Provinciebreed Samenwerkingsprogramma Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving 2016 (concept)
Samenwerkingsprogramma VTH 2016 - concept
versie B-PMO d.d. 5-10-2015
_____________________________________________________________________________________
Inhoudsopgave ▀▀▀▀▀▀▀▀▀▀▀▀▀▀▀▀▀▀▀▀
blz 1. 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
INLEIDING Aanleiding Doel Totstandkoming Uitgangspunten Gekozen handhavingssamenwerkingsactiviteiten Borging van de uitvoering
2. 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7
TOELICHTING SAMENWERKINGSAFSPRAKEN Algemeen Inbedden en verankeren van Informatie Gestuurd Handhaven en Ketenhandhaving SER-Energie Akkoord Samenwerken op watergebied Effectieve en efficiënte boa-samenwerking in het buitengebied Gezamenlijke implementatie op de Omgevingswet Bundelen van opleidingen
3 3 3 3 5 5 5 6 7 8 9 9 10
Bijlage: Uitwerking samenwerkingsafspraken 2016 (Formats met doel, resultaat en planning, gevraagde capaciteitsinzet en eventuele opmerkingen)
2
Samenwerkingsprogramma VTH 2016 - concept
versie B-PMO d.d. 5-10-2015
_____________________________________________________________________________________
1.
INLEIDING
U heeft het provinciebrede Samenwerkingsprogramma Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving 2016 van de samenwerkende Utrechtse handhavingspartners in handen. Het programma is, net als in 2015, beperkt van opzet. Ook nu is bewust gekozen voor een klein aantal samenwerkingsprojecten (onder het motto: ‘wat we doen, dat doen we goed!’).
1.1
Aanleiding
Het Samenwerkingsprogramma 2016 is opgesteld volgens de wettelijke kwaliteitseisen 1 voor handhavingsorganisaties, zoals vastgelegd in paragraaf 5.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 2 Ook aan een jaarlijks programma van samenwerkingsactiviteiten moet een probleemanalyse en een bestuurlijke prioriteitenstelling ten grondslag liggen. Op basis van dat wettelijk kader is door de toenmalige 41 samenwerkende handhavingspartners in de provincie Utrecht op 8-2-2006 een Intentieverklaring handhavingssamenwerking 2005-2008 ondertekend. Genoemde intentieverklaring is door de huidige samenwerkingspartners eind 2012 verlengd tot en met eind 2014 3 . In de verklaring staat de afspraak, dat de provincie vanuit haar coördinerende en faciliterende taak jaarlijks een beperkt en kernachtig provinciebreed samenwerkingsprogramma opstelt. Dit samenwerkingsprogramma ontslaat gemeenten, waterschappen en provincie niet van de wettelijk plicht tot het laten opstellen van eigen handhavingsuitvoeringsprogramma(s).
1.2
Doel
Het doel van dit provinciebrede Samenwerkingsprogramma 2016 is: het formeel vastleggen van de afgesproken samenwerkingsafspraken voor het jaar 2016; het transparant maken van het doel en de inhoud van deze afspraken.
1.3
Totstandkoming
Het provinciebrede Samenwerkingsprogramma 2016 is tot stand gekomen in overleg met de leden van het ambtelijk Provinciaal Milieuoverleg (PMO) en de onderliggende werkgroepen. In deze ambtelijke gremia is het programma 2015 geëvalueerd en zijn risico-analyses uitgevoerd. De uitkomsten hebben geleid tot voorstellen voor bestuurlijke (samenwerkings)prioriteiten voor 2016. Deze zijn gepresenteerd in het bestuurlijk PMO van 21 mei 2015 en hebben geleid tot de volgende bestuurlijk vastgestelde prioriteiten 2016: • Verder ontwikkeling Informatiegestuurde Handhaving en Ketenhandhaving; • VTH-aspecten ter uitvoering van het SER-energie-akkoord; • Indirecte lozingen en bronneringsproblematiek; • Effectief en efficiënt toezicht in het buitengebied. • Omgevingswet De prioriteiten zijn de afgelopen drie maanden door diverse ambtelijke werkgroepen uitgewerkt tot de concrete samenwerkingsvoorstellen voor 2016, die nu gebundeld ter goedkeuring voorliggen.
1.4
Uitgangspunten
Aan het Samenwerkingsprogramma 2016 ligt een viertal uitgangspunten ten grondslag die hieronder puntsgewijs worden toegelicht.
1
2 3
Besluit omgevingsrecht; Staatsblad 2010 143; hoofdstuk 7 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; Staatsblad 2008 496; art. 5.4 De huidige Intentieverklaring handhavingssamenwerking wordt aangepast i.v.m. de Wet VTH
3
Samenwerkingsprogramma VTH 2016 - concept
versie B-PMO d.d. 5-10-2015
_____________________________________________________________________________________
Pijlers Als pijlers van het Samenwerkingsprogramma 2016 kunnen worden aangemerkt: ‘wetten en regels’, ‘anders werken’, ‘bezoeken en controles’ en ‘informatievoorziening’. In figuur 1 is de onderlinge relatie tussen deze vier pijlers verduidelijkt.
Wetten en regels
Informatie voorziening Anders werken
Bezoeken en controles
Figuur 1: De pijlers van het programma en hun onderlinge relatie.
Afspraken n.a.v. evaluatie Ook de opzet van het programma 2016 is in belangrijke mate nog bepaald door een in het oog springende conclusie uit de evaluatie over 2008: partijen moeten onnodige organisatorische ballast waar mogelijk uit de weg gaan. Bij de voorbereiding van het programma 2016 en de selectie van samenwerkingsactiviteiten zijn daarom de volgende uitgangspunten aangehouden: • items moeten er provinciebreed daadwerkelijk ‘toe doen’; • onderwerpen die in 2016 voor slechts twee (of drie) instanties relevant zijn, worden in beginsel niet in het Samenwerkingsprogramma 2016 opgenomen. Evenmin worden ze tijdens het ambtelijk PMO periodiek gemonitord; • het Samenwerkingsprogramma 2016 moet voor de betrokken organisaties ruimschoots ‘te behappen’ zijn qua gevraagde inzet van menskracht en middelen. Landelijke handhavingsprioriteiten Voorheen werden jaarlijks in de landelijke gremia voor handhavingssamenwerking meerjarige landelijke handhavingsprioriteiten vastgesteld, die de regionale partners verplicht dienden mee te nemen in hun provinciebrede samenwerkingsprogramma’s. Het verschijnsel “landelijke handhavingsprioriteiten” bestaat nog steeds, maar heeft binnen de landelijke herziening van het gehele VTH-stelsel voor 2016 en verder nog niet geleid tot concrete landelijke prioriteiten. De enige landelijke afspraak tussen Rijk en koepels is, dat alle betrokken instanties ook in hun VTH-taakuitvoering uitvoering gaan geven aan de afspraken van het SER-energie-akkoord. Start RUD’s in 2014 De RUD Utrecht is per 1 juli 2014 met de feitelijke werkzaamheden gestart. De ODRU bestaat al langer, maar heeft eind juni 2014 een doorstart gemaakt in het Provinciehuis, waarbij bundeling
4
Samenwerkingsprogramma VTH 2016 - concept
versie B-PMO d.d. 5-10-2015
_____________________________________________________________________________________ heeft plaatsgevonden van de werkzaamheden die voorheen in de locaties Zeist en Breukelen werden uitgevoerd. Voor de 26 betrokken gemeenten en de provincie is de belangrijkste samenwerkingsprioriteit voor 2016 dan ook de samenwerking van de beide RUD’s met andere partners op uitvoeringsniveau te bevorderen.
1.5
Gekozen samenwerkingsactiviteiten
Op basis van al het vorenstaande wordt u voor het Samenwerkingsprogramma 2016 voorgesteld de uitvoering van de volgende activiteiten goed te keuren: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Inbedden en verankeren van Informatie Gestuurd Handhaven en Ketenhandhaving SER-Akkoord (Energiebesparing bij bedrijven) Indirecte lozingen en bronneringen Effectieve en efficiënte boa-samenwerking in het buitengebied Gezamenlijke implementatie Omgevingswet Bundelen van opleidingen
De zes voorgestelde activiteiten worden hieronder in hoofdstuk 2 nader inhoudelijk toegelicht. In de bijlage wordt iedere samenwerkingsactiviteit in een format nader uitgewerkt, met een zo concreet mogelijke weergave van het doel, het resultaat en de planning en de gevraagde inzet van iedere betrokken partner. 1.6 Borging van de uitvoering Het is de uitdrukkelijke bedoeling, dat iedere partner de inzet die hij in dit samenwerkingsprogramma toezegt ook daadwerkelijk vastlegt in het uitvoeringsprogramma 2016 van de eigen organisatie en/of - in geval van de gemeenten en de provincie – in het programma van de RUD Utrecht of het programma van de ODRU.
