Programma Verkiezingen 2012-2018 - Ontwerp -
1. Inleiding 2. Bestuur, democratie en participatie 3. Ruimte 4 Mobiliteit 5. Natuur & Milieu 6. Energie 7. Economie 8. Sociaal 9. Wonen 10. Sport & Recreatie 11. Cultuur 12. Onderwijs 13. Noord Zuid
p.02 p.02 p.03 p.05 p.06 p.08 p.09 p.13 p.13 p.15 p.17 p.18 p.19
1
1. Inleiding: Belangrijke wijzigingen in de rol van de provincie Door de actuele inperking van de bevoegdheden mogen de provincies zich minder dan vroeger bezig houden met persoonsgebonden aangelegenheden,terwijl de grondgebonden aangelegenheden werden bevestigd. Door deze verschuivingen worden enkele thema's voor de provinciale verkiezingen van groter belang. Tegelijk creëert het verminderen van de aandacht voor persoonsgebonden heel veel vrees bij het middenveld, waar de provincie vaak wordt ervaren als een erg belangrijke actor en financier. Groen houdt niet per se vast aan de provincie als bestuursniveau, maar in afwachting van een mogelijk omvorming naar democratisch verkozen stads- en streekgewesten, is er wel nog steeds nood aan een bovenlokaal bestuur, dat dichter bij de mensen staat dan het Gewest of de Gemeenschap. Een bestuur ook dat transparanter en democratischer is dan intercommunales, streekplatformen, ... Tot nader order zijn dat de provincies.
2. Bestuur, democratie en participatie 2.1. Onbekend is onbemind Van alle democratische bestuursniveaus in ons land is de provincie het minst bekend bij de burger. Daarom is meer nog dan op andere niveaus absolute openheid en transparantie essentieel: vlotte, digitale toegang van de burger tot alle relevante informatie, bestuursdocumenten, een snel, correct en begrijpelijk antwoord op vragen, efficiënte klachtenbehandeling, … Voor de bevolking is er nood aan meer actieve, transparante en gelijke communicatie, niet aan minder. De recente evolutie waarbij belangrijke dossiers voor de provincieraad niet meer via internet beschikbaar worden gesteld aan de burgers, is een stap in de verkeerde richting. Daarnaast dient de informatie ook beschikbaar te zijn voor mensen die niet de mogelijkheid hebben gebruik te maken van internet. 2.2. Representatief provinciaal bestuur De provincieraad is het hart van de (representatieve) democratie op provinciaal vlak. De belangrijke strategische discussie horen daar thuis, niet achter de muren van één of ander autonoom provinciebedrijf of intercommunale. De bestuurlijke verrommeling in Vlaanderen is groot: veel wordt besproken en beslist op tussenniveaus die niet democratisch verkozen zijn. De provincieraad kan het democratisch forum zijn waar discussies over bovenlokale thema’s een plaats kunnen krijgen. Vormen van interne en externe verzelfstandiging kunnen zinvol zijn, maar voorwaarde is dat dit democratisch gebeurt: hoofdlijnen worden vastgelegd in de provincieraad; alle fracties zijn stemgerechtigd vertegenwoordigd in de raad van bestuur; enkel puur operationele beslissingen kunnen naar het directiecomité verschoven worden.
2
2.3. Interne democratie Groen pleit voor het doorbreken van de klassieke rolpatronen; laat ook leden van de oppositie een commissie voorzitten, laat ook gewone raadsleden een rol spelen bij bewonersinspraak en participatie, bijvoorbeeld door het voorzitten van een hoorzitting. 2.4. Een democratische provincie Verstandige besturen voorzien ruimte voor participatie van burgers. Voor provincies is dat een extra uitdaging, omdat de provincie voor de burger vaak een ver-van-mijn-bedshow is. Inspraak en participatie worden zo vroeg mogelijk in het proces georganiseerd, gericht op de betrokken inwoners. De provincie moet ook ruimte voorzien voor innoverende democratische modellen: scenariodebatten, burgerjury’s, klankbordgroepen waar burgers samen met ontwerpers mee vorm geven aan plannen en projecten. Of waarom geen “G1000” in het klein, als voorbeeld van deliberatieve democratie? Een representatief panel zoekt in dialoog naar antwoorden op concrete vragen, bij het begin van de legislatuur of rond specifieke thema’s. Zo kan de provincie experimenteren met vernieuwende vormen van inspraak rond ruimtelijke uitvoeringsplannen en gebiedsgerichte projecten, helemaal aan het begin van het traject, en de opgebouwde expertise vervolgens ten dienste stellen van lokale overheden. Een democratisch bestuur gaat ook uit van een voorbeeldfunctie, en hierin dient het provinciebestuur enige soberheid te bewaren in de omgang met het belastingsgeld van de burger.
3. Ruimte 3.1. Ruimtelijke Ordening De provinciale besturen hebben belangrijke bevoegdheden op het vlak van ruimtelijke ordening: opmaak van provinciale ruimtelijke structuurplannen en ruimtelijke uitvoeringsplannen, stedenbouwkundige verordeningen. “Het bord afvegen” en vanaf nul een ideale ruimtelijke ordening uitbouwen kan niet. Maar we kunnen wel kiezen voor een stapsgewijze transitie van de bestaande ruimtelijke structuren naar meer duurzaamheid. Door de Oost-Vlaamse steden en dorpskernen te versterken en efficiënt met ruimte om te gaan, kunnen we de open ruimte behouden en tegelijk de vraag naar mobiliteit verkleinen. Daarbij kan ook gewerkt worden aan de kwaliteit van de ruimte en gestreefd worden naar het behoud van lokale groene haarden. Naast verdichten willen we ook vergroenen, slimme allianties tussen landbouw, natuur en recreatie, meer ruimte voor water, een grotere kwaliteit van de publieke ruimte. Groen wil een evenwichtig ruimtelijke beleid, waarbij de taakstelling voor “harde” functies als industrie niet systematisch de bovenhand haalt op taakstellingen voor natuur, bos, groen. In plaats van voortdurend nieuwe open ruimte aan te snijden voor industrieterreinen kiezen we voor een betere aanwending van de bestaande voorraad, ontwikkeling van brownfields, zuinig ruimtegebruik en een keuze voor bedrijven met hoge toevoegde waarde i.p.v. ruimteverslindende distributie. 3.2. Afbakening kleinstedelijke gebieden Het provinciebestuur heeft de taak de kleinstedelijke gebieden af te bakenen. Zo wordt er bepaald waar er in de eerste plaats ruimte is voor wonen, bedrijvigheid en harde
3
