CONTINUITEIT EN FINANCIERING VAN PEUTERSPEELZALEN IN KAAG EN BRAASSEM September 2009 De werkgroep is samengesteld op initiatief van wethouder en is ambtelijk ondersteund. De peuterspeelzalen hebben de rapportage samen opgesteld n.a.v. harmonisatie na herindeling.
Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Het belang van peuterspeelzalen in de gemeente Kaag en Braassem 3. Financiering van peuterspeelzalen 2005 t/m 2010 4. Financiering van peuterspeelzalen vanaf 2011 5. Organisatievorm peuterspeelzalen
1. Inleiding
”Laat ons weten wat u vindt” Dit stuk is het antwoord op bovenstaande oproep van de gemeenteraad. De opdracht van de gemeenteraad is om alle subsidies te harmoniseren, waaronder het peuterspeelzaalwerk. In dit stuk wordt inzichtelijk gemaakt hoe wij als peuterspeelzalen een harmonisatieslag gaan maken. Wij, de 4 peuterspeelzalen uit Kaag en Braassem hebben onderling volledige overeenstemming bereikt om uniforme ouderbijdragen te hanteren, uniforme personeelslasten en een uniforme structuur voor de overige kosten toe te rekenen; kortom, om transparant, efficiënt en op uniforme wijze het peuterspeelzaalwerk te continueren. Een tweede opdracht van de gemeenteraad is om de harmonisatie budgettair neutraal te realiseren. In dit stuk maken wij inzichtelijk waarom en waar tekorten ontstaan om professioneel peuterspeelzaalwerk te continueren. Ten eerste hebben de peuterspeelzalen van voormalig X met weinig gemeentelijke subsidie kunnen voortbestaan, omdat er creatief is omgegaan met de beperkte middelen en er veel vrijwillige inzet is geïnvesteerd. Om de continuïteit van de peuterspeelzalen te garanderen zijn er veel meer peuters toegelaten dan door adviesorganen is geadviseerd. In de voormalige gemeente Y zijn enkele jaren geleden nieuwe subsidieafspraken gemaakt, waarbij de kosten van de kostbare taalstimuleringsgroep zijn meegerekend, evenals het aantrekken van een administratieve kracht ten behoeve van de organisatie. Een eventuele beperking van de subsidie van de ene ten behoeve van de ander tast niet alleen de kwaliteit aan, maar raakt de continuïteit. Wij zijn dan ook niet uitgegaan van het idee van herverdeling van de middelen, of een kostprijs berekening, maar puur vanuit de harmonisatiegedachte. Door te harmoniseren en alle kosten transparant te maken, ontstaat een objectieve en "eerlijke" subsidieberekening. Ten tweede is er nieuwe wetgeving (OKE) waarbij de eisen aan het peuterspeelzaalwerk worden verhoogd. Daarbij zijn de creatieve oplossingen zoals grotere groepen en onbetaalde krachten niet langer mogelijk. De VNG heeft namens de gemeenten verklaard dat het peuterspeelzaalwerk verder geprofessionaliseerd zal worden en heeft een en ander in een convenant vastgelegd. De gemeenten zijn nu aan zet om dit vorm te geven. In Kaag en Braassem valt dit samen met de harmonisatie. In dit voorstel doen wij een voorstel om continuïteit te bieden op grond van de nieuwe wetgeving en maken wij de kosten hiervan inzichtelijk. Dit stuk geeft dus antwoord op de harmonisatiestructuur en de vereiste verdere professionalisering. Graag zijn wij bereid nadere toelichting op de onderbouwing te geven, zodat u er net als wij ervan overtuigd bent dat u met ons voorstel een effectieve investering levert aan de continuering van het professionele peuterspeelzaalwerk.
