Procesvoorstel Veilig Thuis Rotterdam Rijnmond Rotterdam, 23 februari 2015 Aan: Door:
Algemeen bestuur Jeugdhulp Rijnmond René Meuwissen, voorzitter stuurgroep Veilig Thuis Rotterdam Rijnmond
1. Aanleiding Op 1 januari 2015 is het advies- en meldpunt van Veilig Thuis Rotterdam Rijnmond (RR) van start gegaan. In het afgelopen jaar is er op basis van de besluitvorming in februari 2014 hard gewerkt aan een integraal advies- en meldpunt voor huiselijk geweld en kindermishandeling. Dit proces heeft plaats gevonden in samenspraak met de projectgroep van Veilig Thuis RR en de gemeenteambtenaren uit de centrumregio Rotterdam, regio Maassluis, Vlaardingen en Schiedam (MVS) en de regio Zuid-Hollandse eilanden (ZHE). Conform eerder genoemde besluitvorming in februari 2014 heeft de projectgroep inmiddels de ontwikkeling 1 van de regioteams opgepakt. In deze notitie wordt de stand van zaken in het ontwikkelproces van de regioteams weergegeven. In november 2014 is in het PHO Jeugdhulp Rijnmond en AB GGD RR verzocht om de ontwikkeling van de regioteams prioriteit te geven. De stuurgroep van Veilig Thuis RR, bestaande uit de directies van de drie uitvoerende instellingen, heeft in december 2014 te kennen gegeven het proces waar mogelijk te willen versnellen en het voorstel gedaan om in maand juni 2015 te starten met de regioteams. Het feit dat organisaties samengevoegd worden en werkprocessen in elkaar worden verweven en de huidige dienstverlening gecontinueerd moet worden, vraagt om een zorgvuldig proces. Zowel voor de klant als voor de professionals. In deze notitie wordt de stand van zaken van de ontwikkeling van de regioteams weergegeven. De tussenstand is dat er op hoofdlijnen sprake is van overeenstemming over de wijze waarop de integrale regioteams binnen de verschillende regio’s vorm zullen moeten krijgen. Hierbij is echter geconstateerd dat er mogelijk een risico bestaat ten aanzien van de uitvoering van de wettelijke taak, integraal onderzoek, die belegd is in de regioteams. Deze taak werd eerder binnen het AMK wel uitgevoerd , maar is in het kader van huiselijk geweld een nieuwe taak. In deze notitie wordt dit vraagstuk toegelicht en wordt een procesvoorstel gedaan voor de bestuurlijke besluitvorming inzake de regioteams.
2. Projectplan in concept Voor de vorming en inrichting van de regioteams is een concept projectplan op hoofdlijnen geschreven, dat voortvloeit uit het businessplan van Veilig Thuis RR (vastgesteld op 13 november 2014). In de ontwikkeling van Veilig Thuis RR en de regioteams is het van belang dat Veilig Thuis herkenbaar is als één organisatie, maar ook lokale kleuren kent. In het projectplan wordt beschreven aan welke minimumeisen de regioteams moeten voldoen op basis van de wettelijke taken en het landelijk handelingsprotocol. Een belangrijke eis is dat het primaire proces van de regioteams uniform is. Gelijkwaardige behandeling van de klant en een herkenbare gemeenschappelijke werkwijze in de regioteams is noodzakelijk. Daarnaast worden de gemeentelijke wensen ten aanzien van lokale kleur meegenomen. Op dit moment is er met de gemeenten in concept op hoofdlijnen overeenstemming over de procesmatige modellen voor de integrale aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling in de regio’s. Binnen elk van de regio’s kan worden gewerkt volgens een aan de situatie aangepast model waarmee wordt voldaan aan de eisen van de wet, de lokale kleur herkenbaar is en waarmee uitgangspunten geformuleerd zijn om de verbinding tussen advies- en meldpunt, de regioteams en het lokale veld van de gemeenten te kunnen maken.
1
Vanuit verschillende gemeenten is de voorkeur uitgesproken om de functienaam van gebiedsteams te vervangen voor regioteams.
