telefonische enquête 2 Overzicht van corporaties en belanghouders waarmee is gesproken
73 73 77 80 84
87 91
Quickscan belanghoudersparticipatie
Samenvatting Veel corporaties betrekken belanghouders bij het nemen van beslissingen. Dat doen zij op verschillende manieren. In dit rapport worden tien initiatieven beschreven waarbij naast een beschrijving van de gebruikte vorm van belanghoudersparticipatie, onder andere ook aan bod komt hoe de belanghouders tegen deze vormen van belanghoudersparticipatie aankijken. De meeste activiteiten op het gebied van belanghoudersparticipatie bevinden zich in een pril stadium van ontwikkeling. Er zijn nog veel vragen die beantwoord moeten worden. Deze vragen hebben vooral betrekking op wie er bij welke onderwerpen worden betrokken, wanneer en op welke manier dat het beste kan gebeuren.
Wie Er is geen homogene groep belanghouders. Er zijn zakelijke belanghouders die er belang bij hebben te worden betrokken bij het beleid van de corporatie, omdat de activiteiten van de corporatie van directe invloed zijn op hun eigen werkzaamheden (er zou bijvoorbeeld een samenwerkingsproject uit kunnen voortvloeien). Daarnaast zijn er maatschappelijke belanghouders waarmee de corporatie geen projecten realiseert. Binnen de groep zakelijke belanghouders is er een verschil tussen maatschappelijk georiënteerde zakelijke belanghouders, zoals zorg- en welzijnspartijen en puur projectgebonden zakelijke belanghouders, zoals projectontwikkelaars. Maatschappelijke belanghouders zijn bijvoorbeeld belangenvertegenwoordigers van specifieke groepen mensen, zoals gehandicapten, maar het kan ook een individu zijn dat graag wil meediscussiëren over bepaalde maatschappelijke vraagstukken. De gemeente neemt een aparte positie in tussen zakelijk en maatschappelijk belanghouder. Zakelijk gezien heeft de gemeente corporaties nodig om haar beleid ten uitvoer te kunnen brengen (lees voldoende woningen te bouwen voor mensen die niet zelf in hun woonbehoefte kunnen voorzien). De gemeente is echter ook een democratisch gekozen vertegenwoordiger van de lokale bevolking en is in die zin een soort maatschappelijk belanghouder. Op basis van deze verschillen kan worden geconcludeerd dat de belanghouders van corporaties niet allemaal onder één noemer vallen. Daarom is het voor corporaties van belang een goed profiel te maken van hun verschillende belanghouders en hierbij na te denken over de reden waarom een partij als belanghouder van de corporatie wordt gezien. Is dat op basis van bestaande samenwerking of om een andere reden? Over belanghouders in het algemeen kan worden gesteld dat: - Belanghouders hebben verschillende voorkeuren voor wat betreft de onderwerpen waarbij zij betrokken willen worden. - Er is altijd sprake van wederzijdse belangen. Het ene belang is zakelijker dan het andere. - Belanghouders hebben verschillende voorkeuren voor wat betreft het schaalniveau waarop ze willen worden betrokken. Projectniveau (uitvoerend meedenken), wijkniveau (uitvoerend-beleidsmatig meedenken), bedrijfsniveau (beleidsmatig-strategisch meedenken). - Er is sprake van een representativiteitsprobleem. Belanghouders vertegenwoordigen veelal een groep en het is de vraag of een persoon kan spreken namens een hele groep mensen.
Welke onderwerpen en wanneer Belanghouders willen vooral betrokken worden bij onderwerpen waarmee ze een raakvlak hebben. Bij deze onderwerpen willen zij zo vroeg mogelijk in het beleidsvormingsproces worden betrokken. Over andere onderwerpen hoeven belanghouders alleen te worden geïnformeerd. De agenda van belanghouders biedt geen ruimte voor onbegrensde participatie. Aan belanghouders is gevraagd of er onderwerpen zijn waarbij zij niet worden betrokken door de corporatie, maar waarbij zij wel graag betrokken zouden willen worden. Meestal konden de betreffende belanghouders hierop geen antwoord geven, omdat zij niet weten welke onderwerpen er allemaal zijn. De onbekendheid met onderwerpen gecombineerd met
7
volle agenda’s en beperkte interesse van belanghouders, pleit ervoor dat corporaties aan de hand van een overzicht van de verschillende beleidsvelden en de onderwerpen die bij deze velden horen aan hun belanghouders vragen bij welke onderwerpen ze willen worden betrokken en in welke mate. Willen zij bijvoorbeeld alleen worden geïnformeerd over het nieuwe ondernemingsplan, of willen zij actief meedenken?
Hoe Voor de beantwoording van de ‘hoe’-vraag moet eerst de ‘waarom’-vraag worden beantwoord. Het verschil in soorten belanghouders en het doel dat een corporatie wil bereiken met belanghoudersparticipatie of – met andere woorden – de functie van belanghoudersparticipatie zijn namelijk twee heel belangrijke componenten bij de keuze op welke manier men vorm wil geven aan belanghoudersparticipatie en welke belanghouders men hierbij betrekt. Wil men aan de voorkant van het beleidsvormingsproces input van de belanghouders krijgen (advies) of wil men zich vooral verantwoorden naar de belanghouders toe? Heeft men behoefte aan een klankbordgroep, een visie op de maatschappij, of is men benieuwd naar het imago van de corporatie bij haar belanghouders? Of wil men het netwerk versterken? Het doel van de belanghoudersparticipatie is van grote invloed op de vorm die eraan moet worden gegeven. Op basis van de quickscan kan worden gesteld dat er grofweg vier manieren zijn waarop belanghoudersparticipatie vorm kan krijgen: - Het (laten) uitvoeren van onderzoek (eenmalig ad hoc of structureel – jaarlijks hetzelfde onderzoek). - Het (laten) organiseren van bijeenkomsten (eenmalig ad hoc of structureel – jaarlijks of eens in de zoveel jaar hetzelfde onderwerp). - Een combinatie van onderzoek en een bijeenkomst. - Het overleggen met een aan de corporatie verbonden adviesraad. De ene vorm van belanghoudersparticipatie leent zich beter voor een bepaalde functie van belanghoudersparticipatie dan voor een andere functie. Als de corporatie signalen wil oppikken en het netwerk wil versterken, is een bijeenkomst waarvoor alle belanghouders worden uitgenodigd en over enkele algemene stellingen wordt gediscussieerd een goede optie. Voor de soorten belanghouders die worden betrokken geldt hetzelfde. Als een corporatie behoefte heeft aan een klankbordgroep, kan ze het beste een adviesraad oprichten, waarbij ze er verstandig aan doet daarin geen zakelijke belanghouders te zetten, opdat de raad een zo onafhankelijk mogelijk advies kan geven.
Naar een belanghoudersparticipatiecyclus Belanghoudersparticipatie draait om openheid, bewustwording en transparantie. Bij het identificeren van belanghouders en het bepalen van een belanghoudersparticipatiestrategie is het van belang dat corporaties zichzelf de volgende vragen stellen: - Wat is de functie van belanghoudersparticipatie? - Wie is waarom belanghouder? - Wie wil ik op welke thematiek betrekken? Hoe en met wie moet ik daarover in gesprek komen? Als wie heb ik dan een gesprek? En daarmee samenhangend: Hoe moet ik de belanghouders positioneren? Wat betekenen ze voor mij; welke belanghouders zijn partners; welke partijen zijn gevaarlijk; achter welke partijen moet ik aan om ze te activeren? Als men vervolgens daadwerkelijk aan de slag gaat met een bepaalde vorm van belanghoudersparticipatie is het allereerst van belang aan de belanghouders duidelijk te maken dat de corporatie openstaat voor hun input. Door uit te leggen hoe het procesverloop van hun input zal zijn, wordt voorkomen dat er valse verwachtingen worden geschapen. Daarvoor moet aan belanghouders duidelijkheid worden verschaft over de onderwerpen waarbij ze worden betrokken, hoe ze worden betrokken en op welk moment in het besluitvormingsproces zij worden betrokken. Vervolgens is het zaak duidelijk te maken wanneer er
8
Quickscan belanghoudersparticipatie
terugkoppeling plaatsvindt van de beslissingen die de corporatie heeft genomen en tot waar de invloed van de belanghouders reikt, of – met andere woorden – welk deel van het besluitvormingsproces achter gesloten deuren plaatsvindt. Bij het presenteren van de uiteindelijke beslissing is het van belang dat corporaties hun uitgangspunten en afwegingskader transparant maken. Het is begrijpelijk dat corporaties de afweging zelf willen maken en dat belanghouders daar niet bij hoeven te zitten. Belanghoudersparticipatie betekent ook niet ‘u vraagt wij draaien’. Maar het is voor de belanghouders en voor hun motivatie een volgende keer weer mee te praten van belang terug te zien of en wat er met hun input is gedaan en zo niet waarom dan niet. Dit betreft feitelijk het verantwoordingsdeel van belanghoudersparticipatie. Door het gevoerde beleid daarna met de belanghouders te evalueren, ontstaat een belanghoudersparticipatiecyclus. Voor wat betreft de corporaties kan er worden gepleit voor een structurele implementatie van belanghoudersparticipatie in hun beleidsvormingsproces door de belanghoudersparticipatiecyclus en de beleidsvormingscyclus te integreren.
9
Quickscan belanghoudersparticipatie
Leeswijzer Dit rapport begint met een inleiding waarin de vraagstelling en doelstelling van de quickscan worden behandeld en waarin de tien cases worden gepresenteerd. In hoofdstuk 1 wordt ingegaan op wat belanghoudersparticipatie is, wat de stand van zaken is en welke vormgeving het beste aan belanghoudersparticipatie kan worden gegeven uitgaande van verschillende doelen. Hoofdstuk 2 bestaat volledig uit de casebeschrijvingen. Voor wie vooral is geïnteresseerd in het verkrijgen van input van belanghouders aan de voorkant van het beleidsvormingsproces, zijn de aanpak van Aramis, woCom, Woonmaatschappij Maasland, Trudo, Woonwaard en de toekomstplannen van Pré Wonen interessante voorbeelden. Wie vooral wil weten hoe de corporatie bekend staat bij haar belanghouders (imago) kan informatie halen uit de casebeschrijving van Pré Wonen. Wie op zoek is naar een klankbordgroep, een advies van onafhankelijke personen die wel belang hebben bij een goed functionerende (lokale) woningmarkt, maar zakelijk gezien niet samenwerken met de corporatie, kan inspiratie halen uit de casebeschrijving van Woonplus Schiedam en De Key, het kennishuis-concept van Trudo en het eerste debat in een debattenreeks van de Woonmaatschappij. De relatie tussen visitatie en belanghoudersparticipatie en de uitwerking daarvan op de vormgeving van belanghoudersparticipatie, komen aan bod in de casebeschrijvingen van Union en Aramis. Voor wie vooral interesse heeft in de mogelijkheden van het afleggen van verantwoording aan belanghouders, kan informatie halen uit de plannen voor een belanghoudersmagazine van woCom en de presentatie van het beleidsplan van Pré Wonen. Informatie over netwerken is te vinden in het RBC-beraad van Aramis en de MO-kring (structureel overleg tussen maatschappelijke organisaties). In de casebeschrijving van Trudo wordt kort ingegaan op het maken van prestatieafspraken met belanghouders. Hoofdstuk 3 behandelt de conclusies die getrokken kunnen worden uit de quickscan. Dit hoofdstuk heeft drie paragrafen. De eerste paragraaf behandelt de algemene bevindingen, in de tweede paragraaf staan algemene overwegingen rond de vormgeving van belanghoudersparticipatie beschreven en de derde paragraaf behandelt specifieke overwegingen rond bepaalde vormen van belanghoudersparticipatie. In bijlage 1 staan de belangrijkste bevindingen van de telefonische enquête waarmee een uitgebreid onderzoek naar belanghoudersparticipatie in de sociale huursector van de Technische Universiteit Delft (faculteit Bouwkunde, afdeling Real Estate & Housing) is gestart. De enquête was bedoeld als nulmeting om te bepalen op welke manier woningcorporaties eind 2005 begin 2006 aan belanghoudersparticipatie vorm geven. Van deze resultaten is een rapport1 verschenen. De tekst in deze bijlage vormde de basis voor een artikel dat is verschenen in Aedesmagazine nummer 9-10, 2006. Dit onderzoek wordt gedaan in het kader van de onderzoekslijn Maatschappelijk Ondernemerschap en Voorraadbeleid woningcorporaties (MOVe)2. In bijlage 2 is een lijst opgenomen van de cases en de personen waarmee is gesproken, met hun functie binnen de organisaties.
1 2
11
Poorter K.F. (2006), Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: een inventarisatie. Technische Universiteit Delft. De onderzoekslijn MOVe richt zich door middel van diverse projecten op de vertaling van het maatschappelijk ondernemerschap in de bedrijfsvoering, strategie en voorraadbeleid van woningcorporaties en de inbedding van corporaties in de maatschappij. Voor meer informatie zie www.move.bk.tudelft.nl
Quickscan belanghoudersparticipatie
Inleiding Belanghoudersparticipatie staat hoog op de agenda van corporaties. Dat bleek uit een telefonische enquête, uitgevoerd door de Technische Universiteit Delft, waaraan 118 corporaties hebben meegewerkt. Uit deze enquête is gebleken dat 88% van de corporaties in Nederland belanghouders betrekt bij het nemen van beslissingen. Tevens is gebleken dat de manier waarop belanghouders worden betrokken op veel verschillende manieren plaatsvindt. Door de enquêteresultaten is inmiddels wat meer bekend over de manier waarop door corporaties aan belanghoudersparticipatie vorm wordt gegeven. Deze informatie betreft echter met name de procesmatige kant van belanghoudersparticipatie, te weten het moment waarop belanghouders worden betrokken en welke methoden daarbij worden gebruikt. Het is nog niet duidelijk of dit ad hoc of juist gestructureerd gebeurt. Bovendien is lang nog niet altijd duidelijk welke partijen corporaties beschouwen als belanghouder en of deze partijen allemaal op dezelfde wijze worden benaderd. Het is tevens niet duidelijk hoe groot hun invloed is, op welke onderwerpen zij invloed hebben en of alle belanghouders dezelfde invloed hebben. Vervolgens is het de vraag of de manier waarop belanghouders worden betrokken en de mate van invloed die aan hen wordt gegeven, de corporatie een ‘license to operate’ (i.e. legitimiteit voor het handelen) verleent. Samengevat is het onduidelijk wie er worden betrokken, hoe die partijen worden betrokken, waarbij (bij welke onderwerpen) zij worden betrokken en wanneer zij worden betrokken. Bij deze vier punten kan bovendien steeds worden gevraagd ‘waarom’ het gaat zoals het gaat. Op het gebied van de vorm en de inhoud die aan belanghoudersparticipatie wordt gegeven, ontbreekt het momenteel nog aan inspirerende voorbeelden. De SEV wilde met behulp van een quickscan meer te weten komen over de manier waarop er vorm wordt gegeven aan belanghoudersparticipatie en de manier waarop er met deze vragen (wie, hoe, wanneer, waarbij en waarom) wordt omgegaan. Daarom heeft de SEV opdracht gegeven aan de Technische Universiteit Delft, faculteit Bouwkunde, Afdeling Real Estate & Housing een quickscan belanghoudersparticipatie uit te voeren. De quickscan bestaat uit tien beschrijvende casestudies. Het doel van de quickscan is uit de prille praktijk van belanghoudersparticipatie aansprekende en leerzame voorbeelden te halen die andere corporaties wellicht motiveren om ook hun belanghouders bij hun beleid te betrekken. De centrale vraagstelling voor de quickscan valt uiteen in drie vragen: - Op welke wijze betrekken woningcorporaties welke belanghouders bij welke onderwerpen in hun beleidscyclus? - Kunnen de belanghouders naar mening van de betreffende corporaties en de betreffende belanghouders zelf op de gevolgde manier(en) effectief invloed uitoefenen op het besluitvormingsproces en wordt hierdoor volgens hen een behoorlijke vorm van legitimiteit voor het handelen van de corporatie verkregen? - Welke aanbevelingen (do’s en don’ts) kunnen er uit de quickscan worden afgeleid voor de vormgeving van belanghoudersparticipatie? Bij de quickscan is er nadrukkelijk ook gekeken vanuit het perspectief van de belanghouders. Huurders en huurdersorganisaties maken in principe geen onderdeel uit van de quickscan, omdat de rechten van huurders staan vastgelegd in de overlegwet Huurders Verhuurder en zij een huurcontract hebben met de corporatie. Het doel van dit rapport is het bieden van inspiratie aan corporaties die nog niet weten op welke manier zij vorm willen geven aan belanghoudersparticipatie of voor geïnteresseerden die gewoon willen zien hoe anderen het doen. Uiteraard zijn de in dit rapport behandelde cases niet de enige inspirerende vormen van belanghoudersparticipatie. Op basis van de enquêteresultaten is een overzicht gemaakt van de manieren waarop aan belanghoudersparticipatie vorm kan worden gegeven en daaruit zijn tien cases geselecteerd. Er is voor dit rapport gezocht naar een spreiding van cases over corporaties die verschillen in grootte (aantal woningen) en werkgebied (zeer stedelijk, stedelijk, landelijk). Iedere case is interessant om een andere reden en onderling zijn er grote verschillen. Een adviesforum is
13
bijvoorbeeld een heel andere manier om vorm te geven aan belanghoudersparticipatie dan een symposium met partijen uit het maatschappelijk middenveld. En een symposium is heel anders dan een stakeholderonderzoek. In tabel 1 staat een overzicht van de geselecteerde cases met daarbij de kenmerken van de corporatie op het gebied van grootte (woningbezit), stedelijke setting en de vorm van belanghoudersparticipatie die in dit rapport wordt toegelicht. Per case is gesproken met één of meerdere medewerkers van de corporatie die zich bezighouden met belanghoudersparticipatie en met een of meerdere belanghouders van de corporatie. De belanghouders zijn per case primair geselecteerd op basis van hun actieve, zowel door de corporatie als door de betreffende belanghouders zelf erkende rol als belanghouder. Secundair is over het totaal aantal cases gezocht naar spreiding over verschillende soorten belanghouders. Tabel 1 Overzicht van de geselecteerde cases Corporatie
Grootte (aantal woningen)
Stedelijke setting
Aramis De Key Pré Wonen Trudo Union Wocom Woonmaatschappij Woonm. Maasland Woonplus Woonwaard
5.000-10.000 >10.000 >10.000 5.000-10.000 5.000-10.000 5.000-10.000 >10.000 >10.000 >10.000 <5.000
Stedelijk Zeer stedelijk Zeer stedelijk Stedelijk Landelijk Sted./landelijk (Zr.) stedelijk Landelijk Zeer stedelijk Zeer stedelijk
Visitatie
Bijeenkomst
x
x
Stakeholderonderzoek/ imagoonderzoek/ interviews x
Enquête Computer (MRM-sessie methode (GDRSEV) methode)
Adviesraad
x x x
x x x x x
x x
x x
x
x = bestudeerd initiatief
14
Quickscan belanghoudersparticipatie
1
Belanghoudersparticipatie
In diverse adviesrapporten wordt belanghoudersparticipatie geopperd als dé manier om te zorgen voor legitimiteit voor het handelen van corporaties. Maar hoe werkt dat dan? Wie zijn belanghouders? Wat kun je doen om belanghouders te betrekken bij het vormen van beleid? Wat zijn effectieve manieren van belanghoudersparticipatie? Wat zijn de gevolgen voor transparantie en het afleggen van verantwoording? Hoe efficiënt is belanghoudersparticipatie? Wat vinden de belanghouders er zelf van? Dit zijn slechts enkele vragen die naar boven komen wanneer er wordt gesproken over belanghoudersparticipatie. Alvorens in dit rapport verder wordt ingegaan op de verschillende vragen, worden eerst twee definities gegeven. Te beginnen bij de definitie van belanghouders. Belanghouders zijn alle partijen die werkzaam zijn in hetzelfde gebied of die op andere wijze raakvlakken hebben met de corporatie en die kunnen worden geraakt door het beleid van de corporatie en de daaruit voortvloeiende activiteiten. Belanghoudersparticipatie is het betrekken van belanghouders bij het vormen van beleid waarbij de betrokken partijen niet gebonden te hoeven zijn aan de uitvoering van dit beleid.
Belanghoudersparticipatie en samenwerking Zoals de definitie van belanghoudersparticipatie aangeeft, draait belanghoudersparticipatie niet per definitie om samenwerking met belanghouders. In feite is het samen aan een project werken geen vorm van belanghoudersparticipatie wanneer de plannen van de woningcorporatie al klaar zijn en andere partijen enkel de keuze hebben of ze daarin meegaan – bijvoorbeeld de benodigde zorg gaan leveren in door de corporatie gebouwde woningen – of niet. Het wordt een ander verhaal als woningcorporaties zorgpartijen inspraak geven in de woningplattegronden van de woningen die de corporatie gaat bouwen. De zorgpartijen hebben dan namelijk inspraak op projectniveau. In de praktijk blijkt de grens tussen belanghoudersparticipatie en samenwerking vaag. Uitvoerende partijen kunnen zichzelf zien als belanghouders van de corporatie en belanghoudersparticipatie kan uiteindelijk ook uitlopen op samenwerking, bijvoorbeeld als een corporatie zorgpartijen vraagt naar hun behoeften en die van hun cliënten en zij er vervolgens samen voor kiezen een woonzorgzone te gaan ontwikkelen. Het is een schuivende lijn tussen samenwerking en belanghoudersparticipatie waarbij de belanghoudersparticipatie naar verwachting op projectniveau meer neigt naar samenwerking en op bedrijfsniveau (bijvoorbeeld rond onderwerpen als ondernemingsplan en strategisch voorraadbeleid) het dichtst in de buurt komt van daadwerkelijke beleidsbeïnvloeding.
Stand van zaken Uit een eerder gehouden telefonische enquête is gebleken dat veel corporaties belanghouders betrekken bij het vormen van beleid (88%) (zie ook bijlage 1). Belanghouders die het meest worden genoemd zijn gemeente (98%), zorg en welzijnspartijen (96%), marktpartijen (projectontwikkelaars, aannemers, vastgoedbeleggers: 59%) en collega-corporaties (51%). Uit de enquête bleek verder dat corporaties belanghouders vooral betrekken op basis van pragmatische of inhoudelijke argumenten. Een voorbeeld van een pragmatisch argument is bijvoorbeeld dat projecten makkelijker van de grond komen wanneer er andere partijen bij worden betrokken. Een voorbeeld van een inhoudelijk argument is dat belanghouders worden betrokken, omdat zij beschikken over specifieke kennis. Het morele argument dat belanghouders worden betrokken om datgene te doen waarnaar vanuit de maatschappij vraag is en op die manier legitimiteit voor het handelen van de corporatie te verkrijgen, wordt aanzienlijk minder vaak genoemd. In principe is dat niet zo vreemd, want wat in ieder geval niet moet worden vergeten, is dat belanghouders zoals zorgpartijen altijd een eigen belang
15
hebben. Zij kunnen niet zonder meer worden gezien als onafhankelijke representanten van de vraag op het gebied van zorg. Corporaties en deze partijen zijn immers afhankelijk van elkaar. Feitelijk zijn bijvoorbeeld zorgpartijen en welzijnspartijen zakelijke belanghouders van een corporatie. Zij hebben een zakelijk belang bij de activiteiten van de corporatie. Dat geven zij zelf ook aan. De belanghouders die zijn gesproken geven aan dat ze vooral betrokken willen worden bij het vormen van beleid van de corporatie, omdat zij en de corporatie wederzijds afhankelijk zijn van elkaar en beide over eigen expertise beschikken. Een zorgpartij wil bijvoorbeeld zorg kunnen blijven leveren waarbij de maatschappelijke ontwikkelingen vragen om zorg die bij de mensen thuis wordt aangeboden. Corporaties beschikken over deze woningen en de zorgpartij heeft er dan belang bij dat die woningen zo zijn vormgegeven dat er zorg in kan worden aangeboden. Het feit dat zij maatschappelijke instellingen zijn, zorgt er echter wel voor dat zij tot een andere categorie belanghouders behoren dan bouwers zoals projectontwikkelaars. Dit verschil wordt duidelijk gemaakt in paragraaf 3.2 onder het kopje Belanghouders. De gemeente als democratisch gekozen lokale vertegenwoordiger is een belanghouder die een speciale positie inneemt, omdat dit de enige belanghouder is – naast de huurder, maar daarover gaat dit rapport niet – van wie de inspraak op het te voeren beleid van de corporatie wettelijk is verankerd aan de hand van verplicht overleg rond woonvisie, prestatieafspraken en investeringsplannen. Het helder in kaart brengen van de verschillende belanghouders behoort tot één van de eerste stappen die een corporatie zou moeten nemen wanneer zij vorm wil geven aan belanghoudersparticipatie. Hierbij is het belangrijk na te gaan op welke gronden partijen als belanghouder van de corporatie worden gezien en of er geen partijen worden vergeten. Dit kunnen partijen zijn die weliswaar weinig macht hebben, maar die wel een grote maatschappelijke impact hebben zoals ‘de soepopscheppers’ voor dak- en thuislozen. Over het algemeen genomen zien de corporaties van de bestudeerde cases in deze quickscan partijen als belanghouder als er sprake is van een gezamenlijk belang, als partijen wat voor elkaar kunnen betekenen, als partijen samen projecten kunnen realiseren. Sommige corporaties hebben een verdeling gemaakt in belanghouders met wie projecten worden gerealiseerd en belanghouders die meedenken over vraagstukken voor de langere termijn. Deze verdeling is niet star. De relaties komen steeds anders te liggen afhankelijk van ontwikkelingen en trends. Partijen worden dus veelal als belanghouders ‘bestempeld’ op basis van bestaande samenwerkingsvormen. Door ‘out of the box’ te denken, kunnen wellicht andere belanghouders worden geïdentificeerd, zoals de eerder genoemde ‘soepopscheppers’, winkeliers of kunstenaarsgroepen. Over belanghouders in het algemeen kan worden gesteld dat: - Belanghouders hebben verschillende voorkeuren voor wat betreft de onderwerpen waarbij zij willen worden betrokken. - Er is altijd sprake van wederzijdse belangen. Het ene belang is zakelijker dan het andere. - Belanghouders hebben verschillende voorkeuren voor wat betreft het schaalniveau waarop ze willen worden betrokken. Projectniveau (uitvoerend meedenken), wijkniveau (uitvoerend-beleidsmatig meedenken), bedrijfsniveau (beleidsmatig-strategisch meedenken). - Er is sprake van een representativiteitsprobleem. Belanghouders vertegenwoordigen veelal een groep en het is de vraag of een persoon kan spreken namens een hele groep mensen.
Functie en vorm van belanghoudersparticipatie Om de vraag te kunnen beantwoorden welke soort belanghoudersparticipatie het meest effectief is, moet er eerst worden gekeken naar het doel dat men voor ogen heeft met de belanghoudersparticipatie – of beter gezegd – welke functie men ziet weggelegd voor belanghoudersparticipatie. Wil men aan de voorkant van het beleidsvormingsproces input van de belanghouders krijgen (advies) of wil men zich vooral verantwoorden naar de belanghouders? Heeft men behoefte aan een klankbordgroep, een visie op de maatschappij, of is men benieuwd naar het imago van de corporatie bij haar belanghouders? Of wil men
16
Quickscan belanghoudersparticipatie
het netwerk versterken? Het doel dat men voor ogen heeft, bepaalt tevens welke soorten belanghouders het beste bij het initiatief kunnen worden betrokken. Er zou kunnen worden gesteld dat uit bepaalde vormen van belanghoudersparticipatie, zoals een symposium, naar de buitenwereld toe duidelijker blijkt dat belanghouders door de corporatie worden betrokken bij het vormen van beleid dan dat dit blijkt uit de gesprekken die plaatsvinden op de werkvloer bij projecten. Naar belanghouders toe kan door zo’n symposium te organiseren ook extra worden benadrukt dat de corporatie aan belanghoudersparticipatie doet. Iedereen vindt het natuurlijk leuk als er wat speciaal voor hem of haar wordt georganiseerd. Welke vorm het meest efficiënt of effectief is, moet echter nog worden onderzocht. Misschien vormen de gesprekken op de werkvloer namelijk wel genoeg input voor de corporatie om een afgewogen beslissing te maken voor het te voeren beleid. Hierbij is het uiteraard heel belangrijk wat belanghouders zelf het prettigst vinden. Uit de gesprekken met de belanghouders van de cases in deze quickscan, blijkt dat zij over het algemeen zeer tevreden zijn over de manier waarop de corporatie met ze omgaat. Partijen hebben regelmatig contact met elkaar (al dan niet gestructureerd) en als er wat is, lopen ze gemakkelijk bij elkaar naar binnen. Zij voelen zich ook serieus genomen en geven aan dat ze het idee hebben dat de corporatie naar hun mening luistert. Een symposium over de richting die de corporatie op wil gaan, wordt wel gezien als een goed initiatief, maar tegelijkertijd wordt ook wel aangegeven dat er behoefte is concreter over projecten te spreken of heel gericht met een aantal specifieke partijen om de tafel te gaan zitten om een bepaald thema uit te diepen. Wat in ieder geval wel kan worden gezegd, is dat de ene vorm zich beter leent voor het ene dan voor het andere doel. Als een corporatie wil weten wat voor imago zij heeft bij haar belanghouders dan is het niet verstandig hiervoor een bijeenkomst te organiseren. Mensen laten dan toch niet het achterste van hun tong zien. Door een extern bureau het onderzoek te laten uitvoeren waarbij ‘face to face’-gesprekken worden gevoerd, kan in ieder geval goed worden doorgevraagd en is er een zekere mate van objectiviteit. Als een corporatie zich laat visiteren, komt het imago van belanghoudersparticipatie in ieder geval aan de orde. Men kan de resultaten van de visitatie gebruiken bij het beter vormgeven aan belanghoudersparticipatie. Wanneer de corporatie vooraf input wil van haar belanghouders, is een bijeenkomst al dan niet in combinatie met een onderzoek waarschijnlijk de meest geschikte vorm. Een bijeenkomst is bovendien een goede gelegenheid om het netwerk te versterken. Men ziet elkaar in ieder geval weer eens en belanghouders zien ook elkaar. Uiteraard zijn er verschillende manieren om aan een bijeenkomst vorm te geven. Een deel van het rendement van de input van belanghouders tijdens bijeenkomsten of onderzoek is afhankelijk van de precieze invulling. Welke vragen stelt men aan de belanghouders, hoe goed is de discussieleider, hoe duidelijk zijn de enquêtevragen. Een grote bijeenkomst waarbij alle belanghouders zijn uitgenodigd, lijkt vooralsnog vooral goed te werken om het netwerk te versterken en signalen op te pikken (wat vindt men belangrijke thema’s, wat vindt men van de corporatie). Kleinere bijeenkomsten met specifieke groepen belanghouders lijken beter geschikt om bepaalde thema’s verder uit te diepen. Verantwoording afleggen is een verhaal apart. Belanghoudersparticipatie is eigenlijk onlosmakelijk verbonden met verantwoording afleggen. Het afleggen van verantwoording kan op twee manieren worden opgevat. De corporatie kan heel droog de zeven prestatievelden ‘afwerken’ en aangeven wat zij binnen die velden allemaal heeft gepresteerd. Dan wordt er vooral naar het geleverde product gekeken en niet naar de totstandkoming ervan. Daarmee doet een corporatie zichzelf tekort. Door bij het afleggen van verantwoording ook in te gaan op de rol van de belanghouders bij het vormen van beleid dat ten grondslag ligt aan de gerealiseerde producten, wordt er diepgaander verantwoording afgelegd en pas dan zit er ook een deel terugkoppeling naar de belanghouders over de verwerking van hun input in. Als een corporatie zich wil verantwoorden over het gevoerde beleid, kan dit in een jaarverslag of een speciaal daarvoor uitgegeven belanghoudersmagazine of tijdens een bijeenkomst. In het jaarverslag kan vrij globaal iets worden toegelicht over het proces van belang-
17
houdersparticipatie in relatie tot de bereikte prestaties. In een speciaal belanghoudersmagazine kan meer worden toegespitst op terugkoppeling naar belanghouders over hun input rond specifieke beleidsonderwerpen. Verantwoording afleggen over een specifiek beleidsonderwerp tijdens een bijeenkomst, is een manier om ‘activerend’ te verantwoorden. Men kan namelijk meteen het gevoerde beleid met de belanghouders evalueren waardoor de aanzet kan worden gegeven voor een nieuwe ronde van belanghoudersparticipatie, een nieuwe ronde in de cyclus. Wanneer er behoefte is aan een klankbordgroep of een visie op en vanuit de maatschappij, is een adviesraad een goede vorm. Door alleen maatschappelijke belanghouders als lid toe te laten, wordt ervoor gezorgd dat de leden van de adviesraad een onpartijdig advies uitbrengen dat niet wordt ingegeven uit eigen, zakelijk belang. Samengevat kan het volgende overzicht worden gemaakt van het doel van belanghoudersparticipatie en de mogelijke vormgeving ervan. Zie de pagina hiernaast. In hoofdstuk 3 Conclusies wordt verder ingegaan op algemene overwegingen bij de vormgeving van belanghoudersparticipatie en specifieke overwegingen bij de vormgeving van belanghoudersparticipatie.