2. Het belang van peuterspeelzalen in de gemeente Kaag en Braassem. Peuterspeelzaalwerk bestaat inmiddels al ruim 35 jaar en is uitgegroeid tot een professionele organisatie die gericht is op de ontwikkeling van het jonge kind. De basisfunctie van speelzalen is het bieden van aanvullende ontwikkelings- en ontplooiingskansen aan 2 – 4 jarigen door middel van spel en gerichte activiteiten. Deskundige leidsters begeleiden de groep in daarvoor geschikte ruimten. Naast deze basisfuncties kunnen speelzalen ook plusfuncties aanbieden, zoals: •
Signaleren en aanpak van problemen; o.a. Zorg Advies Team (ZAT), overleg Bureau ouder en kind zorg.
•
Gerichte ontwikkelingsstimulering; ontwikkelingsprogramma‟s als „Ik ben Bas‟ en het OVP (ontluikingsvolgsysteem). Oudercontacten Doelgroepenbeleid; o.a. peuters die een taalstimulering nodig hebben en zorgpeuters Leveren van een bijdrage aan het uitvoeren van het WMO beleid.
• • •
Uit enquêtes gehouden onder ouders van kinderen van de psz blijkt dat ouders bewust kiezen voor een psz, omdat het goed is voor de ontwikkeling van het kind en deze zich goed kan voorbereiden op de basisschool. Basisscholen merken het verschil tussen leerlingen die wel en geen voorschoolse
educatie hebben gevolgd. VVE leidt tot betere leerprestaties van leerlingen uit een kansarme omgeving. Ze krijgen zo een betere start op de basisschool. Het is belangrijk dat in zoveel mogelijk dorpskernen in Kaag en Braassem peuterspeelzaalwerk aanwezig is. Dit bevordert de sociale cohesie. Toegankelijkheid van de speelzaal voor alle bevolkingsgroepen is daarbij ook een attentiepunt en een inkomensafhankelijke ouderbijdrage heeft daarbij de voorkeur zodat de ouderbijdrage geen belemmering mag zijn om het kind naar de speelzaal te brengen. Doordat we peuters en het gezin op jonge leeftijd in beeld hebben kunnen we gericht de ontwikkeling volgen en stimuleren. Dreigt hier iets mis in te gaan kunnen we dit snel oppakken en met begeleiding zorgen dat evt. achterstanden op tijd kunnen worden ingelopen of gevolgd. Dit is ook wat de overheid voor ogen heeft met peuterspeelzaalwerk. Gemeenten moeten n.a.v. de locale educatieve agenda een actief jeugdbeleid voeren en blijven ook verantwoordelijk voor de toegankelijkheid en kwaliteit van de peuterspeelzalen en vroegschoolse educatie. De VNG blijft gemeenten dan ook stimuleren de huidige uitgave van psz in te blijven zetten en deze toegankelijk te houden voor alle doelgroepen. Peuterspeelzalen worden ingezet als schakel en middel in het locale onderwijsachterstanden beleid en als preventie tegen schooluitval later. Vroeg investeren kost minder dan op latere leeftijd achterstand te moeten weg werken. Om de professionaliteit van de speelzalen in Kaag en Braassem te waarborgen zal een redelijke ouderbijdrage en gemeentelijke subsidie noodzakelijk blijven. Er zijn nu nog verschillen in peuterspeelzalen in Kaag en Braassem zowel financieel als inhoudelijk. Om dit in Kaag en Braassem te harmoniseren zal er een groeimodel moeten komen. Dit zal veel tijd en inzet van personeel en besturen vergen. De peuterspeelzalen hebben elkaar met ondersteuning van de beleidsmedewerkster van de gemeente al gevonden. Dit is de eerste stap tot harmonisatie. Wij hopen dat de gemeente onze plannen van harte zal ondersteunen. In de voormalige gemeente X en zijn diverse voorgangers bestaan er 3 kleinschalige psz‟en: X, X en X. X is ooit gestart als psz, maar is sinds 2007 geheel opgenomen in de kinderopvangstructuur, ook voor de financiering. Alle psz‟en hebben de stichtingsvorm en zijn onafhankelijk van elkaar. Wel was en is er geregeld onderling overleg, mede gestimuleerd door de lokale overheid. De psz‟en zijn niet gebaseerd op een religieuze grondslag. Er was en is een goed contact met de verschillende basisscholen in de woonkernen. Ook om de overgang naar de basisschool te vergemakkelijken werden er programma‟s ingevoerd als „Peuterestafette‟, „Ik ben Bas‟, e.d. Gestimuleerd door de centrale en de lokale overheid worden er VVE projecten uitgevoerd.
