De gemeentelijke verantwoordelijkheid voor participatie en de rol van UWV-SMZ Pilot indicatiestelling voor gemeenten 2012 Eindrapportage
Roel H. Bakker Geke J. Dijkstra Sandra Brouwer Groningen, mei 2013
©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
1
Samenvatting In september 2011 is in de UWV-SMZ regio Noord een pilot van start gegaan rond de op handen zijnde wetgeving met betrekking tot participatie van alle burgers in de maatschappij. Binnen deze pilot heeft een aantal gemeenten en Intergemeentelijke Sociale Diensten (ISD’s) in de Noordelijke regio, die uit hoofde van deze wetgeving verantwoordelijk zullen worden voor de participatie van ‘hun’ burgers, UWV-SMZ om een (sociaal medisch) participatie-advies gevraagd. De vorm en de inhoud van dat participatie-advies kon per gemeente c.q. ISD – afhankelijk van hun wensen en de voor iedere gemeente reeds bestaande situatie – verschillen. De afdeling Gezondheidswetenschappen van het Universitair Medisch Centrum Groningen is als evaluator bij de pilot betrokken geweest. In deze samenvatting worden kort de achtergrond en opzet van de pilot, de methode van evalueren, de resultaten van de evaluatie en de belangrijkste conclusies van het eindrapport van de pilot weergegeven.
De kerngedachte van de nieuwe wetgeving, zoals deze nu is ondergebracht in de per 1 januari 2014 in te voeren Participatiewet, is dat zoveel mogelijk mensen naar vermogen aan de maatschappij meedoen. Ook mensen met een arbeidsbeperking dienen hun aandeel aan de maatschappij te leveren en kunnen op die verantwoordelijkheid worden aangesproken. De Participatiewet zou daarmee een brede voorziening (één regime) worden met zoveel mogelijk gelijke rechten, plichten en arbeidsmarktkansen voor mensen met een arbeidsvermogen die nu nog gebruik maken van verschillende regelingen als de WSW, de Wajong en de WIJ. Daarmee sluit de Participatiewet nauw aan bij de trend tot decentralisatie, waarbij de Rijksoverheid taken aan gemeenten overhevelt, zodat deze meer te zeggen krijgen over onderwerpen die dicht bij hun inwoners staan, zoals jeugdzorg en voorzieningen rond de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) en participatie.
Producten UWV-SMZ UWV-SMZ brengt aan de hand van één indicatiestelling de participatiemogelijkheden van klanten in beeld en vertaalt deze in een participatie-advies. Zij treedt hierbij voor de gemeenten op als publieke, niet commerciële indicatie-insteller. Wat voor soort indicatie en daaruit voortvloeiend participatieadvies het betreft is afhankelijk van de wensen van de gemeente / ISD. De twee belangrijkste adviezen zijn: Een sociaal medisch advies (SMA), waarbij de verzekeringsarts centraal staat en de arbeidsdeskundige diens bevindingen vertaalt in termen van participatie. Een advies, waarbij de arbeidsdeskundige centraal staat (AD-consult) en de inschatting is dat het niet primair medische problematiek is die participatie in de weg staat. ©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
2
Daarnaast kunnen gemeenten kiezen voor een warme overdracht, waarbij de medewerker van UWVSMZ zijn of haar bevindingen in aanwezigheid van de cliënt en de klantmanager van de gemeente aan de gemeente overdraagt.
Opzet van de pilot Binnen de pilot, die een looptijd had van twee jaar (van september 2011 tot januari 2013), hebben de regio Noord van UWV-SMZ tezamen met vijf gemeenten en twee ISD’s in de noordelijke regio (ISD Noordwest Friesland, Opsterland, Leeuwarden, Emmen, Hoogeveen, Groningen en ISD Noordoost) onderzocht hoe UWV-SMZ aan een indicatiestelling binnen de op handen zijnde wetsveranderingen vorm en inhoud kan geven. Ten behoeve van een goed verloop van de pilot is er een noordelijke stuurgroep samengesteld, met daarin de betrokken Managers Claim en een staf arbeidsdeskundige en staf verzekeringsarts. Deze stuurgroep zorgt voor afstemming en uitwisseling en borgt de ontwikkelde werkwijze. In overleg met UWV-SMZ stelt de gemeente vast voor welke klanten zij een participatie-advies wensen en wat voor soort advies dit betreft. Dit wordt vastgelegd in een contract.
Evaluatieonderzoek Door de afdeling Gezondheidswetenschappen van het Universitair Medisch Centrum Groningen is van oktober 2011 tot en met december 2012 een evaluatieonderzoek uitgevoerd bestaande uit een proces- en een effectevaluatie. De procesevaluatie stelt zich ten doel om in kaart te brengen hoe het proces binnen de pilotfase is verlopen. Het effectonderzoek heeft als doel om in kaart te brengen in hoeverre de binnen de pilot gevolgde werkwijze als een methode kan dienen om aan de hand van één indicatiestelling de participatiemogelijkheden van de benoemde klanten in beeld te brengen.
Gegevens voor de procesevaluatie zijn verzameld aan de hand van een documentanalyse, het bijwonen van de stuurgroepvergaderingen en interviews met een groot aan betrokkenen bij de pilot, zoals vertegenwoordigers van de vijf gemeenten en twee ISD’s en diverse sleutelpersonen binnen het UWV (zowel regionaal als landelijk). Gemeentevertegenwoordigers werden ook geïnterviewd om bij aanvang van het project hun wensen en verwachtingen ten aanzien van de pilot in kaart te brengen. Bij iedere gemeente is daartoe aan de hand van een gestructureerd interviewformat gesproken met de functionaris die (mede) verantwoordelijk is voor de uitvoering van de nieuwe wetgeving. De concrete vragen spitsten zich toe op: de gewenste rol van verschillende instellingen binnen de pilot en van UWV-SMZ in het bijzonder;
©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
3
het logistieke traject dat de gemeenten / ISD’s voor ogen hebben, inclusief de wijze waarop gemeenten de voorselectie van door UWV-SMZ te indiceren cliënten vorm geeft en de bij het participatieadvies van UWV-SMZ behorende doorlooptijd; de kwalitatieve eisen die gemeenten / ISD’s aan het participatie-advies van UWV-UWV-SMZ stellen.
Voor de effectstudie werd het oordeel van de gemeenten / ISD’s over de kwaliteit van het participatie-advies van UWV-SMZ gemeten. Dit oordeel werd gebaseerd door het antwoord op drie vragen, te weten: 1. Wordt met de door UWV-SMZ afgegeven indicatie een antwoord op de vraagstelling van de gemeente gegeven / ISD? 2. Biedt de indicatie de gemeente / ISD voldoende aanknopingspunten om de betreffende cliënt naar participatie te begeleiden? 3. Is er nadat UWV-SMZ haar indicatie c.q. participatieadvies heeft afgegeven reeds resultaat zichtbaar in termen van een toegenomen participatie bij de betreffende cliënt?
Gegevens voor de effectevaluatie zijn verzameld aan de hand van een korte digitale vragenlijst die door de participerende gemeenten / ISD’s is ingevuld voor alle cliënten waarvoor UWV-SMZ een participatie-advies heeft gegeven.
Resultaten Procesevaluatie Uit de inventarisatie van de wensen van de gemeenten / ISD’s blijkt dat zij onderling met name op vier punten verschillen: De mate waarin de gemeenten / ISD’s bij aanvang van de pilot hun ideeën over hun betrokkenheid bij de pilot helder voor ogen hadden. Sommige gemeenten / ISD’s hadden bij de start van de pilot een duidelijk beeld van de wijze waarop deze vorm en inhoud moest krijgen, bij andere was dat beeld nog zeer prematuur. De wensen van de gemeenten / ISD’s ten aanzien van de inzet van UWV-SMZ en de rol van eventuele andere instanties. Sommige gemeenten / ISD’s zagen UWV-SMZ als enige indicatiesteller, andere gaven er de voorkeur aan dat UWV-SMZ bij participatie-adviezen, waarvan ook advies over een voorzieningen – in het kader van participatie – deel uit maakte, samenwerkte met een commerciële partner.
©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
4
Het aantal en het soort kandidaten waarover door UWV-SMZ een participatie-advies moet worden gegeven. Bij een enkele gemeente is het binnen de pilotperiode tot een andere vorm van samenwerking gekomen dan bij de start van de pilot was voorzien; bij een andere ging het om een proef met 10 SMA’s, en bij enkele om meer dan honderd participatie-adviezen. De vorm en inhoud van het gewenste participatie-oordeel. De meeste gemeenten / ISD’s kozen voor een SMA, al of niet met warme overdracht; twee gemeenten hadden daarnaast ook behoefte aan adviezen, waarbij de arbeidsdeskundige centraal staat (AD-consult).
Tijdens de stuurgroepvergaderingen is een veelheid van onderwerpen en knelpunten besproken, maar de twee thema’s die het meest frequent naar voren kwamen hielden verband met de privacy van gegevens die binnen SUWI-kader zijn verzameld, maar nu om onderzoeksdoeleinden buiten dat kader zouden worden gebruikt en met de reikwijdte van de pilot en de rol van UWV-SMZ daarbinnen. Een oplossing voor de privacy van de klant werd onder andere gevonden in het vragen van toestemming aan de klant voor het gebruiken van diens arbeidsongeschiktheidsgegevens voor het advies aan de gemeente en het feit dat diens medische gegevens bij het UWV blijven. De discussie over de reikwijdte van de pilot spitste zich toe op de vraag wat de kerntaak van UWV-SMZ is en of zij de markt kon betreden met nieuw te ontwikkelen producten. Naarmate de pilot langer liep is voor dit knelpunt vanzelf een oplossing gekomen, omdat bij de deelnemende gemeenten / ISD’s minder diversiteit in behoeften ten aanzien van UWV-SMZ bleek te bestaan dan aanvankelijk werd voorzien.
Effectevaluatie Gedurende de pilotstudie zijn in totaal door het UWV 405 indicatiestellingen gedaan. Hiervan zijn door de klantmanagers van de deelnemende gemeenten / ISD’s 155 vragenlijsten ingevuld. Uit de gegevens blijkt dat de participatieadviezen van UWV-SMZ veelal positief werden beoordeeld door de klantmanagers. In 78% (119 van 152 adviezen) van de gevallen heeft het participatie-advies van UWV-SMZ de aanvankelijke vraagstelling van de gemeente / ISD ‘geheel’ beantwoord. In 14% (21 van 152 adviezen) was sprake van een ‘gedeeltelijke’ beantwoording van de vraagstelling. In 7% van de gevallen werd de vraag ‘onvoldoende’ beantwoord, terwijl deze in 1% van de gevallen ‘in het geheel niet’ werd beantwoord. In 72% van de gevallen blijkt het advies naar het oordeel van de gemeenten / ISD’s ook goed in het kader van participatie bruikbaar. Gedeeltelijk bruikbaar is het in 19% van de gevallen en slechts één vertegenwoordiger van de gemeenten (0.6%) heeft aangegeven niets met het advies te kunnen doen in het kader van participatie. Opvallend is tevens dat een substantieel deel van de klantmanagers aangeeft dat de door UWV-SMZ gegeven participatie-adviezen reeds een positief effect hebben gehad op (voorwaarden voor) ©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
5
participatie van de klant en dat deze adviezen soms ook in een breder kader dan alleen participatie kunnen worden gebruikt. Als effecten worden bijvoorbeeld genoemd dat het advies de motivatie van de cliënt positief heeft beïnvloed, dat door het advies weerstanden zijn doorbroken of dat de klant er pro-actiever door geworden is. Als het gaat om het in breder kader bruikbaar zijn van het advies wordt onder andere door respondenten genoemd dat het advies ook kon worden gebruikt in het kader van de WSW, bij huisvesting, bij schuldhulpverlening en bij handhaving van uitkeringsregels.
Conclusie en aanbevelingen Binnen de nieuwe wetgeving rond participatie van burgers staan de principes ‘decentralisatie naar de gemeente’, ‘een bredere doelgroep binnen één regeling’ en ‘werken naar vermogen’ centraal. De resultaten van de pilot laten zien dat de uit de indicaties van UWV-SMZ voortkomende participatieadviezen door de klantmanagers van de gemeenten / ISD’s positief worden geëvalueerd. De adviezen geven een duidelijk antwoord op de vraag van de gemeenten / ISD’s , zijn goed bruikbaar in het kader van participatie van de cliënt en er is reeds enig effect van de adviezen te signaleren in termen van een toegenomen participatie van betrokkenen. Deze positieve evaluatie is mede te danken aan een zeer pro-actieve stuurgroep, die alle knelpunten die zich binnen de pilot voordeden adequaat heeft gesignaleerd, besproken en opgelost. Daarnaast blijkt voor een deel van de adviezen te gelden dat deze in een breder perspectief dan alleen participatie kunnen worden gebruikt. Uit de procesevaluatie is gebleken dat samenwerking tussen UWV-SMZ en de gemeenten / ISD’s vooral op gang kwam en succesvol was indien de gemeenten / ISD’s hun wensen en behoeften ten aanzien van samenwerking met UWV-SMZ bij de start van de pilot helder voor ogen hadden. Dit blijkt daarmee tevens een cruciale voorwaarde voor een effectieve ondersteuning van de gemeenten / ISD’s. Binnen het kader van de huidige evaluatie kon geen onderzoek worden verricht naar het effect van de participatie-adviezen op de uitstroom naar werk. Dit komt deels omdat direct na het geven van zo’n advies een verandering in participatie nog niet kan worden verwacht. Daarnaast stelt dit type onderzoek hoge methodologische eisen aan het toe te passen onderzoeksdesign, omdat meerdere factoren dan alleen het participatie-advies op deze uitstroom van invloed zijn. Onderzoek met uitstroom naar werk als effectparameter zou echter een grondige onderbouwing kunnen zijn voor de hier gevonden aanwijzingen dat UWV-SMZ een belangrijke functie kan hebben bij de ondersteuning van gemeenten bij hun participatieverantwoordelijkheid.
©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
6
Inhoudsopgave
1
Inleiding
9
1.1
Kern van de nieuwe wetgeving
9
1.2
Opzet van de pilot
10
1.2.1
Procedure
10
1.2.2
Doelgroep
11
1.2.3
Producten
11
1.2.4
Financiën
11
1.3
2
3
Leeswijzer
12
Methode van onderzoek
13
2.2
14
Resultaten procesevaluatie
16
3.1
Vaststellen verwachtingen gemeenten
16
3.1.1
Doelgroep en gewenst product
16
3.1.2
Andere indicerende instellingen
17
3.1.3
Gewenste doorlooptijd en participatieladder
17
3.1.4
Status van het advies en meerwaarde UWV-SMZ
17
3.2
Overeengekomen afspraken UWV-SMZ en gemeenten
19
3.3
Stuurgroepvergaderingen: proces en belangrijkste inhoud
20
3.3.1
Taakverdeling en verantwoordelijkheden
21
3.3.2
Privacy van medische gegevens
21
3.3.3
Draagvlak en voorlichting
21
3.3.4
Reikwijdte van de pilot
22
3.3.5
Kwaliteitsborging
24
3.3.6
Processchema’s Sociaal Medisch Advies (SMA) en AD-consult
24
3.3.7
Beslisboom klantmanager
24
3.3.8
Tijdschrijven, normering, urenverantwoording
25
3.3.9
Loonwaardebepaling: vergelijking Dariuz en UWV-SMZ
25
3.4 ©
Effectevaluatie
3.3.10 Samenwerking Werkbedrijf en SMZ
25
Slotinterviews met drie gemeenten
26
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
7
4
5
3.4.1
ISD Noordoost (Delfzijl)
26
3.4.2
Emmen
27
3.4.3
Hoogeveen
28
Resultaten effectevaluatie
30
4.1
Respons
30
4.2
Evaluatie van het advies door klantmanagers
30
Conclusies, beschouwing en aanbevelingen
33
5.1
Conclusies procesevaluatie
33
5.2
Conclusies effectevaluatie
36
5.3
Beschouwing
37
5.4
Kanttekeningen bij de methode van onderzoek
39
5.5
Aanbevelingen
39
5.5.1
Vervolgonderzoek
39
5.5.2
Toekomstige samenwerking UWV en gemeente
40
Bijlagen:
Bijlage 1 Werkproces uitvoeren SMA gemeente
42
Bijlage 2 Werkproces uitvoeren arbeidskundig participatie-advies gemeente
43
Bijlage 3 Verwachtingen en wensen van gemeenten bij start pilot (gedetailleerd)
44
Bijlage 4 Opmerkingen van klantmanagers bij toelichting digitale vragenlijst
59
Bijlage 5 Digitale vragenlijst effectevaluatie
65
Bijlage 6 Interviewformat sleutelpersonen
66
©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
8
1
Inleiding
In september 2011 is in de UWV-SMZ regio Noord een pilot van start gegaan rond de op handen zijnde wetgeving met betrekking tot participatie van alle burgers in de maatschappij, welke tot de verantwoordelijkheden van de gemeenten gaat behoren. Binnen deze pilot heeft een vijftal gemeenten en twee ISD’s in de Noordelijke regio, UWV-SMZ om een (sociaal medisch) participatieadvies gevraagd. Doel van de pilot studie is om in kaart te brengen welke knelpunten zich binnen dit samenwerkingsverband voordoen, welke oplossingen daarvoor worden gekozen, aan welke randvoorwaarden voldaan moet worden en hoe de gemeenten / ISD’s de kwaliteit van de adviezen van UWV-SMZ evalueren. De afdeling Gezondheidswetenschappen van het Universitair Medisch Centrum Groningen is als evaluator bij de pilot betrokken geweest en heeft in de periode oktober 2011 tot en met december 2012 zowel een proces- als een effectevaluatie uitgevoerd.
1.1
Kern van de nieuwe wetgeving
De kerngedachte van de nieuwe wetgeving rond participatie (zoals neergelegd in de per 1 januari 2014 in te voeren Participatiewet) is dat zoveel mogelijk mensen naar vermogen aan de maatschappij meedoen. Ook mensen met een arbeidsbeperking kunnen hun aandeel aan de maatschappij leveren en op die verantwoordelijkheid worden aangesproken. Echter, de bestaande regelingen slagen er onvoldoende in om mensen ‘het beste uit zichzelf te laten halen’. De Participatiewet borduurt voort op het Wetsvoorstel Werken naar Vermogen van het kabinet Rutte I, maar kent een aantal belangrijke verschillen. De belangrijkste elementen van de nieuwe wet zijn (bron: www.cedris.nl, www.vgn.nl): In de Participatiewet voegt het kabinet de Wet Werk en Bijstand, de Wet Sociale Werkvoorziening en een deel van de Wajong samen. De gemeenten worden verantwoordelijk voor de uitvoering van de nieuwe wet. In tegenstelling tot de Wet Werken Naar Vermogen heeft de Participatiewet geen gevolgen voor mensen die nu op de Wet sociale werkvoorziening en Wajong aangewezen zijn; de huidige Wsw'ers en Wajong'ers worden niet herkeurd. Wel is het vanaf 1 januari 2014 niet meer mogelijk om in de WSW in te stromen. Gemeenten kunnen andere vormen van beschut werk aanbieden voor hen die dat nodig hebben. Daarbij ligt de nadruk op het verkrijgen van betaald werk, maar als dat niet kan, ook op andere vormen van maatschappelijke participatie. De gemeenten krijgen hierin een grote mate van beleidsvrijheid en kunnen ook ondersteuning vanuit andere domeinen zoals de WMO of
©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
9
jeugdzorg betrekken. Een integrale aanpak staat hierin centraal: één gezin, één plan, één regisseur. Re-integratie- en begeleidingsbudgetten worden samengevoegd en geleidelijk verminderd. Er wordt een 'efficiency-korting' toegepast op het participatiebudget, waardoor het subsidiebedrag per plek in de SW daalt. Voor de gehele doelgroep wordt een systeem van loondispensatie geïntroduceerd, zoals dat nu in de Wajong bestaat.