2.
TOELICHTING SAMENWERKINGSPROGRAMMA 2016
2.1
Algemeen
De inzet van het programma 2016 is het zoeken naar de meerwaarde van samenwerking in de basis van het werk. De taakuitvoering van de betrokken instanties moet effectiever en efficiënter worden door samen te werken. In de grote stelselherziening van de afgelopen jaren is daarbij benadrukt dat vooral ketenhandhaving – waarbij iedere individuele instantie slechts een schakel van de gehele keten vormt – noopt tot betere samenwerking. Daarom wordt er in dit programma 2016 door de bestuurders bewust een accent gelegd op ketentoezicht, zowel in de organisatie (inbedden en verankeren van Informatie Gestuurd Handhaven, als in de uitvoering (uitvoeren ketenprojecten) samenwerkingsafspraak 1). Vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) zijn niet alleen instrumenten om bestaande milieu- en natuur- en landschapswaarden te beschermen, maar ook instrumenten om gezamenlijk afgesproken beleidsdoelen te realiseren. Energiebesparing bij bedrijven is in het SER Energie Akkoord bestempeld tot zo’n gezamenlijk beleidsdoel voor de komende jaren. De gezamenlijke instanties met een VTH-taak bij bedrijven hebben daarom afgesproken dat zij de komende jaren gaan benutten om via vergunningverlening, toezicht en handhaving bedrijven te bewegen tot energiebesparing. Het zwaartepunt ligt bij de RUD-partners (gemeenten en
5
Samenwerkingsprogramma VTH 2016 - concept
versie B-PMO d.d. 5-10-2015
_____________________________________________________________________________________ provincie). Zij gaan “greendeals” ontwikkelen (samenwerkingsafspraak 2) voor de meerjarige uitvoering (tot 2020), waarvan iedere RUD vanuit de SER-afspraken een financiële bijdrage van ongeveer € 100.000,- heeft ontvangen. Er is voor 2016 bewust niet gekozen voor hele grote samenwerkingsprojecten waar een extra werkbelasting uit voort komt, maar vooral voor gerichte inventarisatie van spelende problemen, die – via gerichte voorlichting en betere afspraken op de werkvloer – moeten leiden tot praktische oplossingen. In dit licht is door de Utrechtse waterschappen voor 2016 extra aandacht gevraagd om het aspect water beter te verankeren in de processen vergunningverlening, toezicht en handhaving bij de verschillende organisaties (samenwerkingsafspraak 3). Verder hebben de diverse terreinbeherende instanties aandacht gevraagd voor de problematiek in het Utrechtse buitengebied. Men ziet enerzijds een sterk toenemende recreatiedruk met de nodige uitwassen, terwijl anderzijds het toezicht in het buitengebied steeds meer vermindert. In 2015 heeft dit geleid tot een samenwerkingsafspraak om te breed te inventariseren hoe we tot meer boa’s in het buitengebied kunnen komen en hoe we de bestaande capaciteit effectiever en efficiënter kunnen inzetten. De inventarisatie heeft geleid tot een zeer breed totaal-voorstel voor 2016, waarvan diverse onderdelen snel kunnen worden geïmplementeerd (samenwerkingsafspraak 4). De komst van de Omgevingswet zal leiden tot grote aanpassingen in de organisatie en de taakuitvoering bij veel van de samenwerkende partners. Er komt een ander soort vergunning, die bovendien ook nog eens op veel kortere termijn verstrekt moet worden. De uitvoering van de Omgevingswet vraagt om samenwerking van allerlei betrokken partijen. De partners hebben de behoefte uitgesproken om te komen tot een gezamenlijke en onderling goed afgestemde voorbereiding op de komst van de Omgevingswet. Om dit te bewerkstellingen wordt in eerste instantie voorgesteld om een inventarisatie-werkgroep te formeren, die advies gaat geven over o.a. samenstelling en de reikwijdte van de werkzaamheden van de werkgroep Omgevingswet. Dit advies wordt vervat in een concreet voorstel voor de instelling van de werkgroep Omgevingswet, die in afstemming met alle betrokken instanties komt tot een gezamenlijk implementatieproces en zo snel mogelijk aan de slag gaat. Tenslotte wordt als vast onderdeel in het jaarlijkse samenwerkingsprogramma voorgesteld dat de provinciale coördinator VTH-samenwerking een inventarisatie houdt bij alle betrokkenen naar de opleidingswensen in 2016, zodat desgewenst via gezamenlijke inkoop of organisatie er een kostenreductie (samenwerkingsafspraak 6) kan worden gerealiseerd. Hieronder worden de 6 samenwerkingsafspraken inhoudelijk nader toegelicht, met in de bijlage een zo concreet mogelijk overzicht van het doel, de resultaten en planning en de gevraagde inzet van iedere betrokken instantie. 2.2
Inbedden en verankeren van Informatie Gestuurd Handhaven en Ketenhandhaving
Informatie Gestuurd Handhaven is het planmatig en gestructureerd gegevens verzamelen en analyseren op basis waarvan bedrijven en personen, handelingen of handelingsmomenten kunnen worden aangeduid, die de aandacht waard zijn. Dit instrument vormt een belangrijk onderdeel bij de voorbereiding van o.a. Ketenhandhaving. De volgende stap is om aan de hand van de analyseresultaten tot (projectmatige of ad hoc) uitvoering van toezicht en handhaving te komen waarbij een afstemming tussen interventies op
6
Samenwerkingsprogramma VTH 2016 - concept
versie B-PMO d.d. 5-10-2015
_____________________________________________________________________________________ bestuurs- en strafrechtniveau plaatsvindt. De partners zoeken, afhankelijk van het onderzoeksobject, elkaar in de aanpak op, om optimaal gebruik te maken van elkaars complementaire kennis, kwaliteiten en mogelijkheden. Het betreft derhalve een vergaande samenwerkingsvorm tussen het bestuursrecht en (mogelijk) strafrecht. Het uitvoeren van Informatie Gestuurd Handhaven/Ketenhandhaving is in de landelijke kwaliteitscriteriaset 2.1 als verplichting opgedragen aan de RUD(partners): de gemeenten en de provincies. Volgens de landelijke kwaliteitsafspraken moeten de partners bij hun RUD uiteindelijk minimaal 2 fte financieren voor de uitvoering van deze taak. In de gesprekken tussen de OD’s met hun aangesloten gemeenten wordt de uiteindelijk fte voor Informatie Gestuurd Handhaven en Ketenhandhaving per jaar begroot. De partners in het Utrechtse zich gezamenlijk reeds stapsgewijs voorbereid op deze nieuwe taak. Medewerkers, die zich in de Regionale Uitvoeringsdiensten met IGH/ketentoezicht gaan bezighouden, zijn de afgelopen jaren reeds gecoacht en begeleid ter voorbereiding op deze nieuwe taak. Met de komst van de RUD’s in Utrecht zal het jaar 2016 daarom in het teken staan van de logische vervolgstap van het gezamenlijke proces: het verder inbedden en verankeren van Informatie Gestuurd Handhaven in de beide Utrechtse RUD’s: de ODRU en de RUD Utrecht. Uiteraard in wisselwerking met alle overige betrokken Utrechtse ketenpartners. IGH vormt een belangrijk onderdeel bij de voorbereiding van o.a. Ketenhandhaving. Ook hier hebben de betrokken partners de afgelopen jaren reeds de nodige stappen gemaakt en concrete ketenprojecten uitgevoerd, waaronder een project rond afvalstromen bij garagebedrijven. Naar aanleiding van de goede ervaringen in de jaren 2009 tot en met 2015 is het de bedoeling om in 2016 minstens 2 ketengerichte projecten uit te voeren. Omdat ketengerichte projecten vooral een intensieve voorbereiding vergen, is het van belang om menskracht vrij te maken om deze concrete projecten te organiseren. Conform eerdere afspraken worden hierbij ook alle reeds lopende initiatieven van o.a. het Regionaal Milieu Team (voorheen Politie Milieudienst) en de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) betrokken. Bij de uitvoering van projecten wordt tevens aansluiting gezocht bij het Netwerk Grondstromen. Voor 2016 worden in ieder geval de uitvoeringsprojecten ‘meldingen toepassing grond’, ‘afvalstromen bij garagebedrijven’ en ‘Sanering bovengrondse tanks PGS30’ voortgezet. 2.3
SER-Energie Akkoord (Energiebesparing bij bedrijven)
