Polarisatie & Radicalisering in Kaag & Braassem
een analyse van risico’s en kansen
Stichting Meander, mei 2009
COLOFON Titel:
Polarisatie & Radicalisering in Kaag & Braassem, een analyse van risico`s en kansen.
Stichting Meander is een Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling. Zij is actief op het gebied van diversiteit en multiculturele vraagstukken. Meander bevordert de integratie en de participatie van migranten in de samenleving en begeleidt organisaties die ruimte willen maken voor culturele verscheidenheid in eigen huis. Zij werkt in de regio’s Zuid-Holland -Noord en –Oost en Haaglanden, waarbinnen de steden Den Haag, Zoetermeer, Leiden, Alphen a/d Rijn en Gouda vallen.
Stichting Meander, Postbus 570, 2400 AN Alphen a/d Rijn 0172-495141
[email protected] www.stmeander.nl
Deze publicatie is mede mogelijk gemaakt door financiering van
2
Inhoudsopgave 1. Inleiding................................................................................................................. 4 1.1. Begripsbepaling ............................................................................................... 5 1.2. Instrumenten .................................................................................................... 5 2. De dorpsgemeenschappen.................................................................................. 6 2.1. Roelofarendsveen: ........................................................................................... 6 2.2. Hoogmade ....................................................................................................... 8 2.3. Leimuiden ........................................................................................................ 9 2.4. Overige kernen................................................................................................. 9 3. Jongeren ............................................................................................................. 10 3.1. Jeugdsociëteiten ............................................................................................ 11 3.2. Gezinsproblemen ........................................................................................... 13 3.3. Risicogroepen en –factoren ........................................................................... 14 4. Bewoners met een migratieachtergrond .......................................................... 16 4.1. Ervaren overlast en pestgedrag ..................................................................... 18 5. Beschermende factoren en bestaande preventieve activiteiten .................... 19 6. Lessen uit ervaringen elders in het land .......................................................... 20 7. Samenvattend ..................................................................................................... 21 8. Aanbevelingen .................................................................................................... 22 8.1. Aanbevelingen voor lokaal beleid Kaag & Braassem..................................... 25 Interviews en groepsgesprekken .......................................................................... 29 Geraadpleegde documenten ................................................................................. 30
3
1. Inleiding In 2005 vond in Roelofarendsveen een ernstig incident plaats. Voortdurende pesterijen door enkele jongeren liepen uit op brandstichting bij een vluchtelingengezin. Sindsdien staat polarisatie & radicalisering in de gemeente die sinds kort Kaag & Braassem heet, op de agenda. Er is in de afgelopen jaren in reactie hierop veel gebeurd. Er vond een multicultureel festival plaats, bewoners met een migrantenachtergrond organiseerden zich in een platform, politie, jongerenwerkers en gemeenteambtenaren volgden een training. Vervolgens vroeg de gemeente Meander een voorstel te ontwikkelen voor een meer structurele aanpak van deze problematiek. Een strategische aanpak op lange termijn vergt eerst een risico - en kansenanalyse van de huidige situatie. Hiervoor is het nodig de bestaande situatie op verschillende niveaus in kaart te brengen. Zo kan een helder beeld worden verkregen van de situatie in de gemeente: in hoeverre is er sprake van polarisatie en radicalisering? Wat wordt er al tegen gedaan? Welke ontwikkelingen duiden op risico’s in die richting of juist op mogelijkheden om risico’s te voorkomen? Dit zijn vragen waarop dit rapport een antwoord probeert te geven. Deze analyse onderscheidt drie niveaus. In de eerste plaats de dorpskernen1. Niet iedere kern is hetzelfde. De volgende vragen worden gesteld: In hoeverre spelen de thema’s polarisatie en radicalisering in de kernen? Op welke kernen zou ingezet moeten worden? Hoe is de verhouding tussen de kernen onderling? Gaat het om gemeenschappen die van oudsher open of gesloten zijn naar de buitenwereld toe? Welke rol spelen verschillen in geloofsrichting tussen katholieken en protestanten? Op de tweede plaats zijn er de verschillende doelgroepen: jeugd, ouders, professionals, bewoners met en zonder migratieachtergrond. Binnen de jeugd kunnen subgroepen onderscheiden worden. Onder welke groepen is er sprake van polarisatie en/of radicalisering? Waar liggen tegenstellingen en waar bindingen tussen groepen? Welke instellingen/ organisaties hebben contact met de groepen jongeren? Wie zijn hun ouders en waar zijn zij op aanspreekbaar? Ervaren zij problemen met hun kinderen thuis, zo ja welke en hoe gaan zij daarmee om? Zijn professionals met het thema bezig en op welke manier? Welke instellingen dienen bij het preventief beleid voor de langere termijn betrokken te worden; bijvoorbeeld het onderwijs, de kerk, de politie, het verenigingsleven en vrouwenorganisaties. Ten slotte is er het niveau van de vindplaatsen. Voor jongeren zijn de belangrijkste plaatsen thuis, de school, het verenigingsleven en de straat. Waar komen de verschillende groepen jongeren? Wie kan op welke vindplaats invloed uitoefenen? Uiteindelijk moet het resultaat een totaalplaatje opleveren waaruit niet alleen de risico’s maar ook de kansen gedestilleerd kunnen worden voor een ontwerp van een strategische aanpak voor de lange termijn.
1
Kaag & Braassem bestaat uit Roelofarendsveen, Oude Wetering, Nieuwe Wetering, Rijpwetering, Oud Ade, de Kaag, Leimuiden, Hoogmade, Rijnsaterwoude, Woubrugge en Bilderdam.
4
1.1. Begripsbepaling Onder radicalisering wordt het actief nastreven en/of steunen van maatschappelijke veranderingen verstaan die zodanig diep ingrijpen in de samenleving dat dit een gevaar oplevert voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde, mogelijk met behulp van ondemocratische middelen. In dit geval gaat het om radicalisering in rechts-extreme richting. Onder polarisatie wordt de verscherping van tegenstellingen tussen groepen in de samenleving verstaan die (mogelijk) resulteren in toenemende spanningen tussen deze groepen langs etnische, religieuze of politieke lijnen. Polarisatie kan radicalisering in de hand werken en een bedreiging vormen voor de sociale cohesie.
1.2. Instrumenten Er is een vragenlijst ontworpen, sleutelpersonen zijn geïnterviewd en beleidsnota’s en literatuur geraadpleegd op zoek naar informatie over de plaatselijke situatie en ervaringen met het vraagstuk elders in het land. Er is gesproken met contactpersonen van de kerken, het onderwijs, de politie, jongeren en jongerenwerkers, het opvoedbureau, gemeenteambtenaren, het Allochtonenplatform en Vluchtelingenwerk. Tijdens deze gesprekken kwamen de volgende onderwerpen aan de orde: • • • • • • • • • •
het sociaal-culturele karakter van de gemeenschappen; de verhouding tussen de dorpskernen binnen de gemeente; subgroepen binnen de jeugd en onderlinge verhoudingen; voorzieningen voor jongeren; thuissituatie van jongeren; risicogroepen en risicofactoren; uitingen van rechts-radicalisme in woord en gedrag; factoren die beschermend werken; beleid en activiteiten van instellingen; suggesties van de geïnterviewden voor oplossingen voor knelpunten.
In vervolg op de individuele interviews zijn twee groepsgesprekken georganiseerd (d.d. 4 april 2009) waar conclusies en aanbevelingen zijn besproken. Met uitzondering van één actieve bewoner gaven alle personen en instellingen die benaderd zijn, hun actieve medewerking aan dit project.
5
2. De dorpsgemeenschappen 2.1. Roelofarendsveen: ‘Roelofarendsveen is de hele wereld’ In het boekje Van wie ben jaai dur ein? Roelofarendsveen, een dorp in beweging, geeft de schrijver Dennis Olyerhoek, zelf afkomstig uit Roelofarendsveen, een schets van de dorpsgemeenschap. Hij noemt de volgende elementen van de Veense way of life: -
Plat taalgebruik; Hard en lang werken zonder te zeuren; Sarcasme en zelfspot in gesprekken; Stevig alcoholgebruik; Zelfredzaamheid en ondernemerschap; Trots op het dorp.