De drie basisprincipes van de 1 januari 2014 in te voeren Participatiewet zijn daarbij dezelfde als binnen de in 2013 controversieel verklaarde Wet Werken naar Vermogen, te weten ‘decentralisatie naar de gemeente’, ‘een bredere doelgroep binnen één regeling’ en ‘werken naar vermogen’.
1.2
Opzet van de pilot
Binnen de pilot, die een looptijd heeft van twee jaar (van september 2011 tot januari 2013), wilde de regio Noord van UWV-SMZ tezamen met een vijftal gemeenten en twee ISD’s onderzoeken hoe UWV-SMZ aan een indicatiestelling binnen de nieuwe wetgeving op het terrein van participatie vorm en inhoud kan geven. UWV-SMZ treedt hierbij voor de gemeenten als publieke, niet commerciële indicatiesteller op; de gemeenten / ISD’s huren de kennis van UWV-SMZ in en UWV levert daarvoor een onderbouwd participatieplan. De vijf gemeenten en twee ISD’s die in de Noordelijke regio (Groningen, Friesland, Drenthe) aan de pilot meedoen zijn Groningen, Opsterland, Leeuwarden, Emmen, Midden Drenthe, ISD Noordoost en ISD Noordwest Friesland. Ten behoeve van een goed verloop van de pilot is er een noordelijke stuurgroep samengesteld, met daarin de betrokken Managers Claim van het UWV en een staf arbeidsdeskundige en staf verzekeringsarts. Deze stuurgroep zorgt voor afstemming en uitwisseling en borgt de ontwikkelde werkwijze. Zij komt maandelijks bij elkaar. Per UWV-SMZ-vestiging is de Manager Claim verantwoordelijk voor de uitvoering van de pilot.
1.2.1
Procedure
Binnen de pilot wordt de volgende werkwijze voorgestaan: De gemeente / ISD vraagt voor een inwoner, waarvoor zij de participatie-verantwoordelijkheid heeft, aan SMZ wat de participatiemogelijkheden van de cliënt zijn;
©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
10
SMZ geeft één indicatie af, daarbij rekening houdend met alle indicatie- en claimbeoordelingsaspecten, die aan de orde kunnen zijn, gebaseerd op alle op dit terrein te onderscheiden wetten; de indicatiestelling die SMZ voor de klant van de gemeente / ISD afgeeft is overzichtelijk en eenduidig. Als een klant zich meldt en er sprake is van een arbeidsbeperking stelt het indicatie-team vast wat de beperkingen én participatiemogelijkheden zijn. Dit wordt vastgelegd in een participatieadvies. Vervolgens wordt vastgesteld of de klant onder een uitkeringsregime valt waarvoor UWV verantwoordelijk is en wordt de bijbehorende claimbeoordeling gedaan. Zo nodig wordt een WSWindicatie afgegeven. Aan de gemeente / ISD en, indien aan de orde, de UWV-uitkeringsafdeling, wordt tenslotte een passend advies gegeven.
1.2.2
Doelgroep
Het merendeel van de cliënten dat bij de gemeente / ISD aanklopt voor inkomensondersteuning blijkt direct - zonder indicatiestelling -bemiddelbaar naar regulier werk; deze worden derhalve niet door UWV-SMZ beoordeeld. De indicatie van UWV-SMZ is van toepassing op mensen die een arbeidsbeperking claimen, naar schatting zo’n 30% van de aanvragers. Bij deze mensen moet worden onderzocht of er inderdaad sprake is van een beperking als gevolg van ziekte en/of gebrek en wat de duurzaamheid ervan is.
1.2.3
Producten
Omdat binnen de pilot per gemeente enige diversiteit in de door UWV-SMZ aan te leveren indicatie mogelijk is, verschilt haar inzet per gemeente / ISD. Om te voorkomen dat de klant onnodig langs meerdere loketten wordt gestuurd is het aantal te ontwikkelen producten echter beperkt en zullen deze zoveel mogelijk in samenspraak met de gemeenten / ISD’s worden ontwikkeld en op hun wensen worden toegesneden. Inmiddels is er een ‘officiële’, mede in het kader van het onderhavige project ontwikkelde productcatalogus van UWV-SMZ. De binnen de regio Noord ontwikkelde producten passen hier in.
1.2.4
Financiën
De gemeenten / ISD’s betalen de kostprijs voor de af te geven indicaties voor zover het een sociaal medische beoordeling betreft van een klant, waarvoor het UWV geen uitkeringsverantwoordelijkheid of indicatieverantwoordelijkheid (WSW-indicatie) draagt. Voor die klanten ontvangt het UWV immers al financiering. ©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
11
Achteraf, nadat het indicatieproces is afgerond, wordt vastgesteld of er sprake is van een reguliere UWV-klant en zo ja, betaling door de gemeente / ISD niet aan de orde is. De kostprijs van een sociaal medische beoordeling hangt uiteraard af van de functionaris, die de beoordeling uitvoert.
1.3
Leeswijzer
Dit rapport is een beschrijving van het verloop van de pilot. In hoofdstuk 2 wordt de onderzoeksmethode toegelicht, zowel voor de proces- als voor de effectevaluatie. Hoofdstuk 3 bevat een bespreking van de resultaten van de procesevaluatie, terwijl in hoofdstuk 4 de resultaten van de effectevaluatie aan bod komen. Tot slot worden in hoofdstuk 5 enkele conclusies getrokken en worden resultaten en conclusies in de beschouwing in een breder perspectief geplaatst. Het rapport kan als voorbeeld dienen voor UWV-vestigingen en gemeenten die met het oog op de nieuwe wetgeving in de toekomst zullen samenwerken in het kader van participatie van burgers.
©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
12
2
Methode van onderzoek
Het evaluatieonderzoek dat van oktober 2011 tot en met december 2012 door de afdeling Gezondheidswetenschappen van het UMCG is uitgevoerd bestaat uit een proces- en een effectevaluatie. Hieronder volgen de doelstellingen van beide evaluaties en zal aangegeven worden op welke wijze gegevens zijn verzameld.
De procesevaluatie stelt zich ten doel om in kaart te brengen hoe het proces binnen de pilotfase is verlopen. De volgende vragen zijn hierbij relevant: Aan welke randvoorwaarden moet tegemoet worden gekomen om de doelstellingen van de pilot te kunnen realiseren? Is de pilot volgens de planning verlopen en zo nee, om welke redenen is van de planning afgeweken? Welke knelpunten doen zich binnen de pilot voor en op welke wijze is met deze knelpunten omgegaan? Welke factoren hebben binnen de pilot juist stimulerend gewerkt met betrekking tot het realiseren van de doelstellingen van de pilot?
Gegevensverzameling procesevaluatie Voor de gegevensverzameling is gebruik gemaakt van: de bestudering van vergaderstukken (notulen, documenten) van de stuurgroepbijeenkomsten; het bijwonen van de stuurgroepvergaderingen; verkennende interviews met relevante betrokkenen gedurende de looptijd van het project, te weten met:
vertegenwoordigers van alle disciplines die bij de indicatiestelling van UWV-SMZ zijn betrokken (één per discipline, per betrokken UWV-vestiging);
©
een staf verzekeringsarts van de Noordelijke stuurgroep;
de projectleider (Manager Claim SMZ Noord UWV);
een manager ZW-Arbo Sociaal Medische Zaken bij UWV;
verantwoordelijken binnen de gemeenten / ISD’s;
een staf procesbegeleider UWV-SMZ Groningen;
een regiomanager Werkbedrijf Groningen;
een Manager Werkzoekendendienstverlening bij het UWV Werkbedrijf;
een districtsmanager SMZ Noord bij UWV;
de directeur Divisie Sociaal Medische Zaken, UWV;
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
13
een ZZP-er op het terrein van werk, inkomen, zorg en onderwijs, voormalig procesondersteuner bij UWV en Divosa;
een Adviseur Externe Dienstverlening van UWV-SMZ.
Alle interviews zijn op band opgenomen en anoniem verwerkt. Eén van de eerste activiteiten die binnen het kader van de procesevaluatie is uitgevoerd betreft een inventarisatie van de wensen en verwachtingen van de vijf deelnemende gemeenten en twee deelnemende ISD’s. Bij iedere gemeente / ISD is aan de hand van een gestructureerd interviewformat (zie bijlage 7) gesproken met de functionaris die (mede) verantwoordelijk is voor de uitvoering van de Wet Werken naar Vermogen. De concrete vragen spitsten zich toe op:
de gewenste rol van verschillende instellingen binnen de pilot en van UWV-SMZ in het bijzonder;
het logistieke traject dat de gemeenten / ISD’s voor ogen hebben, inclusief de wijze waarop zij de voorselectie van door UWV-SMZ te indiceren cliënten vorm geven en de bij het participatieadvies van UWV-SMZ behorende doorlooptijd;
de kwalitatieve eisen die gemeenten aan het participatie-advies van UWV-SMZ stellen.
Tevens zijn ten behoeve van de procesevaluatie nagenoeg alle vergaderingen van de UWV-SMZ Noordelijke stuurgroep bijgewoond. Aan het einde van het project zijn met de twee gemeenten en de ISD, die de meeste gegevens voor de digitale vragenlijst (zie paragraaf 2.2) hebben aangeleverd, te weten Emmen, Hoogeveen en ISD Noordoost, korte slotinterviews gehouden. Binnen deze slotinterviews is geïnventariseerd:
wat de ervaringen van de gemeente / ISD met de pilot zijn geweest;
of zich specifieke knelpunten hebben voorgedaan en zo ja op welke wijze die zijn opgelost;
of er zich gedurende de looptijd van de pilot nog specifieke veranderingen binnen de samenwerkingsketen hebben voorgedaan (zoals bijvoorbeeld samenwerking met een nieuwe partner).
2.2
Effectevaluatie
De doelstelling van de effectevaluatie is om in kaart te brengen ‘in hoeverre de binnen de pilot gevolgde werkwijze als een methode kan dienen om aan de hand van één indicatiestelling de participatiemogelijkheden van de benoemde klanten in beeld te brengen’. Bij de effectevaluatie staat het begrip ‘kwaliteit’ centraal. Onder kwaliteit wordt in de pilot verstaan dat de indicatie de vraagstelling van de gemeente beantwoordt en aanknopingspunten biedt om de cliënt naar participatie te begeleiden. Besloten is om de gemeenten / ISD’s, als centrale opdrachtgevers binnen de pilot, te laten beoordelen wat zij van de kwaliteit van de indicaties van UWV-SMZ vonden. ©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
14
Hun oordeel over kwaliteit werd geleid door het antwoord op drie vragen, te weten: 1. Wordt met de door UWV-SMZ afgegeven indicatie een antwoord op de vraagstelling van de gemeente / ISD gegeven? 2. Biedt de indicatie de gemeente / ISD voldoende aanknopingspunten om de betreffende cliënt naar participatie te begeleiden? 3. Is er nadat UWV-SMZ haar indicatie c.q. participatieadvies heeft afgegeven reeds resultaat in termen van een toegenomen participatie zichtbaar bij de betreffende cliënt?
Gegevensverzameling effectevaluatie Gegevens voor de effectevaluatie zijn verzameld aan de hand van een digitale vragenlijst die door de participerende gemeenten / ISD’s werd ingevuld ten aanzien van alle cliënten waarvoor UWV-SMZ een participatie-advies heeft gegeven. De digitale vragenlijst kon via een link naar het internet worden opgeroepen en ingevuld. Klantmanagers van de bij de pilot betrokken gemeenten / ISD’s kregen per gemeente / ISD een code toegewezen en konden voor iedere cliënt die UWV-SMZ heeft geïndiceerd de vragenlijst invullen. Aan de hand van de code kon de onderzoeker vaststellen van welke gemeenten / ISD’s de vragenlijsten afkomstig waren. Bijlage 6 toont de vragenlijst zoals die door de gemeenten / ISD’s werd ingevuld. Daarnaast zijn met de twee gemeenten en de ISD die de meeste gegevens voor de effectevaluatie hebben aangeleverd afsluitende gesprekken gevoerd. Deze gesprekken vormden weliswaar onderdeel van de procesevaluatie, maar de tevredenheid van de gemeenten / ISD’s is tijdens deze gesprekken eveneens vastgelegd (zie paragraaf 3.4).
©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
15
3
Resultaten procesevaluatie
3.1
Vaststellen verwachtingen gemeenten
In tabel 1 op bladzijde 18 worden beknopt de resultaten weergegeven van de inventarisatie van de wensen en verwachtingen van de gemeenten, die bij de start van de pilot is uitgevoerd. Voor een meer gedetailleerde uitwerking van de inventarisatie van wensen en verwachtingen van de gemeenten wordt verwezen naar Bijlage 3. Uit tabel 1 blijkt dat met een tweetal gemeenten en een ISD voorafgaand aan de pilot reeds een vorm van samenwerking bestond, te weten Groningen, Emmen en ISD-N (Delfzijl). In de gemeente Groningen was UWV-SMZ opgenomen in een dienstencatalogus bruikbaar voor de klantmanagers van de gemeente Groningen. In Emmen bestond reeds samenwerking met UWV-SMZ in een ‘buurtsupportproject’, waarbij klanten van een zittend bestand moesten worden gescreend op participatiemogelijkheden. In ISD Noordoost is in een projectmatige opzet door UWV-SMZ vastgesteld in welke mate personen met een arbeidsbeperking belastbaar zijn voor werk en in welke mate de werkgever een beroep op loondispensatie kan doen. Ten aanzien van het vaststellen van mogelijkheden voor samenwerking binnen de pilot en het afstemmen van onderlinge verwachtingen hadden deze twee gemeenten en een ISD dus enigszins een voorsprong op de overige vijf.
3.1.1
Doelgroep en gewenst product
De doelgroep waarop UWV-SMZ zich binnen de pilot dient te richten verschilt enigszins per gemeente / ISD. Bij sommige gemeenten / ISD’s (ISD-N, Midden Drenthe en Emmen) dienen alle personen die aangeven om medische redenen minder dan 100% te kunnen werken te worden gescreend, bij andere gemeenten (Groningen en Leeuwarden) gaat het met name om de mensen met beperkte participatiemogelijkheden. Bij twee gemeenten (ISD-NW Friesland en Opsterland) is het nooit verder gekomen dan een proef met vijf (ISD-NW Friesland) of tien (Opsterland) personen, waarna de exacte doelgroep voor het vervolg niet meer helder is vastgelegd. Het door de gemeenten / ISD’s gewenste product betreft in de meeste gevallen een Sociaal Medisch Advies (SMA). De gemeente Emmen blijkt daarnaast ook behoefte te hebben aan participatieadviezen waarbij de arbeidsdeskundige de centrale persoon is (AD-consult). Twee ISD’s en één gemeente geven aan dat het participatie-advies van UWV-SMZ warm overgedragen dient te worden. Twee gemeenten vinden een warme overdracht alleen bij de start van de pilot van belang, om de klantmanagers aan het product van UWV-SMZ te laten wennen en om een juiste interpretatie ervan te garanderen. De gemeente Emmen geeft aan dat UWV-SMZ zelf wel kan bepalen of een casus al of niet warm overgedragen moet worden.
©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
16
3.1.2
Andere indicerende instellingen
De meeste gemeenten / ISD’s geven aan dat UWV-SMZ binnen de pilot de enige indicerende instelling zal zijn op het terrein van participatie. In Leeuwarden echter, heeft men een breed, geïntegreerd advies voor ogen, dat zich niet alleen beperkt tot een participatie-advies, maar waarin ook voorzieningen worden meegenomen. In dat kader dient UWV-SMZ samen te werken met de MO-zaak, een commerciële instelling gespecialiseerd in advisering op het terrein van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO).
3.1.3
Gewenste doorlooptijd en participatieladder
De doorlooptijd (moment van aanmelden bij UWV-SMZ tot afgeven participatie-advies) die de gemeenten / ISD’s voor ogen heeft loopt uiteen van 10 dagen tot 8 weken. Deze doorlooptijd wordt onder andere beïnvloed door de vraag of gemeenten / ISD’s cliënten onderbrengen bij een trainings diagnose centrum, waarvoor UWV-SMZ bij de poort (na voorselectie door de klantmanager) het participatie-advies uitbrengt. Om cliënten namelijk een zinvol verblijf op zo’n centrum te kunnen bieden is het van belang dat de uitkomsten van de indicatie zo snel mogelijk beschikbaar zijn. Het merendeel van de gemeenten ziet graag dat UWV-SMZ haar participatie-advies in termen van de participatieladder formuleert. Een uitzondering vormt Emmen, dat geen gebruik maakt van de participatieladder en aangeeft dat arbeidsproductiviteit een veel beter gegeven is om interventies op in te zetten. Leeuwarden maakt weliswaar van de participatieladder gebruik, maar zou graag zien dat daarnaast ook van een te ontwikkelen ‘zelfredzaamheidsladder’ gebruik wordt gemaakt.
3.1.4
Status van het advies en meerwaarde UWV-SMZ
De status van het advies van UWV-SMZ wordt door de meeste gemeenten als ‘zwaarwegend’ getypeerd. Leeuwarden vindt echter dat het medische deel van het advies een ‘bindend’ karakter moet hebben (daar mag door de gemeente niet van afgeweken worden) en voor Midden Drenthe geldt dat voor het gehele advies. Op de vraag hoe zij de meerwaarde van UWV-SMZ zouden typeren wordt door de gemeenten verschillend gereageerd. Twee gemeenten geven aan dat het geïntegreerde aanbod van kennis van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige en hun intensieve samenwerking een duidelijke meerwaarde heeft boven concurrerende instanties. Andere factoren die worden genoemd zijn: binding met de doelgroep (Opsterland); goed zicht op ‘in de persoon gelegen factoren’ (Emmen); hoge kwaliteit expertise (Groningen en Opsterland); combinatie van medische en juridische kennis (Leeuwarden). ©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
17
TABEL 1
WENSEN EN VERWACHTINGEN VAN DE GEMEENTEN ISD-N
Groningen
Leeuwarden
ISD-NW Friesland
Opsterland
Hoogeveen
Emmen
Gesprekspartner(s)
directeur ISD-N
directielid Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid
programmamager Welzijn Nieuwe Stijl
directeur Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid
adjunct vestigingsmanager UWV
leidinggevende van de werkcoaches en programmamanager Ondernemen en Werk
programmamanager Wet Werken naar Vermogen en senior accountmanager Werk
Bestond reeds samenwerking?
ja
ja
nee
nee
nee
nee
ja
Doelgroep binnen de pilot
alle personen die aangeven om medische redenen minder dan 100% te kunnen werken
de ‘onderkant’ van het bestand van 8000 nietwerkenden
burgers met beperkte zelfredzaamheid en beperkt participatievermogen
aanvankelijk proef met 5 cliënten, daarna niet vastgesteld
aanvankelijk proef met 10 cliënten, daarna niet vastgesteld
alle nieuwe personen met < 100% arbeidsgeschiktheid
personen die zich hebben gemeld bij Trainings Diagnose Centrum (na voorselectie klantmanager
Gewenst product
SMA
SMA
niet vastgesteld
SMA
SMA
SMA
SMA + AD-consult
Warme overdracht?
ja
niet vastgesteld
ja
op inschatting UWV
nee
ja, MO-zaak
nee
alleen bij de start nee
ja
Samenwerking met indicerende instellingen?
alleen bij de start ja, Iederz (aan de hand van Dariuz)
nee
nee
Gewenste doorlooptijd
6 – 8 weken
10 dagen
niet vastgesteld
niet vastgesteld
6 weken
5 weken
2 – 3 weken
Advies in termen participatieladder?
ja
ja
ja, maar ook zelfredzaamheidsladder
ja
ja
ja, maar geeft de voorkeur aan verdiencapaciteit
nee
Status advies UWV-SMZ
zwaarwegend
zwaarwegend
medisch deel is bindend
zwaarwegend
zwaarwegend
bindend
zwaarwegend
Meerwaarde UWV-SMZ
geïntegreerd aanbod van kennis AD en VA
kwalitatief hoogwaardig advies, gericht op arbeid als criterium
combinatie van medische kennis en wetskennis
nog geen duidelijk beeld
expertise van hoog niveau, gedegen onderzoek, binding met doelgroep
veel ervaring en kennis, maar deze zijn niet exclusief voor UWV-SMZ
intensieve samenwerking tussen VA en AD. Goed zicht op ‘in de persoon gelegen’ factoren
©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
18
3.2
Overeengekomen afspraken UWV-SMZ en gemeenten
Op het moment dat de verwachtingen en wensen van de gemeenten werden geïnventariseerd was veelal nog niet bekend welke contracten er uiteindelijk tussen UWV-SMZ en de gemeenten zijn gesloten. Deze gegevens zijn daarom in tabel 2 weergegeven. De gemeenten Midden Drenthe, De Wolden en Vlagtwedde zijn later aan de pilot toegevoegd. Hiermee zijn geen startgesprekken gevoerd. De gegevens voor de tabel zijn zowel door de projectleider als door het beheer van UWV aangeleverd. Voor een meer gedetailleerde uitwerking van de onderwerpen binnen de stuurgroepvergaderingen wordt verwezen naar bijlage 4.