In de voormalige gemeente Y bestaat sinds 1973 een relatief grote peuterspeelzaal (stichtingsvorm). In nauw overleg met het toenmalige gemeentebestuur is een speciale taalgroep opgericht, die qua bezetting goed floreert. Met veel extra aandacht (kinderen komen vier keer per week) en met een kleine groep wordt er alles aan gedaan om taalachterstand te minimaliseren. De werkgroep adviseert om de peuterspeelzalen in de 5 genoemde woonkernen in de nieuw gevormde gemeente Kaag en Braassem (KenB) te handhaven en deze verder te ontwikkelen.
3. Financiering van peuterspeelzalen 2005 t/m 2010. De ouders hebben altijd een ouderbijdrage betaald. Deze was en is relatief hoog vergeleken met de ouderbijdrage voor het basisonderwijs. Door het ontbreken van landelijke richtlijnen liggen deze per gemeente ver uit elkaar. De psz‟en in de grote steden hanteren een ouderbijdrage van min. € 2,50 per dagdeel, de psz‟en in de duurste gemeentes kennen een ouderbijdrage oplopend tot € 9,50 per dagdeel. In veel gemeenten wordt er een inkomensafhankelijke ouderbijdrage gehanteerd. In X beloopt de ouderbijdrage per dagdeel variërend van € 6,50 tot € 9, -. Gezien de tekorten van de psz‟en zijn de bijdragen in de laatste jaren fors verhoogd. In Y is de ouderbijdrage inkomensafhankelijk en bedraagt ze € 4,60 - tot € 6,50 per dagdeel. De centrale overheid heeft ooit beslist dat subsidiering van deze vorm van peuteronderwijs op gemeentelijk niveau diende te gebeuren. In X bedroeg de gemeente subsidie 18,5% van de ouderbijdragen en 18,5% van de personele kosten van iedere psz. Dit werd per kwartaal uitgekeerd op basis van de door iedere psz ingediende begroting. Achteraf werd de definitieve subsidie vastgesteld op basis van de winst- en verliesrekening. In Y is sinds 2006 op basis van een activiteiten- en een daaraan gekoppeld
financieringsplan een bepaald jaarlijks bedrag vastgesteld voor de jaren 2006-2010. Over 2008 bedroegen de subsidies van X en Y voor iedere PSZ: Het JSO adviseert al jaren om per groep max. 15 peuters toe te laten. Met de hierboven genoemde ouderbijdragen en de subsidies was het niet mogelijk voor de X psz‟en om de peuterspeelzalen draaiende te houden. Daarom is het aantal peuters bij de X psz‟en systematisch verhoogd naar max. 20 voor zover er voldoende vraag was. In die gevallen waar in enig jaar onvoldoende vraag was, hebben sponsoren uit X gecombineerd met speciale acties bijgedragen om de tekorten te dekken. Daardoor zijn alle psz‟en erin geslaagd een kleine reserve op te bouwen. Bij de Y psz is altijd bewust een maximum van 16 peuters aangehouden. Daarnaast speelt dat psz‟en van oudsher vrijwilligers organisaties zijn. Administratieve, organisatorische en financiële zaken worden door onbezoldigde bestuursleden gedaan. Door de individualisering van de maatschappij en door de toename van tweeverdieners wordt het steeds moeilijker om voldoende vrijwilligers te krijgen voor de diverse bestuurs- en andere functies. Ook worden de bestuurstaken zo omvangrijk dat zoveel werk en verantwoording niet meer van een vrijwilliger mag worden gevraagd. In Y is door de jaren heen een professionelere organisatie ontstaan. Tot juni 2009 was er eveneens sprake van een vrijwillig bestuur bestaande uit vrijwilligers, ondersteund door een coördinator en een administratieve kracht. Gezien de omvang van de organisatie was dagelijkse ondersteuning door van de groep vrijgestelde krachten een noodzaak geworden. De gemeente Y heeft de noodzaak daarvan ook onderschreven door voldoende subsidies aan te bieden voor een leidinggevende en een administratieve kracht. Daarnaast werden tevens administratieve, organisatorische en financiële zaken door onbezoldigde bestuursleden gedaan. In juni 2009 zijn de werkzaamheden van de administratieve kracht en deels van de bestuursleden