Vergadering:
PHO Ruimte
Datum:
14 mei 2014 14.30 uur - 17:00 uur
Locatie:
Nieuwe Energie, 3e Binnenvestgracht 23, 2312 NR, Leiden
Onderwerp: Agenda PHO Ruimte Let op: eerste deel is samen met PHO Economische Zaken PHO Ruimte en EZ
(14.30 – 14.50)
01
(14.30 – 14.50)
Visie Ruimte en Mobiliteit
De regio heeft in februari van dit jaar een zienswijze ingediend op de concept Visie Ruimte en Mobiliteit van de provincie. Op 7 april is de reactie daarop van de provincie besproken in een Bestuurlijke Tafel. Op 22 april is de Nota van Beantwoording vastgesteld door GS, gevolgd door de vaststelling van het gewijzigd ontwerp op 6 mei. Op 21 mei is er een hoorzitting over de VRM in PS. De Statencommissie buigt zich op 4 en 18 juni over de VRM en bespreking in PS is gepland op 9/11 juli. Het portefeuillehoudersoverleg Ruimte is leidend in het proces van de VRM. Voorstel: bespreking van de Nota van Beantwoording om na te gaan in hoeverre de zienswijze heeft geleid tot aanpassing van de VRM en of er nog beïnvloedingsmomenten vanuit dit gremium nodig zijn in het proces. PHO Ruimte
(14.50 – 17.00)
02
Rondje gemeenten en speerpunten Voorstel: voorstelrondje
(14.50 – 15.20)
03
Agenda en mededelingen
(15.20 – 15.30)
- Onderdeel Natuur en Landschap 04
Stand van zaken Regionaal Groenprogramma
(15.30 – 15.50)
De regio biedt de gemeenten een platform voor overleg en kennisuitwisseling op het gebied van natuur, landschap en recreatie. Deze samenwerking versterkt de positie van de regio, bijvoorbeeld bij provincie als belangrijkste cofinancier van projecten. Daarnaast heeft Holland Rijnland in februari 2010 het Regionaal Groenprogramma vastgesteld. Op basis van dit programma besteedt de regio de € 20 miljoen, die in het Regionaal Investeringsfonds beschikbaar is gesteld. De regio draagt 25% bij aan de inrichtingskosten van strategische groenprojecten in de westelijke Holland Rijnlandgemeenten. Op dit moment heeft de regio € 8.407.389 gereserveerd voor de uitvoering van 47 projecten. Met dit voorstel informeert de portefeuillehouder Natuur en Landschap, Tjerk Bruinsma, de portefeuillehouders over de voortgang van het Regionaal Groenprogramma. Voorstel: 1. Kennis te nemen van stand van zaken van het Regionaal Groenprogramma en de regionale bijdrage aan de Singelroute. 2. Van gedachten wisselen over de groene ambities van de nieuwe colleges.
1
- Onderdeel Wonen 05
Overzicht Wonen
(15.50 – 16.10)
Voorstel: overzicht van aanstaande thema’s door voorzitter 06
Concept regionale woonagenda
(gecorrigeerde tekst, in overeenstemming met PHO-voorstel)
(16.10 – 16.40)
De regiogemeenten werken aan een regionale woonagenda. Dit is de basis voor het regionaal woonbeleid dat subregionaal en lokaal verder wordt vormgegeven. Het dient ook ter verantwoording van bestemmingsplannen bij andere regiogemeenten en de provincie. Op 7 maart is in een extra PHO Ruimte besproken welke laatste aanvullingen noodzakelijk waren alvorens de concept tekst voor inspraak aan te bieden. Dat betrof een laatste ambtelijke controle van de tekst en het opstellen van een eenvoudig afwegingskader en een bijbehorende planlijst. De verbeterde tekst ligt nu voor. Het PHO Ruimte wil voortgang, zodat de uitgangspunten van de woonagenda tijdig kunnen worden meegenomen in de provinciale Visie Ruimte en Mobiliteit. Dan hoeft niet langer elk bestemmingsplan afzonderlijk te worden verantwoord. Om daaraan te kunnen voldoen is een samenvatting gemaakt, de woonnotitie, die aan de provincie zal worden aangeboden vooruitlopend op de definitieve woonagenda. Het inspraaktraject kan worden gestart. Raden en andere belanghebbenden hebben daarin gelegenheid om te reageren op het concept, zodat hun reacties ook een plek kunnen krijgen in de definitieve regionale woonagenda. Voorstel: 1. Kennis te nemen van het concept van de regionale woonagenda; Het Dagelijks Bestuur te adviseren: 2. de concept regionale woonagenda vrij te geven voor de inspraak; 3. de samenvatting van deze concept woonagenda (de ‘woonnotitie’) aan te bieden aan Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland. 07
Convenant huisvesting arbeidsmigranten (16.40 – 16.55) De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft Holland Rijnland in april 2012 gevraagd om het voortouw te nemen bij het maken van een regionaal kader over de huisvesting van arbeidsmigranten. In het PHO van 6 november 2013 hebben de gemeenten besloten om hun colleges het advies te geven het Convenant en de Richtlijnen Huisvesting Arbeidsmigranten vast te stellen en te ondertekenen. Dit moet leiden tot concrete afspraken op gemeentelijk niveau Voorstel: 1. De taken uit het Convenant Huisvesting Arbeidsmigranten gezamenlijk te gaan uitvoeren. 2. De reeds ingestelde kopgroep aan te wijzen als initiatiefnemer en ondersteuner bij de uitvoering. 3. Vanuit alle gemeenten een vergoeding te betalen aan de gemeente, die de regionale inzet op dit dossier bij ambassadeursteam en kopgroep coördineert. 4. De gemeente Katwijk een bijdrage te verstekken zoals weer gegeven in bijlage 3. 5. De gemeenten te adviseren in het college een portefeuillehouder arbeidsmigranten aan te wijzen en voor ambtelijke inzet zorg te dragen.
08
Rondvraag en sluiting
(16.55 – 17.00)
2
�) � nd a l ijn 1 R ê) :\ 1 Ho\\and \'{'{,.. .. ,
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom,
R•nd<••d de
Kaag en Braassem, Katwijk, Lelden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teyllngen, Voorschoten en Zoeterwoude.
Aan het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland Postbus 90602 2509 LP Den Haag
Leiden: 17 Kenmerk:
februari 2014 UIT-14-04503
J.M. Ververs (071) 523 90 78 E-mail:
[email protected]
Contact:
Telefoon:
Bijlage: 1 Onderwerp:
Zienswijze Visie Ruimte en Mobiliteit
Geacht college, Met veel interesse hebben wij kennis genomen van de ontwerp Visie Ruimte en Mobliltelt (VRM) die ter inzage ligt voor de inspraak. Graag maken wij gebruik van de mogelijkheid om te reageren door middel van deze zienswijze. In onze zienswijze vindt u de kern terug van onze Position Paper, zoals eerder opgesteld voor de Bestuurlijke Tafel van 10 juni 2013. Ook zult u veel onderdelen herkennen uit het overleg dat gedeputeerden Veldhuijzen en De Bondt hadden met onze portefeuillehouders op 8 november 2013. Wij hadden na deze bestuurlijke overleggen graag gezien dat een zienswijze niet nodig was geweest en dat veel van onze opmerkingen waren geland in de VRM. Helaas is dat niet het geval en zijn we genoodzaakt om terug te grijpen op dit reactieve middel. Als regio Holland Rijnland sturen we namens de 14 deelnemende gemeenten één zienswijze. Naast deze zienswijze zal een groot aantal gemeenten ook een eigen, lokale zienswijze Indienen. Deze zienswijzen zijn te beschouwen als aanvullend op onze regionale zienswijze en gaan meer in detail in op de consequenties voor het specifieke gebied of gemeente. We gaan allereerst in op de sturlngsfilosofle en het proces van de VRM, vervolgens op de kracht van onze regio en haar inliggende clusters. We sluiten af met zienswijzen per thema. In de bijlage geven we een grote hoeveelheid detailopmerkingen weer ten aanzien van de tekst en het gehanteerde kaartmateriaaL Kernpunten zienswijze
1. Sturingsfi/osofie uit Koersnotitie komt onvoldoende terug in VRM
De ontwerpvisie die nu voorligt is een uitwerking van de eerder door u vastgestelde Koersnotitie. Daar wordt in hoofdstuk 3 de sturingsfilosofie van de provincie geschetst: In de visie Ruimte en Mobiliteit schept de provincie ruimte voor maatschappelijk initiatief en ondernemerschap, die een bijdrage leveren aan de koers die de provincie wil varen op het gebied van ruimte en mobiliteit. Een provincie die meer gesprekspartner is, die meedenkt en meedoet, ruimte biedt aan initiatieven vanuit onderop en actief de samenwerking aangaat met verschillende partijen. Deze opstelling sprak ons - en zoals wij merken ook andere gemeenten en regio's - aan en was veelbelovend als opmaat naar de nieuwe visie. Dit kwam ook tot uiting in het Interactieve proces tot aan de zomer van 2013. Wij moeten helaas constateren dat in uw visie deze nieuwe sturingsfilosofle een te bescheiden plek krijgt. De visie ademt dit nog enigszins uit, de programma's Ruimte en Mobiliteit al minder en de Verordening is op veel onderdelen restrictief. Er wordt op veel thema's stringent gestuurd op aantallen en cijfers (vergelijkbaar met de contingenten uit het verleden), zonder differentiatie naar gebieden. Dat is in tegenspraak met uw eigen sturingsfilosofie en verleidt (markt)partijen niet om te gaan investeren. Hieruit spreekt niet het vertrouwen dat gemeentelijke overheden
Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Lelden Postbus 558, 2300 AN Lelden Telefoon (071) 523 90 90
[email protected] WWI'I.hollandrijnland.net BNG 28.51.13.992
een verantwoorde afweging maken en dit doet dan ook geen recht aan de autonomie en verantwoordelijkheid van de gemeenten. Wij hebben begrip voor de rol van de provincie en het behartigen van haar provinciale belangen. De vorm en het instrumentarium waar nu voor Is gekozen Is echter verouderd en past niet bij de nieuwe, beleden sturingsfilosofie. Wij verwachten van de provincie dat zij de regio en de gemeenten serieus neemt en met haar in gesprek gaat. Wij pakken de opgaven die er liggen graag gezamenlijk op. 2. Proces rondom VRM stokte na de zomer
Van begin 2013 tot aan de Koersnotitie was het proces rondom de VRM Interactief. Na het verschijnen van de Koersnotitie werd het interactieve karakter minder groot. Zo werd bijvoorbeeld het Programma Mobiliteit pas na besluitvorming door Gedeputeerde Staten vrijgegeven, zodat alleen een reactie via een zienswijze restte. Mede daardoor missen we een goede integratie tussen ruimte en mobiliteit. Het proces had ons inziens aan kracht en kwaliteit gewonnen als bij de totstandkoming van de conceptteksten gemeenten en regio's intensiever waren betrokken. Dit vinden wij een gemiste kans en niet in lijn met uw nieuwe sturingsfilosofie. Wij verzoeken daarom om na de zienswijzeperiode goed de tijd te nemen om met de belanghebbenden in gesprek te gaan. 3. Aanpassingstermijn regionale visies kort
U geeft in het programma Ruimte aan van de regio te verwachten op 1 juli 2015 de aangepaste regionale visies voor wonen, kantoren, bedrijventerreinen en detailhandel te hebben aanvaard. Als regio oriënteren wij ons momenteel nog op de vorm die onze regionale visies de komende periode zullen krijgen. Inhoudelijk liggen de grote lijnen van onze regionale visies redelijk vast. Wij verzoeken u om hier de komende periode rekening mee te houden en de mogelijkheid voor overleg en afstemming tussen gemeenten, regio en de provincie open te houden. Daarnaast gaan wij er van uit dat in het jaarlijkse proces van herziening van de provinciale structuurvisie, wij als regio onze inbreng kunnen geven op de VRM. 4. Consequenties van VRM voor Holland Rijnland en haar inliggende clusters
In onze position paper van juni 2013 hebben wij de kracht van onze regio geschetst. Holland Rijnland is een strategisch gelegen en krachtige regio met actieve ondernemers, overheden en instellingen. Deze kracht willen we behouden en verder ontwikkelen. De ontwerp VRM versterkt slechts ten dele deze kracht maar perkt de potenties op andere delen weer In. Per cluster belichten we hieronder de consequenties van de door u voorgestelde keuzen (die in het volgende deel van de zienswijze meer thematisch uitgewerkt worden): Voor de Duin- en Bollenstreek heeft de nieuwe VRM grote negatieve consequenties. De voorgestelde regeling over het verdwijnen van de rode bebouwingscontouren pakt op twee wijzen verkeerd uit: voor de vitallsering van het bollencomplex en het landschap en voor het adequaat accommoderen van de subregionale en bovenregionale wonlngbehoefte. Immers, door de VRM kunnen in principe allerlei locaties bulten de BSD (Bestaand Stads- en Dorpsgebied) weer ter discussie worden gesteld. Alleen al het feit dat de mogelijkheid gaat ontstaan voor discussie over andere verstedelijkingsoptles, is funest voor de noodzakelijke voortgang van de herstructurering van de Greenport Het wakkert grondspeculaties aan met prijsopdrijvende effecten, waardoor kavelruil moeilijker uitvoerbaar wordt. De investeringsbereidheid bij bollenondernemers zal afnemen, doordat andere functies in beeld komen. Hierdoor dreigt het werk van de GOM, dat juist gebaat is bij planologische rust en lage grondprijzen, te stagneren. De gewenste woningbouw zal mogelijk stilvallen of onnodig vertragen. En met het voorgestelde korte termijnbeleid wordt geen rekening gehouden met al bestaande lange termijnafspraken met marktpartijen. Kortom, de VRM raakt de Duin- en Bollenstreek in het hart. Het is goed dat uw gedeputeerde met steun van de Statencommissies heeft afgesproken om de komende maanden samen tot een voor beide partijen werkbaar maatwerk te komen binnen de VRM.; De consequenties voor de Rijn- en Veenstreek zijn ook groot. Dat heeft te maken met het loslaten van de rode contouren en het sturen op BSD. Voor de gemeenten Alphen aan den •
•
2
•
Rijn, Nieuwkoop en Kaag en Braassem heeft dit consequenties voor hun ontwikkelingscapaciteit, met name voor de woningbouwlocaties, die binnen de rode contour lagen, maar nu buiten BSD. Hoe reageert de markt hier op? Daarnaast nodigt de provinciale visie weinig uit om van dit gebied een Interessant ondernemingsklimaat te maken, dat uitnodigt tot investeren: economische ontwikkeling in het Groene Hart wordt enkel toegestaan als dit past bij het veenweldelandschap, waarbij de inzet louter het open houden van het landschap is. Alleen voor nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven zijn de mogelijkheden toegenomen. Er wordt geen rekening gehouden met de maatschappelijke en economische dynamiek in het gebied, de effecten van natuurlijke processen in het landschap zoals veenoxidatie, bodemverzakking en verzilting of de gevolgen van het nieuwe Europese landbouwbeleid voor agrarische ondernemers: allemaal zeer (beeld-)bepalende factoren die niet stroken met het conserverende beleid in de VRM; Voor de Leidse regio is de impact mlnder groot. De versterking van de knooppunten in de hoogstedelijke zone langs de logistieke as Lelden-Dordrecht wordt door deze stedelijke gemeenten over het algemeen als een logische gezien. Het is van regionaal belang dat bij een concentratiebeleid van voorzieningen, woningen en bedrijvigheid Holland Rijnland een krachtige en aantrekkelijk regio blijft. Dat raakt direct aan de belangen van Leiden. Maar ook aan de grotere agglomeratie Katwijk, Oegstgeest, Teyllngen, Leiderdorp, Zoeterwoude en Voorschoten. Het functioneren van Leiden als aantrekkelijke stad is direct verbonden met de vitaliteit van omliggende gemeenten.