18
Quickscan belanghoudersparticipatie
Tabel 2 Overzicht van het doel en de vormgeving van belanghoudersparticipatie Doel Voorafgaand aan het ontwikkelen van plannen of het bepalen van de strategie input bij belanghouders vandaan halen (horizontale dialoog faciliteren)
Subdoel Signalen oppikken en netwerk versterken
Vorm Grootschalige bijeenkomst in combinatie met onderzoek
Dieper ingaan op een bepaald thema, bepaalde thema s verder uitwerken
Bijeenkomsten in combinatie met onderzoek
Imago-onderzoek
Onderzoek laten uitvoeren door een extern bureau
Discussi ren over maatschappelijke thema s op een vrij hoog abstractieniveau (lees; los van projecten, wijken)
Verantwoording afleggen
19
Kringdebatten
Onafhankelijk advies
Adviesraad
Corporatiebreed
Jaarverslag
Op specifieke beleidspunten
Belanghouders magazine
Op specifieke beleidspunten
Bijeenkomst
Hoe Voorafgaand aan de bijeenkomst een enqu te rondsturen of intervies afnemen waarin vragen worden gesteld over vrij algemene thema s, de resultaten bespreken tijdens de bijeenkomst en daarbij aanzetten geven om verder te discussi ren, bijvoorbeeld door te werken met stellingen. Of tijdens de bijeenkomst werken met de GDR-methode waarin vragen worden gesteld over vrij algemene thema s en de resultaten meteen bespreken. Overal verslag van leggen en terugkoppelen naar de belanghouders. Zie cases, Woonmaatschappij Maasland, Union Voorafgaand of tijdens de bijeenkomst onderzoek doen (enqu te of GDR-methode) waarbij er over specifieke thema s vragen worden gesteld en de resultaten tijdens de bijeenkomst bespreken en er daarna over discussi ren. Overal verslag van leggen en terugkoppelen naar de belanghouders. Zie cases Aramis, woCom, Trudo Uitkomsten van het imago-onderzoek terugkoppelen naar de belanghouders al dan niet tijdens een bijeenkomst. Zie cases Pr wonen, Woonwaard Introductie van het thema door externe, inspirerende spreker. Kerngroep die de discussie gaat voeren. Daaromheen zitten genodigden die alleen vragen mogen stellen. Overal verslag van leggen en terugkoppelen naar de belanghouders. Zie case W oonmaatschappij Zie cases W ooplus en De Key Vrij globaal wat er is gedaan en waarom dat is gedaan met een toelichting op welke manier belanghouders zijn betrokken en hoe is omgegaan met hun input. Uitgebreide toelichting over welke beslissingen de corporatie heeft genomen op bepaalde beleidspunten, op welke manier de belanghouders hierbij zijn betrokken en wat is gedaan met hun input. Presentatie plannen met toelichting over het gehanteerde afwegingskader en welke input van de belanghouders is verwerkt en welke niet met toelichting waarom niet. Eventueel mogelijkheid voor het evalueren van het gevoerde beleid.
Soorten belanghouders Alle soorten belanghouders
Afhankelijk van het onderwerp verschillende soorten belanghouders
Zakelijke belanghouders op verschillende niveaus (beleid, uitvoering, management) Mix van maatschappelijke en zakelijke belanghouders
Alleen maatschappelijke belanghouders Alle soorten belanghouders
Alle soorten belanghouders
Alle soorten belanghouders
Quickscan belanghoudersparticipatie
2. Cases Dit hoofdstuk bestaat uit tien casebeschrijvingen. In het blok boven iedere casebeschrijving vindt u beknopte informatie over de betreffende woningcorporatie en het bestudeerde initiatief. In de beschrijving wordt per case eerst ingegaan op de manier waarop de betreffende corporatie tegen haar belanghouders aankijkt. Daarna wordt verder ingegaan op het bestudeerde initiatief, gevolgd door de mening van een of meerdere belanghouders. Daarbij komt aan de orde waarom de belanghouder het belangrijk vindt te worden betrokken bij het beleid van de corporatie, op welk moment diegene dat het liefst wil, onderwerpen waarbij hij of zij graag betrokken wil worden en eventuele verbeterpunten op het gebied van de omgang van de corporatie met haar belanghouders. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
21
Aramis De Key Pré Wonen Trudo Woonstichting Union WoCom Woonmaatschappij Woonmaatschappij Maasland Woonplus Schiedam Woonwaard
Quickscan belanghoudersparticipatie
1
Aramis
Aramis is in 2004 ontstaan na een fusie van het voormalig Arwon met WSJ Beheer. Werkgebied de gemeenten Roosendaal, Rucphen, Moerdijk, Halderberge, Steenbergen, Bergen op Zoom, Woensdrecht Aantal woningen 8.600 Specifieke focus gebiedsontwikkeling en beheer, wonen en zorg, kwaliteit van dienstverlening en leefbaarheid Gesproken met Henk Schouwenaars, beleidsmedewerker en voorheen werkzaam bij Arwon Belanghoudersparticipatie in het kort Belanghouders worden betrokken bij het opstellen van het nieuwe ondernemingsplan. Medewerkers van de corporatie hebben interviews afgenomen met belanghouders. De resultaten van deze interviews zijn gepresenteerd tijdens een rondetafelconferentie. Op basis van de rondetafelconferentie zal het ondernemingplan worden opgesteld. Aramis heeft er tevens voor gekozen een visitatietraject te doorlopen met als voornaamste beweegreden dat zij graag een beeld wilde hebben van dat wat zij heeft bereikt in de twee jaar na de fusie, met name vanuit het perspectief van de belanghouders.
Belanghouders Aramis ziet – naast de klanten – de volgende partijen als belanghouders waarbij zij gebruikmaakt van de volgende driedeling: - samenwerkingspartners: te weten zorgpartijen, organisaties voor lichamelijk en verstandelijk gehandicapten, gemeentebestuur, jeugdzorg, GGZ; - professionele organisaties: te weten gemeenteraad, ambtenaren, VAC, politie, maatschappelijke dienstverlener, instelling voor verslavingszorg, thuiszorg, corporaties, welzijnspartij, schoolbesturen; - consumentenorganisaties: te weten seniorenraad, ouderenbond, platform gehandicapten, kruisvereniging, vakbonden, minimaplatform, bewonersplatform. De belanghouders die nu zijn benoemd door de corporatie komen vooral voort uit het gedachtegoed van het vorige ondernemingsplan met de titel: ‘Voor de stad & de klant’, waarbij de corporatie op zoek is gegaan naar partijen die net als de corporatie menen wat voor de stad te moeten betekenen. Er is gekeken voor welke partijen de corporatie wat kan betekenen waarbij er tevens is gekeken of die partijen bezig zijn met dingen die de corporatie raken. Hieruit is voor wat betreft de rondetafelconferentie en het ontwikkelen van een nieuw ondernemingsplan een lijst met belanghouders voortgekomen waarbij er een driesplitsing is gemaakt in de hiervoor beschreven categorieën. Partijen schuiven al werkende op binnen deze drie categorieën. De relaties komen steeds anders te liggen afhankelijk van bepaalde ontwikkelingen en (toevallige) contacten, vertelt Schouwenaars. Nu neigt de trend bijvoorbeeld naar het buurtregisseurschap. Partijen die nu nog minder duidelijk in beeld zijn en die vooral op buurtniveau werken, worden hierdoor steeds belangrijker. Datzelfde gebeurde toen het begrip ‘brede school’ zijn intrede deed. Bij een herstructureringsproject werd besloten een brede school te gaan ontwikkelen en vanaf dat moment worden de onderwijsinstellingen ook gezien en behandeld als belanghouder van de corporatie. Een wisseling
23
in het bestuur van een belanghouder kan er ook voor zorgen dat de contacten veranderen (worden versterkt). Aangezien de corporatie stenen stapelt voor de samenwerkingspartners en er daardoor ook financiële belangen spelen, weegt deze categorie belanghouders voor de corporatie zwaar. Schouwenaars geeft daarbij echter aan dat alle categorieën stakeholders op verschillende niveaus belangrijk zijn en dat er eigenlijk geen sprake is van dé belangrijkste belanghouder. Samenwerkingspartners zijn vooral van belang als productie- of contractpartner. Met deze partijen is het intensiefste contact. Professionele organisaties zijn vooral van belang als partner voor de langetermijnvisie. Met hen is geen contractuele relatie en minder intensief contact. Consumentenorganisaties zijn vooral van belang als partner voor de dagelijkse dingen van de stad.
Workshops Vijf jaar geleden, dus nog voor de fusie tot Aramis, heeft de corporatie (toen Arwon genaamd) workshops georganiseerd rond zes thema’s. Deze aanpak was toen nieuw voor alle partijen. Er waren de volgende workshops: Arwon als maatschappelijk betrokken organisatie, Arwon als dienstverlener, Arwon als speler in wonen, welzijn en zorg, Arwon in de sector van de woningcorporaties, Arwon als werkgever en Arwon als commerciële partij. Rond de workshop wonen en zorg werd er bijvoorbeeld gewerkt met ‘de vraag van vandaag’: Wat is de uitdaging van/voor Arwon om zich sterk te maken voor en op de terreinen van wonen, welzijn en zorg? Tijdens de workshop is er vanuit een viertal gezichtspunten gekeken naar wonen, welzijn en zorg: vanuit de behoefte van de markt: ‘de klant’; vanuit de visie en opvattingen zoals Arwon die ziet bij overheden; vanuit de visie van leveranciers van welzijn en zorg en vanuit de eigen ambities en competenties van Arwon. Ook werd een aantal lopende projecten besproken en werd aangegeven tegen welke dilemma’s Arwon op dat moment aanliep bij haar activiteiten of plannen rond wonen, welzijn en zorg. Vier dilemma’s werden besproken en daarna werden vier thema’s die een raakvlak hebben met wonen aan de aanwezigen voorgelegd met de vraag deze thema’s verder uit te diepen en aan te geven op welke punten op dat moment extra inzet van Arwon denkbaar was. Van alle workshops is verslag gelegd en in een afsluitende bijeenkomst zijn de uitkomsten van alle workshops besproken. Hiervoor is eerst gepeild of de belanghouders daarvoor interesse hadden. Er zijn twee overlegvormen voortgekomen uit deze workshops die al pratende met elkaar zijn ontstaan: het RBC-beraad en de Maatschappelijke Ondernemers-kring (MO-kring.) Nadat een van de workshops was gehouden, liep de corporatie vast. Zorgpartijen waarmee zij een vaste relatie had, liepen met vergelijkbare vragen als de corporatie, zonder dat zij dat van elkaar wisten. De corporatie nam de beslissing alle vaste zorgpartijen bij elkaar te zetten en dit dilemma te bespreken om vervolgens samen te bepalen bij welke punten de prioriteit moest komen te liggen. Deze bijeenkomst is in 2002 voor het eerst gehouden in het RBCstadion en het RBC-beraad is nu een begrip geworden. De wethouder is later ook lid geworden. Het RBC-beraad wordt nu vier keer per jaar gehouden. De MO-kring is ontstaan uit de behoefte van maatschappelijke organisaties bij elkaar te komen en zaken door te spreken betreffende de stad. Alle partijen staan voor dezelfde klanten en stad, waardoor ze binding hebben met elkaar. In deze kring zitten bijvoorbeeld welzijnspartijen en de thuiszorg. Tijdens één van de workshops van Arwon is de initiatiefgedachte voor het oprichten van een overleggroep ontstaan.
Visitatie3 Aramis heeft in 2005 een visitatietraject doorlopen mede om erachter te komen wat de belanghouders de komende jaren van haar verwachten en om erachter te komen of de belanghouders zich betrokken voelen bij de keuzes die de corporatie maakt. De visitatiecommissie stelt in haar rapport dat Aramis over haar beleid ‘permanent en intensief in gesprek is’ met een groot aantal belanghouders en dat ‘het beleid wordt herkend en
3
In deze paragraaf is gebruikgemaakt van informatie uit het visitatierapport.
24
Quickscan belanghoudersparticipatie
gedragen’ door belanghouders. Zij concludeert dat de gesprekken met de belanghouders met name plaatsvinden ‘op basis van plaats- of themagebonden problematiek’ en dat er op deze thema’s ‘effectieve en snelle afstemming’ plaatsvindt. De commissie vraagt zich af of ‘aan de partners voldoende ruimte wordt gegeven in het mede bepalen van prioriteiten binnen probleemvelden’. Daarbij stelt zij dat Aramis ‘vaak in haar denken en ontwikkelen verder is dan haar partners’ en dat zij er daardoor vanuit gaat dat ‘partijen meedenken over de vraagstukken die Aramis heeft benoemd’. Volgens de commissie hebben ‘de gesprekken met stakeholders de neiging zich te concentreren op deelproblemen waarvoor actiegericht beleid wordt geformuleerd’ en kan ‘een meer collectief draagvlak voor het vraagstuk ontstaan door gestructureerd met stakeholders in te zoomen en uit te zoomen op de vraagstukken en doelstellingen’. Verder constateert de commissie dat Aramis nog een slag kan maken door in samenwerking met belanghouders projecten in het kader van de gebiedsontwikkeling te evalueren en pleit zij voor getalsmatige onderbouwing van de opgave zodat de belanghouders beter kunnen bepalen of de door Aramis gestelde doelstellingen veel dan wel weinig bijdragen aan de opgave.
Nabije toekomst: naar een nieuw ondernemingsplan Twee jaar geleden is er na de fusie een leidraad voor een nieuw ondernemingsplan opgesteld voor 2004-2005. Op dit moment is men bezig met het ondernemingsplan 2006-2010. Het is de bedoeling dat dit een dynamisch plan wordt. Het plan wordt vastgesteld (bijvoorbeeld ondernemingsplan 2007-2011) en daarna wordt er direct begonnen met het volgende plan (2008-2012). Voor het nieuw op te stellen ondernemingsplan is door medewerkers van de corporatie eerst een 50-tal bewoners geselecteerd en geïnterviewd. De bewoners vormen namelijk een bron van informatie over wat er in de stad te doen is, licht Schou4 wenaars toe. Hetzelfde is er gedaan met 3 de belanghouders van de corporatie, 2 alleen zijn er minder interviews afgenomen, te weten 15. Deze belanghouders 1 zijn geselecteerd uit de partijen die de woningcorporatie reeds kent en zijn zo gekozen dat er voldoende spreiding is 1 De mens over de drie soorten belanghouders die de 2 De omgeving 5 3 De straat/buurt/wijk/stad corporatie erkent. Als richtlijn voor deze 4 De wereld gesprekken is vooraf een vragenlijst 5 Aramis opgesteld en is er gewerkt met vijf thema’s (zie figuur 1 hiernaast). Figuur 1 De vijf thema’s en hun onderlinge positionering De vragenlijst bevat vragen als: Wat is de mening van de geïnterviewde over de contacten met Aramis? Worden afspraken nagekomen? Is er behoefte aan meer contact? Waarover wil de geïnterviewde op de hoogte worden gehouden? Wat is (kan) de meerwaarde (zijn) van samenwerking? Is er behoefte aan samenwerking? Indien er al sprake is van samenwerking: Hoe verloopt de samenwerking nu? Voldoet de samenwerking aan de verwachtingen van de geïnterviewde? Levert de samenwerking de verwachte meerwaarde op? Zo nee, hoe komt dat? Rond het toekomstbeeld van de belanghouders werden vragen gesteld als: Welke ontwikkelingen ziet de geïnterviewde in Roosendaal/in de wijken? Waarover maakt de geïnterviewde zich zorgen? Wat zou de geïnterviewde over 15 jaar veranderd willen zien (in Roosendaal/in een bepaalde wijk/in het bieden van voorzieningen)? Welke rol ziet de geïnterviewde daarbij weggelegd voor Aramis? Welke bijdrage verwacht de geïnterviewde daarbij van Aramis? Met welke partijen zou Aramis daarvoor moeten gaan samenwerken? Wat zou de geïnterviewde
25
over 15 jaar veranderd willen zien in de samenwerking met Aramis? Waarin kan Aramis zich verbeteren? Rond het imago van de corporatie werd gevraagd welk beeld de geïnterviewde van Aramis heeft waarbij er een omschrijving in twee tot drie kernwoorden moest worden gegeven. De rondetafelconferentie De afdeling strategie en beleid van de corporatie heeft alle interviews met de bewoners en het reeds afgenomen deel met de belanghouders bestudeerd en daar vermoedens uit gehaald. Datzelfde is gedaan door een extern bureau. Deze twee lijsten zijn naast elkaar gelegd en de uitkomst daarvan is ingebracht op een bijeenkomst waarbij ook de interviewers aanwezig waren. Vermoedens werden tijdens die bijeenkomst indien nodig scherper geformuleerd of weggelaten. Alle gedestilleerde vermoedens zijn samengebracht voor een grote rondetafelconferentie. Interviews
Bijeenkomst met belanghouders
Omzetten vermoedens in thema's
Prioriteiten bepalen en ondernemingsplan vaststellen
Ondernemingsplan uitvoeren
Analysefase
Ondernemingsplan evalueren
Uitvoeringsfase
Evaluatiefase
Figuur 2 Principe van de rondetafelconferentie
De bedoeling van de conferentie was uit de vermoedens thema’s te destilleren die dé thema’s voor de stad zijn. Het is de bedoeling dat Aramis deze informatie gebruikt voor het bepalen van haar eigen prioriteiten. Er kan uit worden afgeleid wat Aramis moet doen, vertelt Schouwenaars. De belanghouders krijgen het ondernemingsplan uiteindelijk wel te zien, maar niet om op te schieten. Daarvoor is het de bedoeling dat er in het jaar erop een evaluatie wordt geregeld, zie figuur hierboven. Schouwenaars geeft aan dat de tafelgesprekken inhoudelijk niet veel nieuwe inzichten hebben opgeleverd, maar dat het veelal een bevestiging en een aanscherping opleverde. De belangrijkste conclusie die is getrokken tijdens de bijeenkomst, is dat partijen elkaar meer moeten opzoeken, meer samen de wijk in moeten en plannen beter moeten afstemmen.
Belanghouders aan het woord Uit het visitatierapport blijkt dat niet alle belanghouders even diepgaand betrokken willen worden bij het beleid van Aramis. De commissie merkt bijvoorbeeld op dat een aantal belanghouders uit het netwerk rond maatschappelijke vraagstukken in Roosendaal op projectniveau zaken wil doen met Aramis en dat zij van de strategische uitspraken van Aramis hooguit kennis willen nemen. Enkele belanghouders zien een signaleringsfunctie weggelegd voor de corporatie. Peter van der Zeijden, coördinator dagbesteding en coördinator wonen bij de GGZ west Noord-Brabant, en een van de belanghouders die aanwezig was bij de rondetafelconferentie, geeft aan dat hij de bijeenkomst als verfrissend heeft ervaren. De GGZ is niet eerder door een corporatie gevraagd om mee te denken op ondernemingsplanniveau. Hij vond de vorm-
26
Quickscan belanghoudersparticipatie
geving interessant: in zijn optiek wordt op ondernemingsplanniveau te weinig gekeken naar de betrokkenen met wie de corporatie werkt. Van der Zeijden vond het positief dat er mensen aanwezig waren uit alle geledingen die allemaal lokaal of op wijkniveau betrokken zijn. Daardoor konden de zaken heel breed worden besproken. “Je kunt ook een-op-een inhoudelijk op stukken reageren”, stelt hij, “maar als je met wijken aan de slag gaat, moet je het breder maken.” Van der Zeijden vindt het positief dat hij zich er door een dergelijke bijeenkomst van bewust wordt wat hij van een corporatie mag verwachten en dan de discussie te hebben over wat de GGZ kan betekenen. Op die manier kan er afstemming plaatsvinden, stelt hij. Voor wat betreft de onderwerpen waarmee de GGZ en de corporatie raakvlakken hebben, wil Van der Zeijden vanaf de ideologievorming tot en met de evaluatiefase worden betrokken. Hij vindt het belangrijk te worden betrokken bij het beleidvormingsproces van de corporatie, omdat je volgens hem op die manier een goede voeling kunt krijgen met hoe je met elkaar bezig bent en wat je voor elkaar kunt betekenen. Verbeterpunten heeft hij niet. Hij ziet Aramis als een voorbeeld van een echte maatschappelijke ondernemer. Andere corporaties zouden er een voorbeeld aan kunnen nemen, stelt hij. Aramis is creatief en staat open voor haar belanghouders, voegt hij toe. De heer Vergouwen, regiodirecteur van zorgorganisatie NSWAC, vertelt dat hij het initiatief voor de rondetafelconferentie prima vindt. Hij vindt het goed dat Aramis om de tafel gaat zitten met haar belanghouders. De meerwaarde ligt voor Vergouwen vooral in het om de tafel zitten met een dwarsdoorsnede van relaties van Aramis. Op die manier ontmoet je mensen in een andere context, vertelt hij. Hij vond het interessant om met de stellingen aan de slag te gaan. Vergouwen geeft aan dat hij benieuwd is naar het rendement van de bijeenkomst in vergelijking met het beoogde effect. Hij zou graag meer zicht willen hebben op het doel dat de corporatie zichzelf heeft gesteld, het middel dat zij heeft ingezet en de uitkomst ervan, oftewel de vertaalslag naar de core business van de corporatie. De onderwerpen waarbij de zorgorganisatie wil worden betrokken, liggen op het vlak waar partijen elkaar ontmoeten bij de realisatie van projecten. Concreet gaat het om het creëren van woonservicezones en het bouwen voor specifieke doelgroepen. Voor wat betreft het moment waarop de zorgorganisatie wil worden betrokken, geeft Vergouwen aan dat de zorgorganisatie wat hem betreft corporatiebreed alleen bij de ideologievormingsfase hoeft te worden betrokken. Voor wat betreft onderwerpen zoals bouwen voor specifieke doelgroepen, wordt de zorgorganisatie graag betrokken vanaf de ideologievormingsfase tot en met de beleidsvormingsfase en bij de beleidsevaluatiefase. Vergouwen vindt het belangrijk te worden betrokken bij het beleidsvormingsproces van de corporatie, omdat de corporatie in een van de meest concrete vormen bijdraagt aan reïntegratie en vermaatschappelijking van de zorg door middel van woningbouw.
27
Quickscan belanghoudersparticipatie
2
De Key
De Key is in 1996 ontstaan uit een fusie tussen drie corporaties (Lieven de Key, De Doelen en Woningbouwvereniging Onze Woning). Werkgebied Amsterdam Aantal woningen 28.000 Specifieke focus wonen en zorg, studenten, stedelijke gezinnen Gesproken met Mevrouw Waarts, hoofd beleid en portfoliostrategie, en meneer Mannot, beleidsadviseur Belanghoudersparticipatie in het kort De Key werkt op bedrijfsniveau met een adviesorgaan dat De Bouwmaatschappij heet. Woningbouwvereniging Onze Woning was een van de corporaties die zijn gefuseerd tot De Key. Bij de fusie in 1996 heeft de ledenraad zichzelf opgeheven onder de garantie dat er een adviesraad in de vorm van de Bouwmaatschappij voor in de plaats zou komen.
Belanghouders De Key ziet – naast de klanten – de volgende partijen als belanghouders: - gemeente (stadsdelen); - zorgpartijen; - welzijnspartijen; - marktpartijen, te weten projectontwikkelaars; - belangenvertegenwoordigers, te weten dak- en thuislozenorganisaties, kunstenaarsbelangenverenigingen; - overig, te weten winkeliers, politie, buurtregisseurs, scholen, groenvoorziening, openbaar vervoer, hoge scholen; - collega-corporaties. Voor wat betreft de omgang met haar belanghouders volgt de corporatie een aanpak die iedere keer op maat wordt gemaakt. De ene keer stuurt ze een folder rond waarna medewerkers van de corporatie persoonlijk langsgaan bij de betreffende organisaties. Een andere keer wordt er een symposium rond zestig jaar studentenhuisvesting gehouden en wordt er een boek gepubliceerd met daarin studentenhuisvestingsprojecten en de verhalen van belanghouders, zoals de burgemeester van Amsterdam, een buitenlandse studente, een rector van een universiteit, een architect, een medewerker van de gemeente (dienst Ruimtelijke Ordening) en een advocaat. Een andere keer belt de corporatie naar een belanghouder en wordt er een afspraak gemaakt. Er wordt op het gebied van belanghoudersparticipatie niet een vaste methodiek gevolgd. De corporatie maakt deel uit van een netwerk. Dat netwerk wordt goed onderhouden en waar mogelijk uitgebouwd. Daardoor komen belanghouders van de corporatie zelf ook naar de corporatie toe als ze plannen hebben. Wat dat aangaat is Amsterdam net een dorp, stelt mevrouw Waarts, hoofd beleid en portfoliostrategie bij de corporatie. Alle partijen kennen elkaar. Mevrouw Waarts geeft aan dat er een soort gelaagdheid in de belanghouders zit. Er zijn partijen die je per se nodig hebt bij bijvoorbeeld herstructureringsactiviteiten. Dat zijn bijvoorbeeld stadsdelen, projectontwikkelaars, collega-corporaties en winkeliers. Daarnaast heb je nog partijen die je niet per se nodig hebt, maar die wel een nuttige bijdrage kunnen leveren. Dat zijn partijen als zorg- en welzijnsinstellingen scholen en politie. 29
Belanghouders en wonen en zorg De Key heeft een folder gemaakt over wonen en zorg, met als titel ‘Een buurt om te blijven, Basismodel woonservicebuurt; een leidraad voor professionals’. In deze folder staat wat de corporatie op dit gebied ziet als haar missie (zelfstandig wonen moet voor iedereen mogelijk zijn ongeacht leeftijd of handicap), op welke manier zij dat wil bereiken en welke partijen (stakeholders) ze daarbij nodig heeft. Ook is aangegeven welke rol de verschillende partijen er in kunnen spelen. Deze folder heeft de corporatie naar zorgpartijen die in Amsterdam actief zijn én die in wijken actief zijn waar de corporatie bezit heeft, gestuurd. De folder is tevens gestuurd naar collega-corporaties, stadsdelen en welzijnsorganisaties. Daarna zijn medewerkers van de corporatie persoonlijk langsgegaan bij een aantal van deze partijen om te brainstormen over wat beide partijen op het gebied van ‘buurten om te blijven’ zouden willen en kunnen doen. Volgens mevrouw Waarts was dat een goede binnenkomer om met anderen over de plannen te spreken.
Open planproces De Key werkt op buurtniveau met buurtgerichte aanpakken waarbij – naast bewoners – winkeliers, collega-corporaties en stadsdelen inspraak hebben. Het kader wordt gesteld door de corporatie of het stadsdeel en daarna wordt iedereen gehoord en mag iedereen meepraten. De winkeliers (en ook horeca) vervullen hierbij een belangrijke rol, omdat de corporatie een goed voorzieningenniveau als wezenlijk element van een goed functionerende buurt ziet. Rond haar aanpak van herstructureringswijken heeft De Key een boek geschreven waarin de zogenaamde ‘Key-methode’ uit de doeken wordt gedaan. In dit boek staat beschreven hoe De Key omgaat met bewoners en andere belanghouders in het kader van herstructurering. Dit boek verschijnt medio 2006.
De Bouwmaatschappij De Bouwmaatschappij is in 1995 opgericht, ‘omdat men het verstandig achtte om De Key te voorzien van een orgaan dat het beleid van De Key op afstand kritisch zou volgen en dat zou adviseren en controleren op het punt van de maatschappelijke doelstellingen van De Key’4. De Bouwmaatschappij heeft zichzelf ten doel gesteld de ‘maatschappelijke verankering van De Key te bewaken’. De Bouwmaatschappij geeft hiertoe adviezen over ‘de omschrijving, programmering en realisering’ van de maatschappelijke doelstellingen en wat daarmee verband houdt. De Bouwmaatschappij discussieert met de directie van De Key over maatschappelijke thema’s die raken aan de volkshuisvesting. De leden van de adviesraad doen daartoe zelf onderzoek en schrijven meestal zelf de discussiestukken en adviezen. Voor elk onderwerp wordt ad hoc een werkgroep geformeerd. Na de discussie komt de Bouwmaatschappij met een advies. De directie van de corporatie reageert daarop waarbij zij aangeeft hoe ze om zal gaan met het advies. De leden van de Bouwmaatschappij moeten een maatschappelijk relevante achtergrond hebben en waarbij de raad in het totaal moet beschikken over voldoende specifieke kennis op het gebied van de volkshuisvesting en relevante maatschappelijke ontwikkelingen. De invloed en inbreng van De Bouwmaatschappij vanuit sociaal-maatschappelijk invalshoek wordt door De Key ervaren als een nuttige aanvulling op het te ontwikkelen volkshuisvestelijk beleid. Afgelopen jaar heeft de raad vergaderd over onderwerpen als: - maatschappelijk ondernemen; - imago van De Key; - mogelijke allianties van De Key; - het helder en toetsbaar presenteren van maatschappelijke prestaties; - de werkwijze en de organisatie van De Bouwmaatschappij.
4
Jaarverslag 2004-2005 van vereniging De Bouwmaatschappij.
30
Quickscan belanghoudersparticipatie
Meneer Mannot, beleidsadviseur bij de corporatie, geeft aan dat de Bouwmaatschappij nadrukkelijk geen belangenvertegenwoordiger, bewonersorganisatie of overheid is. De Bouwmaatschappij geeft advies op het totale beleid en het strategische niveau van de corporatie. In vergelijking met bijvoorbeeld zorgpartijen of welzijnspartijen, kortom partijen die een bedrijfsmatig belang bij de corporatie hebben, functioneert de Bouwmaatschappij op een abstracter niveau, waarbij zij advies geeft over de richting die de corporatie opgaat en fungeert als een soort spiegel voor de corporatie.