overgegaan naar het centraal bureau van de kinderopvangorganisatie waarbij voor de administratieve werkzaamheden een kostentoerekening plaatsvindt. De samenwerking tussen de peuterspeelzaal en de kinderopvangorganisatie is sinds juni 2009 tevens geformaliseerd door het bestuur grotendeels samen te laten vallen met het bestuur van de kinderopvangorganisatie. Sinds 2000 bestaat er in Y een speciale taalgroep. Deze is gericht op de taalstimulering van kinderen. Er zitten zowel allochtone als autochtone kinderen in deze groep, die vier keer per week naar de psz komen. Zij krijgen een speciaal taalprogramma aangeboden. De gemeente financiert mede de taalgroep. De groep is in 2000 in nauwe samenwerking met de gemeente Y opgericht. De gemeente ondersteunde dit volledig. Voor de taalgroep zijn onder meer extra krachten, extra opleidingen, inzet logopedisten, extra materiaal en coördinatie intern ingezet. Er wordt nauw samengewerkt met jeugdzorginstanties om het juiste kwaliteitsniveau te kunnen leveren.
4. Financiering van peuterspeelzalen vanaf 2011. De gemeente KenB heeft de psz”en medegedeeld dat de bestaande subsidiestructuur per 31 december 2010 komt te vervallen en dat er vanaf 1 januari 2011 een geharmoniseerde subsidiestructuur voor gelijksoortige activiteiten dient te komen. In dit rapport willen we een aanzet geven voor een aanbeveling om deze nieuwe structuur in te kunnen voeren. Daarbij hebben we ons ook laten leiden door de slogan van het gemeentebestuur van KenB:
”Laat ons weten wat u vindt” In onze aanbeveling hebben we de consequenties meegenomen die voortkomen uit de nieuwe wet en regelgeving bekend onder de naam OKE (Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie). Deze wet schrijft gemeenten voor dat zij verantwoordelijk zijn voor een dekkend netwerk van Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE). De belangrijkste regel met vergaande consequenties voor alle psz‟en is dat het maximum toegestane aantal peuters per groep 16 gaat bedragen. De regel dat er altijd 2 gekwalificeerde leidsters moeten zijn per groep, speelt in KenB nauwelijks een rol, daar nagenoeg alle leidsters beschikken over de juiste vakbekwaamheden. Om dit laatste te bereiken, stelt de regering financiële middelen ter beschikking, voor het terugbrengen van de groepen niet. De consequenties hiervan dienen onzes inziens door de lokale overheden te worden gedragen. Hiervoor wordt verwezen naar het convenant dat met de gemeenten is overeengekomen. Zie onderstaande tekst (bron: LPP).
Op 30 juni a.s. zal Ton Biesta in Den Haag namens het LPP het convenant ondersteuningstraject OKE–wetsvoorstel ondertekenen. Met het ondersteuningstraject gaan de betrokken partijen, door middel van een aantal activiteiten het veld voorbereiden op de implementatie van het wetsvoorstel OKE. Voor peuterspeelzalen betekent de komst van de wet dat zij minimaal zullen moeten gaan voldoen aan de nieuwe kwaliteitseisen rond peuterspeelzalen. Gemeenten moeten bewaken dat peuterspeelzalen financieel toegankelijk zijn en blijven. Gemeenten gaan de samenwerking tussen peuterspeelzalen en kinderdagverblijven stimuleren. Gemeenten gaan een beter en breder aanbod van voorschoolse educatie aanbieden in peuterspeelzalen en kinderdagverblijven en gaan de deelname aan die voorschoolse educatie vergroten. De ondertekenaars van het convenant zijn de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Sharon A.M. Dijksma , de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), de MOgroep branche Kinderopvang, de MOgroep branche Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening, de Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang en peuterspeelzalen (BOinK), de Branchevereniging ondernemers in de kinderopvang (BKN), en de Stichting Landelijke Platform Peuterspeelzalen (LPP).