TABEL 2 CONTRACTEN UWV-SMZ EN GEMEENTEN EN UITEINDELIJK AANTAL GELEVERDE ADVIEZEN (PER 1 MAART 2013) Gemeente Afspraak Uiteindelijk geleverd en door UWV-SMZ gefactureerd ISD-N (Delfzijl) SMA + warme overdracht (WO) SMA met WO: 133 SMA: 5 Emmen
SMA + warme overdracht (WO)
SMA: 97 AD-consult: 36 -
Leeuwarden
-
Groningen
100 beoordelingen AD-consult. Zo mogelijk doorgeleiding naar 4 organisaties die participatiebanen organiseren
SMA: 18 AD: 69
ISD NW Friesland
een proef met 10 SMA’s
-
Opsterland
SMA + warme overdracht (WO) eerste vijf cliënten
SMA: 2
Hoogeveen
SMA + warme overdracht (WO)
SMA: 46
Midden Drenthe
SMA
SMA: 73
De Wolden
SMA
SMA: 8
Vlagtwedde
SMA
SMA: 29
Uit de tabel blijkt dat per 1 maart 2013 voor ISD-Noordoost en Emmen de meeste cliënten zijn gezien; beide meer dan 130. Volgens afspraak ging het bij ISD-Noordoost om sociaal medische adviezen met een warme overdracht. Deze zijn ook geleverd door UWV-SMZ. Ook in Emmen ging het om SMA’s, maar lopende het project zijn daar (vooral eind 2012 en begin 2013) ‘AD-consult-adviezen’ bijgekomen. De reden daarvoor is is dat halverwege de pilot met Emmen de afspraak is gemaakt dat een arbeidsdeskundige zitting heeft in het Trainings Diagnose Centrum (TDC) en dat daar vooral behoefte was aan ‘AD op kop-adviezen.’ De SMA’s zijn verricht op het werkplein Emmen. Hoewel uit de tabel valt op te maken dat alleen bij ISD Noordoost de participatie-adviezen warm zijn overgedragen is dit niet geheel het geval: ook in Emmen is er sprake van een warme overdracht. Omdat echter zowel de arbeidsdeskundige als de verzekeringsarts – anders dan bij ISD Noordoost – in Emmen ter plekke gestationeerd waren zijn er geen kosten voor deze warme overdracht in rekening gebracht. ©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
19
In Leeuwarden heeft de pilot uiteindelijk een iets andere invulling gekregen, hier werkt UWV-SMZ in samenwerking met de MO-zaak vanaf september 2012 aan de ontwikkeling van een integraal indiceringsmodel. In Opsterland en Franekeradeel (ISD NW Friesland) is het gebleven bij de proef met 5 – 10 kandidaten en is geen vervolg op deze proef gekomen. In Groningen is eind 2012, in de laatste fase van de pilot, overeen gekomen om 100 van 600 te screenen kandidaten met grote afstand tot de arbeidsmarkt door UWV-SMZ te laten screenen. De overige 500 kandidaten werden gescreend door Iederz, een SW-bedrijf, aan de hand van de Dariuzsystematiek. Het is daarbij de bedoeling om de participatie-adviezen van UWV-SMZ af te zetten tegen de Dariuz-indicaties, maar dat valt buiten het bestek van deze evaluatie.
3.3
Stuurgroepvergaderingen: proces en belangrijkste inhoud
Gedurende de looptijd van de pilot zijn er met een gemiddelde frequentie van eens per maand (met uitzondering van de vakantieperiodes) bijeenkomsten van de stuurgroep georganiseerd. Tijdens deze vergaderingen is gesproken over een groot aantal onderwerpen die betrekking hebben op de voortgang van de pilot, te weten:
doelstelling en uitgangspunten;
randvoorwaarden, zoals:
-
onderlinge verantwoordelijkheden
-
privacy van medische gegevens
-
kwaliteitsborging
voorlichting over de pilot op uitvoerend en leidinggevend niveau, zoals aan medewerkers SMZ en aan gemeenten, aan staf/lijn SMZ en in een latere fase aan managers van sociale diensten);
inhoudelijke uitgangspunten, zoals: -
de reikwijdte van de dienstverlening aan de gemeenten
-
de vraag wat wel en niet tot de kerntaken van UWV SMZ gerekend kan worden
-
of en zo ja op welke wijze UWV SMZ haar taken op basis van de wensen van de gemeenten kan uitbreiden en zo een nieuw deel van de markt kan bedienen
knelpunten in de voortgang en de ontwikkeling van de voor de pilot benodigde ‘producten’, zoals:
©
-
werkprocesschema’s
-
concept contracten met gemeenten
-
machtigingsformulieren voor de klant
-
raamwerk financieringssystematiek c.q. urenverantwoording aan de gemeenten
-
procedure voor klachten en bezwaar van klanten.
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
20
Het aantal onderwerpen dat tijdens de stuurgroepvergaderingen aan de orde kwam is dermate groot dat deze binnen de kaders van dit verslag onmogelijk allemaal uitputtend kunnen worden besproken. Daarom is ervoor gekozen vooral die onderwerpen te bespreken die voor de uitvoering van (toekomstige) soortgelijke projecten in den lande van belang zijn. In tabel 3 (pagina 23) zijn de belangrijkste onderwerpen weergegeven, met de daarbij horende knelpunten en gekozen oplossingen. Hieronder zullen de in de tabel genoemde punten kort worden toegelicht. Voor een uitgebreidere toelichting wordt verwezen naar bijlage 4.
3.3.1
Taakverdeling en verantwoordelijkheden
Omdat de wensen en verwachtingen omtrent de pilot per gemeente uiteenlopen kan niet worden gekozen voor één uniforme werkwijze, maar dient per regio voor een eigen invulling van de pilot worden gekozen. Om deze eigen invulling mogelijk te maken is het besluit genomen dat de Managers Claim (MC) van de regionale vestigingen van UWV SMZ verantwoordelijk zijn voor de inrichting van het proces op basis van de vraag van de gemeente als klant. Er zijn tevens processchema’s ontwikkeld met daarin globale afspraken met betrekking tot het invlechten van de huidige wettelijke producten in de werkwijze van de pilot (zie bijlagen 1 en 2). Taken en rollen van de klantmanager en vervolgens de medewerkers bij SMZ zijn daarbij meegenomen.
3.3.2
Privacy van medische gegevens
Gegevens in het kader van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling mogen zonder toestemming van de cliënt niet gebruikt worden voor de advisering van de gemeente / ISD. In de praktijk vraagt de verzekeringsarts mondeling toestemming over gebruik van UWV-gegevens voor het advies aan de gemeente / ISD en maakt hiervan aantekening in het dossier. De arbeidsdeskundige draagt alleen de vertaalslag van medische gegevens naar arbeidsmogelijkheden aan de gemeenten over.
3.3.3
Draagvlak en voorlichting
Staf- en lijnfunctionarissen van UWV-SMZ blijken bij de start van het project niet goed op de hoogte van de nieuwe wetgeving op het terrein van onderwijs, jeugdzorg, de AWBZ en de WMO binnen het kader van arbeid en sociale zekerheid, zoals die tijdens het kabinet Rutte I werd aangekondigd. Daarnaast bestond er onvoldoende draagvlak voor de pilot binnen de organisatie en hadden ook de gemeenten een sterke informatiebehoefte. De volgende beslissingen zijn genomen:
Er is een informatieve bijeenkomst georganiseerd voor staf- en lijnfunctionarissen van bij de pilot betrokken vestigingen van UWV SMZ. Tijdens deze bijeenkomst heeft het Breuer Instituut een
©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
21
uitgebreide voorlichting gegeven over de veranderingen in de wetgeving, de gevolgen daarvan voor de gemeenten en voor de perspectieven van UWV-SMZ.
Aansluitend op de voorlichtingsbijeenkomst van het Breuer Instituut is ten behoeve van de gemeenten een presentatie gehouden over de pilot rond de nieuwe wetgeving. Tijdens deze bijeenkomst heeft de directeur van UWV SMZ de landelijke kaders van de pilot geschetst, is door de projectleider de doelstelling en globale opzet gepresenteerd en is door de onderzoekers in grote lijnen aangegeven hoe de wetenschappelijke evaluatie van het project zal plaatsvinden.
Tenslotte zijn er meerdere voorlichtings- / instructiebijeenkomsten voor uitvoerenden georganiseerd, zowel in Groningen, als in Friesland en Drenthe.
3.3.4
Reikwijdte van de pilot
Een pilot waarin een nieuwe vorm van samenwerking wordt getest is aanleiding voor herdefiniëring van de bestaande kaders. Mede door de presentatie van het Breuer Instituut, waarin potentiële aanknopingspunten naar voren kwamen voor uitbreiding van het aanbod van SMZ, als de aanvankelijke inschatting van de behoeften van een aantal deelnemende gemeenten aan een zogenaamd ‘full service pakket’ (waarvan zowel de indicatiestelling vanuit de WWNV als vanuit de WMO deel uitmaakt), zijn lange discussies gevoerd over de reikwijdte van de pilot en de wenselijkheid van:
uitbreiding van het aanbod van indicaties van UWV naar voorzieningen, onder verwijzing naar het feit dat het UWV tot 1994 (totdat de Wet Voorziening Gehandicapten werd ingevoerd) ook reeds indicatiestellingen deed voor zowel leef- als werkvoorzieningen;
de door SMZ te maken inhoudelijke inhaalslag bij uitbreiding van haar aanbod;
het reduceren van het aantal loketten vanuit het perspectief van de klant, mede gezien de grote overlap tussen de mensen die uit hoofde van de WWnV bij het UWV zullen komen en zij die dat (bij een ruimer UWV-aanbod) uit hoofde van de WMO zullen doen; het gaat vaak om dezelfde mensen;
een verdere uitbreiding van het UWV SMZ-aanbod naar andere terreinen dan voorzieningen, zoals op het terrein van onderwijs.
In de loop van de pilot raakt de discussie over de reikwijdte van de pilot meer op de achtergrond en kan geconcludeerd worden dat een ingrijpende verandering in de strategie en werkwijze van SMZ op basis van de zich wijzigende markt niet aan de orde is.
©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
22
TABEL 3
©
IN STUURGROEP INGEBRACHTE KNELPUNTEN EN OPLOSSINGEN
Onderwerp
Knelpunt
Oplossing
Taakverdeling en verantwoordelijkheden binnen de pilot
De keuze voor een uniforme werkwijze doet afbreuk aan diversiteit in wensen gemeenten
Managers Claim van regionale UWVSMZ-vestigingen zijn verantwoordelijk voor invulling van de pilot Ontwikkelen processchema
Privacy van medische gegevens
Gegevens die ooit binnen SUWIkader zijn verzameld dreigen binnen de pilot buiten dat kader te worden gebruikt
Het tekenen van een machtiging door de cliënt, uitgaande van informed consent (in de ruimste zin) Het niet verstrekken van medische gegevens aan de gemeenten, alleen de vertaalslag naar participatiemogelijkheden door de arbeidsdeskundige
Voorlichting over nieuwe wetgeving en het project
Bij UWV-SMZ ontbreekt essentiële kennis over de nieuwe wetgeving in brede zin en de gevolgen daarvan voor de gemeenten. Uitvoerenden zijn onvoldoende op de hoogte van inhoud project
Informatiebijeenkomst nieuwe wetgeving betrokken staf-lijn functionarissen UWV-SMZ Voorlichtingsbijeenkomst deelnemende gemeenten Voorlichtingsbijeenkomsten uitvoerenden in Friesland, Groningen en Drenthe
Reikwijdte van de pilot
De inschatting door UWV-SMZ dat gemeenten behoefte hebben aan ‘integrale’ adviezen leidt bij sommige betrokkenen tot zorgen over ondoordachte uitbreiding van het aanbod
Behoeften van de gemeenten blijken minder divers en minder ‘integraal’ dan aanvankelijk werd gedacht Zorgen over ondoordachte uitbreiding worden getemperd door de feitelijke gang van zaken: het gaat in de pilot om twee producten: SMA en AD-consult
Kwaliteitsborging
Omdat het binnen de pilot om nieuwe producten gaat moet de kwaliteitsborging daarvan opnieuw worden vastgesteld
Ontwikkelen format kwaliteitsborging met daarin: - criteria voor de rapportage van VA en AD - voorstel borging interne kwaliteit - voorstel borging externe kwaliteit (klant-tevredenheid) - voorstel borging kwaliteit werkzaamheden VA en AD Notitie afhandelen klachten / bezwaren cliënt
Processchema Sociaal Medisch Advies
Voor de samenwerking met de gemeenten zijn de bestaande processchema’s niet toereikend
Ontwikkelen processchema SMA voor samenwerking met gemeenten
Beslisboom klantmanagers
Klantmanagers gemeenten zijn niet ervaren in voorselectie van kandidaten voor participatie-advies UWV-SMZ
Ontwikkeling van digitaal screeningsinstrument (ontwikkeling is bij einde pilot nog niet afgerond)
Normering en urenverantwoording
Kostprijsberekening aan gemeenten moet bij nieuwe producten in een nieuwe situatie opnieuw worden ‘geijkt’
Tijdschrijven VA en AD voor nieuwe producten om zo gefundeerd tarief aan de gemeenten vast te stellen
Loonwaardebepaling Dariuz – UWV-SMZ
Dariuz kan voor UWV-SMZ en de gemeenten als een alternatieve werkwijze worden aangemerkt
proef met inhoudelijke vergelijking tussen loonwaardebepaling aan de hand van Dariuz en door UWV-SMZ
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
23
3.3.5
Kwaliteitsborging
Een staf arbeidsdeskundige en een staf verzekeringsarts hebben medio januari 2012 een format opgesteld voor de kwaliteitsborging binnen de pilot. Dit format is getoetst in de stuurgroepvergaderingen. In het format zijn criteria opgenomen voor borging van:
de werkzaamheden en rapportage van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige;
de interne kwaliteit;
de externe kwaliteit (klanttevredenheid).
Door een staf verzekeringsarts is in dezelfde periode een notitie geschreven over het afhandelen van klachten en bezwaren van de cliënt. Het uitgangspunt daarbij is dat SMZ onderzoek verricht in opdracht van de gemeente. In de notitie wordt aangegeven dat indien de cliënt het niet eens is met de inhoud van het advies van verzekeringsarts of de arbeidsdeskundige aan de gemeente, de bezwaarprocedure via de gemeente loopt. De gemeente is namelijk als opdrachtgever verantwoordelijk voor de op basis van dit advies genomen beslissing. Wel kan de gemeente SMZ om een reactie vragen op een bezwaar. Bij klachten gaat het niet om de inhoud van het participatie-advies maar om de bejegening door verzekeringsarts en/of de arbeidsdeskundige. Klachten tegen de verzekeringsarts en/of arbeidsdeskundige dienen bij de gemeente kenbaar gemaakt te worden. Vervolgens worden deze door de gemeente aan SMZ doorgegeven, waarna SMZ de klachten volgens haar eigen klachtenprocedure afhandelt en daarvan de cliënt en de gemeente verslag doet.
3.3.6
Processchema’s Sociaal Medisch Advies (SMA) en AD-consult
Voor de samenwerking met de gemeenten bleken de binnen UWV-SMZ bestaande processchema’s niet toereikend. Door een staf procesbegeleider van SMZ en twee managers claim van regionale SMZ-vestigingen zijn daarom processchema’s voor een SMA en AD-consult ontwikkeld, waarin het proces van uitvoeren van een participatieadvies van SMZ in beeld wordt gebracht vanaf het moment van aanvraag door de klantmanager van de gemeente (zie bijlagen 1 en 2). In het geval gemeenten de arbeidsdeskundige aan de voorkant van het proces geplaatst willen zien (AD-consult) wordt de verzekeringsarts alleen betrokken indien daartoe noodzaak bestaat.
3.3.7
Beslisboom klantmanager
Gemeenten blijken behoefte te hebben aan ondersteuning van klantmanagers bij de vraag welke kandidaten, die zich bij de gemeenten melden, in aanmerking dienen te komen voor een participatieadvies van UWV SMZ. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan een beslisboom, aangevuld met een begeleidende bijscholing over het houden van een semigestructureerd interview met de
©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
24
klant. Binnen de gemeente Groningen wordt daarom een digitaal screeningsinstrument ontwikkeld. Tijdens de afronding van de pilot was dit instrument echter nog niet gereed.
3.3.8
Tijdschrijven, normering, urenverantwoording
Bij nieuwe, door UWV-SMZ te ontwikkelen producten, zoals binnen de pilot aan de gemeenten / ISD’s geleverd, moet de kostprijsberekening opnieuw worden ‘geijkt’. Daarom zijn – mede uit oogpunt van efficiency –binnen de pilot de VA en AD voor een aantal producten actief met tijdschrijven bezig geweest. Aan de hand van het tijdschrijven kon aan de gemeenten per product een heldere kostprijsberekening worden gepresenteerd. De landelijke normen van SMZ zijn overigens mede op basis van deze tijdschrijfgegevens vastgesteld.
3.3.9
Loonwaardebepaling: vergelijking Dariuz en UWV-SMZ
Dariuz, het systeem waar de gemeenten en SW-bedrijven soms gebruik van maken, kan voor de gemeenten als een alternatief product worden aangemerkt. Dariuz betreft de verzamelnaam voor een aantal instrumenten die kunnen worden gebruikt voor het stellen van een diagnose (instroom), assessment (doorstroom), loonwaardebepaling en matching (uitstroom). Met Dariuz kunnen hun loonwaarde, competenties, de trede op de Participatieladder, de belangrijkste obstakels en hun mogelijkheden voor duurzame (arbeids)participatie worden vastgesteld, door gebruik te maken van een webbased instrument. Een medisch onderzoek maakt echter geen onderdeel van Dariuz uit. Momenteel vindt binnen de gemeente Groningen een vergelijking van Dariuz met de indicatie van UWV-SMZ plaats.
3.3.10 Samenwerking Werkbedrijf en SMZ Zowel het Werkbedrijf als UWV-SMZ hebben contacten met gemeenten in het kader van participatie. Naar aanleiding van de pilot is een strategisch plan door SMZ en het Werkbedrijf Groningen ontwikkeld voor samenwerking met de gemeenten. Punten uit dat plan zijn:
bundeling van werkgeversbenadering;
gebruik van/overdracht (Wajong -/ scholings -) netwerken en kennis;
competentiegericht adviseren (CTC);
verrijking van het sociaal medisch advies met recente regionale arbeidsmarktinformatie;
samenstelling van een stuurgroep, welke regelmatig samenkomt en gezamenlijk naar buiten treedt, bijvoorbeeld bij presentaties en contacten met gemeenten.