recreatie, en waar open ruimte en landbouw primeren. Een goede afbakening is dus cruciaal voor kernversterking en bescherming van de open ruimte. Kernversterking moet ook centraal staan bij de verdeling van de woonbehoeften over de kleinstedelijke gebieden en buitengebieden, en in het selecteren van hoofddorpen en woonkernen in het buitengebied. Er mag geen onevenwicht zijn tussen de afbakening van industrie enerzijds en 'zachte' bestemmingen anderzijds, zoals in het verleden al te veel het geval is geweest. 3.3. Duurzame Plattelandsontwikkeling Het provinciebestuur coördineert gebiedsgerichte initiatieven om complexe projecten, waarin meerdere overheden en beleidssectoren bij betrokken zijn, te laten slagen. Interessant zijn onder andere projecten rond plattelandsontwikkeling , waarbij actief wordt gewerkt aan allianties tussen landbouw, natuur en recreatie. Duurzame plattelandsontwikkeling betekent dat we in het landelijke gebied het bestaande culturele erfgoed willen behouden, natuur en landschap bewaren of ontwikkelen en het sociale, economische en culturele leven versterken. In ditzelfde kader pleit Groen ervoor om terug te gaan naar de provinciale subsidiëring voor aankoop van natuur door natuurverenigingen, voor een provincie met meer actieve bos- en natuurverwerving, waarbij het provinciaal bestuur ook de rol van mediator kan invullen, en zelfs naar zich toetrekken indien projecten slabakken. Hierbij kan het voorbeeld van het Parkbos (Gent – De Pinte) worden vermeld, hoewel ook dir project nog voor verbetering vatbaar is. 3.4. Ruimte voor woonwagens Het gebrek aan pleisterplaats en doortrekkersterreinen in Oost-Vlaanderen is een gekend probleem. Het provinciebestuur stimuleert de gemeenten tot het aanduiden van een terrein, behoorlijk gespreid over Vlaanderen en activeert de financiële steun vanuit de Vlaamse overheid. 3.5. Ruimte voor water Het provinciebestuur speelt een belangrijke rol in het integraal waterbeleid, en beheert zelf zo’n 4100 km onbevaarbare waterlopen (categorie 2). Het bestuur houdt zich bezig met de inplanting van wachtbekkens, overstromingsgebieden en retentiezones. De aanleg en inrichting van bufferzones langs deze waterlopen kan helpen om de water- en natuurkwaliteit in en langs deze waterlopen te vergroten. Groen wil meer ruimte voor water, en minder verharding. Ruimte voorzien voor water voorkomt overstromingen, maar verhoogt ook de belevingskwaliteit. Tegelijk moet voorkomen worden dat harde ontwikkelingen (industrie, bewoning,…) gebeuren in waterzieke gebieden, door het consequent hanteren van de watertoets. Dit moet rampen zoals in de voorbije jaren vermijden. In de toekomst zal, door de klimaatproblematiek, deze situatie nog nijpender worden. In Oost-Vlaanderen wil Groen ook meer aandacht voor het milieu- en natuurvriendelijk beheer van de vele Kanaalzones.
4
4. Mobiliteit 4.1. Fietsbestuur Het provinciaal niveau is het fietsbestuur bij uitstek. De provincie neemt initiatief in de uitbouw van een functioneel fietsnetwerk en de uitbreiding van het recreatief fietsnetwerk. en legt indien nodig zelf ontbrekende schakels in gemeentegrensoverschrijdende verbindingen en bovenlokale fietsroutes aan. De provincie geeft daarnaast ook subsidies aan de gemeenten. Functionele fietsroutenetwerken en velostrades zorgen voor snelle, comfortabele en veilige verbindingen tussen de kernen. Speciale aandacht gaat naar beveiligde oversteken aan drukke wegen. Bijvoorbeeld oversteekplaatsen aan schoolomgevingen, jeugdhuizen en in de buurt van welzijnscentra. De provincie speelt actief haar rol als kwaliteitsbewaker van voorzieningen voor fietsers en voetgangers, in samenwerking met de hierin actieve middenveldorganisaties. 4.2. Trage wegennetwerk Een fijnmazig trage wegennetwerk vormt een alternatief wegennet voor de actieve weggebruikers. De tendens om de N-wegen in Oost-Vlaanderen te vergroten brengt immers meer verkeer, meer fijn stof en meer geluidshinder met zich mee. Trage wegen zorgen net voor korte en veilige verbindingen. De provincies spelen hier een belangrijk rol: zo is het de deputatie die de eindbeslissing neemt over de afschaffing (of opening) van buurtwegen, en beheert de provincie de Atlas der Buurtwegen. De provincie kan ook de opmaak en uitvoering van gemeentelijke tragewegenplannen ondersteunen. 4.3. Mobiliteitsproblemen De mobiliteitsproblemen houden niet op aan gemeentegrenzen. De provincie kan de trekker zijn in overleg tussen de verschillende actoren en studies rond veiligere doortochten, verminderen van vrachtwagenverkeer, adviseren van schoolvervoerplannen, bereikbaarheid van bedrijventerreinen via openbaar vervoer, … 4.4. Modern openbaar vervoer Oost-Vlaanderen kan een voortrekkersrol spelen in het pleidooi voor meer en modern openbaar vervoer, door noden op provinciaal niveau in kaart te brengen. Zo kan de provincie op basis van studies trekker zijn in dossiers rond lightrail, snelbuslijnen of de heropening van stations of spoorlijnen. In dit pleidooi staat ook de versterking, minstens het behoud van uitgebreide dienstverlening van De Lijn, behoud van nachtbussen en het behoud van reiscomfort in het openbaar vervoer centraal. 4.5. Provinciale mobiliteitspunten Via de provinciale mobiliteitspunten wordt werk gemaakt van duurzaam woonwerkverkeer. In samenwerking met de betrokkenen wordt de bereikbaarheid en het profiel van bedrijven en bedrijvenzones doorgelicht. Deze doorlichting vormt de aanzet tot het uitwerken van een concreet maatregelenpakket.
5
4.6. De provincie voert acties ter bevordering van de verkeerveiligheid, zoals sensibiliserings- en controleacties rond alcohol, en fuif- en feestbussen. Hiertoe behoren ook acties zoals fietscontroles op school. 4.7. Voorbeeldfunctie Het provinciebestuur oefent een voorbeeldfunctie uit op vlak van duurzame mobiliteit. Dit kan onder meer door in de dienstverplaatsingen van het provinciepersoneel meer gebruik te maken van autodelen, het eigen wagenpark af te bouwen, openbaar vervoer te stimuleren en door telewerkcentra op te richten of te ondersteunen. Via deze collectieve werkplaatsen in (kleinere) steden, kunnen we als provincie zorgen voor een positieve impact op mobiliteit. Het oprichten van deze werkplaatsen kan gebeuren door reconversie van bestaande gebouwen. Ook door meer fietsen van de provincie beschikbaar te maken voor haar werknemers, kunnen we een positieve bijdrage leveren aan deze voorbeeldfunctie.
