Beleidskader Participatie in Langedijk Voor de jaren 2009-2012
Inhoudsopgave 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Doel van het beleidskader ......................................................................................... 3 Doel van het participatiebudget ................................................................................. 3 Aansluiting bij de visie en missie ‘Langedijk, ondernemend samenleven’ .................... 4 Visie op participatie in Langedijk ............................................................................... 4 Missie van het participatiebeleid ................................................................................ 5 Beleidskeuzes ........................................................................................................... 5 6.1. De participatieladder ........................................................................................... 5 6.2. Regierol en netwerken ........................................................................................ 7 6.3. Geïntegreerde intake .......................................................................................... 7 6.4. Registratiesysteem.............................................................................................. 7 6.5. Integrale samenwerking ...................................................................................... 8 6.6. Productenboek voor uitvoerende teams en werkplan voor beleidsteams ............... 8 6.7. Doelgroepen ....................................................................................................... 8 7. Doelstellingen ........................................................................................................... 9 7.1. Inburgering ......................................................................................................... 9 7.2. Re-integratie ..................................................................................................... 10 7.2.1. Uitgangspunten re-integratie ....................................................................... 11 7.4. Volwasseneneducatie........................................................................................ 11 7.4.1. Uitgangspunten Volwasseneneducatie ......................................................... 11 7.5. Jongeren .......................................................................................................... 12 8. Inzet per trede ........................................................................................................ 12 8.1. Maatschappelijke participatie ............................................................................ 12 8.2. Arbeidsparticipatie ............................................................................................ 12 9. Het instrumentarium ................................................................................................ 13 9.1. Afbouw ID en W IW ............................................................................................ 13 9.2. Ondernemerschap ............................................................................................. 13 9.3. EVC .................................................................................................................. 13 9.4. Mantelzorg ........................................................................................................ 13 9.5. Sociale werkvoorziening .................................................................................... 13 10. Handhaving ........................................................................................................... 14 11. Het participatiebudget ........................................................................................... 14 Lijst met afkortingen en omschrijvingen ....................................................................... 16 Figuur 1: de participatieladder ................................................................................................. 6 Tabel 1: participatiebudget 2009 en 2010 ............................................................................... 14
M. Wong Chung/PuZa Langedijk November 2009
2
1. Doel van het beleidskader Met de invoering van de Wet participatiebudget per 1 januari 2009 heeft de gemeente 1 budget voor re-integratie, inburgering en volwasseneneducatie. Met dit budget is beleidsruimte ontstaan om re-integratie, inburgering en volwasseneneducatie op de maat van de gemeente in een participatiebeleid vorm te geven. Hierdoor is de gemeente beter in staat om de burger centraal te stellen en haar inwoners optimaal te laten participeren. Het Participatiebudget brengt de genoemde beleidsterreinen en de uitvoeringspraktijk dichter bij elkaar. Er is meer maatwerk mogelijk, met een breed aanbod, afhankelijk van de mogelijkheden van de klant. Met deze veranderingen is een herijking van het re-integratie – inburgerings- en volwasseneneducatiebeleid nodig. Dit betekent het aanbrengen van samenhang in de beleidsvorming en realisatie van dwarsverbanden in de uitvoering van deze taken. De ontwikkeling van een brede, integrale visie op participatie op operationeel niveau, die de teams Jeugd & Onderwijs, W elzijn en W erk-Inkomen-Zorg (WIZ), en de netwerkpartners gezamenlijk onderschrijven vult de ontstane beleidsruimte in. Deze brede, operationele visie versterkt de eerder geformuleerde visie op maatschappelijke ondersteuning (W et maatschappelijke ondersteuning (Wmo)). Deze visie luidt: “De gemeente Langedijk wil dat al haar burgers een goede kwaliteit van leven hebben” (pagina 13 van het vierjarenbeleidsplan WMO en volksgezondheid voor de jaren 2007 – 2010). Met de versterking gaat de gemeente verder op de uitgezette koers die de Wmo als eerste participatiewet had ingezet. Het integrale karakter van de visie over het participatiebeleid vindt zijn uitdrukking in een gezamenlijk werkplan voor de beleidsteams en een productenboek voor de uitvoerende teams.
2. Doel van het participatiebudget Het doel van het participatiebudget is ondersteuning op maat te bieden aan de individuele burger die dit nodig heeft bij het meedoen in de Nederlandse samenleving. De gedachte is dat als de burger mee kan doen, hij of zij de kansen pakt om zich te ontwikkelen en de eventuele afhankelijkheid van een uitkering en andere ondersteuning vermindert. Gevolg is het ontstaan van meer betrokkenheid en grotere sociale cohesie. De doelgroep van het participatiebudget is: -
personen vanaf 18 jaar en ouder; 16 – en 17 jarigen die zijn ontheven van de kwalificatieplicht of aan de kwalificatieplicht hebben voldaan; jongeren van 16 of 17 jaar voor wie schooluitval dreigt, maar door een leerwerktraject toch nog een startkwalificatie kunnen behalen.
Op 1 oktober 2009 is de Wet investeren in jongeren (WIJ) in werking getreden. De kosten voor de uitvoering van deze wet gaan ten laste van het participatiebudget. Doelstelling van deze wet is om jongeren te laten werken of leren, of een combinatie van beide. Hiermee wordt een duurzame en substantiële arbeidsparticipatie van jongeren bevorderd en verhoogd. De WIJ richt zich op jongeren van 18 tot 27 jaar die helaas aan de zijlijn staan. De WIJ heeft als doel deze jongeren te activeren en de bijstandsafhankelijkheid tegen te gaan. Arbeidsparticipatie is daarbij het belangrijkst om hen te beschermen tegen sociale problemen zoals armoede, sociale uitsluiting, criminaliteit, en integratieproblemen. De taak van de gemeente is om te investeren in de arbeidsinschakeling van alle jongeren. Daartoe moet de gemeente de jongeren allereerst een werkleeraanbod doen. Indien nodig zelfs een reeks van voorzieningen met als doel duurzame arbeidsinschakeling van de jongere. Het werkleeraanbod kan variëren van een ‘echte’ baan, tot vakgerichte scholing of een combinatie van beide. De WIJ is bewust buiten de
3
WWB gezet, om een paradigmawisseling mogelijk te maken. Waarbij de WWB het recht op bijstand vooropstaat: ‘een uitkering, mits’, is bij de WIJ dit omgedraaid, en geldt: ‘geen uitkering, tenzij’. Dat wil zeggen, een jongere krijgt pas een inkomensvoorziening als de gemeente hem of haar geen werkleeraanbod kan doen, of als zijn of haar inkomsten door arbeid of stage onvoldoende zijn.