©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
25
3.4
Slotinterviews met drie gemeenten
Aan het einde van de pilot zijn met de twee gemeenten en de ISD die de meeste gegevens hebben aangeleverd, te weten ISD Noordoost, Emmen en Hoogeveen, slotinterviews gehouden (zie ook paragraaf 2.1). De gegevens die deze interviews hebben opgeleverd worden hier beknopt weergegeven.
3.4.1
ISD Noordoost (Delfzijl)
De directeur van ISD Noordoost geeft aan tevreden te zijn met de participatie-adviezen UWV-SMZ, ze heeft geen enkel tegengeluid van de klantmanagers gehoord. “De samenwerking met SMZ bestaat dan ook al vijf jaren en zit erg in het werkproces ‘ingebakken’”, zo geeft zij aan. “Wij spreken dezelfde taal: de nadruk leggen op mogelijkheden in plaats van beperkingen. Ik vind de samenwerking met UWV-SMZ een schoolvoorbeeld van hoe het zou moeten tussen ketenpartners.” Het is volgens de directeur dan ook vanzelfsprekend dat de samenwerking wordt gecontinueerd in het kader van de op handen zijnde Participatiewet. Wajongers en SW-ers die vanaf de invoering van die wet geen beroep meer op die regelingen kunnen doen zouden dan meteen in de SMZ-aanpak dienen in te stromen, zo geeft ISD Noordoost aan. Een verschil met de situatie tijdens de start van de pilot is dat personen die onder de 50-55% belastbaar waren naar participatieteam werden verwezen, terwijl dat nu geldt voor onder de 40% belastbaarheid. De indeling komt er nu zo uit te zien: 0-20% belastbaarheid betreft volledig Wajong, 20-40% wordt doorverwezen naar participatieteam, 40-80% komt in aanmerking voor SW-bedrijf en personen die 80% of meer belastbaar zijn gaan naar het werkteam. ISD Noordoost geeft aan dat ze – naast die met UWV-SMZ – twee andere pilots uitvoeren, namelijk met:
WegWijzer van Dariuz, waarmee bij de WWB-, Wsw- en Wajong-populatie een eerste screening kan worden gedaan in het kader van werk. Het instrument beoogt professionals tijdens de intake inzicht te geven in het arbeidspotentieel van cliënten en te laten zien wat nodig is om dit potentieel te realiseren. Aanvullend hierop wordt de cliënt ingedeeld op de participatieladder en wordt advies gegeven over de noodzaak van aanvullende (zorg)trajecten.
Regioplan, een ‘voorspellende’ vragenlijst die de klant zelf kan invullen, aangevuld met de zogenaamde ABC-meting. Een belangrijke veronderstelling bij de ontwikkeling van de ABCmeting is dat die competenties bij het vinden van werk weliswaar van belang zijn, maar zelden doorslaggevend. De attitude van de klant is dat volgens de methode wel. De ABC-meting (Attitude, Balans, Competenties) meet naast houding of iemand ‘in balans’ is en maakt aan de hand daarvan een koppeling naar functieprofielen en voorbeeldfuncties.
©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
26
ISD Noordoost geeft aan dat de WegWijzer van Dariuz, het Regioplan en de ABC-methode enerzijds en de inspanningen van UWV-SMZ anderzijds elkaar in de toekomst in Delfzijl op geen enkele manier zullen ‘bijten’.
3.4.2
Emmen
De senior accountmanager Werk van de gemeente Emmen geeft aan dat de samenwerking met UWV-SMZ binnen de pilot naar tevredenheid is verlopen. Wel zijn er veel meer klanten aangemeld dan bij de start van de pilot was verwacht. Vervolgens onderstonden er problemen met doorlooptijden (6 weken in plaats van de gewenste 2-3 weken), die SMZ echter niet aan te rekenen vielen, omdat zij deze hoeveelheid klanten niet hadden kunnen zien aankomen. Ondanks het feit dat er extra capaciteit ingezet is, kon deze achterstand niet snel genoeg worden verwerkt. Emmen geeft drie redenen aan voor het ontstaan van de situatie:
Binnen de gemeente is vanuit het team participatie eind vorig jaar de opdracht neergelegd om veel mensen aan te melden voor het Trainings Diagnose Centrum (TDC). Voor dit centrum worden vooral kortdurend werkelozen aangemeld, die een redelijk grote kans maken op de arbeidsmarkt terug te keren. Voor dit centrum is een korte doorlooptijd van groot belang om mensen snel gericht op het centrum aan het werk te kunnen zetten.
De klantmanagers vanuit de gemeenten melden soms iets te gemakkelijk aan, zelfs terwijl sommige gegevens al lang bekend zijn.
De indruk bestaat dat de AD of VA van UWV-SMZ ook wel eens worden gebruikt voor het verkrijgen van een second opinion. Dan betreft het per definitie mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, die veel meer tijd kosten.
Al met al ging men bij de start van het project ging uit van 10-15 aanmeldingen per week, maar het zijn er veel meer geworden (soms wel 40-50). De klantmanagers van de gemeente Emmen zijn tevreden over de kwaliteit van het advies dat ze van SMZ hebben gekregen, zo geeft de senior accountmanager aan. Sterk punt van de organisatie van de pilot is dat de AD op het TDC een werkplek heeft gekregen voor 2 dagen in de week op het TDC (AD op kop), terwijl de keuringen op het werkplein gebeuren (SMA’s). Uiteindelijk betreft zo’n 35% van de gevallen een ‘AD-consult-advies’, terwijl de inschatting vooraf was dat dit er meer zouden zijn. Het onverwacht grote aantal personen met medische problematiek is hier debet aan. Voor de gemeente Emmen is duidelijk dat de samenwerking met UWV-SMZ wordt gecontinueerd. Wel dienen de klantmanagers te worden bijgeschoold wanneer UWV-SMZ waarvoor moet worden ingeschakeld. Ook moeten zij meer zich krijgen op het verschil tussen een VA (SMA) en een AD (AD op kop). ©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
27
Tenslotte geeft de accountmanager aan dat de AD-ers wat hem betreft in de toekomst ook adviezen kunnen geven in het kader van WMO en voorzieningen thuis.
3.4.3
Hoogeveen
De leidinggevende aan werkcoaches binnen de gemeente Hoogeveen geeft aan zeer tevreden te zijn met de adviezen (SMA’s) van UWV-SMZ. Een paar kleine knelpunten binnen de pilot worden aangegeven:
Bij WSW-indicaties neemt UWV-SMZ niet rechtstreeks contact op met de WSW-coach , terwijl dat de snelheid van de indicatie ten goede zou komen en tot gevolg heeft dat de klant niet opnieuw op gesprek hoeft te komen.
Als een klant in aanmerking komt voor WIA of Wajong hoeft de gemeente in principe de kosten niet te betalen. De inschatting bij de start van de pilot is dat er veel klanten in aanmerking zouden komen voor zo’n uitkering, maar dat blijkt er uiteindelijk maar één (onder 53 afgegeven adviezen) te zijn. Dat is een financiële tegenvaller voor de gemeente.
In één geval bestaat verbazing over uitblijven van een Wajong-indicatie. Hierover is contact opgenomen met UWV-SMZ. Hoewel hun verklaring plausibel is (door niet tijdig bezwaar in te dienen kan de klant niet in aanmerking komen voor Wajong), voelt het eindresultaat niet bevredigend.
In één geval is bij een klant een extra diepgaand psychologisch onderzoek geïndiceerd, waarvan de kosten echter erg tegen vallen. Hoogeveen had niet verwacht dat dit niet in het SMZ-advies is opgenomen. Hoewel een en ander keurig is aangegeven door SMZ is uiteindelijk wel van het aanvullend psychologisch onderzoek afgezien.
In de logistiek hebben zich verder geen knelpunten voorgedaan, Hoogeveen is tevreden over de snelheid en de bereikbaarheid van UWV-SMZ, evenals over de kwaliteit adviezen. De voorselectie door klantmanagers / werkcoaches van de kandidaten die voor UWV-SMZ-advies in aanmerking kwamen verloopt eveneens zonder problemen. Nieuw is dat nu een bedrijfsarts wordt ingeschakeld (via een contract met een arbodienst) die in actie komt bij ziekte met arbeidsverzuim als gevolg. Voor de klantmanagers levert dit volgens Hoogeveen geen problemen op; die zijn goed in staat om te beslissen wanneer de bedrijfsarts en wanneer UWV-SMZ moet worden ingeschakeld. De belangstelling voor het product ‘AD-consult’ neemt bij de gemeente toe, te illustreren aan een nieuwe offerte die bij UWV is opgevraagd. Wat bij de gemeente Hoogeveen ook toeneemt is de belangstelling voor een integrale indicatie van UWV-SMZ, waarvan ook voorzieningen deel uitmaken. ”UWV-SMZ heeft ons zelf deze suggestie gedaan, maar we vinden dit zeker het onderzoeken waard. Het gaat echter slechts om een klein deel
©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
28
van de mensen: 100 van de 1200 klanten van de gemeente hebben een WMO-voorziening”, zo stelt de gemeente.
©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
29
4
Resultaten effectevaluatie
Hieronder worden de resultaten weergegeven van de gegevens verkregen met de digitale vragenlijst, welke door klantmanagers van de deelnemende gemeenten is ingevuld.
4.1
Respons
In tabel 4 wordt weergegeven hoeveel vragenlijsten er per gemeente zijn ingevuld. In deze tabel zijn ook de drie gemeenten opgenomen die er pas aan het einde van de pilot bij zijn gekomen. Deze gemeenten zijn bij de presentatie van de overige gegevens buiten beschouwing gelaten. TABEL 4 AANTAL INGEVULDE VRAGENLIJSTEN PER DEELNEMENDE GEMEENTE Gemeente Leeuwarden ISD NW Friesland Opsterland Groningen ISD Noordoost Emmen Hoogeveen Midden Drenthe De Wolden Vlagtwedde Totaal
n 4 11 57 52 22 9 -
% 2.6 7.1 36.8 33.5 14.2 5.8 -
155
100
Uit de tabel blijkt dat vier (40%) van de gemeenten geen vragenlijstgegevens hebben aangeleverd. Dit geldt voor twee van de drie aan het einde van de pilot toegevoegde gemeenten, maar ook voor de gemeente Leeuwarden en Groningen. Nagenoeg 37% van de gegevens komt van ISD Noordoost, ruim een derde van Emmen en ruim 14% van Hoogeveen. De overige drie gemeenten, hebben tezamen 15% van de gegevens aangeleverd.
4.2
Evaluatie van het advies door klantmanagers
In tabel 5 wordt per gemeente getoond in hoeverre, naar het oordeel van de klantmanagers, het participatie-advies van UWV-SMZ de aanvankelijke vraag van de gemeente beantwoordde. Alleen die gemeenten die ingevulde vragenlijsten hebben aangeleverd zijn in de tabel opgenomen.
TABEL 5 Gemeente
ISD NW Fr Opsterland ISD NO Emmen Hoogeveen Midden Drenthe Totaal ©
MATE WAARIN PARTICIPATIE-ADVIES UWV-SMZ DE VRAAG VAN DE GEMEENTE HEEFT BEANTWOORD Participatie-advies vraagstelling beantwoord? ja, ja, nee, nee, in het anders, Totaal geheel gedeeltelijk onvoldoende geheel niet namelijk 4 (100%) 0 0 0 0 4 6 (55%) 3 2 0 0 11 43 (77%) 10 2 1 0 56 40 (78%) 5 5 1 0 51 18 (82%) 2 1 0 0 21 8 (89%) 1 0 0 0 9 119 (78%)
21
10
2
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
0
152 30
Uit de tabel blijkt dat in 78% (119 van de 152 adviezen) van de gevallen het participatie-advies van UWV-SMZ de aanvankelijke vraagstelling van de gemeente ‘geheel’ heeft beantwoord. In 14% (21 van de 152 adviezen) was sprake van een ‘gedeeltelijke’ beantwoording van de vraagstelling van de gemeente. In 7% van de gevallen werd de vraag ‘onvoldoende’ beantwoord, terwijl deze in 1% van de gevallen ‘in het geheel niet’ werd beantwoord. Tabel 6 toont in hoeverre de gemeenten van oordeel zijn dat de adviezen van UWV-SMZ voor participatiedoeleinden kunnen worden gebruikt. Opnieuw zijn alleen die gemeenten die ingevulde vragenlijsten hebben aangeleverd in de tabel opgenomen. TABEL 6 Gemeente
ISD NW Fr Opsterland ISD NO Emmen Hoogeveen Midden Drenthe
MATE WAARIN PARTICIPATIE-ADVIES UWV-SMZ BRUIKBAAR WORDT BEVONDEN IN KADER PARTICIPATIE Participatie-advies bruikbaar? ja, ja, nee, nee, in het anders, Totaal zeer zeker gedeeltelijk onvoldoende geheel niet namelijk 4 (100%) 0 0 0 0 4 6 (55%) 3 2 0 0 11 39 (69%) 13 1 0 3 56 38 (75%) 7 4 1 1 51 16 (76%) 4 0 0 1 21 6 (67%) 2 0 0 1 9
Totaal
109 (72%)
29
7
1
6
152
Tabel 6 vertoont overeenkomst met tabel 5, zij het dat de percentages in de eerste kolom (‘ja, zeer zeker’) van tabel 6 wat lager liggen dan van de eerste kolom (‘ja, geheel’) van tabel 5. Blijkbaar is de mate waarin het participatie-advies van UWV-SMZ de vraagstelling van de gemeente beantwoordt niet altijd een garantie dat het advies ook daadwerkelijk in het kader van participatie valt te gebruiken. Onduidelijk is of in die gevallen de vraagstelling scherper had moeten worden verwoord of het advies meer op participatie gericht had moeten worden. Tabel 7 is een combinatietabel. Hierin wordt zowel getoond of de adviezen van UWV-SMZ op het terrein van participatie reeds enig effect hebben gehad, als het feit dat deze adviezen al of niet bruikbaar zijn in een breder kader dan alleen participatie. De lezer dient zich hierbij te realiseren dat een eventueel effect op het terrein van participatie pas op termijn kan worden verwacht.
TABEL 7
REEDS GESIGNALEERD EFFECT ADVIES UWV-SMZ EN BRUIKBAARHEID ADVIES IN BREDER KADER Reeds zichtbaar effect van advies UWV-SMZ in termen van participatie Advies heeft motivatie cliënt positief beïnvloed Advies heeft weerstanden doorbroken Advies heeft ervoor gezorgd dat cliënt pro-actiever is geworden
15 18 6
10.8% 13.7% 3.9%
Totaal
39
25.6%
WSW-indicatie Huisvesting Schuldhulpverlening Handhaving
18 2 6 8
11.8% 1.3% 3.9% 5.3%
Totaal
34
22.3%
Participatie-advies UWV-SMZ is tevens bruikbaar in kader:
©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
31
Uit tabel 7 blijkt dat in ruim een kwart van de gevallen het advies van UWV-SMZ naar het oordeel van de klantmanagers reeds een zichtbaar effect heeft gehad op de participatie van de betrokken cliënt. Naast het effect op de participatie geeft een aantal klantmanagers (n = 101) tevens andere effecten van het participatie-advies aan. Deze worden in bijlage 5 weergegeven.
©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
32
5
Conclusies, beschouwing en aanbevelingen
Zowel ten behoeve van de proces- als de effectevaluatie is een aantal vragen opgesteld die leidend zijn geweest voor de uitvoering van deze evaluatieonderdelen. In dit slothoofdstuk zullen conclusies worden getrokken aan de hand van de antwoorden op deze vragen. Vervolgens zullen deze conclusies in een breder perspectief worden geplaatst in een korte beschouwing. Onderdeel van deze beschouwing vormt ook een kritische blik op de methodologie die is gehanteerd. Tenslotte zullen enkele aanbevelingen worden geformuleerd.
5.1
Conclusies procesevaluatie
In paragraaf 2.1 van dit rapport staan de vragen weergegeven die bij de procesevaluatie centraal hebben gestaan. Zij zullen hier achtereenvolgens worden besproken.
Aan welke randvoorwaarden moet tegemoet worden gekomen om de doelstellingen van de pilot te kunnen realiseren? Uit de procesevaluatie is gebleken dat er aan een aantal randvoorwaarden tegemoet gekomen moet worden om de belangrijkste doelstelling van de pilot te realiseren: het vaststellen of en in welke mate UWV-SMZ de gemeente kan ondersteunen bij hun toekomstige verantwoordelijkheid voor participatie van burgers. Zo dienen de personen die bij de pilot zijn betrokken adequaat over de pilot en de context van de pilot te worden voorgelicht, zodat draagvlak wordt gecreëerd. Vastgesteld moet worden waar de grens ligt met betrekking tot het tegemoet komen aan de wensen van de gemeenten en daarmee welke producten wel of welke niet tot de kerncompetentie van UWV-SMZ behoren. Er moet een adequaat systeem van kwaliteitsborging voor de nieuwe samenwerkingsverbanden met de gemeenten worden ontwikkeld. Ook is het van belang dat de privacy van de cliënt gewaarborgd wordt als gegevens naar de gemeenten worden overgedragen. Voor de producten / diensten die aan de gemeenten geleverd zullen worden moeten nieuwe processchema’s worden ontwikkeld waaruit duidelijk wordt hoe het proces van dienstverlening verloopt. In al deze randvoorwaarden is door de stuurgroep op adequate wijze voorzien. Twee andere randvoorwaarden voor het realiseren van de doelstellingen van de pilot worden hier nog kort toegelicht. De eerste is van wetenschappelijke aard. Om de toegevoegde waarde van UWVSMZ in de rol van publieke indicatiesteller en als samenwerkingspartner van de gemeente goed te kunnen vaststellen is een noodzakelijke voorwaarde dat er voldoende personen zijn die binnen de pilot onderwerp van evaluatie zijn; in dit geval de personen ten aanzien waarvan UWV-SMZ om een participatie-advies wordt gevraagd. Helaas is het bij een aantal gemeenten binnen de looptijd van de pilot ofwel beperkt tot een daadwerkelijke samenwerking gekomen ofwel tot een andere vorm van samenwerking gekomen dan vooraf was voorzien. Bij een enkele gemeente (Leeuwarden) was van ©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
33
zo’n andere vorm sprake (ontwikkelen model integrale indicering) met als gevolg dat hier geen vragenlijstgegevens uit voortgekomen zijn. Bij een Friese ISD (ISD NW Friesland) is het gebleven bij een proef met ‘gesloten beurs’ bij een zeer beperkt aantal personen. In Groningen is het pas zeer laat in het pilottraject tot uitvoering van afspraken gekomen. Ondanks het feit dat daar uiteindelijk wel een substantieel aantal personen door UWV-SMZ wordt ‘beoordeeld’ is de aanlevering van data ten behoeve van de wetenschappelijke evaluatie niet van de grond gekomen. Tussen de overige twee gemeenten en ISD (Emmen en Hoogeveen en ISD Noordoost) en UWV-SMZ is wel een vruchtbare samenwerking tot stand gekomen, die ook een substantieel aantal vragenlijstgegevens heeft opgeleverd. Daarmee is aan de randvoorwaarde van een voldoende aantal participatieadviezen om een wetenschappelijk oordeel te vellen over de kwaliteit qua aantal (n = 155) wel voldaan, maar qua spreiding over verschillende gemeenten / ISD’s niet. De mate waarin de gemeente een helder idee voor ogen heeft van de wijze waarop een beroep op UWV-SMZ wordt gedaan (voor welke doelgroep wordt SMZ ingezet, welk product moeten ze leveren, aan welke voorwaarden moet het product voldoen, met welke (commerciële) partner moeten ze samenwerken etcetera) blijkt daarbij in sterke mate van invloed op een succesvolle samenwerking tussen de gemeenten en UWVSMZ. Opvallend is tevens dat de twee van de drie gemeenten / ISD’s waarmee een vruchtbare samenwerking tot stand is gekomen, die ook gegevens voor de effectevaluatie heeft opgeleverd, de gemeenten zijn die reeds voor deze pilot ook al enige vorm van samenwerking met UWV-SMZ hadden. De positieve ervaringen die zij hiermee hadden hebben de ervaringen met UWV-SMZ binnen de pilot waarschijnlijk mede gekleurd, kunnen drempels weggenomen hebben en dragen er wellicht aan bij dat gemeenten zich een betere voorstelling kunnen maken van de door hen gewenste rol van UWV-SMZ in het kader van participatie.
