Projectdossier Drank- en Horecawet 2013
Projectdossier Drank en Horecawet 2013 Eindhoven september 2012
Inhoudsopgave Inhoudsopgave ............................................................................................... 1 1.
Inleiding ................................................................................................. 2 1.1 Aanleiding ............................................................................................. 2 1.2 Leeswijzer ............................................................................................. 2
2.
Nieuwe DHW .......................................................................................... 3 2.1 Inleiding ................................................................................................ 3 2.2 Doelstellingen ......................................................................................... 3 2.3 Belangrijkste wijzigingen .............................................................................. 4
3.
Visie op DHW .......................................................................................... 7 3.1 Inleiding ................................................................................................ 7 3.2 Horeca................................................................................................. 7 3.3 Centraal Bureau Levensmiddelenhandel............................................................. 8 3.4 Slijtersunie ............................................................................................. 9 3.5 Paracommercie ..................................................................................... 10
4.
Invulling Drank- en Horecaverordening ............................................................ 12 4.1 Inleiding .............................................................................................. 12 4.2 Drank- en Horecaverordening ..................................................................... 12 4.3 Drank- en Horecaverordening ‘B’ ............... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
5.
Uitvoering DHW ..................................................................................... 16 5.1 Inleiding .............................................................................................. 16 5.2 Samenwerking in de uitvoering .................................................................... 16 5.2.1 Tijdige signalering door effectief toezicht .................................................... 16 5.2.2 Zelfregulerend vermogen ...................................................................... 17 5.2.3 Bestuurlijke handhaving ........................................................................ 18 5.2.4 Bewustwording en preventie .................................................................. 19 5.2.5 Regionale samenwerking ....................................................................... 19
Bijlagen .................................................................................................. 20
1
1. Inleiding 1.1 Aanleiding Op 1 januari 2013 verandert de Drank- en Horecawet (verder DHW). Met de vernieuwde DHW wil het kabinet: Alcoholgebruik onder jongeren terugdringen; Alcohol gerelateerde verstoring van de openbare orde aanpakken; Bijdragen aan het verminderen van de administratieve lasten. De vernieuwde DHW geeft gemeenten nieuwe bevoegdheden, taken en verantwoordelijkheden. Het onderwerp raakt diverse beleidsterreinen, zoals gezondheidsbeleid, jeugdbeleid, alcohol(matigings) beleid, horecabeleid, handhavingsbeleid en openbare orde en veiligheid en vraagt dan ook om een integrale benadering. Middels een passende invulling en uitvoering van deze wet heeft de gemeente de mogelijkheid om te sturen op de lokale maatschappelijke opgave. Deze opgave ligt niet enkel bij de gemeente, maar wordt gedeeld met de marktpartijen. De in de loop der jaren gecreëerde vanzelfsprekendheid van de gemeentelijke rol in maatschappelijke opgaven verdient een herijking. Er dient vaker en beter gebruik te worden gemaakt van het aanwezige maatschappelijke kapitaal. In de kadernota 2012-2015 en het dossier ‘WIJ Eindhoven’ wordt er reeds gezocht naar een weg richting een nieuwe vorm van bestuur. Er kan in dit verband worden gesproken van een verschuiving van government naar governance, of van ’zorgen voor’ naar ’zorgen dat’. Het organiseren, beheren en sturen van maatschappelijke vraagstukken op allerlei terreinen is niet langer een zaak van de overheid alleen. Deze vraagstukken hebben meerdere 'eigenaren' gekregen. De organisatie, het beheer en de sturing van deze vraagstukken vindt plaats door -en vanuit effectieve netwerken, bestaande uit partijen van verschillende niveaus en met verschillende aandachtsvelden. Vanuit deze visie is de gemeente Eindhoven in samenwerking met de diverse partijen gekomen tot de voorgestelde invulling van de lokale Drank- en Horecaverordening en de aan deze verordening gekoppelde gezamenlijke uitvoering. Vooral in deze uitvoering is gezocht naar een vernieuwende samenwerking tussen de gemeente en de drankverstrekkende partijen. Dit projectdossier beschrijft het proces en overwegingen die hebben geleid tot de uiteindelijke commissienotitie.
1.2 Leeswijzer Het dossier start met een beknopte beschrijving van de belangrijkste doelstellingen van de nieuwe wet. In hoofdstuk drie geven verschillende partijen hun visie op de DHW en de lokale invulling die hieraan gegeven kan worden. In hoofdstuk vier is er invulling gegeven aan de ‘Drank- en Horecaverordening’. Het hierop volgende hoofdstuk bevat de daadwerkelijke uitwerking van de aan deze invulling gekoppelde uitvoering. Hoewel de verordening van ondersteunende waarde is, ligt de nadruk van het proces op de collectieve realisatie van de achterliggende doelstellingen.
2
2. Nieuwe DHW 2.1 Inleiding Achtereenvolgende kabinetten hebben zich gericht op het beperken van schadelijk alcoholgebruik en de hiermee samenhangende invulling van de DHW. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de uit 1964 stammende DHW in de loop der tijd vele malen gewijzigd is.
2.2 Doelstellingen Uit het in 2007 opgestelde beleidsprogramma ‘Samen werken, samen leven’ vloeiden doelstellingen voort die ondermeer hebben geleid tot de aankomende wetswijziging. Het heeft veel tijd gekost om de doelstellingen om te zetten in een met betrokken organisaties besproken wijziging van de DHW, maar bij aanvang van 2013 treden de wijzigingen dan toch in werking. De in de toelichting van de wet besproken doelstellingen worden hieronder toegelicht. Alcohol en jeugd Het terugdringen van het schadelijk gebruik van alcohol onder jongeren is wederom één van de hoofddoelstellingen van de nieuwe DHW. Alcoholgebruik op jonge leeftijd brengt ernstige gezondheidsrisico’s met zich mee. De hersenen van jongeren zijn nog niet volgroeid en alcoholgebruik kan tot blijvende schade leiden. Jongeren die veel alcohol drinken, presteren slechter op geheugentesten dan niet-drinkers. Ook wordt de kans op alcoholverslaving aanzienlijk verhoogd als kinderen voor hun 15e levensjaar beginnen met het drinken van alcohol. Op korte termijn verhoogt alcoholgebruik het risico op verkeersongelukken, betrokkenheid bij gevechten, onveilig vrijen en alcoholvergiftigingen. Cijfers van de GGD Brabant-Zuidoost1 (juli 2011) laten zien dat het alcoholgebruik van jongeren van 12 tot 15 jaar in Eindhoven en in heel Zuidoost Brabant is gedaald. Het blijkt dat steeds meer jongeren zich houden zich aan de norm ‘geen alcohol onder de 16’. Ook de startleeftijd waarop jongeren beginnen met drinken is gestegen: in 2006 was de gemiddelde leeftijd waarop kinderen voor het eerst alcohol dronken 12,2 jaar. In 2011 was dit gestegen tot 14,1 jaar. In 2007 dronk 33% van de drinkende jongeren hun eerste glas op de leeftijd van 12 of 13 jaar; in 2011 wat dit 18%. Hoewel er dus goede resultaten geboekt worden door de gekozen aanpak, blijft het drankgebruik onder jongeren zorgen baren. Uit cijfers blijkt dat jongeren die drinken, te jong, te vaak en te veel drinken2. Bij de 16- tot en met 18-jarigen is het alcoholgebruik tamelijk fors. Bijna 80% van de jongeren in deze leeftijd drinkt en 41% is recent dronken of aangeschoten geweest. Twaalf procent van de 16-plussers drinkt wekelijks 20 glazen alcohol of meer. Deze percentages komen overeen met die in 2007. Vanaf 16 jaar weten veel jongeren nog steeds onvoldoende maat te houden. De bereidheid om minder te drinken bij deze jongeren is laag. Daarnaast hebben ook de ziekenhuizen hun zorgen geuit over de significante toename van het aantal jongeren dat met een levensbedreigende hoeveelheid alcohol in hun lichaam (‘comazuipers’) de spoedeisende hulp binnen wordt gebracht. Deze beknopte schets van de problematiek doet geenszins recht aan de daadwerkelijke omvang, maar geeft wel de belangrijkste motieven weer voor het overheidsingrijpen in dit kader.
1 2
Zie bijlage Monschouwer, K. e.a.. Jeugd en riskant gedrag, 2007 3
Verminderde administratieve lasten Een tweede doelstelling die aan de wijziging ten grondslag ligt is de verlichting van administratieve lasten voor het bedrijfsleven. “Minder regels, minder instrumenten, minder loketten”, valt in de toelichting te lezen. Deze doelstelling komt samen met de overkoepelende overheidsdoelstelling aangaande deregulering. Vereenvoudiging van het vergunningstelsel moet ertoe leiden dat een ondernemer minder frequent een vergunning hoeft aan te vragen en leidinggevenden sneller aan de slag kunnen. Lokale sturing De nieuwe DHW geeft de gemeente de ruimte om de nadere invulling te laten bepalen door de daadwerkelijke behoefte. De handhaving en het toezicht is eveneens af te stemmen op de lokale situatie. De gemeente reguleert, houdt toezicht en kan handhaven. Deze decentrale benadering biedt eveneens nieuwe mogelijkheden om op basis van de gebiedsspecifieke opgave een effectieve publiek-private samenwerking aan te gaan. Iets dat zelden tot nooit wordt benoemd in de publieke documentatie en bijbehorende overwegingen van de wetgever is de ruimte die hiermee ontstaat om met de lokale partners samen te werken bij de invulling, maar ook bij de uitvoering van de gestelde doelen. Tegengaan oneerlijke mededinging In de toelichting van DHW wordt er ook gesproken over het tegengaan van oneerlijke concurrentie door paracommerciële instellingen. In dit kader heeft de wetgever een verordeningsverplichting opgenomen voor gemeenten aangaande deze instellingen. Hierbij wordt in de toelichting slechts beperkt gesproken over een verantwoorde drankverstrekking. Het gaat immers hoofdzakelijk om het tegengaan van oneerlijke concurrentie. Gemeenten worden vanaf 2013 verplicht om een verordening op te stellen waarin er regels zijn opgenomen voor paracommerciële instellingen. Deze regels moeten in iedere geval betrekking hebben op de tijden waarop alcohol geschonken mag worden, het maximale aantal te houden bijeenkomsten van persoonlijke aard evenals bijeenkomsten die zijn gericht op personen die niet (of niet rechtstreeks) bij de activiteiten van de instelling betrokken zijn.
2.3 Belangrijkste wijzigingen De bovenstaande doelstellingen komen in meer en mindere mate terug in de reeks wijzigingen die in de nieuwe DHW is doorgevoerd. De wijzigingen van de DHW variëren van nieuwe toegekende verordenende bevoegdheden van de gemeente tot een nieuwe invulling van de door de gemeente te bewaken bepalingen in de DHW. Niet alle wijzigingen zijn bindend, er zijn ook facultatieve elementen opgenomen in de nieuwe wet. Zonder een uitputtende opsomming te geven van alle wijzigingen worden de belangrijkste hieronder benoemd. Hierbij ligt vooral de nadruk op wijzigingen die naast de verschuiving van het toezicht en de handhaving vragen om gemeentelijke invulling Gewijzigde/toegevoegde artikelen De burgemeester als bevoegd gezag ( DHW, art. 3 en 11) Niet het college van burgemeester en wethouders, maar de burgemeester wordt –in medebewindhet bevoegd gezag voor vergunningverlening en toezicht op de naleving van de DHW in de gemeente. De burgemeester is reeds verantwoordelijk voor de taken ten aanzien van de openbare orde en veiligheid en krijgt hiermee extra instrumenten voor deze taken.