Belanghouders aan het woord Er is gesproken met de secretaris van de Bouwmaatschappij, de heer Battjes. Op de vraag waarom hij lid is geworden van de Bouwmaatschappij antwoordt de heer Battjes dat hij is gevraagd lid te worden. Hij heeft besloten daarop in te gaan, omdat hij het heel belangrijk vindt wat corporaties gaan doen. Hij is nu negen jaar lid en is aan de beurt om af te treden. Meneer Battjes vertelt dat de Bouwmaatschappij per jaar zes keer vergadert met de corporatie. Dat gebeurt ’s avonds. Daarnaast wordt er eens per jaar een excursie georganiseerd langs werk van de corporatie. De leden van de Bouwmaatschappij doen zo veel mogelijk zelf, vertelt hij. Ze schrijven stukken en bestuderen andere stukken. Voor een deel reageert de Bouwmaatschappij op dingen die de Key aandraagt, maar voor een ander deel bepaalt zij zelf de agenda. De onderwerpen die de Key en de Bouwmaatschappij inbrengen zijn volgens Battjes vrij logisch. De Key vraagt bijvoorbeeld om een advies rond de komende fusie en de Bouwmaatschappij brengt het onderwerp ‘imago van de corporatie’ in. Er wordt gewerkt met een vaste procedure rond de adviezen van de Bouwmaatschappij. Eerst wordt er een voorbereidende notitie geschreven, dan volgt er na de discussie een conceptadvies en zonodig volgt er ten slotte nóg een discussieronde voordat het definitieve advies wordt uitgebracht. Essentieel is dat de directie van de corporatie altijd moet reageren op het uitgebrachte advies. De directie is in principe ook altijd aanwezig bij de besprekingen met de Bouwmaatschappij. De Maatschappij heeft een juridisch verankerd adviesrecht. Dat staat onder andere aangegeven in de statuten van de corporatie. Daarin staat een aantal punten aangegeven waarover de Bouwmaatschappij adviezen mag uitbrengen. In de praktijk zijn dat er echter meer. In het kader van de fusie willen de leden van de Bouwmaatschappij meer punten waarover advies moet worden gevraagd juridisch vastleggen in de statuten. Meneer Battjes vindt het heel belangrijk dat het adviesrecht van de Bouwmaatschappij juridisch is verankerd, omdat een bestuurder het niet altijd even prettig vindt wat er wordt gezegd door het adviesorgaan. De huidige bestuurder van de corporatie en de Bouwmaatschappij gaan goed met elkaar om, maar als er een andere bestuurder komt die de Bouwmaatschappij minder waardeert, ontstaat er wellicht wrijving en dan komt het goed uit als het adviesrecht juridisch is verankerd, licht Battjes toe. De adviezen die de Bouwmaatschappij geeft, zijn niet bindend. Anders dan de Raad van Commissarissen is de Bouwmaatschappij geen baas, de corporatie is dan ook niet verplicht de adviezen van de Bouwmaatschappij op te volgen, vertelt Battjes. Hij stelt dat de Bouwmaatschappij wat dat betreft kan worden vergeleken met de Welstandscommissie. Het opvolgen van adviezen van de welstandscommissie is ook niet verplicht, maar dat doet niks af aan de slagvaardigheid van die commissie. De verplichting om zich te motiveren maakt dat het systeem werkt. Bij deze motivering moet men overigens niet blijven steken in beleefdheden, stelt Battjes. Er moet duidelijk worden aangegeven waarom een advies niet wordt opgevolgd. Daardoor ontstaat er bewustwording over waar je mee bezig bent als corporatie. In de eerste jaren van de Bouwmaatschappij draaide het meer om belangenbehartiging, vertelt Battjes. Als er een boom was omgewaaid, werd dit doorgegeven aan de Bouwmaatschappij. Sinds de reorganisatie van zes jaar geleden is dat veranderd. De Bouwmaatschappij was tien jaar geleden opgericht naar aanleiding van een fusie van drie corporaties en telde toen circa 35 leden, van wie een groot aantal eerder lid was geweest van een verenigingsraad. Bij de reorganisatie van zes jaar geleden is het aantal leden verkleind tot twaalf en is de Bouwmaatschappij zich gaan richten op de hoofdlijnen van het beleid. Voor huurders-
31
kwesties bestaat een apart circuit. Sinds de reorganisatie van de Bouwmaatschappij is ook met behulp van een extern adviesbureau de rol van de Bouwmaatschappij duidelijk gemaakt en zijn procedures vastgelegd, zoals het werken met adviezen waarop door de corporatie moet worden gereageerd. Op dit moment is De Key in gesprek over een fusie met een andere corporatie. Het is nu de vraag op welke manier men vorm wil geven aan de maatschappelijke verankering voor de nieuwe fusiecorporatie. Het RIGO doet hiernaar onderzoek. De heer Battjes omschrijft de Bouwmaatschappij als tussenvorm tussen het hebben van helemaal geen adviesorgaan en een ledenraad die (althans op papier) alles voor het zeggen heeft. Hij hoopt dat de Bouwmaatschappij na de fusie zo door kan blijven gaan. Een vereniging met een ledenraad heeft in theorie meer te vertellen dan een adviesorgaan, maar de heer Battjes betwijfelt of dat in de praktijk ook zo is. Meneer Battjes geeft aan dat het belangrijk is dat een adviesorgaan een afspiegeling is van de maatschappij. In de Bouwmaatschappij zitten bijvoorbeeld een ex-politieman, een kunstenaar en een maatschappelijk werker. Je moet geen volkshuisvestingsclub worden, vindt hij. Het is immers nodig de zaken met een frisse blik van buitenaf te bezien en niet als het zoveelste ‘incrowd-groepje’, licht hij toe. Onderwerpen waarbij de Bouwmaatschappij graag wil worden betrokken door de corporatie zijn: het doel van de corporatie (waar is de corporatie mee bezig), het belang van de doelgroep van beleid en transparantie. Op de vraag of er wat wordt gedaan met de inbreng van de Bouwmaatschappij, antwoordt Battjes dat dat zeker het geval is, maar niet altijd. “Maar wat kun je verwachten”, voegt hij toe. Gezien de verhoudingen is de heer Battjes tevreden. De leden van de Bouwmaatschappij leggen zich er niet bij neer als er door de corporatie naar hun mening niet duidelijk genoeg wordt gereageerd. Dan vragen ze bijvoorbeeld een gesprek aan met een van de directeuren. Ook geeft hij aan dat hij wel merkt dat er rekening met de adviezen van de Bouwmaatschappij wordt gehouden. Dat is niet eenvoudig hard te maken, maar dat is een gevoel, licht hij toe. Hij heeft de overtuiging dat de Bouwmaatschappij nuttig is, omdat op die manier de corporatie het maatschappelijk belang van haar activiteiten niet uit het oog verliest.
32
Quickscan belanghoudersparticipatie
3
Pré Wonen
Werkgebied Haarlem, Heemstede, Bennebroek, Heemskerk en Beverwijk Aantal woningen 15.000 Specifieke focus - wijkgericht werken; - stedelijke vernieuwing en herstructurering; - voldoende keuzemogelijkheden, ook voor mensen met een lager inkomen; - zorg en veiligheid; - duurzaamheid. Gesproken met de heer Laterveer, bestuursondersteuning Belanghoudersparticipatie in het kort Pré Wonen houdt op structurele basis (om het jaar) een stakeholdersonderzoek (imago-onderzoek). Belanghoudersparticipatie wordt gezien als een duidelijk onderscheiden onderdeel van het beleid van Pré Wonen. Er zijn drie onderzoeken die richting geven aan het beleid van Pré Wonen: het stakeholdersonderzoek, het huurderstevredenheidsonderzoek en het personeels-tevredenheidsonderzoek. Door deze onderzoeken wordt inzicht verkregen in de drie pijlers voor de organisatieontwikkeling: maatschappij, klanten en personeel.
Belanghouders Pré Wonen ziet – naast de klanten – de volgende partijen als belanghouders: - gemeente; - zorgpartijen; - welzijnspartijen; - marktpartijen, te weten projectontwikkelaars; - overig, te weten politie, leveranciers, financiers. Pré Wonen gaat op het gebied van management uit van het INK-model. Behaalde resultaten worden aan de hand van deze methodiek gemeten naar bestuur en financiering en vergeleken met de voorafgestelde doelen, waarna de organisatie kan worden aangepast. Pré Wonen vindt het belangrijk dat waar dat mogelijk is, de systemen van de corporatie en de systemen van haar belanghouders op elkaar zijn afgestemd. In die context bezien, betrekt Pré Wonen haar belanghouders. Meneer Laterveer, bestuursondersteuner van de corporatie, stelt dat men door belanghouders mee te laten denken over de bedrijfsvoering, er voor kan zorgen dat het gezamenlijke product ‘prettig wonende bewoners’ het best worden bereikt. Belanghoudersparticipatie werkt volgens Laterveer twee kanten op. Door belanghouders te betrekken bij het vormen van beleid kan een corporatie aan haar belanghouders laten zien waaraan zij wil werken en waarop zij aanspreekbaar is. Belanghouders kunnen de corporatie laten zien of ze het wel allemaal goed doet. Belanghouders die Laterveer het meest voor de hand vindt liggen zijn – naast de bewoners – de gemeenten, zorg- en welzijnspartijen en leveranciers. Belanghouders op het uitvoerende niveau, zoals politie (wijkagenten), zorgcoördinators, liggen minder voor de hand, stelt hij. Laterveer ziet twee soorten belanghouders: er zijn belanghouders waarmee je aan de slag bent om de organisatie goed te richten en je plaats binnen het maatschappelijk veld te bepalen. En er zijn belanghouders die je in de praktijk nodig hebt om dingen uit te voeren. Binnen één organisatie, bijvoorbeeld de zorg, kan de directeur meedenken op beleidsniveau en de zorgcoördinator op het
33
uitvoerend niveau. Contacten met belanghouders kunnen dus een vorm van belanghoudersparticipatie of samenwerking zijn. Volgens Laterveer leidt belanghoudersparticipatie tot betere prestaties van de corporatie, omdat de corporatie zich beweegt in een markt die geen markt is. De vraag is tien keer groter dan het aanbod. Je kunt als corporatie doen wat je wilt, want je raakt je woningen toch wel kwijt. Er is geen marktcorrectie. De corporatie moet daarom op zoek naar correctiemethoden en bewust de kritiek opzoeken, licht hij toe. Belanghouders worden door de corporatie vooral betrokken bij de beleidsvorming, uivoering en evaluatie.
Imago-onderzoek Om het jaar wordt door de corporatie een stakeholdersonderzoek uitgevoerd en Pré Wonen maakt daarvoor gebruik van de diensten van een gespecialiseerd bureau. Door het onderzoek structureel te laten uitvoeren, is het mogelijk een lijn te ontdekken en ervan te leren zowel op het gebied van de uitvoering van het onderzoek zelf als het bijstellen van het beleid van de corporatie op basis van de onderzoeksresultaten, stelt Laterveer. Er zijn inmiddels twee imago-onderzoeken geweest en het derde komt er aan. De vragen die in dit onderzoek zijn gesteld luiden: - Hoe wordt de samenwerking met Pré Wonen gewaardeerd en met welke argumenten? - Welk imago heeft Pré Wonen bij haar (samenwerkings)partners: hoe kijken zij tegen de woningcorporatie aan, zien zij de missie en geformuleerde kenmerken van Pré Wonen terug in de samenwerking? - Stelt Pré Wonen de klant centraal? - Is Pré Wonen professioneel, toonaangevend, breed, duurzaam, transparant, betrokken, wijkgericht? De uitkomst van het onderzoek is per stakeholder vertrouwelijk behandeld. De samengevoegde resultaten zijn wel breed in de organisatie bekendgemaakt. Er is bewust niet voor gekozen de respondenten anoniem te houden. In plaats daarvan is ervoor gekozen de respondenten te laten weten dat de resultaten per stakeholder alleen op directieniveau bekend zullen worden gemaakt. Op die manier wil men voorkomen dat individuele medewerkers van de corporatie zich eventueel beledigd zouden kunnen voelen en daardoor de betreffende belanghouder wellicht anders zouden gaan behandelen. De directie zelf vond het echter wel belangrijk te weten uit welke hoek de kritiek komt, zodat ze in staat zou zijn daar wat aan te doen. Het feit dat de gegevens niet anoniem zijn op directieniveau heeft er niet toe geleid dat de belanghouders geen kritiek durfden te geven. De kritiek is soms fors, stelt Laterveer, maar aan de andere kant is men soms ook heel complimenteus.
Bijeenkomst rond beleidsplan Naast het stakeholdersonderzoek heeft de corporatie ook een bijeenkomst rond het beleidsplan georganiseerd. De corporatie heeft haar strategisch plan gepresenteerd in een museum dat de corporatie had afgehuurd om de belanghouders in stijl te kunnen ontvangen. De corporatie heeft daar haar plannen gepresenteerd met betrekking tot de kern van haar doelstellingen en de relatie met de belanghouders. De bijeenkomst was volgens Laterveer een groot succes, omdat bij de keuze van belanghouders die zouden worden uitgenodigd, is gefocust op personen van organisaties die daadwerkelijk beslissingen mogen nemen. Daarnaast is er ook bewust gezocht naar een breed veld van organisaties. Zo waren er ambtenaren, wethouders, en directeuren van aannemingsbedrijven, projectontwikkelaars, collegacorporaties en makelaars aanwezig. Bij de bijeenkomst in het museum is een koppeling gemaakt van drie dingen: de relatie met de belanghouders (gelegenheid tot netwerken), het geven van informatie over Pré Wonen (presentatie) en ‘fun’ (rondleidingen door het museum).
34
Quickscan belanghoudersparticipatie
Gesprekken over thema’s In de nabije toekomst wil de corporatie themagewijs bij haar belanghouders langsgaan om samen te definiëren wat de partijen vinden van de omgang met bijvoorbeeld senioren. Daarbij zal er worden gesproken over het plannen van uitvoering en inrichting van gebouwen tot en met de uitvoering van de zorgcomponent ervan. Op die manier wil de corporatie een soort denktank vormen. Laterveer stelt dat de klant niet is terug te brengen tot een bepaalde ‘zorghulpmeneer’, maar dat de klant behoefte heeft aan een afgewogen aanbod. Dat aanbod krijg je beter voor elkaar door met meerdere partijen te praten, stelt Laterveer. Bij het bespreken van de thema’s wil de corporatie niet iedereen uitnodigen, maar bijvoorbeeld twee of drie partijen uit de zorg en wat ambtenaren en andere betrokkenen. De corporatie organiseert en bepaalt daarom de thema’s waarover zij het wil hebben met bepaalde partijen. Hierbij stelt de corporatie zich kwetsbaar op in die zin dat zij aangeeft wat er naar haar mening moet worden gedaan en aan belanghouders vraagt wat iedereen zou kunnen doen en wat iedereen van elkaar mag verwachten.
Belanghouders aan het woord Op de vraag waarom hij betrokken wil worden bij het vormen van beleid door de corporatie, antwoordt meneer Van de Nes, voorzitter van de Raad van Bestuur van Zorgbalans, dat zorginstellingen extramuraliseren. Zorgbalans heeft een grote thuiszorgcomponent en heeft als belang dat mensen lang(er) thuis kunnen blijven wonen. Daarom is de woningvoorraad voor Zorgbalans van belang. Verder wil Zorgbalans graag haar servicepakketten afzetten en daarvoor heeft zij de corporatie nodig. De heer Verheijen, directeur van Stichting Welzijn Beverwijk (SWB) geeft aan dat de werkvelden van Pré Wonen en SWB steeds meer interactie vertonen. Partijen hebben wederzijdse behoeften. SWB heeft behoefte aan huisvesting en wil haar diensten afzetten en de diensten van SWB zorgen dat de woningen van Pré Wonen meer waarde krijgen, licht hij toe. Van de Nes wil voor wat betreft projecten bij het hele traject worden betrokken. Dat gebeurt ook, vertelt hij. Van de Nes wil in het algemeen worden betrokken bij onderwerpen die te maken hebben met de manier waarop de corporatie omgaat met haar woningbezit (doelgroepen, sloop en herbouw, aangepast bouwen, bouwen voor specifieke doelgroepen). Wonen is voor Zorgbalans heel belangrijk, licht hij toe. Hij hoeft niet te worden betrokken bij de interne winkel van de corporatie. Daar zou het ondernemingsplan onder kunnen vallen, geeft hij aan. Bij de doelstellingen van de corporatie wil hij wel worden betrokken. In de regionale overleggen op het gebied van wonen, zorg en welzijn komt men elkaar tegen en wordt er gesproken over de ideologie van organisaties. Daarnaast worden er bilateraal zaken doorgesproken zoals wel of niet nu al glasvezel aanleggen. Verheijen vindt dat een corporatie de ideologievormingsfase intern moet doen. De uitkomst daarvan kun je later uitleggen aan de belanghouders, stelt hij. Hij wil worden betrokken vanaf de agenda-/beleidvormingsfase tot en met de beleidsevaluatie. Als huurder van Pré Wonen wil Verheijen graag worden betrokken bij de vormgeving van het gebouw. Op het gebied van wonen, zorg en welzijn wil hij graag worden betrokken bij het hele bijbehorende kader. Verheijen geeft aan dat de corporatie bij de inrichting van wijken de gewoonte heeft woonvisies te ontwikkelen. SWB wordt nu pas achteraf op de hoogte gebracht. Verheijen geeft aan dat hij niet per se mee hoeft te praten over de woonvisie, maar dat hij wel graag zou willen worden gevraagd om materiaal aan te leveren dat in zijn ogen nuttige informatie kan opleveren voor de woonvisie. Meneer Van de Nes en meneer Verheijen vinden beiden dat er door de corporatie wat wordt gedaan met hun inbreng. Beiden denken ook dat belanghoudersparticipatie tot betere prestaties van de corporatie leidt. Van de Nes geeft aan dat hij het goed vindt dat de corporatie hoort hoe anderen tegen haar beleid aankijken. Op die manier krijgt de corporatie andere belangen duidelijker in beeld wat de prestaties verbetert, meent hij.
35
Verheijen stelt dat de woningen van Pré Wonen een grotere functie krijgen dan alleen onderdak verschaffen doordat de corporatie SWB betrekt bij het vormen van beleid en doordat zij SWB diensten laat verlenen aan haar huurders. Dan is de prestatie van de corporatie op het gebied van wonen beter, licht hij toe. Voor wat betreft het stakeholdersonderzoek geeft Verheijen aan dat hij dat sowieso een goed initiatief vindt, omdat daaruit onder andere blijkt dat de corporatie bereid is naar haar omgeving te kijken en daarmee rekening te houden. Hij vond het goed dat een extern bureau heeft onderzocht hoe de verhouding tussen de corporatie en haar belanghouders ligt. Dat objectiveert de resultaten. Hij had een goed gevoel bij het onderzoek. Meneer Van de Nes kan zich dit onderzoek niet meer herinneren. Allebei de heren waren niet aanwezig bij de bijeenkomst in het museum, maar meneer Verheijen geeft aan dat hij dat soort bijeenkomsten wel aardig vindt. Hij geeft echter tevens aan dat hij contact heeft met veel organisaties en de laatste tijd merkt dat er veel van dat soort leuke dingen plaatsvinden. De veelheid van die initiatieven is een beetje het probleem, geeft hij aan. Hij kan er niet altijd tijd voor vrijmaken, vertelt hij. Wat dat betreft is zo’n stakeholdersonderzoek gemakkelijker in te plannen. Dat duurt maar een uur of half uur, terwijl een bijeenkomst al snel een hele middag vult, licht hij toe. Van de Nes geeft aan dat Zorgbalans en de corporatie al op veel momenten samenkomen. Als meerwaarde van een bijeenkomst zoals in het museum ziet Van de Nes het netwerken. Je komt dan andere partijen tegen die ook zijn gelieerd aan de corporatie. Het lijkt hem bovendien leuk om een bepaald thema uit te diepen.
36
Quickscan belanghoudersparticipatie
4
Trudo
Werkgebied Aantal woningen Specifieke focus Gesproken met
regio Eindhoven 7699 Trudo top 10 Patrick Dogge, adviseur beleid & strategie
Belanghoudersparticipatie in het kort Trudo wil belanghoudersparticipatie borgen en opnemen in de jaarlijkse planning- en controlcyclus. Daarvoor wil zij jaarlijks – naast de overleggen met huurdersorganisaties – overleggen met vooral gemeente en organisaties in het maatschappelijk middenveld. Tijdens dit jaarlijks overleg is het de bedoeling dat de belangrijkste punten en wensen van deze partijen worden besproken. Trudo filtert hieruit wat zij daarmee kan doen. Daarna worden er prestatieafspraken en beleidsplannen gemaakt. Het is de bedoeling dat er elk kwartaal over de vooruitgang wordt gerapporteerd en verantwoording wordt afgelegd. In 2005 is gestart met deze aanpak. Voor de invulling van haar Maatschappelijk Ondernemerschap heeft Trudo in 2005 gewerkt met een lijst van tien punten: de Trudo Top 10. Deze lijst bestaat uit onderwerpen die Trudo belangrijk vindt en waarover ze met de belanghouders wilde discussiëren. Alle resultaten worden op de website van de corporatie gepubliceerd, zodat iedereen die geïnteresseerd is, kan meekijken.
Belanghouders Trudo ziet – naast de klanten – de volgende partijen als belanghouders waarbij zij gebruikmaakt van de volgende driedeling: - partners: ontwikkelaars, een makelaar en een partij gespecialiseerd in de coördinatie van planmatig onderhoud; - partijen uit het maatschappelijk middenveld: gemeente, zorg- en welzijnspartijen, andere corporaties, onderwijsorganisaties, cultuurorganisaties, politie en vertegenwoordigers van bijzondere klantgroepen (zoals ex-gedetineerden/ex-verslaafden); - gemeente. De gemeente en partijen uit het maatschappelijk middenveld zijn de belangrijkste belanghouders voor Trudo. De gemeente heeft haar ambities die zijn verwoord in de woonvisie en creëert via prestatieafspraken de randvoorwaarden om die ambities te realiseren. De corporatie moet in samenwerking met de gemeente zowel haar eigen ambities als die van de gemeente realiseren. De corporatie heeft een bewuste keuze gemaakt voor een focus op de doelgroep bijzondere klanten (personen die begeleiding nodig hebben bij het wonen). Om het mogelijk te maken dat deze mensen als huurder van Trudo kunnen wonen in een huis, moeten ze gebruik kunnen maken van de diensten van partijen uit het maatschappelijk middenveld. Ook hebben deze partijen een goed beeld van de behoeften die leven in de samenleving, licht meneer Dogge – adviseur beleid en strategie bij de corporatie – toe. Op de vraag of er sinds kort belanghouders in beeld zijn van de corporatie die dat voorheen niet waren, antwoordt Dogge dat vooral de omgang met de belanghouders nieuw is. De corporatie is de verschillende soorten belanghouders niet anders gaan inschatten. Dogge heeft wel het idee dat andere partijen Trudo als belanghouder zien bij hun activiteiten, maar hij heeft niet het gevoel dat de corporatie door andere partijen net zo wordt betrokken bij het vormen van beleid als dat de corporatie die andere partijen betrekt.
37
De Trudo Top 10 Trudo heeft samen met haar belanghouders – alle partijen die op de een of andere manier een belang hebben bij de corporatie, zoals de gemeente, het maatschappelijk middenveld, partners, leveranciers, personeel, Raad van Commissarissen en de bewonersorganisaties – aan de hand van de Trudo Top 10 bepaald wat haar rol is in de Eindhovense samenleving en wat men kan verwachten van Trudo. Alle hiervoor genoemde partijen hebben de Trudo Top 10 ontvangen in de vorm van een krant. In deze krant wordt een uitgebreide toelichting gegeven op de 10 punten. De corporatie heeft vervolgens met alle partijen en (landelijke) deskundigen en sleutelfiguren uit stad en regio gesprekken gehad tijdens diners pensant. Er heeft eerst een vooroverleg plaatsgevonden met het bestuur van Trudo en de RvC. In dit overleg werd een conceptversie van het krantje besproken op inhoud. Daarna is er een bijeenkomst georganiseerd met het personeel waarbij in een workshop de stellingen zijn besproken. Vervolgens zijn er twee diners pensant en een lunch georganiseerd. Eén van de diners was met de huurders. Tijdens dat diner werden de huurders gevraagd hun mening te geven over de richting waarop Trudo zich als maatschappelijk ondernemer moet ontwikkelen. Het andere diner was met professionals. Verder is er apart geluncht met ambtenaren van de gemeente Eindhoven. Bij de diners gaf de directeur van Trudo eerst een toelichting op de Trudo Top 10 aan de hand van voorbeelden. Daarna ging het diner van start waarbij er in groepjes werd gegeten en gediscussieerd onder leiding van een gespreksleider van Trudo. Aan het einde van het diner waren meestal alle tien punten besproken en gaven de verschillende gespreksleiders een toelichting en de conclusies van hun groepje. Daarna werd er nog nageborreld. De belangrijkste uitkomsten van de gesprekken met de belanghouders rond de Trudo Top 10 vormen input voor het meerjarenbeleid. Dit beleidsplan komt niet op internet te staan. Alle verslagen van de diners rond de Trudo Top 10 worden wel verwerkt in een externe publicatie met daarin de belangrijkste conclusies. Met deze publicatie zal Trudo haar beleidskeuzes kenbaar maken aan haar belanghouders. Patrick Dogge verwacht dat deze publicatie rond de zomer van dit jaar klaar zal zijn. Deze publicatie wordt wel op internet geplaatst. Op de vraag of er duidelijke beleidsveranderingen waren naar aanleiding van de bijeenkomsten met de belanghouders, antwoordt Dogge dat er geen drastische wijzigingen hebben plaatsgevonden, omdat Trudo door de Top 10 zelf al de aanzet had gegeven voor deze wijzigingen. In het krantje heeft Trudo al voorgesorteerd op keuzes die zij van plan was te maken. Bij de discussies werden deze keuzes feitelijk bevestigd, licht Dogge toe.
Prestatieafspraken Het is de bedoeling dat er nu op basis van inventarisaties of gesprekken (al dan niet in de vorm van diners pensant) prestatieafspraken worden gemaakt met de gemeente, bewonersorganisaties en het maatschappelijk middenveld. Met de gemeente zijn deze afspraken bijna afgerond. Met bewonersorganisaties worden er al een aantal jaren prestatieafspraken gemaakt. De prestatieafspraken met het maatschappelijk middenveld worden dit jaar gestart. Het is dan de bedoeling dat er bijvoorbeeld met het Leger des Heils op projectniveau prestatieafspraken worden gemaakt die even hard zijn als prestatieafspraken met de gemeente. In de zomer van 2005 is er al eens een diner pensant met de partijen uit het maatschappelijk middenveld georganiseerd. Het doel van dit diner was te peilen welke behoefte er bij deze partijen is aan voorzieningen voor bijzondere klanten. Bij dit diner is een soort wensenlijstje samengesteld dat als input heeft gediend voor het jaarplan 2006. In het Jaarplan 2006 zijn algemene ‘afspraken’ vastgelegd als een soort van agenda van wat Trudo het komend jaar gaat doen. Deze afspraken zijn gebaseerd op de behoefte en wensen van de verschillende partijen, maar zijn niet keihard.
38
Quickscan belanghoudersparticipatie
Toekomst De bijeenkomsten rond de Trudo Top 10 richtten zich vooral op de invulling die Trudo kan geven aan het maatschappelijk ondernemerschap. Voor wat betreft de toekomst wil Trudo zich meer richten op input door belanghouders over zaken die zij belangrijk vinden voor de stad Eindhoven. Deze input moet meer beleidsinhoudelijk worden. Trudo is op dit moment aan het bedenken op welke manier ze deze beleidsinhoudelijke informatie het beste kan verkrijgen van haar belanghouders. Daarvoor wordt nu het concept van het Kennishuis verder uitgewerkt. In tegenstelling tot een adviesraad die steeds bestaat uit eenzelfde groep mensen, wil Trudo gebruikmaken van de specifieke expertise van verschillende groepen deskundigen. In deze context spreekt Trudo over ‘kamers’. Het Kennishuis bestaat uit verschillende kamers. Als Trudo bijvoorbeeld informatie nodig heeft over concepten als Slimmer Kopen gaat ze naar kamer X en als ze iets wil weten over een ander specifiek onderwerp dan gaat ze naar kamer Y. De experts kunnen uit heel Nederland komen.
Belanghouders aan het woord Mevrouw Van der Linden, directeur bij welzijnsorganisatie Loket W, vindt de diners een goed initiatief en voor herhaling vatbaar. Ze vindt het een dynamische aanpak. Ze is bij twee diners geweest. Een met het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld en een met het maatschappelijk middenveld. Zij ziet de diners als een goede manier om in relatief korte tijd een beeld te krijgen van hoe andere belanghouders tegen zaken aankijken. Signalen kunnen worden opgepikt bij dergelijke grote bijeenkomsten. Van der Linden vraagt zich echter af hoe diep een corporatie moet gaan. Bij de diners zitten belanghouders van verschillende pluimage. De diners zijn een ludieke manier om gespreksthema’s kort aan te snijden en dan door te gaan naar het volgende onderwerp. Dat maakt het alleen soms wat oppervlakkig. De diners zijn nuttig om te horen wat er speelt en wat aandachtspunten zijn. Naast de diners zou Van der Linden graag iets met een permanenter karakter georganiseerd willen zien. Bijvoorbeeld in kleinere groepen met belanghouders die raakvlakken hebben met elkaar een verdiepingsslag maken waarbij de meest opvallende punten van de diners bijvoorbeeld in een workshopachtige setting worden behandeld. Voor wat betreft de plannen van Trudo om prestatieafspraken te maken met het maatschappelijk middenveld, vertelt Van der Linden dat haar dat aanspreekt, omdat de invloed van de belanghouders op die manier zichtbaar en min of meer meetbaar wordt gemaakt. Op die manier is het belanghoudersparticipatieproces beter volgbaar en het getuigt van commitment van de corporatie, stelt zij. Op de vraag waarom zij betrokken wil worden bij het vormen van beleid door de corporatie, antwoordt Van der Linden dat beide organisaties op domeinen zitten waar je elkaars werk kunt versterken of afzwakken. De welzijnsorganisatie is belanghouder van verschillende corporaties. Bij een andere corporatie dan Trudo zit zij in een raad van belanghouders. Bij Trudo is het tot nog toe beperkt gebleven tot de diners. Voor wat betreft het moment waarop zij betrokken wil worden bij het vormen van beleid door de corporatie, geeft Van der Linden aan dat zij bij samenwerking, zoals het gezamenlijk uitvoeren van grotere projecten zoals wijkvernieuwing, bij alle fasen van het beleidvormingsproces wil worden betrokken. In het algemeen genomen wil zij alleen vanaf de ideologievormingsfase tot en met de beleidsvormingsfase worden betrokken. Hierbij geeft zij aan dat uiteindelijk iedere partij voor zich verantwoordelijk is om prioriteiten te bepalen. Bij het afstemmen hiervan kun je elkaar versterken, licht zij toe. Op dit moment is Loket W volgens Van der Linden vooral bij de ideologievormingsfase en agendavormingsfase in beeld van de corporatie door de diners. Zij is benieuwd hoe het verder zal gaan en ze gaat bekijken hoe in de komende tijd wordt verdergegaan met het proces dat Trudo heeft gestart met de diners. Zij wil graag blijvend met de corporatie in gesprek zijn. Van der Linden wil worden betrokken bij onderwerpen die te maken hebben met leefbaarheid, sociale infrastructuur (stedelijke vormgeving vanuit de woonvisie) en voorzieningen
39
voor kwetsbare groepen. Onderwerpen waarbij Van der Linden niet hoeft te worden betrokken zijn onderwerpen die zijn gerelateerd aan de verhuurrelatie, zoals serviceverlening aan de huurders, en de eigen organisatievraagstukken van de corporatie. Zij heeft vooral interesse in onderwerpen waarbij een raakvlak is met de woonomgeving en leefbaarheid. Zij gaat ervan uit dat de corporatie wat doet met haar inbreng. Ze ziet de invloed van de belanghouders terug in de stijl van werken van de corporatie. Ze verwacht niet dat de invloed een-op-een terug te zien zal zijn. Je ziet het vooral terug in de benoeming van de belangrijkste items, stelt zij. Van der Linden vindt het jammer dat ze naar haar idee soms te veel wordt gezien als stoffig welzijn. Zij wil meer als partner van de corporatie worden gezien. Daar wil ze zelf aan werken. Dat ligt niet eenzijdig bij de corporatie, zegt ze. Daarnaast zou ze graag zien dat er een verdiepingsslag wordt gemaakt na de diners. Zij kan zich voorstellen dat met een aantal belanghouders frequenter zal worden gesproken door de corporatie, waardoor een soort kerngroep van belanghouders ontstaat die je vaker ziet, waardoor er continuïteit en structuur ontstaat. Je kunt niet met alle belanghouders op dezelfde intensieve manier zakendoen, vindt Van der Linden. Een grote groep is goed voor kruisbestuiving (horen wat er speelt), maar daarnaast moeten er andere vormen komen om het commitment vast te houden.