Is de pilot volgens de planning verlopen en zo nee, om welke redenen is van de planning afgeweken? De mate waarin de pilot volgens planning is verlopen verschilt per gemeente. In de gemeente Leeuwarden is door het zoeken naar een andere samenwerkingsvorm – het ontwikkelen van een systematiek voor integrale indicering – van de aanvankelijke planning afgeweken. In de gemeente Groningen is het uiteindelijk wel tot een substantiële samenwerking gekomen, maar veel later dan gedacht. Het heeft hier lange tijd geduurd voordat de gemeente een helder beeld had op welke wijze zij UWV-SMZ wilde inzetten, mede omdat zij ook de bruikbaarheid van een alternatieve vorm van indiceren (Dariuz) wilde onderzoeken. In één ISD en één gemeente (ISD Noordwest Friesland en Opsterland) is weliswaar in een proefvorm door UWV-SMZ een aantal indicaties gedaan, maar bleek deze testfase niet te worden vervolgd, waar UWV-SMZ bij de start van de pilot wel op had gehoopt.
©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
34
Bij één van de overige drie gemeenten, Emmen, is qua tijdsfasering minder van de planning afgeweken, maar zag de inhoud van de pilot er iets anders uit dan vooraf was voorzien. Hier zijn uiteindelijk meer personen voor het Trainings Diagnose Centrum gescreend aan de hand van het ADconsult dan vooraf was gedacht. Bij de overige gemeente Hoogeveen en ISD Noordoost is het project nauwelijks van de planning afgeweken.
Welke knelpunten doen zich binnen de pilot voor en op welke wijze is met deze knelpunten omgegaan? Behalve de hierboven genoemde knelpunten die te maken hadden met een (nog) niet helder beeld van sommige gemeenten over de wijze waarop UWV-SMZ kon worden ingezet of met een afgenomen behoefte tot samenwerken met UWV-SMZ, hebben zich in de pilot een groot aantal praktische knelpunten voorgedaan. Deze staan vermeld in de tweede kolom van tabel 3 (paragraaf 3.3) en liggen op het terrein van het vastleggen van de taakverdeling en onderlinge verantwoordelijkheden binnen de pilot onder garantie van de diversiteit in wensen van de gemeenten, het borgen van de privacy van de cliënt bij gebruik van diens gegevens buiten SUWIkader, het opheffen van kennislacunes bij staf en lijn van UWV-SMZ over de nieuwe wetgeving in brede zin, het binnen het kader van de pilot opnieuw bepalen wat de kerncompetentie(s) van UWVSMZ zijn, de kwaliteitsborging van ‘nieuwe’ participatie-adviezen, het vaststellen van nieuwe schema’s voor het vastleggen van het proces van samenwerking met de gemeenten, het omgaan met een gebrek aan ervaring bij klantmanagers van de gemeenten om personen systematisch te screenen die in aanmerking komen voor een participatieadvies van UWV-SMZ en het bewerkstelligen van een beter gezamenlijk beleid naar de gemeenten tussen het Werkbedrijf en SMZ. In de stuurgroep is in een zeer constructieve sfeer pro-actief en slagvaardig met deze knelpunten omgegaan, hetgeen ertoe heeft geleid dat de meeste knelpunten adequaat zijn opgelost. Op knelpunten die verband hielden met nog onheldere beeldvorming van sommige gemeenten omtrent de wijze van samenwerking met UWV-SMZ kon ook de stuurgroep slechts zeer beperkte invloed uitoefenen.
Welke factoren hebben binnen de pilot juist stimulerend gewerkt met betrekking tot het realiseren van de doelstellingen van de pilot? De factoren die stimulerend hebben gewerkt bij het realiseren van de doelstellingen van de pilot liggen reeds in de beantwoording van de vorige drie vragen besloten en liggen op het terrein van:
een zeer slagvaardige, pro-actieve en oplossingsgerichte stuurgroep, die knelpunten tijdig signaleerde en adequaat aanpakte;
©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
35
een reeds bestaande samenwerking tussen UWV-SMZ en gemeenten voorafgaand aan de pilot, waardoor partijen weten wat ze aan elkaar hebben en elkaar hebben leren waarderen;
de mate waarin gemeenten reeds een duidelijk beeld hebben van de manier waarop ze UWVSMZ willen inzetten, zoals voor welke doelgroep, met welk soort advies en met welke partijen samengewerkt moet worden. Hoe duidelijker dit beeld, hoe groter de kans op succesvolle samenwerking binnen de pilot.
5.2
Conclusies effectevaluatie
De effectevaluatie werd door drie vragen geleid, die hier achtereenvolgens kort zullen worden besproken.
Wordt met de door UWV-SMZ afgegeven indicatie een antwoord op de vraagstelling van de gemeente gegeven? Uit de gegevens die de gemeenten via de digitale vragenlijst hebben aangeleverd is gebleken dat de klantmanagers van de gemeenten in 78% van de gevallen van mening zijn dat het participatie-advies van UWV-SMZ de door hen gestelde vraagstelling ‘geheel’ beantwoordt. Dit percentage loopt op naar 92% indien ook de adviezen worden toegevoegd waarvan de klantmanagers stellen dat deze de vraagstelling gedeeltelijk beantwoorden. Daarmee is de conclusie gerechtvaardigd om te stellen dat UWV-SMZ in het overgrote merendeel van de adviezen waarvoor een digitale vragenlijst is ingevuld (n=155) in staat is gebleken de vraagstelling van de gemeenten adequaat te beantwoorden.
Biedt de indicatie de gemeente voldoende aanknopingspunten om de betreffende cliënt naar participatie te begeleiden? In 72% van de gevallen, zo blijkt uit de door klantmanagers ingevulde digitale vragenlijsten, geven de participatie-adviezen ‘zeer zeker’ voldoende aanknopingspunten om cliënten naar participatie te begeleiden. Dat percentage loopt op naar 91% indien daar ook de participatie-adviezen onder worden verstaan die ‘gedeeltelijk’ bruikbaar zijn in het kader van participatie. Deze gegevens billijken de conclusie dat de adviezen van UWV-SMZ voor de gemeenten in verreweg de meeste gevallen aanknopingspunten bieden om cliënten naar participatie te begeleiden.
Is er nadat UWV-SMZ haar indicatie c.q. participatieadvies heeft afgegeven reeds resultaat in termen van een toegenomen participatie zichtbaar bij de betreffende cliënt? Uit de gegevens van de digitale vragenlijst is gebleken dat in ruim een kwart van de gevallen door de klantmanagers reeds een zichtbaar effect van het advies van UWV-SMZ wordt gesignaleerd. Deze proportie is opmerkelijk vanwege het feit dat – gezien de lengte van een in te zetten traject – dit ©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
36
effect meestal niet direct na het afgeven van een advies kan worden verwacht en dat meeste gemeenten pas later in het project zijn gestart met het invullen van de digitale vragenlijst. Daarbij wordt deze proportie waarschijnlijk uitsluitend bereikt door effecten als het positief beïnvloeden van de motivatie van cliënten, het doorbreken van weerstanden en het bewerkstelligen van pro-activiteit bij de cliënt. De proportie cliënten waarbij een zichtbaar effect wordt gesignaleerd neemt nog toe indien daarbij ook effecten in aanmerking worden genomen die in de toelichting van de vragenlijst zijn gerapporteerd, zoals duidelijkheid voor de klant, geruststelling van de klant, handvatten voor het vervolgbeleid bij klanten, hulp gezocht bij hulpverlenende instantie, veranderingen in het financieringstraject, etcetera. Dit zijn weliswaar geen effecten die zich per direct in een toegenomen participatie vertalen, maar die daar op termijn wel aan kunnen bijdragen. En uiteraard is ook een vaststelling van UWV-SMZ dat een klant geheel arbeidsongeschikt is een oordeel dat een effect op participatie kan hebben, zij het dan niet in termen van betaald werk. Daarnaast blijkt dat de participatie-adviezen van UWV-SMZ in sommige gevallen in een breder kader toepasbaar zijn dan alleen in het kader van participatie, zoals in WMO-kader, in het kader van zorgc.q. hulpverlening, in het kader van sociale activering etcetera. Deze bevinding is van waarde in het kader dat meerdere gemeenten de behoefte hebben aangegeven in de toekomst meer op zoek te gaan naar ‘integrale’ adviezen.
5.3
Beschouwing
De op handen zijnde nieuwe wetgeving over participatie van burgers markeert een zich snel voltrekkende omslag in het denken over deelname aan de maatschappij bij politici, beleidsmakers en uitvoeringsinstanties. Werd arbeid 15 jaar geleden vooral als een risicofactor voor gezondheid en welbevinden beschouwd, nu is veel eerder sprake van een breed gedeelde opvatting dat het een beschermingsfactor betreft en zal deze omslag geleidelijk ook op de burger van invloed zijn. Steeds vaker wordt benadrukt dat arbeid tot zelfontplooiing leidt en dat juist het niet participeren aan de maatschappij risico’s met zich meebrengt, zoals sociale isolatie, financiële afhankelijkheid, een slechtere gezondheid en welbevinden, middelengebruik en criminaliteit. Deze radicale verandering in perceptie is deels ingegeven door de financiële noodzaak om arbeidsongeschiktheid en ziekteverzuim te beteugelen – zo min mogelijk mensen in een uitkering – maar komt ook voort uit een groeiende stroom maatschappelijke en wetenschappelijke gegevens. Deze veranderende beeldvorming stelt andere eisen aan de indicatiestelling in het kader van participatie. Lag hierbij vroeger vooral het aspect claimbeoordeling binnen de arbeidsongeschiktheid wetgeving centraal – het vaststellen van het verlies aan verdienvermogen als verzekerd object –, waarbij werd teruggekeken wat er met een cliënt was gebeurd en wat het verlies aan functioneren was; nu gaat het meer en meer om vooruitkijken en een toekomstgericht participatie-advies, waarin ©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
37
enerzijds iemands potentie in kaart wordt gebracht en anderzijds de randvoorwaarden waaraan voldaan moet worden om die potentie te benutten worden geïnventariseerd. Klantgerichtheid is daarbij in toenemende mate een centraal thema. De dienstverlening, ook die met betrekking tot participatie, dient de cliënt als uitgangspunt te nemen en ‘rondom’ de cliënt georganiseerd te worden. Vanuit dat uitgangspunt geredeneerd bestaat er soms een spanningsveld tussen institutionele dienstverlening en de belangen van de cliënt. De cliënt is immers vanuit de principes kwaliteit en continuïteit van dienstverlening niet gebaat bij een versnippering van zijn ondersteuningsbehoefte bij participatie over een groot aantal instituten, die zich ieder een eigen beeld moeten vormen over zijn problematiek en deze beeldvorming onvoldoende onderling uitwisselen. Het aan meerdere instanties veelal dezelfde gegevens moeten verstrekken is niet alleen inefficiënt, maar tevens een ongewenste belasting van cliënten en draagt bij aan een gevoel niet serieus te worden genomen en slachtoffer van een bureaucratisch systeem te zijn. Daar komt bij dat het belang van een instituut om een deel van de markt te (blijven) bedienen, en sterker: daarbij ook winst te maken (lang) niet altijd parallel loopt met de belangen van de cliënt. De decentralisatie van verantwoordelijkheden naar de gemeenten kan een belangrijk aanknopingspunt vormen om de dienstverlening – ook die in het kader van participatie – meer klantgericht te organiseren; er is immers één regievoerder die beslist hoe de klant wordt bediend en die invloed heeft op het aantal loketten waarmee deze te maken krijgt. UWV-SMZ is zeker niet de enige partner die de gemeenten op het terrein van participatie ondersteuning kan bieden, er zijn ook commerciële instellingen die zich op dit deel van de markt hebben begeven en die – soms zelfs goedkoper – participatie-adviezen kunnen verstrekken. Bij de keuze van de gemeenten voor een samenwerkingspartner worden (idealiter) verschillende factoren gewogen, zoals prijs-kwaliteitsverhouding, klantgerichtheid, snelheid van werken, deugdelijkheid en bruikbaarheid van het advies, etcetera. Uit oogpunt van zowel efficiency als klantgerichtheid kan het bij die keuze tot voordeel strekken dat UWV(-SMZ) met de gemeenten een drietal ‘communicerende vaten’ deelt, te weten:
De Wajong. UWV-SMZ is de wettelijk bepaalde instantie die hiervoor de indicatie verricht. Blijkt uit deze indicatie dat een persoon niet voor Wajong in aanmerking komt dan wordt deze aan de gemeente overgedragen met een door de gemeente te betalen participatie-advies.
De WW. Indien een persoon niet langer in de WW zit dient deze zich voor een bijstands-uitkering bij de gemeente te melden.
De WIA. Als een persoon langer dan 2 jaar minimaal 35% arbeidsongeschikt is volgt een arbeidsongeschiktheidskeuring van het UWV.
Zou de keuze in deze drie situaties op een nieuwe indicatiesteller – anders dan het UWV – vallen dan betekent dit discontinuïteit van dienstverlening voor de klant. Daarnaast valt uit oogpunt van ‘gelijke ©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
38
rechten’ de stelling te verdedigen dat personen die straks onder de verantwoordelijkheid van de gemeente vallen recht hebben op dezelfde inhoudelijke beoordeling met betrekking tot het vaststellen van arbeidsvermogen als personen die aanspraak maken op een WIA of Wajong-uitkering.
5.4
Kanttekeningen bij de methode van onderzoek
Uit deze pilot zijn aanwijzingen naar voren gekomen, dat UWV-SMZ – mits aan een aantal in de procesevaluatie beschreven randvoorwaarden is voldaan – in staat is om de gemeenten naar tevredenheid te ondersteunen bij hun verantwoordelijkheid voor participatie van burgers onder de nieuwe wetgeving. Een tweetal kanttekeningen is echter op zijn plaats: 1. Het aantal deelnemende gemeenten / ISD’s binnen deze pilot was beperkt, en al helemaal als daaronder alleen de gemeenten worden verstaan die gegevens hebben aangeleverd. Daar komt bij dat twee van de drie gemeenten / ISD’s die de meeste vragenlijstgegevens hebben aangeleverd tevens de gemeenten / ISD’s waren waarmee UWV-SMZ reeds voor de start van de pilot een samenwerkingsverband had. Het is goed mogelijk dat de tevredenheid over dit reeds bestaande samenwerkingsverband de mening van deze gemeenten heeft gekleurd. Daar staat wel tegenover dat die kleuring positief is uitgevallen. 2. De gegevens voor de effectevaluatie van de pilot zijn verkregen door het inventariseren van de meningen van klantmanagers van de gemeenten. Zij gaven een inschatting van de bruikbaarheid van het participatieadvies en van de eventuele veranderingen in termen van participatie die zij na het afgeven van dit advies signaleerden. Het zou methodologisch de voorkeur hebben verdiend om een verandering in participatie te meten door vast te stellen op welke wijze cliënten voor en na het participatie-advies van UWV-SMZ aan de maatschappij deelnemen en of hierbij een tendens te signaleren valt in de richting van een toegenomen participatie. Deze onderzoeksopzet bleek echter binnen de marges van deze pilot niet haalbaar.
5.5
Aanbevelingen
5.5.1
Vervolgonderzoek
In het verlengde van paragraaf 5.4 verdient het aanbeveling om een onderzoek uit te voeren naar het effect van de participatie-adviezen van UWV-SMZ aan gemeenten in termen van toegenomen participatie van cliënten. Het gaat dan niet om de mening van klantmanagers over dat effect maar om concrete uitstroomgegevens. Een dergelijk onderzoek is methodologisch complexere dan het onderhavige, omdat er tijd verstreken moet zijn voor het effect van een dergelijk advies kan worden verwacht en omdat er meerdere factoren op deze uitstroom van invloed zijn, zoals bijvoorbeeld economische factoren, maar wel goed uitvoerbaar. Dit soort onderzoek is van groot belang om een ©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
39
wetenschappelijk beter onderbouwd beeld te krijgen van de meerwaarde van UWV-SMZ voor de behoefte aan ondersteuning van de gemeenten bij participatie van burgers. Daarbij moet wel aan de randvoorwaarde worden voldaan dat deze gemeenten voldoende gegevens voor een dergelijke effectevaluatie kunnen aanleveren.
5.5.2
Toekomstige samenwerking UWV en gemeenten
Uit deze pilot is een groot aantal factoren naar voren gekomen die van invloed blijken te zijn op het welslagen van soortgelijke in de toekomst op te zetten projecten. Zowel de producten die de pilot heeft opgeleverd (waarvan een aantal in de bijlagen is opgenomen) als de beschreven oplossingen voor knelpunten en de samenwerkingsstructuur binnen de pilot zijn voor een belangrijk deel regioonafhankelijk en kunnen derhalve als voorbeeld dienen voor nieuw op te zetten projecten. Samenvattend is het voor het welslagen van toekomstige projecten op het terrein van samenwerking tussen gemeenten en UWV-SMZ van belang dat:
gemeenten bij de start van een samenwerkingstraject duidelijk voor ogen hebben op welke wijze ze UWV-SMZ willen inzetten, zoals ten aanzien van welke doelgroep, welk type advies, welke andere samenwerkingspartners, welke aantallen van te screenen personen, etcetera;
er een stuurgroep wordt samengesteld die het project pro-actief begeleidt, knelpunten tijdig signaleert en oplossingen voor deze knelpunten aandraagt;
alle functionarissen, zowel binnen de gemeenten als binnen UWV-SMZ goed op de hoogte worden gebracht van de inhoud van het project en het (toekomstig) wettelijk kader. Bij lijn- en staffunctionarissen binnen UWV-SMZ dient daarnaast aandacht te worden besteed aan voorlichting over het brede terrein van decentralisaties, ook buiten de participatiesfeer, waarmee de gemeenten momenteel en in de nabije toekomst te maken krijgen. Dit plaatst een op te zetten participatieproject in een breed realistisch perspectief;
de gemeenten als klant worden beschouwd, die als opdrachtgever van UWV-SMZ moeten worden aangemerkt. UWV-SMZ past daarbij haar aanbod – binnen grenzen – aan de wensen van de gemeenten aan;
er voor het nieuwe samenwerkingsverband met de gemeenten nieuwe producten moeten worden ontwikkeld. Het gaat daarbij niet alleen om het participatie-advies als product, maar ook om producten als processchema’s, notities voor kwaliteitsborging en garandering van de privacy van de cliënt, klachtenprocedures, etcetera.
Indien ook een wetenschappelijk onderzoek van een nieuw op te zetten project op het terrein van de samenwerking tussen UWV-SMZ en de gemeenten deel uitmaakt, dan verdient het aanbeveling om vooraf een realistische inschatting te maken van de potentie die de deelnemende gemeenten
©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
40
hebben om voldoende gegevens aan te leveren, zowel in termen van aantal te leveren participatieadviezen als in termen van bereidheid om gegevens aan te leveren voor een dergelijke evaluatie.
©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
41
BIJLAGE 1
©
WERKPROCES UITVOEREN SMA GEMEENTE
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
42
BIJLAGE 2
WERKPROCES UITVOEREN ARBEIDSKUNDIG PARTICIPATIEADVIES GEMEENTE Werkproces uitvoeren Arbeidskundig Participatieadvies Gemeente
Klantmanager
1. Gesprek met cliënt.
Overdragen aan SMZ?
Nee
Einde
Criteria voor overdracht aan SMZ: - Duidelijk is dat cliënt als gevolg van beperkingen geen arbeid kan verrichten. - Na een periode van werken komt naar voren dat de beperkingen invloed hebben op het functioneren.
Ja 2. Verzamelen gegevens + overdragen aan SMZ.