Wij zijn van mening dat de ouderbijdrage moet blijven bestaan. Deze kan lichtelijk verhoogd worden omdat het aantal peuters per groep gaat dalen. Ouders moeten bereid zijn om daar iets voor te betalen. Ook vinden wij dat er één tarief moet gaan gelden voor alle psz‟en in KenB. Ons voorstel luidt om een uurtarief te hanteren van € 2,75 per uur. Voor een psz die dagdelen kent van 3 uur, betekent dit een ouderbijdrage voor dit dagdeel van € 8,25. Voor een psz die dagdelen kent van 2,75 uur, betekent dit een ouderbijdrage voor dit dagdeel van € 7,56. Voor de middagen geldt een ouderbijdrage van € 5,50 uur (2 uur) oplopend tot € 6,88 (2,5 uur). Iedere psz moet 11 maanden, ofwel 48 weken, in rekening gaan brengen aan de ouders. Het is verdedigbaar dat feestdagen en kleine vakanties doorbetaald moeten worden. Psz‟en moeten de bereidheid tonen om inkomensafhankelijke ouderbijdragen te hanteren. Onder bepaalde inkomensgrenzen moeten de ouderbijdragen met 20% verlaagd worden, indien ouders de normale bedragen niet kunnen betalen. In de rekenmodellen is hier rekening mee gehouden. Er is uitgegaan van een reductie op de ouderbijdrage van 20% voor 20% van de peuters. We weten dat deze ouderbijdrage voor de taalgroep niet haalbaar is. Daarom hebben we daar in ons rekenmodel gerekend met een korting van 5 uur per week (de 2 middagsessies). Met de korting op de middagsessies alleen redden vele ouders het niet aangezien het merendeel in de laagste inkomenscategorie zit. Ouders die geen enkele ouderbijdrage kunnen betalen, dienen doorverwezen te worden naar de Intergemeentelijke Sociale Dienst. Dit wordt hier verder niet behandeld. Er moet een uniform bedrag komen als inschrijfgeld. We willen dit vaststellen op € 10,00 per peuter. Om tot een opbrengst- en kostenrekening te komen voor iedere psz hebben we een model ontwikkeld dat gebaseerd is op de volgende data: •
• • •
• • •
•
De bezettingsgraad voor de psz‟en in de kleine kernen ligt op 90%, waarbij het aantal van max. 16 per groep op 100% is gesteld. Nieuwe uitbreidingswijken zullen sterk geconcentreerd worden in Y. Daardoor zal het voor de kleine kernen niet gemakkelijk meer zijn om een bezettingsgraad van 100% te halen. De bezettingsgraad voor de psz in de grote kernen ligt op 95%. Omdat de uitbreidingswijken hier geconcentreerd gaan worden, moet een hogere bezettingsgraad haalbaar zijn. De bezettingsgraad voor de taalstimuleringsgroep is gesteld op 100%, waarbij een aantal van 10 peuters per groep hoort. Iedere groep kent 2 gekwalificeerde leidsters, die volgens de CAO Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening, schaal 5 en 6, betaald worden. De kosten per uur incl. alle sociale lasten, vakantieduur, vakantiegeld e.d. zijn berekend op € 27, - per uur op basis van het salarisniveau 2011 van de CAO Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening. Er zijn aannames gedaan voor de stijging van de kosten. Per dagdeel is er aan voorbereidings- en opruimtijd gerekend met 0,75 uur per leidster per dagdeel. Voor de taalgroep is gerekend met 1,25 uur per dagdeel voorbereidingstijd. Per leidster geldt er een overhead van 5%. Dit is voor leidsteroverleg, overleg met basisscholen over peuters, functioneringsgesprekken e.d. Per dagdeel is er voor iedere groep gerekend met 0,5 uur voor leidinggevenden en administratie voor de kleine kernen en 1,75 uur voor de grote kern. Achtergrond is hierbij dat gezien de omvang van de organisatie, de gemeentelijke ontwikkelingen (denk aan deelname aan Brede School etc.) en de taalgroep een hogere graad van professionalisering vereist is en daar ook kosten verbonden zijn. Voor de kostencalculatie is hier gerekend met een bedrag van € 31, - per uur. Voor training, salarisadministratie e.d. is gerekend met een toeslag van 7% van de totale personele kosten.