3. Aansluiting bij de visie en missie ‘Langedijk, ondernemend samenleven’ De formulering van de visie en missie over participatie in Langedijk in dit beleidskader vindt aansluiting bij de visie en missie uit de toekomstvisie ‘Langedijk, ondernemend samenleven’. Daarin staat: “Langedijk heeft een rijk verenigingsleven. Veel Langedijkers zijn lid van één of meerdere verenigingen en vervullen hierin een actieve rol. Dit is een belangrijk onderdeel van de dorpscultuur, het versterkt de betrokkenheid en verbondenheid” “Om het dorpse karakter te behouden, is het van belang dat nieuwkomers hun plek binnen de gemeente vinden en dat zij kunnen deelnemen en bijdragen aan het dorpsleven…” “Om wonen in de gemeente Langedijk aantrekkelijk te houden, dient het dorpse karakter behouden te blijven. Het rijke verenigingsleven speelt hierin een belangrijke rol. Het stimuleert de verbondenheid en betrokkenheid tussen inwoners en bevordert deze ook tussen autochtone en nieuwe bewoners.” “Ondernemen wordt volop gestimuleerd en ondernemers krijgen de ruimte. Hierdoor zal ook de werkgelegenheid toenemen, waardoor Langedijk een aantrekkelijke woongemeente voor jongeren en hoopopgeleiden is.” De kernwoorden uit deze citaten zijn: verenigingsleven, betrokkenheid, verbondenheid, deelnemen, bijdragen, ondernemen. Deze zijn ook thema’s van het participatiebeleid. Zo kan het actief worden in het verenigingsleven bijdragen aan het meedoen van de burger in de samenleving van Langedijk. Daarmee is niet alleen de burger gebaat, maar plukt de gemeente Langedijk daar ook de vruchten van. In 4. Visie op participatie in Langedijk en 5. Missie van het participatiebeleid zijn deze thema’s verder uitgewerkt.
4. Visie op participatie in Langedijk De gemeente Langedijk verwacht dat iedereen een actieve rol speelt in de samenleving. Meedoen kan op drie manieren: -
-
-
sociale participatie: contact hebben met vrienden, kennissen en de buurt. Ook lidmaatschap van verenigingen, deelname aan cursussen, het bieden van mantelzorg, et cetera worden daartoe gerekend; maatschappelijke participatie: het onbetaald en vrijwillig verrichten van activiteiten voor het algemeen belang. Voorbeelden zijn vrijwilligerswerk bij verenigingen, organisaties of evenementen. De vrijwilliger zet hierbij zijn kennis en kunde in; arbeidsparticipatie: het hebben van werk (eventueel met ondersteuning) waarvoor een vergoeding of salaris (inkomensvoorziening) wordt ontvangen. Voorbeelden zijn: regulier werk, ondernemerschap, gesubsidieerd werk, werken met behoud van uitkering, (maatschappelijke) stages, et cetera.
Het ideaal is dat de burger van Langedijk op alle drie niveaus meedoet. Zo kunnen vaardigheden die nodig zijn voor arbeidsparticipatie ook ingezet worden voor maatschappelijke participatie en/of sociale participatie, en andersom. Meedoen op alle niveaus heeft niet alleen een positief effect voor de ontwikkeling van de burger, maar ook voor de samenleving van Langedijk. Zo is de stelling dat een hoge graad van arbeidsparticipatie bijdraagt aan de sociaal economische positie van de burger èn het
4
economisch presteren van de gemeente Langedijk. De gemeente Langedijk formuleert haar visie op participatie daarom als volgt: De gemeente Langedijk bevordert dat haar burgers naar vermogen meedoen in de samenleving. Daarbij is het ideaal dat de inwoners van Langedijk op de bovenste drie treden van de participatieladder (zie 6.1.) meedoen. Participatie heeft een positieve invloed op de ontwikkeling van de burger, en daardoor op lange termijn op de (economische) prestatie van de gemeente Langedijk.
5. Missie van het participatiebeleid Om het doel van het participatiebudget te kunnen bereiken zijn de schotten tussen de budgetten voor re-integratie, inburgering en volwasseneneducatie weggenomen, en als 1 budget beschikbaar gesteld. Gevolg is dat de burger als klant centraal staat. Een aanpak in de vorm van een integrale intake (zie 6.3.) maakt maatwerk mogelijk. Waarbij de gemeente Langedijk de ambitie uitspreekt nog verder te gaan door alle participatiewetten met elkaar te willen verbinden. De missie van de gemeente Langedijk luidt: In de jaren 2009 – 2011 verbinden we bestuurlijk, inhoudelijk, organisatorisch en financieel de wetten: WWB, Bbz, WIJ, Wsw, WI, Wmo, WEB met elkaar. Daarmee wil de gemeente Langedijk de burgers bereiken die ondersteuning nodig hebben bij het meedoen in de samenleving van Langedijk. Iedereen doet mee, niemand leeft in een sociaal isolement.
6. Beleidskeuzes Binnen de wettelijke kaders maakt de gemeente beleidskeuzes. Het betreft beleidskeuzes voor de volgende thema’s. a. b. c. d. e. f. g.
de participatieladder; regierol en netwerken; geïntegreerde intake; registratiesysteem; integrale samenwerking; productenboek voor uitvoerende teams en werkplan voor beleidsteams; doelgroepen.