Klantmanager
3. Plannen oproep voor de AD.
Cliënt aanwezig op SU datum?
* * * * * * * * *
Dossier: Duidelijke vraagstelling NAW gegevens Opsturen format SMA opdracht Resumé van de Klantmanager Gevolgde opleidingen Verloop bijstandsdossier Arbeidsgegevens Evt. Med. Geg. voor zover aanwezig Machtiging
Teamondersteuner SMZ
Nee
Ja
4. Informeren Klantmanager op spreekuurdatum over NVGB.
Bij evt. hernieuwde oproep, nieuw SU datum plannen. Vervolg het proces bij stap 3.
Einde Gemeente
5. Houden spreekuur AD. Maximaal 4 weken
Medisch oordeel nodig & Gemeente akkoord?
Ja
Nee
10. Opstellen Participatieadvies.
TO SMZ
Mocht het tot een beoordeling van het regulier product komen dan heeft dat invloed op de doorlooptijd van vier weken.
7. Houden spreekuur VA + opstellen rapportage.
Nee
Verwachting WSW indicatie Herleving/Herziening/ Toekenning
6. Plannen spreekuur VA.
Ja
8. Klantmanager informeren over overdracht ivm onderzoek regulier product.
Toekenning?
Ja
9. Klantmanager informeren
Einde Gemeente Extra max. doorlooptijd = reguliere doorlooptijd WSW / WIA / Wajong / WAO. (8 weken) Nee
11. Overhandigen Participatieadvies aan de Klantmanager
Einde
©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
43
BIJLAGE 3
WENSEN EN VERWACHTINGEN VAN GEMEENTEN (GEDETAILLEERD)
ISD Noordoost In 2006 zijn de Gemeentelijke Sociale Diensten van Delfzijl, Appingedam en Loppersum tot één Intergemeentelijke Sociale Dienst gefuseerd; ISD Noordoost. In het kader van de evaluatie is gesproken met de directeur van ISD Noordoost (ISDN).
Gewenste rol van verschillende instellingen binnen de pilot UWV-SMZ werkte bij de start van de pilot reeds sinds 2008 met ISD Noordoost samen. In een projectmatige opzet werd door UWV-SMZ voor de groep personen met een arbeidsbeperking vastgesteld in welke mate zij belastbaar zijn voor werk en in welke mate de werkgever een beroep op loondispensatie kan doen. Was iemand meer dan 55% belastbaar dan werd hij aan een ‘werkteam’ overgedragen; was dit percentage lager dan volgt overdracht naar een ‘zorgteam’. In het laatste geval richtte de bemoeienis van ISDN zich op participatie in de vorm van vrijwilligerswerk. “De pilot rond de Wet Werken naar Vermogen vormt een logische uitbreiding van de reeds bestaande samenwerking met UWV-SMZ”, zo stelt de directeur van ISD Noordoost. “Binnen deze wet blijft UWV-SMZ wettelijk verantwoordelijk voor de Wajong- en WSW-indicatie. Het vaststellen van de belastbaarheid en de hoogte van de loondispensatie van personen met een arbeidsbeperking (al of geen Wajong-geïndiceerden) sluit daarop aan. De pilot rond de Wet Werken naar Vermogen is een voor de hand liggende uitbreiding van de samenwerking, omdat nu de gehele populatie personen met een arbeidsbeperking door één en dezelfde instelling wordt gescreend.” ISDN ziet een duidelijk voordeel bij één gecertificeerd indicerend orgaan: zo blijft alle informatie omtrent een persoon binnen één instelling en hoeven klanten niet onnodig te worden belast met het bezoeken van verschillende loketten. “In dat kader zou ook onderzocht kunnen worden of UWV-SMZ indicaties kan stellen die voortkomen uit de WMO en de AWBZ, die immers nu ook bij de gemeenten zijn ondergebracht”, zo stelt de directeur van ISDN. En ook de loonwaardebepaling, die nu vaak aan de hand van programma’s als Dariuz, Eduper en Actima plaats vindt, zou volgens ISDN wellicht door UWV-SMZ uitgevoerd kunnen worden. ISDN is voorstander van een ruime, integrale inzet van UWVSMZ.
Logistiek traject en doorlooptijd Binnen ISD Noordoost fungeren de werkcoaches als klantmanagers. Iedere nieuwe klant wordt opgevangen in een aantal workshops over arbeidsmarkt-perspectief, solliciteren en omgaan met een beperkte hoeveelheid geld. Mensen die weer aan het werk kunnen worden zo snel mogelijk naar werk toegeleid. Als mensen zelf aangeven verslaafd of psychisch belast te zijn of om andere ©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
44
lichamelijke of psychische redenen niet te kunnen werken dan zal de werkcoach doorgaans besluiten hen naar UWV-SMZ door te verwijzen. Hierbij wordt niet van een specifiek instrument gebruik gemaakt. ISDN gaat ervan uit dat het overgrote merendeel van de mensen die zich bij het Werkplein melden gewoon weer aan het werk willen. Het beleid moet worden toegesneden op die welwillende meerderheid en er dienen aanvullende criteria ontwikkeld te worden voor uitzonderingsgevallen. Mensen die voor een participatieadvies van UWV-SMZ in aanmerking komen krijgen een buskaart en duidelijke instructie hoe ze bij UWV Groningen moeten komen. UWV indiceert dus niet op locatie in Delfzijl. Bij de doorlooptijd waarbinnen UWV-SMZ zijn advies afgerond moet hebben wordt gedacht aan 6 tot 8 weken.
Kwalitatieve eisen ISDN stelt de volgende kwalitatieve eisen aan het participatieadvies van UWV SMZ. Ten eerste dient het advies in termen van de participatieladder geformuleerd te worden. Het gaat dan bij voorkeur om het toekennen van een ‘gecombineerd getal’, waarbij het eerste getal iets zegt over de positie waar iemand op moment van indiceren staat, terwijl het tweede getal het ontwikkelpotentieel vormt. Participatieladder 2 zegt namelijk niets over de afstand tot de arbeidsmarkt, maar wel iets over de mate van participatie in de maatschappij. Een ontwikkelpotentieel 6 betekent dat je weer in staat bent om regulier werk te verwerven. De groep die in de categorie 2.6 valt is dus goed naar de arbeidsmarkt te geleiden. UWV-SMZ zou op deze wijze met de participatieladder om moeten gaan, zo geeft ISDN aan. De status van het participatieadvies van UWV SMZ wordt door ISDN getypeerd als een ‘zwaarwegend advies’. Daarbij wordt er de voorkeur aan gegeven om het advies in principe ‘warm’ over te dragen, in de vorm van een driegesprek: klantmanager, AD of VA en cliënt. De klant moet uitdrukkelijk in beeld zijn; die moet op de hoogte worden gebracht van wat er uit alle onderzoeken komt en weten waar zijn of haar mogelijkheden liggen. Uit meerdere onderzoeken blijkt dat oprechte aandacht mensen in beweging kan brengen. Daar maakt een warme overdracht zeker onderdeel van uit. Het advies van UWV-SMZ is volgens ISDN vooral van belang voor mensen die aangeven ziek te zijn en in de bijstand zitten, maar waarbij de indruk bestaat dat er iets niet klopt. Het gaat er dan uitdrukkelijk niet om dat die indruk eruit bestaat dat iemand die aangeeft ziek te zijn in feite niet ziek is en simuleert. Uit een eerdere pilot blijkt dat 79% van de mensen die hebben aangegeven ziek te zijn ook daadwerkelijk ergens aan lijden. Het gaat erom dat veel mensen die aan een ziekte lijden met ondersteuning wel degelijk aan het werk kunnen, al of niet in deeltijd. Voor sommigen betekent dat een grote mentaliteitsomslag, maar voor de meesten een andere manier van denken en kijken.
©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
45
De meerwaarde van UWV-SMZ ziet ISDN vooral in de kennis die er aanwezig is bij verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen, die geïntegreerd wordt aangeboden. Ook arbodiensten hebben dokters in dienst maar die zijn anders opgeleid. Bovendien is het willekeur dat de ene persoon door UWV-SMZ wordt geïndiceerd, terwijl een ander persoon afhankelijk is van wat een gemeente heeft ingekocht en bij een arbodienst terecht komt. Voor cruciale zaken als het indiceren van mensen voor participatie aan de maatschappij en het verlenen van uitkeringen moet een overheidsinstituut worden ingezet en geen instituut dat er aan wil verdienen.
Emmen In Emmen is gesproken met de programmamanager Wet Werken naar Vermogen en met een senior accountmanager Werk. De programmamanager had onder andere als taak om vorm en inhoud te geven aan de (toen nog) nieuwe wet en de decentralisatie van de Wajong en de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW).
Gewenste rol van verschillende instellingen binnen de pilot In Emmen is een medewerker van UWV-SMZ gepositioneerd als samenwerkings-partner, waardoor de contacten tussen de gemeente en UWV-SMZ goed verlopen. De programmamanager geeft aan onlangs in een ‘buurtsupportproject’ met UWV-SMZ te hebben samengewerkt, waarbij klanten van een zittend bestand moesten worden gescreend op participatiemogelijkheden. Die samenwerking is goed bevallen; de meerwaarde van UWV-SMZ wordt duidelijk gezien, reden waarom UWV-SMZ ook in deze pilot een duidelijke rol zal krijgen. Hoe die rol precies gestalte moet krijgen was tijdens het interview nog niet helemaal duidelijk. De programmamanager is voorstander van een zogenaamde ‘fullservice’-benadering, waar ook een WMO-advies onderdeel van uit maakt. Zo kan het aantal loketten waarmee de klant wordt geconfronteerd worden beperkt. Zij ziet UWV-SMZ goed in staat zo’n integraal advies te geven. De senior accountmanager deelt deze mening niet en ziet UWV-SMZ liever geen WMO-indicatie doen. De arbeidsdeskundigen, die binnen UWV-SMZ werkzaam zijn, doen naar zijn mening iets heel anders dan indicaties stellen met een voorzieningen-karakter. Hij ziet bovendien een groot gat tussen de aanvragen en beoordelingen van arbeidsdeskundigen en verzekeringsartsen en vraagt zich af hoe dat gat overbrugd gaat worden. Het gaat volgens hem bij de WMO om hele praktische zaken als aanpassingen in het huis, vervoersregelingen, etcetera en daar ligt volgens hem niet de specifieke expertise van UWV-SMZ. Wel onderschrijft hij de mening van de programmamanager dat de klant gebaat is bij één integrale indicatie vanuit één loket. Op het moment van het interview is het volgens hem daarvoor nog te vroeg en kan beter eerst worden gekeken wat de gemeente met de Zorgkantoren kan doen in deze. ©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
46
Logistiek traject en doorlooptijd Een klant meldt zich op het Trainings en Diagnose Centrum (TDC) Emmen. Elke maandag is er een groepsvoorlichting voor 10 tot 15 mensen. Deze worden vervolgens 12 weken op dit centrum ter observatie te werk gesteld en worden daar uitgebreid gediagnosticeerd. Klanten worden hier niet gekeurd, maar aangegeven wordt dat dit wel tot de mogelijkheden behoort en dat UWV-SMZ hierin wellicht een rol zou kunnen spelen. Hiervoor zou dan in de eerste week al iemand van UWV-SMZ aanwezig moeten zijn die kan bepalen wat voor soort mensen het betreft en die een screening zou kunnen doen. De vraag is wel of UWV-SMZ dit bij alle klanten op het TDC moet doen of dat er een voorselectie zou moeten plaatsvinden en zo ja, wie deze dan zou moeten uitvoeren. Omdat de klantmanager ook regiehouder van de klant is lijkt dit een logische keuze. De Wajongers komen echter al via de scholen bij UWV-SMZ terecht. Zowel de programmamanager als de accountmanager denken aan een doorlooptijd van zo’n twee tot drie weken. Binnen die termijn dient UWV-SMZ haar advies te hebben afgerond.
Kwalitatieve eisen De gemeente Emmen werkt niet met de participatieladder en beide gesprekspartners geven aan dat ook in de toekomst niet te gaan doen. Cruciaal is de arbeidsproductiviteit die een klant heeft en afhankelijk daarvan wordt gekeken welke instrumenten er moeten worden ingezet. De status van het advies van UWV-SMZ wordt als ‘zwaarwegend’, maar niet als ‘bindend’ getypeerd. De accountmanager stelt voor dat hierbij een kwaliteitstoets wordt uitgevoerd, waarbij moet worden gekeken hoeveel adviezen ook daadwerkelijk worden opgevolgd. Zijn schatting is dat dat bij zo’n 90% van de adviezen het geval zal zijn, waarbij het de vraag is waarom het bij de overige 10% niet het geval is. Zijn inschatting is dat dat verband houdt met het niet goed ‘delen’ van reeds bekende gegevens van een klant. Overigens tekent hij daarbij aan dat UWV-SMZ dit niet aangerekend kan worden. De overdracht van het participatieadvies moet volgens de accountmanager altijd ‘warm’ plaatsvinden, in samenzijn met de klant. Deze overdracht moet binnen het TDC worden georganiseerd. De programmamanager ziet uit efficiency-oogpunt een mogelijkheid om UWV-SMZ zelf te laten inschatten wanneer een warme overdracht wel en niet nodig is. Het advies van UWV-SMZ is vooral van belang voor de ‘onderkant van de arbeidsmarkt’ volgens beide respondenten. Het gaat om burgers die een beroep gaan doen op de sociale zekerheid. In Emmen en omgeving is deze populatie relatief groot; er zijn veel ongeletterden, de WSW-populatie is groter dan elders en hetzelfde geldt voor de laaggeschooldheid. Ook is er veel schuldenproblematiek en ligt het middelengebruik ver boven het landelijk gemiddelde. De meerwaarde van UWV-SMZ ziet Emmen vooral in de intensieve samenwerking tussen arts en arbeidsdeskundige, welke bij veel andere concurrerende instellingen ontbreekt. Bij commerciële ©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
47
partijen zie je tevens minder ervaring met specifieke doelgroepen. Bovendien: het grootste probleem van mensen die jaren in de bijstand zitten zijn ‘in de persoon gelegen factoren’, zo wordt aangegeven, en daar heeft UWV-SMZ doorgaans goed zicht op.
Leeuwarden Bij Leeuwarden is gesproken met de Programmamanager Welzijn Nieuwe Stijl. Na de invoering van de WMO houdt hij zich vanaf 2007 voornamelijk bezig met innovaties op ‘het brede welzijnsterrein’. De programmamanager geeft direct bij de start van het gesprek aan dat de pilot en de rol van UWVSMZ daarbinnen bij Leeuwarden anders zal zijn dan bij de meeste andere gemeenten.
Gewenste rol van verschillende instellingen binnen de pilot Er zijn nogal wat mensen die met meer dan één regeling te maken hebben, zo legt de programmamanager uit. De gemeente Leeuwarden zou het liefste zien dat bij elke poort waar mensen aankloppen (bijvoorbeeld sociale zekerheid, WMO, Jeugdzorg, AWBZ) direct een splitsing wordt gemaakt tussen simpele en complexe situaties. De simpele situaties (naar schatting de ruime meerderheid) kunnen door de gemeente zelf worden afgehandeld. Bij de complexe situaties, dat zijn meestal situaties waarbij mensen te maken hebben met meer dan één voorziening, zou er één integrale indicatie gesteld moeten worden. Die geïntegreerde indicatie zou het resultaat kunnen zijn van samenwerking tussen meerdere organisaties. Dat maakt het ook goedkoper, want dan zou men gebruik kunnen maken van elkaars gegevens. Een optimale benutting van gegevens van alle instanties die met de cliënt in aanraking zijn geweest is naar het oordeel van de programmamanager Welzijn zowel in het belang van de gemeente als in het belang van de cliënt. Het integrale zit hem dus niet in het feit dat één instelling de indicatie moet doen, maar wel dat er zo maar één medicus naar de cliënt hoeft te kijken en meerdere betrokken instanties samenwerken en gegevens uitwisselen (uiteraard met toestemming van de cliënt). Praktisch betekent dit dat UWV-SMZ binnen deze pilot met een ander instituut, dat zich richt op de indicatiestelling voor voorzieningen, en waar Leeuwarden bij de start van de pilot al contacten mee heeft, de MO-zaak, tot afstemming moet zien te komen over het uitbrengen van een integraal advies. De centrale vraag is daarbij wel of instellingen in staat zijn om bij deze samenwerking het belang van de klant centraal te stellen en niet hun eigen (financiële) belangen te laten prevaleren.
Logistiek traject en doorlooptijd De gemeente Leeuwarden ziet het liefste dat er op één nog te bepalen locatie een aantal integrale medische adviseurs en andere betrokken professionals van deelnemende instanties, zoals adviseurs op het terrein van participatie en zelfredzaamheid, bij elkaar gaan zitten en gezamenlijk een advies ©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
48
formuleren. Wel moet er aan de hand van vraagverheldering een voorselectie plaatsvinden van kandidaten die wel en niet voor zo’n advies in aanmerking komen. Van welke mensen is er een medisch advies nodig, voordat daar iets mee kan worden gedaan in termen van participatie? In principe zijn er meerdere kandidaten die de voorselectie kunnen uitvoeren: de gemeente zelf (klantmanagers), iemand van de MO-zaak of zelfs sociale werkers vanuit een wijkteam. In de ideale situatie vindt bij ieder loket waar professionals met een cliënt in aanraking komen vraagverheldering plaats en daar kan dan ook selectie of ‘uitzuivering’ plaats vinden. Het gaat dan ook om uitzuiveren van eigen kracht: welke mensen zijn in staat om op eigen kracht werk te vinden, op eigen kracht vervoer of hulp in huis te regelen, etcetera. Leeuwarden kan nog geen gewenste doorlooptijd vaststellen, waarbinnen het geïntegreerde advies van betrokken instanties moet zijn afgerond. De programmamanager Welzijn geeft aan dat daar realistische termijnen voor gesteld moeten worden die nog deels proefondervindelijk moeten worden vastgesteld.
Kwalitatieve eisen De gemeente Leeuwarden wil naast de participatieladder ook gebruik maken van een zelfredzaamheidsladder. Zij geven aan dat een haalbare plek op de participatieladder niet alleen wordt bepaald door de inschatting van de medisch adviseur en andere betrokken deskundigen, maar tevens door sociale omstandigheden en arbeidsmarktomstandigheden. Cruciaal is dat je – voordat je ook maar één stap op de participatieladder kan maken – een zekere mate van zelfredzaamheid hebt. Het gaat dan om zelfredzaamheid in de brede zin van het woord: in termen van de huishouding kunnen doen, financiën kunnen bijhouden, kinderen kunnen opvoeden etcetera, de basale dingen van het leven. Zodra iemand dat niet kan is participatie aan de maatschappij ook nagenoeg uitgesloten. UWV-SMZ zetten sterk in op de participatielijn, zo stelt de programmamanager Welzijn, maar de participatieladder is niet het juiste instrument bij mensen die niet of nauwelijks zelfredzaam zijn. Het geïntegreerde advies dat betrokken instellingen in gezamenlijkheid gaan uitbrengen wordt door de gemeente Leeuwarden wel als een bindend advies gezien. Maar dat bindend karakter is wel beperkt tot het medisch gedeelte van het advies. Bij UWV-SMZ, zo is het oordeel van de gemeente Leeuwarden, wordt het medisch advies van de verzekeringsarts door de arbeidsdeskundige vertaald naar een participatie-advies. Maar wellicht komt een WMO-consulent tot een ander advies. De vertaling van het medisch advies zou dus best minder bindend kunnen zijn dan het medisch advies zelf. Er zou eigenlijk een model moeten worden ontwikkeld waarin de medische en niet medische expertise naast elkaar gepresenteerd worden, zo wordt gesteld.