•
Alle overige kosten zoals facilitaire kosten, verzekeringen, materialen voor peuters en voor projecten, afschrijving inboedel, bestuurskosten zijn berekend op basis van de jaarverslagen. Deze kosten maken 15% van de totale kosten uit.
De aanbeveling van de werkgroep is: 1. De harmonisatieslag is het uitgangspunt 2. Hierop zijn de kosten en berekeningswijze "financiële structuur peuterspeelzalen gemeente Kaag en Braassem 2011" gebaseerd (zie bijlage voor de detailopbouw) 3. Inzichtelijk wordt dat een jaarlijkse subsidie van € 261.000, - nodig is om het peuterspeelzaalwerk te continueren en te voldoen aan de nieuwe wetgeving 4. Er van uitgaand dat dit deze harmonisatiestructuur de grondslag voor subsidie is, betekent dit, onverdeeld naar peuterspeelzaal: (bedragen per peuterspeelzaal) 5. Voorgesteld wordt bovengenoemde bedragen vanaf 2011 beschikbaar te stellen en daarna jaarlijks aan te passen met de inflatiecorrectie. 6. De peuterspeelzalen leggen jaarlijks verantwoording af over de rechtmatige besteding; overschotten, waarbij niet rechtmatig bestede middelen kunnen worden teruggevorderd. Bij mindering van het aantal peuters c.q. het opheffen van een groep, of het verminderen van de bezettingsgraad waarbij één groep dient te worden opgeheven, kan de gemeente de subsidie verlagen. 8. Bij groei van het aantal groepen, of de wens tot het starten van een nieuwe taalgroep, verandering van huisvesting, grote onverwachte veranderingen op CAO gebied, zal een aanvraag tot subsidiering bij de gemeente ingediend. 9. Wij pleiten ervoor om geen voorlopige en definitieve subsidies toe te kennen (zoals tot nu toe in X gebeurde). Het gevraagde subsidiebedrag voor 2011 en volgende jaren is beduidend meer dan X en Y tot nu toe gezamenlijk betaalden, maar de effecten van alle overheidsmaatregelen zijn hierin verwerkt. De gevraagde subsidie ligt boven het 2008 niveau. Hierbij moet echter rekening gehouden worden met de volgende factoren: • • •
De inflatiecorrectie over de jaren 2008 – 2011 bedraagt ca 6%, ofwel € 12.000, Het effect van het terugbrengen van het aantal peuters per groep (wet OKE) is ca. € 20.000, De overeengekomen salarisstijgingen in de CAO Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening in de periode 2008 – 2010 zijn fors. Naast een inflatiecompensatie van 6%, is er over deze periode een verhoging overeengekomen van 8% (voornamelijk veroorzaakt door het toekennen van een hoge eindejaarsuitkering). Dit heeft een effect van € 30.000, - op jaarbasis.
In de bijlage treft u een onderbouwing aan van de opbrengsten, de kosten en de gevraagde subsidiebedragen. In deze bijlage worden ook de kosten per peuter per uur berekend. Deze vertonen grote gelijkenis. De bedragen voor de regulaire groepen variëren van € 7,08 tot € 7,97 per uur. De subsidie per peuter per uur varieert van € 4,27 tot € 5,22 per uur. Bij de taalgroep zijn deze bedragen totaal anders. Hier bedragen de kosten per peuter per uur € 14,15 en is de gevraagde subsidie € 11,40 per uur. Alhoewel het enigszins buiten de scope van dit advies valt, willen wij aandacht vragen voor de afhandeling van de definitieve subsidies over de jaren 2009 en 2010 voor de psz‟en van Y. Normaliter gebeurde dat pas in 2011 en 2012. Dan is echter de nieuwe subsidieregeling al van kracht. Wij pleiten voor een pragmatische oplossing.