Daarnaast vragen wij aandacht voor het feit dat de provincie Zuid-Holland deel uitmaakt van een groter gebied, waarbij gedacht dient te worden aan de relatie met Noord-Holland en Utrecht (de Randstad), maar ook met Brabant en Zeeland. Wij zijn als regio ook gericht op de Amsterdamse regio, Haarlemmermeer, het Groene Hart en Utrecht. Specifiek willen we de aandacht vestigen op de nauwe relaties die er bestaan tussen onze regio en luchthaven Schiphol. Zienswijze per t h e m a
Achtereenvolgens worden hier enkele algemene opmerkingen geplaatst en wordt Ingegaan op thema's In de volgorde van behandeling In de VRM: Mobiliteit en bebouwde ruimte, Kwaliteit van landschap, groen en erfgoed en Water, bodem en energie. 1. Algemeen
Omgangsregels provincie en gemeenten actualiseren en aanscherpen
Doordat in de VRM bepaalde ontwikkelingen pas gerealiseerd kunnen worden na ontheffing door GS, Is het aangaan van het gesprek tussen gemeenten, regio en provincie van groot belang. Momenteel zijn er omgangsregels geformuleerd in het convenant tussen provincie, regio en de VZHG. Dit convenant is met deze nieuwe VRM achterhaald. Een belangrijk punt voor de gemeenten in Holland Rijnland zijn de termijnen waar gemeenten zich aan moeten houden. Dergelijke termijnen zouden ook voor de provincie moeten gelden. Ons verzoek is daarom om op korte termijn een nieuw convenant op te stellen tussen provincies en gemeenten en hier de beleidswijzigingen en procedures vanuit de VRM goed in mee te nemen. Onze gemeenten willen graag actief bij de ontwikkeling van dit convenant worden betrokken. Instellen van een overgangsregeling
In de verordening staat dat gemeenten binnen 3 jaar de bestemmingsplannen aangepast dienen te hebben (artikel 3.3). De overgang van het huidige regime met rode contouren naar het nieuwe systeem met BSD is erg ingrijpend voor het ruimtelijk beleid. Ook worden bestaande plannen doorkruist en wordt de beleidsruimte van gemeenten ingeperkt. Het kan niet zo zijn dat als gemeenten nu niet snel antielperen op het nieuwe regime de provincie na drie jaar ingrijpt. Op basis van het bestemmingsplan hebben gemeenten kosten gemaakt om de grond bouwrijp 3
te maken of contracten gesloten met derden. Door het eenzijdig schrappen van deze locaties toont de provincie zich een onbetrouwbaar partner. Als deze benadering toch wordt doorgezet is tenminste een overgangsregeling wenselijk. Wij verzoeken de provincie deze termijn los te laten en met gemeenten en regio in overleg te treden als huidige plannen niet meer overeenkomen met de VRM. Mogelijkheid planschade
De provincie wil bij het stringent toepassen van BSD ook over gaan tot het laten schrappen van bestemmingsplannen, wanneer deze niet binnen drie jaar zijn aangepast. De regio vindt dat geen verstandig en haalbaar beleid. Wanneer dat beleid wel door wordt gezet zullen belanghebbenden van zich doen spreken. Wanneer is er sprake van planschade? Wie draait hierbij dan op voor de planschade? Is dat de provincie? Hier wordt niet over gesproken in de VRM. Waar mogelijk zullen gemeenten zich beraden om schade door dit beleid op de provincie te verhalen. Wij verzoeken de provincie om goed de consequenties te onderzoeken voor betrokkenen (gemeente, ontwikkelaars en provincie) van het stringent toepassen van BSD voordat tot implementatie over wordt gegaan. Niet voorbarig schrappen in de plancapaciteit
De regio Holland Rijnland is een aantrekkelijk woonregio. Dat willen we graag zo houden. De meest recente woningbehoeftecijfers geven aan dat er tot 2019 en ook daarna nog een behoorlijke behoefte bestaat aan wonen, dus aan woningbouw. De provincie lijkt nu vooral in te zetten op het schrappen van overbodige plannen, vooral buiten BSD. Wij pleiten er nadrukkelijk voor om niet te voorbarig te schrappen in de plancapaciteit Zonder uitputtend te zijn willen we hier pleiten voor het behoud van plancapaciteit voor grote woningbouwplannen zoals Valkenburg, Bronsgeest, Offem-Zuid, Nieuw Rhijngeest, Braassemerland en woningen in Nieuwkoop ten behoeve van de transformatie van de Noordse Buurt. Afspraak over 'warm worden grond' in de Duin- en Bollenstreek
In het bestuurlijk overleg van 8 november is door de provincie toegezegd dat er een onderzoek plaats zal vinden naar het mogelijk 'warm worden' van de grond in de Duin- en Bollenstreek bij het loslaten van de rode contouren. Gemeenten noch de regio zijn tot nu toe betrokken geweest bij dit onderzoek. Wij wachten met belangstelling de resultaten van dit onderzoek af. 2.
Mobiliteit en bebouwde ruimte
Vitale Greenport Duin- en Bollenstreek
Tussen provincie en gemeenten in de Duin- en Bollenstreek is afgesproken om de komende maanden tot een voor beide partijen werkbaar maatwerk te komen binnen de VRM. Op die manier worden de knelpunten in dit gebied integraal opgelost en wordt een effectief instrument geboden voor de realisering van de belangrijke opgaven. Centrale opgaven in dit gebied zijn: verbetering van de kwaliteit van het landschap (open maken, opschonen verrommeling, aanbrengen landschapselementen). herstructurering en vernieuwing van het bollen- en bloemencluster. accommoderen van de eigen behoefte aan wonen, werken en voorzieningen. accommoderen van enkele gespeelfleerde bovenregionale behoeftes, waarvoor bestuurlijke afspraken bestaan in het kader van de Gebiedsultwerking Haarlemmermeer-Bollenstreek en Valkenburg. Voor de eerste twee aspecten is de Greenport Ontwikkelingsmaatschappij (GOM) opgericht, waarbij opbrengst van de bouw van Greenportwoningen een middel is om dit proces op gang te brengen en te financieren. •
•
• •
De huidige regeling in de provinciale structuurvisle, met bebouwingscontouren en de bijbehorende Verordening Ruimte, is daarbij als relevant ervaren. De bebouwingcontouren zorgen voor duidelijkheid voor zowel de gewenste stedelijke ontwikkelingen als die In het 4
buitengebied. Belangrijk is dat door de 'planologische rust' de bereidheid te investeren In het bollencomplex en het landelijk gebied duidelijk toeneemt. Tevens ontstaat hieruit een dempende werking op de grondprijzen In het buitengebied. Dit bevordert het herstructureringsproces. Daarnaast bevatten de bebouwingscontouren de ontwikkelruimte die nodig is om de eigen stedelijke behoefte en de afgesproken bovenregionale behoefte te accommoderen tot 2030. Daarbij zal er op de korte termijn eerder sprake zijn van temporisering van ontwikkellngslocaties dan van het schrappen van overcapaciteit. Wij verzoeken u om In een open proces samen met de betrokken gemeenten doelgericht tot vo0r alle partijen werkbare resultaten te komen, met bovenstaande als uitgangspunt. Goed kijken naar de markt in plaats van stringent toetsen
In uw sturingsfilosofie geeft u aan dat er ruimte geboden moet worden aan ontwikkelingen van onderop, vanuit maatschappij en markt. Vervolgens worden er allerlei instrumenten ingezet waarbij achteraf wordt getoetst of deze ontwikkelingen in het buitengebied wel kunnen: de 'ladder voor duurzame verstedelijking', maatschappelijke tegenprestaties, gebiedsprofielen en een kwaliteitskaart Al de initiatieven moeten ook nog eens naadloos passen in sectorale regionale plannen voor wonen, kantoren, woningbouw etc. die door de provincie moeten worden goedgekeurd. Op deze wijze ontstaat er een ingewikkeld toetsingsproces waarbij het voor een Initiatiefnemer uiterst moeilijk Is om van tevoren in te schatten wat de kans van slagen Is. Overheden dienen partijen juist uit te nodigen om initiatieven te nemen en niet van tevoren te ontmoedigen door Ingewikkelde procedures. Wij verzoeken de provincie dit instrumentarium nog eens goed op haar merites te bezien en samen met de regio's vooral te letten op de samenhang van het instrumentarium en toepasbaarheid in de praktijk. Ruimte voor regionaal maatwerk
Holland Rijnland ondersteunt de aanpak in de VRM om regionale visies een centrale rol te geven in het beleid. Helaas moet er ook geconstateerd worden dat de regionale strategieën die onlangs zijn opgesteld, zoals de kantorenstrategie Holland Rijnland niet hebben geleld tot enige aanpassing in het provinciaal beleid. Holland Rijnland verzoekt de provincie een uitnodigend perspectief te bieden om gezamenlijk regionale visies op te stellen. Maatwerk bij het aanwijzen van locaties, de hoeveelheid nieuwbouw en afwijkend beleid in verschillende regio's is hierbij een basisvoorwaarde. Bij dit maatwerk moet ook beter gekeken worden naar de samenhang tussen beleidsvelden. Inzet op transformatie van kantoren of detailhandel is enkel mogelijk als er alternatieven worden geboden, zoals wonen of groen. Sturen op kantorenvoorraad