De bewoners hebben een sterke band met hun woonplaats die vaak ook hun geboorteplaats is. Er worden drie groepen onderscheiden: Een kerngroep, de echte ‘Veenders’ van geboorte; Een tussengroep; zij zijn door huwelijk in het dorp komen wonen; De buitenstaanders; zij wonen wel in het dorp maar horen er niet echt bij; zij worden wel aangeduid onder de noemer ‘import’. De gemeenschap wordt volgens Olyerhoek bijeengehouden door: • traditionele economische onderlinge afhankelijkheid; werkgevers en werknemers woonden samen in hetzelfde dorp, zelfstandigen waren gewend elkaar in drukke tijden te helpen. Dit soort afhankelijkheid vermindert, zeker nu de basis ervan - de tuinbouw - aan erosie onderhevig is; • sterk verweven familiestructuren; • een goed ontwikkeld en actief kerkelijk - en verenigingsleven: cultuur, sport (voetbal) , dorpsevenementen zoals de kermisweek, de corso; • ‘een verbeelde gemeenschap met een vleugje nostalgie’: een sterk collectief, historisch bewustzijn over aard en emotioneel belang van de traditionele dorpsgemeenschap; • gedeelde taboes en een roddelcultuur; Afhankelijk zijn en je zwakte tonen, dat hoor je niet te doen; daarmee samenhangend, is ‘de vuile was buitenhangen’ ook uit den boze. Door nieuwbouw zal het dorp in de komende jaren snel en sterk groeien. Er zullen veel bewoners van buiten instromen, van Nederlandse en niet-Nederlandse afkomst. Het geplande nieuwe woongebied Braassemerland wordt geleidelijk vanaf heden tot 2022 gerealiseerd. Er worden circa 2250 nieuwe woningen gebouwd. Het aanbod zal variëren: 30 % sociale sector, 30 % middensegment en 40 % dure woningen. Daarnaast worden voorzieningen gerealiseerd op het gebied van onderwijs en zorg: een brede school met basisscholen, opvangvoorzieningen, een sporthal,
6
zorgwoningen en een gezondheidscentrum (www.Braasemerland.nl) . Over deze veranderingen die naar verwachting veel impact zullen hebben, wordt in Roelofarendsveen druk gesproken. Men wil graag meer mogelijkheden voor de bewoners maar er bestaat huiver voor de toestroom van mensen van buiten. De komst van bewoners met een migratieachtergrond is in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw lang tegengehouden. Wie toch kwam, werd meestal gehuisvest in Oude Wetering. Nu zijn de twee gemeentes aan elkaar gegroeid en vormen steeds meer één geheel. Destijds was dat veel minder het geval. De kinderen gingen bijvoorbeeld naar protestants-christelijke scholen in het dorp en niet naar de katholieke Veense scholen. De afgelopen jaren worden duidelijk gekenmerkt door een ontwikkeling naar een gemeenschap met lichtere banden en meer openheid naar de buitenwereld. Dit proces is onomkeerbaar, maar kan betekenen dat de strijd voor het behoud van de lokale identiteit scherpere kanten aanneemt. Dit veranderingsproces concretiseert zich het duidelijkst in de sterke groei van het dorp door het project Braassemerland. Olyerhoek schetst in zijn boekje een specifiek portret van Roelofarendsveen. Dit beeld gaat niet op alle fronten op voor de andere kernen, maar in de grote lijnen bestaan er overeenkomsten. Alle kernen worden van oudsher bewoond door betrekkelijk gesloten gemeenschappen. De mensen identificeren zich vooral met het dorp en (nog) niet met de steeds groter wordende gemeente. Van oudsher bestaat er zelfs onderlinge animositeit bijvoorbeeld tussen Leimuiden en Roelofarendsveen. ‘Als je uit Leimuiden komt deug je niet’, vinden ze vaak in Roelofarendsveen. Het is de andere kant van het water, de Braassemermeer, maar ook de andere kant voor wat het geloof betreft: van oudsher is Roelofarendsveen katholiek en Leimuiden veel meer streng protestants-christelijk. Er woonden wel katholieken maar dit was een minderheid en die ging een stuk verderop naar de kerk. Deze katholieke kerk met een regionale functie bevindt zich tussen de twee dorpen Leimuiden en Rijnsaterwoude in. De traditionele verzuiling werkt tot op de dag van vandaag door. Als protestant ging je naar een protestantse bakker en als katholiek naar een katholieke. Er bestaat ook een geografisch bepaalde oriëntatie op de bredere buitenwereld: Roelofarendsveen en Woubrugge zijn gericht op Leiden, Leimuiden is gericht op Alphen. Vanaf de jaren zeventig vervagen de tegenstellingen op het gebied van geloof. Maar de oude (dorps)tegenstellingen duren deels voort: het is geen uitzondering als een voetbaltoernooi tussen de scholen uitloopt in een vechtpartij. Sommige kernen kennen een grotere geslotenheid dan andere: door ‘import’ neemt de openheid mondjesmaat toe. Het onderzoek geeft het volgende beeld van deze geslotenheid en de betekenis daarvan voor de integratie van nieuwkomers. Bij de dorpsgemeenschap ontbreekt veelal het besef dat integratie een tweezijdig proces is. De verantwoordelijkheid voor integratie van nieuwkomers – met of zonder migratieachtergrond - wordt door de gemeenschap eenzijdig bij de nieuwkomers zelf gelegd. Zij kunnen proberen te integreren door deel te nemen aan het sociaalculturele leven, tijdens de kermis, op koninginnedag en tijdens dorpsfeesten, of door lid te worden van verenigingen en clubs. Maar echte dorpelingen worden ze nooit. Als nieuwkomers teveel ‘afwijken’, worden zij meestal niet geaccepteerd. Dit is bij
7
bewoners met een migratieachtergrond vaker het geval dan bij ‘import’ van autochtone bewoners uit de regio. Vanaf een jaar of twaalf doen kinderen actief mee aan dit proces van uitsluiting. ‘Import’ uit den vreemde wordt het extra moeilijk gemaakt. De inschatting van ernst en zwaarte van de problematiek varieert per geïnterviewde. Maar bijna unaniem bevestigen de geïnterviewden dat ‘vreemdelingen’ niet geaccepteerd worden en erkennen de problemen die er uit voortvloeien, zoals afkeer dat zich uit in pestgedrag. Het meest uitgesproken gaat dit beeld op voor Roelofarendsveen. Leimuiden is van oudsher wat opener naar de buitenwereld. Maar dit neemt niet weg dat er ook hier problemen zijn met de acceptatie van nieuwkomers. Problemen met acceptatie spelen ook in Hoogmade. In de andere kleinere kernen speelt deze problematiek veel minder. Maar in deze dorpen wonen niet of nauwelijks bewoners van niet-Nederlandse komaf.
2.2. Hoogmade: “Als je je best doet en wit bent, kun je je plek vinden.” Neem bijvoorbeeld Hoogmade. Ter Does is er de enige basisschool. Het is een volledig ‘witte’ school. Het gemeenschapsgevoel in Hoogmade is heel sterk. ’Wij’, dat zijn de families die van oorsprong uit Hoogmade komen. Het is lastig voor nieuwkomers om er tussen te komen, je moet wel erg je best doen. Verschillende groepen binnen Hoogmade gaan prima met elkaar om, mits de verschillen klein blijven. Als deze groter worden, teveel afwijken van de ‘standaard’, komt een proces van uitsluiting op gang, vooral bij jongeren. Standaard is: autochtone Nederlander zijn, afkomstig zijn uit een arbeidersmilieu en geen beperkingen hebben. Het is wel beter dan vroeger. De laatste jaren is er door nieuwbouw veel ’ import’ in Hoogmade gekomen. Hierdoor is de houding iets opener geworden. Over het algemeen kan men spreken van een erg gesloten gemeenschap. Het katholieke geloof speelt een belangrijke rol. Hoewel het aantal kerkgangers afneemt, gaat nog ongeveer 50% van de leerlingen ‘naar de traditionele eerste communie’. Er is geen sprake van spanningen tussen de verschillende christelijke geloofsrichtingen: ‘Als je je best doet en wit bent, kun je je plek vinden.’ Voor anderen geldt dit veel minder. Er woonde bijvoorbeeld een Afghaans gezin in Hoogmade, ze deden erg hun best om erbij te horen. Ze deden mee aan activiteiten, ook aan kerkelijke, en waren lid van verenigingen, toch werden zij niet geaccepteerd en zelfs getreiterd. Er zijn ruiten ingegooid en verf in de tuin. De kinderen werden gepest vanwege andere eetgewoonten. Politie en Jeugdzorg zijn ingeschakeld, maar het mocht niet baten. Het gezin is na een paar jaar gedesillusioneerd vertrokken. Niet zo lang geleden zijn er in het dorp een aantal zorgwoningen betrokken door geestelijk en lichamelijk gehandicapten. De acceptatie van deze mensen komt op gang. De school heeft bewust een bewoner van een zorgwoning werk op school aangeboden om zo leerlingen al op jonge leeftijd vertrouwd te maken met ‘anderen’.
8
2.3. Leimuiden: ‘een dorp met stadsproblemen’ Leimuiden is van oorsprong een agrarisch dorp dat door ‘import’ groot is geworden. Vlak na de Tweede Wereldoorlog zorgde vooral de komst van de busmaatschappij en de bijbehorende bedrijfswoningen voor een golf nieuwe bewoners. Later kwamen er meer luxe woningen en daarmee inwoners met een hoger inkomen. De verschillende bewonersgroepen leven veelal langs elkaar. De luxe Merenwijk bijvoorbeeld staat voor een groot deel los van de Leimuidense samenleving. De bewoners van deze wijk doen zelfs hun dagelijkse boodschappen buiten het dorp. Ondanks het feit dat veel mensen in het dorp wonen en werken, ademt het de sfeer van een forensendorp zoals men dat ook wel aantreft in vinexwijken. Leimuiden is bij uitstek een arbeidersdorp. Sociale achterstand en zelfs armoede komen voor in de oudere dorpsdelen. Voorzover Leimuiden rijkere inwoners kent, gaat het vooral om ondernemers; onder hen bevinden zich weinig intellectuelen en weinig hoogopgeleiden. De sociale cohesie is er beduidend minder dan in Roelofarendsveen. Het gemeenschapsgevoel is wel aanwezig maar in kleiner, georganiseerd verband, zoals rond de kerk en bij de voetbalvereniging. Er is niet zozeer sprake van een breed gedragen dorpsgevoel. ‘Hier slaat al snel de vlam in de pan, mensen hebben een beperkt wereldbeeld, benauwd. Er heerst een behoorlijke afkeer ten opzichte van alles wat anders is’. Naast het algemene beeld van oppervlakkigheid en weinig ruimte voor begrip voor anderen, geldt specifiek voor jongeren een scheiding tussen hoog en laag opgeleide jeugd. De meer hoog opgeleide jongeren hebben snel vrienden buiten het dorp. Geloofsrichting is geen bijzonder onderscheidende factor. Er heerst over het algemeen een christelijke cultuur die zich niet zozeer uit in kerkbezoek maar wel in het volgen van christelijk onderwijs. Er is traditioneel een actief verenigingsleven waar jongeren evenveel aan mee doen als volwassenen. Bij een vaste kern van 20 jongeren, met een groep van 50 tot 100 jongeren eromheen worden de meeste problemen gesignaleerd. Deze groep zou vatbaar kunnen zijn voor radicalisering. Zij komen samen in de Cube (zie onder 3.). Daarnaast kent het dorp een algemenere sociale problematiek die zowel jongeren als ouderen treft: alcoholmisbruik en huiselijk geweld zijn er enkele van. ‘Het is een dorp met stadsproblemen.’