4
Decentralisatie toezicht op de naleving (DHW, art. 41 en 44) De nieuwe DHW maakt de gemeente verantwoordelijk voor het toezicht op- en handhaving van deze wet. Deze taak komt naast de bevoegdheid voor het verlenen van DHW-vergunningen die al bij de gemeente lag. Hiermee is de gemeente verantwoordelijk voor het gehele proces van vergunningverlening en het toezicht op de naleving van de DHW. Een voordeel van gedecentraliseerd toezicht voor de gemeente is de mogelijkheid om in te spelen op de lokale situatie en problematiek, om vervolgens zelf te sturen in het toezicht. Het gemeentelijke toezicht kan daarmee efficiënter en effectiever ingezet worden. Daarbij heeft de gemeente een extra instrument om de grip op de naleving van DHW-regels te verbeteren. Leidinggevenden staan niet langer op de vergunning, maar in een aanhangsel (paragraaf 4 DHW) De vergunning komt voortaan op naam van het bedrijf of de ondernemer; hiermee wordt een reductie van de administratieve lasten bereikt doordat de daadwerkelijke vergunning niet steeds hoeft te veranderen bij een wisseling van de leidinggevenden. Een nieuwe leidinggevende hoeft nog slechts te worden gemeld; door een wijziging van een leidinggevende via een melding te laten verlopen kan deze direct aan de slag. Ook hoeft de ondernemer niet te wachten op een aanpassing van de vergunning doordat de wijziging enkel een nieuw aanhangsel betreft. Introductie van het instrument ‘schorsing’; deze maatregel geeft invulling aan de wens tot een minder drastische sanctie als de intrekking van een vergunning, maar wel zwaarder dan een bestuurlijke boete. Deze schorsing is enkel mogelijk indien de intrekking facultatief is en is tevens gebonden aan een maximum van 12 weken. Strafbaarstelling jongeren (DHW, art. 45) De nieuwe DHW verbiedt jongeren onder de 16 jaar om alcoholhoudende drank bij zich te hebben op voor publiek toegankelijke plaatsen. Dit is een ruimere invulling dan ‘openbare ruimte’, waaronder ook horecagelegenheden vallen. De bijbehorende strafbaarstelling vormt een instrument gericht op de bescherming van de openbare orde, waarmee jongeren die overlast veroorzaken en alcoholhoudende drank aanwezig hebben, kunnen worden aangepakt. Daarnaast is het artikel ingezet als beschermingsmaatregel, waarmee het alcoholmisbruik bij jongeren wordt tegengegaan. Three strikes out’ (DHW, art. 19a) De nieuwe DHW geeft de burgemeester een extra sanctiemogelijkheid om regelnaleving te bevorderen ten aanzien van het verbod op de verstrekking van alcohol aan jongeren onder de 16 jaar. Niet DHW-vergunning plichtige detailhandelaren (met name levensmiddelenwinkels, warenhuizen, bierkoeriers en andere bezorgdiensten) kunnen worden gesanctioneerd als ze in een periode van 12 maanden drie keer dezelfde regel (art. 20 lid 1 DHW) overtreden, met andere woorden ‘three strikes out’. Met deze sanctie kan de burgemeester een ondernemer het recht om alcohol te verkopen tijdelijk ontnemen, minimaal voor 1 week en maximaal voor 12 weken. De gemeente kan dit afdwingen door middel van bestuursdwang en moet dit borgen in haar interventiebeleid zoals het Horecastappenplan. Verplichte verordening paracommercie (DHW, art. 4) De regels voor drankverstrekking door de paracommerciële horeca wijzigen. De gemeente is verplicht om een verordening vast te stellen om de drankverstrekking binnen de paracommercie te reguleren. Onder het begrip ‘paracommercie’ wordt verstaan: het ontplooien van (semi) commerciële activiteiten door een stichting of vereniging buiten de statutaire doelstelling van de stichting of vereniging om, bestaande uit het aanbieden van horecadiensten aan het publiek. In de verordening bepaalt de gemeenteraad onder meer op welke dagen en tijdstippen het mogelijk is alcohol te verstrekken. Daarbij is het mogelijk om onderscheid te maken naar de aard van de 5
paracommerciële rechtspersoon. Voor bijvoorbeeld sportverenigingen kunnen de regels anders zijn dan voor studentenverenigingen of club- en buurthuizen. Middels deze verordening kan de gemeente op basis van de eigen lokale situatie invulling geven aan de wettelijke doelstelling om oneerlijke concurrentie en onverantwoorde drankverstrekking aan jongeren te voorkomen. Verordenende bevoegdheid (DHW, art. 25 a t/m d). Op grond van de Gemeentewet en de DHW kan de gemeente regels in een verordening vastleggen. De nieuwe DHW breidt deze mogelijkheden uit. De nieuwe gemeentelijke verordening biedt ruimte om; Het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van alcoholhoudende drank in inrichtingen en vanuit locaties te beperken of zelfs te verbieden. De aard van de inrichting kan in de verordening worden bepaald, evenals het aangewezen deel van de gemeente waarop de beperking of het verbod van toepassing is. Ook de tijdsruimte kan worden vastgesteld (DHW, art. 25a en c). Een leeftijdsgrens (niet hoger dan 21 jaar) te koppelen aan het bezoek van horecalokaliteiten en terrassen van een aan te wijzen aard, gedeelte van de gemeente of tijdsruimte (DHW, art. 25b). Van deze mogelijkheid kan de gemeente gebruik maken indien er behoefte is aan een leeftijdsgrens voor bijvoorbeeld houseparty’s of horecalokaliteiten met een bepaald karakter. Prijsacties met alcoholhoudende drank bij zowel de horeca als de detailhandel te beperken tot een maximaal kortingspercentage van respectievelijk 40% en 30% van de reguliere verkoopprijs. Hierbij gaat het in de horeca om acties van 24 uur of korter en in de detailhandel om acties van één week of korter (DHW, art. 25d). Dit nieuwe artikel staat gemeenten ter bescherming van de volksgezondheid of in het belang van de openbare orde toe grote prijsacties voor alcoholhoudende dranken die kortdurend van aard zijn te reguleren/verbieden. Deze inzet dient promoties die overmatige consumptie stimuleren te beperken.
6
3. Visie op DHW 3.1 Inleiding Naast de overwegingen van de wetgever, neemt de gemeente bij de invulling van de uit de DHW voortvloeiende Drank- en Horecaverordening, evenals het toezicht op de naleving van de in de DHW gestelde bepalingen, de belangen en inzichten van de diverse partners mee in haar besluit. Onderstaand zijn de visies van de horeca, het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL), de Slijtersunie en de Eindhovense Sportraad (ESR) weergegeven. Hierbij gaat men enkel in op de nieuwe DHW en de mogelijke DH-verordening. De visie op de gezamenlijke uitvoering komt in hoofdstuk vijf aan de orde.
3.2 Horeca De Eindhovense horeca heeft zich via verschillende gebiedsverenigingen en de overkoepelende Stichting Horecaplatform Eindhoven goed vertegenwoordigd en heeft maandelijks overleg met de diverse partners, zoals gemeente en politie. Ook de branchevereniging Koninklijke Horeca Nederland maakt structureel onderdeel uit van dit collectief. Vanuit dit overleg is al geruime tijd voor de aanname van de nieuwe DHW gesproken over de mogelijke kansen die hierin lagen. De verordenende bevoegdheden van de gemeente omtrent kortingsacties met alcoholhoudende drank zijn voor de Eindhovense horeca erg belangrijk; Beperking kortingsacties alcoholhoudende drank horeca: Voornamelijk in het gebied ‘Stratumseind’, maar ook het ‘Stationskwartier’ worstelen ondernemers al geruime tijd met de toename van kortingsacties met alcoholhoudende drank. Hoewel de meerderheid van de ondernemers deze prijzenslag als onwenselijk beschouwt, blijkt men te zwichten voor de druk van de omgeving. Uit angst om klanten te verliezen aan de buurman die een scherpe korting geeft, volgt men noodgedwongen met een tegenactie. In een tijd waarin de ondernemers ernstig moeite hebben om klanten aan te trekken is het moeilijk voor een individuele ondernemer om deze tendens te doorbreken. Dit terwijl concurrentie op basis van kwalitatief hoogstaand en vernieuwend horeca-aanbod op termijn veel meer resultaat oplevert dan concurrentie op basis van prijs. In het verleden heeft men op het Stratumseind reeds een convenant afgesloten waarin het collectief zich committeerde aan een verbod op zogenoemde ‘happy hours’. Door toetreding van nieuwe ondernemingen die zich niet conformeerden aan deze collectieve afspraak heeft dit convenant zijn werking verloren. Op het convenant kon niet worden gehandhaafd en het ontbrak aan onderliggende bestuurlijke wet– of regelgeving. Ook het Stationskwartier heeft als bestuur een richtlijn opgesteld aangaande verantwoorde inzet van prijsacties met alcoholhoudende drank. Hier ontbrak het uiteindelijk ook aan de mogelijkheid om bepaalde misstanden daadwerkelijk te kunnen corrigeren. Vooruitlopend op de nieuwe DHW heeft de horeca dan ook meermalen gekeken naar de mogelijkheid om in hun onderlinge afspraken te kunnen terugvallen op een betrouwbare overheid die hen kon ondersteunen in de aanpak van excessen en misstanden, temeer omdat deze acties zich in de praktijk veelal richten op de kwetsbare, maar prijsbewuste jongeren. Het is dan ook niet verwonderlijk dat een meerderheid van de ondernemers veel waarde hecht aan de nieuwe verordenende bevoegdheid van de gemeente aangaande drankacties.
7
Beperking prijsacties alcohol supermarkten en slijterijen Hoewel het woord ‘indrinken’ niet nieuw is, constateert de collectieve horeca al geruime tijd een toename van het aantal bezoekers dat pas naar de stad komt nadat er thuis of elders in besloten kring de nodige alcohol is genuttigd. De prijsacties van supermarkten en slijterijen werken dit in de hand. Het geïsoleerd beperken van de prijsacties bij de horeca zal enkel resulteren in een sterkere verschuiving richting het ‘indrinken’. Een dergelijke maatregel heeft enkel effect indien ook de prijsacties bij slijterijen en supermarkten worden beperkt. Naast deze nieuwe verordenende bevoegdheden vormen ook de reguliere artikelen van de DHW belangrijke instrumenten om te komen tot een veilig en verantwoord uitgaansklimaat. De strafbaarstelling van jongeren die op voor het publiek toegankelijke plaatsen alcoholhoudende drank aanwezig hebben, is een goed voorbeeld van een welkome aanvulling op de oude DHW. Onderzoek toont immers aan dat het in de horeca nog niet altijd goed gaat op het gebied van leeftijdscontrole en de bijbehorende drankverstrekking aan minderjarigen3. Hoewel de ondernemers hierin een sterke rol hebben, blijft het voor hen onbegrijpelijk dat de jongeren bij een geconstateerde overtreding geenszins worden bestraft. Zeker wanneer de desbetreffende jongere de ondernemer heeft voorgelogen over zijn leeftijd, al dan niet middels een vervalst ID-bewijs. De horeca is het dan ook eens met invoering van artikel 45 van de DHW en verzoekt de gemeente om deze sanctie waar mogelijk te benutten.
3.3 Centraal Bureau Levensmiddelenhandel Afstemming met lokale winkels en warenhuizen blijkt praktisch lastig vorm te geven. Het merendeel maakt immers onderdeel uit van landelijke of zelfs mondiale ketens met een centrale aansturing. Om toch enig inzicht te krijgen in de visie van deze branche op de nieuwe DHW is er contact gezocht met het Centrale Bureau Levensmiddelenhandel (voortaan CBL). De landelijke branchevereniging CBL wijst haar leden op de plicht tot het verantwoord verstrekken van alcohol. Campagnes als ‘Nog geen 20 jaar, laat je legitimatie zien’ geven hier blijk van. Als grootste aanbieder van zwak alcoholische dranken hebben winkels en warenhuizen immers een belangrijke rol in een veilig en verantwoord alcohol klimaat. De belangrijkste elementen hierbij hebben betrekking op de beschikbaarheid/betaalbaarheid en de wijze van verstrekking. De meeste alcohol wordt door de jeugd in een besloten omgeving gedronken (het welbekende ‘indrinken’)4. Onderzoek toont aan dat de beschikbaarheid en de prijs belangrijke factoren zijn voor dergelijke alcoholconsumptie5. Een meerderheid van de jongeren geeft aan als gevolg van prijsacties meer te gaan drinken. Bepaalde kortingsacties met alcoholhoudende drank hebben dus effect op het drankgebruik van jongeren. Onderstaand de reactie van het CBL op een eventuele lokale beperking van de prijsacties. Beperking prijsacties alcohol winkels, warenhuizen en slijterijen Het CBL staat niet geheel positief tegenover het beperken van prijsacties met alcoholhoudende drank. Deze weerstand komt hoofdzakelijk voort uit praktische overwegingen. Het merendeel van de ketens werkt immers met landelijke acties en reclamecampagnes. Door lokale differentiatie in de toegestane kortingspercentages wordt landelijke coördinatie vrijwel onmogelijk.
3 4 5
Universiteit Twente, 2009 Laar, e.a., 2007 Meijer, e.a., 2008 8
Naast de beperking van de prijsacties met alcohol is er nog een nieuwe verordenende bevoegdheid opgenomen in de nieuwe DHW die gevolgen heeft voor de branche en waar het CBL haar visie op gegeven heeft; Het tijdelijk verbieden van de verkoop van alcohol in winkels/warenhuizen Het CBL begrijpt dat de gemeente op bepaalde risicovolle momenten zoekt naar middelen om misstanden met glas en alcohol in de openbare ruimte te voorkomen. Men ziet echter geen meerwaarde in het opnemen van een verordening die de verkoop van alcohol voor een bepaalde periode en een bepaald gebied verbiedt. Op zulke momenten zijn er immers al voorschriften van kracht die hierop inspelen, zoals het glasverbod met Koninginnedag. Bijkomend ziet men meer in gerichte afspraken met de lokale ondernemingen. Hoewel de reactie op de bovenstaande verordeningsbevoegdheden wellicht een vertekend beeld geeft is het CBL blij met de nieuwe DHW. Het is volgens hen een goede zaak dat er eindelijk duidelijkheid is gekomen over het toezicht op deze belangrijke wet. Invoering van deze wet is belangrijk om de aandacht te houden op een verantwoorde verkoop van alcohol. Zo ziet men net als de horeca het strafbaar stellen van minderjarigen bij het bezitten van alcohol als een goede maatregel, hoewel deze niet geheel van toepassing is op winkels en warenhuizen. Hoewel het in de vorige paragraaf besproken onderzoek naar de verstrekking van alcohol aan minderjarigen toont dat in 88% van de gevallen minderjarigen zonder problemen alcohol konden kopen in winkels/warenhuizen, lijkt er de laatste jaren een verbetering te zijn waargenomen door de NVWA. Ondanks de op zorgvuldige verstrekking van alcohol gerichte campagnes van het CBL blijft dit onderwerp een belangrijk aandachtspunt, waarbij deze nieuwe maatregel aanvullend werkt.