Uit het ontwerp VRM kan geconstateerd worden dat de regionale kantorenstrategie van Holland Rijnland niet overgenomen c.q. geaccepteerd is door de provincie. We pleiten er voor om te kijken hoe we werkbare afspraken kunnen maken over punten waar we verschillend tegen aan kijken. In de VRM staat het reduceren van nieuwbouw van kantoren centraal. Holland Rijnland pleit voor een benadering waarbij de totale kantorenvoorraad centraal staat. Om bedrijven te binden aan de regio moeten representatieve kantoorlocaties geboden worden op goede plekken. Mogelijkheden voor nieuwbouw zijn belangrijk om deze locaties te creëren. Holland Rijnland ziet daarom niets in een kantorenquotum waarmee de nieuwbouw van kantoren ook op goede locaties wordt beperkt. Wanneer toch voor een kantorenquotum wordt gekozen bepleit Holland Rijnland tenminste een vorm van kantoren- voor kantorenregeling op te nemen. Holland Rijnland deelt de visie In de VRM om kenniscentra de ruimte te geven zich verder te ontwikkelen. Holland Rijnland pleit ervoor de totale ruimte voor nieuwbouw van kantoren te verhogen wanneer kenniscentra (zoals het Bio Science Park) zich sneller ontwikkelen dan geraamd. Het kan immers niet zo zijn dat een succesvolle ontwikkeling van de kantoren rond kenniscentra tot gevolg heeft dat in de rest van de regio geen kantoren meer gebouwd kunnen worden. 5
Holland Rijnland roept op om W4 Leiderdorp en het Stationsgebied Alphen aan den Rijn op te nemen als kantoorlocaties in de VRM. Met betrekking tot de W4 Leiderdorp liggen er contractuele verplichtingen, ook met de provincie Zuid-Holland. In de kantorenstrategie van Holland Rijnland is stationsgebied Alphen aangeven als regionale kantoorlocatie. De gemeente Alphen aan den Rijn heeft met 106.000 inwoners een centrumfunctie in het Groene Hart. Hierbij past een kantoorlocatie waar regionale kantoren zich op beperkte schaal kunnen vestigen. Het schrappen van stationsgebied Alphen aan den Rijn strookt ook niet met de gezamenlijke inzet van het Rijk, de provincie als de gemeente om de automobiliteit te verminderen door werklocaties zoveel mogelijk te situeren op CV-knooppunten. Ruimte voor bedrijven
De regio ziet het vrijgeven aan gemeenten om functiemenging toe te staan op bedrijventerreinen in categorie 1, 2 en categorie 3a als een goede ontwikkeling. Wel maakt de regio zich zorgen over de eventuele verdringing van bedrijven zonder dat er ruimte voor alternatieve locaties geboden wordt. Het beschikbaar houden van voldoende ruimte voor bedrijven blijft belangrijk. In de VRM wordt gesproken over monitoring. Wij pleiten voor een nadere uitwerking van deze monitoring, in samenwerking met de regio's. En inclusief mogelijk te nemen acties wanneer er sprake is van verdrijving van bedrijven. Detailhandel
Holland Rijnland sluit aan bij de visie in de VRM dat verspreide winkels geconcentreerd moeten worden in de bestaande centra. Wat ons betreft horen de PDV-Iocatles ook bij de bestaande centra. Ook in de VRM maken deze locaties onderdeel uit van de detailhandelshoofdstructuur. De VRM biedt in de huidige tekst echter geen enkel perspectief aan deze locaties en lijkt aan te sturen op een koude sanering, wetende dat de meeste PDV-Iocaties momenteel moeizaam functioneren. Het nu geheel vrijgeven van de vestiging van grote (> 1000 m2) bouwmarkten en tuincentra draagt ook niet bij aan een mogelijke versterking van deze locaties. Binnen de regio Holland Rijnland worden op dit moment afspraken gemaakt die enige ondersteuning bieden aan de positie van de PDV-Iocaties in de regio. Met deze afspraken wordt het mogelijk ook enkele, andere expliciet benoemde winkels op deze locaties toe te laten. Holland Rijnland vraagt de provincie deze afspraken te respecteren. De VRM streeft per saldo een afname van winkelaanbod m2 in centra buiten de hoofdstructuur na. Kwantitatieve toename Is mogelijk op voorwaarde van sanering van aanbod elders. Als intentie kan Holland Rijnland dit steunen. De regio wil zich inzetten om ook de dorpscentra buiten de hoofdwinkelstructuur In de VRM levendig te houden. Beperkte toevoeging van m2 aan winkels kan hierbij soms nodig zijn om de winkelstructuur in dorpscentra te verbeteren. Ruimte bieden aan winkels in dagelijkse artikelen is voor dorpen vaak de enige manier om nog koopkracht vast te houden en daarmee tegelijkertijd de leefbaarheid te garanderen. Om die reden bepleiten we voor een scheiding van winkels met dagelijkse en niet-dagelijkse artikelen.. Daarnaast stelt Holland Rijnland voor de saldobenadering bij toevoeging van m2 detailhandel buiten de hoofdwinkelstructuur niet te dogmatisch op te vatten. Een principe van gelijk oversteken zorgt voor forse extra kosten bij nieuwe ontwikkelingen omdat actief verspreide detailhandelslocaties moeten worden aangekocht. Vice versa is deze regeling een rem op de natuurlijke transformatie van verspreide detailhandelslocaties omdat het aantal m2 aan detailhandel volgens het gelijk oversteken principe een 'verzilverbare' status krijgen. Holland Rijnland ziet bij nieuwe ontwikkelingen meer In een winkelconcentratieplan waarin met meerdere type maatregelen gestimuleerd wordt dat verspreide winkels zich concentreren en de oude locatie van bestemming wijzigt. Maatregelen hierin kunnen zijn een 'uitsterfregeling ' opnemen in het bestemmingsplan, verruimen van de transformatiemogelijkheden, een eerste optie tot huur voor bestaande winkeliers en eventueel een verhuispremie. In de VRM worden afhaalpunten alleen toegestaan op detailhandelslocaties. Daaronder verstaat de regio ook PDV- Iocaties. Doel van dit beleid is de bestaande detailhandelslocaties te beschermen. Wij vinden de bescherming van de huidige detailhandelslocaties ook belangrijk, maar willen niet voorbijgaan aan de behoefte van zowel consumenten als ondernemers om op 6
goed bereikbare plekken afhaalpunten in te richten. Naar onze mening wordt een beter evenwicht gevonden door de mogelijkheden voor afhaalpunten te verruimen op de volgende wijze: Ondergeschikt afhaalpunt bij bedrijven dat gekoppeld Is aan de werkzaamheden van het bedrijf. Er worden beperkende eisen voor het afhaalpunt opgenomen met maximale m2• Afhaalpunten langs high traffic locaties zoals N- of Rijkswegen. •
•
PDV-Iocatie Noordelijke Bollenstreek In het ontwerp VRM Is de PDV-Iocatie Noordelijke Bollenstreek als zoeklocatle geschrapt. De provincie geeft aan dat er in de Noordelijke Bollenstreek ruimte is voor perifere detailhandel, zonder daar de status van PDV-Iocatie (met woonlnrichting) aan te verbinden. Daarover gaan de betrokken gemeenten graag met u in gesprek. Ondanks de economische recessie heeft het DPO (distributie planologisch onderzoek) aangegeven dat clustering van perifere detailhandel voordelen biedt ten opzichte van individuele vestiging. De locatie Meer en Duin/Hillegom Zuid biedt ruimtelijk goede mogelijkheden, goede bereikbaarheid en een centrale ligging in de Noordelijke Bollenstreek. De gemeenten in de Duin- en Bollenstreek zetten actlef in op Innovatie d.m.v. realisatie Flower Science Center en economische agenda Greenport Dit zal potentieel kunnen leiden tot meer kennisintensieve bedrijvigheid en behoefte tot vestiging in de streek. De locatie nu schrappen zou de situatie frustreren. Wij stellen voor de locatie op zijn minst te benoemen als locatle om verspreide detailhandel te concentreren zodat de noordelijke Bollenstreek in ieder geval uitwijkmogelijkheden behoudt. Aparte status Scienceparken
Scienceparken in de regio Holland Rijnland ( Blo Sience Park en Space Business Park) kennen een eigen specifieke ruimtelijke dynamiek die niet goed tot z'n recht komt in de VRM. De scienceparken moeten eenzelfde status krijgen als de Greenports en Mainport in de VRM. In de VRM vallen ze afwisselend onder de thema's Centra, Kantoren en Bedrijventerreinen. De scienceparken opereren en concurreren op een Internationaal speelveld en niet op een regionaal speelveld. Het toepassen van het beleid dat gericht is op het kwantitatief beperken van planvoorraad op het gebied van kantoren, bedrijventerrelnen, detailhandel en wonen is tegenstrijdig aan het creëren van het gewenste internationale topmilieu in deze gebieden. Op bestemmingsplanniveau zijn er onlangs nieuwe afspraken gemaakt voor het Blo Science Park die meer recht doen aan de aparte status van Scienceparken. Een volgend stap is om Kenniscentra en Science Parken ook in de VRM een aparte positie te geven zodat ze internationaal goed kunnen concurreren. Toevoeging van criterium leefbaarheid bij afweging (boven)regionale wegen
In het Programma Mobiliteit worden voor (boven)regionale wegen drie punten genoemd om de urgentie te bepalen: congestiegevoeligheld, bijdrage aan de Zuid-Hollandse topsectoren en verkeersveiligheid . In dit afwegingskader ontbreekt het criterium leefbaarheid, terwijl het tweede strategische doel als volgt luidt :"het verbeteren van de balans tussen mobiliteit en de kwaliteit van de omgeving, zodat mobiliteit veilig Is, de omgeving leefbaar is en wordt bijgedragen aan energietransitie en ruimtelijke kwaliteit." Het zou daarom logisch zijn om ook de term leefbaarheid toe te voegen als criterium bij het bepalen van de urgentie. N11 en A44 als belangrijke schakels in het regionale netwerk
In de VRM gaat u uit van het beter benutten van het bestaande infrastructurele netwerk, waarbij het gaat om de wisselwerking tussen nationale, regionale en (boven)lokale infra. We missen in de VRM aandacht voor zowel de Nll als de A44 als belangrijke schakels in het regionale netwerk. Wij zijn ons er van bewust dat dit Rijksinfrastructuur is, maar gezien de positie in het totale netwerk en de diverse (provinciale) opgaven in de Nll-corridor en gekoppeld aan de A44 verwachten wij dat de provincie Zuid-Holland ook een visie op deze corridors heeft.