2.4. Overige kernen De overige kernen zijn klein en worden gekenmerkt door hechte gemeenschappen en afwezigheid van bewoners met een migratieachtergrond. In Woubrugge bijvoorbeeld wonen veel welvarende mensen, er zijn weinig problemen. In Rijnsaterwoude zijn veel mensen door familiebanden aan elkaar verbonden. In Oud Ade heeft recent een leefbaarheidsonderzoek plaats gevonden. Het is een hecht dorp waar de bewoners het liefst zien dat alles bij het oude blijft. Vergrijzing,
9
ontgroening en ‘import’ van mensen van buiten worden ervaren als factoren die de sociale cohesie onder druk zetten (Stade Advies). Bij de tweede kamerverkiezingen van 2006 stemde in Jacobswoude 6,17 % voor de groep Wilders en in Alkemade 5,11 %, in totaal iets meer dan 900 stemgerechtigden - landelijk was het percentage 9 %. Zoals bekend stijgt de PVV in de virtuele verkiezingen die van tijd tot tijd worden gehouden. Wat dit betekent voor Kaag & Braassem is niet bekend.
3. Jongeren Jongeren hebben over het geheel genomen een goede band met de rest van de gemeenschap. Er is van oudsher een zekere spanningsverhouding tussen verschillende (groepen jongeren van verschillende) kernen. Andere verschillen tussen jongeren hangen samen met verschillende subculturen - skaters versus gabbers - en met de verschillende jongerencentra die men bezoekt. Het onderscheid vmbo en vwo speelt wel maar is niet zo belangrijk: de jeugd kent elkaar nog van de basisschool en bezoekt dezelfde jongerencentra. Veel scholieren volgen voortgezet onderwijs op het Bonaventura college, vestiging Roelofarendsveen. De leerlingen zijn in te delen in twee groepen: vmbo-ers, die de gehele opleiding in Roelofarendsveen volgen en havo/vwo leerlingen die vanaf de vierde klas naar Leiden gaan. Zij gaan ‘s ochtends gezamenlijk in groepen op de fiets naar Bonaventura, vestiging Leiden. Er zijn ook leerlingen die vanaf hun twaalfde in Leiden onderwijs volgen: op het Visser ’t Hooft, Da Vinci college en het Stedelijk Gymnasium. Men blijft ook daar op elkaar georiënteerd, temeer de Leidse jeugd hen vooral ziet als ‘boeren uit Roelofarendsveen’. Het gaat hier dus om een wederkerig proces. De school probeert wel te werken aan de integratie , bijvoorbeeld door de organisatie van een studiereis voor leerlingen uit Leiden en Roelofarendsveen. Uiteindelijke heeft het contact wel effect. Deze groep jongeren krijgt, door de stap naar Leiden te maken, een iets bredere blik op de samenleving; hun wereld wordt groter. Tegelijkertijd ervaren zij soms zelf hoe vooroordelen werken: ‘Ze denken soms dat in Roelofarendsveen de koeien op straat lopen’ De verbondenheid met het dorp blijft sterk, ook wanneer de jongeren in Leiden op school zitten of zelfs gaan studeren. ‘De gemeenschap is gesloten, Roelofarendsveen is de hele wereld. Dit uit zich op verschillende manieren, bijvoorbeeld leerlingen die zich ziek melden om naar de Veense kermis te kunnen gaan’. De vmbo-leerlingen, die hun hele opleiding in Roelofarendsveen volgen, zijn bijna uitsluitend gericht op het dorp. Via beroepsoriëntatie probeert de school hen wel het dorp uit te krijgen. De verschillende leerlingen op de vestiging Roelofarendsveen
10
gaan goed met elkaar om. Het aantal leerlingen van migrantenafkomst is zeer beperkt. Zij worden lang niet door iedereen geaccepteerd. Soms is er sprake van pesterijen. Zo is een leerling uit een migrantengezin al vóór de vierde klas naar Leiden gegaan, omdat hij zich op de vestiging in Roelofarendsveen niet prettig voelde. ‘Er zijn jongeren - en ouders - die je racistisch zou kunnen noemen’. De ouderparticipatie op de scholen is redelijk. Steeds meer basisscholen ontwikkelen zich tot een brede school. Dit biedt meer mogelijkheden om de sociale cohesie te bevorderen. In Nieuwe Wetering fungeert de school van oudsher als een sociaal bindmiddel. Er is een beperkt aantal voorzieningen voor jongeren. Jongeren gaan wel naar sportverenigingen en jongerencentra zoals naar het Farm en Splotsz. Ze zoeken al snel een baantje bij de supermarkt of op een kwekerij. Jongeren hebben over het algemeen een lage culturele ontwikkeling en een beperkt wereldbeeld. De jongeren die we gesproken hebben, geven aan dat het lastig is om leeftijdgenoten in beweging te krijgen voor iets anders, bijvoorbeeld op cultureel gebied: ‘Ze kiezen liever de gemakkelijkste weg. Het wordt van huis uit niet gestimuleerd om het beste uit jezelf te halen. Veel jongeren krijgen extreemrechts gedachtegoed van huis uit mee. Er is nogal eens sprake van een PVV mentaliteit’ Dit geldt natuurlijk niet voor iedereen, maar soms komt dit naar voren. Bijvoorbeeld tijdens het door de school georganiseerde moskeebezoek. Zo nam een leerling, met steun van ouders, hier niet aan deel. In het verleden speelden er op school problemen rond Lonsdalekleding. De school sprak leerlingen hierop aan. Sommige ouders namen het op voor hun zoon of dochter en reageerden heftig. Er bestaat veel onwetendheid over andere culturele achtergronden en ook over uitingen van extreem rechts. Heeft de school hier een taak? Na discussie hebben leiding en docenten besloten dat dit niet het geval is. Ouders worden wel geïnformeerd over activiteiten die bij dit thema aansluiten. Op dit moment is het op school rustig, er zijn nauwelijks leerlingen met een migratieachtergrond en er vinden geen incidenten plaats; dan komen stereotype uitlatingen ook minder voor. In de tijd dat Lonsdale hot was, lag dit anders. Dat geldt ook voor zaken als bekladding; op dit moment is daar geen sprake van. In zekere zin is er sprake van een beweging die op en neer gaat.
3.1. Jeugdsociëteiten Jongeren zijn vooral in te delen naar de centra: Splotsz is meer alternatief: hard rockers en heavy metalmuziek. Farm, voor 15-17 jarigen, brengt meer ‘top-40’ muziek, het is meer een discotheek. Meddle is eerder een algemeen ontmoetingscentrum voor de jongeren uit Oud Ade en Rijpwetering. De oudere jongeren die niet geïnteresseerd zijn in de jongerencentra, gaan naar café Hoogenboom of één van de andere kroegen. Lonsdale mag dan uit zijn en Lonsdalejongeren een verouderde term, het type jongeren is er nog. Het gaat om 11
gabberjongeren die geen plek hebben. Een vaste kern van tien tot twintig jongeren breidt de groep zich ’s zomers uit. Ze hangen rond op het parkeerterrein bij DOSR en draaien dan vanuit een auto gabbermuziek, zo proberen zij een eigen plek te krijgen. De Leimuidense jeugd boven de 16 gaat ook wel naar Penelope in Nieuwveen en naar de Schakel in Langeraar. In Leimuiden is er naast de Cube waar jongeren komen met kisten aan en - afhankelijk van toestemming thuis - een kaalgeschoren hoofd, geen jongerencentrum. Er is ook een protestants-christelijke jongerenclub die vooral wordt bezocht door hoger opgeleiden. Het is onbekend of er andere kerkelijke verbanden zijn. De Cube huisvest misschien wel de meest problematische groep, zo’n 10 % van de jeugd in Leimuiden. Het zijn vooral de sociaal zwakkeren, schoolverlaters en vmboscholieren. Zij verzetten zich tegen de maatschappij. Het beeld heerst: ‘in de Cube, daar komt gajes’. Hoogmade kent ook jeugdproblematiek en overlastgevers.Dit speelt zich voornamelijk rond De Brug af. Ze vallen voor wat de lokale samenleving betreft buiten de boot en hebben een slechte naam. Er worden drugs gebruikt en er wordt gedronken. En wordt al jaren bezocht door dezelfde groep (m/v), er is weinig doorstroming. In het Farm en bij Meddle is dat anders. Deze centra hebben een betere naam, er is doorstroming, er zijn oudere vrijwilligers die de zaak bewaken en voor de doorstroming zorgen. Ook bij Splotsz is de doorstroming groter. In Hoogmade komt een nieuwe sociëteit. Daar moeten naar de mening van sommige geïnterviewden, meer volwassenen in het bestuur. Men vindt hen meer aanspreekbaar dan een bestuur van alleen jongeren. De communicatie loopt dan beter. Splotsz is een meer links georiënteerd centrum. Rechts-extreme uitlatingen worden daar wel eens gehoord maar niet van de eigen bezoekers. Over het algemeen spreekt men schande van de film Fitna van Geert Wilders en van het wegpesten van gezinnen. Splotz heeft politieke debatten georganiseerd, maar de interesse voor zulke activiteiten is en blijft beperkt. Veel extreemrechts gedrag komt voort uit domheid en een behoefte aan stoer doen, is de ervaring bij Splotsz, men wil zich afzetten. Ook angst speelt een rol. ‘Als je doorvraagt bij de jongeren blijkt vaak dat ze geen idee hebben’. Daarnaast is het met dit gedrag over en afgelopen als ze eenmaal in de twintig zijn en een serieuze relatie krijgen, is de algemene ervaring. Voor een meer structurele verandering zou men volgens Splotsz de media moeten aanpakken, die altijd maar weer het onderscheid allochtonen – autochtonen blijven benadrukken. Rond de jeugdsociëteiten doen zich een aantal knelpunten voor die te maken hebben met toegankelijkheid en toezicht: • Te weinig inzet van jongerenwerkers: onlangs heeft de gemeente besloten om ook een aantal uren jongerenwerk in Roelofarendsveen te realiseren. Lange tijd bestond hier door bezuinigingen geen professionele ondersteuning. Over het hele gebied bezien blijft het bereik van het jongerenwerk beperkt. • Niet alle leeftijdsgroepen komen aan bod bij de bestaande locaties. Het komt voor dat bepaalde leeftijdsgroepen een centrum monopoliseren. • Omdat de centra volledig draaien op vrijwilligers zijn de openingstijden beperkt: overdag en in de vakanties brengen de jongeren hun tijd noodgedwongen door op straat, de centra zijn dan dicht. 12
•
De centra worden gerund door vrijwilligers. Hoewel hun inzet groot is, kan aanvullend toezicht met het oog op signalering nodig zijn. Dit om te voorkomen dat ongewenste ontwikkelingen richting polarisatie en radicalisering een kans krijgen om zich door te ontwikkelen.