5. Natuur & Milieu 5.1. Duurzame regionale landschappen Het provinciebestuur werkt via de regionale landschappen aan duurzame natuur- en landschapszorg, en via bosgroepen aan duurzaam bosbeheer. Het bestuur stimuleert en subsidieert daarbij projecten voor het behoud en de verhoging van de biodiversiteit. Via gelijkaardige kanalen zou het provinciebestuur ook een rol kunnen spelen in duurzaam bermbeheer. Het subsidiëren van natuurverenigingen zoals Natuurpunt, die de specifieke kennis bezit om bestaande natuur in de best mogelijke omstandigheden te beheren, wordt terug een prioriteit. Ook de aankoop van ecologisch waardevolle gebieden met het oog op natuurherstel wordt ondersteund. Om een antwoord te bieden aan de grote versnippering van natuur en open ruimte in Vlaanderen, bakent de provincie gebieden af die een verbinding moeten realiseren tussen waardevolle natuurgebieden en werkt zij hier een gebiedsvisie voor uit. Bij de afbakening van deze verbindingsgebieden pleiten we voor bijzondere aandacht voor de VEN1 en IVON2 gebieden, en het IHD-proces, waar de provincie ook de aanjager kan zijn van overleg op gewestelijk niveau. Waar mogelijk speelt ze ook een trekkersrol bij de ontwikkeling van dergelijke groenpolen, zoals reeds gebeurt rond Gent in het Parkbos (reeds hoger vernoemd).
5.2. Biodiversiteit In het behoud van biodiversiteit zou de provincie haar steentje kunnen bijdragen met een soortgericht beleid voor de bescherming van een aantal bedreigde soorten die kenmerkend zijn voor de provincie. In Oost-Vlaanderen is er bijvoorbeeld aandacht 1 2
Vlaams Ecologisch Netwerk Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk
6
nodig voor de huismus, de huis- en boerenzwaluwen, de kerkuil, ... Een gebiedsgericht beleid volstaat niet om de biodiversiteit te bewaren, omdat het leefgebied van bepaalde soorten gehele of gedeeltelijk buiten natuurgebieden ligt. Daarnaast kan ook het behouden en stimuleren van kleine landschapselementen bijdragen tot het behoud van biodiversiteit. Een laatste aandachtspunt in dit gebiedsgericht beleid is de planmatige bestrijding van exoten. 5.3. Milieuvergunningen Het provinciebeleid speelt via het vergunningenbeleid een cruciale rol in het voorkomen van milieuhinder. De deputaties zijn bevoegd voor de toekenning van milieuvergunning voor de klasse 1-bedrijven (bedrijven met een belangrijke impact op het leefmilieu). De deputaties beslissen in beroep over de milieuvergunningen voor klasse 2-bedrijven die door de colleges van burgemeester en schepenen worden toegekend. Groen wil hierbij een grotere transparantie, door de provincieraad beter te informeren over en meer te betrekken bij het vergunningenbeleid. Het streefdoel is om tot een beleid te komen waarin duurzaamheid centraal staat. 5.4. Behoud van samenwerking rond milieu Op basis van de Samenwerkingsovereenkomst Milieu ondersteunen de provincies mee het lokale milieubeleid. Op 31 december 2013 loopt de Samenwerkingsovereenkomst af. De Vlaamse overheid heeft beslist deze samenwerkingsovereenkomsten niet te vernieuwen, en de middelen te heroriënteren naar riolering en handhaving. Voor Groen mag het verdwijnen van de samenwerkingsovereenkomst niet betekenen dat het beleid hierrond verdwijnt. Ook de verschillende vormen van ondersteuning aan gemeenten moeten gewaarborgd blijven. 5.5. Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek Uitbreiding van het Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek (PCM). Via een uitbreiding van het PCM met een groep van deskundigen en apparatuur, zou het zijn diensten naast zijn huidige kerntaken meer kunnen richten op het ondersteunen van lokale besturen, verenigingen en burgers. 5.6. Voorbeeldfunctie Ook op vlak van Natuur & Milieu heeft het provinciebestuur een voorbeeldfunctie. Door te streven naar een CO2 neutrale werking van de provincie wil Groen de impact van de provinciale werking op het milieu zo klein mogelijk houden. Door het gebruiken, promoten en ondersteunen van duurzame en ecologische producten en het reduceren van afvalproductie draagt het bestuur ook zelf actief bij aan een beter milieu.
7
6. Energie 6.1. Eigen gebouwen als voorbeeld Via de eigen gebouwen moet het provinciebestuur een voortrekkersrol spelen op vlak van duurzaamheid. Voor het eigen energiegebruik schakelt ze volledig over op hernieuwbare energie, liefst lokaal opgewekt. Haar bestaande infrastructuur wordt efficiënter geïsoleerd en bij nieuwbouw kiest ze voor energieneutrale projecten. Vooruitgang in de duurzaamheid van het eigen gebouwenpatrimonium wordt opgevolgd via een degelijke energieboekhouding. Door het organiseren van bezoekersdagen rond het thema duurzaamheid tracht het bestuur ook informatief en inspirerend te werken voor haar burgers. Deze voorbeeldfunctie draagt ook bij tot het verkrijgen van een CO 2 neutraal provinciaal bestuur. 6.2. Ontwikkeling hernieuwbare energie De provinciale besturen hebben een aanzienlijke impact op de ruimtelijke planning voor de inplanting van hernieuwbare energieprojecten. Jammer genoeg werkt deze planning momenteel eerder remmend dan stimulerend. Het is nodig dat hier een mentaliteitswijziging komt. Momenteel zijn er op Vlaams niveau al erg strenge richtlijnen rond de inplanting van projecten als windturbines (minimale afstand tot omwonenden en vluchtroutes voor trek- en roofvogels, jaarlijks maximum aantal uren slagschaduw, maximale geluidshinder,…). Het lijkt daarom raadzaam dat het provinciebestuur de ontwikkeling van hernieuwbare energie gaat bekijken als een economische opportuniteit en nog meer proactief onderzoekt welke gebieden onder welke omstandigheden geschikt zijn voor de ontwikkeling van projecten rond hernieuwbare energie. Vervolgens kan ze, in samenwerking met de lokale besturen, de nodige stappen zetten om die projecten op gang te trekken. Concreet zijn er vier preferentiële mogelijkheden tot het ontwikkelen van hernieuwbare energie; waterenergie, windenergie, zonne-energie en getijdenenergie. Hier moet maximaal op ingezet worden. Andere 'groene' energiebronnen, zoals energie op basis van biomassa, moeten kunnen, maar gezien de vastgestelde misbruiken (zoals houtpellets die per boot worden aangevoerd uit Canada …) is er nood aan meer controle. 6.3. Groepsaankoop groene stroom Bij het afsluiten van groepsaankopen op provinciaal niveau, waakt het provinciebestuur er over dat er afdoende garanties zijn dat de aangeleverde stroom ook daadwerkelijk groene stroom is, en bij voorbeeld niet afkomstig van de bijstook van biomassa in oude steenkoolcentrales. Ook al betekent dit een strengere beoordeling dan wat de Vlaamse overheid toelaat. 6.4. Kernuitstap Het provinciebestuur moet de doelstelling onderschrijven dat Oost-Vlaanderen een provincie wordt zonder kernenergie. Daartoe onderschrijft het de kernuitstap, die onverkort moet worden doorgevoerd. Ook blijft het bestuur zich verzetten tegen nieuwe
8
ontwikkelingen rond kernenergie, zoals deze net over de grens met Nederland in Borssele, waar de Nederlandse overheid nieuwe kerncentrales plant. 6.5. Ethisch en duurzaam ondersteuningsbeleid in de energiesector Als het provinciebestuur ondersteuning biedt, dan waakt ze er over dat de gekozen projecten ethisch en duurzaam zijn. Zo zijn investeringen die leiden tot monoculturen in de landbouw, schrijnende arbeidsomstandigheden of de ondersteuning van repressieve regimes uit den boze.