7
Er lopen momenteel diverse projecten in de omgeving van de N11 (zoals de RijnlandRoute, ongelijkvloerse kruising burg. Smeetsweg, ongelijkvloerse kruising Leidse Schouw), die in nauwe samenhang met elkaar uitgevoerd dienen te worden. Het ontbreekt niet alleen aan een samenhangende visie op deze projecten, maar er ontbreken zelfs projecten.Ten aanzien van de Leidse Schouw zijn bestuurlijke afspraken gemaakt met de gemeente Alphen aan den Rijn in het kader van beslultvorming rond het HOV-net Zuid-Holland Noord. Wij verwachten dan ook dat u deze afspraken verwerkt In de VRM. In relatie tot de A44 spelen ook een aantal grote projecten zoals de RijnlandRoute, de ontwikkeling van de knoop Leiden-West, de ontsluiting van Flora Holland en de verdere ontwikkeling van het Biosclence Park. Daarnaast bestaat er regionaal al langer de wens om het snelheidsregime op de A44 te verlagen. In de visie wordt echter geen samenhangend beeld gegeven van de bereikbaarheidsmaatregelen en - projecten in de Bollenstreek en Leidse regio en al helemaal niet In relatie tot de A44.0nduidelijk Is nu wat de visie van het Rijk en provincie op deze corridors is en welke ruimtereserveringen in de toekomst nodig zijn om eventuele doorontwikkeling van deze corridors niet onmogelijk te maken. Graag gaan wij hierover met u en het Rijk in overleg. Traject Leiden-Utrecht De voorziene werkzaamheden in het kader van het HOV-net Zuid-Holland Noord zijn in de visie opgenomen. Dit conform de afspraken met de regio en de gemeenten. Wij financieren hier als regio zelf ook aan mee gezien het regionaal belang van deze CV-corridor. Wij missen in de VRM een lange termijnvisie op de spoorverbinding Leiden - Utrecht. In het kader van Stedenbaan vindt de doorontwikkeling van de Lange Termijnspooragenda plaats. Hierin zien wij ook graag voor de periode na 2028 (na de realisatie van het Programma Hoogfrequentspoor) de volledige verdubbeling van het spoor op deze corridor opgenomen. Dit om uiteindelijk een volwaardig intercityproduct (kwalitatief en kwantitatief) met ondersteunende sprinters mogelijk te maken. Wij begrijpen dat het hier in eerste instantie een Rijksverantwoordelijkheld betreft, maar wij verkennen graag met u op welke wijze deze kwalitatieve impuls aan het OV kunnen agenderen. Zorgen om OV in landelijk gebied Wij maken ons zorgen om het ontsluitend CV-netwerk en daarbij in het bijzonder om het openbaar vervoer in het landelijk gebied. Hoe wordt hiermee omgegaan, gegeven de huidige concessie in onze regio en In de toekomst? Wij begrijpen de behoefte aan het creëren van dikkere CV-lijnen. Dit past ook in onze eigen OV-vlsie. Wat ons betreft is er echter een maatschappelijk minimumniveau qua CV-ontsluiting voor de inwoners van onze regio. Daarmee samenhangend is in de provincie een discussie gaande over de relatie tussen doelgroepenvervoer en OV. Een relevante ontwikkeling waar wij ons als regio ook op richten In het kader van de decentralisatie van de WMO. Onze regio wil bij de uitwerking hiervan nauw betrokken worden. Zeker waar deze discussie ook raakt aan het collectief vraagafhankelijk vervoer, waarvan de regio zelf concessiehouder Is. Stationsomgeving
Bij de ontwikkeling van stations zou de provincie niet vanuit een restrictieve rol moeten acteren, maar vanuit een aanjaagfunctie de ontwikkelingen rondom stationslocaties eerder moeten stimuleren. Dit passend binnen het gezamenlijk beleid van de Stedenbaanpartners in de ZuidvleugeL Daarbij dient de provincie goed te kijken naar haar eigen instrumentarium en financiële mogelijkheden. Dan gaat het bijvoorbeeld om de CV-ontsluiting, maar ook om voorzieningen in ketenmobiliteit (bv. fietsenstallingen). Koppeling fiets en OV-netwerk
In de VRM wordt verwezen naar een regionaal hoofdfletsnetwerk. Helaas zijn er momenteel treinstations die niet zijn aangesloten op dit netwerk. Gezien de (Stedenbaan-)ambitie om ketenmobiliteit te optimaliseren, zouden alle treinstations per definitie in het regionaal hoofdfietsnetwerk moeten zitten. De trein, als hoofdas van het OV, maakt dat reizigers geneigd 8
zijn grotere afstanden per flets af te leggen. En juist op de kleinere stations is het lagere OV vaak niet toerelkend als voortransport Ontbreken fietssnelwegen
In het programma Mobiliteit ontbreken bij de paragraaf Hoofdroutes fiets (paragraaf 2.1.4) de fietssnelwegen. Het upgraden van bestaande routes naar fietssnelwegen is van belang om de concurrentiepositie van de fiets te vergroten. Op het gebied van reistijd en comfort wordt hiermee een alternatief voor de auto geboden op knelpunten in autoverkeer. Het upgraden van snelfietsroutes (waaronder de snelfietsroute Katwijk-Leiden) zou specifiek genoemd moeten worden in de VRM. Nieuwe oeververbindingen Gouwe
De VRM beschrijft een project dat opgestart wordt ten aanzien van de nieuwe oeververbindingen Gouwe. In dit kader wijzen wij graag op het project Corridor N207 - Zuid dat zorgt voor een betere ontsluiting van de Greenport Boskoop en een sterke (verkeerskundige) relatie heeft met deze oeververbindingen. Wij gaan er dan ook vanuit dat u deze twee projecten bij elkaar betrekt. Reservering voor de Noordelijke Randweg Rijnsburg
Wij missen in de VRM een juiste reservering voor de Noordelijke Randweg Rijnsburg. Met de ruimtelijke reservering In de VRM willen we dat de Noordelijke Randweg Rijnsburg in de toekomst niet onmogelijk gemaakt wordt. De Noordelijke Randweg Rijnsburg is onderdeel van het regionale Programma Ontsluiting Greenport Duin- en Bollenstreek. De Noordelijke Randweg Rijnsburg is een mogelijke maatregel op langere termijn (na 2020). Wij verzoeken u om de ruimtelijke reservering voor de Noordelijke Randweg Rijnsburg in de Visie Ruimte en Mobiliteit te wijzigen In het zoekgebied conform alternatief 3 in de Verkenning Graaf Floris V Route 1 Noordelijke Randweg Rijnsburg. Voor meer details hierover verwijzen wij naar een separate brief hierover die gelijk met deze zienswijze naar u is verstuurd.
3.
Kwaliteit van landschap, groen en erfgoed
Strikte beperking door hanteren drie gebiedscategorieën
Er worden drie gebiedscategorieën genoemd. Hoe moeten wij deze plaatsen in relatie tot de gebiedsprofielen? Is het niet dubbelop en tegenstrijdig: aan de ene kant meer ruimte willen geven in het buitengebied wanneer dit iets toevoegt aan de ruimtelijke kwaliteit, aan de andere kant dit weer op slot zetten met de gebiedscategorieën? Bij de categorie 'gebieden met topkwaliteit' staat zelfs 'een deel daarvan is zo kwetsbaar dat de meeste ruimtelijke ontwikkelingen zijn uitgesloten'. Is het niet juist hier relevant om op basis van het gebiedsprofiel tot maatwerk te komen? Het Hollands Plassengebied, de Nieuwkoopse plassen en de Haeck en Duin, Horst en Weide zijn gebieden met topkwaliteit, maar ook gebieden die zich toeristisch verder moeten ontwikkelen. Ook is het van belang agrariërs en landgoedeigenaren de ruimte te geven voor ontwikkeling. Zij dragen zorg voor het beheer van landschap, groen en erfgoed binnen alle gebiedscategorieën, maar moeten economisch rendabel kunnen werken om dit te blijven doen. Daarvoor zijn ook ruimtelijke ingrepen nodig. Wij verzoeken u ontwikkelingen, die met behoud van de kwaliteitskenmerken de economische vitaliteit en recreatieve aantrekkelijkheid van gebieden ten goede komen, in alle gebiedscategorieën toe te staan. Onduidelijkheid bij het instrument maatschappelijke tegenprestatie
Het instrument van maatschappelijke tegenprestatie is nog onvoldoende uitgewerkt. Er leven veel vragen bij gemeenten en ook vanuit Provinciale Staten Is er in december veel kritiek over geuit. Zonder nu in detail op allerlei vragen in te gaan over dit thema, is ons voorstel om dit instrument te schrappen uit de VRM en eerst goed de tijd te nemen dit instrument verder uit te 9
werken en daarbij diverse aspecten in ogenschouw te nemen. Hierbij is het van belang om de diverse regelingen, die nu van kracht zijn op een goede manier in één regeling te laten landen: Ruimte voor Ruimte, Glas voor Glas, Rood voor Groen, fonds Ruimtelijke Kwaliteiten Pilot Beurssysteem (Nieuwkoop). Als voorbeeld gaan we hier nader in op dit systeem: In gebieden in Nieuwkoop waar glastuinbouw niet duurzaam is (voorheen transformatiegebied) loopt een Beurssysteem op basis van de Ruimte voor Ruimte regeling. Dit maakt het mogelijk voor stoppende tuinders met minder dan 5000 m2 glasoppervlakte te kopen of verkopen zodat er uiteindelijk genoeg oppervlakte te slopen glas is om een compensatie woning te bouwen. Hierdoor kan de glassanering op gang komen. Met de nieuwe VRM ontstaat een strijdigheid tussen dit systeem en de Verordening Ruimte, die de rechtszekerheid aantast en onduidelijkheid creëert bij betrokkenen. Voor gemeente Nieuwkoop ontstaat met het schrappen van de Ruimte voor Ruimte regeling ook een financieel probleem. Holland Rijnland vindt het van belang dat bij ontwikkelingen, die reeds lopen, niet een compensatieverplichting ontstaat, die er eerder niet was. Vanzelfsprekend zal een dergelijke uitwerking in nauwe samenspraak met de gemeenten plaats dienen te vinden. Molenbiotoop Artikel 2.2.6 van de ontwerpverordening Ruimte stelt ten doel "te garanderen de vrije windvang en het zicht op de molen". Wij zijn blij met de versoepeling van de bebouwingsregels binnen bestaand stads- en dorpsgebied. Deze gaat ons nog niet ver genoeg. Wij bepleiten bij molens binnen stadsgebied de molenbiotoopregels helemaal af te schaffen. Gemeenten maken dan bij stadsontwikkeling zelf een integrale belangenafweging, in overleg met belanghebbenden en de provincie. Zij krijgen de bevoegdheid voor besluitvorming. De gemeente is daartoe zelf goed In staat. 4.
Water, bodem e n energie
Ontwikkelingen mogelijk maken in het Groene Hart
De VRM zet vooral in op economische ontwikkeling in de stedelijke agglomeratie. Om de Randstad als geheel een internationaal sterke concurrentiepositie te geven, is het noodzakelijk dat ook in het Groene Hart ruimte is om in te spelen op sociaal-culturele en economische ontwikkelingen. Het Groene Hart heeft de potentie om - naast de rol als voedselproducent - een sterke positie in te nemen in de nieuwe duurzame economie, zoals nieuwe vormen van grondstoffenproductie en biobased economy. Het beschouwen van het Groene Hart als productielandschap vereist een proactieve houding van de provincie en een actieve samenwerking tussen de provincie en de Groene Hartgemeenten. De voorliggende provinciale visie is nog te beperkt en teveel gestoeld op de bestaande situatie. De transitie naar een productielandschap en de bijbehorende circulaire economie is een onmisbare stap op weg naar een concurrerende Randstadreglo. Ook in de nieuwe visie worden agrariërs verantwoordelijk gemaakt voor het landelijk gebied. Om hun voortbestaan te garanderen, is ruimte voor innovatie noodzakelijk. In dit verband zijn wij verheugd voor de nieuwe mogelijkheid het bouwblok te vergroten voor nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven. De Groene Hart-gemeenten hebben al jaren laten zien dat zij zorgvuldig omgaan met het Groene Hart. De kwaliteit van de open ruimte in het Groene Hart binnen korte afstand van concentraties voor wonen en werken draagt ook bij aan de kwaliteit van die stedelijke agglomeratie. De provinciale visie nodigt echter weinig uit om van dit gebied een interessant ondernemingsklimaat te maken, dat uitnodigt tot investeren De leefbaarheid en vitaliteit van de dorpen is gebaat bij een sterke Groene Hart economie. Daarbij horen voorzieningen en aantrekkelijke woonmilieus om te voorzien In de eigen behoefte. Wij verzoeken u om hier meer maatwerk mogelijk te maken. In dat kader willen we opmerken dat de betrokken gemeenten graag met de provincie in gesprek gaan over het onterecht aanwijzen van 'de Rljnstreek' als 'anticipeergebied bevolklngsdallng'.