In september 2013 is door een groot aantal partijen, waaronder de rijksoverheid, werkgevers- en werknemersorganisaties, natuur- en milieuorganisaties, financiële instellingen en de VNG, het energieakkoord voor duurzame groei (het SER energieakkoord) afgesloten. Doel van dit akkoord is om gezamenlijk te werken aan energiebesparing, het vergroten van het aandeel duurzame energie en een toename van de werkgelegenheid. In het SER akkoord is vastgelegd dat energiebesparing bij bedrijven een hogere prioriteit gaat krijgen. Al sinds lange tijd is er voor bedrijven een verplichting om energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd korter dan vijf jaar te implementeren. Op deze wettelijke eis wordt niet overal toezicht gehouden. Terwijl de energiebesparingspotentie groot is: in het energieakkoord is 36 PJ toegerekend aan energiebesparing bij bedrijven, indien de wettelijke eis goed wordt gehandhaafd. In de provincie Utrecht zullen er bijvoorbeeld grote kansen liggen bij kantoren. Het ministerie van I&M heeft verschillende acties opgestart om het toezicht houden op energiebesparing te vereenvoudigen. Er worden lijsten met erkende maatregelen ontwikkeld. Deze lijsten bevatten maatregelen die zijn opgesteld in samenwerking met brancheverenigingen,
7
Samenwerkingsprogramma VTH 2016 - concept
versie B-PMO d.d. 5-10-2015
_____________________________________________________________________________________ die in vijf jaar terugverdiend worden. Er worden scholingstrajecten en handreikingen ontwikkeld en er komt een expertisecentrum. Daarnaast is er een budget vanuit I&M beschikbaar (ruim € 3 mln. voor heel Nederland) als tegemoetkoming in de kosten. Het daadwerkelijke contact met bedrijven over energiebesparing zal moeten gebeuren door gemeenten, provincies en uitvoeringsdiensten. Het ministerie heeft afspraken gemaakt over acties op het gebied van energiebesparing bij bedrijven. Dit heeft het ministerie gedaan door een ‘green deal’ te sluiten op regionaal niveau. De basis van de afspraken is een plan vanuit de regio met daarin de acties die tot 2020 uitgevoerd gaan worden door gemeenten, provincie en uitvoeringsdiensten om energiebesparing bij bedrijven te realiseren. Vanuit het ministerie is er personele capaciteit beschikbaar om een ‘green deal’ met de regio Utrecht te ontwikkelen. Om de green deal te kunnen ontwikkelen is capaciteit vanuit de regio noodzakelijk. Het gaat dan om capaciteit bij de partners (RUD Utrecht, ODRU, de gemeenten die zelf met energiebesparing actief zijn en de provincie) binnen de provincie Utrecht. De samenwerkingsafspraak richt zich op de uitvoering van de per omgevingsdienst vastgestelde projectplan dat inzicht geeft hoe de partners in de provincie Utrecht de doelstellingen van het SER-Akkoord gaan realiseren4. 2.4
Samenwerken op watergebied
Gemeenten en waterschappen zorgen samen voor een samenhangend waterbeheer. Gemeenten zamelen huishoudelijk en bedrijfsafvalwater in, waterschappen zuiveren dat water. Daarnaast maken zij samen keuzes over hoe om te gaan met afvloeiend hemelwater en grondwater. Door de rioolstelsels en rioolwaterzuiveringen optimaal te benutten, zorgen zij dat het watersysteem niet onnodig wordt belast. Afstemming is zeker ook van belang bij het kwaliteitsbeheer ten aanzien van indirecte lozingen (lozingen op het gemeentelijke rioolstelsel). Waterschappen hebben hierbij een adviesrol en de bevoegdheid om toezicht te houden. Dit is geregeld in de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht). Met de komst van de Waterwet zijn gemeenten en provincies bevoegd gezag geworden voor alle indirecte lozingen. Bij de vernieuwde wetgeving is samenwerking het uitgangspunt. Om alle taken en plichten goed te kunnen uitvoeren, moeten gemeenten, provincie en waterbeheerders (waterschappen en Rijkswaterstaat) samenwerken en hun bevoegdheden gezamenlijk inzetten. Alleen dan kunnen zij de wettelijk geboden beleidsvrijheid optimaal benutten om het (afval)waterbeheer naar de eisen en wensen van burgers, bedrijven en de fysieke leefomgeving vorm te geven. De komende jaren moet de overheid veel bezuinigen, ook gemeenten, provincies en waterschappen. Bij een ongewijzigde aanpak zullen de beheerkosten van de afvalwaterketen (riolering en afvalwaterzuivering) de komende jaren stijgen. Als gemeenten en waterschappen op beleids- en operationeel niveau intensief gaan samenwerken, kan op deze kosten bespaard worden. In de praktijk blijkt dat samenwerking vaak meerwaarde oplevert. Een groot voordeel van samenwerking is het delen van kennis. Waterschappen, gemeenten en provincies beschikken elk over uitgebreide kennis op hun vakgebied. Door samenwerking stijgt het kennisniveau van alle partijen, waardoor nieuwe ideeën en creatieve oplossingen ontstaan. Kennis en innovatie 4
Een deel van de deelnemende partijen in het verzorgingsgebied van de RUD Utrecht heeft de taken met betrekking tot energiebesparing niet overgedragen. Tijdens een startbijeenkomst in het najaar zullen de specifieke wensen en ideeën van deze, maar ook van de andere gemeenten worden geïnventariseerd zodat bij de uitvoering van het project hiermee rekening kan worden gehouden.
8
Samenwerkingsprogramma VTH 2016 - concept
versie B-PMO d.d. 5-10-2015
_____________________________________________________________________________________ zijn van groot belang om de uitdagingen in de afvalwaterketen de komende jaren het hoofd te bieden. Mede daarom willen de gezamenlijke waterschappen de samenwerking nog verder intensiveren. Hiervoor hebben de waterschappen een voorstel nader uitgewerkt waarin de basisvoorwaarden voor goede samenwerking het gevoel van urgentie, gedeeld probleembesef en afhankelijkheidsbesef zijn verwerkt. 2.5
Effectieve en efficiënte boa-samenwerking in het buitengebied
De druk op het buitengebied neemt toe. Op het grensvlak van groene wet- en regelgeving en openbare orde en veiligheid ontstaat steeds meer overlast door zaken als bijv. illegale motorcross, mountainbiken, afvaldumpingen (xtc) en overige recreatie-uitwassen. Vooral de Utrechtse groene partners als Recreatie Midden Nederland en particuliere landgoederen en terreinbeherende organisaties hebben last van deze toenemende druk, maar ook gemeenten, die bijv. van de rechter mogen opdraaien voor de verwijderingskosten van afvaldumpingen. Het overall toezicht in het buitengebied neemt echter juist af. De hoeveelheid groene bijzondere opsporingsambtenaren (boa’s) neemt door vergrijzing en toenemende kosten en opleidingseisen (1 jaar basiscursus, 2 jaar vervolgopleiding, verplichte jaarlijkse bijscholing) in rap tempo af. Opvolging ondervindt daardoor steeds grotere problemen. De samenwerking tussen de diverse betrokken instanties verloopt – dankzij de inzet van het Provinciale “Groen Platform” - qua afstemming al jaren goed, maar in operationele sfeer is de samenwerking nog voor verbetering vatbaar. Deze problematiek heeft geleid tot een samenwerkingsproject in het samenwerkingsprogramma 2015. Er is onderzoek gedaan naar de wensen en de bereidheid te investeren in een effectievere en efficiëntere operationele boa-structuur voor het toezicht in het Utrechtse buitengebied. De inventarisatie heeft geleid tot een zeer breed totaal-voorstel voor 2016, waarvan diverse onderdelen snel kunnen worden geïmplementeerd (samenwerkingsafspraak 4). 2.6.