Jongerencentra voelen zich niet altijd serieus genomen. Ze zouden meer steun en begrip willen vanuit de gemeente voor de belangrijke functie die ze vervullen. Er zijn veel regels en er worden steeds nieuwe opgelegd; bijvoorbeeld tegen wildplakken en tegen alcoholgebruik. De vrijwilligers van de centra moeten die uitvoeren. Dat vraagt veel van de besturen en van de vrijwilligers.
3.2. Gezinsproblemen Ouders hebben vaak geen zicht op wat de jongeren doen. Er zijn tamelijk veel gebroken gezinnen. In Alkemade & Jacobswoude waren in 2004 20 meldingen van
kindermishandeling. Huiselijk geweld is helaas geen uitzondering, zoals onderstaande tabel laat zien. Daarbij moet opgemerkt worden dat cijfers slechts een deel van de werkelijkheid weergeven. Veel wordt niet gemeld.
Situatie van huiselijk geweld in 2005 / 2006 Hollands Midden Gemeente Alkemade Gemeente Jacobswoude
Aangiften
Incidenten
Slachtoffers
Verdachten
2005 / 2006
2005 / 2006
2005 / 2006
2005 / 2006
Verdachten OM 2005 / 2006
1.053 / 1.086
2.116 / 2.744
1.550 / 1.903
1.406 / 1.518
581 / 733
13 / 12
23 / 24
21 / 15
22 / 14
4/ 6
6/ 9
15 / 18
14 / 10
9 / 12
5/ 5
Bron: Jaarverslag Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld Zuid-Holland Noord
Uitgaande van het feit dat slechts 6% aangifte doet (Intomart-onderzoek) ging het in Jacobswoude en Alkemade in 2006 om 350 gevallen van huiselijk geweld. De gezondheidspeiling van de GGD geeft aan dat 2,4% van de burgers tussen de 19 en 65 jaar oud huiselijk geweld heeft ondervonden. Voor Kaag & Braasem zou dit neerkomen op 605 inwoners (bron: WMO beleidsplan 2008-20011:17). Er bestaat echter een sterke cultuur van ‘geen vuile was buitenhangen’. Problemen worden vaak gebagatelliseerd, ontkend en verdoezeld. Hierdoor is men voor hulpverlening minder bereikbaar. Het opvoedbureau is redelijk bekend onder de oorspronkelijke bevolking en klanten zijn positief. Mensen vinden het opvoedbureau via mond op mond op reclame en via de huisarts, consultatiebureau, ZAT team en kinderopvang. Het aantal bezoekers is echter wel klein. Over het algemeen geldt dat mensen die de ondersteuning het hardst nodig hebben, het moeilijkst bereikbaar zijn voor preventieve activiteiten. Ouders met een migratieachtergrond worden in deze gemeente, i.t.t. Alphen a/d Rijn, nauwelijks bereikt. Woordvoeders binnen het Allochtonenplatform laten weten dat dit te maken heeft met gebrek aan bekendheid en met de drempels die men ervaart. Zo dient met een telefonische afspraak te maken en er is geen inloop.
13
De gezinsproblematiek is relatief niet zwaarder dan in andere kernen in de regio, geven hulpverleners aan, wel is het zo dat mensen lang wachten met hulp zoeken en accepteren. Bij de gezinnen bestaat de neiging om de ernst van een situatie te bagatelliseren. Hierdoor is er vaak al sprake van een ernstige situatie als men bij het opvoedbureau terecht komt. Tijdens de Wmo-conferentie die in de gemeente is gehouden, is de ‘alles moet kunnen mentaliteit’ als één van de belangrijkste oorzaken van deze sociale problematiek benoemd. Er is onvoldoende correctie op gedrag. Ouders nemen soms te weinig verantwoordelijkheid voor het gedrag van hun kinderen. Zij willen niet aangesproken worden op problemen van en met hun kinderen. In veel families krijgen de kinderen intolerantie en extreemrechts gedachtegoed van huis uit mee.
3.3. Risicogroepen en –factoren Tijdens de gesprekken bleek hoe lastig het is om risicogroepen en factoren te benoemen. Ieder heeft zijn eigen interpretatie van de termen polarisatie en radicalisering. De beschrijvingen van risicogroepen en factoren hangen hiermee samen. Zo wordt in sommige interviews de hele gemeenschap als risicogroep aangeduid; in andere de hele leeftijdcategorie van 12 tot 18 – jarigen; weer anderen beperken zich tot jongeren van een laag opleidingsniveau of kinderen die zonder toezicht opgroeien. Jongeren zelf geven soms aan dat het minder te maken heeft met thuis dan vaak wordt gedacht; men wordt meegesleurd, wil stoer doen; het is meeloopgedrag, men wil zich afzetten tegen ouders, die machteloos staan. Mogelijk hebben de uiteenlopende antwoorden te maken met het gegeven dat risicogroepen voor polarisatie en radicalisering niet dezelfde zijn. Polarisatie gaat immers over verscherping van tegenstellingen tussen groepen in de samenleving. Radicalisering gaat over een, weliswaar sociaal gestuurde, maar individuele ontwikkeling in visie, houding en gedrag. In de literatuur zijn verschillende omschrijvingen van risicofactoren te vinden, we noemen er hier een aantal: Risicofactoren polarisatie
Risicofactoren rechtsradicalisering
Sociaal-economisch Immigrantenstatus Economische achterstand Krenking
Visie om samenleving Angst voor maatschappelijke veranderingen als gevolg van de multiculturele samenleving of door de invloed van bepaalde bevolkingsgroepen; Gepercipieerde economische lasten van de multiculturele samenleving. Middelengebruik Alcohol- en drugsproblematiek die maatschappelijke ontwikkeling beperken en drempelverlagend werken voor extreme uitingen
Psychologische risicofactoren Maatschappelijk onbehagen en angsten (voor de toekomst, werkloosheid etc.)
Risicofactoren op basis van wederzijds contact Overlastgevend en crimineel gedrag waarbij de perceptie bestaat dat leden van bepaalde bevolkingsgroepen hierin
Ervaringen en beeldvorming Beperkte of geen positieve ervaringen met andere bevolkingsgroepen; Uitblijven van positieve ervaringen
14
zijn oververtegenwoordigd Mogelijkheden of vaardigheden om op te treden tegen ongewenst gedrag
gecombineerd met negatieve beelden (vanuit de media via vrienden, ouders, of anderszins); Slechte, persoonlijke ervaringen met allochtonen (vechtpartijen en dergelijke)
Buurt, veiligheid en intimidatie/pesten Beleving overlast en (on)veiligheid en beleving pesten en discriminatie Slachtofferschap
Thuissituatie Problemen thuis in emotionele en opvoedkundige zin; Invloed van ouders die xenofobe of verdergaande ‘wij-zij’-opvattingen bewust of onbewust meegeven.
Ontoereikend ingrijpen overheid (On)tevredenheid over het optreden van overheidsinstanties (politie)
Invloed van peers Groepsgedrag waarbij het rechtse karakter een gezamenlijke identiteit verschaft; Druk vanuit de groep; Nazi-symbolen dragen om bij de groep te passen; Introductie door vrienden bij extreemrechtse organisaties. Verdere radicalisering Toenemende de-legitimisering van de politiek en het politieke systeem; Sterke behoefte tot provocatie; Groeiende sociale afhankelijkheid van gelijkgestemden (bij het weggevallen van traditionele contacten).