10
5. Afsluiting en voorstel voor het vervolgproces
Als afsluiting willen we aan u meegeven dat wij zien dat er veel werk is verzet bij deze ontwerp VRM. Ons valt echter tegelijkertijd op dat in de voorliggende conceptteksten een groot aantal fouten en inconsequenties is geslopen in zowel de tekst als de kaartbeelden. Het gaat hier om inconsequenties tussen de vigerende Provinciale Structuurvisie en de VRM waarvan onduidelijk is of het hier nu gaat om gewijzigd beleid. Maar ook om verschillen tussen teksten en kaarten In visie, programma en verordening. In de bijlage treft u daarom een grote hoeveelheid aan detailopmerkingen van zaken die onze regio raken. Tevens gaan wij er van uit dat in het vervolgproces punten die verkeerd op de kaart of tekst opgenomen zijn maar niet in zienswijzen opgenomen zijn, ambtelijk gewijzigd en afgedaan kunnen worden. Wij zijn benieuwd naar uw reactie op onze zienswijze. Uit de omvang en aard van onze zienswijze kunt u opmaken dat het ontwerp van de VIsie Ruimte en Mobiliteit grote consequenties heeft voor onze regio en dat dit ook een onderwerp is dat speelt in onze gemeenten. Wij gaan dan ook graag met u in gesprek over bovenstaande thema's. Hoogachtend, het Dagelijks Bestuur Holland Rijnland, namens deze, de plaatsvervangend secretaris,
de plaatsvervangend voorzitter,
J. Wienen
Bijlage: Detailopmerkingen Visie/Programma Ruimte/ Programma Mobiliteit/Verordening Ruimte en bijbehorende kaarten (separaat bijgevoegd)
11
Bijlage Detailopmerkingen Visie/Programma Ruimte/Programma Mobiliteit/Verordening Ruimte en bijbehorende kaarten
Kaarten Visie Ruimte en Mobiliteit
In het rapport zijn kaarten opgenomen bij verschillende paragrafen. Deze kaarten hebben een andere legenda en vaak een andere geografische afbakening dan de kaarten bij de VRM in de planviewer. Dit werkt onduidelijkheid in de hand. Wij verzoeken de kaarten in de VRM te vervangen door de kaarten in de planviewer, of helemaal weg te laten uit het rapport. Op kaart 5 bij de VRM zijn de Greenports globaal weergegeven. Dit wijkt regelmatig af van de realiteit. Wij verzoeken u de hele gemeente Katwijk op te nemen binnen het gebied van de Greenport Duin- en Bollenstreek. Wij verzoeken u de zuidelijke grens van de Greenport Aalsmeer buiten de EHS en de gemeente Alphen aan den Rijn te situeren en de grens op de provinciegrens met Noord-Holland weg te halen daar de Greenport Aalsmeer hier doorloopt. In de legenda en op de kaart van de Ruimtelijke Hoofdstructuur ontbreekt de Greenport Aalsmeer. De grotere glastuinbouwgebieden in deze Greenport vallen op deze kaart onder 'overige glas'. Dit doet afbreuk aan het belang van Greenport Aalsmeer voor de regio. Wij verzoeken u de Greenport Aalsmeer, net als de andere Greenports in Zuid-Holland op te nemen in de legenda en de kaart van de Ruimtelijke Hoofdstructuur. Recreatiegebieden en kroonjuwelen kloppen op de kaart van de Ruimtelijke Hoofdstructuur niet met de begrenzing van deze gebieden op de kaarten van de VRM en/of met de Kwaliteitskaart Tevens zijn alle gebieden met verblijfsrecreatie vervallen op de kaarten van de VRM. Wij verzoeken u de openlucht recreatiegebieden, de verblijfsrecreatiegebieden en de kroonjuwelen beleidsarm over te nemen uit de PSV en correct op alle kaarten aan te geven. Op de Kwaliteitskaart - laag stedelijke occupatie zijn de groene buffers deels weggevallen (Land van Wijk en Wouden en Hollands Plassengebied). Deze staan wel op de kaarten Ruimtelijke Hoofdstructuur en kaart 11. Stad en Land verbonden. Wij verzoeken u de Kwaliteitskaart hierop aan te passen. Op kaart 11 Stad en Land verbonden ontbreekt de arcering voor recreatiegebied rond de steden in de Oosteinderpolder (Hillegom), de Oostvlietpolder (Leiden) en de Boterhuispolder (Leiderdorp/Teylingen). Op deze kaart heeft het Natura 2000 gebied De Koepelduinen de status van stedelijk groengebied gekregen. Tevens lijkt de EHS niet overeen te komen met de onlangs herbegrensde EHS. Wij verzoeken u de hierboven genoemde correcties op de kaart door te voeren. Programma Ruimte 2. Mobiliteit en bebouwde ruimte Kaarten i n het progra m m a (en niet in de planviewer) Het is onduidelijk wat de status is van de kaart met woningbouwlocaties buiten BSD in het Programma Ruimte (p.4), omdat deze kaart niet is opgenomen in de planviewer van de provincie. Omdat op deze kaart alleen woningbouwlocaties van meer dan 3 ha vermeld zijn, waarvoor een bestemmingsplan onherroepelijk is, ontstaat onduidelijkheid. Enerzijds over locaties, die juist binnen de rode contour gebracht waren, groter zijn dan 3 ha, maar die nog niet onherroepelijk bestemd zijn. Zo ontbreekt de stip bij Molenweg in Noordwijkerhout, terwijl deze locatie groter is dan 3 ha, deze locatie binnen de rode contour lag om de ontwikkeling van huisvesting arbeidsmigranten mogelijk te maken in combinatie met woningbouw en de locatie ook is vastgelegd in de Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport Duin- en Bollenstreek (ISG). Anderzijds over kleinere locaties, waarvoor in het verleden de rode contour is verlegd, maar die nu weer buiten BSD komen te liggen (bijvoorbeeld Hoekgat
1
II en Hillegom Noord, kern Noorden in Nieuwkoop, Mossenest in Noordwijkerhout). Zie ook de zienswijze op art 2.1.1 van de verordening. Ook de status van de kaart ruimtelijke reservering bedrijventerreinen (p.9) is onduidelijk. Wij verzoeken u de kaart met woningbouwlocaties buiten BSD en de ruimtelijke reservering bedrijventerreinen op te nemen in de planviewer en hierop de kleinere locaties ook een plaats te geven. 1 Behoefteramingen. (paragraaf 2.2.2) De provincie vraagt om de regionale woonvisie i edere drie jaar te herzien. Dit vinden wij vrij ambitieus en is misschien ook niet nodig. Het is wellicht beter het woningbouwprogramma jaarlijks te monitoren op tempo, fasering, locaties, type woningen en eventueel soorten woonmilieus, dan iedere 3 jaar opnieuw een complete visie te maken. Wanneer u toetst op de behoefteramingen, verzoeken wij u de eis van een driejaarlijkse herziening van de regionale woonvisie nog eens te heroverwegen. 2 Terugvalopties. (paragraaf 2.2.2) Als de provincie bij het ontbreken van een regionale woonvisie per bestemmingsplan gaat beoordelen op basis van WBR en BP zijn er dan aantallen voor elke gemeente bepaald? Wij verzoeken u deze getallen in het programma Ruimte aan te geven. Voor plannen die structureel niet meer nodig zijn in de ogen van de provincie resteert planreductie. Wij vragen ons af wie bepaalt welke plannen niet meer nodig zijn en vervolgens dan ook eventuele planschade betaalt. 3 Bestuurlijke afspraken. (paragraaf 2.2.2) Voorzien in huisvesting arbeidsmigranten
De provincie gaat er vanuit dat huisvesting arbeidsmigranten een normale stedelijke functie betreft. Indien dit het geval was, zouden we geen verzoek van de minister hebben gehad o m extra aandacht aan d e h uisvesting van d e tijdelijke arbeidsmigranten te besteden. In Holland Rij nland hebben de gemeenten de Richtlijnen hu isvesting arbeidsmigranten vastgesteld. Hierin is voor de ontwikkeling van locaties voor hu isvesting arbeidsmlgranten een "ladder van huisvestingsvormen" opgenomen. Wij verzoeken u deze op te nemen in het Programma Ruimte en een verwijzing in de Verordening Ruimte, juist omdat het bij deze vorm van huisvesting niet om 'normale stedelijke functies' gaat. Valkenburg
De Locatie Valkenburg is aangewezen als locatie voor het realiseren van de bovenregionale woningbouwopgave. Zoals u zelf al stelt is deze majeure ontwikkellocatie van bovenreg ionale betekenis. Daarnaast wordt in het programma echter de eis gesteld dat deze locatie ontwikkeld moet worden vanuit het noorden . Deze eis geeft grote, praktische problemen bij de exploitatie van deze locatie. Afgezien van de vraag of de provincie gelegitimeerd is om een dergelijke voorwaarde te stellen, verzoeken wij om deze eis in het programma te schrappen en gezamenlijk te zoeken naar een oplossing, die beter past bij de ontwikkelingsmogelijkheden van deze locatie. Realisering Greenportwoningen.
Hier staat dat de opbrengst wordt afgedragen aan de Greenport Ontwikkelingsmaatschappij (GOM). Echter de GOM heeft het alleenrecht om de bouwtitels voor de 600 Greenportwoningen te verkopen. Dat is wat anders e n belang rijk om goed te verwoorden nu het Programma Ruimte de status van structuurvisie heeft. Wij verzoeken u de tekst te corrigeren. 2.3 Vergroten agglomeratiekracht Nieuwe infrastructuur (2.3.1) In het l ijstje te reserveren staan zowel de Rij n landroute, waarvoor het tracé vastligt, als de Dui npolderweg, waarvoor het tracé nog bepaald moet worden. Op de kaart staan beide met dezelfde streep aangegeven. Dit doet geen recht aan het versch il in status. Op deze kaart en het l ijstje ontbreekt de reservering voor de Noordelijke Randweg Rijnsburg.
2
Wij verzoeken u op de kaart verschil aan te brengen in de legenda voor een reservering voor een weg waarvoor het tracé al vastligt en voor een weg die nog aan het begin van het tracé keuze proces staat.
(2.3.1) De provincie noemt negen concentratielocaties en 1 uitwijklocatie. Wij verzoeken u Station Alphen aan den Rijn aan dit lijstje en op de kaart toe te voegen.
Sterke centra met passende voorzieningen
(2.3.4) De PDV locatie Noordelijke Duin- en Bollenstreek ontbreekt hier, ook in de tabel (p. 13-14) en in de verordening. In de tabel de provinciale hoofdstructuur detailhandel ontbreekt PDV Iocatie 't Heen in Katwijk, deze staat wel op de kaart. Wij verzoeken u deze PDV locaties te handhaven en op te nemen.
Te ontwikkelen centra
2.4 Agrologistieke en haven-industriële netwerk De Greenports. (2.4.2)
Greenport D u i n - en Bollenstreel< (2.4.2) Als operationeel doel voor de Green port Duin- en Bollenstreek staat genoemd "Herinrichting opstarten voor greenport Duin- en Bollstreek". Zoals bekend is de GOM in 2010 opgericht om de gerichte uitvoering van de h erstructurering Greenport Duin- en Bollenstreek ter hand te nemen. Wij verzoeken u het operationeel doel en de beleidsomschrijving beter in overeenstemming te brengen met de realiteit en ambities. Wij geven u in overweging bij de realisatiemix ook te noemen: Economische Agenda Greenport Duin- en Bollenstreek: afspraken daarin om modernisering en intensivering te bevorderen. Financiering en subsidieverlening (bijv planvorming subsidie voor herstructurering deelgebieden). Kennisontwikkeling: gebruikmaken van gereedschapskist instrumentarium modernisering teeltareaal (Tooi van Greenport Holland) Uitvoeringsstrategie regionale economie Zuidvleugel. Deelname aan het achterbanoverleg.
(2.4.2) De provincie noemt een oppervlakte van 1.265 ha eerste klas bollengrond. Wij hopen oprecht dat dit een typefout is. Dit moet 2. 625 ha zijn. Wij verzoeken dit te corrigeren. Handhaven teeltareaal
In de PSV waren d e graslanden die in beginsel omgezet mogen worden naar bollengrond apart genoemd, nu zijn het de graslandjes, die juist niet genoemd zijn en die geen arcering hebben gekregen. Wij verzoeken u om dit in de VRM en de Verordeningen te corrigeren, conform de huidige PSV en ISG. Programma Mobiliteit Algemeen.
Wij maken u er op attent dat de Noordelijke Ontsl uiting Greenport meer behelst dan de Duinpolderweg. Wij verzoeken dat adequaat in de VRM en alle bijbehorende stukken te verwerken. In het programma Mobiliteit ontbreekt het maatregelpakket Middengebied : doorstroming N443 e n N444. Wij verzoeken u dit maartegelenpakket alsnog in het programma Mobiliteit op te nemen. Verordening Ruimte Art 1 . 1 Defi nities.
Wij missen hierin definities voor bollenteelt (dus niet alleen de echte bollen zoals in art 2.1.7.), gemengde teeltbedrijven, stekbedrijven en boom- en sierteeltbed rijven. Wij stellen daarbij de volgende tekst voor: Bollenteeltbedrijf: een bedrijf dat zich bezig houdt met de grondgebonden teelt van bloembollen, bolbloemen en knolgewassen; snijbloemen en van vergelijkbare laag blijvende eenjarige en vaste, bloeiende tuinplanten; vollegronds tuinbouwproducten als eenjarige wisselteelt -niet zijnde sierteelt, boomkwekerij/-teelt, fruitteelt en bosbouw-; en een broeierij
3
als onderdeel van het bedrijf kan hebben. Gemengd bollenteeltbedrijf: een bedrijf dat in gelijke mate zowel gericht is op het duurzaam en intensief telen van bloembollen, bolbloemen, snijbloemen en van vergelijkbare laagblijvende eenjarige en vaste bloeiende tuinplanten in zowel de volle grond als onder glas, alsmede van vollegronds tuinbouwproducten als eenjarige wisselteelt en dat tenminste 3. 000 m2 glas duurzaam in gebruik heeft. Stekbedrijf: bedrijf dat nagenoeg geheel gericht is op het vermeerderen van vaste planten tot het stadium van uitgangsmateriaal en dat ten minste 3.000 m2 glas duurzaam in gebruik heeft. Boom- en sierteeltbedrijf: bedrijf dat is gericht op de teelt van bomen, vaste planten, heesters in de volle grond en in pot en containerteelt met ondersteunend glas. Art 1 . 1 . k en I Gebiedseigen e n gebiedsvreemde ontwikke l i n g . Het onderscheid is te vaag en gebaseerd op teveel indicatoren. Voorbeeld: stel een ontwikkeling sluit aan op bestaande kenmerken en waarden van een gebied, maar beïnvloedt wel de kenmerken van de omgeving. Is deze ontwikkeling dan toch gebiedsvreemd? Welke criteria worden gehanteerd voor het bepalen van deze beïnvloed ing? Wij verzoeken om een duidelijker definitie te formuleren of anders dit onderscheid te schrappen. Art 1 . 1 . ae Regionale visie. Niet duidelijk of hieronder ook integrale ruimtelijke visies worden verstaan, waarin genoemde aspecten adequaat en in goede samenhang aan de orde komen. Wij verzoeken de definitie hier in ieder geval mee aan te vullen. Art 1 . 1 aj. stedelijke ontwikkelin g : ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woning bouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Toepassing van de definitie leidt bij verschillende artikelen tot verwarring. Niet duidelijk is of hier ook één Greenportwoning of één Ruimte-voor-Ruimtewoning onder valt. Wij verzoeken hier in de definitie 'stedelijke ontwikkeling' helderheid over te geven. Wij stellen voor als 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' te definiëren die locaties die nog niet eerder in de vigerende provinciale structuurvisie zijn opgenomen. Reeds bekende uitleglocaties vallen dan dus niet onder de definitie 'nieuw'. Art 1 . 1 . aq zichtlijn. Als onderdeel van de omschrijving van landschappelij ke en stedenbouwkundige kwaliteiten komt vaak het begrip 'zichtlijn' in een andere betekenis voor dan hier In de verordening omschreven. Vooral voor de Greenport Duin- en Bollenstreek is dit een belangrijk onderdeel van het ruimtelijk beleid voor landschapsverbetering. Ons verzoek is om dit in de definitie mee te nemen, c.q. voor het vrije zicht van twee elkaar tegemoet komende schepen een ander begrip te hanteren.