De Trudo Top 10 1
2
3
4
5
6
Klanten met een inkomen tot @ 40.000 Trudo wil zich naast de lagere inkomens, ook richten op huishoudens met een inkomen dat te hoog is voor een sociale huurwoning, maar te laag om te kunnen kopen. Daarnaast wil Trudo er ook zijn voor de huisvesting van bijvoorbeeld gehandicapten, ex-psychiatrisch patiënten, ex-gedetineerden, junks en daklozen. Kleine zelfstandigen met een bescheiden inkomen Stelling: Trudo mag eveneens kleine zelfstandige ondernemers, die goedkope bedrijfsruimte zoeken, tot haar klanten rekenen. Er is in Eindhoven veel behoefte aan goedkope bedrijfsruimte, maar die is nauwelijks voorhanden. Trudo vraagt zich af of zij de groep van kleine zelfstandigen met een bescheiden inkomen eveneens moet bedienen. Het maatschappelijk middenveld Stelling: Ook organisaties uit het maatschappelijk middenveld moeten door Trudo worden bediend. Trudo ziet organisaties binnen onderwijs, gezondheidszorg, cultuur en welzijn ook als haar klanten en vraagt zich af in welke initiatieven zij moet investeren en hoever ze daarin kan gaan? Profijt, keuzevrijheid en zekerheid Stelling: Trudo moet niet alleen kopers, maar ook huurders profijt, keuzevrijheid en zekerheid bieden. Aan de hand van concepten als Slimmer Kopen® wil Trudo haar klanten tegemoet komen op het gebied van profijt, keuzevrijheid en zekerheid. Diensten in het publieke belang Stelling: Diensten in het publieke belang behoren eveneens tot Trudo’s takenpakket. Trudo richt zich als corporatie op het verwerven, ontwikkelen, bouwen en exploiteren van vastgoed. Zij vraagt zich echter af of zij ook een actieve rol op zich moet nemen in gebiedsontwikkeling en beheer en of zij haar bijzondere klanten bijvoorbeeld een vorm van woonbegeleiding kan bieden. Maatschappelijk investeren Vraag: Moet Trudo ook (desnoods onrendabel) investeren in infrastructuur, openbare ruimte en maatschappelijke/culturele voorzieningen? De exploitatie van sociale huurwoningen levert per definitie een negatief rendement op. In hoeverre is onrendabel investeren gerechtvaardigd? Alleen bij sociale huurwoningen? Of ook bij sociale koopwoningen? Kan Trudo onrendabel investeren in infrastructuur, openbare ruimte, maatschappelijke en culturele voorzieningen, publieke diensten enzovoort?
40
Quickscan belanghoudersparticipatie
7
8
9
10
41
Betrokkenheid bij de samenleving. Stelling: De corporatie kan zich ook richten op huisvesting van mensen buiten haar directe werkgebied (regionaal, landelijk of zelfs globaal). Trudo vraagt zich af welke rol corporaties hebben in de samenleving naast huisvesting van mensen met een bescheiden inkomen. Zij vraagt zich af of zij ook het publieke belang mag dienen buiten haar directe werkgebied of dat zij ook actief moet meedenken over de ontwikkeling van de stad. Of ze verder moet gaan dan alleen huisvesting. Of ze zich ook moet bemoeien met de huisvesting van mensen elders in de wereld, waar de zaken niet zo goed zijn geregeld als hier. Borging betrokkenheid stakeholders. Stelling: Alle belanghouders moeten invloed kunnen uitoefenen op het beleid van Trudo. Trudo vindt het niet voldoende om alleen met de gemeente prestatieafspraken te maken en vraagt zich af in hoeverre ook de andere belanghouders het beleid van de corporatie kunnen beïnvloeden en hoe dat moet worden georganiseerd. Hoe ze niet alleen de belangen van Trudo’s klanten, maar ook die van het maatschappelijk middenveld, leveranciers, partners en personeel kan borgen. Transparantie. Stelling: Er moet volledige openheid zijn over alle zaken die de corporatie aangaan. Als maatschappelijk middenvelder werkt Trudo met maatschappelijk kapitaal, geeft zij aan. Trudo vindt het dan ook volkomen terecht dat ze totale openheid biedt over haar financiële middelen en de manier waarop ze daarmee omgaat. Daarnaast wil zij ook inzicht geven in haar visie en strategie en in de prestaties die ze nastreeft. Ze wil haar belanghouders betrekken bij planontwikkeling en daarover aan hen verantwoording afleggen. Tevens wil zij haar klanten inzicht geven in de afwikkeling van processen van verhuur, verkoop, financiën en beheer. Over arbeidsvoorwaarden en vergoedingen van directeuren, bestuurders en commissarissen geeft ze volledige openheid, naar eigen zeggen. De Trudo-stijl. Stelling: Trudo moet een ondernemer zijn: creatief en vernieuwend, klantgericht, flexibel en slagvaardig. Trudo vraagt zich af aan welke eisen ze moet voldoen om invulling te kunnen geven aan haar maatschappelijk ondernemerschap? Trudo wil ondernemend zijn, creatief en vernieuwend, klantgericht, flexibel en slagvaardig en is bereid continu te leren. Zij vraagt zich alleen af wat die karakteristieken inhouden en of ze wel voldoende zijn?
Quickscan belanghoudersparticipatie
5
Woonstichting Union
Woonstichting Union is in 2002 ontstaan uit een fusie van drie corporaties. Werkgebied westelijk deel van de Hoeksche Waard, gemeenten Cromstrijen, Korendijk en Oud-Beijerland Aantal woningen 5.090 Specifieke focus wonen, zorg en welzijn Gesproken met de heer Hitzert (algemeen directeur) en de heer Van Brakel (Hoofd Algemene Zaken) Belanghoudersparticipatie in het kort Woonstichting Union heeft in juni 2005 samen met collega-corporaties een symposium voor haar belanghouders georganiseerd. De belanghouders zijn tijdens dit symposium verdeeld in groepjes die aan de slag konden gaan met bepaalde thema’s. Na het symposium heeft Woonstichting Union een visitatietraject van Raeflex doorlopen. De corporatie heeft in diezelfde periode besloten het Strategisch Voorraadbeleid en het ondernemingsplan te actualiseren. Naar aanleiding van de visitatieresultaten heeft Woonstichting Union ervoor gekozen snel met deze plannen naar buiten te treden. Op dit moment liggen de plannen in grof concept op tafel en is gestart met gesprekken met belanghouders. Het volgende symposium zal gaan over het ondernemingsplan.
Belanghouders Woonstichting Union ziet – naast de klanten – de volgende partijen als belanghouders: - gemeente; - zorgpartijen; - welzijnspartijen; - marktpartijen, te weten projectontwikkelaars; - belangenvertegenwoordigers, te weten ouderenbonden, organisaties voor gehandicapten; - overig, te weten sociale werkplaats, sociaal-cultureel werk (bijvoorbeeld kinderopvang), vrijwilligersorganisaties, onderwijsinstellingen, politie. Voor Woonstichting Union zijn de belangrijkste belanghouders de gemeente en zorgpartijen. Zorgpartijen zijn heel belangrijk voor Woonstichting Union in verband met de keuze die de corporatie heeft gemaakt voor de focus op zorg en welzijn. Verder loop je bij bijna alles wat je als corporatie doet, tegen de gemeente aan, licht de heer Hitzert – algemeen directeur van de corporatie – toe. De gemeente heeft vele gezichten. Zo moet je bij de gemeente langs voor een bouwvergunning, maar de gemeente is ook grondeigenaar en een politiek orgaan. Raadsverkiezingen kunnen ervoor zorgen dat plannen die door de ene raad zijn goedgekeurd, door de volgende raad worden afgekeurd. De gemeente kost de corporatie volgens Hitzert de meeste energie. Een belanghouder die in eerste instantie minder in het zicht van de corporatie was, is de politie. De politie wordt veelal ingeschakeld bij incidenten, zoals overlastsituaties, vertelt Hitzert. De corporatie wil meer structuur gaan aanbrengen in haar interactie met de politie. Ze wil vaker om de tafel met de politie om informatie uit te wisselen en mogelijke problemen tijdig te onderkennen. De input van alle partijen wordt door de corporatie in principe als even groot geacht. De impact van de inbreng van de gemeente is echter groter dan die van bijvoorbeeld een bibliotheek, omdat zij meer macht heeft.
43
Er bestaat een hechte samenwerking tussen de drie corporaties in de Hoeksche Waard. Er is een structureel overleg vanuit het samenwerkingsverband. Vanuit dit verband wordt ook geparticipeerd in bestuurlijke overleggen met de gemeenten. In principe opereren de drie corporaties niet in elkaars werkgebied, maar er is wel een gezamenlijk werkprogramma op het gebied van serviceverlening, ZAV-beleid en woonruimteverdeling. De corporaties houden tevens een gezamenlijk klanttevredenheidsonderzoek, hebben dezelfde standaardhuurovereenkomst en hebben een gezamenlijke woonkrant. Op die manier kunnen de corporaties kijken en vergelijken en is er een soort benchmarking, vertelt Hitzert. Verder zijn de drie corporaties op dit moment bezig met het formuleren van een gezamenlijk plan waarin komt te staan wat er de komende tijd moet gebeuren in de Hoeksche Waard. Woonstichting Union heeft nu nog het idee dat er ad-hocbeslissingen worden genomen op basis van de mogelijkheid ergens een stuk grond te verwerven. De totaalvisie ontbreekt volgens Hitzert. Die komt er nu dus aan. Er wordt onder andere gekeken naar de bouwproductie, de herstructurering en de leefbaarheid. De komende maanden vindt er hiertoe een aantal bijeenkomsten plaats met de belanghouders. Woonstichting Union onderhoudt verder met verschillende belanghouders contacten. Sommige contacten zijn gestructureerd, andere vinden op ad-hocbasis plaat. Met zorginstellingen is er afhankelijk van de gemeente waarin de zorginstelling opereert, een lossere of vastere structuur in de overleggen. Er bestaat een netwerk en regiegroepen wonen, zorg en welzijn waarin vaste partners zitten waarmee frequent overleg wordt gevoerd. Er is een geïnstitutionaliseerd overleg met het college en de wethouders. Daarnaast vindt er overleg met de gemeente plaats in combinatie met concrete projecten. Met marktpartijen is er geen vaste overlegstructuur. Er is op ad-hocbasis communicatie rond projecten. Met het platform gehandicapten is in ieder geval eens per jaar overleg. Met de andere belangenvertegenwoordigers is er meer op ad-hocbasis contact, afhankelijk van projecten
Het symposium Woonstichting Union heeft de belanghouders voor het symposium gekozen aan de hand van de gemeentegidsen en de sociale kaart. Voor de organisatie van het symposium is een gespecialiseerd bureau aangetrokken. Het symposium werd geopend door het tonen van een film (dvd) over de drie corporaties, zodat alle belanghouders met dezelfde informatie van start gingen. In deze film werd kort aangegeven in welke gebieden de drie corporaties werkzaam zijn en werden verschillende projecten rond ouderen en jongeren getoond. De belanghouders hebben deze dvd na de bijeenkomst mee naar huis gekregen. De belanghouders zijn tijdens dit symposium verdeeld in zes groepen. Deze groepen zijn vooraf samengesteld om de heterogeniteit te waarborgen. Aan iedere groep belanghouders is een algemene stelling voorgelegd en per groep is ook nog een specifieke stelling voorgelegd. Op basis van het verslag van het symposium kan worden geconcludeerd dat de stellingen vooral veel vragen opriepen. Zo vroeg men zich af wie de lokale belanghouders zijn en als deze worden omschreven als ‘de maatschappij’ of dan niet ook de niet-georganiseerde groepen zoals alleenstaanden daar onder vallen en zo ja, op welke manier hun participatie dan moet worden georganiseerd? Rond wonen, zorg en welzijn bleek dat er bij partijen behoefte is aan meer structuur en is er voorgesteld voortaan convenanten op drie niveaus te maken: op regionaal-, lokaal- en projectniveau. Tijdens het symposium werd duidelijk dat de belanghouders niet zo negatief denken over de corporaties in de Hoeksche waard als in de algemene stelling wordt gesteld. Voor wat betreft het landelijk beeld van de corporaties kunnen enkele belanghouders zich echter wel vinden in de stelling.
De visitatie5 De visitatiecommissie heeft voor wat betreft het beleidsvormingsproces een aantal forse punten van kritiek geuit op de omgang van Woonstichting Union met haar belanghouders. Volgens de commissie is het proces van visie- en beleidsontwikkeling dat voorafgaat aan
5
Deze tekst bevat passages die zijn overgenomen uit het visitatierapport.
44
Quickscan belanghoudersparticipatie
projecten voor de buitenwereld van Woonstichting Union onvoldoende transparant. Er wordt niet goed en niet vroeg genoeg met de belanghouders gecommuniceerd over het te voeren en het gevoerde beleid, concludeert de commissie. Aanbevelingen van de commissie om dit te verbeteren hebben betrekking op de omgang van belanghouders bij het opstellen van het nieuwe ondernemingsplan, de evaluatie van beleid, het afleggen van verantwoording over het beleid en het maken van prestatieafspraken met de gemeente. Ook worden er op het gebied van communicatie aanbevelingen gedaan. Zo raadt de commissie aan dat Woonstichting Union duidelijk aangeeft wat de omgeving van de corporatie mag verwachten en aan welke (impliciete) verwachtingen de corporatie niet kan of wil voldoen. Ook adviseert de commissie dat Woonstichting Union helder gaat communiceren over de manier waarop de beschikbare investeringsruimte wordt benut en de financiële en maatschappelijke kaders die daarbij voor de corporatie gelden. De eerste reactie van de corporatie op de bevindingen van de visitatiecommissie was: ‘Communicatie slecht; is dat zo?’ De corporatie had het idee dat het met de communicatie wel goed zat, omdat ze bijvoorbeeld op het gebied van wonen en zorg overlegt met zorgpartijen over de eisen die zij stellen met betrekking tot bijvoorbeeld woningen die gaan worden gebouwd, vertelt Hitzert. Het plan dat de woningen er komen, ligt dan al vast, maar de zorgpartijen hebben wel inspraak in hoe de woningen eruit komen te zien, licht Hitzert toe. De corporatie heeft echter geleerd van de visitatie-uitkomsten en heeft besloten dat ze snel met het nieuwe ondernemingsplan en strategisch voorraadbeleid naar buiten wil treden. Nu liggen de plannen in grof concept op tafel en is de corporatie gestart met gesprekken met belanghouders. De belanghouders ontvangen eerst de stukken en tijdens de bijeenkomst geeft de corporatie een presentatie en vindt er een open gesprek plaats. Het eerste symposium was een soort kick-off. De resultaten zijn niet direct terug te zien in het beleid, vertelt Hitzert. Het nieuwe ondernemingsplan is het item voor het volgende symposium.
Belanghouders aan het woord Op de vraag waarom hij wil worden betrokken bij het vormen van beleid door de corporatie antwoordt meneer Van de Gevel, directeur van verzorgingstehuis Aramis, dat de corporatie voor wat betreft het onderdeel voorzieningenniveau (dus niet voor het beleid in het algemeen) geen verstand heeft van voorzieningen en dat een zorginstelling geen verstand heeft van woningbeheer. De toekomstige opgave en ontwikkelingen vragen om de bouw van goede woningen en goede zorg en welzijn. Partijen die werkzaam zijn op dit gebied hebben elkaar gewoonweg nodig, vindt hij. Meneer Merkus, directeur van Assink projectontwikkeling, geeft aan dat er vanuit Assink projectontwikkeling niks ideologisch achterzit voor wat betreft de samenwerking. De corporatie is een grote partij in het spel en samenwerking kan zorgen voor risicospreiding en kan de haalbaarheid van plannen vergroten. De samenwerking bevalt bovendien goed. Mevrouw Koedoot, beleidsmedewerker bij de gemeente OudBeijerland, antwoordt op deze vraag dat de gemeente en de corporatie twee los van elkaar functionerende organisaties zijn. Het beleid dat beide partijen maken op volkshuisvestingsgebied is echter van invloed op elkaar. Het is van belang om hierover een op elkaar afgestemd en eenduidig beleid te formuleren, omdat er dan een beter eindresultaat zal komen, stelt zij. Meneer Van de Gevel vindt het belangrijk om als partij maximaal te worden betrokken bij de ideologievorming. Hij geeft aan dat hij het logisch vindt dat niet alle wensen van Alerimus kunnen worden ingewilligd, omdat de ruimte nu eenmaal wordt beperkt door de financiële mogelijkheden van de corporatie. De agendavorming en beleidsvorming vloeien volgens hem voort uit de ideologievorming en daarbij wil hij ook graag worden betrokken. De grens ligt voor hem bij de beleidsuitvoering. Ergens moet het onderscheid worden gemaakt in wat de corporatie doet en wat een zorginstelling doet. Ergens scheiden de wegen weer op basis van verantwoordelijkheden, zo stelt hij. Bij de beleidsevaluatie wordt hij weer wel graag betrokken, omdat het hele proces dan kan worden overzien en knelpunten kunnen worden besproken. Door dit te doen, kan er worden voorkomen dat dezelfde knelpunten een
45
volgende keer weer terugkomen, licht hij toe. Van de Gevel vindt dat Alerimus door Woonstichting Union wordt betrokken op de door haar gewenste momenten, maar hij merkt wel dat de corporatie nog zoekende is naar de juiste structuur. De bemoeienis op elkaars terrein is er van oudsher niet, maar wordt nu min of meer opgedrongen vanuit de maatschappelijke ontwikkelingen. Beide partijen zijn nog op zoek naar de goede weg voor maximale bestuiving naar elkaar toe, licht hij toe. Meneer Merkus wil vooral worden betrokken in de ideologiefase (dit stelt hij gelijk aan de initiatieffase). Daarna wil hij worden betrokken in de beleidsuitvoeringsfase. Bij de onderwerpen die zich aandienen, vindt de heer Merkus dat hij door Woonstichting Union goed op de hoogte wordt gehouden en dat de corporatie goed aangeeft waar ze staat en welke keuzes er dienen te worden gemaakt. Mevrouw Koedoot van de gemeente Oud-Beijerland geeft aan dat de gemeente niet hoeft te worden betrokken wanneer het de interne organisatie van de corporatie betreft. Wanneer het volkshuisvestelijke onderwerpen betreffen, wordt de gemeente graag betrokken in het hele traject. Zij vindt het belangrijk om op de hoogte te zijn van de stand van zaken en daar waar het van belang is voor de volkshuisvesting wordt betrokken bij het beleid. Het volkshuisvestingsbeleid van de gemeente en de corporatie dienen op elkaar te worden afgestemd. De gemeente en corporatie hebben inmiddels afgesproken te komen tot prestatieafspraken waarin deze afstemming kan worden geconcretiseerd. Mevrouw Koedoot geeft aan dat de gemeente vóór de visitatie van de corporatie niet altijd werd betrokken op de momenten waarop zij dat wilde. Het leek er in die gevallen wel op dat de intentie er wel was, dan werd er bijvoorbeeld over een onderwerp zoals het opplussen van de woningvoorraad een rapport naar de gemeente gestuurd, maar het gesprek dat naar aanleiding van dit rapport zou komen, kwam niet. Dat is beter geworden na de visitatie. Beide partijen spreken elkaar nu vaker, geeft zij aan. Onduidelijkheden inzake afstemming en verantwoordelijkheden zullen worden meegenomen in de te maken prestatieafspraken. Meneer Van de Gevel vindt dat er wat met zijn inbreng wordt gedaan. Als voorbeeld noemt hij een project dat bestaat uit de ontwikkeling van zestig levensloopbestendige woningen tegenover een van de zorgcentra van Alerimus. Van het begin af aan is Alerimus bij dit project betrokken. Woonstichting Union heeft met nadruk aan Alerimus gevraagd of zij zich wil bezighouden met de domotica. Alerimus mag hierover adviseren aan de corporatie. De corporatie beoordeelt of de adviezen financieel haalbaar zijn. Door deze opzet wordt er eigen verantwoordelijkheid bij Alerimus gelegd. Dat vindt hij positief. Meneer Merkus vindt ook dat er wat met zijn inbreng wordt gedaan door Woonstichting Union. Woonstichting Union luistert bijvoorbeeld daadwerkelijk naar de mening van Assink over een concept over starterswoningen en Woonstichting Union neemt daarover vervolgens duidelijk een standpunt in, licht hij toe. Mevrouw Koedoot vindt dat de corporatie niet zo vaak om inbreng vraagt. Zij is de enige die bij het symposium is geweest. Zij vond het een goed initiatief dat voor herhaling vatbaar is. Zij vond het positief dat er verschillende partijen aanwezig waren en dat er in werkgroepjes moest worden gewerkt. Iedereen kon zijn of haar zegje doen. De film die werd getoond, vond ze ook leuk voor het totaalbeeld. De diepgang van de bijeenkomst vond ze in orde.
Algemene stelling Corporaties bouwen te weinig woningen, slopen te veel, potten hun vermogen op en leggen gebrekkig verantwoording af. Ze werken inefficiënt, geven te hoge bedragen uit aan eigen huisvesting en overige bedrijfskosten. Stelling 1
Volkshuisvesting is primair een lokale zaak: prioriteit en normstelling dient dan ook op dat lokale vlak plaats te vinden, met de aldaar aanwezige belanghouders. (Wie zijn de belanghouders van de corporatie? Welke prioriteiten zijn er te benoemen voor de corporaties? Welke normen zijn er te benoemen? Op welke wijze kunnen belanghouders een rol krijgen bij het bepalen van het beleid van de corporatie? Komen de door de corporaties geleverde prestaties overeen met de wensen van de belanghouders?) 46
Quickscan belanghoudersparticipatie
Stelling 2
Stelling 3
Stelling 4
Stelling 5
Stelling 6
47
Opdrachtgevers voor de corporaties zijn de lokale belanghouders. (In hoeverre mogen de belanghouders een beroep doen op de corporaties? In hoeverre mogen de corporaties een beroep doen op de belanghouders? Hoe kan hieraan vorm worden gegeven c.q. hoe organiseer je dat?) Het begrip ‘maatschappelijk ondernemen’ dient samen met de belanghouders te worden gedefinieerd én concreet te worden gemaakt. (Wat is maatschappelijk ondernemen? Wat zijn voorbeelden van concrete zaken? Wat zijn de maatschappelijke doelen van de corporatie? Hoe kan een goede balans worden gevonden tussen de zelfstandigheid van de corporatie enerzijds en maatschappelijke dienstbaarheid anderzijds?) Er dienen tussen corporaties en belanghouders convenanten te worden afgesloten in het licht van wonen, zorg en welzijn, om de samenwerking te bekrachtigen. (Waar zouden deze afspraken over kunnen gaan? Dienen deze afspraken op regionaal niveau te worden gemaakt of juist op lokaal niveau? Op welke wijze dienen de gemaakte afspraken te worden bewaakt en concreet gemaakt.) Belanghouders dienen een grote(re) rol te krijgen bij het vaststellen van de taken en prestaties die de corporaties uitvoeren. (Welke taken moeten er worden uigevoerd? Hoe kan de uitvoering ervan worden geconcretiseerd en meetbaar worden gemaakt? Hoe is de relatie tussen de corporatie en de commerciële sector?) Corporaties dienen de betaalbaarheid van het wonen te waarborgen. (Huurprijzen in relatie tot inkomen? Afslag van markthuren afhankelijk van inkomen? Moeten corporaties bijdragen in de kosten van de huursubsidie?)
Quickscan belanghoudersparticipatie
6
WoCom
Werkgebied Aantal woningen Specifieke focus Gesproken met
Asten, Cranendonck, Heeze-Leende, Someren en Helmond 6.000 (4.000 in de dorpen en 2.000 in Helmond) aanbieden van brede woondiensten de heer Van der Pas, manager stafdiensten, en mevrouw Van Happen, beleidsmedewerker
Belanghoudersparticipatie in het kort De corporatie heeft sessies gehouden met belanghouders om het imago van de corporatie te toetsen en de plannen voor de komende jaren voor te leggen. Er waren sessies met verschillende soorten belanghouders. Zo is er een sessie bouwen en wonen gehouden met de gemeente(n), projectontwikkelaars, aannemers, architecten en makelaars. Er is een sessie wonen en zorg gehouden met zorg- en welzijnsinstellingen, een school en de gemeente(n). Daarnaast zijn aparte sessies gehouden met klanten en met de Raad van Commissarissen, het management team en de ondernemingsraad. Rond het Strategisch Voorraadbeleid zijn per gemeente aparte sessies gehouden met de betreffende gemeente, een makelaar en bewoners.
Belanghouders WoCom ziet – naast de huurders – de volgende partijen als haar belanghouders: - gemeente; - zorgpartijen; - welzijnspartijen; - marktpartijen, te weten projectontwikkelaars, makelaars, aannemers; - belangenvertegenwoordigers, te weten ouderenorganisaties; - collega-corporaties; - overig, te weten school, architecten, dorpsraad. Voor woCom zijn de gemeenten, naast de klanten, de belangrijkste belanghouders, omdat de gemeente een regierol heeft bij wonen, zorg en welzijn en je de gemeente overal tegenkomt. De gemeente heeft een collectief belang, maar ook grondbezit, licht meneer Van der Pas – manager stafdiensten van de corporatie – toe. Partijen die voor de corporatie het meest voor de hand liggen om te betrekken bij het beleid, zijn de gemeenten, zorgpartijen (daarvan zijn er heel veel in de regio) en partijen voor bijzondere doelgroepen. Op het gebied van vastgoed zijn belangrijke belanghouders ontwikkelaars, bouwers en de gemeente(n). Op het gebied van leefbaarheid zijn dat welzijnspartijen, dorpsraden en klanten. Op het gebied van wonen en zorg zijn dat de zorgpartijen. Pas sinds kort zijn de scholen in beeld van de corporatie. Zij kwamen in beeld toen de corporatie besloot dat ze wilde investeren in maatschappelijk vastgoed. Verder verwacht hij dat welzijnspartijen belangrijker worden, omdat zij kunnen helpen op het gebied van leefbaarheid en sociale cohesie. Voor wat betreft de sessies die woCom heeft gehouden met belanghouders heeft er een selectie van belanghouders plaatsgevonden op basis van een lijst van personen die ieder jaar het jaarverslag krijgen toegestuurd. Daarnaast is er gekeken met welke personen en organisaties de corporatie veel samenwerkt of vaak contact heeft. Die personen zijn uitgenodigd. Van der Pas geeft aan dat hij uit ervaring heeft geleerd dat belanghouders op landelijk niveau, zoals Aedes, CFV, WSW, VROM, niet goed genoeg op de hoogte zijn van wat er lokaal moet gebeuren. Om die reden zijn deze partijen niet bij de sessies betrokken. 49
Sessies met belanghouders Rond september 2005 zijn er verschillende sessies met de belanghouders gehouden. In totaal zijn er drie sessies gehouden. Een met de huurders, een met partijen op het gebied van wonen, zorg en welzijn en een met partijen rond bouwen en wonen. De corporatie had voor deze sessies een manifest gemaakt. In dit manifest stond de missie van woCom beschreven met daarnaast tien thema’s met een korte toelichting die de toekomstige strategische opgave volgens woCom weergeven. De specifieke activiteiten daartoe stonden nog open. Daarvoor waren de sessies met de belanghouders bedoeld. De belanghouders kregen dit manifest toegestuurd samen met een uitnodiging om deel te nemen aan één van de sessies (afhankelijk van het soort belanghouder). Als de belanghouder had aangegeven mee te willen discussiëren ontving hij of zij later een bevestiging met het programma en een basisdocument waarin de voor een bepaalde sessie gekozen thema’s uit het strategisch manifest stonden uitgewerkt. Verder kregen de deelnemende belanghouders als achtergrondinformatie het oude ondernemingsplan (2003 t/m 2005) en het jaarplan 2005 toegestuurd.
Bij de sessies werd gebruikgemaakt van panelen met afbeeldingen die pasten bij de thema’s Alle sessies begonnen met een korte toelichting op het programma, waarna alle belanghouders de belangrijkste ambitie van de eigen organisatie voor de toekomst konden toelichten door deze op een speciaal daarvoor bestemd A4’tje te schrijven. Vervolgens werden er drie opdrachten doorlopen met de Group-Decision-Roommethode (GDR-methode; onder begeleiding van Atrivé). De belanghouders werden hiertoe in groepjes van circa vier achter een computer gezet. Bij de sessie Wonen en Zorg (27 personen) was de eerste opdracht zich voor te stellen dat het 2010 is, en een kort persbericht te maken over wat de verschillende organisaties de afgelopen jaren hebben bereikt op het gebied van wonen, zorg en welzijn. Op die manier kon worden achterhaald welk beeld de belanghouders van wonen, zorg en welzijn in de regio anno 2010 hebben. Bij de tweede opdracht moesten de belanghouders invullen welke rol woCom zou kunnen spelen in de ambitierichtingen van de organisaties en de toekomst van wonen, zorg en welzijn. Daarna presenteerde woCom haar eigen ideeën aan de hand van afbeeldingen die de thema’s uit het strategisch manifest verbeeldden. De belanghouders konden hierop hun reactie geven, waarbij de nadruk lag op het aanvullen en aanscherpen van de thema’s. Na een korte pauze volgde de derde en laatste opdracht waarbij aan de belanghouders werd gevraagd vier thema’s van het strategisch manifest verder uit te werken. Welke thema’s dit waren, had de corporatie reeds bepaald. Voor de sessie rond Wonen en Zorg waren de thema’s ‘Maatschappelijk ondernemer in vastgoed’, ‘Lokaal ondernemerschap en betrokkenheid’, ‘Samenwerken in wonen, zorg en welzijn’ en ‘Leefkwaliteit in wijken,
50
Quickscan belanghoudersparticipatie
buurten en dorpen’. De belanghouders mochten kiezen bij welk thema zij wilden aansluiten. Per thema moesten de volgende vragen worden beantwoord: Wat vindt u belangrijke aspecten aan het thema? Wat betekent het thema voor de samenwerking tussen verschillende partijen? Welke activiteiten/resultaten moeten op dit terrein binnen nu en vijf jaar zijn gerealiseerd? De sessie voor de belanghouders rond Bouwen en Wonen (19 deelnemers) verliep in de basis op dezelfde manier als bij de sessie over Wonen en Zorg. De GDR-opdrachten waren echter anders. Voor de eerste opdracht werd aan de belanghouders gevraagd wat zij als belangrijkste toekomstige marktontwikkelingen zien op het terrein van Bouwen en Wonen. Voor de tweede opdracht moest een typering worden gegeven van hoe woCom nu is en in de toekomst zou moeten zijn. Bij de derde opdracht werd gevraagd de drie thema’s ‘Betaalbaar wonen met een goede kwaliteit’, ‘Maatschappelijk ondernemer in vastgoed’ en ‘Lokale ondernemerschap en betrokkenheid’ verder uit te werken. Met de bewoners is een aparte sessie georganiseerd waarbij ervoor is gekozen niet met de GDR-methode te werken. De bewoners werd gevraagd de thema’s ‘De klant centraal’, ‘Betaalbaar wonen met een goede kwaliteit’, ‘Een verantwoorde woonruimteverdeling’ en ‘Leefkwaliteit in wijken, buurten en dorpen’ in groepjes verder uit te werken. De corporatie heeft gekozen voor gebruik van de GDR-methode bij de sessies met haar belanghouders, omdat Van der Pas vaker met deze methode heeft gewerkt en als belangrijke voordelen ziet dat alle belanghouders gelijkwaardig zijn en iedere deelnemer een actieve bijdrage levert. Op die manier kon onafhankelijkheid worden gewaarborgd, licht hij toe.