Persoonlijke kenmerken Psychologische kenmerken (zelfbeeld)
(bron VNG)
Een aantal van de risicofactoren in bovenstaand schema is van toepassing op (een deel van) de gemeente Kaag en Braassem. Met betrekking tot polarisatie spelen factoren op basis van wederzijds contact, veiligheid en intimidatie / pesten, maar ook psychologische factoren kwamen naar voren in de gesprekken. De risicofactoren van rechtsradicalisering zijn zeker op een deel van de jongeren van toepassing. De factoren onder visie op de samenleving, ervaringen en beeldvorming, thuissituatie en middelengebruik zijn herkenbaar. Op grond hiervan zou je met betrekking tot polarisatie inderdaad bijna de gehele gemeenschap in de kernen Roelofarendsveen, Leimuiden en Hoogmade als risicogroep kunnen aanduiden. Waar het gaat om radicalisering vormen bepaalde groepen jongeren (zoals bij de Cube) een risicogroep. Niet zozeer omdat hun ideeën extremer zijn dan van veel anderen in de gemeente, maar omdat zij als kwetsbare groep jongeren vatbaarder zijn voor de invloed van georganiseerd extreemrechts. Het grote alcoholgebruik onder jong en oud in de gemeente, is door de drempelverlagende werking een krachtige risicofactor; dit wordt nog versterkt doordat er een taboe rust op de psychosociale problemen die uit dit middelengebruik voortvloeien. Ook dit komt in de interviews naar voren. Voor drugs geldt dit in mindere mate doordat het gebruik ervan minder verbreid is. Meer dan de helft van de 12 – 17 jarigen in de regio Kaag & Braassem gebruikt alcohol. 8% drinkt vaak en veel2. - 9 van de 10 van de volwassen inwoners in de regio drinkt; 2
Cijfers GGD overgenomen uit Beleidsplan WMO 2008-2011.
15
- 1 op de vijf drinkt dagelijks; - 1 op de vier drinkt zwaar; - 1 op de zes drinkt excessief. Drinken lijkt sociaal aanvaardbaar. Daarmee wordt ontkend dat er een probleem is. Men is te weinig op de hoogte van de schadelijke gevolgen van overmatig alcoholgebruik, van dagelijks alcoholgebruik en van alcoholgebruik onder jeugdigen of in elk geval men handelt er niet naar.3 Het percentage mannen dat te veel drinkt, is vier keer zo hoog als het percentage vrouwen. Ook onder de jeugd tot 16 jaar wordt alcoholgebruik steeds vaker normaal gevonden. Ouders laten dit gebruik kennelijk toe. Het drankgebruik is een lang onderschat probleem. Men ziet het als een privézaak waar autoriteiten zich niet mee moeten bemoeien. Het wordt in ieder geval niet in verband gebracht met problemen rond polarisatie & radicalisering. Als het misloopt worden de problemen niet erkend en niet snel besproken, omdat men geen zwakte wil tonen. De gemeente heeft subsidie van het Rijk gekregen voor maatregelen gericht op alcoholmatiging en is al enige tijd actief op dit terrein. Er zijn twee toezichthouders aangesteld en de regels zijn aangescherpt, bijvoorbeeld het verbod om met alcohol de straat op te gaan. Daarnaast zijn er ook voorlichtingsbijeenkomsten voor ouders geweest. De opkomst was echter nihil, de problematiek wordt duidelijk niet erkend door ouders. Ook het alcoholbeleid in de centra is als gevolg van dit beleid steeds strenger. Een klacht is dat het moeilijk uit te voeren is en makkelijk valt te ontduiken, vooral als er veel mensen binnen zijn. De jongeren krijgen bandjes om met 16- en 16+, maar je kunt voor iemand anders halen. Drugsgebruik geeft voor de centra niet veel problemen: men merkt het soms alleen aan het grote watergebruik.
4. Bewoners met een migratieachtergrond In totaal staan er bij de gemeente 485 bewoners geregistreerd met een andere dan de Nederlandse nationaliteit: Onbekend: West- Europa: Oost-Europa:
66 194 108
(w.o. 86 Polen)
Andere westerse all: 9 Azië 63 (vooralThai en Afghanen)
Noord-Amerika Zuid- Amerika Marokko Turkije Totaal
20 10 12 2 485
(naar gegevens van Burgerzaken gemeente Kaag & Braassem, dd 5 februari 2009)
3
Beleidsplan WMO 2008-2011
16
Bewoners die tot Nederlander zijn genaturaliseerd, worden daarna niet langer apart geregistreerd. Deze zijn dus niet in de bovenstaande gegevens inbegrepen. Daarnaast zijn er buitenlandse bewoners die niet staan geregistreerd, omdat ze soms hier maar tijdelijk werken. De Polen vormen binnen het geheel een grote groep. Sommige Polen hebben de Duitse nationaliteit, hierboven genoteerd onder West Europa. Ze komen uit Silezië dat voor de Tweede Wereldoorlog bij Duitsland hoorde. De groep Polen is dus groter dan de 86 die hierboven zijn genoemd. Er is een onbekend aantal met de Duitse nationaliteit en niet-geregistreerden. Uit onderzoek in Den Haag is gebleken dat slechts 20 % van de daar woonachtige Polen geregistreerd staat. Het is moeilijk een algemeen beeld te geven van zo’n diverse groep migranten. Er zijn vluchtelingen bij, traditionele arbeidsmigranten en nieuwe migranten uit Oost Europa. Sommigen voelen zich geïntegreerd maar dit beeld geldt niet voor iedereen. Er is allereerst een taal barrière; mensen durven niemand aan te spreken. Het contact is zeer beperkt. ‘Wat moet ik er mee?’ kan men de oorspronkelijke dorpsbewoners vaak horen zeggen. Ze zijn niet erg geïnteresseerd. De bewoners met een migratieachtergrond hebben meestal geen contacten in andere dorpen, alleen als er familie woont. Men oriënteert zich voor voorzieningen op Leiden of Alphen. Het gebrek aan voorzieningen in het dorp, zoals een islamitische slagerij, een moskee of een cursus Arabisch, wordt wel als een gemis ervaren; de huisvesting vindt men heel positief, lekker ruim. Onderling is er tussen de groepen goed contact. Er is recent een Allochtonen Platform opgericht waar mannen en vrouwen van verschillende afkomst wekelijks bij elkaar komen. Taalondersteuners van Vluchtelingenwerk worden nu ook voor deze groep ingezet. Daarnaast is er in Roelofarendsveen elke vrijdagochtend een koffietafel en spreekuur in de Alkeburcht. Er wordt Nederlands geoefend en allerlei praktische zaken besproken. Er is een mogelijkheid tot internetten en gezellig samen zijn, ook met de kinderen. Binnenkort start het ROC een taalcursus waarin aandacht is voor opvoedingsvraagstukken. Ouders met een migratieachtergrond hebben soms problemen met leerkrachten die wel eens kritiek uiten op de opvoeding (‘jullie doen het niet goed’). De mensen stellen dat niet op prijs en vinden het selectief. Het probleem dat men niet wordt geaccepteerd door de dorpsgemeenschap is na de moord op van Gogh en de opkomst van Wilders duidelijker en erger geworden, naar de ervaring van de allochtone gemeenschap. Vluchtelingenwerk ervaart de allochtone gemeenschap als een redelijk open gemeenschap. Vluchtelingengezinnen hebben vaak goed contact met hun directe buren. Een complicerende factor bij integratie via het verenigingsleven in het bredere dorpsgebeuren, is de financiële positie van veel vluchtelingengezinnen. Vluchtelingen hebben weinig te besteden als het gaat om deelname aan sociaalculturele of sportactiviteiten. Daarnaast zijn ze veelal afkomstig uit steden en hebben moeite met het wonen in een dorp. Dus trekken ze erg naar de omliggende steden. De financiële tegemoetkoming die ze van de gemeente ontvangen, gaat vooral naar de kinderen, zodat zij op zwemles en op een sportvereniging kunnen. Volwassen vluchtelingen komen vaak niet verder dan de supermarkt.