7. Economie 7.1. Algemeen 7.1.1 Inzetten op het creëren van economische meerwaarde Het is kortzichtig om in een economisch sterk ontwikkeld, dichtbevolkt gebied als Vlaanderen de (op automobiliteit gebaseerde) ontwikkeling van een logistieke topregio als speerpunt naar voor te schuiven voor het economisch beleid. Ten eerste verhoogt dat aanzienlijk de druk op ons nu al overbelaste wegennet. Ten tweede beoogt dit objectief, in budgettair moeilijke tijden, zware investeringen in zogenaamde ‘missing links’, het aanleggen van nieuwe dwarsverbindingen, halve autostrades. Ten derde verhoogt dit sterk de jaarlijkse onderhoudskosten voor ons wegennet. Ten vierde betekent dit ook dat de schaarse en waardevolle vrije gronden langs belangrijke verkeersassen (E40 en E17) op grote schaal ingepalmd moeten worden door overslagterreinen. Tegenover al die investeringen en bijkomende kosten staat echter weinig toegevoegde waarde. In de huidige invulling van logistiek wordt namelijk weinig economische meerwaarde gecreëerd en zijn de winstmarges bijgevolg klein tot onbestaande. Vlaanderen is één van de hoogst geschoolde en meest productieve regio’s ter wereld, er zijn zinvollere alternatieven aanwezig om onze troeven uit te spelen, dan in te zetten op transport. Het provinciebestuur zou meer kunnen ondersteunen op vlak van innovatie en het uitbouwen van duurzame bedrijventerreinen, waar beloftevolle bedrijven samen kunnen werken aan een vergroende economie van de toekomst. Ook is het verstanding hierbij in te zetten op meer en betere samenwerking in de havengebieden voor een optimalere economische invulling. 7.1.2. Ontwikkeling van duurzame bedrijventerreinen en startercentra De provinciebesturen hebben via hun Provinciale Ontwikkelingsmaatschappijen (POM) heel wat bedrijventerreinen in handen. Wat de ontwikkeling en invulling van deze terreinen betreft, wil Groen resoluut inzetten op verduurzaming, of met andere woorden, op het verhogen van efficiëntie op vlak van energie-, water-, grondstoffen en ruimtegebruik. Deze verhoogde efficiëntie brengt natuurlijk een investeringskost met zich mee, maar die wordt ruimschoots terugverdiend door de versterkte concurrentiepositie van de bedrijven op het terrein met de nieuwe, efficiëntere en (indien nodig) gesaneerde infrastructuur. Dit inzetten op verduurzaming betekent dat er diensten en infrastructuur gedeeld worden door de firma’s op het bedrijventerrein, dat er 9
werk wordt gemaakt van efficiënt ruimtegebruik en het sluiten van materiaalkringlopen, dat er wordt ingezet op een bredere waaier aan vervoersmodi (spoor, water, openbaar vervoer,…) en dat er bij aanvang ook onderhandeld wordt met de openbare vervoersmaatschappijen voor de ontwikkeling van een mobiliteitsplan. 7.1.3. Ondersteuning van starters via leegstandsbestrijding Het provinciebestuur kan veel meer doen om de kleine ondernemer te ondersteunen. Vandaag is er hier en daar al wat investeringssteun, maar er kan best ook meer aandacht gaan naar het bestrijden van leegstand. Het provinciebestuur of het lokaal bestuur kan leegstaande panden zelf huren en deze ter beschikking stellen van beginnende ondernemingen. Bij voorlegging van een sterk ondernemingsplan kan een deel van de huurkost de eerste drie jaar bijgepast worden door het provinciebestuur. Zo kunnen alleen al in Gent bijvoorbeeld heel wat oude terreinen nieuw leven ingeblazen krijgen. 7.1.4. Rationeel gebruik van de middelen voor het economisch beleid In het kader van hun economisch beleid richt het provinciebestuur zich nu op het verre buitenland (China, Vietnam,…). Het provinciaal niveau is door haar beperkte omvang en impact echter niet zo geschikt voor buitenlands economisch beleid. Het lijkt dan ook verstandiger om dit beleid over te laten aan hogere bestuursniveaus met meer slagkracht. Voor dit beleid kan het provinciebestuur wel een kanaliserende en doorsturende functie uitoefenen. 7.1.5. Ethisch beleggen Het provinciebestuur (alsook afgeleide besturen zoals de pensioenfondsen) doet meer inspanningen om, zoals vele besturen nu al, ethisch te beleggen. Ook hierin heeft de provincie een voorbeeldfunctie, die ze tot nu te weinig ter harte heeft genomen. 7.2. Landbouw Het provinciebestuur draagt bij tot ecologische en duurzame landbouw door innovatieve landbouwmodellen, concepten en initiatieven te ondersteunen. Groen wil komen tot een model van agro-ecologie gesteund op kortere ketens tussen boer en consument, kleinschaligere voedselproductie waarbij ingezet wordt op een grote variatie landbouwgewassen,wat kan zorgen voor een hogere productie, betere inkomens voor kleine boeren en tegelijk een negatieve milieu-impact kan vermijden. Het bestuur kan een grotere rol spelen in het ondersteunen hiervan. 7.2.1. Biolandbouw Groen pleit voor ecologische biolandbouw. Te veel stuiten landbouwers en opstarters op juridische en financiële barrières die de omschakeling naar biolandbouw tegenhouden. Het provinciebestuur kan hier een belangrijke rol spelen als stimulator en begeleider, vertrekkend vanuit zelfopgelegde streefdoelen (bijvoorbeeld 20% areaal biolandbouw tegen 2018). Tegelijk wil Groen zich distantiëren van het ondersteunen van landbouw die werkt met ggo-technologie. Deze ggo-technologie richt zich op het model van de industriële landbouw. Naast intens gebruik van externe grondstoffen, energie en kapitaal is dit model is niet in evenwicht met lokale ecosystemen. Het model maakt ook vaak 10
intensief gebruik van dure chemicaliën en is verantwoordelijk voor de uitstoot van enorm veel broeikasgassen. Onder meer het rapport van de Speciaal Rapporteur voor het recht op Voedsel – 2011 toont aan dat dit model niet het meest geschikte is om in te staan voor een rechtvaardige en duurzame voedselproductie wereldwijd. 7.2.2. Ecologie en duurzaamheid Concrete ondersteuningsmogelijkheden liggen bijvoorbeeld in de Community Supported Agriculture (CSA), waarbij boer en consument hun handen ineenslaan op economisch, op ecologisch en op sociaal vlak. Daarnaast kan het provinciebestuur ook meer initiatieven ondersteunen op vlak van stadslandbouw, op vlak van volkstuintjes, ... Voor meer biodiversiteit is er eveneens een verdere stimulans nodig op vlak van erfbeplanting, in het behoud van kleine landschapselementen en in het verzoenen van landbouw en natuur.