I n dit artikel geeft de provincie onder c. aan dat zij onder bestemmingsplannen ook omgevlngsverg u n n i ngen verstaat, waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 2 of 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, van het bestemmingplan en de beheersverordening wordt afgeweken. Deze bepaling bevat onder 2 de zogenaamde "kruimelgevallen". Gemeenten moeten bij de beslissing om af te wijken van een bestemmingplan motiveren waarom de ontwikkeling in planologisch opzicht aanvaardbaar is en een belangenafweging maken. Het beleid van de provincie maakt onderdeel uit van deze belangenafweging. De provincie is echter niet bevoegd om ten aanzien van dit type omgevingsvergunning regels op te nemen in de verordening. Wij verzoeken u bij de verwijzing naar WABO artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 2 of 3, "onder 2 " weg te halen. Art 1 . 2 lid a Beste m m i ngsplan.
Art 2 . 1 . 1 l i d 1 c Ladder voor duurzame verstedelijking. Voor elke stedelijke ontwikkeling buiten BSD, die niet als gebiedseigen aangemerkt kan worden, gaat de voorwaarde van een maatschappelijke tegenprestatie gelden, ook voor die stedelijke ontwikkelingen waarover eerder bestuurlijk overeenstemming was bereikt. Het kan niet de bedoeling zijn dat ontwikkelingen door een planologische overgang (van rode contour naar BSD) opnieuw ter discussie komen of aan zwaardere voorwaarden moeten voldoen. Wij verzoeken u dit te corrigeren.
De begrippen Bollenteelt gebied, bollenteelt areaal en bollenteeltbedrijf zijn onjuist door elkaar gebruikt. Deze verwarring geldt voor hele Art 2.1. 7. en voor de titel. Wij verzoeken dit te corrigeren, zie onze opmerking over Art 1 . 1 . Wat op
Art 2 . 1 . 7 l i d 1 Bollenteeltgebied.
4
kaartbijlage 4 is verbeeld is het bollenteeltgebied met hierin het bollenteeltareaal van 2625 ha dat besch ikbaar moet blijven als teeltareaal (bollengrond). Toepassing van dit Artikel, betekent potentieel een afname van het bollenareaal, omdat het bij de 'bijbehorende voorzieningen' om bedrijfsgebouwen en kassen gaat. Buiten het huidige bouwblok moet voor deze bebouwing ook de bolleng rondcompensatie gelden. Wij verzoeken u om "bed rijven die zich bezig houden met de teelt van bollen" te vervangen door "bollenteeltbedrijven " (zie definitie in artikel 1 . 1 hierboven). Art 2 . 1 . 7 l i d 2 Kassen bij volwaardige bollenteeltbedrijven b. Bedrijven met kassen van meer dan 3000 m2 moeten niet ten koste gaan van bollenteeltareaal, maar zich vestigen i n de daarvoor bedoelde kassenconcentratie gebieden. Naast glassanering, is het echter ook van belang voldoende compensatiemogelijkheden te bieden op geschikte (verd ichtings-)locaties bij volwaardige bollenbedrijven met voldoende teeltareaal in de volle grond. Om dat te bevorderen, vinden wij dat gerichte en selectieve toevoeging van glas boven de 3.000 m2 mogelijk moet zijn bij sanering van glas elders. Wij verzoeken hiervoor een aanvulling op te nemen in lijn met het gestelde in uw Verordening Ruimte Art. 2.2.2./id 2. (met uiteraard compensatie van bollengrond indien van toepassing). Art 2 . 1 . 7 l i d 4 Bestaande handels- en exportbedrijven in het bollenteeltgebied.
Gevolg van dit Artikel is dat a l le handels- en exportbedrijven kunnen uitbreiden in het buitengebied, terwijl wij agrarisch bedrijventerrein Delfweg (Bulb Trade Park) willen ontwikkelen als concentratlelocatie; bovendien wordt hier geen bollencompensatie genoemd. Wij verzoeken u aan dit artikel de voorwaarden toe te voegen dat: de landschappelijke kwaliteit niet significant wordt aangetast (waaronder met name zichtlijnen en openheid); verplaatsing naar Bulb Trade Park aantoonbaar niet haalbaar is. Art 2 . 1 . 7 l i d 5 Afwijk i n gsbevoegdheid voor zwaarwegend algemeen belang. Hier ontbreekt de voorwaarde van bollengrondcompensatie. Liefst ook toevoegen: 'geen landschappelijk aantasting' , zie PSV VR, Art 3 lid 3). Wij verzoeken u dit artikel te vervangen door het vigerende uit de PSV. Art 2 . 1 . 7 . l i d 6 Compensatie bollengrond. Naar onze mening is dit onjuist geformuleerd. Wij verzoeken u dit te vervangen door : Een bestemmingsplan dat nieuwe bebouwing of functies toestaat die ten koste gaan van het areaal bollengrond1 voorziet erin dat bollengrond wordt gecompenseerd door een bollengrondcompensatie overeenkomst met de Greenport Ontwikkelingsmaatschappij, waarbij artikel 2.2.1 lid 4 niet van toepassing is. Art 2.2.2.1id 2 Glas voor Glas Wij verzoeken u bollenteeltbedrijven toe te voegen naast glastuinbouwbedrijven en boom- en sierteeltbedrijven. Art 2.2.3 Hergebruik bestaande bebouwing buiten BSD onder 3 en 5. Wij verzoeken u hierbij toe te voegen dat in deze gevallen van hergebruik van een bedrijfsgebouw buiten BSD cf 2.2. 1 lid 1 het niet verplicht is een Beeldkwaliteitsparagraaf op te nemen in een bestemmingsplan. Het gaat immers slechts om functieverandering. Artikel 2.2.3 Hergebruik bestaande bebouwing buiten BSD onder 4. Naar onze overtuiging valt herontwikkeling van bestaande bebouwing door gedeeltelijke of algehele sloop en/of nieuwbouw, onder het begrip 'inpassing' en niet onder 'aan passing'. Wij verzoeken u dit artikel hierop aan te passen.
Zoals het nu is geformuleerd geldt het gestelde onder lid 3 n iet voor lid 4 terwijl dat naar onze mening wel de bedoeling is. Wij verzoeken u dit aan te passen.
Art. 2.3.4 lid 3 en 4 Archeologie en Romeinse Limes.
Art 3 . 1 l i d 4 Afwij k i n gsbevoegdheid voor bestaande bouw e n gebruiksrechten i n een geldend beste m m i n gsplan. Wij vragen ons af wie verantwoordelijk is voor eventuele
planschade. Deze aanpassingstermijn heeft alleen betrekking op geldende bestemmingsplannen, d ie niet meer in overstemming raken met het provinciaal beleid door de vaststelling van de Verordening Ruimte. Naar onze mening kan er daarom sprake zijn van planschade waarvoor de provincie verantwoordelijk is. Wij verzoeken u in de Verordening rekening te houden met mogelijke planschade voor de provincie. Daarnaast kunnen wij ons
Art 3.3. Aanpassingstermij n .
5
voorstellen dat hiervoor een grens wordt gehanteerd, waaronder dit niet van toepassing is om hoge kosten voor kleine plannen te voorkomen. Kaarten Verordening Ruimte Kaart 1 Kantoren. Wij verzoeken om een differentiatie aan te brengen tussen kantoren en
de Scienceparken, zoals het Space Business Park in Noordwijk. Deze hebben een volstrekt ander karakter en dynamiek. Daarom is het noodzakelijk deze in het beleid (tekst en kaart) een aparte positie te geven met bijbehorend kansrijk toekomstperspectief. Kaart 2 Bedrijventerrei n e n . Hierop is abusievelijk het nieuwe regionale agrarisch bedrijventerrein Delfweg (Bulb Trade Park) niet opgenomen, terwijl het bestemmingsplan onherroepelijk is. Alleen het bestaande bed rijventerrein is weergegeven. Overigens wordt dit terrein in het Programma Ruimte wel op een kaartje weergegeven, maar dan als ruimtelijke reservering. Wij verzoeken u om de kaart aan te vullen met het nieuwe gedeelte van bedrijventerrein Delfweg. Kaart 3 Detai l h a ndel. Op deze kaart missen wij een aanduiding voor een PDV-studielocatie in de Noordelijke Bollenstreek. Wij verzoeken u deze alsnog aan te brengen. Kaart 4 Teeltgebieden Greenports. Op deze kaart is de gehele Rooversbroekpolder aangegeven als glastuin bouwgebied. In de ISG is echter alleen het noordelijk deel aangeduid als glastuinbouwgebied en het zuidelijk deel als ontwikkelingslocatie glastuinbouw. Wij verzoeken u om in de Rooversbroekpolder de aanduiding van de ISG te handhaven. De Bollen-6 gemeenten hebben in hun zienswijze verzocht om het zuidelijk deel helemaal als glastuinbouwgebied te schrappen. De regio heeft met de gemeenten afgesproken om eerste een nieuwe inventarisatie te maken van de behoefte aan glastuinbouwgebied in de Greenport Duin- en Bollenstreek. Dit onderzoek zou kunnen resulteren in een verzoek de glastuinbouw ontwikkellocatie te schrappen. Op deze kaart ontbreekt het glastuinbouw gebied De Woerd in de gemeente Katwijk. Dit gebied zou conform de brief van Katwijk dd 3 juli 2012 aangemerkt worden als transformatiegebied dorps- en stadsgezicht. Wij verzoeken u De Woerd aan te duiden als transformatiegebied. De aangewezen percelen grasland die omgespaten mogen worden tot eerste klas bollengrond ontbreken op deze kaart, zodat de indruk kan ontstaan dat alle grasland buiten het beschermde grasland in aanmerking komt voor omspuiten. Wij verzoeken het areaal grasland dat omgespaten mag worden tot bollengrond conform de aanduiding in de huidige PSV over te nemen. Kaart 7 Ruimtelijke kwaliteit. Het gebied Oosteinderpolder ten noorden van Hillegom is weggevallen als openluchtrecreatiebied en lijkt te zijn ingetekend als categorie 3 grasland. Wij verzoeken u dit gebied wederom in te tekenen als "recreatiegebied onder de steden". Kaart 9 C u l t u reel erfgoed.
De landgoederenzone lijkt in de provincie Zuid-Holland op te houden, terwijl deze nog doorloopt tot boven IJmuiden. In de gemeente Hil legom bevinden zich nog de resten van een tweetal landgoederen (Hoftuin en Nispenpark). Wij willen u verzoeken de landgoederenzone door te trekken tot in Hillegom (en verder).
6
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Rijnwoude, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude.
Verslag Bestuurlijk Overleg in het teken van concept Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) en de concept Nota van Beantwoording ambtelijk concept 22 april 2014 Datum: Locatie:
maandag 7 april 2014 Gemeente Katwijk
Aanwezigen: Alphen aan den Rijn Hillegom Kaag en Braassem Katwijk Leiderdorp Nieuwkoop Noordwijkerhout Oegstgeest Teylingen Voorschoten Zoeterwoude Provincie Zuid-Holland Hoogheemraadschap van Rijnland Holland Rijnland Holland Rijnland
Dhr. T. Hoekstra Dhr. I. Ten Hagen Dhr. A. Kea Dhr. D. Binnendijk Dhr. C. Wassenaar Mw. T. Veninga Dhr. P. Melzer Dhr. J. Knapp Mw. W. Tönjann Dhr. M. Schuring (ambt. vertegenwoordiger) Dhr. B. de Beer Mw. M. Ateş-Snijdewind Dhr. C. den Ouden Dhr. G. Veldhuijzen Dhr. H. Schouffoer Dhr. J. Wienen (vz.) Dhr. M. Vissers (waarnemend vz.)