17
4.1. Ervaren overlast en pestgedrag De bewoners van migrantenafkomst waren geschokt door de agressie, uitmondend in brandstichting, tegen een Irakees gezin in 2005. Het gezin heeft nog lang na de verhuizing naar Leiden problemen gekend. Het was een zeer traumatiserende ervaring om, na de ervaringen in Irak, dit mee te moeten maken. Nazorg in Leiden ontbrak. De gemeenschap zegt nu meer alert te zijn geworden, er wordt veel meer onderling gepraat. Zo’n ernstig incident had men nog niet eerder meegemaakt, hoewel er wel regelmatig minder ernstige voorvallen plaats vinden en er vrij structureel op meer of minder subtiele wijze gediscrimineerd wordt. Als kleine minderheid voelt men zich soms ernstig bedreigd: ‘Vroeger dacht men misschien ook al negatief over migranten, maar de laatste tijd door Wilders enzo is het wel erger geworden; het wordt meer expliciet uitgesproken. Bijvoorbeeld, in winkels wordt je niet netjes geholpen, mensen maken opmerkingen op straat, op het schoolplein wordt je weggekeken. Het is heel moeilijk om je welkom te voelen. Het verschilt wel heel erg per persoon, sommige mensen zijn wel heel vriendelijk. Opvallend is het verschil in reactie wanneer ik wel of geen hoofddoek draagt, met een hoofddoek op is men veel negatiever’. Een ander gevolg is de versterking van sociaal isolement: ‘In Leiden wordt je met hoofddoek meer geaccepteerd. In de stad voel je je vrijer, hier krijg je meer opmerkingen waardoor je bijvoorbeeld geen zin meer hebt om te wandelen’. Ook de Woonbond die in vervolg op het incident in 2005 een onderzoek instelde, stelde vast dat de meeste allochtone bewoners pesterijen en treiterijen ervaren: er wordt gegooid met stenen, meloenen en eieren. Een veel voorkomende klacht is dat men uit cafés wordt geweerd, onder meer met geweldsdreiging. Ook op de scholen komt pesten voor. Bij één familie komen nu nog regelmatig jongeren de tuin in, ze maken dingen kapot of halen de zaak overhoop. Soms percipiëren migrantenbewoners discriminerend gedrag anders dan bedoeld: bijvoorbeeld bij vuilnis over de schutting kieperen. Het is voorgekomen dat een gezin hier niet op reageerde toen dit hen overkwam; kennelijk interpreteerde men dit niet als discriminerend of zij schrokken ervoor terug om er werk van te maken. Men wil geen aandacht op zich te vestigen als mikpunt van pesterijen. Wanneer een vluchtelingengezin in een hoekhuis woont, is het vaker mikpunt van pesterijen. Vluchtelingenwerk meldt dat er minder klachten komen als een gezin midden in een rijtje woont. Een aantal algemene factoren die negatieve reacties oproepen zijn het dragen van hoofddoekjes, matige of slechte huwelijken - buren horen dan het geruzie -, cultuurverschillen in opvoeding en materiële jaloezie: het idee dat vluchtelingen worden voorgetrokken of ondanks hun uitkering toch een tv en auto hebben. Door bovengenoemde incidenten, komt ook de rol van de politie in beeld. Sinds de brandstichting in 2005 is de politie er meer op gericht uit het oogpunt van preventie contact te houden met verschillende groepen jongeren in en rond de jongerencentra 18
en hangplekken. De politie investeert in deze contacten, probeert in gesprek te blijven. Daarnaast werkt men er aan om duidelijkheid te scheppen over wat wel acceptabel is en wat niet. Waar grenzen worden overschreden, schrikt men niet terug om zo nodig over te gaan tot (waarschuwen voor) optreden. De politie heeft tijdens trainingen handvatten gekregen voor een gedifferentieerde aanpak van betreffende jongeren en heeft dit sindsdien met effect toegepast. Toch bestaat er nog onvrede over de rol van de politie. In Roelofarendsveen klaagt men erover dat er bijna geen blauw op straat is. Er wordt weinig gesurveilleerd, is de ervaring. En dan kunnen incidenten zoals vernielingen bij scholen of centra gemakkelijker plaats vinden. Men heeft de indruk dat de politie vaak meer reageert vanuit de gedachte dat ‘tijd moeten worden verantwoord’ voor de overheid, dan vanuit wat er nodig is en goed, voor bijvoorbeeld jongeren. Men vindt dat er meer lik-op-stuk-beleid moeten worden toegepast als er vernielingen zijn of jongeren op een andere manier over de schreef gaan. De politie moet daarnaast meer een rol vervullen in de preventieve sfeer, zo vindt men. Vroeger gebeurde dit wel meer, dan kwam de politie op school. De politie adopteerde een school en kwam daar dan regelmatig.
5. Beschermende factoren en bestaande preventieve activiteiten Naast de eerder in deze notitie genoemde risicofactoren zijn er natuurlijk ook beschermende factoren. Factoren die jongeren ervan weerhoudt te polariseren en te radicaliseren. Beschermende factoren die het tegenovergestelde zijn van risicofactoren zullen we niet één voor één noemen. Meer algemeen spelen de volgende factoren een beschermende rol: maatschappelijke participatie, sociale cohesie, vertrouwen in elkaar en in de democratische rechtstaat, een open samenleving waarin andere medemensen positief gewaardeerd worden en een thuissituatie waarin de gezinsleden emotionele steun en warmte ervaren. Belangrijke sociale beschermende factoren die in de gemeente Kaag en Braassem een rol spelen zijn participatie en sociale cohesie. Ten eerste is er de economische participatie: velen hebben van jongs af aan al een baantje, hard werken hoort bij de dorpscultuur. Ten tweede gaat er ook van het actieve sociaal-culturele leven (maatschappelijke participatie) een beschermende werking uit. Een groot deel van de jongeren (en ook ouderen) is actief bij één of meer van de vele verenigingen. De sociale cohesie, die van oudsher in de meeste kernen stevig ontwikkeld is, heeft eveneens een positieve en beschermende kant. Men voelt een sterke verbondenheid met het dorp en de inwoners. De mensen kennen, helpen en steunen elkaar. Leimuiden vormt hierop enigszins uitzondering, hier is de sociale cohesie veel minder ontwikkeld. Bij de instellingen bestaat zeker de motivatie om iets te doen aan deze problematiek, maar in de praktijk ontbreekt het nog aan structurele aandacht. In de inleiding staan enkele initiatieven die na 2005 tot ontwikkeling kwamen, genoemd
19
Op verschillende scholen zijn er speciale projecten. Sinds 2004 is het project Respect onderdeel van het jaarprogramma voor de derde klassen van Bonaventura in Roelofarendsveen. Tijdens een projectweek wordt jaarlijks een thema behandeld en worden activiteiten uitgevoerd, zoals gastlessen door het COC en een bezoek aan het Anne Frankhuis. Het project wordt als zeer positief ervaren. In het project Hecht gingen leerlingen over diverse onderwerpen met hun ouders in gesprek. Basisscholen in Leimuiden zoeken actief naar manieren om de boodschap van tolerantie voor verschillen niet alleen cognitief maar ook gevoelsmatig te laten landen. Door de gemeente zijn nieuwe initiatieven genomen of zijn in voorbereiding: steun voor het Allochtonen Platform, meer uren jongerenwerk en het instellen van een Meldpunt Discriminatie. Sinds 2005 wordt er tijdig en alert gereageerd op incidenten. Bestaande samenwerkingsverbanden zoals van jongerenwerkers, scholen, gemeente en politie vormen een goed aanknopingspunt als locatie voor signalering, coördinatie en het komen tot beleidsinitiatieven.
6. Lessen uit ervaringen elders in het land Polarisatie en radicalisering zijn bepaald geen lokale problemen. Het is daarom altijd goed om over de grenzen heen te kijken naar de ervaringen elders. Een incident dat vergelijkbaar is met wat er in 2005 in Roelofarendsveen gebeurde, deed zich in 2008 voor in Waspik in West-Brabant. Een Liberiaans vluchtelingengezin werd er een jaar lang belaagd door Lonsdalers. Ondanks meldingen ondernam de gemeente geen actie om hier een eind aan te maken. Het gezin zag zich gedwongen te verhuizen. De zaak kwam landelijk in het nieuws en leidde uiteindelijk tot de val van het college van B en W. Betrokken jongeren werden berecht en veroordeeld tot leer- en werkstraffen. Er volgde een onafhankelijk onderzoek. De aanbevelingen in het onderzoeksrapport dat Forum opstelde naar aanleiding van de incidenten in Waspik, concentreren zich vooral op de rol van enkele centrale actoren: gemeente, politie en jongerenwerkers. Deze aanbevelingen nemen we hier op omdat zij leerzaam kunnen zijn voor Kaag & Braassem. Als deze centrale actoren hun rol goed vervullen is er al veel gewonnen en kunnen potentiële incidenten in de kiem gesmoord worden. De onderzoekers benadrukken dat het van belang is dat een gemeente de problematiek niet onderschat. Een tijdige, eensluidende en krachtige aanpak is bij dit soort incidenten nodig. De gemeente dient dan een krachtige regierol te vervullen. In dit soort zaken moeten de politiek verantwoordelijken hun verantwoordelijkheid nemen voor het beleid en de uitvoering, stellen de onderzoekers. Zij doen er goed aan niet teveel op afstand te blijven en het uitvoerende niveau actief te blijven volgen en aansturen. De politie dient niet alleen aandacht te hebben voor de strafrechterlijke kant maar ook voor de preventieve kant; en zij moet gebruikmaken van de formele (overheids)richtlijnen hoe te handelen bij discriminatie. Ook jongerenwerkers hebben een belangrijke taak. Zij hebben contact met de jongeren en kunnen tijdig signaleren als er iets mis gaat. Zij hebben ook een corrigerende taak, maar vinden het wel eens moeilijk om deze ook uit te oefenen. 20
Jongerenwerkers zouden zich niet teveel moeten laten leiden door angst voor verlies van contact en vertrouwen maar dienen ook hun opvoedende taak en corrigerende taak vervullen; een goede balans hiertussen vinden is nodig. Daarnaast wordt gepleit voor intensieve begeleiding van gezinnen door Vluchtelingenwerk. Het is daarnaast belangrijk dat alle betrokkenen er rekening mee houden dat vluchtelingen een andere perceptie hebben van de overheid op basis van hun ervaringen in het land van herkomst. Vaak staat men wantrouwend tegenover de overheid. Dit houdt onder meer in dat er niet altijd tijdig gemeld wordt. Tot zover de lessen uit Waspik.