Wat er na de sessies gebeurde De gegevens die zijn verzameld met behulp van de GDR-methode zijn samengevat en naar de deelnemers van de sessies gestuurd. De integrale teksten van de GDR-methode en de A4’tjes met de ambities van de organisaties zijn naar de betreffende medewerkers van de corporatie gegaan. Ook is er een sessie met het beleidsteam, de ondernemingsraad en de Raad van Commissarissen geweest. Hierbij werden de tien thema’s gepresenteerd waarbij de interne belanghouders konden aangeven of er nog wat ontbrak, onderbelicht of onduidelijk was. Daarna werd de groep verdeeld in subgroepen die aan de slag gingen met stellingen die waren geformuleerd op basis van de output van de sessies met de externe belanghouders. Vervolgens werd er bepaald welke van de tien thema’s de hoogste prioriteit hebben. De vier belangrijkste thema’s moesten vervolgens verder worden uitgewerkt. Hiertoe moest er een kort persbericht worden gemaakt waarbij er moest worden gedacht alsof het 2010 is en waarin moest worden beschreven wat woCom de afgelopen jaren heeft bereikt op de betreffende thema’s. Hierbij ging het concreet om de kosten en opbrengsten van de activiteiten en inspanningen van woCom tot 2010. Dit moest zo SMART mogelijk worden geformuleerd. De resultaten werden plenair teruggekoppeld door op de borden met de afbeeldingen van de te behandelen thema’s stickers te plakken. Van der Pas is het meest enthousiast over de sessie over Bouwen en Wonen, omdat die sessie resultaatgericht was en er concrete informatie uit voort is gekomen. Dit heeft er volgens hem waarschijnlijk mee te maken dat de deelnemers gewend zijn aan dit soort sessies. Bovendien kwam er een interessante discussie uit voort over wat een corporatie zou moeten zijn. Volgens Van der Pas bestaat de kracht van een bijeenkomst met belanghouders uit het zo concreet mogelijk laten aangeven door belanghouders wat de verwachtingen zijn. Op basis van alle hiervoor beschreven informatie uit de sessies heeft de corporatie haar nieuwe ondernemingsplan opgesteld. De populaire versie van dit plan is eind mei 2006 gepresenteerd aan een grote groep belanghouders (rond de 350 genodigden). Enkele belanghouders die hebben deelgenomen aan de sessies komen in dit ondernemingsplan zelf aan het woord over een van de hoofdthema’s van de corporatie. De bezoekers van deze bijeenkomst kregen na afloop van de presentatie het nieuwe ondernemingsplan mee naar huis.
51
Belanghoudersmagazine Van der Pas vindt dat communicatie naar belanghouders anders moet zijn dan communicatie naar bewoners. Belanghouders hebben een andere informatiebehoefte, volgens Van der Pas. Nu krijgen zij nog het bewonersmagazine toegestuurd. Misschien gaat de corporatie in de toekomst een soort belanghoudersmagazine uitgeven met daarin bijvoorbeeld informatie over het maatschappelijk vastgoed, sponsoring en maatschappelijk ondernemerschap. De corporatie heeft aan belanghouders gevraagd wat zij daarvan zouden vinden. Belanghouders bleken geïnteresseerd.
Belanghouders aan het woord Mevrouw Van der Velden, wethouder Ruimtelijk Ordening van de gemeente Someren, vindt het een goed initiatief van woCom om met sessies te polsen wat partijen van de corporatie verwachten. De sessie rond Bouwen en Wonen was weer eens wat anders en je hoort meteen hoe anderen aankijken tegen de zaken die worden besproken, vertelt Van der Velden. Er waren veel verschillende partijen aanwezig. Dat vond zij positief. De GDR-methode werkt prettig, vindt zij. Het voordeel van deze methode is volgens haar dat de zaken snel worden gerubriceerd en er gemakkelijk een overzicht van overeenkomsten en verschillen kan worden opgevraagd. Zij vindt de sessie voor herhaling vatbaar. Mevrouw Van der Linden, beleidsmedewerker bij Stichting Welzijn Ouderen Helmond, heeft de sessie van Wonen en Zorg als heel prettig ervaren, omdat de partijen in een vroeg stadium – bij de ideevorming – zijn betrokken in een ontspannen sfeer. Ze voelde zich serieus genomen en is benieuwd naar het nieuwe beleidsplan. Ze vond de sessies leuk vormgegeven. Door de kleinere groepen had iedereen gelegenheid tot het geven van zijn of haar mening. Bovendien hoor je op die manier ook de ideeën van anderen, licht zij toe. De heren Verspaget en Janssen, beiden voorzitter van de twee bewonersraden, vonden de sessies met de bewoners prettig. Zij vinden het echter wel jammer dat er zo weinig huurders waren, omdat er daardoor misschien minder punten naar voren zijn gekomen waarmee woCom wat had kunnen doen. Op de vraag waarom zij wil worden betrokken bij het vormen van beleid door de corporatie, antwoordt mevrouw Van der Linden (welzijnspartij) dat het voor alle partijen zaak is om over de eigen schutting heen te kijken. Het is van belang dat de onbekendheid van partijen met elkaar wordt weggenomen. Daarbij kun je beter invloed uitoefenen als je zo vroeg mogelijk bij plannen wordt betrokken, licht zij toe. De welzijnsorganisatie wil graag vanaf het begin worden betrokken, omdat er dan al vroeg kan worden beoordeeld of je wat voor elkaar kunt betekenen. Betrek je de welzijnsorganisatie niet vanaf het begin, dan bestaat het risico dat goede samenwerkingsvormen niet tot stand komen, omdat woCom onvoldoende op de hoogte is van de vele mogelijkheden die de welzijnsorganisatie heeft, licht zij toe. De agendavorming vindt zij een taak van de corporatie, maar vanaf de beleidsvormingsfase tot en met evaluatie van het beleid wil zij wel graag worden betrokken. Op de vraag of zij vindt dat er door de corporatie wat wordt gedaan met haar inbreng, antwoordt mevrouw Van der Linden dat zij dat voor de sessie van september nog niet kan beoordelen. Volgens mevrouw Van der Velden (gemeente) is belanghoudersparticipatie belangrijk, omdat de gemeente en de corporatie voor een deel een gemeenschappelijk werkterrein hebben. De gemeente wil graag meepraten over raakvlakken met de corporatie (gezamenlijke belangen of doelen). Van der Velden geeft aan dat ze op alle momenten van het beleidvormingsproces betrokken zou willen worden. Zij vindt het belangrijk reeds bij de ideologievorming te worden betrokken, omdat er dan kan worden gesproken over de taak en de inhoud van de corporatie en verwachtingen ten opzichte van elkaar. Op de vraag of zij altijd wordt betrokken op die momenten, zegt ze dat ze het belangrijk is dat bepaalde zaken eerst worden uitgediscussieerd voordat ze naar buiten worden gebracht. Soms is woCom al verder in haar ideevorming dan de gemeente. Het komt voor dat de corporatie een balletje opgooit over een bepaald onderwerp, waarover de gemeente net, na interne discussie, een besluit heeft
52
Quickscan belanghoudersparticipatie
genomen over een fase van dat onderwerp, die daar nog aan vooraf gaat. Mevrouw Van der Velden denkt dat er door belanghoudersparticipatie meer wederzijds begrip ontstaat, waardoor de prestaties anders worden gezien en beter zullen worden beoordeeld naar inhoud. Zij heeft het gevoel dat de gesprekken met de corporatie zinvol zijn. De uitwerking van de discussies is te zien in de praktijk, bijvoorbeeld bij wachtlijsten en urgentieproblematiek, licht zij toe. Mevrouw Van der Linden geeft aan dat er nu is afgesproken dat de corporatie en welzijnsorganisatie alleen rond de tafel gaan zitten als er een concrete aanleiding voor is. Mevrouw Van der Linden pleit ervoor om tot structureel overleg te komen. Zij ziet daarvan als voordeel dat – onder de voorwaarde van openheid en transparantie – partijen snel aan kunnen geven of ze wel of niet wat voor elkaar kunnen betekenen. Zij denkt dat de corporatie en welzijnsorganisatie elkaar dan misschien eerder vinden op gemeenschappelijke punten en nieuwe ontwikkelingen gezamenlijk kunnen bijhouden en kunnen bepalen hoe ermee wordt omgegaan. Op die manier kan worden voorkomen dat welzijn niet wordt betrokken bij projecten waar ze wel degelijk een bijdrage kan leveren. Mevrouw Van der Velden stelt voor naast de structurele overleggen die twee keer per jaar plaatsvinden, ook wat vaker tussendoor elkaar te bellen om te checken hoe de neuzen staan. Zij denkt dat er op die manier sneller wordt gewerkt.
53
Quickscan belanghoudersparticipatie
7
Woonmaatschappij
Woonmaatschappij Werkgebied Aantal woningen Specifieke focus Gesproken met
is een holding met drie toegelaten instellingen. regio Amsterdam, Haarlem, Haarlemmermeer 33.000 het bieden van perspectief (volle woongebieden) aan bewoners de heer Frissen, manager onderzoek, beleid en innovatie voor alle drie de holdings van Woonmaatschappij
Belanghoudersparticipatie in het kort Woonmaatschappij geeft op verschillende manieren vorm aan belanghoudersparticipatie. Zo was er een bijeenkomst rond het huurbeleid (Woonmaatschappijbreed) en wordt er een diner pensant over een wijkaanpak georganiseerd. Tevens is men bezig met een debattenreeks gericht op de toekomst. Eén van die debatten is reeds geweest en had als thema ‘Politiek van de krimp’. Bij de debatten wil Woonmaatschappij de buitenwereld naar binnen halen. Er wordt gewerkt met het principe van de binnen- en de buitenring om in een ‘veilige omgeving’ vernieuwende inzichten met elkaar te delen.
Belanghouders Woonmaatschappij ziet – naast de klanten – de volgende partijen als belanghouders: - gemeente; - zorgpartijen; - welzijnspartijen; - kennisinstituten; - marktpartijen, te weten projectontwikkelaars en grote vastgoedbeleggers (met name over producten); - belangenvertegenwoordigers, te weten ouderenbond, Aedes; - overig, te weten Kamer van Koophandel, Schiphol, pers, ondernemers; - collega-corporaties. Volgens meneer Frissen, manager onderzoek, beleid en innovatie bij de corporatie, zijn belanghouders partijen voor wie de corporatie wat kan betekenen en vice versa. Het gaat om wederzijdse belangen en afhankelijkheden. De pers valt om die reden ook onder de belanghouders van de corporatie, stelt Frissen. Frissen geeft aan dat de moeilijkheid bij belanghouders is dat de belangen heel divers zijn en soms moeilijk met elkaar te verbinden zijn. Daarnaast speelt het verschil in abstractieniveau een rol. Begrijpen we elkaar nu eigenlijk wel? Een econoom denkt bijvoorbeeld heel anders dan een beleidsmaker, licht hij toe. Binnen Woonmaatschappij lopen de stakeholderscontacten van medewerkers tot directie en bestuur. Om de effectiviteit van die contacten te sturen vindt op directieniveau periodiek een stakeholdersoverleg plaats. Plannen met belanghouders ontstaan in het dagelijks werk, vertelt Frissen. Woonmaatschappij ziet het als uitgangspunt mensen te huisvesten die zelf onvoldoende in kwalitatief goede huisvesting kunnen voorzien. De hieruit af te leiden doelgroep vat zij ruim op. Veel mensen met een hoger inkomen willen in het werkgebied van Woonmaatschappij wonen, maar kunnen daar geen woning vinden in het hogere segment. Het gevolg hiervan is, volgens Frissen, dat zij gaan wonen in het segment daaronder (het substituut). Hierdoor worden mensen met een 55
lager inkomen van de woningmarkt verdrongen. Woonmaatschappij ziet daarom mensen met een laag inkomen, maar ook mensen met een inkomen tot twee keer modaal (66.000 euro) als haar doelgroep. Een partij die bijvoorbeeld merkt dat mensen met een lager inkomen worden verdrongen in het werkgebied van Woonmaatschappij, is Schiphol. Op Schiphol werken relatief gezien veel lager geschoolden. Zij worden door het huidige beleid verdrongen van de woningmarkt aldaar. Voor Schiphol is het belangrijk dat haar werknemers in de buurt kunnen wonen en om die reden vindt Woonmaatschappij periodiek contact met Schiphol van belang. Dat geldt overigens ook voor de geluidshinder, omdat Woonmaatschappij woningen heeft onder de vliegroutes. Dergelijke interactie heeft Woonmaatschappij ook met andere belanghouders. Woonmaatschappij bouwt bijvoorbeeld vrij veel en zit daardoor veel om de tafel met ontwikkelaars. Dan merkt Woonmaatschappij dat er een soort algemeen urgentiegevoel leeft bijvoorbeeld rond verdringing op de woningmarkt, en vervolgens organiseert Woonmaatschappij of een van de corporaties een bijeenkomst met een expert en enkele belanghouders op directieniveau. De bedoeling van zo’n bijeenkomst is voor wat betreft Woonmaatschappij dat belanghouders worden uitgelokt hun mening te geven. Daarnaast kan zo’n bijeenkomst dienen als een soort test. Nadat je bij jezelf bent gestart en hebt bepaald wat je vindt dat je moet zijn als corporatie, kun je testen hoe dat bij de belanghouders valt, legt Frissen uit. Je als corporatie profileren is belangrijk volgens Frissen. Partijen moeten weten dat je er bent en partijen moeten ook van elkaar weten wat ze voor elkaar kunnen betekenen. Het begint bij de belanghouders en daarna komt de klant, stelt Frissen. Hij verduidelijkt dit door te stellen dat wanneer belanghouders niet willen meedoen met de corporatie, je ook niks kunt betekenen voor je klant.
Prestatieafspraken Jeroen Frissen geeft aan dat de laatste jaren de prestatieafspraken te veel zijn omkleed met instrumentele regelgeving zondar daarbij de doelen en ambities scherp te houden. Dat vindt hij jammer. Frissen ziet het maken van prestatieafspraken als nuttig instrument om partijen om de tafel te krijgen en om de vijf jaar te reflecteren op wat is gebeurd en wat nog moet komen. Het draait in de huidige praktijk van prestatieafspraken maken te veel om ‘moeten’, vindt hij. Het traject van de rolbepaling van beide partijen (gemeente en corporatie) wordt overgeslagen en prestatieafspraken zijn volgens Frissen verworden tot een bijna juridisch maatschappelijk instrument. Prestatieafspraken maken draait alleen nog maar om onderhandelen over uiteenlopende dossiers zonder dat daarbij de samenhang en het overall effect wordt besproken.
Ondernomen initiatieven bij belanghoudersparticipatie Woonmaatschappij geeft op verschillende manieren vorm aan belanghoudersparticipatie. De laatste ontwikkeling is het initiatief tot een debattenreeks waarvan het eerste debat inmiddels heeft plaatsgevonden. Het is de bedoeling dat deze debatten zijn gericht op de toekomst en dat de buitenwereld naar binnen wordt gehaald om elkaar te inspireren. Daarnaast wil Woonmaatschappij met de debatten meer Buitenring met genodigden die het betrokkenheid bij de belanghouders krijgen. leuk vinden ook te Of dat gaat lukken is nog moeilijk te zeggen, komen. Zij zijn toehoorder, omdat er nog maar één bijeenkomst is maar mogen wel wat zeggen via een tussenpersoon geweest. De reacties waren intern en extern echter bijzonder positief, meldt Frissen. Frissen vindt de debatten in de praktijk heel Binnenring leerzaam, omdat op die manier de achilleshiel bestaande uit een van een plan of zienswijze kan worden onttafel met daaraan dekt. personen met eenzelfde abstractieniveau
Figuur 3 Het ringenmodel 56
Quickscan belanghoudersparticipatie
De afdeling Strategie en Beleid bepaalt het thema van het debat en nodigt dan belanghouders uit waarvan zij denkt dat ze een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan een oplossing voor een bepaald vraagstuk. Het eerste debat had als thema ‘Politiek van de krimp’. Er is besproken wat moet worden gedaan om de regio economisch draaiend te houden in een land waar de beroepsbevolking daalt. Na het debat bekijkt Woonmaatschappij of bepaalde zaken die zijn besproken een concreet vervolg moeten krijgen. Wanneer dat nuttig is, wordt daarvoor een plan uitgewerkt en opgestart. Bij de debatten wordt er gewerkt met het principe van de binnenring en de buitenring zie figuur 3. Op die manier wordt een ‘veilige omgeving’ gecreëerd, waarin mensen vrijelijk durven te spreken en waardoor de discussie meer inhoud krijgt, volgens Frissen. Het systeem met een binnen- en buitenring is in het bijzonder ingesteld om zo eenvoudig de discussie te sturen en er voor te zorgen dat de juiste mensen het meeste aan het woord zijn. Bijkomend voordeel van zo’n debat is volgens Frissen dat je er ook zaken kunt doen door bijvoorbeeld te besluiten dat je een bepaalde partij verder over het onderwerp wilt spreken. Daar kunnen projecten uit voortvloeien.
Strategisch voorraadbeleid De belanghouders spelen ook een rol bij het invullen van het strategisch voorraadbeleid. Woonmaatschappij heeft de regio waarin zij actief is, verdeeld in elf gebieden. Per gebied gaat men op zoek naar het optimum van maatschappelijk rendement en financieel rendement. Het uitgangspunt van de investeringsfilosofie van Woonmaatschappij is dat er alleen in een gebied wordt geïnvesteerd als die investering maatschappelijk wat oplevert en zichzelf terugverdient. Per gebied bekijkt Woonmaatschappij de sociale opgave en de financiële parameters. De derde peiler zijn de belanghouders. Met name de wens van de betreffende gemeente/stadsdeel wordt geïnventariseerd. De corporatie inventariseert bij de gemeente/stadsdeel de ambities en plannen voor de verschillende gebieden. Maar ook inventariseert Woonmaatschappij wensen en investeringsgedrag van de andere belanghouders in een gebied en verwerkt deze gegeven in de cockpit, het sturingsmodel voor de vastgoedsturing van Woonmaatschappij. Aan de informatie van stakeholders wordt informatie uit kranten, gesprekken Hoog maatschappelijk en uit lopende discusrendement, maar vrijwel Optimum tussen sies toegevoegd om geen financieel maatschappelijk en financieel rendement een zo concreet mogelijk beeld te krijgen van de zogenaamde maatschappelijke opgave in een bepaald woongebied. Maatschappelijk rendement/belang Veel geld vangen, maar weinig maatschappelijk belang Financieel rendement
Figuur 4 Investeringsmodel
Eens per halfjaar komen het bestuur en de directie van Woonmaatschappij samen en worden de hiervoor genoemde gegevens van een bepaald gebied getoond en wordt bepaald met welke investering waarschijnlijk het optimum tussen financieel en maatschappelijk rendement wordt bereikt (zie figuur 4). Daarbij gaat men op zoek naar gebieden die bezig zijn vanuit een dal omhoog te klimmen. Hierbij gaat het om een beredeneerd vertrouwen. Soms gestoeld op kennis uit de stadsontwikkeling (Chicago school en dergelijke), soms op basis van sociaal maatschappelijke ontwikkelingen, soms puur op gevoel, maar ook op basis van
57
wat andere partijen (belanghouders) doen of willen, licht Frissen toe. Woonmaatschappij heeft wel de ambitie om ook de wens van de belanghouders anders dan de gemeente in beeld te brengen, maar de ervaring is dat deze partijen veelal op projectniveau denken en niet op gebiedsniveau. Frissen ziet verschillen en overeenkomsten tussen de themadebatten en de gevolgde methode rond het strategisch voorraadbeleid. Het verschil bestaat er volgens hem in dat de debatten meer gaan over de richting die de corporatie op zal gaan, terwijl het SVB-model meer bedrijfsmatig over vastgoedsturing gaat. Als raakvlak van de debatten en het SVB-model ziet Frissen de maatschappelijke doelstelling. Wellicht zullen in de toekomst de thema’s voor de debatten worden bepaald aan de hand van bevindingen rond het SVBmodel.
Belanghouders aan het woord Op de vraag waarom hij wil worden betrokken bij het vormen van beleid door de corporatie antwoordt meneer Van Fulpen, directeur van zorgorganisatie Amstelring dat hij daar een belang bij heeft. Dat belang bestaat uit het gegeven dat hij zorg in woningen wil leveren en woningen moeten daarom aan bepaalde eisen voldoen (iemand die zorg nodig heeft, moet erin kunnen wonen en Amstelring moet er de zorg die nodig is in kunnen aanbieden). Voor wat betreft het moment waarop hij betrokken wil worden, geeft Van Fulpen aan dat hij niet betrokken hoeft te worden bij de ideologievormingsfase. Deze fase betreft de roots van een organisatie. Van Fulpen denkt dat de invloed van de belanghouders daarop beperkt zal zijn. Vanaf de agendavormingsfase wordt het concreter. Dan kom je elkaar als partijen tegen en wil Van Fulpen worden betrokken. Volgens Van Fulpen leidt belanghoudersparticipatie tot betere prestaties van de corporatie, omdat de corporatie daardoor in haar plannen beter aansluit bij de behoeftes van haar eigen doelgroep. Met behulp van Amstelring komt ze namelijk te weten wat de behoeftes van haar doelgroep op het gebied van zorg zijn, licht hij toe. Van Fulpen voelt zich serieus genomen door Woonmaatschappij en heeft ook het gevoel dat er wat wordt gedaan met zijn inbreng. Hij vond de eerste debatbijeenkomst inspirerend. Het goede eraan vond hij dat het over een periode ging die ver weg ligt [toekomst red.], maar waarmee je wel rekening moet houden. Hij vond het van te voren alleen onduidelijk hoe de samenstelling van de groep zou zijn. Hij had bedacht dat het een regionaal congres was, maar het bleek vooral voor het middenkader van de corporatie te zijn met daarbij enkele buitenstaanders. Dat vond hij niet erg, maar vooraf was dat niet duidelijk. Hij dacht ook dat hij kwam om te luisteren, terwijl ter plekke bleek dat hij in de debatgroep zitting moest nemen. Frissen geeft toe dat dit aspect beter met Van Fulpen had moeten worden gecommuniceerd. Het kan altijd beter en dat is ook het streven van de corporatie. Op de vraag of Van Fulpen zou willen dat de corporatie iets anders gaat doen op het gebied van belanghoudersparticipatie, antwoordt Van Fulpen dat hij eigenlijk niet zo goed weet hoe Woonmaatschappij het nu doet. Hij ziet er nog geen structuur in. Dat vindt hij echter niet erg. Hij kan overal ‘inprikken’ in de organisatie. Hij weet alleen niet hoe dat voor andere belanghouders is, of die ook ‘binnenkomen’ bij de corporatie. Hij vindt een open cultuur van een corporatie heel belangrijk. Dat partijen makkelijk binnenkomen bij de corporatie en worden gehoord. Een congres als vorm van belanghoudersparticipatie lijkt hem niet zo effectief. Een adviesraad zou kunnen. Door een adviesraad kan namelijk in zijn ogen eventueel concurrentie tussen zorgpartijen worden opgeheven, doordat één persoon als vertegenwoordiger van de zorgpartijen optreedt.
58
Quickscan belanghoudersparticipatie
8
Woonmaatschappij Maasland
Werkgebied Aantal woningen Specifieke focus Gesproken met
elf gemeenten in Noordoost-Brabant, Land van Cuijk en Noord-Limburg 14.500 gebiedsontwikkeling, vitale wijken en ‘op maat’ wonen-zorg-welzijn producten mevrouw Kräwinkel, manager beleid en ontwikkeling
Belanghoudersparticipatie in het kort Woonmaatschappij Maasland heeft voor haar vorige ondernemingsplan een bijeenkomst georganiseerd waarin thema’s werden bediscussieerd en verwachtingen over de toekomstige opgave en de rol van de corporatie werden uitgesproken. Deze bespreking is helemaal aan de voorkant van het ondernemingsplan gehouden. Voordat de bijeenkomst plaatsvond, is er een computersessie gehouden met de belanghouders om de belangrijkste thema’s te kunnen bepalen. Op dit moment wordt het ondernemingsplan opnieuw gemaakt en zijn er opnieuw bijeenkomsten georganiseerd. In Cuijk is onlangs een bijeenkomst gehouden met gemeenten en maatschappelijke organisaties. Voorafgaand aan deze bijeenkomst hebben alle partijen een enquête ontvangen waarin vragen werden gesteld volgens de MRM-methode van de SEV.
Belanghouders Woonmaatschappij Maasland ziet – naast klanten – de volgende partijen als belanghouders: - gemeente; - zorgpartijen; - welzijnspartijen; - marktpartijen, te weten projectontwikkelaars; - overig, te weten opbouwwerk; - collega-corporaties (in mindere mate). De corporatie wil ook onderwijs en ondernemers gaan betrekken. Voor de corporatie zijn – naast huurders – de gemeenten de belangrijkste partijen. De gemeenten zijn zo belangrijk omdat die partijen cruciaal zijn in het mogen doen van je werk als corporatie (locaties, woningbouwprogramma, linken naar andere organisaties), licht Kräwinkel – manager beleid en ontwikkeling bij de corporatie – toe. Zorgpartijen zijn daarna belangrijke partijen, omdat de corporatie de ambitie heeft om kleinschalige woonzorgvoorzieningen te realiseren en zorg thuis mogelijk te maken. Welzijnspartijen, onderwijs en belangenvertegenwoordigers zijn partijen die tot op heden minder betrokken zijn bij het vormen van beleid door de corporatie. Dat gaat veranderen, vertelt Kräwinkel. De corporatie was een tijdlang gefocust op strategisch vastgoedbeleid en ouderen. Nu wil zij meer insteken op gebiedsontwikkeling en vitale wijken en kernen. De corporatie wil tevens op maat wonen-zorg-welzijn producten aanbieden. Daartoe moet de corporatie zelf contact opnemen met organisaties waar het om gaat en dit contact niet laten verlopen via andere instanties, vertelt Kräwinkel. Woonmaatschappij Maasland onderhoudt met verschillende belanghouders contacten. Sommige contacten zijn gestructureerd, andere vinden plaats op ad-hocbasis. Met de gemeenten vindt twee keer per jaar bestuurlijk overleg plaats over prestatieafspraken en algemene
59
ontwikkelingen. Daarnaast vinden er gesprekken met de gemeente plaats over projecten. Met de zorgpartijen is er een gestructureerd bestuurlijk overleg over algemene ontwikkelingen. De andere overleggen vinden plaats op de werkvloer op basis van projecten (ad hoc). Daarbij zijn zorg- en welzijnspartijen, politie en projectontwikkelaars betrokken. Volgens Kräwinkel leidt belanghoudersparticipatie tot betere resultaten van de corporatie, omdat daardoor kennis en kunde kunnen worden gecombineerd. De corporatie betrekt belanghouders vooral bij de ideologievorming en daarna bij de beleidvorming tot en met de evaluatie. Op projectniveau is de invloed van de belanghouders het grootst (klankbordgroepen met vertegenwoordigers van die groepen waarbij er wordt gewerkt met enquêtes, wijkschouw, websites, nieuwsbrieven). Op het algemene niveau (huurbeleid en dergelijke) informeert de corporatie de belanghouders meer. Huurders worden het meest vooraf betrokken, vertelt Kräwinkel. Op de vraag of zij het gevoel heeft dat er sprake is van wederkerigheid, dat de corporatie door andere partijen ook wordt gezien en behandeld als belanghouder, antwoordt Kräwinkel dat dit sterkt wisselt per partij. Er is volgens haar nog geen evenwicht in de wijze waarop de corporatie dat doet – voor wat betreft openheid en de noodzaak van belanghoudersparticipatie – en hoe de anderen dat doen. Op bestuursniveau zoeken partijen elkaar wel op. Dat vindt zij echter wel wat makkelijk gezegd en dat is nog geen belanghoudersparticipatie in haar ogen. Er moet worden gezocht naar bijeenkomsten die een gemeenschappelijk karakter krijgen, stelt Kräwinkel. Woonmaatschappij Maasland is actief in elf gemeenten. Er is intensief contact met alle gemeenten, vooral over projecten. Volgens Kräwinkel is er nog onvoldoende contact als het gaat om het betrekken bij strategische beleidskeuzes en de verantwoording. Daarom is de corporatie van plan om een patroon te ontwikkelen waarbij er vooraf, tussentijds en achteraf (verantwoording) met de gemeente wordt overlegd. Op het gebied van gebiedsontwikkeling wil de corporatie actief met alle partners kansen bekijken en hen mede invloed geven.
De MRM-enquête en de bijeenkomst In mei van dit jaar heeft Woonmaatschappij Maasland drie bijeenkomsten georganiseerd. Het doel van de corporatie voor de bijeenkomst met maatschappelijke organisaties was te weten te komen wat partijen van haar verwachten en welke kansen en grenzen zij zien. Deze bijeenkomst is onderdeel van een reeks van drie bijeenkomsten. De tweede bijeenkomst is met huurders en de laatste met medewerkers van de corporatie. Voorafgaand aan de bijeenkomst is er een enquête gemaild naar de belanghouders van de corporatie. Deze enquete maakt deel uit van de door de SEV ontwikkelde Maatschappij Relatie Management (MRM)methode. Het handige van de MRM-methode is dat er wordt gewerkt met een enquête, vindt Kräwinkel. Hierdoor kunnen veel mensen worden benaderd. Dat vindt zij vooral handig rond de tijd van de gemeenteraadsverkiezingen. Op dat moment is het namelijk heel moeilijk om mensen bijeen te krijgen op een bijeenkomst. Nadeel van deze methode vindt zij echter de gebruikte techniek. Doordat de enquête per e-mail wordt verstuurd, loopt men tegen beveiligingsblokkades van de ontvangende partij aan. In het vervolg zou zij een dergelijke enquête daarom liever per post versturen. De vraagstelling is volgens Kräwinkel bovendien niet altijd even handig geformuleerd en de enquête is heel lang. Met name de vraag naar de eerste verantwoordelijkheid van de corporatie op tal van terreinen zet stakeholders op het verkeerde been, volgens Kräwinkel. Zij hebben immers die eerste verantwoordelijkheid. Hierdoor ontstaat een vertekend beeld. Bovendien kan je met de enquête alleen niet volstaan, stelt zij, er zal altijd een gesprek of debat moeten volgen. De vraag bijvoorbeeld of de corporatie op het gebied van jongerenwerk eerstverantwoordelijk moet zijn of niet, zou door zorg- of welzijnspartijen verkeerd kunnen worden geïnterpreteerd. Het zou er dan op kunnen lijken alsof er wordt gevraagd of de corporatie volgens deze partijen zelf jongerenwerk aan zou moeten bieden of niet. Dan krijg je waarschijnlijk een heel andere uitkomst dan wanneer de vraag wordt gesteld of zorg- en welzijnspartijen een rol zien weggelegd voor de corporatie rond jongerenwerk. In het eerste geval zou de corporatie namelijk kunnen worden gezien als concurrent, terwijl in het tweede geval de corporatie kan worden gezien als een schakel in de keten van jongerenwerk, licht zij toe. 60
Quickscan belanghoudersparticipatie
Voor de bijeenkomst in mei van dit jaar heeft de corporatie al eens eerder een bijeenkomst met belanghouders gehouden waarbij werd gewerkt met de Group Decision Room-methode. Een extern bureau begeleidde die bijeenkomst. De GDR-methode is volgens Kräwinkel handig als er wordt gewerkt met een klein aantal mensen en afgebakende onderwerpen. Zij stelt dat de thema’s die uit de computersessie naar voren komen, wel verder moeten worden uitgediscussieerd, waarbij een goede discussieleider essentieel is. Als voordeel van de GDRmethode noemt Kräwinkel dat mensen meer in de computer durven te zetten dan ze zouden durven uitspreken en iedereen aan bod komt. Ook kan er snel tot een aanscherping en prioritering worden gekomen met behulp van deze methode. Volgens Kräwinkel licht de kracht van belanghoudersparticipatie in het steeds bedenken van nieuwe vormen in een wisselend programma. Dat vergt echter veel tijd, energie en geld van een organisatie. Daarvoor zou de corporatie bijna een fulltime medewerker kunnen aannemen, vertelt zij.