6.1. De participatieladder In 2008 is op initiatief van 12 gemeenten (in de regio Noord-Holland de gemeente Alkmaar) en de VNG de participatieladder ontwikkeld. De gemeente Langedijk heeft zich aangemeld als ‘tweede fase’ gemeente (implementatie in 2010-2011) voor de invoering van de participatieladder. De participatieladder blijkt in de praktijk een eenvoudig en goed instrument voor managers, uitvoerders en beleidsmedewerkers om inzicht te krijgen in het potentieel van burgers om daadwerkelijk mee te kunnen doen. De participatieladder brengt ook andere resultaten dan uitstroom uit de bijstand of een behaald diploma in beeld. Door gebruik van de participatieladder ontstaat een duidelijk beeld van de samenstelling van het klantenbestand en het groeipotentieel daarin. Met dit instrument kan de gemeente vaststellen in hoeverre het doel van haar participatiebeleid wordt gerealiseerd. Hiermee kan de participatieladder een belangrijke bijdrage leveren aan de integratie van de beleidsterreinen re-integratie, inburgering en educatie. Dat wil zeggen, dat de gemeente niet alleen de effecten van het gehele participatiebeleid volgt, maar ook van de afzonderlijke voorziening. Iedere voorziening kan bijdragen aan het mogelijk maken dat de burger (meer) gaat meedoen. Door de effecten te kennen, kan de gemeente een optimale mix van instrumenten vaststellen en tot integraal beleid komen.
5
Figuur 1: de participatieladder
De participatieladder heeft zes treden die het niveau van participatie aangeven. Bij de onderste vier treden gaat het om mensen zonder een arbeidscontract, de bovenste twee zijn voor mensen met regulier werk: met ondersteuning (trede 5) of zonder (trede 6). De gemeente Langedijk ziet participatie breed: iedere burger kan binnen zijn of haar mogelijkheden meedoen. Daarbij onderscheidt de participatieladder twee soorten participatie: arbeidsparticipatie (het hoogste niveau van meedoen) en maatschappelijke participatie. Een beschrijving van de treden op de ladder, onderverdeeld naar de twee soorten van participatie: Arbeidsparticipatie - Trede 6: Betaald werk zonder ondersteuning; Bijvoorbeeld: baan met arbeidscontract, zzp’er, ondernemer - Trede 5: Betaald werk met ondersteuning; Bijvoorbeeld: werk met aanvullende uitkering van gemeente of UW V, werk met externe begeleiding, werk en scholing Maatschappelijke participatie - Trede 4: Onbetaald werk; Bijvoorbeeld: werk met behoud van uitkering, stage, vrijwilligerswerk - Trede 3: Deelname aan georganiseerde activiteiten; Bijvoorbeeld: cursus of opleiding, actief verenigingslid - Trede 2: Sociale contacten buiten de deur; Bijvoorbeeld: bezoeken van buren en vrienden, incidenteel deelnemen aan activiteiten - Trede 1: Geïsoleerd. Bijvoorbeeld: dakloos, alleen internetcontacten. Jaarlijks wordt tenminste één keer vastgelegd op welk niveau van de participatieladder iemand zich bevindt. Daarbij wordt ook meteen gekeken of dat het maximaal haalbare niveau is, of dat de persoon in kwestie nog wel één of twee treden kan stijgen. Om op een bepaalde trede te komen kan de klantmanager instrumenten als bijvoorbeeld vrijwilligerswerk of een sollicitatietraining inzetten. Dit kunnen ook instrumenten zijn die via bijvoorbeeld een Wmo budget of de AW BZ gefinancierd worden. De gemeente Langedijk heeft voor haar gemeentegrootte een breed aanbod waarmee de burger passende ondersteuning kan krijgen om actief mee te kunnen doen in de samenleving van Langedijk. Volgens de participatieladder is economische zelfstandigheid het hoogste doel, maar niet de enige. Ook een geïsoleerde burger die de stap zet naar vrijwilligerswerk, geldt als resultaat. Een dergelijk resultaat is zichtbaar bij gebruik van de participatieladder.
6
Door de resultaten te registreren maakt de participatieladder het mogelijk om het participatiebeleid te volgen, te evalueren en om keuzes te maken bij de inzet van de middelen. Met de participatieladder heeft de gemeente een instrument die eenzelfde taal biedt voor de betrokken beleidsteams, uitvoerende teams, management en bestuur. Dit bevordert de ontwikkeling van integraal beleid. 6.2. Regierol en netwerken De gemeente Langedijk ziet zichzelf als een regie- en netwerkorganisatie. Maar ook begeleidt de klantmanager zijn of haar eigen klant zelf daar waar het kan. Specifieke kennis wordt ingekocht bij een beperkt aantal professionele organisaties. Taalonderwijs, alfabetiseringscursussen, maatschappelijke oriëntatie worden zoveel mogelijk ingekocht bij de reguliere onderwijsinstellingen of lokale partijen. Andere participatie-instrumenten zijn extern georganiseerd (zie daarvoor het productenboek). De gemeente neemt de regie op twee niveaus; prestaties in contracten en sturing op de ontwikkeling van de klant. Concreet wil dit zeggen: integraal werken op klantniveau door middel van een geïntegreerde intake (op welzijns-, onderwijs- en WIZ (Werk, Inkomen, Zorg) aspecten tegelijkertijd) en een monitoringsysteem waarin analyse en diagnose, portfolio en EVC (Eerder Verworven Competenties) waardering een plaats hebben. Om de regie te kunnen uitvoeren is een goed beeld van de vraag van de burger noodzakelijk. Dat stelt de gemeente in staat heldere opdrachten te verstrekken aan haar opdrachtnemers en uitvoeringspartners, en om de groei van de burger te kunnen volgen. Belangrijk is dat alle actoren op het participatieveld zicht hebben op het resultaat van het participatiebeleid. Daarvoor is de participatieladder een goed instrument. 6.3. Geïntegreerde intake Veel burgers die aankloppen bij de gemeente hebben te maken met meervoudige problematiek. Zij hebben bijvoorbeeld niet alleen een gezondheidsprobleem en zijn werkloos, maar hebben daarnaast nog schuldenproblematiek, en een kind dat voortijdig de school dreigt te verlaten. Door tijdens de intake aandacht te geven aan de burger en zijn omstandigheden op de verschillende leefgebieden, kan de gemeente haar inwoners een voorziening bieden die meer op maat is gebouwd. De burgers worden maar 1 keer bevraagd over hun leefsituatie, en hoeven dus niet aan verschillende personen hun problemen te vertellen. De geïntegreerde intake zal zich richten op: -
werk en inkomen (rechtmatig en doelmatig); inburgering; educatie; leerplicht/RMC; Wmo; schuldhulpverlening; Werkbedrijf UW V (extern).