7. Samenvattend Het geheel overziend kunnen we het volgende constateren: Er is in de gemeente Kaag & Braassem een voedingsbodem voor polarisatie en radicalisering in rechts-extreme richting; vooral in de grotere kernen Roelofarendsveen en Leimuiden, en in Hoogmade. Dit gegeven hangt samen met het van oudsher gesloten karakter van de gemeenschappen. Hierbij speelt het feit dat het om een nog grotendeels ‘witte’ gemeente gaat een belangrijke rol; dit tegen de achtergrond van de veel voorkomende negatieve beeldvorming over mensen met een migratieachtergrond in pers en publieke opinie. Zeker waar discriminatie in woord en/of gedrag ondersteund en actief overgedragen wordt door volwassenen. Soms speelt bij jongeren die grensoverschrijdend gedrag vertonen, een behoefte aan provoceren mede een rol. Jongeren hebben in alle kernen een goede band met de gemeenschap als geheel. Zowel economisch als sociaal-cultureel nemen ze een actieve plaats in. Wel is er een spanningsverhouding tussen verschillende subgroepen. De verbondenheid met het dorp, vooral in Roelofarendsveen, blijft sterk ook wanneer de jongeren buiten het dorp op school gaan. Men blijft vooral op elkáár betrokken. Veel jongeren krijgen pas in het voortgezet onderwijs bij de overgang naar de bovenbouw te maken met leeftijdgenoten van migratieafkomst maar dan hebben vooroordelen vaak al postgevat. Scholen proberen hier op verschillende manieren iets aan te doen. Jongeren treffen elkaar in de centra die zeer actief zijn. Maar deze hebben wel met problemen van toegankelijkheid en toezicht kampen. De centra willen graag meer steun in verband met de verantwoordelijke rol die zij vervullen. Rond enkele centra doen zich problemen voor zoals overlast en overdadig alcoholgebruik. Met betrekking tot polarisatie zou je bijna de gehele gemeenschap in de kernen Roelofarendsveen, Leimuiden en Hoogmade als risicogroep kunnen aanduiden. Waar het gaat om radicalisering vormen bepaalde groepen jongeren een risicogroep. Niet zozeer omdat hun ideeën extremer zijn dan van veel anderen in de gemeente, maar omdat zij als kwetsbare groep jongeren vatbaarder zijn voor de invloed van (georganiseerd) extreemrechts. Met betrekking tot polarisatie spelen risicofactoren op basis van wederzijds contact en veiligheid, maar ook psychologische factoren een rol. De risicofactoren rond rechtsradicalisering zijn zeker op een deel van de jongeren van toepassing waar het visie op de samenleving betreft, beeldvorming, thuissituatie en excessief alcoholgebruik. Als achterliggende factoren kunnen het tamelijk veel
21
voorkomen van gezinsproblemen genoemd worden. Er zijn tamelijk veel gebroken gezinnen;soms is sprake van huiselijk geweld en kindermishandeling. Er is te vaak terughoudendheid om hulp te zoeken. Incidenten met een discriminerend karakter doen zich met enige regelmaat voor. Dit leidt bij bewoners met een migratieachtergrond tot gevoelens van onveiligheid en angst en tot de neiging zich te isoleren. Er is geen sprake van georganiseerd rechtsextremisme. Wel bestaat er samenhang met een meer algemene houding waarin diversiteit en ‘anders-zijn’ ook op andere gebieden dan etniciteit, negatief wordt gewaardeerd. De gemeenschap met een migratieachtergrond is misschien niet groot maar wel groeiende. Met de dorpsuitbreiding is ook op dit punt groei te verwachten. De gemeenschap is van diverse afkomst. Onder hen zijn veel Polen. Een positieve ontwikkeling is de oprichting van het Allochtonenplatform. Van hieruit kunnen bruggen worden geslagen en samenwerking ontwikkeld. Zo kunnen bewoners met een migratieachtergrond een sterkere band met de gemeenschap ontwikkelen, ook wanneer het draagvlak voor uitbreiding van specifieke voorzieningen te klein is. Bovenstaand beeld vertoont veel overeenkomsten met wat elders in het land in vergelijkbare plattelandsgebieden wordt aangetroffen. Het is belangrijk dat gemeenten aan wie door de overheid een regierol is toegekend in het voorkomen en bestrijden van polarisatie & radicalisering, beleid ontwikkelen in samenwerking met lokale partners. Het bevorderen van binding en het vergroten van weerbaarheid spelen hierbij preventief een belangrijke rol. De sociale binding in Kaag & Braassem is van oudsher groot maar zal ook insluiting moeten gaan betekenen van bewoners met een migratieachtergrond. Dit proces kan worden gestimuleerd en begeleid . De ontwikkeling van Braassemerland biedt hiervoor kansen. Verder is vooral in Leimuiden op de sociale positie van jongeren en rond de sociale cohesie binnen de gemeenschap als geheel nog veel te winnen. Instellingen zijn gemotiveerd om iets te doen aan de problematiek en er vinden al diverse projecten plaats. Dit kan verder worden versterkt. Meer samenhang en een structurele inkadering zijn mogelijk. Zonder uitputtend te willen zijn doen we hierbij de hiernavolgende aanbevelingen. Eerst onderscheiden we elementen voor een strategie op langere termijn, gevisualiseerd in een schema, en vervolgens geven we concrete tips voor lokaal beleid. Het zou goed zijn om deze aanbevelingen met alle betrokkenen te bespreken, aan te vullen en uit te werken.
8. Aanbevelingen Een strategie op langere termijn bevat in ieder geval de volgende elementen: a. Voorkomen: Het gaat om een preventieve strategie die gericht is op de hele gemeenschap. Ook op de jongere kinderen, de ouders, degenen die een sociale functie hebben in de kernen, professionals en actieve leden van 22
verenigingen. Centraal staat het tegengaan van een voedingsbodem waarin radicalisme kan postvatten. Dit kan door het vergroten van de sociale cohesie, onderlinge binding en weerbaarheid; door het bevorderen van ontmoeting tussen verschillende bevolkings - en levensbeschouwelijke groepen. Ook interculturalisatietrajecten spelen hier een rol, met inbegrip van informatie, discussie en training over het functioneren in een diverse samenleving. b. Anticiperen: Hierbij gaat het om beleid en activiteiten gericht op jongeren die mogelijk vatbaar zijn voor radicalisering. Centraal staan het vergroten van de weerbaarheid, vroegtijdige signalering en inschakelen van sleutelfiguren die kunnen interveniëren waar dat nodig is. Jongerenwerkers spelen een belangrijke rol. c. Beheersen: Deze strategie richt zich op hen die al op weg zijn in het proces van radicalisering. Wellicht zijn er ook mensen bij die al contact hebben met georganiseerde groepen. Het losweken of ‘pellen’ van (sub)groepen zijn belangrijke aandachtspunten. Voor verschillende subgroepen wordt eventueel een verschillende aanpak ingezet. De politie heeft een grotere rol en ook wordt bemoeizorg ingezet om de deradicalisering te bewerkstelligen. Waar nodig is wordt hulp geboden, daarnaast wordt tegemoet gekomen aan legitieme wensen van de jongeren, bijvoorbeeld voor een ontmoetingsplek. Ouders worden actief betrokken.
23
Deze strategische indeling wordt visueel weergegeven in de volgende figuur.
Iedereen waaronder diegenen die geraakt worden door negatieve maatschappelijke ontwikkelingen die hun binding met de samenleving op de proef stellen
Zoekende jongeren die mogelijk vatbaar zijn voor radicalisering
Radicaliserende jongeren en aanbieders radicaal gedachtegoed
Extremisten
Aanpak politie en justitie: repressief
Deradicalisering: curatief Vergroten weerbaarheid: preventief Tegengaan voedingsbodem: preventief
bron: Amsterdam tegen radicalisering, gemeente Amsterdam, 2007
24
8.1. Aanbevelingen voor lokaal beleid Kaag & Braassem De gemeente heeft ten aanzien van polarisatie & radicalisering een preventieve, en signalerende rol. Globaal gesproken is er in de gemeente Kaag & Braassem genoeg ruimte om gericht beleid te ontwikkelen en projecten uit te zetten die preventief werken, met of zonder inzet van extra middelen. De volgende aanbevelingen zijn niet alleen gericht op de gemeente Kaag & Braassem, maar ook op de andere betrokken lokale partijen. Tezijnertijd kunnen zij nader worden gespecificeerd en uitgewerkt. In deze aanbevelingen zijn de hierboven behandelde strategieën waarneembaar: •
Diversiteitbeleid Een beleid gericht op het tegengaan van Polarisatie & Radicalisering is het meest effectief als het wordt gekoppeld aan een pro-actief beleid gericht op diversiteit; dit beleid dient te zijn gericht op alle bewoners en niet alleen op bewoners met een migratieachtergrond. Het gaat erom gemeentebreed structureel beleid te ontwikkelen en niet initiatieven afhankelijk te stellen van individuele inzet, incidenten of toevalligheden. Waar mogelijk is het goed gebruik te maken van wat wij noemen ‘beschermende factoren’ en deze te versterken in sociaal beleid: bevordering van de sociale cohesie, insluiting van nieuwe groepen. Diversiteit dient hierbij breed te worden opgevat als het bevorderen van acceptatie en positieve waardering van verschillen tussen mensen, waarbij niet exclusief het accent wordt gelegd op verschillen tussen autochtonen en allochtonen, maar een benadering wordt gekozen vanuit een breder kader. Er zijn nog talloze andere verschillen tussen mensen die een positieve waardering verdienen. Het bevorderen van diversiteit strekt daarbij verder dan het wonen, en omvat ook de domeinen: werken, leren en recreëren. Dit wil zeggen dat het niet alleen gaat om verdere menging van woonwijken maar dat dit bijvoorbeeld ook kan betekenen dat gemeente en instellingen hun personeelsbestand meer divers maken. Hierbij kunnen weerstanden optreden die overwonnen moeten worden. Naast het onderwijs is het belangrijk het verenigingsleven en de kerken actief te betrekken. Zij spelen een belangrijke rol in de gemeenschap, zeker waar waarden en normen in het geding zijn zoals solidariteit, respect voor mensenrechten en tolerantie. •
Bevordering sociale cohesie: Door verschillende beleidsterreinen en instituties heen is dit een belangrijk aandachtspunt. In het bijzonder kan dit bij de ontwikkeling van brede scholen en bij de realisatie van Braassemerland een centraal issue vormen. Het gaat daarbij vooral ook om insluiting van bewoners met een migratieachtergrond. Het zou goed zijn om een adviesfunctie diversiteit structureel op te nemen in het ontwikkelproject Braasemerland. Samenwerkingsprojecten tussen het Allochtonenplatform en verenigingen en organisaties kunnen van betekenis zijn voor de bevordering van sociale cohesie. De dorpskern Leimuiden verdient aparte aandacht waar het gaat om maatschappelijke binding. 25
•
•
Jeugdbeleid: Het is van groot belang dat jeugdvoorzieningen op peil zijn en dat jongeren bij het oplossen van hun maatschappelijke problemen waar mogelijk adequaat en effectief worden ondersteund; hierbij vooral ook aandacht geven aan opleiding, stages en werk, zodat jongeren niet uit de boot vallen. Voor aandachtsjongeren kunnen coachingprojecten overwogen worden; de (vrijwilligers van de) jeugdcentra kunnen beter ondersteund worden.