Afwezig: Leiden, Lisse, Noordwijk 1. Opening en mededelingen Welkom door voorzitter Jos Wienen, portefeuillehouder Ruimtelijke Ordening en Wonen van de regio Holland Rijnland. Hij geeft aan dat hij helaas onverwacht vroeg weg moet en de voorzittershamer daarom na een half uur doorgeeft aan portefeuillehouder Verkeer en Vervoer van Holland Rijnland, Marcel Vissers. 2. Verslag Bestuurlijke Tafel Ruimte en Mobiliteit 8 november 2013 Dhr. Hoekstra merkt op dat zijn inbreng kort is weergegeven. Het behoeft echter niet te worden aangepast in het verslag. Het verslag wordt vastgesteld. 3. Ontwerp Visie Ruimte en Mobiliteit, Programma Mobiliteit, Programma Ruimte en Verordening Ruimte Dhr. Wienen opent de vergadering en geeft aan wat nu de belangrijkste openstaande punten zijn voor de regio: Door haast in het proces zijn er fouten en inconsequenties geslopen in de tekst en kaartbeelden van de VRM. Gepleit wordt voor het corrigeren daarvan, ook na de nota van beantwoording; De nieuwe VRM maakt het noodzakelijk dat er een nieuw convenant wordt gesloten over de wijze hoe gemeenten/regio’s en provincie met elkaar omgaan; Hoe wordt omgegaan met het loslaten van de rode contour en de overgangsperiode van 3 jaar? Gemeenten willen het goed afstemmen en als het nodig is hiervoor meer tijd nemen. Er bestaat angst bij gemeenten dat het uit het bestemmingsplan halen van bouwplannen tot planschade leidt. Simpele oplossing hiervoor: als provincie er vanuit
Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
[email protected] www.hollandrijnland.net BNG 28.51.13.992
gaat dat er geen planschade zal zijn kan zij deze op zich nemen. Dat is waarschijnlijk niet realistisch, daarom is het voorstel af te spreken om probleempunten samen op een rij te zetten. Het is voor alle partijen vervelend als er straks veel procedures komen; Kantorenquotum voor Holland Rijnland is veel strakker dan voor de regio Haaglanden. Naar kantoorlocaties die nu problematisch zijn zou in gezamenlijkheid flexibeler gekeken moeten worden welke mogelijkheden er zijn. Daar dienen afspraken over gemaakt te worden, waarbij de provincie ook de regio Haaglanden betrekt.
Dhr. Veldhuijzen gaat kort in op deze opmerkingen (weergave hiervan aan het eind van dit verslag) en vervolgens wordt een ronde gemaakt langs de wethouders van de verschillende gemeenten. Hieronder worden kort de hoofdpunten weergegeven van deze inbreng. Dhr. Binnendijk (Katwijk): in het overleg tussen de Greenport Duin- en Bollenstreek en de provincie zijn de afgelopen periode goede afspraken gemaakt; pleit voor de opname van de Noordelijke Randweg Rijnsburg als regionale ontsluiting; pleit om voor de woningbouwlocatie Valkenburg niet te veel te regelen in de VRM, maar dat te doen in de discussie over de regionale woonagenda en het bestemmingsplan; Dhr. Schuring (Teylingen): mobiliteit mag nog sterker terug komen in de VRM, is nu nog onderbelicht. Fietsroutes en ontsluitingen op de langere termijn zouden zwaarder aangezet kunnen worden; Mw. Ateş (Zoeterwoude): de toezegging om detailhandel verder uit te werken in dagelijkse en niet dagelijkse boodschappen zou de provincie nog verder dien uit te werken; de provincie zou rekening moeten houden bij vaststelling BSD met het nog te ontwikkelen gebied rondom Heineken; er is regelmatig ambtelijk overleg met de provincie. De afspraken worden niet altijd scherp vastgelegd hetgeen soms tot misverstanden leidt. Dit zou in het nieuwe convenant scherper geregeld moeten worden; wees zuinig met het Groene Hart voor toekomstige generatie; Dhr. Wassenaar (Leiderdorp): tevreden met wijzigingen omtrent Vierzicht; erkenning van de afspraken in kader van W4; detailhandel: nuanceringen lijken een positief beeld te geven. Nog even afwachten hoe dit landt in de verordening. Een ontwikkelaar heeft zekerheid nodig, voordat hij gaat investeren; PDV: pleit voor beperkte mate van vrijheid, geen onbeperkte vrijheid voor vestiging van goedkope winkels met groot oppervlakte; Dhr. De Beer (Voorschoten): kan zich vinden in de regionale punt uit de zienswijze dat strikte beperking door hanteren van drie gebiedscategorieën niet moet leiden tot een beperking van de gewenste ontwikkelingen. In Duin, Horst en Weide en de Duivenvoordecorridor wil je bijvoorbeeld de economische vitaliteit handhaven. Hiervoor zijn ontwikkelingen noodzakelijk; kwaliteit gaat boven kwantiteit: Voorschoten maakt zich in dat kader zorgen over de grootte en impact van de detailhandelslocatie Leidsenhage in Leidschendam-Voorburg; Hoekstra (Alphen aan den Rijn): blij met groot deel van de reactie, spannend hoe uitwerking wordt. Toetsing verschuift te veel naar de provincie. Hoe gaat provincie om met toenemende bureaucratisering? kantoren: benadering die er nu ligt lijkt niet flexibel genoeg voor Alphen aan den Rijn. Het enkel sturen op nieuwbouwlocaties is niet voldoende, er moet ook aandacht zijn voor verplaatsing (naar het stationsgebied) en herstructurering. Toepassing van een soort Kantoren voor Kantoren regeling om kantoren van incourante locaties te verplaatsen naar locaties, die beter bereikbaar zijn, zou aanbeveling verdienen; Zoals VRM nu is opgesteld zal het veel bestemmingsplannen raken. Dat vergt een groot beslag op de ambtelijke capaciteit. Dat gaan we als gemeente niet redden; 2
Mw. Venninga (Nieuwkoop): toetsing van kleine wijzigingen in bestemmingsplan ligt nu wel erg bij de provincie: o Hoe zit het met voorziene bestemmingsplanwijzigingen? o ruimte voor ruimteregeling: het loslaten van de heldere, vaste getallen wordt betreurd o provincie lijkt steeds opnieuw te willen toetsen. En neemt lang de tijd voor een reactie, bepleit opname reactietermijn in handelingskader provincie. Het is wenselijk om regels te maken voor de proceduretijd voor afhandeling ontheffingsverzoeken. Op twee ontheffingsverzoeken die Nieuwkoop al in 2012 heeft ingediend heeft Nieuwkoop nog steeds geen antwoord niet bedoelde ontwikkelruimte: de gemeente moet bedrijven buiten BSD, die nu nog uitbreidingsruimte hebben, aanschrijven dat ze binnen drie jaar actie moeten ondernemen, omdat anders de uitbreidingsruimte verdwijnt. Hoe pakken we dat op? bepleit de heropname van de categorie ‘transformatie gebied’ bij glastuinbouw anticipeerregio krimp: feit dat we daar op moeten reageren is achterhaald. Graag eerst gesprekken met de gemeenten, voordat het als voldongen feit wordt gepresenteerd Dhr. Schouffoer (Hoogheemraadschap van Rijnland): compensatie bollengrond: Hoogheemraadschap werkt aan kwaliteit van het teeltgebied, onder andere door het gemaal en doorstroming van hoofdwatergangen te verbeteren. Verbreding van watergangen leidt nu tot onteigeningen waarbij het Hoogheemraadschap ook nog compensatie moet betalen aan de Greenport Ontwikkelingsmaatschappij. Dit maakt het op orde brengen van het watersysteem nodeloos duur. Gaat daarover graag het gesprek aan; Dhr. Kea (Kaag en Braassem): maatschappelijke tegenprestaties: heeft de provincie deze nu laten vallen of geldt die alleen voor de Ruimte voor Ruimteregeling? Dhr. Knapp (Noordwijkerhout): goed overleg met de provincie over vitaliteit in de Duin- en Bollenstreek. Goed dat zowel harde als zachte plannen mee worden genomen in de lijst met woningbouwprojecten. Mw. Tönjann (Oegstgeest) op twee locaties al vergaande afspraken met partijen. Is eigenlijk een wijzigingsbevoegdheid nodig in plaats van een uitwerkingsbevoegdheid. Hoe werkt dat straks in de praktijk? Vervolgens gaat de gedeputeerde in op deze vragen en opmerkingen. Hieronder volgen de belangrijkste toezeggingen op een rij: 1. beantwoording van zienswijzen die gaan over fouten in kaartbeelden, feitelijk onjuistheden en inconsequenties zal de provincie verwerken in tekst en aanklikbare kaarten en ambtelijk afgestemmen. Indien dit in de tijd niet haalbaar is in de nota van beantwoording, dan zal dit bij de vaststelling van de aangepaste VRM-producten (6 mei) worden gedaan (en ambtelijk worden gedeeld); 2. de provincie wil na vaststelling van de VRM in juli 2014 in het najaar 2014 een nieuw procesconvenant opstellen met de VZHG en de Zuid-Hollandse regio’s; 3. de gedeputeerde neemt de uitnodiging aan om samen met gemeenten kennis te delen over voorkomen van planschade door middel van het creëren van voorzienbaarheid; 4. ambtelijk kan het gesprek worden gevoerd om EIB-prognoses uit te diepen (het gaat daarbij om beter begrip, de cijfers zelf staan niet ter discussie); 5. de provincie gaat een mogelijkheid creëren waardoor harde plannen voor kantoren buiten de concentratielocaties niet automatisch illegaal zijn; 6. provincie zal in het Programma Ruimte/Actieagenda Ruimte opnemen dat zij het gesprek tussen de regio’s Holland Rijnland en Haaglanden over herverdeling kantorenprogramma zal faciliteren; 7. de provincie zal in het kader van de actualisering van de regionale kantorenstrategie nadenken over de opmerkingen van Alphen aan den Rijn over flexibiliteit in kantorenstrategie; 3
8. Noordelijke Randweg Rijnsburg: reservering in teksten, maar niet op de kaart; het betreft immers geen ontbrekende schakel in het bovenregionale netwerk. Op deze manier wordt er ook niet ‘gesproken’ over een tracékeuze; 9. voor Valkenburg treedt de provincie, in het kader van het bestemmingsplan, in overleg met de gemeente Katwijk over de woningbouwprogrammering, de groenzone en de ruimtelijke kwaliteit; 10. (bestuurlijke) afspraken over ontwikkelingen in Duivenvoordecorridor (woningen in plaats van glas) blijven overeind. De provincie zoekt uit hoe en waar dit precies kan in de VRMproducten. Tevens zoekt de provincie uit of dit ook breder geldt / zou moeten gelden voor Duin Horst Weide (of daar überhaupt sprake is van bestuurlijke afspraken); 11. de kaart met woningbouwlocaties > 3 ha wordt aangevuld met zachte plannen en vastgesteld in PS, zodat geen overgangsrecht meer nodig is; 12. de vaste getallen/aantallen die nu nog gelden in Ruimte voor Ruimte regeling keren niet terug in het Handelingskader ruimtelijke kwaliteit, zodat lokaal maatwerk beter mogelijk wordt; 13. de gemeente Oegstgeest kan contact opnemen met dhr. Molenwijk van de provincie over al dan niet terechte onderscheid tussen uitwerkingsplicht en afwijkingsbevoegdheid bestemmingsplannen; 14. de gemeente Alphen aan den Rijn kan contact opnemen met dhr. Molenwijk over de consequenties van de aanpassingstermijn voor de hoeveelheid aan te passen bestemmingsplannen; 15. de bollengrondcompensatie is een afspraak tussen de zes bollengemeenten en vastgelegd in de ISG (2010), die in de verordening is geborgd ten behoeve van handhaving. Deze compensatieplicht geldt ook voor openbare werken, dus ook voor waterwerken. Als het Hoogheemraadschap en de zes gemeenten komen tot maatwerkafspraken, dan ligt een ontheffing van de verordening in de rede. Dit zal in de nota van beantwoording worden gemeld; 16. de discussie over wijziging van de glascontour in Nieuwkoop zal in het kader van de op te stellen ontwikkelstrategie Greenport Aalsmeer gevoerd worden, dit kan aanleiding zijn om de VRM of het Programma Ruimte alsnog aan te passen; 17. de provincie nodigt de gemeente Nieuwkoop uit om het gesprek over anticipeerregio voort te zetten; 18. de provincie is nog aan het nadenken over het antwoord ten aanzien van meer flexibiliteit in de regelgeving van de molenbiotoop in stedelijk gebied. De eerder toegestuurde concepttekst is dus niet leidend; 19. in de nota van beantwoording zal de provincie nadrukkelijk opnemen in welke kaart of deel van het document de zienswijze tot wijziging leidt en wat die wijziging dan behelst. 4. Rondvraag en sluiting Er wordt geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid voor een rondvraag.
4
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
Voortgang Regionaal Groenprogramma
2.
Basistaak
3.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Regionaal belang
4.
Behandelschema:
Datum: Informerend
Uitvoeren Regionaal Groenprogramma Holland Rijnland.