©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
49
Het integrale advies dat de gemeente Leeuwarden voor ogen heeft is vooral van belang voor burgers met een beperkte zelfredzaamheid en een gering participatievermogen. Of het advies warm overgedragen moet worden valt nu nog niet te bezien, zo stelt de gemeente. Er kan aan verschillende vormen worden gedacht; er hoeven niet direct vormeisen aan worden gesteld; aan ieder advies dient een passende vorm van overdracht te worden gekoppeld. Het valt de gemeente Leeuwarden wel op dat de UWV-SMZ-adviezen nogal aan de prijzige kant zijn. Er zijn ook ‘arbo-achtige’ bedrijven die goedkopere adviezen bieden. De gemeente Leeuwarden wil hiermee aangeven dat voor de gemeente de prijs ook een kwaliteitseis is die bij het betrekken van UWV-SMZ bij de cliënt wordt meegenomen. Of UWV-SMZ over unieke kennis beschikt, die andere instanties niet kunnen bieden, daarover twijfelt de gemeente Leeuwarden. ‘Het enige wat misschien typisch bij hen is in de combinatie van medische kennis en wetskennis. Als je kijkt naar kennis over functiebeperkingen, dan vind je die ook bij Arboartsen. Maar in de vertaling daarvan naar wetstechnische aspecten, daar zit bij UWV-SMZ de meeste specifieke expertise.’
Groningen In Groningen is gesproken met een directielid bij de dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid, tevens één van de ‘aansturende directeuren’ om de Wet Werken naar Vermogen tot stand te brengen.
Gewenste rol van verschillende instellingen binnen de pilot De gemeente Groningen ziet een taak voor UWV-SMZ weggelegd aan ‘de kop van het proces’. Ze dienen daar de indicatiestelling te doen, die niet beperkt dient te zijn tot het al of niet toegang hebben tot de WWnV en het al of niet mogen werken met loondispensatie. Het gaat bovenal om een participatie-advies. Daarnaast ziet de directeur rollen weggelegd voor Iederz en voor de dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Hij ziet wat UWV-SMZ betreft zeker wat in een integraal advies, waarvan ook voorzieningenaspecten deel uit maken, maar geeft aan dat ‘collega’s, die zich bezig houden met de WMO, niet in de wielen moeten worden gereden’. En tenslotte zijn er wellicht taken weggelegd voor ‘andere instanties, die goed in staat zijn om te bemiddelen en mensen naar buiten te brengen’. Kortom: er kunnen meerdere spelers een rol binnen de pilot spelen, waarbij UWV-SMZ zeker één van de kandidaten is. Tijdens het interview is de exacte invulling van de gewenste spelers en hun rollen echter nog verre van uitgekristalliseerd. ‘Wij zullen naar mijn mening eerst goed in staat moeten zijn om te formuleren wat we nodig hebben en dan zullen we van UWV-SMZ een overtuigend antwoord moeten krijgen of ze dat daadwerkelijk kunnen leveren. Overigens hebben wij in het verleden ook ©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
50
zaken met UWV-SMZ gedaan en toen kregen we via Den Haag te horen dat we dergelijke diensten moesten aanbesteden. Dus zelfs van de ene overheid naar de andere mocht je niet kiezen, waarbij ik niet kan uitsluiten dat die situatie nu nog steeds geldt,’ zo vat de gemeente de situatie van tijdens het interview samen. Een heldere beschrijving van de gewenste rolverdeling en invulling van de taken van alle spelers kan hier voor de situatie binnen Groningen van eind 2011 derhalve niet worden gepresenteerd.
Logistiek traject en doorlooptijd De gemeente Groningen schetst dat er sprake is van een bestand van 8000 niet werkende burgers, waarvan de helft 5 jaar of langer geen betaald werk heeft. Het is niet gezegd dat deze mensen totaal inactief zijn maar een deel daarvan zou wellicht naar betaald werk kunnen worden geleid, via een specifiek traject. Zo kunnen personen die interessant voor een werkgever zouden kunnen zijn bijvoorbeeld eerst met behoud van uitkering een half jaar te werk worden gesteld, maar als het goed gaat is de werkgever verplicht om hem over te nemen. Indien iemand geen 100% productiviteit kan leveren, maar bijvoorbeeld 60 of 40% dan zou een loondispensatietraject kunnen worden ingezet. Weer daar onder zitten personen die een vorm van vrijwilligerswerk doen, op wat door Groningen ‘participatieplaatsen’ worden genoemd. Bij deze laatste groep is een indicatie van UWV-SMZ niet aan de orde, wellicht wel een begeleidingsadvies. Overigens geeft de gemeente Groningen aan dat de helft van de 8000 personen die in het zittend bestand zitten per jaar wordt ‘ververst’, bijvoorbeeld omdat mensen aan het werk gaan, maar ook omdat ze overlijden, verhuizen, scheiden etcetera. Er zitten natuurlijk ook goed opgeleide mensen in het bestand, die om welke reden dan ook tijdelijk geen werk hebben, maar wel goede arbeidsperspectieven. Zij hebben slechts ter overbrugging een uitkering nodig. Dit om nogmaals aan te geven dat het geen zin heeft dat al die 8000 personen door UWV-SMZ zouden worden gezien voor een participatieadvies. UWV-SMZ zou dus vooral moeten worden ingezet bij de ‘onderkant’ van die 8000, maar de gemeente geeft aan te twijfelen of dat de corebusiness van UWV-SMZ is. ‘Als ze onze klanten goed willen bedienen, moeten ze daar wel in thuis zijn’, zo stelt de gemeente, ‘dat zouden ze in de pilot kunnen laten zien.’ Bij de doorlooptijd van het – deels nog nader te bepalen – advies van UWV-SMZ wordt de termijn van 10 dagen genoemd.
Kwalitatieve eisen De gemeente Groningen zou graag zien dat SMZ haar advies op de participatieladder baseert. Dat wordt natuurlijk ingewikkelder als het om een begeleidingsadvies gaat; daarover moeten de ideeën nog verder uitkristalliseren. ©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
51
Bij de status van het door UWV-SMZ te geven advies wordt ervan uitgegaan dat dit een ‘zwaarwegend advies’ zal zijn. ‘Als je in een keten van deskundigen werkt,’ zo legt de gemeente uit, ‘en je neemt elkaars adviezen niet over, dan verbreek je het vertrouwen in de keten. Er moeten dus wel hele goede redenen zijn om van het advies van UWV-SMZ af te wijken.’ De gemeente Groningen heeft niet een bepaald soort burgers voor ogen, voor wie het participatie(of begeleidings)advies van UWV-SMZ vooral belangrijk is. De overdracht van het advies dient in de beginsituatie ‘warm’ plaats te vinden. De gemeente verwacht namelijk dat vooral bij de start de taal van UWV-SMZ en de klantmanagers van de gemeente zal verschillen; zij moeten elkaars taal leren spreken. Wat de klantmanagers in dat kader betreft: zij zouden volgens de gemeente om goed op hun toekomstige taak voorbereid te zijn baat hebben bij een deskundigheidsbevorderingstraject. De gemeente heeft niet het idee dat UWV-SMZ over typische UWV-kennis beschikt, die geen alternatief instituut kan bieden. “Al dit soort keuringen kunnen in principe door allerlei verzekeringsgeneeskundige clubjes gedaan worden. Dus die mensen die zijn er wel. Ik ben echter wel in de regel onder de indruk van de kwaliteit van het werk van UWV-SMZ en de gerichtheid op arbeid als criterium.”
ISD NW Friesland In Franeker is gesproken met de directeur van de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid van Noordwest Friesland.
Gewenste rol van verschillende instellingen binnen de pilot De gemeente legt uit dat zij op dit moment onvoldoende zicht heeft op wat de vermogens van hun klanten zijn. Het feit dat iemand medische beperkingen heeft zegt niets over het vermogen om te participeren. Zelfs psychische beperkingen hoeven participatie niet in de weg te staan. Waar de gemeente Franeker met UWV-SMZ naar op zoek is is of zij in staat zijn om een taxatie te maken van iemands sociaal medische staat, inclusief de psychologische elementen daarin. In de huidige situatie komen mensen die een uitkering aanvragen gedurende 6 weken ter observatie terecht bij een geprivatiseerde tak van het SW-bedrijf (Loadswork). Dit ‘verlengde indicatietraject’ kost de gemeente een hoop geld. Zij geven daarom aan er alle belang bij te hebben dat dit traject wordt bekort of zelfs afgeschaft ten gevolge van een goede ‘verbrede’ indicatiestelling in het voorportaal. De gemeente wil daarom met UWV-SMZ onderzoeken wat de laatste in die zin kan betekenen. “Het gaat duidelijk breder dan de Wajong, maar het moet nog wel verder vorm krijgen”, zo geeft de gemeente aan. Daarbij staat de gemeente niet geheel onwelwillend tegenover een brede indicatie, waarvan ook een
©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
52
advies omtrent voorzieningen onderdeel uitmaakt, hoewel dit tijdens het interview nog niet met UWV-SMZ is besproken. De exacte rol van UWV-SMZ is nog niet gedetailleerd ingevuld.
Logistiek traject en doorlooptijd In de huidige situatie wordt iedereen die een uitkering aanvraagt bij ‘Dienst SoZaWe NW Fryslân’, soms nog voordat de uitkering al daadwerkelijk is toegekend, doorverwezen naar Loadswurk voor een verlengde intake. De verlengde intake start iedere dinsdagmorgen met een presentatie. Direct dezelfde middag starten de deelnemers aan de verlengde intake met werk in het rond het pand van Loadswurk. Gedurende 4 weken werken de deelnemers gedurende 32 uur per week. Binnen deze 32 uur is er de mogelijkheid om maximaal 2 dagdelen gebruik te maken van de sollicitatieruimte waar 12 computers beschikbaar zijn gesteld, waar veel vacatures te vinden zijn en waar ook ondersteuning kan worden geboden bij het solliciteren. Daarnaast worden er tijdens de verlengde Intake bedrijfsuitstapjes gemaakt of komen bedrijven zich presenteren aan de deelnemers. Na 3 weken van diagnose en observatie op de werkvloer brengt Loadswurk een advies uit aan de Dienst over het te volgen vervolgtraject. De gemeente Franeker ziet dit verlengde intaketraject het liefst drastisch ingeperkt en wil onderzoeken of een goede integrale indicatie van UWV-SMZ, waarvan ook psychische achtergronden van de cliënt onderdeel uitmaken, tot bekorting of afschaffing van dit traject – onder minimaal gelijkblijvende kwaliteit – kan leiden. De exacte inhoud van de samenwerking tussen de gemeente Franeker en UWV-SMZ is ten tijde van het interview nog niet vastgesteld. Datzelfde geldt voor het gewenste logistieke traject bij een eventuele samenwerking. De woordvoerder bij de gemeente beschikt naar eigen zeggen niet over voldoende kennis om een gefundeerde uitspreek te doen over de gewenste doorlooptijd van het advies van UWV-SMZ. “Ik zou de discussie daarover graag voeren op inhoudelijke overwegingen”, zo geeft hij aan.
Kwalitatieve eisen De gemeente Franeker geeft aan dat het participatie-advies van UWV-SMZ niet alleen een helder gestandaardiseerd rapport moet opleveren, maar dat er ook de optie moet bestaan op dit rapport toe te lichten, bij voorkeur via een warme overdracht. Op die manier is zeker dat ook de case managers het advies op de juiste manier interpreteren. Daarbij geeft Franeker er de voorkeur aan dat het advies aansluit op de participatieladder. Echter, behalve alleen het aangeven van waar iemand op die participatieladder zit – onder- of bovenaan – doet het er ook toe wat iemands terugverdiencapaciteit is. Dus het advies zou ook uit een geobjectiveerde inschatting van de kandidaat zijn terugverdiencapaciteit moeten bestaan. De status van de indicatie van UWV-SMZ is ©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
53
een advies, maar geen bindend advies. Dan zou het door de wet afgedwongen moeten worden. Maar de kans dat ervan afgeweken wordt neemt af naarmate de kwaliteit van het advies hoger is en de vertaling naar de praktijk duidelijker. Het advies van UWV-SMZ is niet bedoeld voor een selecte groep; in principe komt iedereen daarvoor in aanmerking. Er zijn dus geen mensen voor wie het participatieadvies van groter belang is dan voor anderen. De gemeente kan niet goed aangeven wat zij als typische UWV-kennis beschouwt. Ze hebben nooit rechtstreeks met UWV-SMZ in de hoedanigheid van indicatiesteller te maken gehad. De woordvoerder van de gemeente Franeker kent UWV wel van arbeidsmarkt analyses. “UWV was altijd in staat om betrouwbare arbeidsmarkt analyses te maken, maar als indicatie-orgaan ken ik ze niet, hoewel ik wel weet dat ze op dat terrein veel ervaring hebben.”
Opsterland Bij de gemeente Opsterland is gesproken met een adjunct vestigingsmanager van het UWV. Hij stuurt binnen UWV een groep werkcoaches aan en is verantwoordelijk voor de samenwerking met de gemeente. Er bleek geen gesprek mogelijk met een vertegenwoordiger van de gemeente zelf, omdat ‘de gemeente nog te weinig weet van de pilot om haar wensen en verwachtingen te verwoorden.’ Ook bestaat bij de gemeente nog geen volledig zicht op de gevolgen van de Wet Werken naar Vermogen voor haar dienstverlening.
Gewenste rol van verschillende instellingen binnen de pilot De vestigingsmanager geeft aan dat er op dit moment, behoudens UWV-SMZ, geen andere spelers in het veld zijn. WMO-indicaties worden gewoon afgegeven door het WMO-team van de gemeente zelf. Er bestaat daarom geen interesse in een bredere indicatie, waar ook een voorzieningenadvies deel van uitmaakt; het gaat vooral om medische keuringen. “Het is overigens niet gezegd dat dit in de toekomst nooit zal veranderen, maar op dit moment is dat de stand van zaken”, zo geeft de woordvoerder namens de gemeente aan.
Logistiek traject en doorlooptijd De werkcoaches van UWV doen voor de gemeente Opsterland de voorselectie van kandidaten die in aanmerking komen voor een participatie-advies van UWV- SMZ. De woordvoerder geeft aan dat dat goed mogelijk is, omdat alle klanten van de gemeente bij hen goed in beeld zijn. “Om een idee te geven: onlangs zijn er 500 nieuwe klanten in kaart gebracht, die nu allen een vast aanspreekpunt hebben”, zo schetst hij. “Tweehonderd daarvan zijn op dit moment inactief. Naar schatting tachtig tot honderd van die tweehonderd inactieven zijn onbemiddelbaar. De overige 120 zijn wel ©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
54
bemiddelbaar, maar daar moet wel eerst fors op ingezet worden.” De problematiek waar mensen op het platteland mee te kampen hebben is vaak psychisch van aard. Het gaat veelal om laag opgeleide mensen met langdurige dienstverbanden bij productiebedrijven. Het zijn vooral dit soort mensen die voor een advies van UWV-SMZ in aanmerking komen. De woordvoerder van UWV, die namens de gemeente Opsterland optreedt, geeft bij de gewenste doorlooptijd een termijn van zes weken aan.
Kwalitatieve eisen De gemeente Opsterland ziet het advies van SMZ graag aansluiten bij de participatieladder. Daarnaast is het van belang dat het meer is dan alleen een medisch advies: de vertaling van eventuele beperkingen naar arbeid is minstens even belangrijk, inclusief wat daarvoor nodig is (zoals scholing en training). De status van het advies van UWV-SMZ wordt als ‘zwaarwegend’ betiteld. Het advies dient kwalitatief dusdanig te zijn dat het ‘de gang van de cliënt naar overige loketten’ zo overbodig mogelijk maakt. De woordvoerder geeft toe dat de mate waarin sprake is van een geïntegreerd advies, waaraan ook een voorzieningencomponent is gekoppeld, daar ook op van invloed is. “De gemeente is er niet van op de hoogte dat UWV-SMZ eventueel ook een WMO-achtig advies zou kunnen geven”, zo stelt hij, “maar het is toch een heel ander speelveld en hun expertise op dat terrein moet voor een deel ook nog ontwikkeld worden.” Hij spreekt de zorg uit dat UWV-SMZ te bureaucratisch wordt. “Ze werken met strakke procedures en processen en hebben overal formuliertjes voor, maar het moet voor iedereen wel werkbaar blijven.” Met UWV-SMZ is destijds afgesproken dat ze de eerste vijf cliënten waarover ze een participatieadvies uitbrengen warm zouden overdragen. “Inmiddels zijn die vijf cliënten geëvalueerd, waarbij de werkcoaches hebben aangegeven dat een warme overdracht geen standaard hoeft te zijn en dat dit ook op afroep kan plaatsvinden. Dus alleen als de situatie daarom vraagt.” De woordvoerder namens de gemeente geeft aan dat de expertise bij UWV-SMZ van een hoog niveau is. “Ik denk dat andere kleinere bedrijven daar nooit aan kunnen tippen”, zo stelt hij. Omdat er geen winstoogmerk is zullen zij naar zijn inschatting altijd een gedegen onderzoek laten doen. “Commerciële re-integratiebedrijven zullen niet snel een binding krijgen met de doelgroep, maar dat geldt niet voor SMZ.” Wat wel als een potentieel knelpunt wordt ervaren is het feit dat UWV in Friesland veel regionale vestigingen, waaronder Drachten, uit oogpunt van bezuiniging gaat sluiten. “Als UWV geen frontoffice binnen de gemeente krijgt en alleen Leeuwarden als vestiging zal blijven bestaan wordt het huidige niveau van dienstverlening sterk aangetast en kunnen we de klant niet bieden wat we voorheen konden bieden. Wil UWV een grote landelijke speler worden dan moeten ze ook op
©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
55
regionaal niveau mensen kunnen blijven zien. Kunnen ze dat niet dan worden commerciële partners die dat wel kunnen bieden voor de gemeente interessanter.”
Hoogeveen In Hoogeveen is gesproken met een leidinggevende van zowel de werkcoaches van de afdeling reintegratie, als de accountmanagers. Een tweede gesprekspartner was de programmamanager Ondernemen en Werken.
Gewenste rol van verschillende instellingen binnen de pilot Er is grofweg sprake van drie situaties, zo wordt door de programmamanager uitgelegd. Een persoon is of: 1. 100% geschikt; 2. tussen de 100 en 20% geschikt, of 3. minder dan 20% geschikt om arbeid te verrichten.
“In het wetsvoorstel Werken naar Vermogen is aangegeven dat er een keuring moet komen, waarin wordt bepaald of iemand minder dan 20% arbeidscapaciteit heeft”, zo licht de programmamanager Ondernemen en Werk toe. “Immers, val je onder die 20% dan zou je in principe nog recht hebben op een indicatie sociale werkvoorziening (beschut werken). Die keuring moet verplicht door UWV-SMZ worden uitgevoerd. Categorie 2, de mensen die tussen de 20 en de 100% arbeidscapaciteit hebben vielen onder de afgeschafte Wet Werken naar Vermogen. Bij deze mensen zal in een aantal gevallen door de gemeente het instrument loondispensatie worden ingezet.” Om dat instrument te kunnen inzetten moet er naar alle waarschijnlijkheid een tweede keuring worden uitgevoerd. Deze keuring wordt niet verplicht door SMZ verricht, maar de gemeente Hoogeveen vindt het voor de hand liggen dat als iemand toch wordt beoordeeld op zijn verdiencapaciteit het dan maar ‘in één keer te laten doen.’ “Het kan niet zo zijn dat je eerst naar SMZ toe moet om vast te stellen in welke van de drie categorieën je valt om vervolgens als je verdiencapaciteit moet worden bepaald door een ander instituut te worden getoetst”, zo wordt toegelicht, “en dan ook met het risico dat dat instituut afwijkende criteria gebruikt.” Hoogeveen staat niet afwijzend tegenover een integraal advies waaraan ook voorzieningenaspecten zitten. Dat beperkt de belasting voor de burger. Daarnaast valt daarmee ook efficiencywinst te boeken. “Maar”, zo geven ze aan, “de pilot is nu bij uitstek een situatie waarin uitgetest kan worden of die behoefte bij de gemeente Hoogeveen bestaat. We zeggen niet al nu meteen: ja wij willen zo’n geïntegreerd participatieadvies.” WMO-keuringen gebeuren nu door een commerciële partner
©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
56
binnen Hoogeveen, maar men geeft aan dat bezien moet nog worden of die situatie naast de pilot gehandhaafd zal blijven. De gemeente geeft aan geen specifieke voorkeur te hebben voor een publieke organisatie zoals UWV. “Als het goed gebeurt en tegen een aantrekkelijke prijs dan maakt het niets uit wie het doet.”