7.3. Toerisme 7.3.1. ICT In de laatste drie jaar is de samenleving spectaculair geëvolueerd op het vlak van ICT. Het web 2.0, sociale netwerksites en smartphones zorgen voor een breed spectrum aan nieuwe mogelijkheden voor toerisme en recreatie. Om zich aan te passen aan de evoluerende noden van de moderne toerist, dient het provinciebestuur een digitaal platform te ontwikkelen dat alle informatie over logies, horeca, attracties, evenementen, shopping, routes en netwerken,… aan de toerist en de recreant kan aanbieden. Het provinciale bestuursniveau is hiervoor het meest aangewezen, omdat het al vele jaren heel wat interessante gegevens verzamelt en beheert. Daarnaast heeft het provinciebestuur nu al een erg grote impact heeft op het toerismebeleid, en is het ideaal geplaatst om synergieën te ontwikkelen tussen lokale initiatieven van verschillende gemeenten. 7.3.2. Toegankelijk en sociaal toerisme De provincie kan een stimulans zijn om te kiezen voor een ander vakantiebeleid, waarin ecologische vakantiemogelijkheden in de eigen streek centraler staan. Iedereen heeft recht op vakantie. Heel wat mensen kunnen niet op vakantie gaan omdat ze de financiële middelen niet hebben. Nog een ander aspect is de toegankelijkheid voor mensen met een beperking. Om aan deze behoeften te voldoen, kan de provinciale overheid initiatieven nemen of ondersteunen voor een socialer en toegankelijker toerisme. Het bestuur zou organisaties, die het mogelijk maken dat gezinnen of kinderen, op vakantie kunnen gaan, zowel qua infrastructuur als qua personeel, kunnen subsidiëren. Ook de campings op de provinciale domeinen kunnen hier een rol in spelen. 7.3.3. Duurzaam toerisme Groen streeft naar duurzaam toerisme. Daar waar natuur, cultuur en mensen centraal staan en daar waar vervuiling van de omgeving en afbraak van cultuur uit den boze is. Een specifiek voorbeeld hiervan is het ondersteunen van plattelandstoerisme.
11
Een steeds grotere groep mensen kiest ervoor om op vakantie te gaan zonder ons leefmilieu extra te belasten. Het sensibiliseren van zowel de toeristische sector als de vakantiegangers is een niet te onderschatten opdracht voor zowel de lokale, provinciale als Vlaamse overheid. Naast het sensibiliseren moet het provinciebestuur ook aandringen bij de Vlaamse overheid om de toeristische sector financieel te ondersteunen door een ‘gericht' groen premiestelsel. Hierbij kunnen toeristische uitbaters of initiatieven die voldoen aan duurzaamheidprincipes, beroep doen op financiële ondersteuning. Daarnaast werkt het ook stimulerend en ondersteunend, als aan toeristische verblijfplaatsen die een milieubeleidsplan en concrete acties ondernemen, een groene sleutel3 wordt toegekend.
7.4. Sociale economie 7.4.1 Drijvende kracht Het provinciale niveau is één van de drijvende krachten achter de ontwikkeling van de sociale economie, onder meer door haar steun aan tewerkstellingsprojecten en door zelf tewerkstellingskansen voor deze doelgroep te creëren binnen haar eigen diensten. De sociale economie speelt, ondermeer via deze systemen twee belangrijke rollen op de arbeidsmarkt. Ten eerste is het een sector waar mensen die weinig perspectieven hebben op een carrière binnen de klassieke arbeidsmarkt, toch een omgeving kunnen terugvinden waar ze zich verder kunnen ontplooien binnen een zinvolle job. Ten tweede is het ook een mogelijkheid voor mensen die in een moeilijke situatie zitten om hun loopbaan te (her)lanceren. De sociale economie kan deze mensen helpen om hun talenten te ontwikkelen en ervaring op te doen, zodat ze na enige tijd, beter gewapend, de stap naar de klassieke arbeidsmarkt kunnen zetten. 7.4.2 Regionale projecten Het provinciebestuur moet er over waken dat het geheel aan regionale projecten rond de sociale economie beide elementen voldoende ondersteunt. Dat betekent dat er voldoende projecten moeten zijn met een vakgeoriënteerde benadering in sectoren als bouw, renovatie, schilderwerken, … die de weg naar een volgende stap in de loopbaan voorbereiden. 7.4.3 Maatschappelijke meerwaarde Om de maatschappelijke meerwaarde van de sociale economie te maximaliseren is het ook raadzaam om de waaier aan sociale economie projecten af te stemmen op aanwezige kansen en noden in de regio. Zo is een fietsherstel en –verhuurdienst bij voorbeeld een goed plan in een studentenstad. Het verder zetten van bepaalde uitstervende ambachten kan dan weer aangewezen zijn in een toeristische regio, en buurtontwikkelingsdiensten, met lokale mensen als werknemer, kunnen helpen bij armoedebestrijding in kansarme buurten.