Gezamenlijke implementatie Omgevingswet
In de afgelopen decennia zijn er op het gebied van ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, natuur en water veel wetten en regels gemaakt. Omdat deze wetten en regels per sector zijn opgesteld, is het huidige stelsel van omgevingsrecht onvoldoende toegerust om vraagstukken in de ruimtelijke omgeving op een integrale wijze te kunnen oplossen. Het wetsvoorstel voor de Omgevingswet beoogt een bundeling van het omgevingsrecht in één wet met daaronder nadere regelgeving. Het wetsvoorstel betekent een verregaande samenhang en vereenvoudiging van het huidige stelsel. Naar verwachting treedt in 2018 de Omgevingswet in werking. Hoewel de praktische implicaties van de Omgevingswet nog niet zijn uitgekristalliseerd, is duidelijk dat de gevolgen voor de uitvoeringspraktijk bijzonder groot zijn. Duidelijk is dat het juridisch kader, het gemeentelijk instrumentarium en daarmee de werkprocessen ingrijpend zullen wijzigen. Een instrument als het bestemmingsplan verdwijnt bijvoorbeeld. Daarvoor in de plaats vraagt de wet om een integrale visie van het bestuur op de fysieke leefomgeving. Deze visie raakt veel gemeentelijke sectoren / afdelingen waardoor een organisatieverandering mogelijk in de rede ligt. Bovendien zijn nieuwe financieringsvormen en een (nog) grotere regionale oriëntatie noodzakelijk. De
9
Samenwerkingsprogramma VTH 2016 - concept
versie B-PMO d.d. 5-10-2015
_____________________________________________________________________________________ relatie met onder andere de provincie, gemeenten, private partijen en – niet in de laatste plaats – de omgevingsdiensten behoeven bovendien herijking. Voor de omgevingsdiensten geldt dat – zo is de verwachting – het belang van een effectief en efficiënt toezichtapparaat (nog) belangrijker wordt. De impact van de Omgevingswet op provincies, gemeenten en andere overheden is enorm. Om optimaal voorbereid te zijn, wordt voorgesteld om op basis van een gedragen advies een werkgroep Omgevingswet in het leven te roepen, om in afstemming met alle betrokken instanties te komen tot een gezamenlijk implementatieproces. 2.7
Opleidingen
Het cursus- en trainingsaanbod wordt in samenspraak met én op verzoek van de samenwerkingspartners gerealiseerd, o.a. ter verkrijging van ‘inkoopvoordeel’. Op verzoek worden bijvoorbeeld in-company-trainingen verzorgd voor specifieke onderwerpen. De samenwerkingspartners worden, o.a. tijdens de ambtelijke handhavingsoverleggen, gepolst om inzicht te krijgen in hun cursus- en trainingsbehoefte. Als blijkt dat een behoefte door meerdere partners wordt gedeeld, zorgt de provinciale handhavingscoördinator voor een inhoudelijk (met de partners) afgestemd offerteverzoek. Indien de financiering (verdeling van de kosten tussen de partners) helder is kan hij, namens de partners, een aanbestedingstraject in gang zetten. Verder wordt er gebruik gemaakt van de diverse kennisnetwerken om desgewenst een specifiek opleidingstraject in gang te zetten. Naast de hierboven geschetste praktijk zal de coördinator samenwerking VTH eveneens tijdens de reguliere overleggen aandacht vragen voor het in kaart brengen van opleidings- en trainingsbehoeften. Op deze wijze blijven de meer gangbare, algemeen vormende en ‘opfriscursussen’ in beeld.
10
Samenwerkingsprogramma VTH 2016 - concept
versie B-PMO d.d. 5-10-2015
_____________________________________________________________________________________
Bijlagen: Formats met daarin een omschrijving van het doel, de resultaten en planning en - waar mogelijk zo concreet mogelijk – de gevraagde capaciteitsinzet voor de volgende samenwerkingsactiviteiten: 1. Inbedden en verankeren van Informatie Gestuurd Handhaven en Ketenhandhaving 2. SER-Akkoord (Energiebesparing bij bedrijven) 3. Samenwerken op watergebied 4. Effectieve en efficiënte boa-samenwerking in het buitengebied 5. Gezamenlijke implementatie Omgevingswet 6. Bundelen van opleidingen
11
Samenwerkingsprogramma VTH 2016 - concept
versie B-PMO d.d. 5-10-2015
_____________________________________________________________________________________
Projectnummer Informatievoorziening
Anders werken
1 Wetten en regels
Pijler
√ Bezoeken en controles
Titel
Informatie Gestuurd Handhaven (IGH) en Ketenhandhaving
Doel
Alle handhavingspartners gaan ter voorbereiding op een goede ketenhandhaving werk maken van het onderwerp ‘informatie-gestuurd handhaven’. Informatiegestuurde handhaving is het planmatig en gestructureerd gegevens verzamelen en analyseren op basis waarvan bedrijven en personen, handelingen of handelingsmomenten kunnen worden aangeduid, die de aandacht waard zijn. De volgende stap is om aan de hand van de analyseresultaten tot (projectmatige of ad hoc) uitvoering van toezicht en handhaving te komen waarbij een afstemming tussen interventies op bestuurs- en strafrechtniveau plaatsvindt. De partners zoeken, afhankelijk van het onderzoeksobject, elkaar in de aanpak op om optimaal gebruik te maken van elkaars complementaire kennis, kwaliteiten en mogelijkheden. Het betreft derhalve een vergaande samenwerkingsvorm tussen het bestuursrecht en (mogelijk) strafrecht.
Resultaat en Planning
Het jaar 2016 staat voornamelijk in het teken van het gezamenlijk inbedden en verankeren van Informatie Gestuurd Handhaven in de beide Regionale Uitvoeringsdiensten. Dit betekent o.a.: - Het ontwikkelen van een (gezamenlijk werkplan voor 2016 en verder, met daarin voorstellen voor uit te voeren ketenprojecten; - Het concretiseren (maken plan van aanpak) van uit te voeren ketenprojecten en de uitvoering als projecttrekker begeleiden. Het uiteindelijke resultaat moet zijn: een gezamenlijke operationele structuur voor het verzamelen, verdelen en controleren van informatie over mogelijke overtredingen met bijvoorbeeld verontreinigde grond / bagger inclusief aanspreekpunten per partnerorganisatie. Voor 2016 worden in ieder geval de uitvoeringsprojecten ‘meldingen toepassing grond’, ‘afvalstromen bij garagebedrijven’ en ‘Sanering bovengrondse tanks PGS30’ voortgezet. Planning : Eind 2015 tot eind 2016
Gevraagde inzet
RUD Utrecht en ODRU: (Implementatie IGH in de organisatie, het organiseren van expertsessies, analyse informatie, ontwikkelen werkplan, uitvoeren ketenhandhaving): 1000 resp. 600 uur Alle overige ketenpartners : het aanleveren van informatie via
12
Samenwerkingsprogramma VTH 2016 - concept
versie B-PMO d.d. 5-10-2015
_____________________________________________________________________________________ expertsessies: 8 uur Uitvoering Ketenprojecten (deelnemers en ureninzet nog nader te bepalen)
Opmerkingen
Het samenwerkingsproject is een vervolgstap in het reeds enkele jaren met alle betrokken partners ingezette proces om gezamenlijk te komen tot het ontwikkelen en implementeren van IGH als element voor betere ketenhandhaving. In de landelijke kwaliteitscriteria is vastgelegd dat gemeenten en provincies IGH/Ketenhandhaving via hun RUD’s dienen te regelen met minimaal 2 fte.
13
Samenwerkingsprogramma VTH 2016 - concept
versie B-PMO d.d. 5-10-2015
_____________________________________________________________________________________
Projectnummer
Pijler
Bezoeken en controles
Titel
Energiebesparing bij bedrijven
Doel
In het SER akkoord is vastgelegd dat energiebesparing bij bedrijven een hogere prioriteit gaat krijgen. Al sinds lange tijd is er voor bedrijven een verplichting om energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd korter dan vijf jaar te implementeren. Het ministerie van I&M heeft verschillende acties opgestart om het toezicht houden op energiebesparing te vereenvoudigen. Het daadwerkelijke contact met bedrijven over energiebesparing zal moeten gebeuren door gemeenten, provincies en uitvoeringsdiensten. Het ministerie heeft afspraken gemaakt over acties op het gebied van energiebesparing bij bedrijven. Dit doet het ministerie door een ‘green deal’ te sluiten op regionaal niveau (per RUD). De basis van de afspraken zijn de projectplannen van de beide RUD’s met daarin de acties die tot 2020 uitgevoerd gaan worden door gemeenten, provincie en uitvoeringsdiensten om energiebesparing bij bedrijven te realiseren.