3.4 Slijtersunie Als landelijke branchevereniging heeft de Slijtersunie een constructieve bijdrage geleverd in de discussie over de nieuwe DHW. Men onderschrijft de doelstellingen van de wet even zozeer als de gemeentelijke visie op een verantwoorde verstrekking van alcohol en de gedeelde verantwoordelijkheid hierin. Beperking prijsacties alcohol winkels, warenhuizen en slijterijen De Slijtersunie staat volledig achter de invoering van deze beperking. Men ziet geen probleem in het terugbrengen van de maximaal te geven korting tot 30% van de reguliere verkoopprijs. Het tijdelijk verbieden van de verkoop van alcohol in winkels/warenhuizen Evenals het CBL begrijpt de Slijtersunie de wens van de gemeente om grip te hebben op de verkoop van alcohol tijdens bepaalde risicovolle momenten, maar ziet men geen meerwaarde in het opnemen van een verordening die de verkoop van alcohol voor een bepaalde periode en een bepaald gebied verbiedt. Naast het feit dat de slijterijen op deze momenten niet de voornaamste leverancier van drank zijn, ziet men het als een disproportionele maatregel. Slijterijen hebben immers vrijwel geen ander aanbod dan alcoholhoudende drank, waarmee een verbod op de verkoop van alcohol overeenkomt met een gedwongen sluiting. Daarnaast zijn er andere mogelijkheden om het gestelde doel te bereiken. Naast de nieuwe verordenende bevoegdheden wijst de Slijterunie terecht op het belang van de overige artikelen van de DHW. De reguliere artikelen vallen immers ook onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. In de DHW staan tal van artikelen die de kaders vormen voor en verantwoorde en veilige verstrekking van alcohol. Hierbij kan worden gedacht aan de aanwezigheidsplicht van een capabele leidinggevende in een slijterij, maar ook het toegangsbeleid voor minderjarigen. De nieuwe mogelijkheid voor slijterijen om klanten iets op verzoek te laten 9
proeven is wellicht fijn voor de ondernemers, maar moet zeer zorgvuldig worden toegepast. Het is immers verleidelijk om de beperkte ruimte die hiervoor geboden is op onverantwoorde wijze te misbruiken.
3.5 Paracommercie Als belangrijke speler in het paracommerciële veld heeft de Eindhovense Sportraad (voortaan ESR) haar input gegeven op de nieuwe DHW, die vanuit de verordeningsverplichting voor paracommerciële instellingen directe invloed heeft op de toekomst van deze instellingen. De betreffende instellingen hebben veelal een sterk gedifferentieerd karakter. Er komt een breed palet aan functies samen. Deze veelzijdigheid maakt ook dat er vanuit verschillende beleidsvelden maatregelen worden genomen die van invloed zijn. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de verhoging van de huur van sportcomplexen en het verlagen van subsidies. Bijkomend zetten maatschappelijke ontwikkelingen het verenigingsleven onder druk. De huidige financiële crisis heeft een negatief effect op ledenaantallen. Ook laat de jeugd zich steeds moeilijker stimuleren tot deelname aan een vereniging. De ESR benadrukt de noodzaak om de invulling van de verordening voor paracommercie in een breder aspect te blijven bekijken, maar ondersteunt de doelstellingen die aan een verordening ten grondslag liggen. Hierbij wordt eveneens gewezen op een door het Mulier instituut uitgevoerd ‘Vitaliteitsonderzoek’ en de hiermee samenhangende ‘Sportnota 2008-2015, He, ga je mee’. Een beperking van de schenktijden heeft een onmiskenbaar effect op de omzet van de kantine. Een omzet die in deze tijden van cruciaal belang is voor de financiële levensvatbaarheid van veel sportverenigingen. Het is dus belangrijk om bij het vaststellen van de schenktijden te zoeken naar een wenselijke balans tussen het beoogde doel, de verwachte effecten ten aanzien van dit doel en de bijkomende gevolgen van deze maatregel. De ESR is op basis van haar ervaring niet van mening dat het aanpassen van de schenktijden een sterk effect heeft op de drankverstrekking aan minderjarigen. De eindtijden kunnen echter wel van invloed zijn op de mate van oneerlijke concurrentie met de reguliere horeca. Een beperking of een verbod op bijeenkomsten van persoonlijke aard, evenals bijeenkomsten voor personen die niet rechtstreeks bij de activiteiten van de vereniging betrokken zijn, kan voorkomen dat er activiteiten worden georganiseerd in paracommerciële inrichtingen die geenszins in relatie staan tot de hoofdactiviteiten en tot oneerlijk concurrentie leiden. Wel moet er ruimte blijven voor activiteiten gericht op leden en andere direct bij de vereniging betrokken personen of partijen zoals sponsoren. Dergelijke activiteiten zorgen voor sociale binding en saamhorigheid en maken een vereniging aantrekkelijk voor de leden. In de ogen van de ESR zijn de elementen die in de verordening kunnen worden opgenomen niet van directe invloed op het drankgebruik onder de jeugd. Tal van preventieve maatregelen gericht op de kwaliteit en de bewustwording van de barvrijwilligers hebben hierin meer effect. Een aanvulling op deze preventieve inzet kan worden gevonden in het verhogen van de leeftijd waarop men personen alcoholhoudende drank schenkt van 16 jaar naar 18 jaar. Een wetsvoorstel om deze verhoging toe te voegen aan de DHW ligt reeds klaar. Mocht deze wijziging toch niet tot uitvoering komen, is de ESR bereidt om de zoeken naar een andere manier om een dergelijke maatregel in hun alcoholbeleid op te nemen. Om de financiële effecten van de genoemde maatregelen te voorzien van een noodzakelijke compensatie wijst de ESR nadrukkelijk op de wenselijke verruiming van regels die additionele 10
inkomsten voor verenigingen nu in de weg staan. Een sterk voorbeeld hiervan is het verbod op externe reclame voor sportclubs. Indien dergelijke beperkingen worden weggenomen kunnen clubs de ontbrekende inkomsten aanvullen zonder een beroep te doen op gemeentelijke gelden. Bijkomend dient de gemeente zich te realiseren dat er op andere beleidsterreinen beslissingen zullen worden genomen die eveneens ernstige druk uitoefenen op de financiële situatie van verenigingen. Een integrale visie op de totale impact van al deze beleidsontwikkelingen is dan ook vereist.
11
4. Invulling Drank- en Horecaverordening 4.1 Inleiding De in hoofdstuk drie weergegeven standpunten en inzichten zijn meegenomen in de gemeentelijke overwegingen voor de daadwerkelijke invulling van de lokale ‘Drank en Horecaverordening’. De algemene publieke verantwoordelijkheid wordt reeds door de wetgever besproken in de toelichting bij de nieuwe wet. Daarnaast heeft de gemeente haar lokaal georiënteerde taken en doelstellingen die worden meegenomen in de totstandkoming van een nieuwe verordening. Er is gezocht naar een balans tussen veilige en verantwoordelijke verstrekking van alcohol, het terugdringen van het alcoholgebruik onder jongeren, het tegengaan van oneerlijke concurrentie en de wenselijke ruimte voor ondernemerschap, waarbij er aandacht is gegeven aan het integrale kader waarin deze ontwikkelingen plaatsvinden. Hoewel vanuit diverse perspectieven modelverordeningen zijn opgesteld (STAP, BEM, VNG etc.) hebben we in dit dossier wel bijzondere aandacht voor de modelverordening van de regionale projectgroep ‘Laat Je Niet Flessen’. Vanuit aandacht voor lokaal maatwerk en de door de Raad voorgeschreven afstemming met de paracommerciële partijen is er gekozen voor een andere invulling van de bepalingen voor paracommerciële rechtspersonen. Om het voorstel en de bijbehorende argumentatie van ‘Laat Je Niet Flessen’ niet tekort te doen is de modelverordening in de bijlage opgenomen. In de toelichting van de artikelen van de onderstaande verordening is er ook aandacht besteed aan het verschil met de modelverordening van ‘Laat Je Niet Flessen’
4.2 Drank- en Horecaverordening Eindhoven De daadwerkelijke verordening staat in de bijlage, evenals een artikelsgewijze toelichting. Bij de invulling van deze verordening is zorgvuldig gezocht naar een optimale balans tussen de diverse doelstellingen achter deze maatregelen, draagvlak bij de belangrijke partners en de vereiste handhaafbaarheid. Beperking prijsacties Horeca Het effect van prijsacties op de consumptie van alcohol wordt in de reeds aangehaalde onderzoeken als ‘onmiskenbaar’ bestempeld. Hoewel de prijsacties gericht zijn op het aantrekken van bezoekers op momenten dat er nog weinig bezoekers binnen zijn, kunnen dergelijke acties aanzetten tot overmatige alcoholgebruik in een korte periode. Het vaststellen van een maximaal kortingspercentage laat ruimte voor promotionele acties en aanbiedingen, maar creëert een acceptabele ondergrens. Doordat deze grens bindend is voor alle ondernemers wordt de vicieuze cirkel waarin ondernemers elkaar gevangen houden in een op prijs gerichte concurrentie doorbroken. Het grootste gedeelte van de horecaondernemers ziet een wettelijke vaststelling van deze ondergrens als een noodzakelijke ondersteuning van het convenant ‘Happy Hours’. Beperking prijsacties Detailhandel Het meerdere malen genoemde onderzoek toont aan dat de beschikbaarheid van alcohol, met de daaraan gekoppelde prijs, van invloed is op de hoeveelheid alcohol die de jeugd drinkt. Het beperken van de acties met drank in de detailhandel is evenzo belangrijk als het beperken van de prijsacties in de horeca, temeer omdat een eenzijdige inzet op prijsacties bij de horeca kan leiden tot een onwenselijke verschuiving naar het indrinken.