De belanghouders aan het woord Na afloop van de bijeenkomst met de maatschappelijke organisaties in Cuijk hebben de aanwezigen een evaluatie-enquête ingevuld. Daaruit is het volgende beeld naar voren gekomen6. Vrijwel alle aanwezigen vonden de bijeenkomst goed, leerzaam, informatief, prettig. Een enkeling vond de bijeenkomst niet zo boeiend (gemeente) of te abstract (zorgorganisatie). Op de vraag of men een dergelijke bijeenkomst een goede manier vindt voor een corporatie om haar belanghouders te betrekken bij het vormen van beleid, antwoordde het merendeel van de respondenten ‘ja’. De redenen voor dit antwoord waren onder andere dat een dergelijke bijeenkomst goed is om te netwerken (welzijnsorganisatie), goed is voor de corporatie om op de hoogte te blijven van wat er leeft (gemeente) en stimuleert om actief samen verder te gaan (zorgorganisatie). Een enkeling vond dat de bijeenkomst concreter had gekund (zorgorganisatie) of in kleinere kring had moeten plaatsvinden waarbij er veel meer ‘op de man af’ kan worden besproken (gemeente). Wat men goed vond aan de bijeenkomst was vooral het naar elkaar luisteren om te horen wat anderen ergens van denken en ideeën op te doen (welzijnsorganisaties), oppikken van verschillende opvattingen, partijen worden samengebracht, de corporatie stelt zich open op (gemeenten), ontmoeting van partners in samenwerking, laagdrempelig, iedereen heeft inbreng (zorgorganisaties). Wat men minder goed vond aan de bijeenkomst was vooral de beperkte verdieping, te politiek correcte antwoorden van aanwezige belanghouders en dat het al gauw een domeindiscussie wordt. Als mogelijke verbetersuggesties droeg men aan toekomstplannen in de vorm van enkele concrete projecten te bespreken en ieders rol daarin zo scherp mogelijk krijgen (zorgorganisatie), de uitnodiging alleen naar portefeuillehouders te sturen (gemeente), het effect van de vorige bijeenkomst te toetsen (gemeente), de bijeenkomst op te delen in stukken met voor elk stuk een eigen onderwerp (welzijnsorganisatie), werken met subregio’s (welzijnsorganisatie). Over het algemeen zijn de verschillende belanghouders tevreden over de manier waarop de corporatie hen betrekt bij het vormen van beleid. Als goede punten worden genoemd de persoonlijke contacten, de open communicatie, er wordt geluisterd, actieve houding van de corporatie in het zoeken van samenwerking. Een zorgorganisatie geeft aan dat het best intensiever mag en een medewerker van een van de gemeenten geeft aan dat de corporatie best wat meer aan de gemeenten zou mogen vragen en meer met de gemeenten samen zou moeten besluiten. Enkele respondenten geven aan dat ze zich afvragen hoe de praktische invulling zal gaan en wie nu de verbindende schakel is in het geheel. Met één van de belanghouders is apart nog een telefonisch gesprek gehouden. Daaruit is het volgende naar voren gekomen: de heer Van der Jagt, bestuurder van zorgorganisatie Dichterbij, vindt het rondsturen van een enquête een goede manier voor een corporatie om de mening van de belanghouders te peilen. Hij vond het debat echter onevenwichtig. De vragen 6
61
In totaal hebben 15 personen de enquête ingevuld, onder wie zeven personen die werkzaam zijn bij een van de gemeenten, vijf medewerkers van een van de zorgorganisaties en drie medewerkers van een van de welzijnsorganisaties.
gingen nogal gauw naar de wethouders en omdat iedereen aan de beurt moest komen waren er te simpele antwoorden op ingewikkelde vragen. Hij betwijfelt of er uit het debat kwam wat Maasland wilde. Er werd door de discussieleider te veel ruimte gegeven om simplistisch te antwoorden. Er werd niet doorgevraagd, maar steeds snel naar anderen gegaan om iedereen maar aan bod te laten komen, licht hij toe. Je kunt beter twee wethouders flink doorzagen dan iedereen kort iets laten zeggen, vindt hij. De vorige bijeenkomst die door Maasland werd georganiseerd vond Van der Jagt aantrekkelijker, doordat er meer was voorgeprogrammeerd aan wie vragen werden gesteld. Er zat meer diepgang in die bijeenkomst. Dat hing af van de discussieleider. Die was scherper en vroeg meer door. Niet iedereen werd bij die bijeenkomst gevraagd te spreken, vertelt hij. De GDR-methode is volgens hem voor het publiek aantrekkelijker als voorbereiding op het debat dan een enquête, alhoewel hij niet kan zeggen of de GDR-methode meer wenselijk is. Hij vindt dat je het vooral van het debat zelf moet hebben. Als positief punt van de bijeenkomst in Cuijk noemt Van der Jagt dat er een goed gremium van belanghouders bij elkaar was gekomen. Wat hij echter miste was de mening van Maasland in het debat. Maasland had een wat afzijdige houding. Dat is in zijn ogen een don’t. Van de Jagt ziet Dichterbij als belanghouder van de corporatie in verband met gemaakte afspraken over prefered supplier voor woningen van cliënten van Dichterbij. Verder hebben Dichterbij en de corporatie gedeeltelijk dezelfde belangen met betrekking tot welzijn en maatschappelijke belangen. In het werkgebied van Dichterbij bevinden zich zo’n vijftig tot zestig corporaties. Maasland is een hele grote voor Dichterbij door overlap in het werkgebied en de gemeenschappelijkheid in opvattingen over de maatschappelijke taak. Hij vindt het belangrijk betrokken te worden bij de beleidsvorming van de corporatie, omdat op de langere termijn (15 jaar) de samenleving verandert (vergrijzing) en er meer zorg aan huis moet kunnen worden geleverd. Maasland bouwt woningen en is bezig met leefbaarheid. Maasland en Dichterbij moeten elkaar daar ergens raken en werken dan complementair (gesteld dat Maasland niet zelf zorg gaat leveren), licht hij toe Van der Jagt wil graag worden betrokken bij de ideologievormingsfase en de agendavormingsfase. Dichterbij volgt wat de corporatie ervan maakt, maar hij vindt ook dat de corporatie een eigen onderneming is en dat de invloed van Dichterbij ophoudt daar waar het de eigen doelen van Maasland betreft. Bij de beleidvormingsfase wil hij minder worden betrokken en bij de eigen beleidsuitvoeringen en evaluatie niet. Van der Jagt wil vooral worden betrokken bij de rol die Maasland heeft met betrekking tot het woningaanbod voor de langere termijn in een vergrijzende maatschappij. Het gaat daarbij vooral om eisen waaraan woningen moeten voldoen opdat Dichterbij daar zorg in kan leveren, dus vooral de programmatische kant. Hij hoeft niet te worden betrokken bij hoe het woningbouwprogramma er door de regio’s heen uit ziet. Volgens Van der Jagt leidt belanghoudersparticipatie op de langere termijn tot betere prestaties door de corporatie door een betere afstemming. Leefbaarheid wordt daardoor vergroot en daarmee de prestatie van de corporatie. Op de vraag of er door de corporatie voldoende wordt gedaan met zijn inbreng, antwoordt hij dat hij dat zeker vindt, maar hij geeft aan dat het nog wat meer zou kunnen. Vooral op het gebied van de omvorming van Maasland naar de maatschappelijke onderneming die zij wil zijn, ziet hij een gat tussen wat de corporatie wil en waar de corporatie op dit moment zit. Hij denkt dat dat traject in beter afgebakende stukken moet worden geknipt. Dat er eerst moet worden gekeken op een termijn van drie jaar in plaats van meteen 15 jaar verder te kijken. Verder geeft hij aan dat hij vooral betrokken wil worden in het nadenken over de zorginfrastructuur op woningniveau en regionaal niveau. Daartoe zouden volgens hem alle zorgaanbieders in een regelmatig overleg samen moeten komen met de corporatie. Er is nu wel overleg, maar dat is veelal ad hoc rondom een project. De langere beleidslijn ontbreekt op projectniveau. Er zou een soort basisoverleg moeten komen over hoe in het gebied een goede technische infrastructuur kan komen die nodig is voor de langere termijn, stelt hij voor. De moeilijkheid van een dergelijk overleg is alleen dat de meningen over de vormgeving van het zorgprogramma zijn verdeeld. 62
Quickscan belanghoudersparticipatie
9
Woonplus Schiedam
Werkgebied Aantal woningen Specifieke focus Gesproken met
Schiedam 13.500 sociaal en fysiek de heer Venhuizen (directeur bedrijfsvoering)
Belanghoudersparticipatie in het kort Woonplus Schiedam werkt met een adviesforum. Er ligt vast dat de corporatie vier keer per jaar met het forum overlegt/discussieert over een onderwerp. De bijeenkomsten met het forum bestaan uit een korte inleiding vanuit Woonplus en daarna wordt er aan de hand van een discussie tot een opinie gekomen of er vindt beeldvorming plaats vanuit het perspectief en de activiteiten in Schiedam van de leden van het forum. Woonplus organiseert ook manifestaties met belanghouders en houdt sinds drie à vier jaar een stakeholderonderzoek.
Belanghouders Woonplus Schiedam ziet – naast de klanten – de volgende partijen als belanghouders: - gemeente; - zorgpartijen (breed, inclusief de geestelijke gezondheidszorg/verslaving enz.); - welzijnspartijen; - belangenvertegenwoordigers, te weten ouderenorganisaties, moslimraad, Antiliaanse belangengroep; - overig, te weten, politie, de geprivatiseerde stadsdiensten zoals vuilophaal, tuin- en straatonderhoud, energiebedrijf, onderwijsinstellingen, winkeliers; - adviesforum. Onder de belanghouders worden door Woonplus verstaan alle partijen binnen het werkgebied van de corporatie met wie de corporatie afspraken kan maken. De corporatie zit in veel overlegvormen en heeft veel contacten. Op basis daarvan worden de belanghouders geselecteerd. De laatste tijd wordt er veel met zorg- en welzijnspartijen gedaan in verband met de vergrijzing en er wordt veel met de politie gedaan in verband met veiligheid. Een groep die niet veel in beeld was, maar nu wel, is de groep begeleid wonen (geestelijke zorg, verslavingszorg). Dit heeft waarschijnlijk te maken met een ander concept van werken, van verpleeghuisachtige complexen naar kleinere eenheden met zelfstandig wonen, vertelt Venhuizen, directeur bedrijfsvoering bij de corporatie. Venhuizen denkt dat de corporatie beter presteert door belanghouders te betrekken bij het vormen van beleid, omdat daardoor gedragen producten worden ontwikkeld en ideeën gemakkelijker kunnen worden uitgevoerd en geaccepteerd.
Adviesforum Woonplus Schiedam werkt met een adviesforum. In het forum zitten momenteel 15 leden met zeer uiteenlopende achtergrond: zo zitten er een medewerker van de politie, een begrafenisondernemer, iemand van de artotheek, iemand vanuit de politiek, een medewerker van
63
een vastgoedbelegger, een medewerker van een zorginstelling en een winkelier in het forum. Er is volgens Bob Venhuizen geen sprake van dubbele petten, omdat hij de leden van het forum niet tegenkomt tijdens andere overleggen. Leden van het forum mogen huurder zijn, maar dat hoeft niet. Je mag alleen geen lid zijn van de gemeenteraad of werkzaam zijn bij Woonplus. Tijdens bijeenkomsten met het forum worden plannen van de corporatie besproken. Maar er worden ook meer algemene thema’s besproken. Zo was er een bespreking over de omgang van Woonplus met haar belanghouders. Daarbij is er gekeken naar de manier waarop de corporatie de belanghouders benadert en hoe zij zich naar buiten toe opstelt. Voorafgaand aan de vergadering van de corporatie met het adviesforum, heeft een voorbereidingscommissie al het een en ander voorbereid. In deze commissie zitten de directeur bestuurder van Woonplus, de voorzitter van het adviesforum en een of twee leden van het forum. Verder zitten er afhankelijk van het onderwerp twee leden van de corporatie in die in het bezit zijn van expertise over het onderwerp voor de komende vergadering. Deze werkgroep wisselt steeds van samenstelling afhankelijk van het onderwerp. De werkgroep verzamelt informatie over het onderwerp bijvoorbeeld krantenknipsels en beleidsstukken. Deze informatie wordt rondgestuurd, zodat alle leden zich kunnen voorbereiden. Het is aan de leden zelf of ze zich intensief voorbereiden of niet. De corporatie formuleert stellingen en tijdens de voorbereiding wordt er bepaald of die stellingen goed zijn, of aanpassingen/uitbreiding behoeven. Als er over een bepaalde wijkaanpak wordt vergaderd, dan levert de corporatie de stukken zoals statistische gegevens over het aantal mensen in een wijk, de inkomens en de veiligheidsmonitor. Aan de hand van een kaart van het gebied gaat men tijdens de vergadering aan de slag. Er wordt gediscussieerd en er worden schetsen gemaakt waarbij de kaart van het gebied wordt ‘ingekleurd’. Omdat niet alle forumleden bekend zijn met alle wijken, wordt er veelal eerst een wijkwandeling gemaakt. Dit traject wordt apart met het adviesforum doorlopen. Later vindt er matching plaats met de bewoners.
Voorbeeld van een ingekleurde wijk
64
Quickscan belanghoudersparticipatie
Venhuizen is zeer tevreden over het forum, omdat het werkt als een soort stoplicht. De reactie van het forum op de plannen is een indicatie voor de reactie van bewoners en andere partijen, licht hij toe.
Belanghouders aan het woord Uit het verhaal van mevrouw De la Rie, gepensioneerd, maar wel zeer actief op het gebied van ouderen en gehandicapten en lid van het adviesforum, kan worden opgemaakt dat de manier waarop een forum functioneert, samenhangt met de voorzitter. De persoonlijke voorkeuren van de voorzitter bepalen in belangrijke mate de focus van het adviesforum. Voordat meneer Van der Marel voorzitter was, zat er een formeler, maar wel heel sociaal persoon op de voorzittersstoel, vertel zij. De eerste jaren dat het forum bestond waren de onderwerpen daardoor veelal sociale thema’s zoals gezinsvervangende huisvesting en huisvesting van expsychiatrische patiënten. De nieuwe voorzitter, meneer Van der Marel is commerciëler ingesteld (in de goede zin van het woord) en richt zich meer op de beleidsinhoudelijke onderwerpen. Aan de ene kant is het forum na de voorzitterswitch informeler geworden doordat er bijvoorbeeld niet meer wordt gewerkt met een dagelijks bestuur. Aan de andere kant is het forum ook weer formeler geworden. Er wordt nu ook gekeken naar het jaarplan en de visie en de voortgang van projecten in wijken, sloop en herstructurering. De onderwerpen die worden besproken hangen veel meer aan beleid en de structuur van de corporatie, vertelt De la Rie. Als lid van het forum moet je beschikken over een helikopterview, meent ze. Je moet zowel vanuit de corporatie als vanuit de burger kunnen denken. Daarbij spelen vragen als: Wat is goed voor de corporatie en is dat ook goed voor de burger? Hoe verhoudt zich dat? Je moet een belangenbehartiger zijn. Je moet gebruikmaken van je netwerk. De heer Van der Marel, voorzitter van het adviesforum en vestigingsdirecteur van Vesteda Den Haag, vertelt dat de agenda van de bespreking met de corporatie wordt bepaald door de directie van Woonplus en dat het forum nadrukkelijk optreedt als adviseur van de directie van de corporatie. Het forum wil niet op de stoel van de Raad van Commissarissen gaan zitten, licht hij toe. Het forum bekijkt met name of Woonplus de goede dingen doet. Of Woonplus de dingen goed doet is een taak voor de RvC, stelt Van der Marel. De oprichting van het forum is gebeurd vlak na de fusie met een collega-corporatie tot Woonplus. Het forum had in die tijd meer het karakter van een RvC. Er zaten ook een paar oud-bestuursleden in en er was nog stemrecht. Nu heeft er een karakterwijziging plaatsgevonden en in principe is het forum heel terughoudend en wacht ze totdat Woonplus om een advies vraagt. Het forum ziet zichzelf als ondersteuning voor de directie van Woonplus, licht Van der Marel toe. Het forum heeft adviesrecht, maar Woonplus mag zelf bepalen of ze wat met het advies doet of niet. Er wordt teruggeblikt om te zien wat er met de adviezen is gebeurd. Dit adviesrecht is niet juridisch verankerd. Als de leden van het forum morgen willen stoppen, dan kan dat. Hetzelfde geldt voor de corporatie. Uit het gesprek met Van der Marel wordt duidelijk dat regels niet het succes van een adviesforum bepalen. De mate van invloed van een adviesforum is ook niet afhankelijk van de juridische verankering. De invloed van het forum wordt bepaald door de kwaliteit van de discussie, stelt hij. De kwaliteit van de discussie kan worden vergroot door te zorgen dat er vanuit verschillende perspectieven naar het onderwerp dat moet worden besproken, wordt gekeken. Dat impliceert een forum waarin mensen zitten uit allerlei geledingen van de maatschappij. Zijn ervaring is dat het belangrijk is te zorgen dat mensen open durven te zeggen wat ze vinden. Dat kan worden bevorderd door te zorgen voor een omgeving waarin zij zich prettig voelen. Dat kan weer worden bewerkstelligd door op een losse manier met elkaar om te gaan. Dus heel concreet geen u, maar jij tegen elkaar zeggen. Mevrouw De la Rie vindt het goed dat er geen juridische verankering is. Als je goed samenwerkt heb je geen juridische verankering nodig, vindt zij. Zij vindt het ook positief dat het dagelijks bestuur is komen te vervallen. Toen dat er nog wel was, waren het altijd dezelfde drie mensen die de besprekingen voorbereidden. Daardoor werden andere leden minder betrokken. Men mag
65
zich nu opgeven voor de voorbereiding van de bespreking. Of men wordt gevraagd op basis van zijn of haar expertise. Voor wat betreft de mate van invloed van het adviesforum geven de heer Willemen, wijkteamchef bij de politie in Schiedam en tevens lid van het adviesforum, en meneer Van der Marel aan dat er geen sprake is van meebeslissen door het forum. Van der Marel geeft aan dat dat niet de verantwoordelijkheid van het forum is en Willemen stelt dat het immers om adviezen gaat. Hij vindt ook dat dat zo moet blijven, omdat het forum niet de verantwoordelijkheid wil dragen die hoort bij meebeslissen. Het praat makkelijker als je niet medeverantwoordelijk bent voor de uiteindelijke beslissing, licht hij toe. Mevrouw De la Rie houdt de invloed van het forum tussen meebeslissen en sturing geven. Met de inbreng van het forum wordt heel veel gedaan door de corporatie, meent zij. De inbreng vind je terug in het jaarverslag. Van der Marel wil vooral dat het forum wordt betrokken bij onderwerpen die het beleid of de strategie van de corporatie aangaan (bijvoorbeeld woningen voor starters of beheer van openbaar gebied: is dat de taak van de gemeente of van Woonplus?) Het forum wil zich niet bezighouden met operationele zaken en interne zaken, licht hij toe. Zij wil geen toezichthouderstaak vervullen en het forum wil ook geen lid voor de RvC voordragen in verband met de bijbehorende verantwoordelijkheid. Willemen vindt het vooral nuttig om te worden betrokken bij zaken waarbij er een visie voor langere termijn moet worden ontwikkeld. Dat zijn zaken die met leefbaarheid te maken hebben en zaken die de rol van Woonplus betreffen. Verder noemt hij de woonomgeving, veiligheid, zorg en subsidies rond veiligheid. Hij kan zich voorstellen dat je als forum een keer naar budgetten gaat kijken, vooral omdat er vaak wordt geroepen dat corporaties zoveel geld zouden hebben. Mevrouw De la Rie voelt wel eens de behoefte om over klachtenregelingen en het functioneren van het backoffice te praten. De corporatie is van een sociale verhuurder veranderd in een maatschappelijke vastgoedondernemer. Daardoor gaat de corporatie anders om met onderwerpen zoals huisuitzetting. De toon is daarbij zakelijker geworden. Daar zou ze het wel eens een keer over willen hebben. Op de vraag of belanghoudersparticipatie tot betere prestaties leidt, geeft Van der Marel aan dat de directie van Woonplus duidelijk maakt dat zij waarde hecht aan het oordeel van het forum. Hij vraagt zich echter af wat er zou gebeuren als het forum niet zou worden geraadpleegd. Het is namelijk niet concreet meetbaar wat het effect is van de adviezen van het forum, stelt hij. Hij kan zich echter voorstellen dat het zicht voor Woonplus op het krachtenveld waarbinnen zij moet opereren, beter is dankzij het forum. Andere partijen dan het forum hebben namelijk altijd een belang, licht Van der Marel toe. Nu kan Woonplus haar ideeën toetsen bij mensen zonder belang. Het belang dat de leden wel hebben, is een goed functionerende gemeente en corporatie, omdat hierdoor de kwaliteit van de woonomgeving wordt verbeterd, licht hij toe. Mevrouw De la Rie vindt dat de corporatie wat doet met de inbreng van het forum. Er vindt terugkoppeling plaats, licht zij toe. Dat is vanuit het forum zelf ontdekt, vertelt De la Rie. Er werd een keer gevraagd naar de stand van zaken van een bepaald project en daaruit is voortgekomen dat de terugkoppeling een vast agendapunt is geworden. Bij bijeenkomsten mag iedereen aan de corporatie vragen hoe het met de zaken gaat. Daar is tijd en aandacht voor. Dit geeft ook een stuk eigen verantwoordelijkheid bij de leden van het forum om te checken hoe er met hun inbreng door de corporatie wordt omgegaan, vertelt De la Rie. Vrijblijvendheid wordt hierdoor voorkomen. Op de vraag of zij wil dat er wat wordt veranderd op het gebied van belanghoudersparticipatie, wijst mevrouw De la Rie op het belang van de samenstelling van het forum. De maatschappij verandert, licht ze toe. Er zouden wat meer jonge mensen in het forum moeten komen en er zou moeten worden gekeken naar de communicatieve vaardigheden van de leden. Sommige leden zeggen namelijk niets terwijl ze wel verstand van zaken hebben. Dit zou bespreekbaar moeten worden gemaakt, vindt zij.
66
Quickscan belanghoudersparticipatie
Volgens Willemen is de succesfactor van dit adviesforum de verscheidenheid van mensen. Er zitten jongere en oudere mensen in met een heel diverse achtergrond. Daardoor hoor je ook het standpunt van anderen, verduidelijkt hij. Daar leer je zelf ook weer van. Van der Marel geeft aan dat er wel discussie is geweest over de frequentie van het overleg met de corporatie. Een enkeling van het forum wilde de frequentie verhogen. Hij vreest echter dat het dan lastiger zal worden om als forum de focus op de hoofdlijnen te houden.
67
Quickscan belanghoudersparticipatie
10 Woonwaard
Per 1 juli 2006 gaat Woonwaard fuseren met de corporaties Ons Belang en Provesta Wonen. Werkgebied Krimpen aan den IJssel Aantal woningen 3981 Specifieke focus goede en betaalbare huisvesting voor kwetsbare groepen en samenhang tussen wonen, welzijn en zorg Gesproken met de heer Karsten, directeur Belanghoudersparticipatie in het kort Er is door een extern bureau een interviewronde gehouden onder de belanghouders van Woonwaard nog voordat er een start is gemaakt met het opstellen van het ondernemingsplan. Vervolgens is er een concept-ondernemingsplan gemaakt. Dit is rondgestuurd naar de belanghouders met het verzoek een reactie te geven. Daarna is het definitieve ondernemingsplan opgesteld.
Belanghouders Woonwaard ziet – naast de klanten – de volgende partijen als belanghouders: - gemeente (B&W, raadsleden en ambtenaren); - zorgpartijen; - welzijnspartijen; - belangenvertegenwoordigers, te weten ouderenbonden; - overig, te weten politie; - collega-corporaties. De heer Karsten, directeur van de corporatie, ziet de gemeente en zorg- en welzijnspartijen als de belangrijkste belanghouders. De gemeente is een belangrijke belanghouder, omdat zij verantwoordelijk is voor het volkshuisvestingsbeleid en zij een belangrijke samenwerkingspartner is voor de corporatie. De gemeente heeft een direct belang bij de prestaties van de corporatie. Zorg- en welzijnsorganisaties zijn belangrijk, omdat de corporatie veel samenwerkt met deze partijen. De corporatie moet flink wat levensloopbestendige woningen ontwikkelen en de locatie van deze woningen schept condities voor het werk van de zorgorganisaties, licht hij toe. De gemeente wordt structureel betrokken; andere partijen afhankelijk van de situatie. Er zou kunnen worden gesteld dat de overleggen met de gemeente soms dieper zijn en eerder plaatsvinden, omdat ze structureler zijn geregeld. De heer Karsten denkt dat de corporatie betere prestaties levert door belanghoudersparticipatie, omdat inhoud en effectiviteit kunnen worden verbeterd, doordat anderen soms ergens meer verstand van hebben en je op een spoor zetten waar je in eerste instantie niet aan hebt gedacht. En ook omdat belanghouders ‘dwingend’ kunnen zijn ten aanzien van de te leveren prestaties. De belanghouders worden betrokken van ideologievorming tot en met beleidsuitvoering. Bij de beleidsevaluatie worden belanghouders niet betrokken. De invloed van de belanghouders is niet aanwijsbaar, vertelt Karsten. De prestatieafspraken zijn nog de meest concrete vorm van de vertaling van de wensen van de gemeente. Bijvoorbeeld het aantal betaalbare woningen dat moet worden gerealiseerd, licht hij toe. Hij heeft het gevoel dat de corporatie ook wordt gezien als belanghouder van andere partijen. Er worden gezamenlijk conferenties
69
georganiseerd met de thuiszorgorganisatie en de corporatie voelt zich door de gemeente ook serieus genomen. De gemeente vraagt ook wel eens wat de corporatie ergens van vindt, vertelt hij. De corporatie heeft in de loop van de jaren tal van activiteiten ondernomen om haar belanghouders te informeren en uit te nodigen te reageren op haar beleidsvoornemens en uitvoering. Zo zijn er onder andere naast de interviewronde ook bijeenkomsten georganiseerd en worden stukken als het jaarverslag en het ondernemingsplan naar de belanghouders gestuurd. Dit alles vindt op ad-hocbasis plaats. In het begin wilde de corporatie vooral weten of ze op het goede spoor zit. De laatste tijd ligt de nadruk meer op de vraag wat de corporatie vanuit de belanghouders bezien voor de belanghouders kan betekenen. Ook is er meer aandacht voor het gewenste imago van de corporatie.
Interviewronde Bij de gehouden interviewronde in het kader van het nieuw te ontwikkelen ondernemingsplan, had de corporatie voor twee zaken belangstelling: zij vroeg zich af waar belanghouders mogelijk samenwerking zagen en zij was benieuwd naar het imago van de corporatie. Er is gekozen de interviewronde door een extern bureau te laten uitvoeren, omdat men daar iemand kende die voldoende bekend was met de lokale omstandigheden om dit onderzoek uit te voeren. Voor wat betreft de resultaten van de interviews geldt dat deze grotendeels een bevestiging waren van de lijn die de corporatie reeds had uitgezet. Achteraf gezien had de corporatie misschien wat structureler en nadrukkelijker moeten vragen wat de belanghouders belangrijk vinden, vertelt de heer Karsten. De vragen waren nu meer opgesteld vanuit de corporatie zelf. Als er voor een tweede keer een dergelijke interviewronde zou worden gehouden dan zouden er meer vragen komen waarbij de wensen van de stakeholders aan bod komen. Daar zijn op dit moment echter geen plannen voor.
Belanghouders aan het woord Mevrouw Van Schevicoven, adviseur bij zorgorganisatie De Vierstroom, moet even terug in haar geheugen als haar wordt gevraagd wat ze van de interviewronde vond. Ze kan zich herinneren dat het interview een prettig gesprek was. Zij vindt de persoonlijke aanpak van de interviews goed. De koppeling met wat er is besproken en wat eruit is gekomen kan ze zich echter niet meer herinneren. Zij kan zich bijvoorbeeld niet herinneren dat ze het ondernemingsplan heeft ontvangen. Op het moment van het gesprek is door de interviewer wel duidelijk gemaakt waarom het gesprek plaatsvond en wat de corporatie ermee wilde doen. Op de vraag waarom zij wil worden betrokken bij het vormen van beleid door de corporatie antwoordt zij dat corporaties en zorgorganisaties elkaar daardoor vinden. Hierdoor wordt volgens haar voorkomen dat beide partijen eerst alleen denken vanuit hun eigen straatje en plannen dan al zo ver zijn ontwikkeld dat afstemmen lastig wordt. De corporatie weet hoe je woningen moet bouwen en de zorgorganisatie heeft expertise over hoe mensen willen wonen bijvoorbeeld als ze ouder worden. Door belanghoudersparticipatie kunnen volgens haar successen worden behaald, te weten een beter product (woning) dat beter is afgestemd op de wensen van huurders. Van Schevicoven wil vanaf de ideologievormingsfase tot en met de evaluatiefase worden betrokken bij het beleidvormingsproces van de corporatie als het gaat om beleid waarmee raakvlakken zijn tussen de corporatie en de zorgorganisatie. Hierbij maakt zij de opmerking dat De Vierstroom niet het beleid van de corporatie bepaalt, maar de corporatie hooguit kan overtuigen van hoe woningen er bijvoorbeeld uit zouden moeten zien. Er komt binnenkort een bijeenkomst over de toekomstige opgave waarbij vragen zullen worden beantwoord als: wat kan beter? en wat zouden we kunnen doen? De corporatie heeft deze bijeenkomst belegd en De Vierstroom is ook uitgenodigd. Van Schevicoven ziet dat als betrokken worden in de ideologievormingsfase en vindt dat nuttig. Van Schevicoven wil in principe alleen door de corporatie worden betrokken als er een raakvlak is met de werkzaamheden van De Vierstroom (wonen, zorg en welzijn). Volgens Van Schevicoven wordt er door de corporatie
70
Quickscan belanghoudersparticipatie
wat gedaan met haar inbreng, omdat dat blijkt uit een aantal samenwerkingsprojecten, bijvoorbeeld het abonnement op servicediensten, licht zij toe. Van Schevicoven vertelt dat er op dit moment veel onderling wordt overlegd op verschillende niveaus in de organisatie. Volgens haar is dat ook de manier waarop het zou moeten, maar dat vergt intern (zowel bij de corporatie als de belanghouder) de nodige afstemming. Het zou volgens haar positief zijn wanneer betrokkenen bij samenwerkingstrajecten uit beide organisaties eens in de zoveel maanden bijeen komen om af te stemmen.
71
Quickscan belanghoudersparticipatie
3. Conclusies In de quickscan staat een aantal hoofdvragen centraal te weten: wie worden er door de belanghouders betrokken bij het vormen van beleid, waarom, wanneer, hoe en bij welke onderwerpen. Om deze vragen te beantwoorden is er allereerst gekeken naar de manier waarop de geselecteerde corporaties vorm geven aan belanghoudersparticipatie en hoe deze corporaties aankijken tegen hun belanghouders. De uitwerking hiervan kan in hoofdstuk 2 bij de case-beschrijvingen worden teruggelezen. Er is voor wat betreft de belanghouders vooral gevraagd welke partijen de corporaties als belanghouder erkennen, welke belanghouders de corporatie het belangrijkst vinden en welke belanghouders sinds kort in beeld zijn van de corporatie of belangrijker zijn geworden. Nog een andere belangrijke vraag is hoe efficiënt en effectief de geboden vormen van belanghoudersparticipatie zijn. Daartoe is de mening van de belanghouders over de bestudeerde initiatieven gevraagd waarbij er tevens wat meer algemene vragen zijn gesteld zoals waarom de belanghouders zichzelf als belanghouder van de corporatie zien, of waarom zij het belangrijk vinden te worden betrokken bij het beleidvormingsproces van de corporatie. Ten slotte is er aan de corporaties en de belanghouders specifiek gevraagd naar do’s en don’ts op het gebied van belanghoudersparticipatie. In paragraaf 3.1 worden eerst de algemene bevindingen behandeld waarbij er vooral wordt ingegaan op de ‘wie’, ‘waarom’ en ‘wanneer’-vraag. In paragraaf 3.2 wordt ingegaan op algemene overwegingen rond de vormgeving van belanghoudersparticipatie waarbij er vooral wordt ingegaan op de ‘hoe’ en ‘waarbij’-vraag. In paragraaf 3.3 worden specifieke overwegingen rond de vormgeving van belanghoudersparticipatie behandeld. Verzamelde tips uit de praktijk komen hierbij tevens aan bod.