Resultaat en planning
•
•
Gevraagde capaciteit
Informatievoorziening
Anders werken
2 Wetten en regels
Beide omgevingsdienst hebben een projectplan opgesteld waarin de activiteiten zijn beschreven die tussen 2016 en 2020 worden uitgevoerd. Deze projectpannen maken deel uit van deze samenwerkersafspraak Provincie organiseert in 2016 themadagen voor verschillende doelgroepen over specifieke energieonderwerpen (afhankelijk van landelijke planning)
RUD-Utrecht en ODRU : Uitvoeren projectplan (projecttrekker) : Ureninzet : Nog nader te concretiseren door opdrachtgevers en RUD’s Provincie Utrecht : organiseren themadagen : 40 uur Gemeenten en provincie: bijdragen aan de uitvoering van het projectplan : PM
14
Samenwerkingsprogramma VTH 2016 - concept
versie B-PMO d.d. 5-10-2015
_____________________________________________________________________________________
Opmerkingen
Voor de uitvoering van de projectplannen voor de periode tot 2020 hebben de beide omgevingsdiensten elk een bijdrage vanuit het SER-akkoord van ongeveer circa € 100.000,-- ontvangen. Tijdens een startbijeenkomst in het najaar zullen de specifieke wensen en ideeën van gemeenten in het verzorgingsgebied van de RUD Utrecht worden geïnventariseerd zodat bij de uitvoering van het project hiermee rekening kan worden gehouden.
15
Samenwerkingsprogramma VTH 2016 - concept
versie B-PMO d.d. 5-10-2015
_____________________________________________________________________________________
Projectnummer Pijler
Bezoeken en controles
Informatievoorziening
Titel
Samenwerken op watergebied
Anders werken
3 Wetten en regels
De afvalwaterketen is het geheel van rioolstelsels, rioolgemalen, transportleidingen en rioolwaterzuiveringsinstallaties. Afvalwater en afstromend regenwater worden in dit systeem ingezameld, afgevoerd en deels gezuiverd. Gemeenten en waterschappen zijn samen verantwoordelijk voor de goede werking van de afvalwaterketen. De gemeente voor riolering (inzameling) en de waterschappen voor zuivering. Tussen de onderdelen van de afvalwaterketen bestaat een sterke samenhang. Een verandering aan het ene onderdeel beïnvloedt ook de werking van de andere onderdelen. Dit is een belangrijke reden voor gemeenten en waterschappen om goed samen te werken. Om tijdig en efficiënt op ontwikkelingen in te kunnen spelen, is op het vakgebied van de afvalwaterketen veel deskundigheid nodig. Om gezamenlijk voldoende expertise in huis te hebben en te houden, is het noodzakelijk dat waterschappen en gemeenten hun kennis delen en bundelen. Het toezicht op indirecte lozingen is onderdeel van een controle, maar neemt nog enigszins een aparte plaats in. Dit komt doordat de waterschappen nog ondersteuning bieden bij het toezicht op indirecte lozingen, omdat zij vóór 2009 hier verantwoordelijk voor waren en belang hebben bij naleving van de regels in verband met het goed functioneren van rioolwaterzuiveringsinstallaties. De ondersteuning verschilt per waterschap en daarmee ook per omgevingsdienst. Inzicht in het toezicht op indirecte lozingen en het opzetten van een uniform effectief en efficiënt toezicht en het maken van concrete werkafspraken is daarbij het uiteindelijke doel. Uitgangspunt daarbij is dat zoveel mogelijk wordt samengewerkt met de waterschappen, de beide omgevingsdiensten, gemeentelijke rioolbeheerders en toezichthouders. 1. Organiseren van één of twee informatiebijeenkomsten om er voor te
Resultaat en planning
zorgen dat de samenwerking tussen toezichthouders een boost krijgt. Vooraf inventariseren - op basis van een paar concrete vragen – waar behoefte aan is. Doelgroep: vergunningverleners en toezichthouders van de beide omgevingsdiensten en gemeenten. Planning (voorjaar 2016) 2. Onderzoeken welke ‘SMART’ afspraken tussen de bevoegde gezagen (provincie, gemeenten) waterschappen en de beide omgevingsdiensten over de (gezamenlijke) uitvoering van VTH-taken bij indirecte lozingen. 3. Het gezamenlijk uitvoeren van het project olie/vet-afscheiders; Omgevingsdiensten en of gemeenten plannen toezichtsbezoeken in bij bedrijven met olie/vet-afscheider. De waterschappen zullen de
16
Samenwerkingsprogramma VTH 2016 - concept
versie B-PMO d.d. 5-10-2015
_____________________________________________________________________________________ omgevingsdiensten en gemeenten ondersteunen door vooraf informatie hierover te geven (bijvoorbeeld in een informatiebijeenkomst of via een notitie) en ter plekke te demonstreren waar op moet worden gelet bij controle van olie/vet-afscheiders.
Gevraagde inzet
1. Waterschappen (organisatie symposium): 40 uur Provincie Utrecht, RUD-Utrecht, ODRU, gemeenten (deelname aan symposium): dagdeel 2. Gemeenten, provincie, omgevingsdiensten en waterschappen 3. Waterschappen (ondersteunen project olie/vetafscheiders Omgevingsdiensten en/of gemeenten (uitvoeren toezicht bij bedrijven met olie/vetafscheiders)
17
Samenwerkingsprogramma VTH 2016 - concept
versie B-PMO d.d. 5-10-2015
_____________________________________________________________________________________
Projectnummer
Pijler
Bezoeken en controles
Titel
Inventarisatie instellen werkgroep Omgevingswet
Achtergrond
Informatievoorziening
Anders werken
5 Wetten en regels
Op 1 juli 2015 hebben Rijk, IPO, VNG en UvW een akkoord ondertekend voor de implementatie van de Omgevingswet per 31 december 2018 (bijgevoegd). Dit vormt een mooie aanleiding om het besluit van het Bestuurlijk PMO van 21 mei 2015 concreet vorm te geven: instelling van een ambtelijke (PMO)werkgroep voor afstemming en samenwerking bij de implementatie van de Omgevingswet bij de betrokken VTH-partners in Utrecht. Voor de instelling van zo’n werkgroep spelen echter de nodige vragen: 1. Wat wordt de reikwijdte van de werkgroep? Het Ambtelijk en Bestuurlijk PMO omvat een overlegcircuit en een samenwerkingsmodel rond vergunningverlening, toezicht en handhaving in het fysieke leefdomein. Het omvat de VTH-asepcten van alle kleursporen/onderliggende domeinen: grijs (milieu/bedrijven), blauw (water), rood (RO/BWT), groen (natuur en landschap) en paars(?) (externe veiligheid). De nieuwe Omgevingswet raakt al deze domeinen, maar veel breder dan alleen de VTH-aspecten (denk bv. aan het Omgevingsplan en de Laan van de Leefomgeving). Voor deze niet-VTHaspecten is de PMO-samenwerking niet in het leven geroepen. Er bestaan echter wel grote raakvlakken tussen bv de ontwikkelingen rond de Laan van de Leefomgeving en de (ICT)gevolgen voor de vergunningverlening van de Omgevingswet. De VTH-aspecten zijn met de komst van de RUD’s/Omgevingsdiensten inmiddels verdeeld over de bevoegde gezagen en de uitvoeringsdiensten. De 26 Utrechtse gemeenten en de provincie zullen als opdrachtgever/eigenaar hun eigen uitvoeringsdienst in staat moeten stellen om in de eigen organisatie de Omgevingswet te implementeren. Hetzelfde geldt voor de deelnemers aan de VRU. Daarnaast zullen alle bevoegde gezagen en VTH-instanties in Utrecht – dus bv ook de Waterschappen, politie en OM – de Omgevingswet in eigen huis moeten organiseren. Tussen de ontwikkelingen in eigen huis en bij de uitvoeringsdiensten bestaan uiteraard nauwe relaties. Vraag hierbij is een duidelijke afbakening van wat de uitvoeringsdiensten met hun opdrachtgevers regelen en wat de PMO-werkgroep doet. Ergo, er moet een goede afbakening en omschrijving komen van de reikwijdte van de werkzaamheden van de werkgroep. Wat is het doel? Wat doet de werkgroep wel, wat doet de werkgroep niet? NB: Belangrijk daarbij is te weten, dat er binnen de PMO-structuren er ook nog een “werkgroep Rood” (RO/BWT) bestaat, die momenteel echter nog duidelijk werkplan voor de komende jaren heeft. 18
Samenwerkingsprogramma VTH 2016 - concept
versie B-PMO d.d. 5-10-2015
_____________________________________________________________________________________
2. Samenstelling werkgroep
Voorstel
Omdat de Omgevingswet bij vrijwel alle partners gevolgen zal hebben voor de VTH-organisatie in eigen huis en daarnaast ook het nodige zal vergen van de RUD’s en de VRU hebben in Utrecht al gauw zo’n 35 partners direct belang bij de werkzaamheden van de werkgroep. Zo’n aantal is voor een werkgroep niet werkbaar. Er moet dus een goede modus gevonden worden voor een praktische samenstelling van de werkgroep met een goede wisselwerking met alle betrokken partners. Vanuit het Ambtelijk PMO wordt een kleine inventarisatie-werkgroep geformeerd, die advies geeft over: 1) De reikwijdte van de werkzaamheden van een werkgroep Omgevingswet; 2) De samenstelling van de werkgroep; 3) De communicatie/wisselwerking met alle betrokken VTH-partners in Utrecht. Het advies wordt vervat in een concreet voorstel voor instelling van de werkgroep Omgevingswet, zo mogelijk voor het eerstvolgende Ambtelijk PMO (datum is nog niet vastgelegd)
19
Samenwerkingsprogramma VTH 2016 - concept
versie B-PMO d.d. 5-10-2015
_____________________________________________________________________________________
Projectnummer
Pijler
Bezoeken en controles
Titel
Bundelen van opleidingen
Doel
Het cursus- en trainingsaanbod wordt in samenspraak met én op verzoek van de samenwerkingspartners gerealiseerd, ondermeer ter verkrijging van ‘inkoopvoordeel’.