1
3. Integrale aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling Op interactieve wijze is tussen de projectgroep van Veilig Thuis RR en de 15 gemeenten geïnventariseerd wat de wensen, mogelijkheden en aandachtspunten in de ontwikkeling van de regioteams zijn. Deze inventarisatie is door middel van uitwisselingsbijeenkomsten per regio gedaan. Leden van de projectgroep en gemeenteambtenaren op de portefeuilles huiselijk geweld, jeugd en/of volksgezondheid hebben tijdens de bijeenkomsten kennis gedeeld en aandachtspunten besproken in de aansluiting van de regioteams van Veilig Thuis RR met het lokale veld. Daarnaast is naar elke gemeente een vragenlijst verstuurd met vragen over de lokale zorgstructuur en aanpak voor huiselijk geweld en kindermishandeling. De uitkomsten hebben geleid tot een uiteenzetting op hoofdlijnen en uitgangspunten voor een integrale aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling per regio en op basis daarvan is per regio een procesmatig model gemaakt. Dit is volledig verwerkt in het projectplan voor de regioteams. Hieronder is een samenvatting met de belangrijkste punten weergegeven. Voor de integrale aanpak voor huiselijk geweld en kindermishandeling heeft de projectgroep van Veilig Thuis RR een algemeen procesmatig model geschetst.
De verantwoordelijkheden en taken zijn op hoofdlijnen verdeeld over drie disciplines. Bij het advies- en meldpunt komen alle meldingen, zorgsignalen en adviesvragen met betrekking tot huiselijk geweld en kindermishandeling binnen. Meldingen worden beoordeeld en indien nodig vindt daar triage op plaats waarbij de aard en ernst van de problematiek wordt bepaald. Casuïstiek waar direct hulp voor ingezet kan worden (zonder dat diepgaand onderzoek nodig is) en ondersteuningstrajecten die lokaal opgepakt kunnen worden, worden doorgezet naar het lokale veld, waar de verantwoordelijkheid voor hulpverlening en casusregie is belegd. Indien diepgaand onderzoek nodig is, wordt de melding doorgezet naar het regioteam. Dit geldt ook voor bepaalde ondersteuningstrajecten waar de expertise en deskundigheid van het regioteam voor nodig is. Algemene uitgangspunten:
In de integrale aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling zijn Veilig Thuis RR en het lokale veld complementair aan elkaar; (Wettelijke) Taken en verantwoordelijkheden zijn per discipline in de aanpak verdeeld; Veiligheid staat voorop: waar hulp ingezet moet worden om (acute) veiligheid te bewerkstelligen wordt zo snel mogelijk samengewerkt met het lokale veld; Het lokale veld kan een beroep doen op de expertise en deskundigheid van de regioteams voor overleg en bepaalde vormen van ondersteuning;
2
Procesregie (of zorgcoördinatie) is een taak van Veilig Thuis RR, maar kan ook van gemeenten zijn; afhankelijk van de lokale zorgstructuur wordt de invulling van de procesregietaak per regioteam bepaald.
3.1. Integrale aanpak per regio Tijdens de uitwisselingsbijeenkomsten is opgevallen dat een zorgvuldige aansluiting van Veilig Thuis RR, specifiek de regioteams met het lokale veld een gemeenschappelijke behoefte is. De uitgangspunten ten aanzien van deze aansluiting zijn overeenkomstig. Specifieke (aanvullende) uitgangspunten per regio leiden daarnaast wel tot verschillen in de procesmatige inrichting van Veilig Thuis RR. Daarmee wordt in feite ook de lokale kleur per regio zichtbaar. Regio MVS De integrale aanpak voor huiselijk geweld en kindermishandeling ziet er in de regio MVS als volgt uit:
Het procesmatige model van MVS wijkt op een aantal specifieke punten af van het basismodel. De huidige aanpak voor huiselijk geweld is namelijk volledig geborgd binnen het SHG en voor deze regio geldt dat dat met de integratie zo blijft. Voor de regio MVS gelden de volgende specifieke uitgangspunten in de integrale aanpak:
Casuïstiek die vraagt om opvolging (dus los van eenmalige en anonieme adviezen), vindt altijd plaats in het regioteam. Vanuit het advies- en meldpunt worden meldingen niet lokaal doorgezet; Vanuit het regioteam vindt procesregie inclusief monitoring op casuïstiek plaats. Lokaal wordt geen procesregie of zorgcoördinatie uitgevoerd; De aanpak voor een (gezins)systeem wordt geïnitieerd door het regioteam. Het lokale veld wordt door het regioteam betrokken. De procesregisseur vraagt hiervoor de noodzakelijke lokale en regionale partijen en organiseert een ketenoverleg; De procesregisseur wijst de casusregisseur aan, als dat nodig is.