De intake door het W erkbedrijf UWV is extern. De vaststelling van de samenwerking met dit bedrijf vindt plaats in het Ketenjaarplan. In dit document is onder andere aandacht voor een aaneengesloten traject voor de werkzoekende die na beëindiging van zijn werkloosheidsuitkering uitstroomt naar de bijstand. 6.4. Registratiesysteem Klantgegevens die verzameld zijn in een registratiesysteem geven inzicht in de resultaten van het gevoerde participatiebeleid. De klantgegevens die nodig zijn voor de participatieladder worden in het gemeentelijke cliëntvolgsysteem GWS4all ingevoerd. Er zijn web-based invoermodules voor de implementatie van de participatieladder ontwikkeld waarmee gegevens in GW S4all weggeschreven kunnen worden. De participatieladder is een instrument om de realisering van de beleidsdoelstellingen te monitoren. Door bestudering van de resultaten kunnen deze vertaald worden in beleid en effectieve inkoop van participatievoorzieningen.
7
6.5. Integrale samenwerking In het Beleidskader Armoedebeleid gemeente Langedijk 2009 neemt de gemeente een aantal maatregelen om niet-gebruik van voorzieningen tegen te gaan. Ook binnen het participatiebeleid is het vinden en werven van burgers een opdracht. Net zoals in het beleidskader voor het armoedebeleid optimaliseert de gemeente de samenwerking met het netwerk armoedebeleid, en de charitatieve - en particuliere fondsen. De gemeente zal zich inspannen om dit netwerk uit te breiden met meer organisaties en partners / actoren (intern en extern) uit / op het veld van schuldhulpverlening, maatschappelijke ondersteuning, re-integratie en schooluitval. 6.6. Productenboek voor uitvoerende teams en werkplan voor beleidsteams Om een geïntegreerde intake te kunnen uitvoeren, is het voor de uitvoerende teams belangrijk een totaal overzicht te hebben van het participatieaanbod in de gemeente Langedijk. Daarom zal alle relevante informatie worden opgenomen in een productenboek. Voor het schrijven van integraal beleid is het noodzakelijk dat de betrokken beleidsmedewerkers hun beleidsvoorstellen op elkaar afstemmen, en vastleggen in een gezamenlijk werkplan. 6.7. Doelgroepen Met de komst van het participatiebudget is de doelgroep breder geworden. Maar daarvoor ontvangt de gemeente geen ruimer rijksbudget. Daarom is het noodzakelijk dat vanuit een integrale visie op participatie de gemeente bepaalt op welke doelgroepen zij middelen inzet. De gemeente Langedijk spant zich in voor de volgende algemene doelgroepen: -
uitkeringsgerechtigden; inburgeringsplichtigen; inburgeringsbehoeftigen; jongeren van 16 tot en met 27 jaar; niet-uitkeringsgerechtigden.
De aan participatie gelieerde beleidsterreinen (zie 5) kennen doelgroepen die elkaar overlappen. Voor de bevordering van de integrale aanpak geeft de gemeente Langedijk deze doelgroepen een speciale aandachtsstatus. De betrokken beleidsmedewerkers zullen in hun afstemming (vastgelegd in gezamenlijk werkplan) extra aandacht aan deze doelgroepen geven. -
Wmo doelgroep (meer participatie = minder ondersteuningsbehoefte); Jongeren (schooluitval); Allochtonen; Laaggeletterden; (Ex-) Psychiatrische patiënten; Lichtverstandelijke gehandicapten; Alleenstaande ouders; (Startende) Ondernemers.
Iedere klant is anders en kan tot meerdere doelgroepen behoren. Per klant geldt daarom maatwerk en verbijzondering. Iedere klant heeft een persoonlijk doel. Het merendeel van de Wmo klanten heeft als streefdoel deelname aan groepen, en misschien wel sociale activering in de vorm van vrijwilligerswerk. Dat is trede 2 of 3 van de participatieladder. Dat kan ook gelden voor de WWB klant die zoveel beperkingen heeft dat hij of zij niet verder kan komen dan misschien de derde trede. Door op deze wijze de doelgroepen te bepalen, zijn er veranderingen in vergelijking tot het voorgaande beleidskader “Werk en Re-integratie in de gemeente Langedijk 2004” en de notitie “Inburgering en (Re-)Integratie in de gemeente Langedijk 2007 – 2009”. Deze
8
veranderingen zijn het gevolg van het feit dat met de invoering van het participatiebudget de doelgroep breder is geworden. Het credo “iedereen doet mee!” neemt dan ook als gevolg mee dat een aandachtsgroep van inburgering niet is te beperken tot vrouwen in achterstandssituaties. Ook is de verbreding duidelijk door de toevoeging van de voorbereidingskredieten en begeleidingskosten uit de bijzondere bijstand voor zelfstandigen (Bbz 2004) naar het participatiebudget. Een tweede overweging is dat doordat de Wet investeren in jongeren (WIJ) een jongere het individueel recht geeft op een werkleeraanbod als hij of zij een inkomen heeft dat lager is dan de voor hem toepasselijke inkomens, ongeacht het eigen vermogen en het inkomen en vermogen van de partner, het voor de gelijkwaardigheid van belang is dat ook niet- uitkeringsgerechtigde eenzelfde recht heeft op een participatievoorziening. Vooral omdat de WWB de gemeente verantwoordelijk stelt voor het opheffen van belemmeringen bij arbeidsinschakeling. Deze belemmeringen kunnen het ontbreken van een opleiding (startkwalificatie) zijn, dan wel een ontstane afstand tot de arbeidsmarkt. Het gezinsinkomen is niet de oorzaak van deze belemmering, maar een gebrek aan opleiding. De belemmering is persoons-, niet inkomensgebonden. Uit het bovenstaande volgt dat in vergelijking tot voorgaande, bovengenoemde beleidskader en notitie de gemeente zich niet meer beperkt tot: -
Het aanbieden van participatievoorzieningen aan niet-uitkeringsgerechtigden die leven op 120 % van de bijstandsnorm; Vrouwen in achterstandssituaties als inburgeringsbehoeftigen.