3.1 Algemene bevindingen In deze paragraaf worden per thema de algemene bevindingen, gebaseerd op de bestudeerde cases, behandeld. Belanghouders Wanneer we kijken naar de cases in dit rapport, kan over de betrokken partijen het volgende worden gesteld: alle corporaties zien de gemeente, zorgpartijen en welzijnspartijen als belanghouders. Marktpartijen en belangenbehartigers worden minder vaak genoemd (zeven keer) en collega-corporaties het minst (zes keer). Onder belangenvertegenwoordigers wordt verstaan: ouderenbonden, platforms voor gehandicapten, Aedes of een moslimraad. Partijen die verder nog worden genoemd zijn partijen zoals cultureel werk, onderwijsinstellingen, vrijwilligersorganisaties, sociale werkplaats, politie, leveranciers, Vrouwen Advies Commissie, architecten, dorpsraden, pers, Kamer van Koophandel, ondernemers, winkeliers, vuilophaaldienst, energiebedrijf, groenvoorziening, opbouwwerk en openbaar vervoer. Belangrijkste belanghouders Vrijwel alle corporaties zien – naast de huurders – de gemeente als één van de belangrijkste partijen. De gemeente wordt in deze context wel beschreven als een ‘veelkoppig monster’ waar je als corporatie niet omheen kunt, omdat je de gemeente nodig hebt voor vergunningen, grond en het woningbouwprogramma, kortom: je komt de gemeente overal tegen. Verder wordt genoemd dat de gemeente de randvoorwaarden schept voor de werkzaamheden van de corporatie doordat zij verantwoordelijk is voor het volkshuisvestingsbeleid. Ook wordt er als reden genoemd dat de gemeente een link is naar andere organisaties en dat de gemeente de regierol bij wonen, zorg en welzijn heeft. Zorgorganisaties worden eveneens vaak genoemd als belangrijkste belanghouder. Dat heeft veelal te maken met de ambities van de corporaties op het gebied van wonen, zorg en welzijn, inspelend op de vergrijzing. Verder worden nog als belangrijkste partijen welzijnspartijen (reden is vergrijzing), politie in verband met veiligheid en leveranciers (geen reden) genoemd. Enkele corporaties
73
konden of wilden niet aangeven welke belanghouders het belangrijkst zijn. Een veelgehoord antwoord op deze vraag was dat alle belanghouders belangrijk zijn op verschillende niveaus. Belanghouders die sinds kort in beeld zijn Onderwijsinstellingen en welzijnsorganisaties zijn partijen die sinds kort in beeld zijn of sinds kort belangrijker zijn geworden voor de corporaties. Voor wat betreft onderwijsinstellingen hangt dit van de beslissing af te investeren in maatschappelijk vastgoed, of de intrede van het begrip brede school. Een nieuwe focus gericht op gebiedsontwikkeling brengt onderwijsinstellingen, welzijnsinstellingen en belangenvertegenwoordigers beter in beeld bij de corporatie. Een andere corporatie geeft aan dat zij de politie meer op structurele basis wil gaan betrekken in plaats van alleen bij incidenten. Nog een andere corporatie ziet een belangrijker rol weggelegd voor welzijnspartijen op het gebied van leefbaarheid. Groepen belanghouders Enkele corporaties geven aan dat zij een verdeling maken in groepen belanghouders. Zo wordt er genoemd dat er belanghouders zijn waarmee je aan de slag bent om de organisatie goed te richten en je plaats binnen het maatschappelijk veld te bepalen en dat er belanghouders zijn die je in de praktijk nodig hebt om dingen uit te voeren. Binnen een organisatie, bijvoorbeeld de zorg, kan de directeur meedenken op beleidsniveau en de zorgcoördinator op het uitvoerend niveau. De vraag of contacten met belanghouders een vorm van belanghoudersparticipatie of samenwerking zijn, is daardoor een steeds verschuivende lijn, geeft deze corporatie aan. Een van de corporaties maakt een verdeling in samenwerkingspartners, professionele organisaties en consumentenorganisaties. Samenwerkingspartners zijn vooral van belang als productie of contract partner. Met deze partijen onderhoudt de corporatie het intensiefst contact. Professionele organisaties zijn vooral van belang als partner voor de langetermijnvisie en met deze partijen is geen contractuele relatie en minder intensief contact. Consumentenorganisaties zijn vooral van belang als partner voor de dagelijkse dingen van de stad, licht deze corporatie toe. Partijen schuiven al werkende op binnen deze drie categorieën. De relaties komen steeds anders te liggen afhankelijk van bepaalde ontwikkelingen en trends. Een andere corporatie geeft aan dat de corporatie grofweg actief is op drie gebieden met alle drie belangrijke belanghouders. Op het gebied van vastgoed zijn voor deze corporatie belangrijke belanghouders ontwikkelaars, bouwers en de gemeente(n). Op het gebied van leefbaarheid zijn dat welzijnspartijen, dorpsraden en klanten. Op het gebied van wonen en zorg zijn dat de zorgpartijen. Ook wordt er wel een verdeling gemaakt in belanghouders die de corporatie per se nodig heeft om activiteiten zoals herstructurering te kunnen uitvoeren en partijen die een nuttige bijdrage kunnen leveren. Waarom belanghouder van de corporatie? De hoofdreden waarom partijen zichzelf zien als belanghouder van de corporatie, is het hebben van een wederzijds belang (overlap in activiteiten, raakvlakken, samenwerkingspartner). Voor zorg- en welzijnsorganisaties ligt dit gedeelde belang op het gebied van de vergrijzing (wonen, zorg en welzijn) en voor welzijnspartijen ook op het gebied van leefbaarheid, voor de gemeente is dat het huisvesten van verschillende doelgroepen en het thema wonen, zorg en welzijn. De projectontwikkelaar waarmee is gesproken geeft aan dat hij zichzelf als belanghouder van de corporatie ziet, omdat hij een samenwerkingsverband aangaat met de corporatie. Samengevat: men heeft elkaar nodig om het werk te kunnen doen.
74
Quickscan belanghoudersparticipatie
Waarom corporaties belanghouders betrekken Er worden verschillende redenen genoemd als antwoord op de vraag waarom de corporatie belanghouders betrekt en welk doel de corporatie daarbij voor ogen heeft. Zo wordt er verteld dat de corporatie belanghouders betrekt bij het vormen van beleid om: - aan te sluiten bij de behoefte vanuit de maatschappij en om aan te bieden wat van belang is; - het beeld dat de corporatie van zichzelf heeft te toetsen; - dat de corporatie het niet alleen kan; - dat er wederzijdse afhankelijkheid tussen corporaties en andere partijen is; - belanghouders invloed te geven en legitimiteit te verwerven; - out-of-the-box te denken; - transparantie te verkrijgen; - feeling te krijgen met de maatschappij; - draagvlak te krijgen voor ambitie/beleid van de corporatie; - een herkenbaar profiel te krijgen zodat er bekend is waarvoor partijen wel en niet bij de corporatie kunnen aankloppen; - pro-actieve samenwerking voor elkaar te krijgen (1+1 = 3); - een makkelijke uitvoering van projecten te bewerkstelligen. Een aantal van deze argumenten is pragmatisch en inhoudelijk van aard en gaat minder om het verwerven van legitimiteit voor het handelen van de corporatie en het horizontaal verantwoorden (moreel argument). Uit de resultaten van de telefonische enquête (zie bijlage 1) is ook gebleken dat veel corporaties reeds belanghouders betrekken bij het vormen van beleid, maar dat de achterliggende argumentatie vaak niet het morele argument is. De kernvraag hierbij is: Wat zou er anders gaan als corporaties belanghouders betrekken alleen vanuit het morele argument? Waarom willen belanghouders worden betrokken? De meeste belanghouders hebben het grootste belang bij het kunnen blijven uitvoeren van hun werkzaamheden. De belanghouders met wie is gesproken geven aan dat ze vooral willen worden betrokken bij het vormen van beleid van de corporatie, omdat zij en de corporatie wederzijds afhankelijk zijn van elkaar en ieder over eigen expertise beschikken. Een zorgpartij wil bijvoorbeeld zorg kunnen blijven leveren waarbij de maatschappelijke ontwikkelingen vragen om zorg die bij de mensen thuis wordt aangeboden. Corporaties beschikken over de woningen en de zorgpartij heeft er dan belang bij dat die woningen zo zijn vormgegeven dat er zorg in kan worden aangeboden. Datzelfde geldt ook voor welzijnspartijen. De projectontwikkelaar waarmee is gesproken geeft het heel expliciet aan; er zit niets ideologisch achter voor hem, hij wil risico spreiden en de haalbaarheid van projecten vergroten en wil daarom worden betrokken bij met name projectontwikkeling. Het belang van deze partijen lijkt vooral op wijk- of projectniveau te spelen. Wat dat aangaat, denkt de gemeente nog het meest op beleidsniveau en niet zozeer op uitvoerend niveau wanneer we het hebben over belanghoudersparticipatie. De gemeenten waarmee is gesproken geven aan dat ze betrokken willen worden bij het vormen van beleid door de corporatie, omdat er raakvlakken zijn met hun eigen beleid. Afstemming van beleid wordt door de gemeente heel belangrijk gevonden. Daarnaast heeft de gemeente de corporatie ook nodig omdat de corporatie de gewenste woningen kan bouwen en de gemeente niet. Beslissingen die een corporatie neemt op wijkniveau en/of op projectniveau vloeien voort uit beslissingen die op bedrijfsniveau worden genomen bij het maken van een ondernemingsplan en het vormen van strategisch voorraadbeleid. Enkele belanghouders geven aan dat ze daarover wel geïnformeerd willen worden, maar er niet per se bij hoeven te worden betrokken. De meeste belanghouders geven in ieder geval aan dat ze met name betrokken willen worden bij onderwerpen die raakvlakken hebben
75
met hun eigen werkzaamheden. Voor zorgpartijen en in mindere mate welzijnspartijen zijn dat het voorzieningenniveau en de programmatische kant van woningen waarin de organisaties diensten moeten leveren of gebouwen van waaruit de organisaties diensten moeten leveren. Voor de gemeente is dat bijvoorbeeld woonruimteverdeling en het aantal en typen (koop of huur)-woningen op de sociale woningmarkt. De corporaties worden geacht er zelf toe in staat te zijn te bepalen welke onderwerpen voor belanghouders van belang zijn om over mee te praten. Eén van de belanghouders stelde dat hij echt niet iedere dag bij de corporatie wil zitten en dat afstand en inperking van de onderwerpen waarbij hij wordt betrokken naar zijn mening prima is. Een andere belanghouder geeft aan dat hij af en toe ook over andere onderwerpen wil meedenken en dat hij het prima vindt dan alleen toehoorder of informant te zijn. Wanneer willen belanghouders betrokken worden? De belanghouders is gevraagd vanaf welk moment zij graag betrokken willen worden bij het vormen van beleid door de corporatie. Het beleidvormingsproces is hiertoe in vijf fasen geknipt7, te weten de ideologievormingsfase (welke kant wil de corporatie op), de agendavormingsfase (welke problemen zijn urgent en welke niet en welke oplossingswijze kiest de corporatie), de beleidsvormingsfase (totstandkoming van beleid), de beleidsuitvoeringsfase (omzetting van beleid in handelingen) en de beleidsevaluatiefase. Tabel 3 Moment waarop belanghouders willen worden betrokken bij onderwerpen Soort belanghouder Zorgorganisatie Zorgorganisatie Welzijnsorganisatie Gemeente Welzijn Zorgorganisatie Zorgorganisatie Gemeente Projectontwikkelaar Zorgorganisatie Welzijnsorganisatie Zorgorganisatie Zorgorganisatie
Ideologievorming x x x x x x x x x x x
Agendavorming x x x x x x x
Beleidsvorming x x x x x x— x x
x x—x x
x x x x
Beleidsuitvoering x x x x x-
x x x x x
Beleidsevaluatie x x x x xx x x x x x
- = alleen bij samenwerking -- = in mindere mate --- = moment waarop belanghouder wil worden betrokken ligt op grens tussen agendavormingsfase en beleidsvormingsfase
De meeste belanghouders willen zo vroeg mogelijk betrokken worden bij onderwerpen waarmee ze een raakvlak hebben. (zie de tabel hierboven). Twee belanghouders gaven aan niet bij de ideologievorming betrokken te willen worden, omdat zij vinden dat een corporatie dat intern moet doen. Andere belanghouders willen niet meer betrokken worden bij de beleidsuitvoeringsfase in verband met verantwoordelijkheden. Op basis van de tabel hierboven kan de conclusie worden getrokken dat het moment waarop belanghouders betrokken willen worden, heel erg afhankelijk is van de organisatie zelf en niet zozeer van het soort organisatie.
7
Gebaseerd op de verdeling van het beleidsvormingsproces zoals gehanteerd in Hooge E.H., M.E. Van der Sluis en F.J. de Vijlder (2004). Stakeholders in beeld. Max Goote Kenniscentrum voor Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie.
76
Quickscan belanghoudersparticipatie
Wat willen belanghouders anders? De meeste belanghouders met wie is gesproken, vinden dat er wat hun betreft door de corporatie niets hoeft te worden veranderd op het gebied van belanghoudersparticipatie. Zij zijn tevreden over de huidige gang van zaken. Zij kunnen op alle niveaus inpluggen in de organisatie of vinden de structurele overleggen voldoende. Twee belanghouders geven aan wat meer structuur te willen in de overleggen die worden gehouden. Een andere belanghouder zou juist willen dat men wat vaker tussen de structurele overleggen in de telefoon pakt om elkaar te bellen. Twee belanghouders geven aan dat er op het gebied van afstemmen wat kan worden verbeterd. Een van hen stelt voor dat alle personen op alle niveaus die bezig zijn met een samenwerkingstraject bijeenkomen om af te stemmen en de ander vindt dat de corporatie tijdig moet aangeven over welke onderwerpen er afstemming nodig is. Twee belanghouders geven aan behoefte te hebben aan een verdiepingsslag en willen graag specifieker over bepaalde thema’s spreken. Leidt belanghoudersparticipatie tot betere prestaties van de corporatie? Volgens alle belanghouders aan wie dit is gevraagd, leidt belanghoudersparticipatie tot betere prestaties van de corporatie. Als reden hiervoor wordt genoemd dat er – mits er wat wordt gedaan met de inbreng van de belanghouders – hierdoor een kwalitatief beter eindproduct ontstaat, doordat de expertise van de belanghouders wordt gebruikt. ‘Getoetste plannen zijn betere plannen’, stelt één van hen.
3.2 Algemene overwegingen rond de vormgeving van belanghoudersparticipatie In deze paragraaf komen de algemene overwegingen die een corporatie zou kunnen maken bij belanghoudersparticipatie en de vormgeving ervan aan bod. Vormen van belanghoudersparticipatie Grofweg zijn er vier manieren zijn waarop corporaties belanghouders anders dan huurders betrekken bij het vormen van beleid. - Het (laten) uitvoeren van onderzoek (eenmalig ad hoc of structureel: jaarlijks hetzelfde onderzoek). - Het (laten) organiseren van bijeenkomsten (eenmalig ad hoc of structureel: jaarlijks of eens in de zoveel jaar hetzelfde onderwerp). - Een combinatie van onderzoek en een bijeenkomst. - Het overleggen met een aan de corporatie verbonden adviesraad. De eerste drie vormen van belanghoudersparticipatie zijn methoden die veelal worden gebruikt om belanghouders waarmee de corporatie samenwerkt te betrekken bij het vormen van beleid. Het gaat hierbij om zakelijke belanghouders. Afhankelijk van de samenstelling van de leden in de adviesraad, neemt de adviesraad een aparte positie in. Zo kan een adviesraad bestaan uit personen die werken voor een organisatie waarmee de corporatie samenwerkt, maar de raad kan ook bestaan uit personen die niet werken voor een organisatie waarmee de corporatie samenwerkt. Er kan worden gesteld dat er in het eerste geval zakelijke belanghouders in de raad zitten en in het tweede geval maatschappelijke belanghouders. Dit verschil is van belang bij het bepalen van de functie die een adviesraad vervult. Daarop wordt later ingegaan wanneer de functie en de vorm van belanghoudersparticipatie worden besproken. Belanghouders Het verschil tussen zakelijke belanghouders en maatschappelijke belanghouders is gelegen in het belang dat deze belanghouders hebben bij het beleid van de corporatie. In het eerste geval ligt het belang, zoals de term al aangeeft, op het zakelijke vlak. Op de vraag waarom deze belanghouders het belangrijk vinden te worden betrokken bij
77
het beleid van de corporatie, is het meest gegeven antwoord dat er een raakvlak tussen activiteiten van de corporatie en de betreffende belanghouder is. In het kort komt het erop neer dat partijen elkaar nodig hebben om hun werkzaamheden te kunnen uitvoeren. Binnen de groep zakelijke belanghouders is er een verschil tussen maatschappelijk georiënteerde zakelijke belanghouders, zoals zorg- en welzijnspartijen en puur projectgebonden zakelijke belanghouders, zoals projectontwikkelaars. Dit verschil is gebaseerd op de lokale verbondenheid van de maatschappelijk georiënteerde zakelijke belanghouders. Afgezien van enkele landelijk opererende zorg- en welzijnspartijen zijn veel van deze partijen alleen in een bepaald gebied actief. Deze partijen hebben er belang bij hun product, bijvoorbeeld het leveren van zorg, te kunnen blijven afzetten. Demografische en sociale ontwikkelingen zijn van invloed op de afzetbaarheid van hun product en de condities waaronder dit product moet worden geleverd. Daarom wordt er verondersteld dat deze partijen er niet alleen een belang bij hebben op het uitvoerend niveau van de corporatie mee te denken (bij projecten bijvoorbeeld het type woningplattegronden), maar er ook een belang bij hebben om meer op beleidsmatig niveau naar het beleid voor de toekomst voor een bepaald gebied te kijken. Daar bevindt zich immers hun cliëntèle. Een bouwer, zoals een projectontwikkelaar, bouwt woningen, verkoopt ze en gaat door. Een dergelijke partij zal er daarom met name belang bij hebben mee te denken op projectniveau. En dan gaat het toch vooral om samenwerking en veel minder over belanghoudersparticipatie in de zin van beïnvloeding van beleid. Maatschappelijke belanghouders werken niet samen met de corporatie aan projecten. Daarom hebben zij geen zakelijk belang bij de corporatie. Zij hebben er wel belang bij dat de volkshuisvesting in een bepaald gebied goed is geregeld, of vertegenwoordigen groepen personen zoals gehandicapten. Uiteraard speelt hierbij wel de vraag in hoeverre een organisatie die een bepaalde groep personen vertegenwoordigt representatief is voor die groep. De gemeente neemt een aparte positie in tussen zakelijk belanghouder en maatschappelijke belanghouder. Zakelijk gezien heeft de gemeente corporaties nodig om haar beleid ten uitvoer te kunnen brengen (lees voldoende woningen bouwen voor mensen die niet zelf in hun woonbehoefte kunnen voorzien). De gemeente is echter ook een democratisch gekozen vertegenwoordiger van de lokale bevolking en is in die zin een soort maatschappelijk belanghouder. Er kan in ieder geval worden geconcludeerd dat de belanghouders van corporaties niet allemaal te vatten zijn onder een noemer. Het is geen homogene groep. Daarom is het voor corporaties van belang een goed profiel te maken van hun verschillende belanghouders en hierbij na te denken over de reden waarom een partij als belanghouder van de corporatie wordt gezien. Is dat op basis van bestaande samenwerking of om een andere reden? Om te voorkomen dat belanghouders over het hoofd worden gezien, kan het nuttig zijn aan de reeds geïdentificeerde belanghouders te vragen of zij nog partijen kunnen aandragen. De belanghouders van corporaties zitten immers zelf ook weer in een netwerk bestaande uit hun belanghouders. De SEV is bezig met de ontwikkeling van een belanghouders-identificatie-tool. Beleidsvelden Nadat de belanghouders zijn geïdentificeerd is een volgend belangrijk punt waarmee corporaties rekening moeten houden bij het vormgeven aan belanghoudersparticipatie dat zakelijke belanghouders vooral betrokken willen worden bij onderwerpen waarmee zij een raakvlak hebben. De agenda van belanghouders biedt geen ruimte voor onbegrensde participatie. Aan belanghouders is gevraagd of er onderwerpen zijn waarbij zij niet worden betrokken door de corporatie, maar waarbij zij wel graag betrokken zouden willen worden. Meestal konden de betreffende belanghouders hierop geen antwoord geven, omdat zij niet weten welke onderwerpen er zijn. De onbekendheid met onderwerpen gecombineerd met volle agenda’s en beperkte interesse van belanghouders, pleit ervoor dat corporaties aan de hand van een overzicht van de verschillende beleidsvelden en de onderwerpen die bij deze velden horen aan hun belanghouders vragen bij welke onderwerpen ze willen worden betrokken en in 78
Quickscan belanghoudersparticipatie
welke mate en op welk moment. Willen zij bijvoorbeeld alleen worden geïnformeerd over het nieuwe ondernemingsplan, of willen zij actief meedenken? Door per beleidsveld een overzicht te maken van de onderwerpen die daaronder vallen, de belanghouders die erbij willen worden betrokken, de mate waarin zij willen worden betrokken en de manier waarop zij worden betrokken, kan de eerste stap worden gezet op weg naar een structurele implementatie van belanghoudersparticipatie in de beleidsvormingscyclus.
Peilen mening belanghouders d.m.v. bijeenkomst/onderzoek/ adviesraad Evaluatie met belanghouders van bijeenkomst/onderzoek
Peilen mening belanghouders over uitvoering beleid d.m.v. bijeenkomst of onderzoek
Verslaglegging van mening belanghouders Terugkoppeling beleidsbeslissing naar belanghouders. Geplande activiteiten toelichten
Figuur 4 De belanghoudersparticipatiecyclus Belanghoudersparticipatiecyclus In figuur 4 is de belanghoudersparticipatiecyclus weergegeven. Deze cyclus geeft weer welke vier hoofdstappen (peilen mening, evaluatie, verslaglegging en terugkoppeling) er moeten worden genomen wanneer belanghouders worden betrokken bij het beleid. Uit de quickscan is gebleken dat belanghouders het vooral belangrijk vinden dat er goed wordt teruggekoppeld wat er met hun inbreng is gedaan. Wanneer de belanghoudersparticipatiecyclus wordt geplaatst binnen de beleidsvormingscylcus van corporaties, ontstaat de volgende figuur (zie figuur 5).
Beleidsonderwerp (bijvoorbeeld nieuw ondernemingsplan) Peilen mening belanghouders over uitvoering beleid d.m.v. bijeenkomst of onderzoek
Peilen mening belanghouders d.m.v. bijeenkomst/onderzoek/ adviesraad Evaluatie met belanghouders van bijeenkomst/onderzoek
Beleidsevaluatie
Beleidsuitvoering Terugkoppeling beleidsbeslissing naar belanghouders. Geplande activiteiten toelichten
Beleidsbeslissing (bijvoorbeeld nieuw/ concept ondernemingsplan)
Verslaglegging van mening belanghouders
Figuur 5 Implementatie van de belanghoudersparticipatiecylclus in de beleidsvormingscylcus.
79
Als naar de huidige praktijk van belanghoudersparticipatie wordt gekeken, lijkt het erop dat veel corporaties de eerste stap in de belanghoudersparticipatiecyclus al zetten. De mening van belanghouders wordt gepeild tijdens bijeenkomsten, door middel van onderzoek, of door een combinatie van beide. (Adviesraden zijn hier even buiten beschouwing gelaten.) Maar verder lijkt het erop dat het vervolgtraject, dus de stappen die worden genomen na de bijeenkomst of na het onderzoek, niet goed worden doorlopen. Zo vindt er niet altijd goede verslaglegging plaats en is de terugkoppeling naar de belanghouders van beslissingen die zijn genomen met daarbij de motivatie waarom er is gekozen voor die beslissingen, vaak onvoldoende. Belanghouders zien niet goed terug wat er met hun inbreng is gedaan. Door dit ondoorzichtige belanghoudersparticipatieproces wordt de gewenste transparantie in het beleidsvormingsproces niet bereikt en is het heel goed mogelijk dat belanghouders afhaken. Zij zien niets terug van hun invloed, dus waarom zouden zij nog moeite doen? Daarom is het van belang aan het begin van het belanghoudersparticipatietraject duidelijk te maken tot hoever de invloed van de belanghouders reikt, wat er wordt gedaan met hun input, hoe er wordt omgegaan met hun input en op welke manier er terugkoppeling plaatsvindt van de beleidsbeslissing. Transparantie en een volgbaar proces zijn hierbij kernbegrippen.
3.3 Specifieke overwegingen bij vormen van belanghoudersparticipatie In deze paragraaf passeren de verschillende vormen van belanghoudersparticipatie de revue waarbij er wordt gefilosofeerd over de efficiëntie en effectiviteit van dergelijke vormen van belanghoudersparticipatie en er tips worden gegeven op het gebied van do’s en dont’s. Bijeenkomst Uit de cases blijkt dat er op verschillende manieren vorm kan worden gegeven aan een bijeenkomst (zie tabel 4). Er zitten verschillen in onderwerpen (van heel algemeen naar meer specifiek), in de gebruikte technieken voorafgaand en tijdens de bijeenkomsten en in de samenstelling van de belanghouders. Tabel 4 Overzicht van cases met methode op belanghoudersparticipatiebijeenkomsten Corporatie Aramis
Gebruikte techniek vooraf Interviews
Gebruikte techniek op bijeenkomst Presentatie van veronderstellingen op basis van interviews gevolgd door een workshop met stellingen of thema s waarbij de belanghouders in groepjes uiteen gaan. Opdrachten door middel van Group Decision Room-methode en uitwerken van specifieke thema s gevolgd door discussie.
WoCom
-
Woonmaatschappij Maasland
Enqu te per e-mail
Aantal stellingen en een discussie.
Union
-
Trudo
Uitgave van krantje met Trudo Top 10
Woonmaatschappij
-
Vertoning film over projecten van de drie corporaties gevolgd door discussie in groepjes over stellingen. Diners pensant met verschillende groepen belanghouders waarop alle punten uit de Trudo Top 10 werden besproken. Debat volgens kringmethode over specifiek thema.
Uitgenodigde belanghouders Een bijeenkomst met alle soorten belanghouders.
Vier bijeenkomsten: - een sessie met gemeente(n) projectontwikkelaars, aannemers, architecten en makelaars; - een sessie met zorg- en welzijnsinstellingen, een school en de gemeente(n); - een sessie met klanten; - een sessie met RvC, OR en MT. Drie bijeenkomsten: - een sessie met gemeenten en maatschappelijke organisaties; - een sessie met huurders; - een sessie met medewerkers van de corporatie. Een bijeenkomst met alle soorten belanghouders. Twee diners (een met huurders en een met professionals) en een lunch met ambtenaren. Specifieke belanghouders.
80
Quickscan belanghoudersparticipatie
Allereerst kan er worden gesteld dat het organiseren van een bijeenkomst een goede gelegenheid is om alle partijen weer eens bij elkaar te krijgen, mensen te informeren en te netwerken, elkaars mening te horen. De corporatie kan dan tevens haar ideeën toetsen. De daadwerkelijke invloed van de belanghouders, of misschien beter gezegd, het daadwerkelijke rendement voor de corporatie van de input van de belanghouders voor haar beleid, is afhankelijk van hoe de bijeenkomst wordt vormgegeven. Een bijeenkomst moet voldoende inhoud hebben waarbij er zo concreet mogelijk naar informatie van de belanghouders wordt gevraagd. Dat kan door voorafgaand aan de bijeenkomst input te halen bij de belanghouders. Dat kan weer op verschillende manieren is gebleken uit de cases in dit rapport. Door voorafgaand aan een bijeenkomst interviews af te nemen met belanghouders of ze te vragen een enquête in te vullen, is een goede verkenning van de wensen en behoeften van belanghouders mogelijk, wat weer goede input kan opleveren voor stellingen of veronderstellingen die later bij een symposium kunnen worden bediscussieerd. Dan is het noodzakelijk dat degene die de interviews voorafgaand aan de bijeenkomst afneemt, voldoende competent is om het juiste soort antwoorden los te krijgen. De vragen die door deze interviewer worden gesteld, moeten uiteraard op de eerste plaats goed zijn. Dat geldt nog eens extra voor een schriftelijke enquête, omdat de vragen niet zo gemakkelijk of snel kunnen worden toegelicht. Doordat de belanghouders min of meer hebben meegewerkt aan de voorbereiding van de bijeenkomst, door mee te werken aan het interview of doordat ze de enquête hebben ingevuld, zou er vanuit kunnen worden gegaan dat de opkomst bij de bijeenkomst groot zal zijn. Men is waarschijnlijk benieuwd naar de uitkomst. Het nadeel van deze methode is dat het veel tijd vraagt van de belanghouders. Ze moeten tijd investeren in het interview of de enquête en daarna nog een middag bij de bijeenkomst aanwezig zijn. Het kost de corporatie ook veel tijd, of als de corporatie het werk uitbesteedt, kost het laten afnemen van de interviews of enquêtes veel geld. Wat in het algemeen kan worden gesteld, is dat moet worden voorkomen dat er een soort van symposiummoeheid ontstaat. Een van de belanghouders antwoordde dat hij op dit moment heel veel uitnodigingen krijgt voor bijeenkomsten. Dat vindt hij allemaal leuk, maar hij heeft er gewoonweg geen tijd voor. Een telefonisch interview van een half uur is dan makkelijker in te plannen, geeft hij aan. Een andere manier om inhoud te geven aan een symposium is heel gericht informatie bij belanghouders vandaan te halen tijdens de bijeenkomst zelf en er daarna over te discussiëren. Dat kan bijvoorbeeld met de Group Desicion Room-methode (GDRmethode). Deze methode is door twee corporaties gebruikt bij hun symposia. Als voordelen van deze methode worden genoemd dat iedereen aan bod komt, dat mensen in de computer meer durven te ‘zeggen’ dan wanneer ze een microfoon krijgen voorgehouden en dat resultaten snel kunnen worden teruggekoppeld waarbij duidelijk verschillen in opvatting naar voren kunnen komen. Het lijkt erop dat belanghouders deze methode ook prettig vinden om mee te werken. Met behulp van de GDR-methode kunnen snel thema’s worden gedestilleerd die vervolgens in een discussie verder kunnen worden uitgediept. Bovendien is alle informatie voorafgaand aan de discussie digitaal, wat het weer eenvoudiger maakt de resultaten te verspreiden en later nog eens na te lezen. Het een en ander hangt natuurlijk ook hier weer af van de kwaliteit van de vragen/opdrachten.