12
Tijdelijk verbod of beperking verstrekking alcoholhoudende drank tijdens risicovolle momenten Dit artikel richt zich sterk op de openbare orde en veiligheid. Tijdens grote evenementen in de openbare ruimte vormen de hoeveelheden in de detailhandel gekochte alcoholhoudende dranken een aanzienlijk probleem. De wenselijke oplossing ligt niet in het hierboven beschreven artikel, maar in constructieve afspraken met de betreffende aanbieders. Hierbij kan naar aard van de situatie worden bepaald welke beperkingen nodig zijn. Dit kan variëren van vrijwillige sluiting, het verstrekken van een beperkte hoeveelheid artikelen per klant tot het niet verkopen van in glas of blik verpakte dranken. De marktpartijen zien ook meer in deze benadering dan een verplichte sluiting of beperking. De overweging van de Raad om dit artikel toch als een vangnet op te nemen in de DH-verordening dient te worden vergezeld van een bepaling van tijd en gebied. Hierbij kan worden gedacht aan het benoemen van ‘Koninginnedag/-nacht’ met de ‘binnenstad’ als gebied. Bepalingen voor paracommerciële inrichtingen -Type/aard; Een paracommerciële rechtspersoon is een rechtspersoon –geen NV of BV zijnde- die zich naast activiteiten van ondermeer recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard richt op de exploitatie in eigen beheer van een horecabedrijf. Hieronder vallen bijvoorbeeld sportkantines, dorps- en buurthuizen en studentenverenigingen. Gelet op de significante functieverschillen tussen de verschillende paracommerciële rechtspersonen is er gekozen voor een gedifferentieerde indeling. Deze indeling maakt het mogelijk om voor elk type rechtspersoon een op de maatschappelijke functie afgestemde bepaling op te nemen. Sportkantines vragen immers een andere benadering dan buurthuizen en buurthuizen vragen op hun beurt weer een andere bandering dan verzorgingstehuizen. Gelet op de beleidsdoelstellingen zoals weergegeven in de ‘Sportnota 2008-2015’ en de resultaten van het door het Mulier Instituut uitgevoerde vitaliteitsonderzoek is er wel ruimte gelaten voor paracommerciële rechtspersonen om additionele doelstellingen op te nemen in de statutaire doelstellingen. Hiermee is het bijvoorbeeld mogelijk voor sportverenigingen om de binding met de wijk te versterken middels sociaal-culturele activiteiten. In de modelverordening van ‘Laat Je Niet Flessen’ is er enkel onderscheid gemaakt tussen rechtspersonen van sportieve aard en overige rechtspersonen. -Schenktijden; De wetgever verplicht de gemeente om beperkingen te stellen aan de schenktijden binnen paracommerciële inrichtingen. Hiermee bedoelt men enkel de tijden waarop alcoholhoudende drank wordt geschonken. De motieven voor deze beperking liggen hoofdzakelijk in het in artikel 4 DHW aangegeven voorkomen van oneerlijke concurrentie. De vastgestelde schenktijden zijn op alle paracommerciële rechtspersonen van toepassing, met uitzondering van studie- en studentenverenigingen. De gekozen schenktijden vormen een proportionele beperking van de mogelijkheid om als inrichting concurrerend te zijn voor de reguliere horeca. De overwegingen die hierbij zijn gemaakt: Oneerlijke mededinging: De gekozen tijden resulteren niet in een aantoonbare oneerlijke mededinging. Temeer in relatie met de overige bepalingen is de aan alcohol gerelateerde functie van een kantine niet te vergelijken met de reguliere horeca. Het pijnpunt van de
13
horeca ligt immers meer in de eindtijd en de in dergelijke instellingen gehouden feesten die niets te maken hebben met de eigenlijke functie. Alcohol gebruik jeugd: In de keuze voor de schenktijden is er sterk rekening gehouden met mogelijke negatieve effecten aangaande alcoholgebruik onder jongeren. Van maandag tot vrijdag is er in vrijwel geen van de instellingen overdag jeugd aanwezig. Dit terwijl bijvoorbeeld de tennisvereniging of het buurthuis wel worden bezocht door volwassenen. Een beperking van de schenktijd op deze momenten kan daarmee onvoldoende worden gemotiveerd. In het weekend is er echter wel jeugd aanwezig. Deze aanwezigheid is echter niet beëindigd voor 17.00 uur. Op deze momenten is een reële en proportionele schenktijd waarbij de aanwezigheid van jeugd kan worden uitgesloten niet haalbaar. Een argument om de grens van 12.00 uur te verhogen naar bijvoorbeeld 15.00 uur kan daarmee niet gevonden worden. De jeugdteams zijn bijvoorbeeld bij de sportverenigingen ook na 15.00 uur nog aanwezig. Een drastische verhoging naar 17.00 uur heeft een dermate zwaar effect op de financiële positie van de instelling dat de proportionaliteit ter discussie staat. Effect op de instelling: Zoals voorgeschreven door de Raad is er in samenspraak met de paracommerciële partijen nauwgezet gekeken naar een effectieve en realistische beperking. De beoogde effecten van de te kiezen schenktijden zijn afgezet tegen de hieraan verbonden neveneffecten. Handhaafbaarheid: De gekozen vaststaande tijden vormen geen enkele belemmering voor een gerichte handhaving. Er valt immers niet te discussiëren over een geconstateerde overschrijding. Er bestaat de mogelijkheid om de schenktijden direct te koppelen aan de hoofdactiviteit, waarbij de tijden lopen van een uur voor tot een uur na deze hoofdactiviteit. Deze veelvoorkomende bepaling geeft echter aanleiding tot allerlei creatieve constructies om de schenktijden op te rekken en is niet te handhaven.
De modelverodening van ‘Laat Je Niet Flessen’ wijkt in concreto af aangaande de start-tijd voor sportverenigingen op doordeweekse dagen en op zaterdag. Men stelt deze vast op respectievelijk 17.00 en 15.00 uur. Alle overige instellingen mogen door de invulling van lid 2 van het betreffende artikel de gehele dag en avond schenken tot een maximum van 01.00 uur. -Bepalingen paracommercie van sportieve- en recreatieve aard; Bij het vaststellen van de bepalingen voor paracommerciële rechtspersonen van sportieve en recreatieve aard is gezocht naar een wenselijke balans tussen het beoogde doel, de verwachte effecten ten aanzien van dit doel en de bijkomende gevolgen van deze maatregel. Het beperken van de toegestane bijeenkomsten tot ‘bijeenkomsten gericht op leden’ voorkomt de mogelijkheid dat er in dergelijke paracommerciële inrichtingen bijeenkomsten voor derden worden georganiseerd die dusdanig ver van de hoofdactiviteit af staan dat er sprake is van een onwenselijke concurrentie met het reguliere horeca-aanbod. -Paracommercie van sociaal- culturele aard; De abstractere hoofdfunctie van deze groep vraagt echter om een andere beperking van bijeenkomsten, er is hier immers geen sprake van ‘leden’. Binnen de gestelde schenktijden is het in deze inrichtingen enkel toegestaan bijeenkomsten te houden gericht op de gestelde sociaal-culturele functie. Bijeenkomsten die de schenktijden overschrijden of niet volledig aansluiten bij de sociaalculturele functie zijn maximaal 6 dagen per jaar toegestaan, mits voor aanvang bij de gemeente vermeld. Er is rekening gehouden met de groeiende maatschappelijke functie van dergelijke inrichtingen, waarbij de beperkte schenktijden de concurrentie met reguliere horeca beperken. 14
In de modelverordening van ‘Laat Je Niet Flessen’ is er geen ruimte voor een andersoortige bijeenkomst. -Paracommercie van verzorgende aard; Ook in verzorgingstehuizen en oudercomplexen komen paracommerciële inrichtingen voor. De functies van deze inrichtingen lijken in de praktijk niet tot nauwelijks te conflicteren met de reguliere horeca. De opgenomen schenktijden laten voldoende ruimte voor de beoogde functie van deze inrichtingen. Bijeenkomsten van persoonlijke aard die zijn gericht op de bewoners of patiënten zijn toegestaan. Dergelijke bijeenkomsten vormen in alle redelijkheid geen oneerlijke concurrentie met de reguliere horeca. In de modelverordening van ‘Laat Je Niet Flessen’ is er geen ruimte voor persoonlijke bijeenkomsten. -Paracommercie van levensbeschouwelijke of godsdienstige aard; De voor dit type paracommercie opgenomen bepaling en bijbehorende overwegingen zijn vrijwel identiek aan die voor sociaal-culturele inrichtingen. Er is echter in algemene zin verwezen naar de bijeenkomsten passend bij de functie van de rechtspersoon. Door rechtspersonen van levensbeschouwelijke aard mogen hiermee enkel bijeenkomsten passend bij deze levensbeschouwelijke functie worden gehouden. Ook voor deze rechtspersonen bestaat de mogelijkheid om maximaal 12 keer per jaar af te wijken van de gestelde schenktijden, of een bijeenkomst te houden die niet geheel aansluit bij de hoofdactiviteit. In de modelverordening van ‘Laat Je Niet Flessen’ is er geen ruimte voor een andersoortige bijeenkomst. -Paracommercie van sociaal-educatieve aard; De beperkingen voor rechtspersonen van sociaal-educatieve aard gelden voor de studenten- of studieverenigingen. Om te voorkomen dat er vanuit dergelijke inrichtingen ongewenste concurrentie ontstaat met de reguliere horeca is gesteld dat de hier gehouden bijeenkomsten enkel gericht mogen zijn op leden en deze aansluiten bij het sociaal-educatieve karakter van de vereniging. De op het terrein van de Hogescholen of Universiteiten gevestigde inrichtingen vallen onder verantwoordelijkheid van de desbetreffende instellingen. De Bunker is eveneens buiten het bereik van dit artikel geplaatst. In de modelverordening van ‘Laat Je Niet Flessen’ is voor deze groep geen uitzondering opgenomen. De schenktijden zijn dan ook op deze groep van toepassing.
15
5. Uitvoering DHW 5.1 Inleiding De toename van het schadelijk gebruik van alcohol onder jongeren is een probleem waarvoor de oplossing gevonden moet worden in een totaal-aanpak middels educatie (van zowel jongeren als ouders), een streven tot maatschappelijk verantwoord ondernemen van de markt, de aanvullende inzet van regelgeving door de overheid en de effectieve handhaving hierop. Doordat de aandacht van dit dossier zich richt op de DHW en de daaruit voortvloeiende DH-verordening blijft het belang en de invulling van educatie onderbelicht. Desondanks onderschrijven alle partijen de noodzaak hiervan. Eindhoven beschikt over een bijzondere horeca- en detailhandelsstructuur waarbij de goed verenigde ondernemers op verschillende niveaus nauw samenwerken met de gemeente. Aangevuld met een doorlopende ondersteuning door brancheverenigingen als Koninklijke Horeca Nederland biedt deze structuur voldoende mogelijkheden om de markt een effectieve rol toe te delen in het bewaken van de gemeenschappelijke doelstellingen. Dit vraagt echter om een nieuwe kijk op de onderlinge rollen, taken en verantwoordelijkheden.
5.2 Samenwerking in de uitvoering De markt kan de gemeente ondersteunen bij toezicht en handhaving, maar meer nog bij het streven naar een klimaat waarin alcohol op verantwoorde wijze wordt aangeboden door bij te dragen in educatie en bewustwording. Er zijn meer instrumenten dan bestuursdwang om de maatschappij te bewegen tot een verantwoorde verstrekking- en een verantwoord gebruik- van alcohol. De wettelijke bepalingen zijn ’slechts’ instrumenten die ondersteuning bieden in deze gedeelde maatschappelijke opgave. Hierbij gaat het dus niet om een rigide handhaving van de letter van de wet, maar om het bewaken van de doelstellingen van deze nieuwe DHW, namelijk het terugdringen van drankgebruik onder jongeren en het tegengaan van alcohol gerelateerde verstoring van de openbare orde en veiligheid. Zoals eerder aangegeven ligt de verantwoordelijkheid voor het toezicht op de naleving van de nieuwe DHW en de daaraan gekoppelde verordening niet enkel bij gemeente. De collectieve marktpartijen delen in deze taak. Waar er vanuit kennis en inzicht wordt samengewerkt aan de wenselijke invulling, kan diezelfde samenwerking worden doorgetrokken naar de daadwerkelijke uitvoering. Deze uitvoering is op te delen in; een tijdige signalering door effectief toezicht; een zelfregulerend vermogen; bestuurlijke handhaving bewustwording en preventie regionale samenwerking 5.2.1 Tijdige signalering door effectief toezicht De realiteit toont dat de mogelijke inzet van gemeentelijke toezichthouders aan beperkingen gebonden is. De beschikbare gemeentelijke middelen zijn niet toereikend om een omvangrijk team van toezichthouders en handhavers aan te stellen die preventief kunnen toezien op een volledige naleving van de DHW en de DH-verordening. Het is ook de vraag of een dergelijke inzet van publieke middelen wenselijk is. Effectieve samenwerking met marktpartijen biedt hier immers voldoende ruimte om te komen tot een beperkte, doch effectieve inzet van deze middelen op momenten waarop zij daadwerkelijk nodig zijn. 16