Maar de gemeente Langedijk richt zich juist tot iedere burger die ondersteuning nodig heeft bij het meedoen in de samenleving van Langedijk (zie 5. Missie van het participatiebeleid).
7. Doelstellingen De getalsmatige prognose van onderstaande beleidsterreinen wordt per jaar vastgesteld in de begroting. Op dat moment kunnen actuele ontwikkelingen in de wet en de uitvoeringspraktijk erbij worden betrokken. 7.1. Inburgering Op peildatum 16 november 2009 zijn er in Langedijk 66 inburgeringsplichtigen die nog niet voldoen aan de vereisten zoals gesteld in de Wet Inburgering (WI). De landelijke taakstelling is 47.000 trajecten op jaarbasis. Voor de gemeente Langedijk betekent dat ongeveer 20 inburgeringstrajecten per jaar. Deze groep die daarvoor in aanmerking komt, bestaat niet alleen uit de statushouders (en diegenen die vallen onder de pardonregeling) die de gemeente vanuit de huisvestingstaakstelling moet huisvesten. De groep omvat inburgeringsplichtige en behoeftige uitkeringsgerechtigden, NUG’ers en werkenden. Indien de inburgeraar niet voldoet aan zijn inburgeringsplicht kan dat gevolgen hebben voor de verblijfsstatus. Uit een onderzoek van de Rekenkamer Den Haag blijkt dat ondanks het succesvol afronden van het inburgeringstraject, dit geen garantie biedt voor het vinden van een (betere) baan. De Rekenkamer Den Haag pleit voor leerwerkplekken met tijdelijke loonkostensubsidies en een duidelijke koppeling met het arbeidsmarktbeleid. De gemeente Langedijk zet daarom in op duale trajecten voor niet-werkenden. Een combinatie van leren van de taal en bijvoorbeeld het vergroten van het sociale netwerk, een activeringsplaats, een beroepsopleiding of een traject naar (beter) werk. Deze dualisering wordt vanuit het rijk gestimuleerd met een speciale participatiebonus voor elk duaal traject dat de gemeente afspreekt met een klant.
9
7.2. Re-integratie Per peildatum 16 november 2009 zijn er 67 mensen op een re-integratietraject. Van de 54 mensen die in een rustplan zijn geplaatst, volgen 10 mensen een (sociale activerings -) traject of doen vrijwilligerswerk. Gemiddeld zijn er 70 lopende trajecten per jaar. Het uiteindelijke doel bij re-integratie is werk. Iedereen is het investeren waard, maar de vraag van de arbeidsmarkt is leidend. Het gaat om branches of beroepen waar op dit moment of in de toekomst het werk zit. Daarnaast bepalen de afstand tot de arbeidsmarkt en de kenmerken van de klanten de route naar werk. Bij de start van elk traject kijkt de klantmanager wat het perspectief van de klant is. Hoe sneller de reintegratie naar werk start, hoe groter de kans op werk is. Daarom hangt de gemeente Langedijk het principe van “Loon boven Uitkering” aan. Als de klant niet geplaatst kan worden bij een werkgever, dan gaat de klant op een andere manier (scholing, training, vrijwilligerswerk) direct aan de slag. Voor klanten met vaak een meervoudige problematiek (trede 2 van de participatieladder) vindt een diagnose plaats voor aanduiding van een geschikt traject. Zo is in het “Beleidskader armoedebeleid gemeente Langedijk” al vastgesteld dat schuldsanering en budgettraining onderdeel kunnen zijn van een re-integratietraject. Want schulden kunnen mensen tegenhouden om een baan te zoeken. Door schuldhulpverlening en intensieve begeleiding tijdens een re-integratietraject te combineren, wordt de kans vergroot dat een goede en blijvende oplossing voor de schuldenlast wordt gevonden. Hierdoor wordt de schuldenzorg weggenomen, zodat mensen weer op zoek kunnen gaan naar een baan. Op 1 juli 2010 zal de wet ‘gemeentelijke schuldhulpverlening’ in werking treden. De gemeente moet dan een beleidsplan en een verordening over schuldhulpverlening vaststellen. De combinatie met re-integratie zal hierin verder uitgewerkt worden. Vervolgens blijft de gemeente zich inzetten om tijdig geschikte kinderopvang mogelijk te maken. W ant dat is belangrijk voor het slagen van een re-integratie – en/of inburgeringstraject. Een klant kan op medische of psychische gronden een volledige of gedeeltelijke ontheffing voor een re-integratietraject krijgen. Als dat niet geval is, dan is de klant het overgrote deel van de week (bijvoorbeeld 32 uur) bezig met zijn re-integratie. Bij uitval op een bepaald traject, wordt eerst nauwkeurig gekeken naar de reden van uitval. Op basis van de daaruit gekregen informatie wordt een vervolgstap bepaald. Dit binnen een zo kort mogelijk termijn. De re-integratieactiviteiten richten zich dus op de vraag van de arbeidsmarkt. Het kennen en voorzien van die vraag is een belangrijke randvoorwaarde voor succes. De gemeente en de werkgevers hebben daarin een gezamenlijk belang. Door aansluiting bij het Regionaal Platform Arbeidsmarktbeleid Noordhollandnoord (RPA-NHN) kunnen op regionaal niveau afspraken worden gemaakt om vraag en aanbod op de regionale arbeidsmarkt met elkaar te verbinden. Deelnemers aan dit platform zijn UWV Werkbedrijf, gemeenten, werkgevers, branches en het onderwijs. Tenslotte ziet de gemeente een verbinding met een uitgangspunt uit het “Visiedocument regie en uitvoering van de Wsw in Noord-Kennemerland” dat luidt: “Maatwerk is mogelijk door het integraal uitvoeren van wetten die gericht zijn op toeleiding naar de arbeidsmarkt en/of zelfredzaamheid en participatie”. Dit betekent dat arbeidsparticipatie ook mensen omvat die niet zelfstandig een reguliere baan kunnen bemachtigen en behouden, maar wel tot regelmatige en zinvolle aangepaste arbeid in staat zijn.