De Groene Sleutel is een internationaal keurmerk voor milieuvriendelijke toeristische bedrijven 3
12
8. Sociaal Groen gaat voor een Oost-Vlaanderen waar iedereen zich thuis en goed voelt. De zorg voor elkaar, de zorg voor maatschappelijk kwetsbare groepen in Oost-Vlaanderen, de zorg voor jong en oud, diegenen die het financieel moeilijk hebben, kansarmen, mensen met een beperking, allochtonen,... 8.1 Diversiteitbeleid Het provinciebestuur neemt de bovenlokale regie inzake integratie en inburgering. Het provinciebestuur coördineert en stimuleert het middenveld. Door de jarenlange samenwerking heeft het provinciebestuur een bijzondere relatie opgebouwd met het middenveld en/of de particuliere sector. Dit uit zich in expertise en deskundigheid, die de doelgroep ten goede komt. Deze constructieve samenwerking willen we zeker verder zetten in de toekomst. Het provinciebestuur vervult daarnaast een voorbeeldfunctie en maakt actief werk van een divers personeelsbeleid, en stimuleert de andere organisaties en lokale overheden, om aan diversiteit te werken. Dit betekent naast een actief aanwervingsbeleid voeren, ook personeelsleden sensibiliseren en motiveren voor een warm diversiteitbeleid. Ook de toegankelijkheid tot de arbeidsmarkt voor mensen met een fysieke, mentale of sociale beperking, is een belangrijke doelstelling van Groen. 8.2 Gezondheidszorg Groen pleit voor een ecologische en brede aanpak van gezondheidszorg. Vanuit een preventief beleid en vanuit laagdrempelige zorgverlening door onder meer in samenwerking te treden met lokale netwerken (groepspraktijken, artsen, dienstencentra, ...) kan men aan ruimere gezondheidszorg doen. De provincie speelt hier een rol in het ondersteunen van preventiecampagnes (zoals aidspreventie) of bewustmakingscampagnes (zoals de gevolgen van vervuiling). 8.3 Kansarmoedebestrijding Het Kansarmoededecreet geeft geen duidelijkheid ‘welke verenigingen en projecten’ er gesubsidieerd worden en welke niet. Omdat het Kansarmoededecreet geen concreet kader schept, ontstaan op lokaal niveau problemen. Het provinciebestuur kan bijpassen waar de Vlaamse overheid tekort schiet. Ook het onder aandacht brengen van armoede en de oorzaken ervan, blijft een belangrijk punt. In dit kader kan het bestuur ook stimulator en facilitator zijn bij het opstarten van schuldbemiddelingsprojecten en overlegstructuren.
9. Wonen Het provinciale niveau zit gekneld tussen de lokale besturen (steden en gemeenten) en hogere overheden (Vlaams, federaal). Hoewel haar bewegingsvrijheid beperkt is, kan het provinciebestuur een steentje bijdragen om voor iedereen het recht op wonen te realiseren. Veel voorstellen die in het basisprogramma van Groen naar voor worden
13
geschoven kan het bestuur actief ondersteunen. Voor Groen heeft het bestuur drie belangrijke taken: innoveren, coördineren en informeren. 9.1. Innoveren 9.1.1. Nieuwe woonvormen, duurzame woningen en wijken ondersteunen Generatiewonen, kangoeroewoningen, co-housing vinden steeds meer hun ingang. Vormen van samenwonen en woningdelen zijn oplossingen voor fenomenen als vergrijzing en gezinsverdunning. Het provinciebestuur heeft een belangrijke taak om dit verder te promoten door juridische barrières weg te werken en projecten mee helpen te realiseren. Het realiseren van zulke nieuwe woonvormen kan helpen leegstand (ook van provinciaal patrimonium) te vermijden. 9.1.2. Meer ambitie voor Sociale Verhuurkantoren (SVK) De opstartfase voor SVK’s is zo goed als achter de rug. De tweede stap moet nu gezet worden. Dit betekent meer woningen binnen een SVK en de kwaliteit van de woningen verhogen. Kleine renovatiewerken waar geen aannemer voor nodig is kunnen in samenwerking met sociale economie worden gerealiseerd. 9.1.3. Proefprojecten met scheiding van grond en woning (Community Land Trust) Community Land Trust is één van de oplossingen om wonen betaalbaar te maken. Doordat de koper niet langer de grond moet aanschaffen wordt kopen terug haalbaar en betaalbaar. De drempel voor dergelijke projecten blijft hoog. Het provinciebestuur moet drempels wegwerken door bestaande expertise te verzamelen en te zorgen dat minstens één voorbeeldproject wordt gerealiseerd. 9.2. Coördineren 9.2.1. Provinciaal bestuur als regisseur Sommige gemeenten zijn te klein om alle uitdagingen omtrent wonen alleen aan te pakken. Soms ontbreekt het aan het nodige personeel om voldoende specialisatie op te bouwen en een goede opvolging te voorzien. Het provinciebestuur moet dergelijke kennis en expertise aanleveren en intergemeentelijke samenwerking stimuleren. Op die manier wordt de bestuurskracht van lokale besturen verhoogd en de dienstverlening naar de burger verbeterd. 9.2.2. Realiseren van rollend woningfonds Het provinciebestuur moet zelf geen woningen of gronden opkopen maar moet de lokale besturen financieel en organisatorisch ondersteunen om een rollend woningfonds te realiseren. Dit kan door kleinere gemeenten samen te brengen of het startkapitaal voor het fonds aan de hand van een renteloze lening te voorzien. Op die manier kan de gemeente verwaarloosde panden en leegstand effectief aanpakken. Dergelijk rollend woningfonds zet de trend op het vlak van duurzaam wonen en bouwen. 9.2.3. Een pleisterplaats voor woonwagenbewoners Een pleisterplaats organiseren voor ‘woonwagenbewoners’ is meer dan een aantal parkeerplaatsen voorzien. De uitspraak ‘goede afspraken maken goede vrienden’ zijn 14
geen loze woorden. Concreet betekent dit het opmaken van een contract, waar de rechten en plichten van beide partijen duidelijk gemaakt worden. Zo kan men niet alleen registreren, wie welk terrein bezet en voor hoe lang maar kan men ook in het geval van ‘wanbeheer’ sanctioneren.
9.3. Informeren 9.3.1. Wooninformatiepunt Bij bouwen of verbouwen komt heel wat kijken. Niet alle lokale besturen beschikken over voldoende deskundigen om de burger goed te informeren. Het provinciebestuur springt waar nodig bij met raad en daad. Daarnaast staat het bestuur de burger met gratis advies bij zodat men de weg naar onder andere premies en duurzame technieken makkelijk vindt. 9.3.2. Kennis verzamelen en ervaringen delen Het provinciebestuur heeft een belangrijke voortrekkersrol. Deze rol moet ze blijven vervullen om wonen meer betaalbaar en duurzaam te maken. Het bestuur moet cijfermateriaal verzamelen ter ondersteuning van het lokale beleid. Bijvoorbeeld een studie rond de huurprijzen in de regio kan de invoering van richthuurprijzen ondersteunen. Het uitwisselen van ervaringen en realisaties op het terrein moet goede voorbeelden snel ingang doen vinden.
10. Sport & Recreatie 10.1. Sport voor iedereen Het provinciaal bestuur oefent een bovenlokale functie uit qua sportinfrastructuur waarin duurzaamheid en toegankelijkheid voor alle sportliefhebbers centraal staan: het 'sport voor allen' beleid. Ook topsporters hebben steun en stimulatie nodig, maar niet ten koste van meer kwetsbare of kansarme groepen. Vanuit projecten in het middenveld blijkt dat sport ook jongeren kan stimuleren op vlak van onderwijs, vorming en/of tewerkstelling. Sport kan daarnaast ook een bijdrage leveren tot attitudeontwikkeling. Voor Groen ligt het accent nog al te vaak op topsport of exclusieve sporten. Groen pleit daarom voor een meer evenwichtige verdeling, en meer aandacht voor de recreatieve sporters. 10.2. Transparant, gemeenschappelijk beleid voor Provinciaal patrimonium De provinciebesturen zijn eigenaar van recreatiedomeinen en parken. Ze zijn ook bevoegd voor het exploiteren en ondersteunen van bovenlokale jeugddomeinen en jeugdinfrastructuur. Deze specifieke voorzieningen en infrastructuur hebben elk hun eigenheid en eigen locatie. De verankering met de geografische en lokale omgeving, maakt dat ieder domein specifiek is. Los daarvan, kan een transparanter en een gemeenschappelijk beleid bijdragen tot het behouden en het versterken van de identiteit van het provinciaal patrimonium.