De markt heeft een belangrijke rol in de signalering van misstanden die een risico vormen voor de collectieve doelstelling ‘verantwoorde verstrekking van alcohol’. Deze kunnen variëren van kleine individuele incidenten, tot door het overkoepelende platform of de brancheverenigingen aangedragen grootschalige problemen. Hier komen we eigenlijk terug op een wat verwaterd principe van ‘sociale controle’, maar dan vanuit een collectief van ondernemers. Het elkaar aanspreken op onbewuste of zelfs bewuste misstanden dient een vanzelfsprekendheid te worden. Temeer omdat het hierbij niet enkel gaat om een gedeelde verantwoordelijkheid, maar ook een gedeeld belang. Een functionele invulling van deze nieuwe rol voor marktpartijen is gebaat bij enige structuur. Er moet immers worden voorkomen dat er een chaos van individuele constateringen ontstaat, waarbij er geen objectief zicht is op de daadwerkelijke omvang van de problemen. In de bijlage geeft figuur 1 aan hoe signalen via gebieds- of thema verenigingen en uiteindelijk de overkoepelende platforms dienen te lopen. Deze structuur is van toepassing op ondermeer de horeca en de paracommercie van sportieve aard. De signalerende functie van de detailhandel kent een andere indeling. Stichting Detailhandelsplatform Binnenstad Eindhoven biedt hierbij een beperkte ondersteuning, maar de meeste kennis over de drankverstrekkende detailhandel ligt echter bij de brancheverenigingen. Hoewel de markt een sterk aandeel heeft in de signalering van problemen, blijven bepaalde onderwerpen vragen om aandacht van de gemeente. Niet alle problemen komen immers via signalen uit de markt naar boven. Misstanden aangaande het verstrekken van drank aan minderjarigen en het doorschenken aan mensen die reeds teveel gedronken hebben zijn hier sprekende voorbeelden van. Hoewel de markt zich wel richt op preventie en bewustwording rondom dit onderwerp, worden er onderling geen daadwerkelijke constateringen gedaan. Dergelijke elementen verdienen echter wel de aandacht. Door de effectieve bijdrage van de markt in het signaleren van problemen en misstanden wordt de vereiste inzet van de gemeente aanzienlijk teruggebracht. Desondanks is het wel noodzakelijk dat de gemeente in staat is om invulling te geven aan het toezicht dat door marktpartijen niet ingevuld kan worden. Hierbij dient ook te worden opgemerkt dat er situaties zijn die buiten de Drank- en Horecawet vallen, maar waarbij de verstrekking van drank wel om aandacht vraagt. Hierbij valt te denken aan ‘Schoolfeesten’. De bij de gemeente en de markt aanwezige kennis wordt periodiek gedeeld. Vanuit deze gedeelde inzichten wordt afgestemd hoe de gezamenlijke inzet eruit dient te zien en welke thema’s om aandacht vragen. 5.2.2 Zelfregulerend vermogen Hoewel het voor ondernemers verleidelijk is om een overtreding direct te melden bij de gemeente, dient er eerst te worden gekeken naar het zelfregulerend vermogen. Zo heeft de collectieve horeca vanuit haar doelstelling om onverantwoorde acties met alcoholhoudende drank te beperken een ‘Convenant Happy Hours’ opgesteld. Dit document vormt een aanvulling op de reeds in de DH-verordening opgenomen beperkingen. Hoewel dit convenant geen daadwerkelijke sanctiemogelijkheden biedt, geeft het wel het collectieve commitment weer. Vanuit dit commitment kunnen ondernemers hun collegae tijdig aanspreken op een bewuste of onbewuste misstap. Dergelijke sociale controle dient een vanzelfsprekendheid te zijn. Indien dergelijke signalen geen effect hebben, kunnen de betreffende gebiedsgerichte ondernemersverenigingen de ondernemers in hun gebied wijzen op onwenselijke situaties. Uiteindelijk kan het stedelijke ondernemerscollectief een sterker signaal uitzetten richting de 17
betreffende ondernemer. Hierbij kan worden verwezen naar de mogelijke gevolgen van het in stand houden van een onwenselijke situatie, namelijk bestuurlijk ingrijpen. Er dient uitermate zorgvuldig te worden omgegaan met de signalen die binnenkomen. Er mag onder geen beding een sfeer ontstaan van onderling wantrouwen. Het gaat niet om een rigide toepassing van regels en richtlijnen, maar om een constructieve samenwerking binnen vastgestelde kaders. Ondernemers moeten inzien dat deze manier van werken en de daaraan gekoppelde eigen verantwoordelijkheid juist meer ruimte biedt. Als de markt niet in staat blijkt om bepaalde misstanden te corrigeren wordt pas toevlucht gezocht tot handhaving door de gemeente. In figuur 1 geven de rode lijnen deze werking weer. 5.2.3 Bestuurlijke handhaving In de gekozen benadering wordt het instrument ‘handhaving’ pas als laatste redmiddel ingezet. Dit doet echter niets af aan het belang ervan. Zonder een effectieve handhaving op geconstateerde overtredingen heeft de gezamenlijke inspanning geen enkele zin. Handhaving is een kritieke randvoorwaarde tot succes. Door de effectieve bijdrage van de markt in het signaleren en corrigeren van problemen, wordt de vereiste inzet van handhaving teruggebracht tot een minimum. Deze minimale handhaving dient echter wel een maximaal effect te hebben. De gemeente legt een grote verantwoordelijkheid bij de horecaondernemers als het gaat om het waarborgen van een veilig uitgaansklimaat. Hierbij wordt vertrouwd op het vakmanschap van de ondernemer. Indien dit vertrouwen wordt geschaad, volgt handhaving volgens het ‘high trust, high penalty’ principe. Bij een geconstateerde overtreding of incident volgt een aanpak ‘op maat’. Deze aanpak sluit qua zwaarte zo goed mogelijk aan bij de ernst van de overtreding of het incident. In de sanctionering wordt het door de markt doorlopen proces om een ondernemer te corrigeren meegenomen. Als de markt alles heeft gedaan om iemand de juiste weg in te sturen, maar deze persoon er desondanks voor kiest om het verkeerde pad te blijven bewandelen, zal de sanctie ingrijpend zijn. Het lijkt een schijnbare tegenstelling, maar het gaat hier om een gedeeltelijk vraaggestuurde handhaving. In samenspraak met de partners wordt er gekeken naar de wenselijke inzet van het instrument. Deze inzet kan worden opgedeeld in twee typen; De continu beschikbare reactieve handhaving. Het is belangrijk om direct op te kunnen treden als de markt een beroep doet op handhaving. Hierbij gaat het om een handhavingsverzoek vanuit het collectief en niet die van individuele ondernemers. Misstanden die door de markt tevergeefs zijn aangepakt moeten indien gevraagd kunnen rekenen op snel en effectief ingrijpen van de gemeente. Noot: De hiervoor benodigde inzet van handhaving is flexibel. De ervaring zal leren in welke mate er op deze wijze beroep op handhaving wordt gedaan. Het is echter belangrijk dat bij aanvang er in ieder geval voldoende ruimte is om aan de verwachtingen te kunnen voldoen. De periodiek vastgestelde/geprioriteerde handhaving Naast de handhaving op incidenten is er ook handhaving op bredere thema’s nodig. Mede aan de hand van het periodiek overleg tussen gemeente en de partners wordt vastgesteld welke elementen binnen de DHW en de verordeningen aandacht behoeven. Hierbij kan eveneens worden gekeken naar de wenselijke bijdrage die de verschillende partijen kunnen leveren. Op dit moment staan er reeds twee problemen op de prioriteitenlijst aangaande gemeentelijke toezicht; -Het schenken aan minderjarigen; 18
-Het doorschenken aan mensen die reeds teveel gedronken hebben. In het toezicht en de handhaving is het belangrijk om te blijven zoeken naar nieuwe effectieve instrumenten en maatregelen. In het kader van toezicht kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de inzet van mysterie-guests. Dit instrument past men in Zwitserland succesvol toe. Echter ook in de handhaving is er ruimte voor vernieuwing, waarbij gedacht kan worden aan een zoektocht naar effectieve maatregelen die een andere oorsprong hebben dan de Drank- en Horecawet. Hoewel de beschreven samenwerking de vereiste handhaving door de gemeente terugbrengt tot een minimum, is een succesvolle uitvoering van de gestelde opgave zonder deze handhaving niet mogelijk. Handhaving blijft een kritieke randvoorwaarde. 5.2.4 Bewustwording en preventie Een belangrijk element in de aanpak van schadelijk drankgebruik onder jongeren is preventie. De beperkte uitwerking van dit element doet onterecht vermoeden dat hier geen aandacht voor is. Eindhoven zet al geruime tijd intensief in op preventie. Dit gebeurt met name in het kader van de regionale aanpak ‘Laat Je Niet Flessen’. De rol van ouders en opvoeders wordt nadrukkelijk meegenomen in deze aanpak. Innovatieve projecten als ‘Uit met Ouders’ worden door de ondernemers, kennisinstellingen, gemeente en politie als zeer succesvol gezien. Dergelijke preventieve inzet, gericht op het creëren van besef van de schadelijke gevolgen van alcohol bij de jongeren, hun ouders, maar ook de verstrekkende partijen is zeer effectief, vooral als het samengaat met ondersteunende regelgeving en de handhaving hierop. In de bijlage geeft figuur 2 aan hoe er de laatste jaren een lichte afname van het alcoholgebruik onder jongeren in de regio is gerealiseerd. Het geniet dan ook de aanbeveling om te blijven zoeken naar vernieuwende projecten waarbij de verschillende partijen samenwerken in deze opgave. 5.2.5 Regionale samenwerking Er is gekozen voor een lokale invulling van het project. Dit neemt echter niet weg dat regionale samenwerking een sterke aanvulling kan zijn. Deze aanvulling kan voortkomen vanuit een streven naar een efficiënte inzet van handhavend personeel, maar ook vanuit het regionale karakter van sommige problemen. Het gaat hierbij echter niet om de inhoud van beleid, maar om de praktische uitvoering die hieraan gegeven wordt. Een verdere ontwikkeling van de uitvoering kan dan ook worden gegeven zonder aanpassing van eerder vastgestelde invulling. Eindhoven ziet de gekozen aanpak als een eerste stap, waarbij vooral in de uitvoering nog vele ontwikkelingen zullen volgen. Regionale samenwerking is hier een belangrijk voorbeeld van.
19
Bijlagen
Drank- en Horecaverordening Eindhoven Modelverordening ‘Laat Je Niet Flessen’ Figuur 1 t/m 3 (cijfers drankgebruik)
20
Drank- en Horecaverordening Eindhoven ‘A’ De raad van de gemeente Eindhoven gelezen het voorstel van burgemeester d.d. xxx, nummer xxx; gelet op de artikelen 147 van de Gemeentewet en 4, 25a, 25c,25d en 26 van de Drank- en Horecawet; besluit vast te stellen de volgende verordening
Drank- en horecaverordening Eindhoven § 1 Begripsbepalingen Artikel 1 Begripsbepalingen De begripsbepalingen uit artikel 1 van de Drank- en Horecawet zijn op deze verordening van toepassing. § 2 Prijsacties Artikel 2 Prijsacties horeca Ter bescherming van de volksgezondheid en in het belang van de openbare orde is het verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die in de betreffende horecalokaliteit of op het betreffende terras gewoonlijk wordt gevraagd. Artikel 3 Prijsacties detailhandel Ter bescherming van de volksgezondheid of in het belang van de openbare orde is het verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken aan te bieden voor gebruik elders dan ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van één week of korter lager is dan 70% van de prijs die in het betreffende verkooppunt gewoonlijk wordt gevraagd. § 3 Tijdelijk verbod Artikel 4 Tijdelijk verbod of beperking verstrekking alcoholhoudende drank Het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van zwak alcoholische drank in en vanuit locaties als bedoeld in artikel 18 lid 2 of artikel 19 lid 2 onder ‘a’ van de Drank- en Horecawet, liggend in het centrumgebied, is verboden op Koninginnedag. § 4 Aanvullende bepalingen voor paracommerciële rechtspersonen Artikel 5 Indeling paracommerciële rechtspersonen Paracommerciële rechtspersonen worden onderverdeeld naar aard, te weten; a. Paracommerciële rechtspersonen die zich richten op activiteiten van sportieve of recreatieve aard; b. Paracommerciële rechtspersonen die zich richten op activiteiten van sociaal-culturele aard; c. Paracommerciële rechtspersonen die zich richten op activiteiten van verzorgende aard; 21
d. Paracommerciële rechtspersonen die zich richten op activiteiten van levensbeschouwelijke of godsdienstige aard; e. Paracommerciële rechtspersonen die zich richten op activiteiten van sociaal-educatieve aard, hieronder worden mede verstaan inrichtingen voor studentenverenigingen en inrichtingen voor studieverenigingen. Artikel 6 Schenktijden Paracommerciële rechtspersonen als bedoeld in artikel 5 sub a tot en met d verstrekken uitsluitend alcohol op maandag tot en met zondag van 12.00 uur tot 24.00 uur tijdens activiteiten of bijeenkomsten die passen binnen de statutaire doelstelling van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon en met inachtneming van het in de leden 7 t/ 11 gestelde van deze verordening. Artikel 7 bepalingen paracommerciële rechtspersonen van sportieve en recreatieve aard 1. Het is paracommerciële rechtspersonen die zich hoofdzakelijk richten op activiteiten van sportieve of recreatieve aard niet toegestaan alcoholhoudende drank te verstrekken tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard of bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn. 2. Het is paracommerciele rechtspersonen, als bedoeld in het eerste lid, voor ten hoogste twaalf al dan niet aaneengesloten dagen per jaar toegestaan alcoholhoudende drank te verstrekken tijdens bijeenkomsten voor leden of personen die rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn die de in artikel 6 gestelde tijden overschrijden. 3. De in het tweede lid benoemde bijeenkomsten dienen uiterlijk drie weken voor aanvang bij de burgemeester te worden gemeld. Artikel 8 bepalingen paracommerciële rechtspersonen van sociaal-culturele aard 1. Het is paracommerciële rechtspersonen die zich richten op activiteiten van sociaal-culturele aard niet toegestaan alcoholhoudende drank te verstrekken anders dan tijdens bijeenkomsten met een sociaal-cultureel karakter. 2. Het is paracommerciële rechtspersonen, zoals bedoeld in het eerste lid, voor ten hoogste zes al dan niet aaneengesloten dagen per jaar toegestaan alcoholhoudende drank te verstrekken buiten de in artikel 6 genoemde schenktijden en buiten de in het eerste lid genoemde bijeenkomsten. 5. De in het tweede lid benoemde bijeenkomsten dienen uiterlijk drie weken voor aanvang bij de burgemeester te worden gemeld. Artikel 9 bepalingen paracommerciële rechtspersonen van verzorgende aard Het is paracommerciële rechtspersonen die zich richten op activiteiten van verzorgende aard niet toegestaan alcoholhoudende drank te verstrekken anders dan tijdens bijeenkomsten van verzorgende aard en bijeenkomsten van persoonlijke aard gericht op patiënten of bewoners. Artikel 10 bepalingen paracommerciële rechtspersonen van levensbeschouwelijke of godsdienstige aard 1. Het is paracommerciële rechtspersonen die zich richten op activiteiten van levensbeschouwelijke of godsdienstige aard niet toegestaan alcoholhoudende drank te
22
verstrekken anders dan tijdens bijeenkomsten met een levensbeschouwelijk of godsdienstig karakter 2. Het is paracommerciële rechtspersonen, zoals bedoeld in het eerste lid, voor ten hoogste zes al dan niet aaneengesloten dagen per jaar toegestaan alcoholhoudende drank te verstrekken buiten de in artikel 6 genoemde schenktijden en buiten de in het eerste lid genoemde bijeenkomsten. 3. De in het tweede lid benoemde bijeenkomsten dienen uiterlijk drie weken voor aanvang bij de burgemeester te worden gemeld. Artikel 11 bepalingen paracommerciële rechtspersonen van sociaal-educatieve aard 1. Het is paracommerciële rechtspersonen die zich richten op activiteiten van sociaaleducatieve aard niet toegestaan alcoholhoudende drank te verstrekken anders dan tijdens bijeenkomsten met een sociaal-educatief karakter gericht op leden van de desbetreffende vereniging. 2. Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing op locaties binnen terreinen van Hogescholen en Universiteiten en op ‘De Bunker’.