Resultaat en planning
• • •
Gevraagde capaciteit
Informatievoorziening
Anders werken
6 Wetten en regels
Provinciebreed inzicht ontvangen/hebben in de cursus- en trainingsbehoefte van de partners (vóór 1 jan 2015); Afgestemd offerteverzoek indien opleidingsbehoefte door meerdere partners wordt gedeeld (gehele jaar); Het (op verzoek) organiseren van bijvoorbeeld in-companytrainingen over specifieke onderwerpen (gehele jaar).
Provincie Utrecht (projecttrekker, inventarisatie, organisatie kennisoverdracht): 40 uur Alle betrokken partners (aanleveren opleidingsbehoefte): PM
20
Samenwerkingsprogramma VTH 2016 - concept
versie B-PMO d.d. 5-10-2015
_____________________________________________________________________________________
Projectnummer
Pijler
Bezoeken en controles
Informatievoorziening
Anders werken
4 Wetten en regels
Voorstel voor verbetering Toezicht Buitengebied Achtergrond In het kader van de landelijke reorganisatie van het totale VTH-stelsel (Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving) is er ook een andere verhouding bestuursrecht – strafrecht gekomen. De politie is minder beschikbaar voor de ondersteuning van het bestuur. Bestuurlijke instanties zouden dit moeten opvangen door de inzet van meer boa’s (buitengewone opsporingsambtenaren). Bovendien hebben bestuurlijke instanties de beschikking gekregen over de Bestuurlijke Strafbeschikking Milieu. Voor het grijze domein (bedrijfsgebonden milieu) heeft het bovenstaande o.a. geleid tot de kwaliteitseis dat Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s) verplicht moeten beschikken over boa’s domein 2. Onder domein 1 vallen met name de openbare ruimte BOA's die werkzaam zijn in dienst van een gemeente voor binnen- en buitengebied ter bestrijding van kleine ergernissen, overlast en de relatief eenvoudige milieuzaken (de zgn. “leefbaarheidsboa’s”). Domein 2 is het domein van de boa's die zich bezighouden met natuur en milieu, arbeidsinspectie, voedsel & waren controles, dierenwelzijn, openbare gezondheid en fysieke leefomgeving (waaronder deelaspecten bouwen, wonen, monumenten en ruimte) (de zgn. “natuur- en milieuboa’s”). Om domein 1 boa te kunnen worden is een basisopleiding verplicht. Om domein 2 boa te worden is nog een aanvullende opleiding van 2 jaar nodig.
Het groene domein (natuur- en landschap) is echter grotendeels buiten beeld gebleven. Gemeenten en provincies hebben niet extra geïnvesteerd in (groene) domein 2 boa’s. De hoeveelheid groene boa’s bij terreinbeherende instanties en particuliere landgoederen staat onder druk, door vergrijzing (pensionering), verzwaarde opleidingseisen en de daarmee gemoeide kosten en ureninzet. Ondertussen is de laatste jaren de recreatiedruk op vele natuurterreinen enorm toegenomen. De openbare orde en veiligheid komt steeds meer in het geding door verschillende recreatiestromen in hetzelfde gebied (wandelaars, fietsers, mountainbikers, motorcrossers, ruiters, hondenuitlaters). Illegale activiteiten als afvaldumpingen, betreden van verboden gebieden, loslopende honden, stropen etc. komen steeds meer voor (zie recent artikel in bijlage 1). Dit alles heeft ertoe geleid dat in het VTH Samenwerkingsprogramma 2015 een provinciebreed project is opgenomen om te komen tot voorstellen voor een structurele verbetering van het gezamenlijke toezicht en de handhaving in het Utrechtse buitengebied.
21
Samenwerkingsprogramma VTH 2016 - concept
versie B-PMO d.d. 5-10-2015
_____________________________________________________________________________________
Reeds bereikt Het samenwerkingsproject is niet vanaf een nulpunt gestart. Er bestaat al jarenlang goede samenwerking tussen alle betrokken instanties in het groene domein. Er draait al jarenlang het zgn “Groen Platform”, waarbij de betrokken instanties onderling praktische afspraken maken over het toezicht en de handhaving en zorgdragen voor kennisuitwisseling en – vermeerdering. Ook gebiedsgericht, met name op de Utrechtse Heuvelrug, bestaan al jarenlang diverse vormen van samenwerking. We zijn in 2014 begonnen met het intensiveren van de bestaande groene samenwerking. Dit heeft - grotendeels in 2014 en de eerste helft van dit jaar - o.a. geleid tot: -
het gezamenlijk maken van een groene risicoanalyse en het bepalen van gezamenlijke prioriteiten;
-
het gezamenlijk opzetten van een handzaam handboek uniform optreden Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug met de eigenaren in het park;
-
het beter betrekken van de organisaties (Terrein Beherende Organisaties, Utrechts Particulier Grondbezit) die actief zijn in het groene buitengebied bij het ambtelijk en het bestuurlijk Provinciaal Milieu Overleg;
-
het beter betrekken van gemeenten met (groen) buitengebied bij het Groen Platform;
-
bewustwording van de groene problematiek middels een bestuurlijke excursie op o.a. landgoed Eykenstein;
-
het verlagen van juridische drempels voor de praktische inzet van groene boa’s door de ontwikkeling van een convenant “Optreden op elkaars terrein”;
-
Het afsluiten van samenwerkingsovereenkomsten rond het gebruik van de Bestuurlijke Strafbeschikking Milieu. Hierdoor kunnen terreinbeherende instanties en particuliere werkgevers van BOA’s de kosten van de permanente her- en bijscholing van hun boa’s vergoed krijgen;
-
Diverse afstemmingsoverleggen en activiteiten van het Groen Platform, gericht op kennisuitwisseling en –vermeerdering van de boa’s in het veld;
-
Het in het coalitieakkoord van het huidige college van Gedeputeerde Staten van Utrecht ter beschikking stellen van € 250.000 structureel voor de inzet van meer groene boa’s in het buitengebied.
Bevindingen in de afgelopen maanden: In het kader van het samenwerkingsproject is de afgelopen maanden onderzoek gedaan naar met name 2 vragen: 1) Zijn – naast de provincie – ook de gemeenten bereid om meer te investeren in groene boa’s (domein 2)?; 2) Zijn er mogelijkheden om de bestaande toezichtscapaciteit in het buitengebied effectiever en efficiënter in te zetten?