15
10.2.1 Toegankelijkheid Voor Groen is het essentieel dat provinciale domeinen toegankelijk zijn en openstaan voor iedereen, dus ook voor mensen met een beperking. Het gaat om publieke ruimte waar zowel actieve als passieve recreanten hun gading moeten vinden. De toegang en het gebruik van speeltuigen is gratis. Voor het gebruik van de accommodatie worden democratische tarieven gehanteerd. 10.2.2 Coherent en transparant beleid De provincies - en op termijn de stads- en streekgewesten – voeren een coherent beleid. Groen pleit hiervoor voor een sterkere integratie van het beheer en de exploitatie van de provinciale domeinen. Meer transparantie over de taakafbakening tussen de verschillende verantwoordelijken (sport, cultuur, toerisme, natuur, recreatie, private partners…) zal het beheer ten goede komen. 10.2.3 Duurzaam beheer In het belang van de toekomstige generaties zal Groen investeringen doen in doorgedreven duurzaam beheer van de provinciale domeinen en gebouwen. We ijveren ervoor dat provincies kiezen voor bio-ecologische bouwprincipes. Architecten, aannemers en exploitanten die betrokken zijn bij de provinciale domeinen maken gebruik van natuurlijke bouwmaterialen, passen energie- en waterbesparende maatregelen toe en houden rekening met een efficiënt ruimtegebruik. Een energiecoördinator zal het energieverbruik in de provinciale domeinen en instellingen opvolgen en verminderen. Ook de campings op de recreatieve domeinen kunnen in sociaal en ecologisch onderhoud provinciale steun gebruiken. 10.2.4 Groene ruimte Een aantal domeinen kennen een broos evenwicht tussen natuur, bos, parkbeheer en recreatie. Groen zal dit bewaken en zich verzetten tegen het opofferen van meer groene ruimte om exploitatie van de domeinen te verhogen. Soms vormen deze domeinen de enige groenpool of het laatste natuurgebied in de streek. 10.2.5 Activiteitenbeleid Om ervoor te zorgen dat het toenemend aantal evenementen en activiteiten in evenwicht blijft met de omgeving, wil Groen een activiteitenbeleid ontwikkelen. Daarmee beogen we een divers aanbod aan evenementen en activiteiten dat voldoende gespreid is in ruimte en tijd. We pleiten voor de opmaak van locatieprofielen van ieder provinciaal domein. Daarin staat omschreven binnen welke randvoorwaarden activiteiten ontwikkeld kunnen worden (draagkracht) en worden een aantal organisatorische criteria opgenomen waaraan de voorstellen worden getoetst. 10.2.6 Intergemeentelijke samenwerking Een aantal lokale besturen zijn vragende partij om recreatiedomeinen over te laten nemen door de provincies. Om de toekomst van de betrokken domeinen veilig te stellen, opteert Groen in de eerste plaats voor intergemeentelijke samenwerking, waarbij lokale
16
besturen samen een visie ontwikkelen en de opportuniteiten bekijken voor de regio. Het provinciebestuur kan eventueel optreden als facilitator. 10.2.7 Voorkomen is beter dan genezen In geval van probleemsituaties in de recreatiedomeinen, opteert Groen voor een geïntegreerd preventiebeleid. Via structurele oplossingen en via het management dient het provinciebestuur als een goede huisvader de provinciale domeinen te beheren. Het bestuur wil zich samen met andere sectoren zoals het jeugd- en straathoekwerk, engageren in een doordacht preventiebeleid voor recreatiedomeinen.
11. Cultuur Het provinciaal niveau is sinds jaar en dag een belangrijke medespeler op het vlak van beeldende kunst, sociaal-cultureel werk, bibliotheekwezen, erfgoed, amateurkunsten … Gezien het nieuwe decreet de taken voor de provincie beperkt tot de grondgebonden materies, zullen de persoonsgebonden materies waar de provincie in het verleden een bepalende partner in was, nu verwezen worden of naar de gemeenten of naar het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap. De provincie zal creatief moeten omspringen met de beperkingen die door de voogdijoverheid worden opgelegd. Als streekbestuur zorgt de provincie op het vlak van cultuur in de praktijk voor een meerwaarde door haar regionale kennis en haar gediversifieerd beleid op basis van regionale behoeften. Deze regiefunctie zorgt voor het stimuleren van samenwerking in Oost-Vlaanderen en bevordert de dialoog tussen de diverse spelers in een regio. 11.1. Subsidiebeleid Het subsidiebeleid zal grondig moeten herbekeken worden: door het wegvallen van een aantal inkomsten als gevolg van het nieuwe decreet kan elke subsidie die nu toegekend wordt door de provincie verdwijnen. Het NTG, de Vlaamse Opera, Het Filmfestival Van Vlaanderen, het kunstencentrum Vooruit en het Festival van Vlaanderen zullen voortaan moeten passen in de doelstelling die ons werd opgelegd door de Vlaamse Overheid. Dit houdt mogelijke aanpassingen in voor deze vijf provinciale culturele ambassadeurs en kan ernstige gevolgen hebben. Groen pleit daarom deze subsidies te behouden en andere subsidies (aan bv. commerciële organisaties) te herzien. Groen pleit voor een volledig nieuw concept van subsidiering, waarbij elke aanvraag voor toelage getoetst wordt. Een volledig nieuw subsidiereglement moet er voor zorgen dat de (verminderde) dotaties doelmatig toegekend worden en waarbij een regionale spreiding op een objectieve wijze gebeurt en niet afhankelijk is van de toevallige tussenkomst van een gedeputeerde. 11.2. Erfgoed Oost-Vlaanderen blijft in het nieuwe decreet wel een verantwoordelijke rol spelen voor de bewaring en ontsluiting van erfgoed. Belangrijk hierbij is een kader te scheppen waarin dit erfgoed tot zijn recht komt. Groen wil daarom pleiten voor het behoud van authentieke elementen in de Oost-Vlaamse omgeving, maar met garantie van aangepast onderhoud.