§ 5 Overgangs- en slotbepalingen Artikel 12 Overgangsrecht 1. In navolging van de in artikel III van de Wet tot wijziging van de Drank- en Horecawet van 24 mei 2012 opgenomen overgangsregeling voor paracommerciële rechtspersonen, vervallen op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening voor paracommerciële inrichtingen; a. De voorschriften en beperkingen die tot dat tijdstip op grond van eerdere gemeentelijke verordeningen krachtens de wet zijn gesteld; b. De ontheffingen die tot dat tijdstip door het College van burgemeesters en wethouders en burgemeester zijn verleend; c. De tot dat tijdstip gehanteerde schenk- of taptijden. 2. Voorschriften en beperkingen die tot het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening op grond van eerdere gemeentelijke verordeningen krachtens de wet zijn gesteld aan vergunningen van andere dan in het eerste lid bedoelde inrichtingen, blijven van kracht 3. Ontheffingen die tot het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening zijn verleend op grond van eerdere gemeentelijke verordeningen krachtens de wet, behalve de in het eerste lid, onder c bedoelde ontheffingen, blijven 12 maanden na inwerkingtreding van deze verordening van kracht. Daarna komen deze ontheffingen te vervallen. Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel 1. Deze verordening treedt in werking op 01-01-2013 2. Deze verordening wordt aangehaald als ‘Drank- en Horecaverordening Eindhoven’. Vastgesteld bij raadsbesluit van ..-..-…., nr …./… Bekendgemaakt d.d. ..-..-….
23
Toelichting Er is in navolging van het Nederlands Instituut voor Alcoholbeleid (STAP) gekozen voor een aparte Drank- en Horecaverordening , in tegenstelling tot het door de VNG geadviseerde model waarbij de APV wordt aangepast. De overwegingen die aan deze keuze ten grondslag liggen zijn zowel praktisch als inhoudelijk. De grondslag voor de APV ligt in de Gemeentewet, terwijl deze nieuwe verordende bevoegdheden voortkomen uit de DHW. Dit betreffen medebewindbepalingen, gericht op bescherming van de volksgezondheid en verantwoorde alcoholverstrekking. Daarbij is het toezicht en het sanctieregime geregeld in de DHW. Het praktische nadeel dat er zowel horeca gerelateerde bepalingen in de APV staan als in deze additionele verordening is ondergeschikt bevonden aan de inhoudelijke overwegingen. Bijkomend staat vast dat dit document geenszins een tijdloos karakter zal krijgen. Partijen gaan immers een nieuwe vorm van samenwerking aan, waarbij nieuwe inzichten ongetwijfeld zullen vragen om aanpassing en verfijning van dit instrument. Daarnaast staan er tal van beleidsmatige en wettelijke ontwikkelingen op stapel die eveneens vragen om aanpassing, zoals het nieuwe Horecabeleid met de hieraan gekoppelde sluitingstijden en de verwachte verhoging van de leeftijdsgrens voor alcohol naar 18 jaar. In het onderstaande overzicht worden de artikelen van de voorgestelde Drank en Horecaverordening besproken. De verordenende bevoegdheden die niet zijn ingezet komen hierbij ook aan bod. Artikel 2 Prijsacties Horeca De bovenstaande bepaling geeft de gemeente de mogelijkheid om op te treden tegen onverantwoorde kortingsacties met drank door een horecaondernemer. Het effect van prijsacties op de consumptie van alcohol wordt in de reeds aangehaalde onderzoeken als ‘onmiskenbaar’ bestempeld. Hoewel de prijsacties gericht zijn op het aantrekken van bezoekers op momenten dat er nog weinig bezoekers binnen zijn, kunnen dergelijke acties aanzetten tot overmatige alcoholgebruik in een korte periode. Het vaststellen van een maximaal kortingspercentage laat ruimte voor promotionele acties en aanbiedingen, maar creëert een acceptabele ondergrens. Het grootste gedeelte van de horecaondernemers ziet een wettelijke vaststelling van deze ondergrens als een noodzakelijke ondersteuning van het convenant ‘Happy Hours’. Er zijn echter ook ondernemers die een dergelijke maatregel als een onwenselijke inmenging in marktprincipes zien. Artikel 3 Prijsacties Detailhandel Op dit artikel zijn vrijwel identieke overwegingen van toepassing. Het meerdere malen genoemde onderzoek toont aan dat de beschikbaarheid van alcohol, met de daaraan gekoppelde prijs, van invloed is op de hoeveelheid alcohol die de jeugd drinkt. Het beperken van de acties met drank in de detailhandel is evenzo belangrijk als het beperken van de prijsacties in de horeca, temeer omdat een eenzijdige inzet op prijsacties bij de horeca kan leiden tot een onwenselijke verschuiving naar het indrinken. De Slijtersunie heeft geen bezwaren tegen deze beperking en ziet het als een verantwoorde ondergrens. Het CBL acht een dergelijke maatregel echter niet wenselijk. De bezwaren hierbij komen voort uit praktische overwegingen. Veel supermarktketens opereren landelijk. Acties en aanbiedingen worden dan ook nationaal ingezet. Lokale differentiatie maakt het lastig om dergelijke acties vorm te geven. Het landelijk omarmen van de maximale korting gaat het CBL te ver. Zij geven aan dat er in supermarkten met regelmaat acties worden ingezet waarbij de kortingspercentages de 30% overschrijden.
24
Artikel 4 Tijdelijk verbod of beperking verstrekking alcoholhoudende drank Dit artikel richt zich sterk op de openbare orde en veiligheid. Tijdens grote evenementen in de openbare ruimte vormen de hoeveelheden in de detailhandel gekochte alcoholhoudende dranken een aanzienlijk probleem. De wenselijke oplossing ligt niet in het hierboven beschreven artikel, maar in constructieve afspraken met de betreffende aanbieders. Hierbij kan naar aard van de situatie worden bepaald welke beperkingen nodig zijn. Dit kan variëren van vrijwillige sluiting, het verstrekken van een beperkte hoeveelheid artikelen per klant tot het niet verkopen van in glas of blik verpakte dranken. Indien ervoor wordt gekozen om desondanks dit artikel als noodgreep in te zetten, zal de nu voorgestelde periode en het gebied nader moeten worden bepaald. Dit voorstel is slechts indicatief. Artikel 5 Indeling paracommerciële rechtspersonen Een paracommerciële rechtspersoon is een rechtspersoon –geen NV of BV zijnde- die zich naast activiteiten van ondermeer recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard richt op de exploitatie in eigen beheer van een horecabedrijf. Hieronder vallen ondermeer sportkantines, dorps- en buurthuizen en studentenverenigingen. Gelet op de significante functieverschillen tussen de verschillende paracommerciële rechtspersonen is er gekozen voor een gedifferentieerde indeling. Deze indeling maakt het mogelijk om voor elk type een op de maatschappelijke functie afgestemde bepaling op te nemen. Artikel 6 Schenktijden paracommerciële rechtspersonen De wetgever verplicht te gemeente om beperkingen te stellen aan de schenktijden in paracommerciele inrichtingen. Hiermee bedoelt men enkel de tijden waarop alcoholhoudende drank wordt geschonken. De motieven voor deze beperking liggen hoofdzakelijk in het in artikel 4 DHW aangegeven voorkomen van oneerlijke concurrentie. Bij het vaststellen van de schenktijden voor paracommerciele instellingen van sportieve en recreatieve aard is gezocht naar een wenselijke balans tussen het beoogde doel, de verwachte effecten ten aanzien van dit doel en de bijkomende gevolgen van deze maatregel. De gekozen schenktijden vormen een proportionele beperking van de mogelijkheid om als inrichting concurrerend te zijn voor de reguliere horeca. Hierbij is gekeken naar de tijden waarop bij de betrokken partijen de hoofdactiviteiten plaatsvinden en de hieraan gekoppelde functie van de kantine. Door de aanvang van de schenktijd vast te stellen op 12.00 uur is er rekening gehouden met door de paracommercie aangedragen belangen van de volledige functie van de kantine. De beschikbaarheid van alcoholische drank is volgens die partijen een bepalende factor in de aantrekkelijkheid van de inrichting voor de volwassenen. Niet zozeer vanuit het oogpunt ‘oneerlijke concurrentie’, maar vanuit het maatschappelijk belang van volwassenen die een goed voorbeeld geven, is een vervroegde aanvang van de schenktijd geenszins wenselijk. Volwassenen die voor aanvang van het middaguur in mogelijke aanwezigheid van de jeugd alcoholische drank nuttigen dragen niet bij aan de doelstelling om het alcoholgebruik onder de jeugd terug te dringen. De meeste recreatieve en sportieve verenigingen beeindigen de hoofdactiviteit rond 23.00 uur. Door de schenktijd te beperken tot 0.00 uur blijft er voor de laatste recreanten of sporters nog ruimte om een laatste drankje te nuttigen in de kantine. De reguliere horeca biedt voor deze functie geen reeel alternatief, waardoor er van oneerlijke concurrentie geen sprake is. Er bestaat de mogelijkheid om de schenktijden direct te koppelen aan de hoofdactiviteit, waarbij de tijden lopen van een uur voor tot een uur na deze hoofdactiviteit. Deze veelvoorkomende bepaling geeft echter aanleiding tot allerlei creatieve constructies om de schenktijden op te rekken en is niet te handhaven. 25
Gelet op de beleidsdoelstellingen zoals weergegeven in de ‘Sportnota 2008-2015’ en de resultaten van het door het Mulier Instituut uitgevoerde vitaliteitsonderzoek is er binnen de schenktijden wel ruimte gelaten voor paracommerciële rechtspersonen om additionele doelstellingen te ontplooien. Deze dienen wel opgenomen te zijn in de statutaire doelstellingen. Hiermee is het bijvoorbeeld mogelijk voor sportverenigingen om de binding met de wijk te versterken middels sociaal-culturele activiteiten. Artikel 7 Bepalingen paracommerciële rechtspersonen van sportieve en recreatieve aard Bij het vaststellen van de bepalingen voor paracommerciële rechtspersonen van sportieve en recreatieve aard is gezocht naar een wenselijke balans tussen het beoogde doel, de verwachte effecten ten aanzien van dit doel en de bijkomende gevolgen van deze maatregel. Het beperken van de toegestane bijeenkomsten tot ‘bijeenkomsten gericht op leden’ voorkomt de mogelijkheid dat er in dergelijke paracommerciële inrichtingen bijeenkomsten voor derden worden georganiseerd die dusdanig ver van de hoofdactiviteit af staan dat er sprake is van een onwenselijke concurrentie met het reguliere horeca-aanbod. Bijkomend zijn er beperkingen gesteld aan de bijeenkomsten voor leden die voorkomen dat dergelijke bijeenkomsten eveneens een in dit kader onwenselijk karakter krijgen. Artikel 8 Bepalingen paracommerciële rechtspersonen van sociaal-culturele aard De abstractere hoofdfunctie van dit type paracommercie vraagt om een andere beperking van bijeenkomsten, er is hier immers geen sprake van ‘leden’. Binnen de gestelde schenktijden is het in deze inrichtingen enkel toegestaan bijeenkomsten te houden gericht op de gestelde sociaal-culturele functie. Bijeenkomsten die de schenktijden overschrijden, of niet volledig aansluiten bij de sociaal-culturele functie, zijn maximaal 12 keer per jaar toegestaan, mits voor aanvang bij de gemeente vermeld. Hiermee is rekening gehouden met de groeiende maatschappelijke functie van dergelijke inrichtingen, waarbij de beperkte schenktijden de concurrentie met reguliere horeca beperken. Artikel 9 Bepalingen paracommerciële rechtspersonen van verzorgende aard Ook in verzorgingstehuizen en oudercomplexen komen paracommerciële inrichtingen voor. De functies van deze inrichtingen lijken in de praktijk niet tot nauwelijks te conflicteren met de reguliere horeca. De opgenomen schenktijden laten voldoende ruimte voor de beoogde functie van deze inrichtingen. Bijeenkomsten van persoonlijke aard die zijn gericht op de bewoners of patiënten zijn toegestaan. Dergelijke bijeenkomsten vormen in alle redelijkheid geen oneerlijke concurrentie met de reguliere horeca. Artikel 10 Bepalingen paracommerciële rechtspersonen van levensbeschouwelijke of godsdienstige aard De bepaling en bijbehorende overwegingen voor deze laatste groep zijn vrijwel identiek aan die van artikel 8. Ook voor deze inrichtingen bestaat de mogelijkheid om maximaal 12 keer per jaar af te wijken van de gestelde schenktijden, of een bijeenkomst te houden die niet geheel aansluit bij de hoofdactiviteit.