3
Regio ZHE De integrale aanpak voor huiselijk geweld en kindermishandeling ziet er in de regio ZHE als volgt uit:
Het procesmatige model voor de ZHE wijkt weinig af van het basismodel voor de integrale aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Het verschil is dat zorgcoördinatie lokaal is belegd. Voor de gemeenten geldt dat deze taak behouden blijft. Meldingen die van het advies- en meldpunt na triage direct overgedragen worden aan het lokale veld kunnen (en in veel gevallen zullen) onder de lokale zorgcoördinatie terechtkomen. Op meldingen die van het advies- en meldpunt doorgezet worden naar het regioteam voor een ondersteuningstraject of diepgaand onderzoek wordt in principe procesregie gevoerd vanuit het regioteam. Voor de regio ZHE gelden de volgende specifieke uitgangspunten in de integrale aanpak voor huiselijk geweld en kindermishandeling:
In de gemeenten van de ZHE zijn er zorgcoördinatoren (in sommige gemeenten ook procesregisseurs genoemd) werkzaam. Het uitgangspunt is dat zij onderdeel blijven van de lokale structuur en onder de eigen gemeentelijke verantwoordelijkheid vallen danwel komen te vallen. Taken en verantwoordelijkheden tussen het regioteam en het lokale veld, specifiek de zorgcoördinatoren/procesregisseurs, moeten helder verdeeld zijn; wie is van wat en waarvoor verantwoordelijk? Goede samenwerking, uitwisseling en zorgvuldige afstemming tussen het regioteam en het lokale veld is van belang.
4
Centrumregio Rotterdam De integrale aanpak voor huiselijk geweld en kindermishandeling ziet er in centrumregio Rotterdam als volgt uit:
In de procesmatige inrichting is sprake van hetzelfde verschil als bij de ZHE in vergelijking tot het basismodel voor de integrale aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Ook hier is de functie van zorgcoördinatie lokaal belegd. De schilgemeenten van centrumregio Rotterdam voeren namelijk deze functie zelf uit. Deze situatie geldt echter niet voor gemeente Rotterdam. In Rotterdam wordt namelijk niet de functie van lokale zorgcoördinatie op casuïstiek voor huiselijk geweld en kindermishandeling uitgevoerd. Meldingen die van het advies- en meldpunt na triage direct overgedragen worden aan het lokale veld, worden overgedragen aan een casusregisseur van een wijkteam. Indien nodig wordt vanuit het regioteam van Veilig Thuis RR monitoring uitgevoerd op de casus (maatwerk). Meldingen die de gemeente Rotterdam betreffen en die van het advies- en meldpunt direct doorgezet worden naar het regioteam voor een ondersteuningstraject of diepgaand onderzoek, wordt procesregie gevoerd vanuit het regioteam.
In de lokale aanpak is kennis van en expertise op het gebied van kindermishandeling en huiselijk geweld van belang. De mate waarin de kennis van kindermishandeling is geborgd binnen de gemeenten geborgd, verschilt; In de schilgemeenten heeft de LTHG-coördinator een regisserende en bewakende functie, die behouden blijft en onder de eigen gemeentelijke verantwoordelijkheid blijft vallen; De verbinding en samenwerking tussen het regioteam en de lokale structuur moet zorgvuldig georganiseerd worden.
3.2.Conclusie Binnen de geschetste scenario’s is het gelukt de verbinding tussen Veilig Thuis RR en het lokale veld goed in te richten. Hierbij is rekening gehouden met de specifieke wensen van de verschillende gemeenten en de borging van de wettelijke taken. De verschillen in de procesmatige inrichting van de integrale aanpak voor huiselijk geweld en kindermishandeling laten zien op welke punten de lokale kleur per regio aangebracht kan worden. Dit geldt voor de invulling van de procesregietaak/zorgcoördinatie, de wijze van samenwerking (tussen het regioteam en het lokale veld en het bieden van ondersteuning (en voorlichting) op basis van deskundigheid en expertise vanuit het regioteam aan het lokale veld. 5
4. Integrale onderzoeksfunctie In de inrichting van de regioteams heeft zich een vraagstuk aangediend dat ook op ambtelijk niveau is besproken. Op basis van de besluiten in het businessplan 3.0 en de wettelijke taken behoren een aantal functies tot de regioteams. Dit zijn: casemanagement tijdelijk huisverbod, de advies- en ondersteuningsfunctie (aan professional en burger), de onderzoeksfunctie (voor veiligheidsproblematiek) en monitoring. Dit vraagt om deskundigheid van verschillende professionals op vier verschillende terreinen. Dit wordt weergegeven in figuur 1. Daarnaast is op basis van de huidige capaciteit ingevuld hoe de bezetting per regioteam is verdeeld, figuur 2.