22
Samenwerkingsprogramma VTH 2016 - concept
versie B-PMO d.d. 5-10-2015
_____________________________________________________________________________________ Ad 1 Een ambtelijke rondgang bij bijna alle Utrechtse gemeenten heeft het volgende beeld opgeleverd: -
Op de Utrechtse Heuvelrug dreigt een afname van 2,4 fte van het boa domein 2 toezicht. Dit toezicht maakt nu onderdeel uit van de takenpakket van het Recreatieschap waar de Utrechtse Heuvelruggemeenten participant in zijn en dat zij collectief betalen. Men is echter bezig dit recreatieschap op te heffen.
-
Slechts enkele Utrechtse gemeenten hebben zelf groene boa’s domein 2 in dienst. Gezamenlijk betreft dit circa 5 fte.
-
Gemeenten zonder groene boa’s hebben momenteel over het algemeen andere (financiële) prioriteiten dan het investeren in extra groene boa’s. Vooral de organisatie en financiering van de nieuwe zorgtaken kent momenteel de hoogste prioriteit;
-
Alle gemeenten hebben wel één of meer boa’s domein 1 (leefbaarheidsboa’s). Bij 26 Utrechtse gemeenten gezamenlijk zijn dit er circa 320, waarvan 149 in de gemeente Utrecht. Zij hebben over het algemeen echter geen concrete toezichtstaken in het buitengebied.
Ad 2 -
Alle gemeenten en de provincie hebben – al dan niet gebundeld bij een RUD – vele soorten toezichthouders. Hoewel zij meestal geen concrete toezichtstaken hebben in het buitengebied, kunnen zij daar – in de slipstream van hun eigen taakuitvoering wel oog en oorfuncties (signaaltoezicht) vervullen. Gemeenten tonen bereidheid om – mits praktisch geïnstrueerd, begeleid en ondersteund – deze toezichthouders desgewenst ook de genoemde signaalfunctie te laten vervullen.
-
Eenzelfde bereidheid tonen andere partners in de samenwerking, zoals bv. de waterschappen en de Veiligheidsregio Utrecht.
-
De politie is momenteel bezig met een onderzoek naar een nieuwe organisatievorm voor de afstemming met gemeentelijke boa’s (met name domein 1, mogelijk ook domein 2). Men wil via betere onderlinge afstemming van o.a. risico’s, prioriteiten en informatie-uitwisseling komen tot een effectievere en efficiëntere inzet van de bestaande capaciteit bij politie en gemeenten. Ook op het operationele vlak investeert de politie in het intensiveren van het contact met boa’s.
-
Via deze afstemming kan de buitengebiedproblematiek meer onder de aandacht gebracht worden van de lokale driehoeken (politie, OM, burgemeester). Dit is van belang, omdat: 1. de burgemeester, die ook verantwoordelijk is voor de openbare orde in het buitengebied, in stelling wordt gebracht; 2. de burgemeester de boa’s van zijn gemeente kan opdragen om de oog en oorfunctie uit te oefenen; 3. in de lokale driehoek ook de basisteamchef van de politie zit, die weer gaat over de inzet van de in zijn team aanwezig milieuagenten.
-
Naast de operationele boacoördinator van de politie, die al jaren actief meedraait in
23
Samenwerkingsprogramma VTH 2016 - concept
versie B-PMO d.d. 5-10-2015
_____________________________________________________________________________________ de groene samenwerking, heeft ook de boa-coördinator van de politie, die ambtelijk in mandaat de directe toezichtstaak van de politie op boa’s uitvoert, zich bereid verklaard om meer betrokken te worden in ons overlegcircuit voor de samenwerking. Via zijn eigen overlegcircuits kunnen we veel gemakkelijker alle domein 1 boa’s in Utrecht bereiken. -
In enkele andere provincies zijn goede ervaringen met het instellen van een activiteitenkalender voor het toezicht in het buitengebied (zie bijgevoegd voorbeeld uit Drenthe, bijlage 2). Met zo’n kalender kan de totaal beschikbare toezichtscapaciteit zich in een bepaalde periode gezamenlijk beter focussen en afstemmen op vooraf bepaalde prioriteiten. Het biedt de mogelijkheid om de toezichthouders goed en efficiënt voor te lichten over hun rol en in te zetten. Het publiek kan beter worden geïnformeerd (preventieve werking), er kan meer uniformiteit in het optreden worden bereikt en men kan ook besluiten tot het uitvoeren van gezamenlijke projecten in een bepaalde periode.
-
Op 7 september jl. is de samenwerkingsapp gelanceerd. Deze digitale versie van wat voorheen het boekje “Samenwerkers Handhaving provincie Utrecht” was, maakt het mogelijk dat 600 toezichthouders en handhavers binnen Utrecht elkaar praktisch en gemakkelijk kunnen vinden.
-
Er liggen diverse mogelijkheden om ook de oog- en oorfuncties van toezichthouders digitaal verder te vergemakkelijken en beter te ondersteunen. Er liggen ook diverse mogelijkheden om toezichthouders desgewenst eenvoudig bij te scholen voor te lichten over de groene aspecten. Zo heeft de gemeente Houten een praktische en eenvoudige methodiek om constateringen te registreren, waardoor een gemeente ook beter in beeld kan krijgen wat er in het buitengebied speelt.
-
De Utrechtse groene boa’s (domein 2) zijn momenteel deels geconcentreerd bij Recreatie Midden-Nederland en de RUD Utrecht. Recreatie Midden-Nederland denkt na over een structuurverandering, waardoor het o.a. gemakkelijker wordt om in opdracht boa-capaciteit breder in te kunnen zetten. Op dit moment wordt er - op grond van een samenwerkingsovereenkomst - al Boa-toezicht geleverd aan Staatsbosbeheer en Het Utrechts Landschap. Bij de RUD Utrecht wordt momenteel een nieuwe producten- en dienstencatalogus ontwikkeld. Dit biedt mogelijkheden voor gemeenten om via urenafname te voorzien in capaciteit voor het toezicht in het buitengebied, zonder dat men zelf een boa domein 2 in dienst hoeft te nemen. Ook de Omgevingsdienst Regio Utrecht (ODRU) wil deze mogelijkheid desgewenst voor haar gemeenten graag creëren.
-
Bij o.a. Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer zijn initiatieven om vrijwillige groene boa’s te werven en op te leiden.
-
Bij Staatsbosbeheer maakt dit onderdeel uit van een breder traject om de toezichtscapaciteit weer op een hoger niveau te krijgen. Men wil in de toekomst ook weer meer boa’s domein 2 gaan aantrekken.
Voorstel Bovenstaande bevindingen leiden tot de volgende voorstellen voor opname in het Samenwerkingsprogramma VTH 2016: 1. De provincie stelt – het liefst via een nauwe samenwerking tussen de RUD Utrecht en Recreatie Midden-Nederland – structureel minimaal 2 fte extra groene boa-capaciteit ter beschikking. De concrete inzet wordt jaarlijks bepaald aan de hand van de
24
Samenwerkingsprogramma VTH 2016 - concept
versie B-PMO d.d. 5-10-2015
_____________________________________________________________________________________ gestelde bestuurlijke prioriteiten. Uitgaande van het vergroten van het Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug tot de hele Utrechtse Heuvelrug en met de standaard voor de nieuwe Nationale Parken zal het accent van de extra capaciteitsinzet vermoedelijk vooral komen te liggen bij extra toezicht op de Utrechtse Heuvelrug. 2. De Heuvelruggemeenten spannen zich in om de bestaande 2,4 fte toezicht via Recreatie Midden-Nederland te behouden en gezamenlijk te blijven financieren; 3. Alle gemeenten spreken de bereidheid uit om hun toezichthouders (meer) signaalfuncties (oog- en oorfuncties) in het buitengebied te laten verrichten; 4. De provincie stimuleert - in samenwerking met alle betrokken partners – het verbeteren van deze signaalfunctie, door o.a.: -
het actief inbrengen van de groene problematiek in het politie-initiatief om te komen tot nieuwe afstemmingsvormen voor de samenwerking politie-boa’s;
-
te onderzoeken of de signaalfunctie digitaal ook beter ondersteund kan worden;
-
het nauwer betrekken van het gehele boa-domein 1 circuit bij het groene domein, o.a. via het nauwer betrekken van de ambtelijke boa-toezichthouder van de politie in de PMO-samenwerkingsstructuur en de activiteiten kalender;
-
het zoveel mogelijk borgen van de benodigde beschikbare inzet op “groene” handhaving gebruik buitengebied;
-
Het inventariseren van en mogelijk voorzien in de opleidingsbehoeften van toezichthouders voor het groene domein. Hierbij worden ook de initiatieven rond vrijwillige boa’s betrokken. De provincie benut hiervoor jaarlijks een deel van haar extra budget.