26
Artikel 11 Bepalingen Paracommerciële rechtspersonen van sociaal-educatieve aard In dit artikel komen de beperkingen voor de inrichtingen waar studenten- of studieverenigingen een horecabedrijf beheren. Om te voorkomen dat er vanuit dergelijke inrichtingen ongewenste concurrentie ontstaat met de reguliere horeca is gesteld dat de hier gehouden bijeenkomsten enkel gericht zijn op leden en aansluiten bij het sociaal-educatieve karakter van de vereniging. De op het terrein van de Hogescholen of Universiteiten gevestigde inrichtingen vallen onder verantwoordelijkheid van de desbetreffende instellingen. Artikel 12 Overgangsrecht De in het eerste lid voorgestelde overgangsbepaling voor paracommeciele rechtspersonen is in lijn met het overgangsrecht zoals dat is opgenomen in art III van de wet die de Drank- en Horecawet wijzigt. Daarin is bepaald dat op het moment van inwerkingtreding van de plaatselijke verordening voor paracommerciele rechtspersonen de voor die categorie inrichtingen nieuwe gemeentelijke bepalingen van kracht zijn. Op verzoek zendt de burgemeester een paracommerciele rechtspersoon een gewijzigde vergunning met daarin de aangepaste voorschriften en beperkingen. In het tweede en derde lid is het overgangsrecht opgenomen voor alle andere verstrekkers. De kern is dat beperkingen en voorschriften die aan horecabedrijven en slijterijen zijn gesteld op grond van oude gemeentelijke Drank- en Horecaverordeningen van kracht blijven en dat alle ontheffingen op grond van deze oude verordening een jaar na inwerkingtreding van de nieuwe gemeentelijke verordening komen te vervallen. Vanzelfsprekend kan op verzoek van betrokkene de ontheffing ook eerder komen te vervallen. Niet ingevulde verordenende bevoegdheden Naast de bovenstaande artikelen biedt de nieuwe DHW nog een additionele mogelijkheid. Deze is bewust (nog) niet opgenomen in de voorgestelde verordening. Het betreft hier de bepalingen betreffende leeftijd en toegang tot horecalokaliteiten en terrassen. Een invulling van deze bepaling loopt immers vooruit op het geplande nieuwe horecabeleid. In dit beleid wordt gesproken over sluitingstijden en de relatie met de leeftijd van bezoekers. Pas als er duidelijkheid is over het gekozen sluitingstijdenregime, heeft het zin om aanvullende bepalingen over de hieraan gekoppelde leeftijd op te nemen in de verordening. Bijkomend zal er naar alle waarschijnlijkheid een verhoging van de leeftijdsgrens voor alcohol worden ingevoerd, iets dat een huidig voorstel achterhaald maakt.
27
Advies over modelverordening nieuwe DHW
Opgesteld door: Werkgroep Beleid en Regelgeving ‘Laat je niet flessen!’ November 2012
28
Inleiding Dit advies over de modelverordening nieuwe Drank- en Horecawet is opgesteld vanuit de werkgroep ‘Beleid en regelgeving’ , onderdeel van het regionale project ‘Laat je niet flessen!’ en vervolgens vastgesteld door de stuurgroep van het project. Geadviseerd wordt om de in dit document genoemde bepalingen met betrekking tot de Drank- en Horecawet op te nemen in de Algemene Plaatselijke Verordening. De stuurgroep Alcohol en jongeren vindt het belangrijk dat dit advies breed regionaal gedragen en opgepakt wordt, om de regelgeving zo optimaal te laten functioneren en ongewenste neveneffecten te voorkomen (zoals regionaal alcoholtoerisme). Zij doet daarom het beroep aan de regiogemeenten in Zuidoost-Brabant om dit advies te volgen. Het uitgangspunt van dit advies is alcoholpreventie onder jongeren. De modelverordeningen van de VNG en het Nederlands Instituut voor alcoholbeleid (STAP) zijn beiden geanalyseerd. De modelverordening van VNG is vervolgens ingevuld op een aantal elementen, gebaseerd op de modelverordening van STAP. Dit voortkomend uit de inventarisatie onder gemeenten, waaruit is gebleken dat de meeste gemeenten gebruik gaan maken van de modelverordening van de VNG. De wijziging van de Drank- en Horecawet legt gemeenten de plicht op om in een verordening de schenktijden van de paracommerciële inrichtingen te reguleren. (zie voor ons advies hieromtrent het artikel 2:34a). Daarnaast bevat de Drank- en Horecawet onder meer de verplichting bij gemeentelijke verordening regels te stellen waaraan paracommerciële rechtspersonen zich te houden hebben bij de verstrekking van alcoholhoudende drank (zie art. 2:34b). De overige artikelen zijn facultatief, maar vanuit de werkgroep ‘Laat je niet flessen!’ wordt aangeraden om ook deze artikelen op te nemen. In de toelichting leest u per artikel waar ons advies op gebaseerd is. Ook leest u hierin wat het wettelijk uitgangspunt per artikel is, welke zijn overgenomen uit de modelverordening van STAP. Tevens treft u als laatste onderdeel van dit document een overzicht van beleidsregels. Dit betreft informatie en advies over nieuw op te stellen Drank- en Horecabeleid, naast het al bestaande beleid. Voor eventuele vragen of opmerkingen kunt u terecht bij de contactpersoon van de werkgroep Beleid en regelgeving: Helmi Reen Telefoon: 0492-587156 of
[email protected] Tot slot deel ik mee dat dit document zal worden gestuurd naar de colleges van B &W in de regio, naar de ambtelijke contactpersonen van ‘Laat je niet flessen!’ binnen de regiogemeenten en naar de gemeenteraden.
Met vriendelijke groet, Maartje Stokkermans, projectleider ‘Laat je niet flessen!’
29
MODELVERORDENING AFDELING 8A MODEL-APV: BIJZONDERE BEPALINGEN OVER HORECABEDRIJVEN ALS BEDOELD IN DE DRANK- EN HORECAWET.
De raad van de gemeente…… gelet op (de) artikel (en) 4, eerste tot en met derde lid, (en 25a, 25b, 25c en 25d) van de Drank- en Horecawet; besluit vast te stellen de volgende wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening …: ARTIKEL I Na afdeling 8 van Hoofdstuk 2 van de Algemene Plaatselijke Verordening … wordt een afdeling ingevoegd, luidend:
AFDELING 8A BIJZONDERE BEPALINGEN OVER HORECABEDRIJVEN ALS BEDOELD IN DE DRANK- EN HORECAWET Artikel 2:34a schenktijden paracommerciële rechtspersonen (alternatief 2 uit VNGverordening m.u.v. lid 3, zie artikelsgewijze toelichting) 1. Paracommerciële rechtspersonen die zich richten op activiteiten van sportieve aard verstrekken uitsluitend alcoholhoudende drank op: a. maandag tot en met vrijdag na 17:00 uur en tot 23:00 uur; b. zaterdag na 15:00 uur en tot 21:00 uur; en c. zondag na 12:00 uur en tot 21:00 uur. 2. Voor zover er bij paracommerciële rechtspersonen als bedoeld in het eerste lid verenigings- of wedstrijdactiviteiten plaatsvinden die eindigen tijdens de laatste één uur vóór het verlopen of na afloop van de in dat lid genoemde schenktijden, is het deze paracommerciële rechtspersonen toegestaan, in aanvulling op de schenktijden genoemd in dat lid, alcoholhoudende drank te verstrekken tot één uur na beëindiging van deze activiteiten, maar niet later dan 01.00 uur. 3. Overige paracommerciële rechtspersonen verstrekken uitsluitend alcoholhoudende drank gedurende de periode beginnende met één uur voor aanvang en eindigende met één uur na beëindiging van activiteiten die passen binnen de statutaire doelomschrijving van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon, maar niet later dan 01.00 uur.
30
Artikel 2:34b bijeenkomsten bij paracommerciële rechtspersonen Paracommerciële rechtspersonen verstrekken geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken.
Artikel 2:34c beperkingen voor horecabedrijven en slijtersbedrijven 1. Het is verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet sterke [of alcoholhoudende] drank te verstrekken: a. in inrichtingen gelegen in de volgende gebieden: 1° …; 2° …; b. in inrichtingen van de volgende aard: 1° …; 2° …; c. gedurende de volgende tijdsruimten: 1° van … tot en met …; 2° van … tot en met ...; 2. De burgemeester kan een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet beperken tot het verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank.
Artikel 2:34d beperkingen voor andere detailhandel dan slijtersbedrijven Het is verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet zwak-alcoholhoudende drank te verstrekken vanuit locaties als bedoeld in artikel 18, tweede lid, of artikel 19, tweede lid, onder a, van de Drank- en Horecawet: a. gedurende de volgende tijdsruimten: 1° van … tot en met …; 2° van … tot en met …; b. in de volgende gebieden: 1° …; 2° …. Artikel 2:34e koppeling toegang aan leeftijden 1. Het is verboden personen jonger dan 18 jaar toe te laten in horecalokaliteiten en op terrassen na 23:00 uur. 2. De leeftijd van degene die wenst te worden toegelaten wordt bepaald op de in artikel 20, vierde lid, van de Drank- en Horecawet bedoelde wijze.
Artikel 2:34f Verbod happy hours
31
Ter bescherming van de volksgezondheid en in het belang van de openbare orde is het verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die in de desbetreffende horecalokaliteit op of het desbetreffende terras gewoonlijk wordt gevraagd.
Artikel 2:34g Prijsacties detailhandel Ter bescherming van de volksgezondheid en in het belang van de openbare orde is het verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken aan te bieden voor gebruik anders dan ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van één week of korter lager is dan 70% van de prijs die in het betreffende verkooppunt gewoonlijk wordt gevraagd.
32
Toelichting op artikelen modelverordening Toelichting artikel 2:34a Uitgangspunt De wijziging van de Drank- en Horecawet legt gemeenten de plicht op om in een verordening de schenktijden van de paracommerciële inrichtingen te reguleren. Met het reguleren van de schenktijden van de paracommerciële horeca kan worden bewerkstelligd dat het verstrekken van alcoholhoudende drank een nevenactiviteit van de vereniging blijft naast de primaire activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard. Deze maatregel past binnen het uitgangspunt van de wijziging van de Drank- en Horecawet om de verantwoordelijkheid voor het lokale alcoholbeleid, en dus ook de schenktijden van paracommerciële inrichtingen, meer een zaak van de gemeenteraad te laten worden dan tot op heden het geval was. Advies Het advies is om artikel 2:34a op te nemen zoals hierboven beschreven. Alternatief 1 van de VNG modelverordening laat veel open en daarmee ontstaat onduidelijkheid. Advies is ook om lid 3 van de VNG modelverordening niet op te nemen, aangezien zich in locaties als dorpshuizen, buurthuizen, gemeenschapshuizen en wijkgebouwen over het algemeen geen ernstige alcoholgerelateerde problemen voordoen. Daarnaast zijn er alleen in Eindhoven studentenverenigingen, en is dit voor de rest van de regio niet van toepassing. Lid 1 Onder lid 1 zijn de tijden op maandag t/m vrijdag van 17:00 uur tot 23:00 uur aangehouden. Bij de tijden van zaterdag (15:00 uur tot 21:00 uur) en zondag (12:00 uur tot 21:00 uur) is rekening gehouden met het feit dat vrijwel alle sportverenigingen hun jeugdwedstrijden op zaterdag hebben. Op zondag spelen de senioren hun wedstrijden, vaak verspreid over de hele ochtend en middag. Lid 2 Hieronder vallen de uitzonderingen, zoals bijvoorbeeld toernooien, jubilea en vrijwilligersavonden die georganiseerd worden. Deze kunnen buiten de in lid 1 genoemde schenktijden plaatsvinden. In deze gevallen wordt aanbevolen de schenktijden tot één uur na beëindiging van de activiteit vast te stellen, maar niet later dan 01.00u
33
Toelichting artikel 2:34b Uitgangspunt Artikel 4 van de Drank- en Horecawet bevat onder meer de verplichting bij gemeentelijke verordening regels te stellen waaraan paracommerciële rechtspersonen zich te houden hebben bij de verstrekking van alcoholhoudende drank. Door dit artikel wordt voorkomen dat (veelal gesubsidieerde) paracommerciële instellingen op onaanvaardbare wijze concurreren met de reguliere horeca. Met dit artikel in deze modelverordening wordt aan de verplichting om dit bij gemeentelijke verordening te regelen voldaan. Advies Alle bijeenkomsten die leiden tot oneerlijke mededinging zijn verboden. Wanneer er geen sprake is of kan zijn van oneerlijke mededinging, is de bijeenkomst dus toegestaan. Dit komt er op neer dat bruiloften, feesten en dergelijk bij sportverenigingen, dorpshuizen, musea, schouwburgen en dergelijke in beginsel zijn toegestaan wanneer er geen reguliere horeca in de omgeving aanwezig is die een reëel alternatief biedt. In de regio Zuidoost-Brabant is er voldoende horeca-aanbod, waardoor zich geen gevallen voordoen van het ontbreken van reguliere horeca. Een bijeenkomst van persoonlijke aard en bijeenkomsten gericht op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteit van de rechtspersoon betrokken zijn, leidt hierdoor tot oneerlijke mededinging en is daarmee verboden. Door dit verbod op te nemen in de verordening wordt hierover duidelijkheid gegeven.