10
7.2.1. Uitgangspunten re-integratie - werk boven inkomen: regulier werk is de belangrijkste route naar economische zelfstandigheid en sociale redzaamheid; - plaatsing bij reguliere werkgevers gaat voor vormen van additionele en beschermde arbeid; - van uitkeringsgerechtigden mag in principe verlangd worden dat zij alle algemeen geaccepteerde arbeid aanvaarden die aanwezig is op de arbeidsmarkt; - de gemeente realiseert voldoende aanbod van participatiemogelijkheden; - eigen verantwoordelijkheid staat centraal; - iedere burger heeft competenties, talenten en kwaliteiten. De gemeente investeert in de groei van de klant. Bij een reëel uitzicht op succes (naar een bepaalde kwaliteit is bijvoorbeeld vraag op de arbeidsmarkt) wordt er ruimte gegeven aan een eventuele voorkeur en eigen initiatief van de klant; - iedereen draagt in meer of minder mate verplicht en naar vermogen bij; - een balans tussen duurzame uitstroom en de kortste weg naar werk: maatwerk (integraal klantmanagement), een korte doorlooptijd van (deel)trajecten, samenwerking en monitoren van de verrichte activiteiten van partners in de keten (UW V Werkbedrijf, gemeente, uitvoerende partijen); - handhaving weerhoudt dat mensen ongeoorloofd in de uitkering komen; - verdere afbouw van traditionele vormen van gesubsidieerde arbeid. 7.4. Volwasseneneducatie Per peildatum 16 november 2009 volgen 10 mensen een alfabetiseringstraject, 8 mensen een cursus Nederlands als Tweede Taal (voor inburgeraars die hun taalniveau na het inburgeringsexamen willen verhogen), en 13 mensen algemene educatie. De gemeente Langedijk wil de burger zoveel mogelijk duale trajecten aanbieden. De schotten tussen de budgetten zijn in het participatiebudget verdwenen. Zoals in 7.1. Inburgering al beschreven richt de gemeente de trajecten zodanig in dat er sprake is van een combinatie van taalontwikkeling, wegnemen van belemmeringen, verbeteren van het opleidingsniveau en opdoen van vaardigheden die de kansen op de arbeidsmarkt vergroten. Maar het niet kunnen meedoen begint vroeg: al aan het begin van de schoolcarrière kan achterstand ontstaan. Met als gevolg dat op latere leeftijd het begrijpend lezen niet goed gaat. En daardoor onvoldoende begrip bij bijvoorbeeld het invullen van formulieren. Dit heeft invloed op de participatie van de burger. Een positieve invloed krijgen we door samenhang te zoeken met het lokaal onderwijsbeleid en het aanvalsplan laaggeletterdheid. Taalonderwijs, alfabetiseringcursussen, maatschappijoriëntatie, et cetera worden zoveel mogelijk ingekocht bij de reguliere onderwijsinstelling en bij enkele lokale instituten. De gemeente Langedijk ontvangt € 259.986 in 2009 en € 195.314 in 2010 voor volwasseneneducatie, die nu deel uitmaakt van het participatiebudget. Tot 2013 moet het budget voor volwasseneneducatie verplicht worden besteed bij het ROC. Daarna treedt de marktwerking in. Binnen de volwasseneneducatie is er specifiek aanbod voor: -
laaggeletterde Nederlandssprekenden; deelnemers die een tweede kans grijpen om deelcertificaten en diploma’s VMBOt, HAVO en VWO te halen; deelnemers die gebruik maken van geïntegreerde trajecten (of “leren en werken”) waarbij zij een beroepsopleiding volgen met een vaktaalcomponent; alfabetiseringscursussen; ex-inburgeraars die hun taalvaardigheden verder willen verbeteren na het behalen van hun inburgeringsexamen.
7.4.1. Uitgangspunten Volwasseneneducatie - een goede (start)kwalificatie is van groot belang om als burger duurzame waarde voor de samenleving te hebben. Daarom wordt ingezet op het (alsnog) behalen van een kwalificatie door het volgen van een opleiding. Dit kan ook naast het werk;
11
-
meedoen wordt bevorderd door het voldoende kunnen lezen en schrijven. Daarom zet de gemeente in op de bestrijding van analfabetisme.
7.5. Jongeren Zoals in 2. Doel Participatiebudget beschreven heeft de gemeente een taak in de uitvoering van de WIJ. De gemeente maakt gebruik van haar aansluiting bij het regionaal platform arbeidsmarktbeleid Noordholland Noord om de jeugdwerkloosheid te bestrijden. Een concrete actie is de uitvoering van het Actieplan Jeugdwerkloosheid Regio NoordHolland Noord 2009 – 2011. Uitgangspunt is dat de jongeren zo snel mogelijk terugkeren naar school of aan de slag gaan op de arbeidsmarkt. W ant een startkwalificatie is het belangrijkst voor een goede start op de arbeidsmarkt. Als het niet reëel is dat de jongere teruggaat naar school is een combinatie van leren en werken een mogelijkheid. Daarbij gaat het om bijvoorbeeld BBL trajecten, waarin de jongere een aantal dagen per week een opleiding volgt en de resterende dagen aan het werk is bij een werkgever.