Logistiek traject en doorlooptijd Alle nieuwe personen met minder dan 100% arbeidsgeschiktheid zullen binnen de pilot door UWVSMZ worden gezien. De klantmanagers van de gemeente maken daartoe een voorselectie. Met UWV-SMZ is besproken dat deze op termijn een soort ‘checkvragenlijst’ aanleveren, die de klantmanager kan ondersteunen bij de selectie van kandidaten die voor een participatie-advies van UWV-SMZ in aanmerking komen. De gemeente Hoogeveen geeft aan dat de klantmanagers momenteel niet voor het uitvoeren van deze voorselectie zijn opgeleid, maar ze hebben natuurlijk wel enige ervaring met het aanmelden van klanten voor de WSW / Wajong. Een terugkoppeling van UWV-SMZ – is op terechte gronden voor advies verwezen? – heeft daarbij echter wel ontbroken, en dat zou binnen de pilot niet het geval moeten zijn: “er moet een lerend effect ontstaan voor onze organisatie.” Wat betreft de doorlooptijd: Hoogeveen vindt het van belang dat een klant binnen een week na aanmelding wordt uitgenodigd, waarna een termijn van vier weken wordt aangehouden voor het uitbrengen van het advies.
Kwalitatieve eisen Hoogeveen geeft aan met de participatieladder te werken, maar ze beoordelen het als een ‘hopeloos’ instrument. “Het zegt niets over het feit of de klant wel of niet kan werken. Het geeft inzicht hoeveel uur iemand buiten de deur komt. Wij hebben liever dat er uit komt wat iemands arbeidsmogelijkheden zijn. Voor ons is de verdiencapaciteit belangrijker dan de participatieladder.” Bij de status van het advies van UWV-SMZ gaat het volgens Hoogeveen om een ‘bindend advies.’ “Wij moeten het advies ook kunnen gebruiken in juridische procedures wanneer een klant zegt wegens medische beperkingen niet te kunnen werken. Op het moment dat UWV-SMZ aangeeft dat er geen medische beperkingen zijn en de klant 100% verdiencapaciteit heeft, maar deze blijft wel weigeren, dan moet het rapport kunnen worden gebruikt als onderlegger voor het opleggen van juridische maatregelen.” Er wordt voor het lerend effect aan de klantmanagers de voorkeur aan gegeven dat het participatieadvies van UWV-SMZ warm wordt overgedragen. Hoogeveen vraagt zich af of er zoiets bestaat als ‘typische, exclusieve UWV-kennis.’ “UWV heeft gewoon een aantal jaren ervaring met het beoordelen van de verdiencapaciteit van mensen. Maar er is schaarste aan verzekeringsartsen, dus deze zitten of bij een verzekeraar of wellicht bij een ©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
57
arbodienst of bij UWV-SMZ. Dit type kennis is dan wel niet exclusief aan UWV voorbehouden, maar veel concurrentie is er niet, en SMZ is een grote club, die jarenlange ervaring en veel kennis heeft.”
©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
58
BIJLAGE 4
OPMERKINGEN VAN KLANTMANAGERS BIJ TOELICHTING DIGITALE VRAGENLIJST
De volgende opmerkingen, die als een effect van het participatie-advies kunnen worden aangemerkt, zijn door de klantmanagers van de gemeente geplaatst:
cliënt is nu vrijgesteld van de arbeidsverplichtingen;
cliënt zal geactiveerd worden via een traject;
vastgesteld is dat cliënt volledig arbeidsongeschikt is;
er is nu hulp gezocht bij hulpverlenende instantie;
er is een verandering in het traject van financiering uit voort gekomen;
het advies betekende een bevestiging van hetgeen cliënt zelf heeft aangegeven;
cliënt heeft een baan aanvaard (n = 3);
we zijn op verzoek van cliënt zelf actief bezig richting werk;
tip om AMBER aanvraag te doen wordt opgevolgd door cliënt;
cliënt is blij met de ontheffing;
het heeft zowel cliënt als klantmanager duidelijkheid verschaft over de belastbaarheid van cliënt; cliënt wilde eigenlijk meer uren, maar doet al maximale; heeft zich daar nu bij neergelegd;
ja, nu is duidelijk dat het niet aan lichamelijke klachten ligt, maar aan motivatieproblemen;
ja, klant is wegens medische beperking over gedragen aan team zorg. Klant kan niet terug naar reguliere arbeid;
voor cliënt zijn een aantal zaken nu duidelijker geworden (psychiatrische klachten);
ik weet nu wat te doen met klant. Duidelijk plan;
de klant is gerustgesteld;
gebleken is dat cliënt niet geschikt is voor arbeid;
cliënt stroomt uit in verband met werk en samenwoning partner;
de Dienst heeft nu een fundering om vervolgstappen bij cliënt te eisen;
cliënt voelde zich 'gehoord' door het onderzoek en advies heeft duidelijkheid verschaft over belastbaarheid van cliënt;
cliënt werkt 16 uren; er is bevestigd dat dit maximaal is;
geen verandering, wel meer duidelijkheid;
cliënt weet nu zelf ook wat wel of niet kan;
overdracht team zorg (n=3);
cliënt staat nog meer open om aan traject te beginnen;
er wordt voor klant Wajong aangevraagd;
er is duidelijkheid over de werkzaamheden die de klant kan doen (n = 3);
beter inzicht in eigen problematiek gekregen.
©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
59
Niet altijd zijn de toelichtingen positief van inhoud. Zo worden ook de volgende opmerkingen geplaatst:
ik weet het niet ... de casus is zeer moeilijk en blijft zeer moeilijk;
cliënt voelde zich niet begrepen, had gehoopt op het stempel arbeidsongeschikt;
cliënt is niet verschenen bij de nabespreking van het rapport;
klant gaf juist meer weerstand. Ik wilde hem aanmelden voor een traject, maar klant geeft aan huiverig te zijn. En toch niet het achterste van zijn tong te laten zien, omdat anders moeilijke dingen naar boven komen;
verandering is niet te verwachten gezien psychische beperkingen van de cliënt;
weerstand is juist verhoogd door de opmerkingen over de leefstijl;
gezien persoonlijkheid en psychische beperkingen is weinig verandering te verwachten;
weerstand is juist toegenomen; cliënt voelde zich niet serieus genomen;
cliënt was niet bereikbaar om eindresultaat te bespreken, wordt op korte termijn opnieuw door mij opgeroepen;
nog meer weerstand;
geen verandering; blijft qua gezondheid moeilijk verhaal;
mevrouw is minder gaan doen;
nee, gaat nog steeds moeizaam; onderzoek wees uit dat er geen belemmeringen waren, maar meneer schermt steeds met lichamelijke klachten. Had deze dus verzuimd te melden bij onderzoek; het lijkt wel of we het over twee verschillende personen hebben.
Bij de vraag of het participatie-advies van UWV-SMZ tevens kan worden gebruikt in een ander kader wordt door de klantmanagers als toelichting gegeven dat het advies is gebruikt: aanvraag kwijtschelding gemeentelijke belasting (2x); aanvraag overige minima regelingen; bevat elementen voor WMO (3x);
bij aanvraag CIZ indicatie;
in kader bijzondere bijstand;
bij uitbreiding vrijwilligerswerk;
op het terrein van zorg (2x);
voor aanvraag hulp bij solliciteren en presenteren;
bij aanvraag psychologische begeleiding;
bij slachtofferhulp: doorverwezen EMDR;
©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
60
waarschijnlijk zou deze rapportage ook in het kader van WMO te gebruiken zijn. Vooralsnog met name richting Team Zorg goed bruikbaar;
bij sociale activering (n = 3);
voor het inzetten van hulpverlening (n = 2);
hulp bij solliciteren, presenteren;
in WIA-kader;
op het terrein van verslaving.
Bij de vraag in hoeverre het advies van UWV-SMZ afweek van het eerste oordeel van de klantmanager gaven drie-en-zeventig klantmanagers (64%) aan dat dit advies nauwelijks of niet afweek. Omdat dit een open vraag betrof kwamen er veel reacties, die niet alle op de vraag ingingen:
Klant is van 1956 en doet al jaren (oogluikend toegestaan door ISDN) vrijwilligerswerk. Dit is ook klant zijn passie. Klant is een bijzonder mens, een excentrieke man die een uitgesproken mening heeft over overheid, natuur en noem zo maar op.
Het advies was voor de klantmanager begrijpelijk, voor de cliënt echter te ambtelijk opgesteld. Zij voelde zich daardoor gedwongen om te werken, terwijl dat er niet stond.
Bevindingen komen overeen. Arbeidsverplichtingen kunnen worden aangepast.
Volgens het UWV is klant wel te bemiddelen naar werk (met de tijd). Echter volgens mij is dit niet haalbaar. Klant is van '69 en heeft vanaf zijn 18e jaar niet gewerkt. Klant zit nu op een werkervaringsplek bij het Ommelanderziekenhuis. Dit is mijn inziens hoogst haalbare.
Klantmanager is van oordeel dat cliënt even helemaal niets moet doen, het advies is echter om 's middags een paar uren te werken.
Bevestiging van de bevindingen van de werkcoach, namelijk belastbaar met arbeid, rekening houdend met beperkingen. Dankzij het advies was hieromtrent geen ruimte voor discussie meer.
Het advies sluit grotendeels aan op het oordeel van de klantmanager, het onderdeel 'urenbeperking' is duidelijk geworden. Ook zijn beperkingen specifieker vastgesteld, namelijk meer gericht op handelingen binnen een betaalde baan.
De klantmanager vond zelf dat ze de situatie niet goed kon inschatten, vandaar ook de keuring.
Wijkt op alle fronten af. Klant gaf bij mij aan dat hij veel lichamelijke klachten had. Uit het onderzoek is gebleken dat hij wel wat klachten heeft, maar niet zo ernstig als hij zelf aangeeft.
Klant is een niet-willer. Klant heeft nu geen keus meer. Klant moet op basis van het advies een traject gaan volgen.
Weinig. Maar het is wel prettig dat één en ander nu ook objectief is vastgesteld.
Ik had het advies graag concreter willen hebben.
©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
61
Advies ten aanzien van maximale uren inzet is duidelijk. Doorgenomen werksoorten waarvoor mevrouw gezien haar beperking(en) kan worden ingezet sluiten echter niet aan bij de gevolgde opleiding(en) van haar.
Gedeeltelijk. Betrokkene geeft aan een drie dubbele hernia te hebben maar dit blijkt mee te vallen. Wel blijkt dat hij niet geschikt is voor regulier werk. Mogelijk alleen geschikt voor WSW, maar hier is hij op staande voet ontslagen.
Het was niet duidelijk genoeg, maar dat kan ook van de vraagstelling zelf komen.
Piramide van Maslov wordt niet in acht genomen. Als de basis niet goed is kan de cliënt niet door van trede 2 naar trede 3.
het gaat meer om een bevestiging en geeft een advies in opbouw van uren dat goed te gebruiken is.
Klant is in het UWV-SMZ advies ingedeeld op trede 2 van de participatieladder. Klantmanager was van oordeel trede 5.
De AD heeft niet genoeg rekening gehouden met alle klachten van cliënt. De arts heeft ze wel genoemd, zij het marginaal. De AD heeft zich beperkt tot de rug- en schouderklachten. Dat er achter de fysieke problemen een trauma schuilde hebben zij niet kunnen constateren.
Ik had verwacht dat de klant geen deelneemster zou kunnen zijn op de arbeidsmarkt.
Oorspronkelijke klantmanager had andere gedachten. Huidige werkcoach zag wel in dat werk te veel was, maar niet dat er totaal geen participatie mogelijk was.
Mevrouw kwam door omstandigheden uit een situatie zonder uitkering. Mevrouw was op dat moment in staat te werken. Na het SMO heeft mevrouw 1 baan op moeten zeggen (slechte werkomstandigheden voor lichamelijke klachten) = begrijpelijk.
Klantmanager had een urenbeperking verwacht, maar dat was niet het geval.
Het advies wijkt niet of van het oordeel van mij. Voor mij was niet duidelijk of betreffende al kon beginnen aan een traject, uit het SMO blijkt dat cliënt wel een start kan maken (in opbouw);
De klantmanagers gedachten vooraf komen redelijk overeen met die van de arts. De arbeidsdeskundige heeft dit op een manier gebracht waardoor de cliënt de voorgestelde aanpak accepteert.
Het advies wijkt enorm af. Meneer gaf steeds aan dat hij lichamelijk ziek was. Tevens was de inschatting dat meneer psychische problemen heeft. Alles ligt aan de ander, wil geen hulp. Zodra er druk wordt uitgeoefend richting werk, gaat hij steigeren.
Tenslotte konden respondenten nog een eventuele algemene opmerking kwijt in een vrij tekstveld. Hier heeft een aantal klantmanagers van gebruik gemaakt:
©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
62
Rapportages eenvoudiger maken en in begrijpelijke taal voor de cliënt. Voor de psychische problemen werd AMW aanbevolen, dat bleek in de praktijk niet voldoende. Problematiek van cliënt was te zwaar voor AMW. Een gesprek met een psycholoog was hier wel op zijn plaats geweest.
Mevrouw is niet erg gemotiveerd; dat blijkt iets minder uit het advies. Het advies helpt wel in het berusten dat er een arts heeft aangegeven dat er wel degelijk nog iets mogelijk is.
De toon en de bewoording van het rapport kwamen op mij nogal denigrerend over. De arbeidsdeskundige heeft zich laten verleiden veel van haar persoonlijke meningen over de situatie van cliënt mee te nemen in het rapport.
Er wordt verwezen naar een advies van de verzekeringsarts van 22 oktober 2012. Deze heb ik niet ontvangen.
Dit is typisch een klant die niet voor zichzelf opkomt en niet aangeeft wat er aan de hand is. Ze zal geen kik geven tot ze er bijna bij neer valt, zoals nu. Wanneer je haar niet kent en niet de juiste vragen stelt komt ze veel beter over dan ze in werkelijkheid is.
Er wordt veel gesproken over beperkingen, terwijl ik aan de hand van het advies liever met de cliënt kijk naar de mogelijkheden. Waar mogelijkheden worden genoemd, worden een aantal voorbeeldberoepen omschreven.
Het advies is zeer bruikbaar, naar verwachting van de klantmanager. Helaas is de gezondheid van cliënt zover achteruit gegaan dat uitvoering van het advies is uitgesteld tot nader order.
Uitslag is bevestiging van eerdere bevindingen van werkcoach. UWV arts heeft echter nagelaten om medisch archief op te vragen bij huisarts!
Er wordt bij belemmerende factoren geschreven dat de psychische draagkracht niet optimaal is door hyperventilatie. Volgens mij is de hyperventilatie het signaal dat ze niet met spanning kan omgaan. Die spanning wordt verergerd door de hyperventilatie.
Meer aandacht voor de psyche van de mens in bij deze doelgroep onontbeerlijk.
Rapportage is wel erg summier. Waarom is geen enkele vorm van participatie mogelijk? Sinds wanneer is een keuringsarts psychiater?
Ik had graag meer een voorzet gehad voor de toekomst.
Betrokkene had een aantal jaren geleden Wajong aangevraagd, maar deze is afgewezen. Nu is deze weer aangevraagd en zal deze ook toegekend worden.
De cliënt zelf geeft aan zich niet volledig te kunnen vinden in het advies. Het gaat daarbij om het stuk waarin de arts aangeeft dat de beperkingen meer psychisch dan lichamelijk zijn. Cliënt geeft wel aan het gevoel te hebben dat er naar haar geluisterd is.
Wat ontbreekt is het vermelden van positie op de participatieladder op het moment van het onderzoek. En het geven van een prognose welke positie te bereiken is.
©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
63
In het rapport werd gesproken over mogelijkheden tot omscholing. Dat leek mij vervolgens niet verenigbaar met andere conclusies uit het rapport. Klantmanager en arbeidsdeskundige hebben dit verder besproken met als gevolg dat de rapportage wordt herzien.
Aanvraag medisch advies ingediend op 19 – 10 – 2012, advies ontvangen op 12 – 02 – 2013.
Aanvraag medisch advies ingediend op 27 – 12 – 2012, advies ontvangen op 27 – 02 – 2013.
Aanvraag medisch advies ingediend op 25 – 01 – 2013, advies ontvangen op 04 – 03 – 2013.
Tarifering 2013 De landelijk vastgestelde UWV-SMZ tarieven laten voor 2013 een verhoging zien van zo’n 5%, voortkomend uit een toename van de overheadskosten. Binnen de stuurgroep is hier een discussie over gevoerd, omdat deze prijsverhoging op gespannen voet staat met de wens om de gemeenten een prijstechnisch concurrerend product te kunnen leveren.
©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
64
BIJLAGE 5
DIGITALE VRAGENLIJST
1. Burgerservicenummer: ………………………………… 2. Heeft het participatie-advies van SMZ voor deze cliënt uw vraagstelling beantwoord? □ Ja geheel □ Ja gedeeltelijk □ Nee onvoldoende □ Nee in het geheel niet
3. Kunt u het participatie-advies gebruiken in het kader van participatie van deze cliënt? □ Ja zeer zeker □ Ja gedeeltelijk □ Nee onvoldoende □ Nee in het geheel niet
4. Is er ten aanzien van deze cliënt op het terrein van participatie een verandering te melden nadat de indicatie van SMZ is afgegeven? Zo ja, wat voor verandering (meerdere antwoorden mogelijk): □ motivatieverandering □ weerstanden zijn doorbroken □ cliënt is pro-actief geworden □ anders, namelijk …………………………………………
5. Is de indicatie die SMZ heeft afgegeven ook in een breder perspectief bruikbaar, bevat deze bijvoorbeeld elementen die ook in een ander kader, zoals WMO, te gebruiken zijn? (meerdere antwoorden zijn mogelijk) □ in WSW-kader □ op het terrein van huisvesting □ op het terrein van schuldhulpverlening □ op het terrein van handhaving □ anders, namelijk ………………………………………….
6. In hoeverre wijkt het advies van UWV-SMZ af van het eerste oordeel van de klantmanager? ………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………………..
©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
65
BIJLAGE 6
INTERVIEWFORMAT SLEUTELPERSONEN
1. Hoe groot acht u het belang van de huidige pilot – nu de WWnV inmiddels controversieel is verklaard? 2. Welke ontwikkelingen verwacht u onder het huidige kabinet ten aanzien van het voorbereiden van een vergelijkbare wet? Op welke signalen baseert u zich daarbij? 3. Hoe denkt u dat Nederland er over vijf jaar uit zal zien wat betreft indicatiestelling en participatie en welke rol heeft SMZ daarin? 4. Hoe ziet in uw optiek de meest ideale samenwerking tussen UWV en de gemeenten er in de toekomst uit? 5. In de tot nu toe in het kader van de evaluatie gevoerde gesprekken signaleren we dat er nogal verschillend wordt gestaan ten opzichte van de (strategische) toekomst van UWV SMZ. Er zijn personen die vinden dat daarin behoudendheid moet worden betracht (met name de verzekeringsartsen) en personen dat UWV ook best een nieuw deel van de markt mag veroveren (met name de AD-en), bijvoorbeeld door je ook meer op voorzieningen te richten. Hoe staat u daarin en hoe vindt u dat het UWV daarin zou moeten staan? 6. Aansluitend op bovenstaande vraag: zijn er producten die SMZ naar jouw mening beter niet zou kunnen aanbieden c.q. ontwikkelen?
©
Gezondheidswetenschappen/UMCG Pilot samenwerking UWV-SMZ en gemeenten
66