Toelichting artikel 2:34c Uitgangspunt Artikel 25a van de Drank- en Horecawet biedt gemeenten de mogelijkheid in een verordening op te nemen welke voorschriften aan een vergunning worden verbonden. De gemeenteraad kan dit artikel gebruiken om te bepalen dat er tijdens een bepaalde periode en in een bepaald gebied een verkoopverbod geldt voor horecabedrijven en slijtersbedrijven. Dit kan worden bepaald voor horecavergunningen en voor slijterijvergunningen. De burgemeester kan een vergunning beperken tot het verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank. Advies Dit artikel is facultatief en hoeft dus niet opgenomen te worden. Of een gemeente behoefte heeft aan het in de APV opnemen van dit artikel is erg afhankelijk van de plaatselijke situatie.
34
Vanuit de werkgroep ‘Beleid en regelgeving’ van het regionaal project ‘Laat je niet flessen’ is het niet mogelijk om hierover een advies af te geven, omdat er geen algemeen gedeeld probleem op dit terrein is. Wellicht heeft een gemeente een evenement of een gebied of een bepaalde soort horecagelegenheden waar zich veel alcoholgerelateerde problemen voordoen. Een dergelijke gemeente kan dit artikel dan gebruiken om hier een verbod voor sterke of zelfs alle alcoholhoudende drank in te stellen in bepaalde tijdsruimtes. In lid 1 moeten de inrichtingen en tijdsperioden nadrukkelijk worden aangegeven in de verordening. Dit omdat de redactie van het betrokken Drank- en Horecawetartikel alleen regeling bij verordening mogelijk maakt en niet krachtens verordening. De burgemeester kan dus geen gebieden aanwijzen.
Toelichting artikel 2:34d Uitgangspunt De gemeenteraad kan dit artikel gebruiken om te bepalen dat er tijdens een bepaalde periode en in een bepaald gebied een verkoopverbod geldt voor zowel de detailhandel (bijvoorbeeld slijterijen en supermarkten, maar ook de bierkoerier) als voor horecainrichtingen. De raad zal in de verordening een nadere omschrijving moeten geven van de periode of het evenement waarvoor het tijdelijke verbod gaat gelden. Te denken valt aan ‘Koninginnedag’, ‘Carnaval’, ‘de Voorjaarskermis’, ‘dagen dat er betaald voetbal wordt gespeeld in Stadion X’, etc. Advies Dit artikel is facultatief en hoeft dus niet opgenomen te worden. Of een gemeente behoefte heeft aan het in de APV opnemen van dit artikel is heel erg afhankelijk van de plaatselijke situatie. Vanuit de werkgroep’ Laat je niet flessen!’ is het niet mogelijk om hierover een advies af te geven, omdat er geen algemeen gedeeld probleem op dit terrein is. Wellicht heeft een gemeente een evenement of een gebied waar zich veel alcoholgerelateerde problemen voordoen waarbij de alcohol verkocht wordt vanuit de detailhandel. Een dergelijke gemeente kan dit artikel dan gebruiken om hier een verbod voor sterke of zelfs alle alcoholhoudende drank in te stellen in bepaalde tijdsruimtes. In lid 1 moeten de gebieden en tijdsperioden nadrukkelijk worden vermeld in de verordening en mogen niet worden aangewezen door de burgemeester. Dit omdat de redactie van het betrokken Drank- en Horecawetartikel alleen regeling bij verordening mogelijk maakt en niet krachtens verordening. De burgemeester kan dus geen gebieden aanwijzen.
35
Toelichting artikel 2:34e Uitgangspunt Deze nieuwe gemeentelijke bevoegdheid wordt ook wel de ‘Vroeg op Stap bepaling’ genoemd. Met dit artikel kan de gemeente een minimumleeftijd bepalen die vereist is om als bezoeker een horecalokaliteit binnen te treden of een horecaterras te betreden, vanaf een specifiek tijdstip. Dit betreft zowel de commerciële als de paracommerciële horecainrichtingen. De grondslag van deze bepaling is artikel 25b van de Drank- en Horecawet. Door jongeren onder een bepaalde leeftijd na een bepaald tijdstip de toegang tot horecalokaliteiten en –terrassen te verbieden worden jongeren gemotiveerd eerder uit te gaan. Daarmee wordt de vooravond, die vaak bekend staat als indrinkmoment, verkort. Uit onderzoek blijkt dat als jongeren met minder alcohol op de horeca betreden, ze aan het eind van de uitgaansnacht ook minder gedronken hebben (Clapp, e.a., 2009) Advies Dit is een facultatief artikel en hoeft dus niet opgenomen te worden. Ook voor dit artikel geldt dat geen algemeen advies vanuit Laat je niet flessen gegeven kan worden. Het hangt erg van de plaatselijke situatie af of het nuttig is om een leeftijd te koppelen aan een uiterste toegangstijd. Mocht dit artikel toch opgenomen worden, dan is het advies om als leeftijd 18 jaar aan te houden en 23:00 uur als einde voor toelating van deze jongeren.
Toelichting artikel 2:34f Uitgangspunt De conclusie uit verschillende onderzoeken naar het effect van prijs op consumptie is helder: hoe lager de prijs hoe hoger de consumptie. Doel van het artikel is de volksgezondheid te beschermen en de openbare orde te bewaken. Met de nieuwe verordenende bevoegdheid krijgen gemeenten voor het eerst de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op prijsacties in alle horecalocaliteiten. Dit betreft zowel de commerciële als de paracommerciële horecainrichtingen. Tijdens happy hours wordt de consumptie van drank direct en actief gestimuleerd. Advies Dit is een facultatief artikel dat niet opgenomen hoeft te worden, maar dit wordt wel geadviseerd. Om excessen te voorkomen (voor 23.00 uur gratis drinken, 2 voor de prijs van 1 etc) kan dit art. ingezet worden. Consequentie van het toepassenl is dat het ook gehandhaafd dient te worden. De gemeente zal met de handhavers een werkwijze daarvoor moeten ontwikkelen. Deze werkwijze hoeft niet ingewikkeld te zijn, maar vraagt wel om capaciteit.
36
Toelichting artikel 2:34g Uitgangspunt Ook hier geldt hetzelfde uitgangspunt als artikel 2:34f: voorkomen van meer alcoholgebruik en daarmee ook alcoholgerelateerde schade als gevolg van lagere prijzen. Doel van het artikel is de volksgezondheid te beschermen en de openbare orde te bewaken. Het artikel is gericht op een verbod van extreme prijsacties die leiden tot het ‘dumpen’ van alcohol, bijvoorbeeld op piekmomenten (in examenfeesttijd en rond Oud en Nieuw) en vaak onder de kostprijs. Advies Dit is een facultatief artikel en hoeft dus niet opgenomen te worden. In tegenstelling met de VNG modelverordening wordt hier geadviseerd om het artikel over prijsacties in de detailhandel wél op te nemen om zo excessen met prijsacties aan te kunnen pakken.
37
Mogelijke beleidsregels van de burgemeester op basis van de gewijzigde Drank- en Horecawet (DHW) Een belangrijke in het kader van alcoholmatiging is: Beleidsregel verlenen artikel 35 ontheffing Met de wijziging van de Drank- en Horecawet vervalt de verplichting om een SVH-verklaring te overleggen bij een aanvraag voor een artikel 35 ontheffing bij bijvoorbeeld evenementen. Daarmee kan iedereen een ontheffing artikel 35 aanvragen en als zodanig alcohol verstrekken bij evenementen. Vanuit een bewuste alcoholverstrekking en alcoholmatiging is dit geen goede ontwikkeling, immers alcoholverstrekking kan dan plaatsvinden zonder afdoende kennis van de wet- en regelgeving. Het blijft binnen de gewijzigde DHW mogelijk (artikel 35, lid 2) dat het hebben van een SVH-verklaring voor de leidinggevende een voorwaarde is in de ontheffing, dit is echter niet in de wet vastgesteld. Daarom zal de burgemeester hierover een beleidsregel op moeten stellen. Andere mogelijke beleidsregels zijn: Beleidsregel ontzegging bevoegd verkopen van zwak-alcoholische drank bij levensmiddelen-, voor consumptiegerede etenswaren en tabaksverstrekkers bij herhaalde verstrekking aan jongeren (art. 19a van de DHW) Als de burgemeester gebruik wil gaan maken van het instrument sluiting van de alcoholafdeling in bijvoorbeeld een supermarkt indien daar binnen één jaar geconstateerd is dat er drie keer zwakalcoholische drank aan jongeren die de leeftijd van 16 jaar nog niet bereikt hebben, kan hij in de beleidsregel aangeven in welke situaties hiertoe als handhavingsinstrument overgegaan. Dit kan als onderdeel van het totale handhavingsbeleid. Beleidsregel schorsing van de DHW-vergunning (artikel 32 DHW) Als de burgemeester gebruik wil gaan maken van het instrument schorsing, kan hij in de beleidsregel aangeven in welke situatie overgegaan wordt tot schorsing van de vergunning als handhavingsmaatregel. Dit kan als onderdeel van het totale handhavingsbeleid. Beleidsregel ontheffingen jaarlijks terugkerende gelegenheden zoals bedoeld in artikel 35, lid 5 Als de burgemeester gebruik wil maken van een ontheffing voor onbepaalde tijd voor de verstrekking van zwakalcoholische drank tijdens een jaarlijke terugkerend evenement waarbij telkens dezelfde persoon als leidinggevende optreedt, kan hij in de beleidsregel aangeven in welke situaties dit mogelijk is. Daarnaast is eerder vanuit ‘Laat je niet flessen!’ het volgende advies gegeven aan de regiogemeenten omtrent evenementen: Pas het aanvraagformulier voor een evenementenvergunning zodanig aan dat van te voren duidelijk is welk alcoholbeleid gehanteerd wordt tijdens het evenement. 38
-
Reik evenementenorganisaties de brochure voor evenementenorganisaties uit en ga daarover met elkaar in gesprek (brochure te downloaden vanaf www.ljnf.nl en te bestellen bij LJNF)
-
Maak gebruik van de mogelijkheid om door de projectgroep evenementenbeleid van LJNF begeleid te worden bij de implementatie van de handreiking alcoholmaatregelen evenementen. Voor contactinformatie zie http://www.ljnf.nl/Home/Lokaal_alcoholbeleid/Evenementen
Beleidsregel bestuurlijke boete (artikel 44a DHW) In het ‘Besluit bestuurlijke boete Drank- en Horecawet’ staat voor welke overtredingen van de DHW een bestuurlijke boete opgelegd kan worden. De burgemeester kan in een beleidsregel aangeven voor welke overtredingen hij een bestuurlijke boete op zal leggen, hij heeft hierin een eigen bevoegdheid, hij hoeft geen boete op te leggen, maar kan hiervoor kiezen. De burgemeester is het bestuursorgaan dat de Drank- en Horecawet in medebewind uitvoert. De toezichthouders op de naleving van de DHW worden door de burgemeester aangewezen via: Aanwijzingsbesluit Bijzondere Opsporingsambtenaren (artikel 41 DHW)
39
Figuur 1 Stroomschema signalering
Signalering en correctie bij de horeca. Misstanden worden door de gebiedsverenigingen geconstateerd. Onwenselijke situaties worden besproken met de betreffende ondernemer(s). Bij het uitblijven van resultaat wordt het signaal doorgegeven aan SHE. Als overkoepelend orgaan tracht de SHE de ondernemer nogmaals de goede richting in te bewegen. Blijft het resultaat wederom uit dan wordt er om optreden van de gemeente gevraagd. Deze kan over gaan tot handhaving, al dan niet met een voornemen tot handhaving als tussenstap. Deze werking is eveneens van toepassing op de paracommerciële inrichtingen vallend onder de ESR. Deze kennen een soortgelijke structuur waarbij de verdeling niet geografisch, maar thematisch. De ESR staat dan als overkoepelende partij boven de verschillende sportieve disciplines.
40
Figuur 2 Drankgebruik jongeren regio Zuidoost Brabant
41