8. Inzet per trede De treden op de participatieladder geeft de afstand tot de arbeidsmarkt aan. Bij de invulling van een traject wordt zoveel mogelijk ingezet op duale trajecten als dat nodig is. Dus als er sprake is van een taalachterstand, wordt direct ook een taalscholing ingezet. Is er geen startkwalificatie dan wordt bekeken op welke manier binnen het traject naar werk een startkwalificatie kan worden behaald. 8.1. Maatschappelijke participatie De gemeente wil mensen voor wie de weg naar regulier werk nog lang is, toch nog stimuleren om mee te doen in de samenleving. Dit betekent dat de gemeente mogelijkheden creëert om deze groep te activeren. Daarvoor is bijvoorbeeld het project Oosterdel en laagdrempelige activiteiten in verenigingen van toepassing. De klant bevindt zich dan op trede 3 van de participatieladder. Binnen 1 jaar is de doelstelling sociale zelfredzaamheid te bereiken waardoor de klant op termijn mogelijk in staat is een vervolgstap op de participatieladder te zetten. Maar dat lukt niet altijd, en dan vervalt de klant in trede 2 of 1. Hierna volgt dan een warme overdracht naar een zorgtraject, bijvoorbeeld vanuit de Wmo. De volgende stap naar meer maatschappelijke participatie is het verbeteren van werknemersvaardigheden (trede 4). Denk aan een arbeidsritme opbouwen, samen kunnen werken, taken kunnen uitvoeren, en beroepsoriëntatie. Aan het eind van deze trede kan een klant op een participatieplaats aan de slag. Deze plaatsen worden ingevuld volgens het principe van werken met behoud van uitkering. Dit betekent dat wordt ingezet op additionele arbeid, waarbij gewerkt wordt aan de verdere ontwikkeling van de klant. Uiteraard wordt daarnaast rekening gehouden met de belastbaarheid van de klant. Met een forfaitaire onkostenvergoeding (voor reiskosten en andere onkosten) worden de kosten van deelname vergoed. De klant en de gemeente ondertekenen een trajectovereenkomst waarin de rechten en plichten van de klant zijn opgenomen. De organisatie waar de plaats wordt aangeboden, krijgt een begeleidingssubsidie. 8.2. Arbeidsparticipatie In trede 5 is iemand klaar om bij een werkgever aan de slag te gaan. Nog niet in een reguliere baan. Dit omdat er nog beroepsvaardigheden moeten worden aangeleerd. Iemand kan nog niet volledig werken. De werkgever krijgt via de W NK (voert gesubsidieerde arbeid voor de gemeente uit) een compensatie in de vorm van loonkostensubsidie. W NK begeleidt de klant. De WNK verzorgt daarnaast trajecten waar de klant in tijdelijke dienst bij WNK is. De gemeente kan de klant ook een BBL-opleiding door het ROC (Horizon college) aanbieden. Een BBL – opleiding betekent een combinatie van leren en werken: 4 dagen werken bij een werkgever en 1 dag naar school. Voor deze BBL trajecten krijgt het ROC middelen via het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Deze trajecten worden aangepast op basis van de wensen van de werkgevers. In deze trede ontvangt de klant geen uitkering, maar een
12
stagevergoeding of een WWB-detachering. Dit alleen als er geen loon van de werkgever wordt ontvangen. Tenslotte is in de trede 6 iemand geen klant van de gemeente. Iemand is regulier aan de slag bij een werkgever. Toch kan de gemeente middelen inzetten. Ten eerste preventief. Misschien moet iemand worden bijgeschoold om te voorkomen dat hij of zij niet meer op de arbeidsmarkt kan functioneren en een uitkering gaat aanvragen. Daarbij kan ook gestimuleerd worden dat iemand alsnog een startkwalificatie haalt om zo ook een sterkere positie op de arbeidsmarkt te krijgen. Ten tweede kan worden geïnvesteerd in mensen, zodat ze zich ontwikkelen op de arbeidsmarkt. Ze groeien door naar een hoger niveau. Ook dit versterkt iemands positie op de arbeidsmarkt. En ten derde kan het zo zijn dat iemand nog inburgeringsplichtig is. In samenwerking met het Regionaal Platform Arbeidsmarktbeleid Noordholland Noord en het ROC (Horizon college) zal de gemeente hiervoor arrangementen en voorzieningen afspreken.
9. Het instrumentarium Het instrumentarium dat de gemeente Langedijk heeft, staat omschreven in het productenboek. De uitvoeringspartners van de gemeente voor dit instrumentarium zijn het ROC Horizon college, W NK, gesubsidieerde welzijnsinstellingen en reintegratiebedrijven. 9.1. Afbouw ID en WIW Met de invoering van de WWB zijn de ID regeling en de WIW afgeschaft. De gemeente zet in op afbouw van het gebruik van deze regelingen. Met de klanten in de regelingen wordt ingezet op uitstroom naar niet gesubsidieerd werk of natuurlijke uitstroom (pensioen). 9.2. Ondernemerschap Het starten van een eigen bedrijf is voor klanten een mogelijkheid om economisch zelfstandig te worden. Er zijn daarvoor verschillende instrumenten: de BBZ, de WWIK en het project Eigen W erk van de gemeente Alkmaar waar de gemeente gebruik van maakt. Dit project is gericht op het binnen 6 maanden als zelfstandige aan de slag gaan van mensen van 45 jaar en ouder, en gaat uit van de ondersteuning door zowel het UW V Werkbedrijf als de gemeente. 9.3. EVC Sommige mensen hebben formeel geen startkwalificatie. Toch voeren zij al jaren werkzaamheden uit op het niveau van een startkwalificatie. Deze ervaring moet worden omgezet in een erkenning van deze vaardigheden. Daarmee krijgt de werknemer meer mogelijkheden op de arbeidsmarkt. Hij heeft de beschikking over een ‘diploma’ op het niveau van de startkwalificatie. Dit is voornamelijk van belang om bij een andere werkgever (weer) aan de slag te gaan. De gemeente Langedijk zet zich daarom de komende jaren in om mensen via Erkenning Verworden Competenties (EVC) alsnog te kwalificeren op het niveau van de startkwalificatie. 9.4. Mantelzorg Mensen die de zorg voor familie of kennissen op zich hebben genomen zijn, verlenen mantelzorg. Die zorg neemt een (groot) deel van hun tijd in beslag. De gemeente Langedijk juicht deze zorg voor elkaar toe. De tijd die deze mantelzorg in beslag neemt, kan een belemmering zijn voor inspanningen op het gebied van re-integratie voor mensen met een WWB- uitkering. Klanten die mantelzorg verrichten kunnen gedurende de periode van mantelzorg, geheel of gedeeltelijk worden vrijgesteld van arbeidsplicht. De re-integratieplicht blijft bestaan. De ervaringen opgedaan met mantelzorg kan op basis van EVC worden gekwalificeerd. 9.5. Sociale werkvoorziening Voor de uitvoering van (de modernisering van) de sociale werkvoorziening is het “Visiedocument regie en uitvoering van de Wsw in Noord-Kennemerland” vastgesteld.