Figuur 2.
Figuur 1.
Binnen de centrumregio Rotterdam en de regio ZHE lijkt er op dit moment een capaciteitsvraagstuk te liggen op het gebied van (kennis over) huiselijk geweld binnen het regioteam. De volledige capaciteit van het ASHG Rotterdam en de ZHE is namelijk overgegaan naar het advies- en meldpunt, waarbij de ZHE op voorhand gebruik hebben gemaakt van de te verwachten efficiëntieslag op het ASHG. Deze keuze is gemaakt omdat de ‘oude taken’ van het ASHG volledig zijn geborgd binnen het advies- en meldpunt. De taken op het gebied van huiselijk geweld (ondersteuning en onderzoek) binnen het regioteam zijn echter nieuwe taken voor het ASHGdeel binnen Veilig Thuis. Bovenstaande lijkt op voorhand niet te gelden voor de regio MVS. In deze regio is de volledige aanpak huiselijk geweld namelijk geborgd in het SHG (er is geen onderscheid gemaakt in (A)SHG en LTHG). Onderdelen van de onderzoeksfunctie waren al ingevlochten in het brede bovenwettelijke takenpakket. Het is de veronderstelling dat de nieuwe onderzoeksfunctie goed ingepast kan worden met de integratie van het AMK en het SHG in MVS. De optie om de regioteams van centrumregio Rotterdam en de ZHE op eenzelfde wijze in te richten is niet mogelijk voor deze regio’s, aangezien de volledige bezetting van het SHG is overgegaan naar het advies- en meldpunt Veilig Thuis. Voor alle drie de regio’s geldt dat er nu nog niet exact duidelijk is wat de benodigde capaciteit moet zijn voor de (nieuwe) taken van de regioteams op het gebied van huiselijk geweld. Het is onduidelijk in hoeverre met de bestaande capaciteit de taken volbracht kunnen worden. Hiervoor is nadere verkenning van de onderzoeksfunctie (door mensen uit het werkveld) nodig. Het voorstel is om een beleidsmatige verkenning te verrichten om zicht te krijgen op het aantal onderzoeken dat de regioteams moeten uitvoeren en de gemiddelde duur van een integraal onderzoek. Op basis van de bestaande capaciteit kan vervolgens (bij benadering) berekend worden of en zo ja, hoeveel capaciteit nodig is. Voor de beleidsmatige verkenning worden de volgende activiteiten uitgevoerd:
Documentanalyse primair proces AMK: Hoe is de situatie van het AMK. Ofwel, wat is de verhouding van het aantal adviesvragen, zorgsignalen en meldingen versus het aantal onderzoeken wat daarop volgt? Welke taken worden verricht binnen de onderzoeksfunctie?
6
Benchmarking: best practices: Er wordt nader verkend hoe in verschillende regio’s in het land wordt omgegaan met de integrale onderzoeksfunctie voor huiselijk geweld casuïstiek.
Steekproef: Er wordt een steekproef in de ZHE van 100 cases gedaan, die beoordeeld worden op de nieuwe criteria voor integraal onderzoek. De steekproef wordt samen met uitvoerend deskundigen (van het advies- en meldpunt Veilig Thuis en LTHG-coördinatoren) verricht. De onderzoekspopulatie van de ZHE is relatief klein zodat het mogelijk is een representatieve steekproef te verrichten.
Focusgroepen AMK en ASHG: Beoordeling van de verwachte onderzoeksduur voor specifiek huiselijk geweld casuïstiek en kindermishandeling casuïstiek. De twee focusgroepen bestaan uit uitvoerend deskundigen binnen het werkveld.