17
Bij afbraakwerken of bouw van nieuwe constructies wordt er in Oost-Vlaanderen op een aardige manier aan archeologisch onderzoek gedaan. Uit die praktijk blijkt ook dat er bij onverwachte vondsten vaak nog onvoldoende soepel kan worden overgeschakeld op conservatie of integratie van de vondst als er al sloop- of bouwvergunningen werden afgeleverd. Groen pleit daarom voor het uitwerken van archeologisch opschortende voorwaarden voor bouwvergunningen. Tot slot heeft weinig zin om veel energie te stoppen in betere regelgeving over het bewaren en conserveren, als er niet voldoende aandacht uitgaat naar de verschillende instanties en mensen die daarvoor bevoegd zijn. Groen wil daarom een verhoging van het budget in deze instellingen. 11.3. Onroerend Erfgoed Bij het toekennen van restauratiepremies (ondermeer voor kerken), moet bekeken worden in welke mate deze gebouwen ook multifunctioneel kunnen gebruikt worden. In geval van leegstand moet de mogelijkheid bestaan deze gebouwen ook voor andere organisaties open te stellen. De provincie dient in overleg met de kerkfabrieken een inventaris op te stellen en te bekijken welke gebouwen in aanmerking komen voor reconversie. Ze kan hierin een leidende rol spelen en zo deze ruimte heroriënteren naar plaatsen voor tentoonstellingen, theater, muziek, … De provincie neemt ook intiatieven voor de bescherming van vergeten erfgoed, zoals oude militaire bunkers.
12. Onderwijs Het lokale niveau is de uitgelezen plaats om te informeren en sensibiliseren. De lokale en regionale initiatieven moeten kunnen rekenen op een belangrijke versterkende, ondersteunende en aanvullende rol van de provincie inzake onderwijs. 12.1. Garantie in wijzigende structuren Op vlak van onderwijs willen velen de rol van het provinciaal bestuur als aanbieder (of schoolbestuur) verminderen. Niettemin bieden de provincies onderwijs aan in duurdere of moeilijker organiseerbare richtingen, waarvan de vrees bestaat dat ze anders niet of niet meer zouden worden aangeboden. Op die grond heeft het provinciaal onderwijs zeker nog bestaansrecht. Het provinciaal onderwijs staat hierin immers gekend voor degelijk, kwalitatief en toegankelijk onderwijs. Groen wil deze reputatie zeker verder uitbouwen, en wil daarnaast garanties dat het personeel in het provinciaal onderwijs in wijzigende structuren haar statuut kan behouden. 12.2. Geen kerntaak, maar een recht Omdat onderwijs een fundamenteel recht is, kan het provinciebestuur zeker nog een bijdrage leveren. De provincie krijgt een ondersteunende rol zodat iedereen aan en tot dit fundamenteel recht kan komen. De provincie kan concreet een grotere rol spelen in het onderhouden en het bewaren van het patrimonium, en speelt eveneens een belangrijke rol op vlak van milieu- en natuureducatie en mondiale vorming.
18
12.3. Milieu- en natuureducatie Het provinciebestuur heeft nu al een belangrijke rol in milieu- en natuureducatie. Deze rol zal nog toenemen als de Vlaamse bezoekers- en natuur- en milieueducatiecentra aan de provincies worden overgedragen. Ook bij de uitbouw van milieuzorg op school (MOS) wil Groen dat het provinciebestuur zijn rol blijft spelen als de trekker inzake natuur- en milieueducatie, en pleit voor verdere ondersteuning. Bijvoorbeeld via een pool van gidsen kunnen ook de verenigingen, het middenveld en de gemeenten gestimuleerd en ondersteund worden. 12.4. Wereldcentrum als draaischijf voor mondiale vorming De Provincie Oost-Vlaanderen is een sterke partner inzake mondiale vorming. Het Wereldcentrum wordt het provinciaal steunpunt voor mondiale vorming in OostVlaanderen. Beleidsvoorbereiding, promotie, advies en documentatieservice, stimuleren van vorming, reflectie en theorievorming, kwaliteitszorg worden als taken vooropgesteld. Hiervoor dient het Wereldcentrum de nodige middelen en prioriteit te krijgen, zodat het verder kan groeien tot het steunpunt inzake mondiale vorming in Oost-Vlaanderen. Er moet veel aandacht gaan naar de bekendmaking, profilering en promotie van het Wereldcentrum als draaischijf en informatiecentrum voor mondiale vorming. Het Wereldcentrum kan het educatief aanbod vanuit de NGO-sector opnemen, inventariseren en promoten. Via doelgerichte communicatie krijgt de werking en de doelstelling van het centrum een breder draagvlak. Deze draagvlakversterking en verbreding is en blijft de primordiale rol van de provinciale overheid. In het kader van de interne staatshervorming dient de provincie haar rol inzake sensibilisering en educatie op te eisen.
13. Noord Zuid 1. Fair Trade Provincie Het provinciebestuur doet meer inspanningen om, zoals vele besturen nu al, het Fair Trade label te halen. Ook hierin heeft de provincie een voorbeeldfunctie, die ze tot nu te weinig ter harte heeft genomen. Hoewel de provincie in het verleden reeds enkele stappen gezet heeft om Fair Trade Provincie te worden, situeerden deze initiatieven zich vooral op het eerste criterium: het provinciebestuur. Groen pleit ervoor de provincie een versterkende en ondersteunende rol op te laten nemen naar de gemeenten rond Fair Trade. Ook de provinciale instellingen kunnen overschakelen op Fair Trade en er kan een proactieve strategie ontwikkeld worden gericht op de Oost-Vlaamse gemeentes, dat toelaat Fair Trade meer op te nemen in het lokaal Noord-Zuidbeleid. 2. Ondersteuning lokaal Noord-Zuidbeleid In september 2010 sloot de provincie een samenwerkingsakkoord met 11.11.11 om lokale besturen en actoren te ondersteunen bij de (verdere) uitbouw van het lokaal Noord-Zuidbeleid. Hiermee worden zowel lokale besturen (schepenen en ambtenaren) als lokale actoren bedoeld (GROSsen, lokale samenwerkingsverbanden, lokale werkingen NGO’s, 4de pijlerorganisaties). Dit akkoord heeft amper tijd van uitwerking
19
gekregen en moet meer gewicht krijgen binnen de voorbeeldfunctie van de provinciale overheid. 3. Werkings- & projectsubsidies De provincie biedt ondersteuning aan initiatieven die inzetten op coöperatieven, die een blijvende meerwaarde bieden aan de lokale bevolking en die hulp een structurele basis laten vinden. Op vlak van ontwikkelingssamenwerking worden enkele nog niet gerealiseerde speerpunten van Groen uit het verleden benadrukt. De norm van 0.7 % van het Bruto Nationaal Inkomen mag ambitieuzer. Het mandaat van 11.11.11 mag gehonoreerd worden door financiële tegemoetkoming. Er is ook nog steeds nood aan een duidelijker, coherenter en transparanter Noord-Zuid beleid. Dit beleid vergt een integrale aanpak van de problematiek van het Zuiden, en veronderstelt het samenwerken van NGO’s die over de deskundigheid beschikken en de lokale situatie kennen. In het ondersteunen van projecten moeten keuzes gemaakt worden. Zelfstandigheid en versterking van de eigen positie van de plaatselijke bevolking zijn belangrijke meespelende factoren in het bieden van kwalitatieve ondersteuning.
20