5. Het Groen Platform wordt verzocht om zo mogelijk nog voor 2016 een gezamenlijke activiteitenkalender voor het toezicht in het buitengebied te maken en deze in 2016 ook zo veel mogelijk reeds tot concrete uitvoering te brengen; 6. Het Groen Platform wordt tevens verzocht om te kijken of aan het bestaande Handboek Uniform Optreden Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug een bredere werking gegeven kan worden; 7. Met Recreatie Midden-Nederland en de Utrechtse RUD’s gaan we bekijken of het mogelijk is, om een product “toezicht buitengebied” te creëren, dat gemeenten en andere partners via uren-afname kunnen afnemen. Hiermee kunnen (financiële) drempels om tot meer groene boa-inzet te komen worden verlaagd. Uiteraard dienen de constructies te voldoen aan de eisen van de direct en indirect toezichthouder voor de inzet van boa’s. 8. We gaan door met het wegnemen van juridische obstakels, o.a. door het ontwikkelen en afsluiten van convenanten tussen de grondeigenaren.
25
Samenwerkingsprogramma VTH 2016 - concept
versie B-PMO d.d. 5-10-2015
_____________________________________________________________________________________ Bijlage 1 Artikel in Algemeen Dagblad d.d. 31 augustus 2015 De toezichthouders in de natuurgebieden kunnen niet meer instaan voor de veiligheid van bezoekers van 'bos en hei'. Het toezicht wordt steeds minder terwijl de criminaliteit toeneemt. Dat zegt Ronald Vorenhout, voorzitter van de Koninklijke Vereniging voor Natuurtoezicht, de belangenvereniging van onder meer boswachters, jachtopzichters en opsporingsambtenaren.
Jachtopzichters raken zo gefrustreerd, haken af of maken geen melding meer van stroperijen Ronald Vorenhout ,,Het komt zelfs voor dat boswachters 's nachts zonder dienstwapen het bos niet meer in durven vanwege het gevaar voor lijf en leden,'' aldus Vorenhout. Ze stuiten steeds meer op criminele activiteiten, zoals liquidaties, stroperijen of agressieve jongeren die onder invloed van alcohol of drugs verkeren. Het stropen van groot wild neemt hand over hand toe, en ook nog eens met steeds zwaardere wapens. Het aantal groene BOA's (buitengewone opsporingsambtenaren) daalde van 800 in 2000 naar 500 in 2015. De politie heeft zich volgens Vorenhout teruggetrokken in de stedelijke gebieden en heeft daardoor amper aandacht voor het buitengebied. ,,Jachtopzichters raken zo gefrustreerd, haken af of maken geen melding meer van stroperijen.'' Vorenhout wil dat de natuurwachters worden ondergebracht bij de nationale politie. Jachtopzieners zouden weer de bevoegdheden moeten krijgen van de voormalige veldpolitie, die begin jaren '90 van het toneel verdween. Pakkans Voor stropers is de pakkans uiterst klein. ,,Stropers zijn zo gehaaid, je pakt ze bijna nooit,'' zegt de Overijsselse jachtopzichter/BOA Jan ter Braak. ,,Ook boetes halen niks uit. Die zijn maximaal 400, 500 euro. Stropers lachen je gewoon uit.'' Vorenhout: ,,De reorganisatie bij de politie speelt ook een rol. De natuur en de groene BOA's worden daar de dupe van.'' Door de groeiende frustratie worden stroperijen en incidenten minder gemeld. ,,We hebben ook nog eens te maken met een vergrijzende sector. Die denkt op een gegeven moment: 'als ze ons links laten liggen, waarom zou ik mij er dan nog druk om maken'.''
26
Samenwerkingsprogramma VTH 2016 - concept
versie B-PMO d.d. 5-10-2015
_____________________________________________________________________________________ Bijlage 2 : Voorbeeld van activiteitenkalender toezicht buitengebied: Drenthe 2014 met een deel van de uitwerking voor “roofvogels”
ONDERWERPEN HANDHAVINGSKALENDER GROENE WETTEN 2014 PERIODE
ONDERWERPEN
Januari/februari
•
Illegaal kappen
•
Roofvogels
‘TREKKER’ Robert Altena Rinus Dillerop
Roofvogels kan doorlopen in maart
Maart/april
•
Vissen
•
Afval
Henk Eibergen Kees van Son
Afval loopt het gehele voorjaar
Mei/juni
•
Afval
•
Verstoring (o.a. door honden)
Kees van Son Eelco Nijboer
Afval loopt het gehele voorjaar
Juli/augustus
•
Stoken van vuur
Albert Broekman
September/oktober
•
Crossen
Johan Vos
November/december
•
Eenvoudige stroperij, zoals het plukken van niet beschermde flora zoals o.a. “kerstgroen”, mos en paddenstoelen
Lysander van Oossanen
•
Uitzetten van dieren
Politie
27
Samenwerkingsprogramma VTH 2016 - concept
versie B-PMO d.d. 5-10-2015
_____________________________________________________________________________________
ACTIE HANDHAVINGSKALENDER DRENTHE GROENE WETTEN 2014 PERIODE
ONDERWERP
Januari/Februari
Waar letten we op?
TREKKER
Roofvogels
Rinus Dillerop 06-51146838
[email protected]
Directe aanwijzingen voor vervolging zijn: • Roofvogels worden vergiftigd met behulp van vergiftigd aas. •
Nesten worden verstoord of vernietigd, bijvoorbeeld door de nestboom om te zagen of het nest te doorschieten, waarbij eventuele eieren, jongen en de broedende vogel worden gedood.
•
Eieren worden geschud, doorgeprikt, vernietigd of gestolen.
•
Jongen worden uitgehaald (voor de verkoop e.d.) of gedood.
•
Roofvogels worden gevangen met vangkooien, bijvangsten in kraaienvangkooien worden vrijwel allemaal gedood.
•
Roofvogels worden gevangen in klemmen.
•
Er worden zelfs constructies met kunstmatige prooien verzonnen om te zorgen dat roofvogels zichzelf te pletter vliegen of zichzelf spietsen op puntige uitsteeksels.
•
Bij het doorschieten van 'kraaiennesten' vallen ook vaak uilen, buizerds en valken als slachtoffer.
Indirecte aanwijzingen voor vervolging kunnen zijn: • Afwezigheid van bepaalde soorten in geschikte broedbiotoop
Waarom?
•
Lage dichtheid
•
Gering broedsucces
•
Scheve populatieopbouw (veel juveniele broedvogels)
•
Alle roofvogels in Nederland zijn wettelijk beschermd (Flora & faunawet).
•
Roofvogelvervolging is nog steeds actueel.
28
Samenwerkingsprogramma VTH 2016 - concept
versie B-PMO d.d. 5-10-2015
_____________________________________________________________________________________ Waar?
•
Geheel Drenthe
Ingeplande acties?
•
Zie bijlage 1
Welke feiten?
Communicatie?
Wie doen mee?
Opzettelijk inheemse beschermde dieren, € 1.000,- (1) r BM 261 doden, verwonden, vangen, bemachtigen of € 2.000,- (2) opsporen (max. 3) / artikel 9 FFW Beschermde inheemse diersoorten € 1.000,- (1) r BM 262 opzettelijk verontrusten / artikel 10 FFW € 2.000,- (2) Opzettelijk nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of € 750,- (1) r BM 263 verblijfplaatsen van beschermde inheemse € 1.500,- (2) dieren beschadigen, vernielen, uithalen, wegnemen of verstoren (max. 3) / 11 FFW (1)= Natuurlijk persoon en (2) = Rechtspersoon Persbericht(en) gemeenschappelijk vanuit de terreinbeheerders, Provincie en politie. •
Alle BOA’s en politie
Verdere uitwerking in 3 bijlagen met o.a. checklist wat t
29