5. Procesvoorstel Besluitvorming projectplan De inhoudelijke inrichting van de regioteams en het organiseren van de verbinding tussen de regioteams en het lokale veld is reeds behandeld en verwerkt in het projectplan. Hiervan is een samenvatting gegeven in deze notitie. De uitkomst van de beleidsmatige verkenning zal medio maart 2015 opgeleverd worden en verwerkt worden in het definitieve projectplan voor de regioteams. Daarnaast zal de stuurgroep op korte termijn besluiten nemen ten aanzien van de organisatorische inrichting van de regioteams. Dit betreft de wijze van implementatie, aansturing en huisvesting. Deze besluitstukken worden opgenomen in het definitieve projectplan voor de regioteams. Het projectplan wordt vervolgens ter besluitvorming voorgelegd aan het AB Jeugdhulp Rijnmond van 23 april 2015. Concrete uitwerking en start regioteams Wanneer op 23 april 2015 sprake is van bestuurlijk commitment op het projectplan, kan Veilig Thuis aan de slag met de concrete uitwerking van de regioteams. Onder andere moeten medewerkers verdeeld worden over de regioteams en het primaire werkproces zal uitgewerkt moeten worden in concrete werkinstructies. Daarnaast wordt in dit proces, eveneens als in het voortraject van het projectplan, de samenwerking met de gemeenteambtenaren opgezocht. Maar ook worden de professionals van Veilig Thuis en de lokale regisseurs, zorgcoördinatoren en professionals die zich bezighouden met huiselijk geweld en kindermishandeling betrokken. Gezamenlijk zal per regio de aansluiting en samenwerkingsafspraken georganiseerd moeten worden. Hiervoor wordt per regio een aparte werkgroep ingericht. De centrale afspraken en kaders, die zijn vastgesteld in het projectplan voor de regioteams, dienen als basis voor de werkgroepen. Aansluiting Jeugdbeschermingsplein (JB-plein) en Veiligheidshuis De samenwerking met de JB-pleinen en het Veiligheidshuis en de huidige inzet door respectievelijk het voormalig AMK (op de JB-pleinen) en het voormalig (A)SHG (in de casusoverleggen van het Veiligheidshuis) wordt gecontinueerd. Vanuit expertise wordt deelgenomen aan de overleggen, casuïstiek wordt door de organisaties aangemeld (voor bijvoorbeeld een drang-traject of een melding bij de Raad voor de Kinderbescherming) en casuïstiek kan door Veilig Thuis in behandeling worden genomen. De huidige situatie wordt gecontinueerd totdat de visie van Veilig Thuis op een integrale samenwerking en deelname aan de overleggen is uitgewerkt. Centrale thema’s (door)ontwikkeling Veilig Thuis Naast de inhoudelijke en organisatorische inrichting en vormgeving van de regioteams, spelen er nog een aantal belangrijke centrale thema’s een rol in de ontwikkeling van Veilig Thuis in z’n algemeenheid en voor de regioteams in het bijzonder. 7
In de eerste plaats is de verbinding met (netwerk)organisaties zoals het Veiligheidshuis, de jeugdbeschermingspleinen en de gecertificeerde instellingen van belang. Ook hierin is het belangrijk dat Veilig Thuis RR als één herkenbare organisatie optreedt. De verhouding tussen Veilig Thuis RR en deze (netwerk)organisaties vraagt enerzijds om gedegen visievorming vanuit de organisatie en anderzijds om een goede afstemming met de regionale wensen en aansluitingsmogelijkheden. In de tweede plaats geldt voor Veilig Thuis RR dat er een systeem van kwaliteit en monitoring (prestatie- indicatoren) ontwikkeld moet worden. Landelijke normen zijn hier bepalend in. Daarnaast is ook sprake van regionale en gemeentelijke maatschappelijke doelstellingen. De regiovisies van de centrumgemeenten spelen hierin een belangrijke rol. In de derde plaats is de voorlichtingstaak een belangrijk centraal thema. Zowel centraal als per regio heeft Veilig Thuis hierin een verantwoordelijkheid in. Er moet op beide niveaus afgestemd worden wat Veilig Thuis hierin kan en zal bieden.
6. Planning Onderwerp
Wanneer
Uitkomst beleidsmatige verkenning
Medio maart 2015
Besluitvorming projectplan regioteams Veilig Thuis RR
AB Jeugd 23 april 2015
Uitwerking projectplan
April / juni 2015
Start regioteams
Juni 2015
Uitwerking centrale thema’s
2 helft 2015
Evaluatie samenwerkingsverband Veilig Thuis RR
November / december 2015
Besluitvorming positionering en organisatievorm Veilig Thuis
1 kwartaal 2016
e
e
8