13
Ook zijn de verordeningen voor het wachtlijstbeheer, de cliëntenparticipatie en het persoonsgebonden budget vastgesteld. Mensen die beginnen op een WWB traject kunnen een indicatie krijgen voor een sociale werkvoorzieningsplek (een SW indicatie). Maar het grootste deel is vanaf het begin van hun werkzaam leven aangewezen op een SW indicatie.
10. Handhaving De gemeente Langedijk wil haar burgers motiveren en stimuleren om mee te doen. Maar bij het meedoen hoort ook eigen verantwoordelijkheid en zich houden aan de afspraken, regels en wetten. Handhaving van de gemaakte afspraken is dus een onmisbaar element in het realiseren van de participatiedoelstellingen. De afspraken worden vastgelegd in een participatieovereenkomst en – plan. Verder is de gemeente Langedijk van plan hiervoor nieuw handhavingsbeleid te schrijven.
11. Het participatiebudget Hoewel de hoogte van het participatiebudget de gemeente kan beperken in haar uitgaven voor participatievoorzieningen, beloont de budgetsystematiek een actieve houding van de gemeente. Want niet alleen de prestatie van de gemeente op outputmaatstaven bepaalt het budget 2 jaar later, maar ook mag de gemeente het overschot op het inkomensdeel WWB houden. Dit overschot wordt voor het grote deel bepaald door het aantal mensen dat op re-ingratietrajecten is geplaatst waarbij de mensen een inkomen verdienen, en dus geen uitkering verstrekt krijgen. Een overschot op het re-integratiedeel mag de gemeente maar voor 25 % meenemen naar het volgend jaar. Het budget voor de gemeente Langedijk is: Tabel 1: participatiebudget Budgetonderdelen Re-integratie Inburgering Educatie Totaal participatiebudget
2009 en 2010 2009 € 470.590 € 135.050 € 259.986 € 865.626
2010 € 579.908 € 122.087 € 195.314 € 897.309
Voor de uitvoering van de Wet Investeren in Jongeren (WIJ) is geen extra budget, de kosten hiervoor vallen onder het participatiebudget. Hoewel de gemeente in 2010 meer ontvangt, kan voorspeld worden dat tot en met 2012 nog bezuinigingen op het reintegratiedeel en het educatiedeel volgen. De budgetonderdelen vormen nu dus 1 budget en vallen onder 1 verantwoordingsregime via de SiSa (Single Information Single Audit).De financiering vindt plaats op basis van outputverdeelmaatstaven. Deze bepalen de berekening van het deel uit het totaal van de beschikbare rijksmiddelen dat de gemeente ontvangt. De prestaties van alle gemeenten worden gebruikt om de verdeling van de rijksmiddelen over de gemeenten te bepalen. De prestaties die daarbij een rol spelen, zijn voor educatie: het aantal ingekochte cursussen basiseducatie, het aantal VAVO trajecten, het aantal behaalde VAVO examens, en het aantal behaalde staatsexamens NT1 of 2. En bij inburgering spelen het aantal gestarte inburgeringsvoorzieningen, het aantal gestarte duale inburgeringsvoorzieningen en het aantal behaalde inburgeringexamens een rol. Met dit beleidskader legt de gemeente Langedijk haar ambitie vast. Het re-integratiedeel is in 2008 en 2009 volledig besteed, waarbij het overschot op het Inkomensdeel WWB de balans erin stand houdt. Doordat het beleidsterrein van het participatiebudget steeds in beweging is, heeft een meerjarige schatting een beperkte waarde. Dit komt door allerlei bewegingen zoals de economische ontwikkelingen, de daarmee samenhangende ontwikkeling van het klantenbestand, en de mate waarin de gemeente Langedijk scoort op de outputverdeelmaatstaven. Vooral door het laatste moet de gemeente scherp kijken naar de doelmatigheid van het door haar ingezette beleid. Is het beleid effectief, zijn de
14
werkzaamheden van de uitvoeringspartners in vergelijking met de in rekening gebrachte prijzen in orde? Want minder resultaat betekent voor de gemeente minder budget. Er zal dan ook gekeken worden op welke doelstellingen met welke participatievoorzieningen resultaat wordt geboekt. Op basis van het budgetrecht kan de raad dan afwegen waarop het beleid wordt ingezet.
15
Lijst met afkortingen en omschrijvingen AWBZ BBL
BBZ CW I ID banen Kwalificatieplicht
ROC Startkwalificatie
Suwi UW V VAVO WEB Wajong Wao Wi Wia WIJ Wiw Wmo Wsw WW WWB WWIK
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten Beroeps Begeleidende Leerweg: een beroepsopleiding in de vorm van werkend leren. Vier dagen per week werken in een bedrijf of instelling, en één dag (of twee avonden) per week naar school Besluit bijstandverlening zelfstandigen Centrum voor W erk en Inkomen In- en Doorstroombanen Jongeren hebben tot de leeftijd van 18 jaar de plicht om een volledig onderwijsprogramma te volgen, behalve als ze al een havo-, vwo- of mbo2 diploma hebben Regionaal Opleidingen Centrum De persoon die een opleiding op minimaal niveau 2 van de kwalificatiestructuur van de W EB succesvol heeft afgerond. Dat wil zeggen, voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs gevolgd door een beroepsopleiding van minimaal 2 jaar. Of een afgeronde havoof vwo-opleiding Structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen Voorgezet Algemeen Volwassenen Onderwijs Wet educatie en beroepsonderwijs Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten Wet op de arbeidsongeschiktheid Wet inburgering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen Wet investeren in jongeren Wet inschakeling werkzoekenden Wet maatschappelijke ondersteuning Wet sociale werkvoorziening Werkloosheidswet Wet werk en bijstand Wet werk en inkomen kunstenaars
16