5 Organisatievorm peuterspeelzalen. Het is de doelstelling van de centrale overheid om meer brede scholen tot stand te brengen in gemeenten. Peuterspeelzalen en kinderdagverblijven moeten intensiever gaan samenwerken en/of volledig gaan integreren. In Y is een brede school in ontwikkeling. De Stichting Z verzorgt het gehele primaire basisonderwijs in alle dorpen die deel uitmaken van Y. Iedere school behoudt zijn eigen
naam en zijn eigen identiteit, maar vele zaken zullen op stichtingsniveau worden geregeld. De V school, de Kinderopvangorganisatie en peuterspeelzaal vormen gezamenlijk de partners in de Brede School. Waarbij zoals reeds beschreven sinds juni 2009 samen één organisatie vormen, maar juridisch/financieel wel nog steeds zelfstandige eenheden blijven gezien de andere vorm van financiering. Gezien onder meer deze plaatselijke ontwikkelingen zijn er onvoldoende argumenten om een nauwe en intensieve samenwerking te bewerkstelligen tussen de psz in Y en de overige psz‟en in KenB. Periodiek overleg zal er zeker blijven bestaan. Op het gebied van trainingen, eventuele in- en uitleen van onderwijskrachten kan samengewerkt worden. In (woonkern) zijn 3 basisscholen. De psz levert kleuters af aan alle scholen. Er is geen voornemen bekend dat deze 3 basisscholen binnenkort in een brede school zullen overgaan. Aansluiten bij het grote KDV die ook in andere gemeenten actief is, lijkt vooralsnog geen optie. In (kern) zijn 2 basisscholen. De psz levert kleuters af aan beide scholen. Er is geen voornemen bekend dat deze basisscholen binnenkort in een brede school zullen overgaan. Aansluiten bij het grote KDV die ook in andere gemeenten actief is, lijkt vooralsnog geen optie. In (kern) is 1 basisschool. In principe gaan alle peuters van de psz naar deze school. Er is geen voornemen bekend dat deze school in een breder verband zal opgaan. Een mogelijkheid om de psz op te laten gaan in de basisschool is geen optie aangezien er geen synergetische voordelen te verwachten zijn. Aansluiting zoeken bij KDV Z wordt om diverse redenen niet als toegevoegde waarde gezien. Er zijn wel voordelen te behalen als de psz‟en van X in één organisatorische eenheid zouden opgaan. Iedere psz zou zijn eigen naam kunnen behouden, zijn eigen oudercommissie, zijn eigen “klusjesouders” en andere vrijwilligers. Als de 3 Stichtingen en de 3 besturen van de Stichting in één nieuwe Stichting met één bestuur zouden opgaan, dan zijn er voordelen te behalen op bestuurlijk niveau (minder bestuursleden nodig, snellere en directe communicatie naar externe partijen), en op het gebied van personeelsuitwisseling, van training, van administratie, van financiering, van ontwikkelingen van (pedagogische) beleidsplannen e.d. De kosten van een dergelijke fusie zijn overzienbaar en zijn eenmalig. Het voornemen is om dit plan in 2010 verder uit te werken en dat vervolgens ook ter beoordeling aan de gemeente KenB voor te leggen. De gemeente zou kunnen participeren in de kosten van een dergelijke fusie.
P.S. Eind 2009 verschijnt er een rapport van de MO groep over doelen, continuïteit, financiering en kerncijfers van peuterspeelzalen. Rapporten met adviezen van deze instantie worden over het algemeen door betrokken partijen gevolgd. Wij sluiten niet uit dat dit rapport onze visie en voorstellen enigszins kan aanpassen.