Genoemde do’s op bijeenkomsten - Voorafgaand aan of tijdens de bijeenkomst iets organiseren wat richting geeft aan de discussie. Hoe concreter de discussie; hoe concreter de input voor het te maken beleid. - Vooraf duidelijk maken wat het doel is van de bijeenkomst, wat er van de belanghouders wordt verwacht en wat er met de input wordt gedaan. - De bijeenkomst achteraf evalueren: wat vond men ervan, wat ging goed, wat kan beter. 81
- Resultaat laten zien en een cyclus maken van bijeenkomst, argumentatie en resultaten. - Een veilige omgeving creëren waarin iedereen vrijelijk durft te spreken. - Voor een goed thema zorgen, zodat mensen niet voor jou, maar voor het thema komen. - Een goede spreker uitnodigen die in staat is de aandacht van de luisteraars vast te houden en de discussie daarna op gang te krijgen. - Een externe voorzitter die onpartijdig en bedreven is. - Zorgdragen dat er een zekere mate van exclusiviteit is (bijvoorbeeld alleen genodigden). Genoemde don’ts op bijeenkomsten - Interne (binnen de corporatie) onenigheid bij een debat als het doel van dat debat het profileren van de corporatie is. - Verwachtingen wekken die je niet kunt waarmaken.
Beide corporaties hebben gewerkt met externe bureaus die zijn gespecialiseerd in het organiseren van bijeenkomsten. Er mag vanuit worden gegaan dat deze bureaus kundig zijn in het formuleren van vragen. Door een extern bureau in te schakelen wordt bovendien de objectiviteit van de resultaten van de sessies gewaarborgd. Uiteraard is de diepgang van de discussie die volgt afhankelijk van de discussieleider. Wanneer deze persoon niet voldoende doorvraagt of niet genoeg overwicht heeft, kan een discussie vervlakken waardoor de kwaliteit van de bijeenkomst vermindert. Om te zorgen dat een bijeenkomst voldoende inhoud heeft, is het ook mogelijk een bijeenkomst te organiseren rond een of meerdere vraagstukken. Dat kan op twee manieren is gebleken uit de cases. De eerste manier is door een spreker ‘van buiten’ eerst iets te laten vertellen over het betreffende onderwerp waarna diegene de aanzet geeft voor de discussie. Deze spreker moet dan wel geschikt zijn om de aandacht van de luisteraars vast te houden en de discussie daarna op gang te krijgen. Een andere manier is de belanghouders vooraf aan de bijeenkomst (informatie over) deze vraagstukken toe te sturen en deze tijdens de bijeenkomst een voor een te behandelen. Voor alle soorten bijeenkomsten geldt dat een goede voorbereiding het halve werk is. Hoe gerichter de vragen of stellingen, hoe gerichter de antwoorden of de discussie. Door te vragen naar zo concreet mogelijke informatie van de belanghouders, kan hun input concreet worden verwerkt. Hierbij is het tevens belangrijk je af te vragen of het wel of niet van belang is dat alle belanghouders en alle soorten belanghouders worden uitgenodigd. Bijeenkomsten waarop over heel algemene stellingen, zoals ‘wat is de taak van een corporatie’ wordt gediscussieerd, kunnen heel nuttig zijn, omdat alle partijen weer eens bij elkaar zijn en de corporatie zichzelf kan profileren, maar als input voor concrete beleidsvoornemens is een dergelijke bijeenkomst waarschijnlijk niet zo bruikbaar. Zeker niet als er veel belanghouders zijn. Voor meer concrete input rond beleidsvoornemens is het waarschijnlijk het handigst de onderwerpen en de belanghouders te verdelen in groepen en verschillende sessies te organiseren. Voor alle soorten bijeenkomsten geldt dat het van groot belang is de resultaten terug te koppelen naar de aanwezigen. Dat geldt ook voor interviews en enquêtes die voorafgaand aan de bijeenkomst zijn gehouden. Op die manier zien de belanghouders dat er wat wordt gedaan met hun inbreng. Er wordt namelijk in ieder geval verslag van gelegd. Door een bijeenkomst achteraf te evalueren kan bovendien nuttige informatie worden verkregen. Door te vragen wat de belanghouders ervan vonden, wat ze goed en wat ze minder goed vonden en of zij nog verbeterpunten kunnen aangeven, kan een volgende bijeenkomst wellicht beter vorm worden gegeven. Bovendien worden de belanghouders zich er op die manier wellicht meer bewust van dat een deel van het slagen van de bijeenkomst afhankelijk is van hun input en dat belanghoudersparticipatie geen eenrichtingsverkeer is.
82
Quickscan belanghoudersparticipatie
Samengevat is een grootschalige bijeenkomst waarbij alle soorten belanghouders aanwezig zijn een goede gelegenheid om signalen op te pikken en te netwerken. Kleinere bijeenkomsten met specifieke soorten belanghouders zijn beter geschikt om over bepaalde thema’s diepgaander te discussiëren. Onderzoek Een andere manier om te informeren naar de mening van belanghouders over de corporatie of over specifieke onderwerpen is een zogenaamd stakeholdersonderzoek te laten uitvoeren door een extern bureau. Bij de bespreking van het vormgeven aan een symposium is een dergelijk onderzoek al genoemd. Ook aan een stakeholdersonderzoek kan verschillend vorm worden gegeven. Zo kunnen er interviews worden gehouden, maar er kunnen ook enquêtes naar de belanghouders worden verstuurd. Er kan heel algemeen naar het imago van de corporatie worden gevraagd, maar er kan ook meer specifiek naar de mening van belanghouders over bepaalde onderwerpen worden gevraagd. Door een externe partij in te huren wordt in ieder geval gezorgd voor objectiviteit. Wat daardoor wel ontbreekt, is de directe communicatie van de betreffende belanghouder met de corporatie over een bepaald onderwerp. Dat is niet erg wanneer de corporatie alleen maar wil weten wat voor imago zij heeft. Wanneer er meer naar specifieke onderwerpen wordt gevraagd, is onderzoek door een externe partij een goed middel om informatie te verzamelen, maar zou het aan te bevelen zijn er een vervolg aan te geven in de vorm van een bijeenkomst, zodat er interactie tussen de belanghouders en de corporatie mogelijk is. Het voordeel van een stakeholdersonderzoek is de beperkte tijdsbesteding die per belanghouder is vereist. In het totaal ben je uiteraard wel meer tijd kwijt als er wordt gewerkt met face-to-face gesprekken, omdat met alle belanghouders afzonderlijk moet worden gesproken. Door een externe partij in te huren kost het de corporatie geen extra tijd. Mogelijk nadeel hierbij is dat de externe partij niet op de hoogte is van projecten en lokale verhoudingen. Ook is het de vraag hoeveel indruk een stakeholdersonderzoek maakt. Twee belanghouders zijn al vergeten dat ze hebben meegewerkt aan dat onderzoek, omdat er heel veel onderzoeken zijn waaraan ze meewerken. Een symposium lijkt beter in het geheugen te blijven zitten. De kracht van onderzoek zit in het vervolg dat eraan wordt gegeven. Als een corporatie bij haar belanghouders onderzoek doet, of laat doen, maar de resultaten en conclusies hiervan niet terugkoppelt, gaat de meerwaarde van het doen van onderzoek verloren. Dan is het doen van onderzoek het doel geworden en niet een middel om belanghouders te betrekken bij het vormen van beleid. Visitatie Visitatie kan ook worden gezien als een manier om vorm te geven aan belanghoudersparticipatie, omdat de mening van belanghouders over de corporatie wordt gevraagd. Visitatie kan nuttige informatie opleveren over hoe de corporatie beter met haar belanghouders kan omgaan.8 Adviesraad De hiervoor besproken vormen van belanghoudersparticipatie zijn methoden die veelal worden gebruikt om belanghouders waarmee de corporatie samenwerkt te betrekken bij het vormen van beleid. Het gaat hierbij om zakelijke belanghouders. Afhankelijk van de samenstelling van de leden in de adviesraad, neemt de adviesraad een aparte positie in. Zo kan een adviesraad bestaan uit personen die werken voor een organisatie waarmee de corporatie samenwerkt, maar de raad kan ook bestaan uit personen die niet werken voor een organisatie waarmee de corporatie samenwerkt. Er kan worden gesteld dat er in het eerste geval zakelijke belanghouders in de raad 8
83
In het kader van de vernieuwing van de relatie overheid-corporatie-burger wordt binnen de onderzoekslijn MOVe van de Technische Universiteit Delft onderzocht of en hoe visitatie een hulpmiddel zou kunnen zijn bij het verbeteren van de controle en stimulatie van het maatschappelijk en bedrijfsmatig presteren van woningcorporaties.
zitten en in het tweede geval maatschappelijke belanghouders. Dit verschil is van belang bij het bepalen van de functie die een adviesraad vervult. Maatschappelijke belanghouders hebben geen zakelijk belang bij de corporatie, maar hebben er bijvoorbeeld wel belang bij dat de volkshuisvesting in hun woonplaats of in heel Nederland goed geregeld is. De maatschappelijke belanghouders in de raden van Woonplus en de Key vervullen in het dagelijks leven een functie die op de maatschappij is gericht, zoals een politieman of een begrafenisondernemer. In tegenstelling tot maatschappelijke belanghouders zijn bijvoorbeeld zorgpartijen of welzijnspartijen of projectontwikkelaars een heel ander soort belanghouder van een corporatie. Zij zijn feitelijk zakelijke belanghouders die er hun voordeel mee kunnen doen goed contact te onderhouden met de corporatie, omdat ze samen projecten kunnen ontwikkelen. (Een uitleg van deze soorten belanghouders in paragraaf 3.2 Belanghouders.) Om een zo onafhankelijk mogelijk advies van de adviesraad te krijgen, is het daarom het handigst als leden alleen maatschappelijke belanghouders toestaan. In de cases werd bovendien als succesfactor van een adviesraad de diversiteit van de leden genoemd. Er hoeven niet alleen volkshuisvestingsexperts in de raad te zitten. Het idee achter het voordeel van een diversiteit in leden is dat een bepaald vraagstuk vanuit meer hoeken wordt bekeken. Naast de afweging welk soort belanghouders er in de raad zitting mogen nemen, is een andere belangrijke vraag welke juridische status de adviesraad krijgt. Door het adviesrecht van de adviesraad juridisch te verankeren, wordt zeker gesteld dat een wisseling van directeur/bestuurder van de corporatie er niet toe kan leiden dat de adviesraad zomaar wordt opgeheven, omdat deze nieuwe bestuurder er het nut niet van inziet. Het functioneren van de raad wordt daarmee echter niet gegarandeerd en men loopt het risico van institutionalisering en formalisering. Door de verplichting op te nemen dat de corporatie moet reageren op adviezen van de raad, wordt een zekere garantie verkregen dat de bestuurder de adviezen niet zomaar naast zich neerlegt. Dit komt het bewustwordingsproces over de activiteiten van de corporatie ten goede. Door af te spreken dat de leden van de raad gebonden zijn aan een maximale zittingstermijn wordt voorkomen dat de raad sleets wordt.
3.4 Tot slot Voor wat betreft de vormgeving van belanghoudersparticipatie, is het de vraag of alle corporaties die bijeenkomsten organiseren en onderzoeken uitzetten van te voren goed hebben nagedacht over de functie of het doel van de belanghoudersparticipatie in combinatie met de gekozen vormgeving ervan. Een bijeenkomst is niet per definitie de beste vorm voor belanghoudersparticipatie. Opname in de Governance Code Woningcorporaties van het principe dat corporaties tenminste één keer per jaar een vergadering organiseren met belanghouders, kan worden gezien als een eerste stap naar verankering van belanghoudersparticipatie in het beleidsvormingsproces van corporaties, maar is tegelijkertijd ook wat kort door de bocht. Belanghoudersparticipatie moet geen wassen neus worden. Met één bijeenkomst per jaar is men er nog niet. Er wordt dan voorbijgegaan aan de wens van belanghouders bij sommige onderwerpen diepgaander te worden betrokken dan bij andere. Eén vergadering per jaar waarbij alle belanghouders van de corporatie aanwezig zijn, kan onmogelijk in deze behoefte voorzien. Zoals in het eerste hoofdstuk staat beschreven, zijn het doel van de belanghoudersparticipatie in combinatie met de verschillende soorten belanghouders de twee belangrijkste componenten voor het bepalen van de vorm die aan belanghoudersparticipatie wordt gegeven. Er kan niet generaliserend worden gesteld dat de ene methode beter werkt dan de andere. De effectiviteit van een bepaalde vorm van belanghoudersparticipatie ligt besloten in het doel van de participatie en de manier waarop verder wordt vormgegeven aan een bepaalde vorm van belanghoudersparticipatie. Zo is bijvoorbeeld niet ieder symposium inhoudelijk een goed symposium. Een corporatie kan alle partijen samenbrengen, maar als het programma voor die dag of middag geen kwaliteit heeft of als de onderwerpen niet juist zijn gekozen, is het
84
Quickscan belanghoudersparticipatie
de vraag of zo’n symposium met alle organisatorische aspecten die ermee samenhangen en kosten die zijn gemaakt, wel zo efficiënt en effectief is geweest. Bovendien zijn belanghouders geen homogene groep. Alle belanghouders hebben een eigen belang dat soms meer zakelijk en soms meer maatschappelijk van aard is. Niet alle belanghouders hoeven bij alle onderwerpen te worden betrokken. Dat willen ze zelf niet en hun agenda’s bieden geen ruimte voor onbegrensde participatie. Belanghouders willen vooral zo vroeg mogelijk in het beleidsvormingsproces worden betrokken bij onderwerpen waarmee ze een raakvlak hebben. De manier waarop de corporatie vervolgens omgaat met de resultaten van een vorm van belanghoudersparticipatie, bepaalt ook in belangrijke mate de meerwaarde van dat initiatief. De resultaten moeten bijvoorbeeld wel worden teruggekoppeld en worden voorzien van argumentatie als wordt afgeweken van de mening van de belanghouders. Dit alles pleit voor een structurele implementatie van belanghoudersparticipatie in het beleid van corporaties met bijzondere aandacht voor communicatie. Geen bijeenkomsten met belanghouders als losse flodders, maar een uitgedacht belanghoudersparticipatiebeleid dus. Kort samengevat kunnen de volgende tips worden gegeven bij belanghoudersparticipatie: - Maak duidelijk naar belanghouders dat de corporatie openstaat voor hun input. - Bepaal het doel dat de corporatie met belanghoudersparticipatie in het algemeen wil bereiken. - Identificeer de belanghouders van de corporatie en bedenk daarbij steeds waarom een partij wordt gezien als een belanghouder van de corporatie. - Bepaal de beleidsvelden waarbij de corporatie belanghouders wil betrekken en geef per beleidsveld aan welke onderwerpen daaronder vallen. - Bepaal per beleidsveld het doel (input vooraf, verantwoorden, netwerk versterken, klankbordgroep, imago bepalen) dat de corporatie met belanghoudersparticipatie wil bereiken en bepaal daaruit afgeleid welke vorm van belanghoudersparticipatie het beste past. - Bepaal per beleidsveld welke belanghouders de corporatie zou willen betrekken. - Bepaal welke belanghouders per beleidsveld willen worden betrokken en in welke mate (willen zij alleen worden geïnformeerd of willen zij ook meedenken). - Bepaal of daar verschil tussen zit en houd daarmee rekening. - Betrek belanghouders zo vroeg mogelijk, maar niet zo vroeg dat de corporatie haar huiswerk nog niet heeft gedaan. Een goede voorbereiding is het halve werk. Stel de goede vragen aan de belanghouders. - Zorg voor structuur om te voorkomen dat er een soort vrijblijvendheid ontstaat. - Voorkom praten zonder concreet doel. - Koppel de resultaten van de input van de belanghouders terug en geef een toelichting op het afwegingskader en beargumenteer waarom ervoor is gekozen bepaalde input niet of juist wel te verwerken. Houd er ten slotte rekening mee dat het opstarten van belanghoudersparticipatie verwachtingen schept bij de belanghouders. Geef vooraf duidelijk aan hoever de invloed van belanghouders reikt en geef duidelijk aan wat de corporatie achter gesloten deuren beslist en wat er wordt teruggekoppeld.
85
Quickscan belanghoudersparticipatie
Bijlage 1 Resultaten telefonische enquête
In deze bijlage worden de belangrijkste resultaten van de telefonische enquête behandeld. Deze tekst vormde de basis voor een artikel dat is verschenen in Aedesmagazine nummer 9-10, 2006. Eind 2005 en begin 2006 is er door de Technische Universiteit Delft een telefonische enquête afgenomen onder 160 corporaties, waarvan er 118 hebben meegewerkt. De enquête richtte zich op belanghouders anders dan huurders. De vragen betroffen in hoofdlijnen welke partijen er worden betrokken en waarom, en welke methoden er worden gebruikt. Daarnaast is er gekeken naar de wijze waarop de corporaties rapporteren over belanghoudersparticipatie in hun jaarverslag. Doel van de enquête was te bepalen wat de stand van zaken van belanghoudersparticipatie was.
Belanghouders Wanneer de data van de enquête worden omgerekend naar de totale populatie woningcorporaties in Nederland, dan betrekt 88% van alle Nederlandse corporaties op dit moment belanghouders bij het nemen van beslissingen. Voor wat betreft de soorten belanghouders die corporaties betrekken bij hun beleid, komen daar de volgende percentages uit: gemeente (98%), zorg- en welzijnspartijen (96%), marktpartijen (projectontwikkelaars, aannemers, vastgoedbeleggers) (59%), collega-corporaties (51%), overige partijen (politie, bewoners die geen huurder zijn, scholen, buurthuis, etc.) (47%), belangenbehartigers (ouderenorganisaties, Aedes, de Woonbond, gehandicaptenorganisaties, etc.) (31%). Wat in het algemeen opvalt, zijn de hoge percentages bij de gemeente en de zorg- en welzijnspartijen. Dit is echter niet zo verwonderlijk wanneer men zich bedenkt dat corporaties bij bijna al hun plannen vroeg of laat met de gemeente te maken zullen krijgen. Al is het alleen maar om een bouwvergunning te verkrijgen. Daarnaast is er natuurlijk de verplichting voor corporaties jaarlijks te overleggen met de gemeente over de jaarplannen. Begin 2000 is ‘wonen en zorg’ als zesde prestatieveld voor woningcorporaties toegevoegd aan het BBSH. Met de vergrijzing is wonen, zorg en welzijn een hot topic bij corporaties. Dat kan het hoge percentage behorende bij de zorg- en welzijnspartijen verklaren. De grote aandacht voor wonen, zorg en welzijn is ook te zien in de jaarverslagen. Daar wordt over het algemeen zeer uitvoerig verslag in gedaan van projecten op het gebied van wonen, zorg en welzijn. Andere partijen worden op basis van de antwoorden van de respondenten in een wisselender aantal door corporaties betrokken bij het nemen van beslissingen. Niet alle corporaties hebben te maken met alle groepen belanghouders. Sommige corporaties hebben bijvoorbeeld een monopoliepositie in hun werkgebied en betrekken daarom geen collega-corporaties bij het nemen van beslissingen. Marktpartijen – en ook collega-corporaties – worden soms gezien als concurrent en worden daarom niet betrokken bij het nemen van beslissingen op beleidsniveau.
Meerwaarde van belanghoudersparticipatie In de enquête is gevraagd naar de meerwaarde die de respondent ziet in het betrekken van de belanghouders. Wanneer de meest genoemde antwoorden worden veralgemeniseerd voor de totale populatie corporaties, komt daar het volgende overzicht uit: - creëren of vergroten van draagvlak (41%); - benutten van kennis en expertise (21%); - een beter eindresultaat, besluitvorming/product/strategie (15%); - een grotere slagingskans, soepeler proces bij realisatie (15%); - vraag en aanbod afstemmen, gericht bouwen (13%); - partijen hebben elkaar nodig (10%); - de corporatie kan het niet alleen (8%); - andere insteek (6%); - een integrale aanpak/afstemmen van plannen/samenhang tussen activiteiten (5%). 87
De genoemde redenen (meerwaarde) voor belanghoudersparticipatie kunnen worden verdeeld in drie hoofdredenen9. De eerste reden is een pragmatisch argument: de activiteiten kunnen gemakkelijker worden gerealiseerd. Het willen verkrijgen van bijvoorbeeld draagvlak heeft dan te maken met achterliggende redenen als het willen voorkomen van weerstand, een soepeler verloop van het proces, een betere relatie met belanghouders, het mogelijk maken van een integrale aanpak, een grotere kans van slagen, het vergroten van de efficiëntie. De tweede onderliggende reden voor belanghoudersparticipatie kan zijn dat er hierdoor maatschappelijke inbedding van activiteiten kan ontstaan, zodat de activiteiten die worden ondernomen een erkende toegevoegde waarde voor de maatschappij hebben, oftewel legitimiteit verschaffen aan het handelen van de corporatie. Belanghoudersparticipatie vindt dan plaats vanuit een moreel argument. Verder is er nog een derde achterliggend algemeen argument voor het willen betrekken van belanghouders. Dat is het inhoudelijke argument waarbij belanghouders vooral worden betrokken omdat zij over specialistische kennis en expertise beschikken. Wanneer alle opgegeven antwoorden van meerwaarde van belanghoudersparticipatie worden gegroepeerd naar achterliggende redenering volgens deze driedeling (inhoudelijk, pragmatisch, moreel) dan ontstaat de indruk dat de corporaties uit de steekproef de meerwaarde van belanghoudersparticipatie vooral op het inhoudelijke en pragmatische vlak zien en veel minder op het morele vlak (zie figuur 6). Figuur 6 Verdeling van de antwoorden met betrekking tot de meerwaarde van belanghoudersparticipatie omgerekend naar de totale corporatie populatie in Nederland afgerond op hele percentages.
Inhoudelijk
Pragmatisch
Moreel
Creëren of vergroten van draagvlak (41%)
Benutten van kennis en expertise (21%) Het toetsen van de haalbaarheid van plannen/zicht op kansen en mogelijkheden (1%)
Een grotere slagingskans, soepeler proces bij realisatie (15%)
Legitimiteit/goedkeuring voor activiteiten (2%)
Leereffect (1%)
Een integrale aanpak/afstemmen van plannen/samenhang tussen activiteiten (5%)
Maatschappelijke inbedding (1%)
Zicht op elkaars werkzaamheden (1%) Een beter eindresultaat, product/besluitvorming/ strategie (15%)
Verantwoording afleggen (1%) Transparantie (1%) Te weten komen of je de goede/ juiste dingen doet (3%)
Vraag en aanbod afstemmen, gericht bouwen (13%) Andere insteek (6%) Efficiëntie (1%) Het bereiken van de eigen doelstelling (2%) Samen sta je sterker (4%) Voorkomen van weerstand (1%) Corporatie kan het niet alleen (8%) Een betere relatie met de belanghouders/belanghoudersparticipatie is een goede basis voor samenwerking (1%) Partijen hebben elkaar nodig (10%)
88
Quickscan belanghoudersparticipatie
Toekomstplannen Op basis van bovenstaande resultaten zou kunnen worden geconcludeerd dat corporaties uit zichzelf het belang van belanghoudersparticipatie al hebben ingezien. Zonder de rapporten en adviezen van de WRR, de SER en commissie De Boer hadden zij de belanghouders misschien ook wel betrokken bij het nemen van beslissingen, gewoonweg omdat dat bedrijfstechnisch verstandig is om te doen. De expliciete aandacht die het onderwerp belanghoudersparticipatie in en door deze rapporten heeft gekregen, heeft er misschien wel toe geleid dat corporaties nu veel bewuster om (willen) gaan met hun belanghouders en de manier waarop en de onderwerpen waarbij zij hun belanghouders betrekken. Aan de respondenten is gevraagd of er bij de corporatie waarvoor zij werken in de toekomst naar verwachting anders vorm gaat worden gegeven aan belanghoudersparticipatie. Hierbij waren meerdere antwoorden mogelijk welke de respondent zelf mocht ‘roepen’. Genoemde antwoorden waren: - Niet anders dan nu/doorgaan met de manier waarop het nu gaat (26%). - Meer/intensiever aan belanghoudersparticipatie gaan doen (14%)(de manier waarop is veelal nog niet bekend). - Meer expliciet maken op het gebied van belanghoudersparticipatie/belanghoudersbeleid maken/meer planmatig/professioneler vorm geven aan belanghoudersparticipatie (13%). - Meer zorgpartijen of welzijnspartijen betrekken (12%). - Belanghoudersparticipatie gestructureerder aanpakken (13%)(de manier waarop is veelal nog niet bekend). - Belanghouders betrekken bij het ondernemingsplan/beleidsplan (9%). - Meer bijeenkomsten met belanghouders organiseren (9%). Relatief veel corporaties willen blijkbaar voor wat betreft belanghoudersparticipatie doorgaan in dezelfde lijn. Wat echter verder uit de enquête naar voren kwam, is dat corporaties die veranderingen willen doorvoeren vaak nog niet weten hoe ze dat willen doen. Dit vergroot het belang van de verspreiding van (best) practices op dit gebied. De TU Delft gaat daarom in opdracht van de SEV een quickscan uitvoeren naar de ervaringen met verschillende soorten belanghoudersparticipatie van circa tien woningcorporaties.
Jaarverslagen Naast de telefonische enquête is er ook gekeken naar jaarverslagen over het jaar 2004 van de respondenten die hebben meegewerkt aan het onderzoek. In dit onderzoek is gesteld dat er sprake is van verslaglegging van belanghoudersparticipatie als er in het jaarverslag wordt geschreven dat de corporatie belanghouders, belanghebbenden of stakeholders (het is maar welk woord ervoor wordt gekozen) betrekt bij het vormen van beleid, of dat de corporatie aangeeft dat er overleg plaatsvindt in het kader van horizontale verantwoording of lokale verankering. Als enkel wordt aangegeven dat de corporatie deelneemt in (regionale) overleggen of als er enkel wordt vermeld dat er convenanten zijn gesloten of prestatieafspraken zijn gemaakt, zonder dat de context van maatschappelijk ondernemerschap wordt genoemd, wordt er in het kader van dit onderzoek gesteld dat er geen verslaglegging van belanghoudersparticipatie plaatsvindt. De algemene conclusie is dat er slechts weinig jaarverslagen zijn waarin het betrekken van belanghouders een duidelijk apart aandachtspunt betreft. Veelal moet er tussen de regels door worden gelezen om te kunnen vaststellen of er wel of niet verslag wordt gedaan van belanghoudersparticipatie. Dat is bovendien niet altijd eenduidig vast te stellen door de eerder genoemde vage grens tussen belanghoudersparticipatie en samenwerking. Verder blijkt dat er vooral inhoudelijk wordt geschreven over belanghoudersparticipatie bijvoorbeeld door verslaglegging van deelname in bepaalde overlegstructuren en gemaakte afspraken, overeenkomsten of convenanten, gezamenlijke visies. Er kan ook beschouwend
9
89
De verdeling in deze drie argumenten is gebaseerd op de verdeling zoals toegepast in het boek ‘De strategische stakeholderdialoog. Opkomst - Succesfactoren - toekomst’ (2004) (pagina 35 en 36) van de auteurs R. van Tulder, M. Kaptein, E.M. van Mil en R.A. Schilpzand.
worden geschreven over belanghoudersparticipatie; bijvoorbeeld als volgt: de corporatie vindt het belangrijk de mening van haar belanghouders te peilen en daartoe organiseert zij bijeenkomsten met belanghouders en participeert zij in overleggen. Dat laatste wordt niet veel gedaan. De koppeling met maatschappelijk ondernemen en verantwoording afleggen ontbreekt veelal. Dit onderbouwt bovenstaande conclusie dat corporaties belanghouders vooral uit bedrijfsmatig oogpunt betrekken en minder vanuit ‘governance’. Wat ook opvalt, is dat de termen stakeholders, belanghouders, belanghebbenden of maatschappelijke omgeving worden gebruikt, maar dat er niet altijd duidelijk wordt gemaakt welke partijen daaronder door de corporatie worden verstaan. Dat geeft onduidelijkheid over welke partijen de corporatie precies bedoelt. In een of twee jaarverslagen werd bijvoorbeeld gesteld dat de stakeholders de overheid, CFV en WSW zijn en dat andere partijen worden gevat onder de noemer maatschappelijke omgeving. De verschillende termen hebben dus niet bij iedereen dezelfde betekenis. Met de beperkte verslaglegging lijken de corporaties zichzelf te kort doen. Wellicht kan een deel van het imagoprobleem van corporaties worden opgelost door meer te doen aan ‘storytelling’. De SEV spreekt in dit kader van ‘Het Maatschappelijk Harder’. Misschien zouden woningcorporaties meer moeten inzetten op marketingstrategieën bij het kenbaar maken van hun prestaties. Het jaarverslag moet dan niet worden gezien als een bureaucratische last, maar als een marketinginstrument.
90
Quickscan belanghoudersparticipatie
Bijlage 2 Overzicht van corporaties en belanghouders waarmee is gesproken
Corporatie Naam
Medewerker
Aramis
Dhr. Schouwenaars
Belanghouders Functie
Naam
Beleidsmedewerker
Dhr. Van der Zeijden
Mevr .Waarts
Hoofd Beleid en Portfoliostrategie
De Key
Dhr. Mannot
Beleidsadviseur
Pr Wonen
Dhr. Laterveer
Bestuursondersteuning
Trudo
Union
Soort organisatie
GGZ
Zorgorganisatie (geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg)
Functie Co rdinator dagbesteding en leidinggevende bij de stichting Scheiding van Huisvesting en Zorg
Dhr. Vergouwen
NSWAC ’t Kroeven
Zorgorganisatie voor lichamelijk en meervoudig gehandicapten
regiodirecteur
Dhr. Battjes
Bouwmaatschappij
Adviesraad
Secretaris
Dhr. Verheijen
SWB (Stichting Welzijn Beverwijk)
Welzijnsorganisatie
Directeur
Dhr. Van de Nes
Zorgbalans
Zorgorganisatie
Voorzitter Raad van Bestuur
Dhr. Dogge
Adviseur Beleid en Strategie
Mevr. Van der Linden
Loket W
Welzijnsorganisatie
Directeur
Dhr. Hitzert
Algemeen directeur
Dhr. Van de Gevel
Alerimus
Zorgorganisatie voor ouderen
Directeur
Dhr. Van Brakel
Hoofd Algemene Zaken
Mevr. Koedoot
Gemeente Oud-Beijerland
Gemeente Oud-Beijerland
Beleidsmedewerker
Dhr. Merkus
Assink Vastgoed Projectontwikkeling
Projectontwikkelaar
Directeur
Mevr. Van der Linden
SWOH (Stichting Welzijn Ouderen Helmond)
Welzijnsorganisatie
Beleidsmedewerker
Bewonersraad
Voorzitter
Mevr. Van Happen
WoCom
Naam organisatie
Dhr. Van der Pas
Beleidsmedewerker Manager Stafdiensten
Dhr. Janssen
Bewonersbelangenvereniging De Vaart Stichting bewonersraad De Pan
Bewonersraad
Voorzitter
Mevr. Van der Velden
Wethouder Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting
Gemeente Someren
Wethouder
Dhr. Van Fulpen
Amstelring
Zorgorganisatie
Directeur
Directeur
Dhr. Verspaget
Dhr. Frissen
Manager Onderzoek, Beleid en Innovatie
Woonmaatschappij Maasland
Mevr. Kr winkel
Manager Beleid en Ontwikkeling
Dhr .Van der Jagt
Dichterbij
Zorgorganisatie voor mensen met een verstandelijke beperking
Woonplus Schiedam
Dhr. Venhuizen
Directeur Bedrijfsvoering
Dhr. Van der Marel
Adviesforum
Adviesforum
Voorzitter
Dhr .Willemen
Adviesforum
Adviesforum
Lid
Mevr. De la Rie
Adviesforum
Adviesforum
Lid
Mevr. Van Schevicoven
Vierstroom
Zorgorganisatie
Adviseur
Woonmaatschappij
Woonwaard
91
Dhr. Karsten
Directeur
Colofon Uitgave
SEV
Tekst
Ir. Karoline Poorter Technische Universiteit Delft, faculteit Bouwkunde, afdeling Real Estate & Housing
Vormgeving omslag
Ontwerpwerk, Den Haag
Opmaak
Karien van Dullemen, Rotterdam
Druk omslag
Drukkerij Goos, Ouderkerk aan den IJssel
Rotterdam, september 2006.