•
Aanpak jeugdoverlast: De jeugd een partner maken in veiligheidsbeleid. Politiejunioren uit de doelgroep kunnen worden ingezet om te stimuleren tot dialoog met de jeugd en om overlastgedrag tegen te gaan. Dit ‘recept’ wordt beproefd in de gemeente Weert. Wat zijn de ervaringen? Is dit bruikbaar voor Kaag en Braassem? Dit en andere voorbeelden van succesvolle praktijken bekijken voor hun toepasbaarheid in deze gemeente kan ideeën opleveren voor toekomstig beleid. Het terugdringen van alcoholgebruik kan belangrijke winst opleveren voor vermindering van overlast door jeugd.
Elementen van een gemeentelijk diversiteitbeleid en preventie van polarisatie & radicalisering kunnen ook op de volgende terreinen tot uiting komen: Personeelsbeleid gemeente: meer kleur in het aannamebeleid; De catering bij bijeenkomsten en recepties ‘ inkleuren’; Gemeentebreed een antialcoholbeleid invoeren, dus ook bij gemeentelijke activiteiten. Dit beleid doorzetten niet alleen gericht op jong publiek maar ook op de volwassen burgers; De instelling van een Meldpunt Discriminatie begeleiden met een publiekscampagne waarin instellingen en verenigingen een rol spelen. Wellicht kan dit Meldpunt worden uitgebreid of aangevuld met andere melditems zoals rond jeugdoverlast. •
Onderwijs: In het onderwijs kunnen bestaande initiatieven worden uitgebreid en op structurele basis ingezet worden. Ook basisscholen kunnen samenwerking zoeken met gespecialiseerde organisaties zoals Art. 1, de Stichting Vredeseducatie, de Anne Frank Stichting of het Etty Hillesum Centrum; In samenwerking met deze organisaties gerichte projecten ontwikkelen of bij hen op excursie gaan en een programma volgen (zie websites). Jongeren en volwassenen met een migratieachtergrond op scholen uitnodigen om te komen praten over de Islam en/of over andere achtergronden van migratie en diversiteit. Uitwisseling organiseren met multiculturele scholen in een nabije stad. Middelbare scholen kunnen aansluiting zoeken bij het project ‘Extremisme in het nieuws’ van de Stichting Krant in de Klas.
26
Een apart aandachtspunt vormt de noodzakelijke voorbereiding en begeleiding van de overgang naar de middelbare school of naar de bovenbouw in de stad, waar de jongeren veel meer geconfronteerd worden met klasgenoten van migrantenafkomst. Dit kan gebeuren op de basisschool maar ook op de scholen voor voortgezet onderwijs. Aandachtspunten hierbij zijn: beeldvorming/ voordelen tegenover verschillende groepen/ samenklitten, houding ten opzichte van leerlingen met een migratieachtergrond. De ontwikkeling van interculturele competenties kan worden ingebouwd in de maatschappelijke stages die jongeren moeten lopen. Middelbare scholieren komen soms graag een keer terug op hun basisschool. Als zij daar in de klassen vertellen over hoe het op de middelbare school is, kunnen ze een leerling met een migratieachtergrond meenemen. •
Opvoedondersteuning: Proactief beleid in opvoedingsondersteuning. Deze ondersteuning kan verder geïntensiveerd worden; mede te richten op de bewoners met een migratieachtergrond; Het opvoedbureau en het Platform Allochtonen kunnen mogelijk samen een plan ontwikkelen en werken aan een beter bereik van de ouders met een migratieachtergrond.
•
Verenigingsleven: Faciliteren dat de kinderen via de sportverenigingen integreren. Het Allochtonenplatform kan hierbij een belangrijke rol spelen. Ouders kunnen worden gestimuleerd om vrijwilligerstaken op zich te nemen. Dit Platform kan de achterban stimuleren om te melden of aangifte te doen bij incidenten. Zo kan er op de duur een andere perceptie komen van de overheid, diens rol en taken. Het is belangrijk dat het Allochtonenplatform in zijn werk steun ondervindt van de gemeente en bereidheid tot samenwerking van instellingen, vooral waar het een brugfunctie vervult.
•
Aanpak Polarisatie & Radicalisering, curatief en repressief: Volgen van radicale personen en groepjes en ontwerpen van een aanpak op maat. Dit is nu wellicht niet actueel maar het is goed om tijdig te zijn voorbereid. Dit is vooral en taak van de politie en men is al actief op dit terrein. Het verdient aanbeveling om een gemeentelijk draaiboek te ontwikkelen dat in werking treedt bij sociale rampen: processen en gebeurtenissen die veel maatschappelijke onrust veroorzaken en op de duur kunnen escaleren tot ernstige aantasting van de openbare orde en veiligheid. De burgemeester, de politie en enkele vertegenwoordigers van het lokale middenveld vervullen een centrale rol, vaak in samenwerking met een breed netwerk van betrokkenen. In het draaiboek wordt aangegeven wie wat doet, bijvoorbeeld in het maken van een analyse en een plan van aanpak, in het contact leggen met slachtoffers en in de communicatie met de bredere samenleving. Bepaald wordt welke stappen moeten worden doorlopen. Er is ook aandacht voor preventie. 27
•
Aansluiting bij landelijke initiatieven; volgen van de ontwikkelingen op rijksniveau op dit terrein en deelname aan landelijke monitoracties.
•
Toerusting professionals: Het COT (2008) spreekt van de noodzaak tot vergroten van de alertheid, bewustwording, kennis en handelingsperspectieven van eerstelijnswerkers. Zij hebben immers een belangrijke functie op het gebied van signalering en preventie. Cursussen, voorlichting en training op het gebied van Polarisatie & Radicalisering en Diversiteitbeleid zijn hiervoor nodig.
28
Interviews en groepsgesprekken Wij spraken de volgende personen in interviews en/ of groepsgesprekken: -
STJJMH, Herman van der Brug STJJMH, Arjo van der Steen
-
Jongerenraad Alkemade, Splotsz, Ester Loos
-
Dorpsraad Nieuwe Wetering, Tamara Los
-
Politie Hollands Midden, Leo Roubos Politie Hollands Midden, Agnes van Leeuwen Politie Hollands Midden, Cees van der Meer
-
SSBA, samenwerkende basisscholen Alkemade, Henk Hoek en Hans Witvoet Basisschool Ter Does, Hoogmade, Kees Hagenaars Basisschool De Torenvalk, Leimuiden, Astrid Pronk Bonaventura College, Cecile Werner
-
Nederlands Hervormde Kerk, Leimuiden, Dhr de Ruyter
-
Allochtonen Platform Alkemade, Meryem Abdalli Vluchtelingenwerk ZHN, Tilly van Leeuwen
-
Opvoedbureau Kaag & Braassem, Mieke van der Tang
-
Gemeente Kaag & Braassem, Michel ter Mond en Jacqueline van Wijk
29
Geraadpleegde documenten COT (2008) De rol van eerstelijnswerkers in het tegengaan van polarisatie en radicalisering. Donselaar, J. van & P.R. Rodrigues (red)Monitor Racisme & Extremisme, achtste rapportage, Amsterdam: Anne Frank Stichting/ Amsterdam University Press. Forum i.s.m. Cap Gemini (2008) Handboek Sociaal Calamiteiten Plan. Gemeente Kaag & Braasem, Beleidsplan WMO 2008-2011. Movisie (2007) Inspanning voor Culturele Ontspanning, aanpak van rechts-radicale jongeren in stad en ommeland. Olyerhoek, D. (2007) Van wie ben jaai dur ein? Roelofarendsveen, een dorp in beweging. Stade Advies, Leefbaarheid Oud Ade nu en in de toekomst. VNG, ‘Tools’ voor gemeenten: Zelfdiagnose en samenwerken met partners; deel 1: tegengaan polarisatie; Idem, deel 2: tegengaan radicalisering. Woonbond (2005) Een analyse en oplossingsvoorstellen in relatie tot problemen met hangjongeren in Roelofarendsveen. Weert (2008) Actieplan Weert Weert Polarisatie & Radicalisering 2008-2001.
30