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad
Datum: Adviserend
Datum: Besluitvormend
10-04-2014 20-12-2012 13-02-2013 15-05-2014
5.
Advies PHO
Kennis te nemen van stand van zaken van het Regionaal Groenprogramma en de regionale bijdrage aan de Singelroute.
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
8.
Inspraak
Nee
9.
Financiële gevolgen
Binnen begroting Holland Rijnland incidenteel – tot de hoogte van de in de uitvoeringsovereenkomst aangegeven bedragen ten laste van de RIF gelden voor de uitvoering van het Regionaal Groenprogramma.
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
10.
Bestaand Kader
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
Relevante regelgeving: - Beheersverordening Regionaal Investeringsfonds - Regionaal Groenprogramma, waaronder de Uitvoeringsstrategie Eerdere besluitvorming: -AB 17 februari 2010 – vaststellen Regionaal Groenprogramma en bepalen dat dit een programma is in de zin van artikel 8 lid 1 en 2 van de Beheersverordening Regionaal Investeringsfonds en mandateren DB voor de uitvoering.
* weghalen wat niet van toepassing is
2
Informatienota PHO (concept) Vergadering:
PHO RUIMTE
Datum:
14 mei 2014 Tijd:
Locatie: Agendapunt: Kenmerk: Onderwerp: Stand van zaken Regionaal Groenprogramma
Kennisnemen van: 1. Kennis te nemen van stand van zaken van het Regionaal Groenprogramma en de regionale bijdrage aan de Singelroute. Inleiding: Het Algemeen Bestuur van Holland Rijnland heeft 17 februari 2010 het Regionaal Groenprogramma 2010-2020 vastgesteld. Het Groenprogramma bevat een visie, doelstellingen en een uitvoeringsstrategie. Op basis van dit programma besteedt Holland Rijnland de € 20 miljoen, die in het Regionaal Investeringsfonds beschikbaar is gesteld voor ‘de realisatie van het Regionale Groenprogramma’. Op basis van het Regionaal Groenprogramma legt Holland Rijnland haar bijdrage voor strategische groenprojecten vast in uitvoeringsovereenkomsten tussen de regio en clustervertegenwoordigers. Op 20 december 2012 heeft het Dagelijks Bestuur ingestemd met de Uitvoeringsovereenkomst 2012-2016. Dit besluit bestond uit een openbaar en een vertrouwelijk deel (de Singelroute). 13 maart 2014 hebben wij een brief van de gemeente Leiden ontvangen, waarin de gemeente aangeeft dat de raad het Kaderbesluit Singelpark heeft vastgesteld en zij Holland Rijnland vraagt het voorgenomen besluit om bij te dragen aan de Singelroute openbaar te maken, zie bijlage 1. Na vaststelling van elke nieuwe uitvoeringsovereenkomst in het kader van het Regionaal Groenprogramma informeert het Dagelijks Bestuur het Portefeuillehoudersoverleg Ruimte over de voortgang, zie bijlage 2 en 3. 13 februari 2013 is dit voor het laatst gebeurd, na vaststelling van de Uitvoeringsovereenkomst 2012-2016 (het openbare deel). Kernboodschap: De uitvoering van het Regionaal Groenprogramma verloopt voorspoedig De regio draagt 25% bij aan de inrichtingskosten van strategische groenprojecten. Dit betekent dat de € 20 miljoen, die de regio beschikbaar heeft gesteld voor de realisatie van het Regionaal Groenprogramma, moet leiden tot een investering van circa € 80 miljoen in ons landschap. Op dit moment is € 8.407.389 gereserveerd voor de uitvoering van 47 projecten. Consequenties: 1. Het cluster Stedelijke Agglomeratie kan met regionale cofinanciering de Singelroute realiseren 20 december 2012 heeft het dagelijks bestuur ingestemd met een bijdrage aan de realisatie van de Singelroute als onderdeel van het Singelpark. Dit besluit was genomen onder voorbehoud van instemming van de gemeenteraad van Leiden met de ontwikkelingen rond het Singelpark. Op verzoek van Leiden is dit voorstel vertrouwelijk behandeld in het Dagelijks
3
Bestuur. Het cluster Stedelijke Agglomeratie heeft namelijk destijds gevraagd de gegevens over de prioritering en financiering van de Singelroute vertrouwelijk te behandelen in verband met de nog aanstaande raadsbehandeling gepland in januari 2013. Inmiddels heeft de gemeente het Kaderbesluit Singelpark vastgesteld. De regionale cofinanciering voor de Singelroute kunnen we nu openbaar maken en vastleggen in een uitvoeringsovereenkomst. 2. De Singelroute draagt bij de doelstellingen van het Regionaal Groenprogramma Om in aanmerking te komen voor cofinanciering moeten projecten van strategisch regionaal belang zijn en een aanzienlijke bijdrage leveren aan het realiseren van de doelstellingen van het Groenprogramma. Deze projecten voldoen hieraan, door het versterken van de samenhang en herkenbaarheid van cultuurhistorische elementen. De cultuurhistorische waarde van een gebied wordt vergroot, door het geven van een recreatieve functie aan cultuurhistorische elementen/plekken. De singelgracht begrenst de stad zoals die in 1659 tot stand is gekomen. De singelweg (-route) had naast een waterstaatkundige en verdedigingstechnische functie ook toen al een recreatieve functie. 3. Een reservering in het RIF voor de Singelroute van maximaal € 839.527. Vanaf 2008 tot en met 2022 storten de gemeenten gezamenlijk jaarlijks € 1.333.333 in het Regionaal Investeringsfonds (RIF) voor de realisatie van het Regionaal Groenprogramma. Tussen 2008 en 2016 kan er dus € 11.999.997 worden besteed. Op dit moment is € 8.407.389 gereserveerd voor de uitvoering van 47 projecten: - Uitvoeringsovereenkomst 2010-2014 - € 4.560.749 - 16 projecten - Uitvoeringsovereenkomst 2012-2016 - € 3.007.113 - 23 projecten - Uitvoeringsovereenkomst 2012-2016 - € 839.527 - Singelroute: 8 projecten De bijdrage voor de Singelroute moet de regio nog vastleggen in een uitvoeringsovereenkomst. In bijlage 2 vindt u een kaart van alle projecten. In bijlage 3a en 3b vindt u een overzicht van alle projecten, inclusief de stand van zaken. 4. Enkele projecten worden niet gerealiseerd De voortgang van de verschillende projecten is te vinden in het projectenoverzicht in bijlage 3a en 3b. Hieruit blijkt dat verschillende projecten niet gerealiseerd worden. Bij het afronden van de uitvoeringsovereenkomst 2010-2014 zullen wij u hier nader over informeren. Communicatie: Bij het ondertekenen van de Uitvoeringsovereenkomst 2012-2016 zal Holland Rijnland een persbericht laten uitgaan. Communicatie rond de uitvoering van de projecten is de verantwoordelijkheid van de uitvoerende gemeente. In de uitvoeringsovereenkomsten maken Holland Rijnland en de clusters afspraken over het vermelden van de regio bij communicatieactiviteiten, zoals bouwborden en persberichten. Uitvoering: Het Portefeuillehoudersoverleg Ruimte krijgt regelmatig informatie over de voortgang van de uitvoeringsovereenkomsten in het kader van het Regionaal Groenprogramma. In 2015 is een evaluatie van de uitvoering van het Regionaal Groenprogramma gepland. Bijlagen: Bijlage 1. Bijlage 2. Bijlage 3a. Bijlage 3b.
Verzoek Leiden tot openbaarmaking Projectenkaart Regionaal Groenprogramma Holland Rijnland Projectenlijst Regionaal Groenprogramma Uitvoeringsovereenkomst 2010-2014 Projectenlijst Regionaal Groenprogramma Uitvoeringsovereenkomst 2012-2016 4
1. Inkomende documenten- 3407 - ·
- -� ��---- ---Leiden - --- - - - - - - - - -
Wethouder Onderwijs, Sport en Milieu
Gemeente Leiden
Retouradres: Postbus 9100, 2300 PC Leiden Bezoekadres
Holland Rijnland T.a.v. Dagelijks Bestuur Postbus 558 2300SN Leiden
Stadhuis Stadhuisplein 1
Postadres
Postbus 9100 2300 PC Leiden
Telefoon
14071
E-mail Website
Datum Ons kenmerk Onderwerp
6 maart 2014
Contactpersoon
Z/14/0943/062914
Doorkiesnummer
www.leiden.ni/gemeente
M. Belt 071-5167664
Verzoek tot openbaarmaking van cofinanciering Singelpark
Geacht bestuur, Het verheugt mij u te kunnen meedelen dat de gemeenteraad van Leiden onlangs het Kaderbesluit voor het Singelpark heeft vastgesteld. Daarmee is officieel het startsein gegeven voor de ontwikkeling van het 'langste, mooiste en spannendste (stads)park van Nederland'. Vooruitlopend op deze besluitvorming hebben wij u in 2012 een verzoek gedaan voor cofinanciering voor een belangrijk onderdeel van het Singelpark, te weten de doorgaande Singelroute die een rondje Singelpark aan de binnenzijde van de singels mogelijk maakt. Ons verzoek heeft u besproken in uw DB-vergadering van 20 december 2012 en u heeft ons laten weten in te kunnen stemmen met het verzoek, echter nog onder het voorbehoud van vaststelling van het kaderbesluit Singelpark door de gemeenteraad. In afstemming met onze beide organisaties werd afgesproken te wachten met publicatie van dit voorgenomen besluit totdat het kaderbesluit Singelpark vastgesteld en openbaar zou zijn. Omdat het kaderbesluit nu door de Leidse raad vastgesteld en met dit besluit de ontwikkeling van de Singelroute prioriteit hee gegeven en hier ook gemeentelijke middelen =���veer-43esel'lik-baar41-eeft-Vfij�m-aak�H�· -tla l ns�g-Fa�er�ken---t�w--veef9€Aeme�eslt�+t, en daarmee uw ondersteuning aan dit ieke project, openbaar te maken. ·
Hoogachten
�
F.J. de Wi� Wethou e O�d.��\�po)$en Milieu
��
Scan nummer 1 van 1
-
Scanpaqina 1 van 1
Regionaal Groenprogramma Holland Rijnland Projectenlijst 2010 – 2014
Regionaal Groenprogramma Holland Rijnland
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
13
11
10 9
Teylingen
Noordoever Oegstgeesterkanaal Matilo Stad-land verbinding Leiden west Stad-land verbinding Leiden noord Stad-land verbinding Leiden oost Oostvlietpolder Boterhuispolder Eendenkooi Warmond Ecologische verbinding Elsbroekpolder – Elsbroekpark Landgoederen verbinden Hillegom
11. 12. 13. 14. 15. 16.
Fiets- wandelroute Oude Hillegommerbeek Wandelnetwerk Duin- en Bollenstreek Vosse- en Weerlanerpolder Recreatief Transferium Zoeterwoude Avontuurlijk Spelen Zoeterwoude Ecologische, bloemrijke en recreatieve verbindingen Zoeterwoude
Vet Cursief
= gerealiseerd = realisatie onzeker
7
18
12
Regionaal Groenprogramma Holland Rijnland Projectenlijst Holland Rijnland 2012 – 2016
Teylingen
16
8 18 20
12 16 1
19
2
4
2 5
6
Holland Rijnland
14
15
4 3
23
21 5
6 14
15
6
Teylingen
7
6.
LOP
22
7. 8. 9. 10. 11. 12.
Fietspad Zuidbuurt Recreatie-ecologie Zoeterwoude Park kasteel Duivenvoorde Burgemeester Berkhoutpark Recreatieve aantrekkelijkheid langs Velostrada Duivenvoords polderpad Landschapselementen langs doorgaande wegen Ghoybos Wandelpad Blauwe Polder Fietspad Blauwe Polder naar Oud Ade Meerbrug Water-landverbindingen fase 1
13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24.
Ommetje Rijpwetering - Nieuwe Wetering Ommetje Rijpwetering - Oud Ade Pestbosjes Jan Dekkerbrug Recreatie-eiland Koudenhoorn Uitkijkpunt Blauwe Hart Regionale fietsroutes Katwijk Boardwalk kuststrook Katwijk Fietspad Ruigekade noord - zuid Polder Achthoven Bloemrijke Bermen Leidse Ommelanden Matilo 1e fase Singelroute
Vet Cursief
= gerealiseerd = realisatie onzeker
1 2
Voorschoten
16
5.
9 8
24
23
13
3. 4.
15
7 10
Buro JP
1. 2.
14 17
3
11
Landschapsontwikkelingsplan Rijn- en Veenstreek (LOP) Alphen aan den Rijn, Kaag en Braassem en Nieuwkoop zetten zich in voor de kwaliteit van het landschap met bloemrijke bermen, een aantrekkelijk wandelroutenetwerk en toeristische overstapppunten.
Regionaal Groenprogramma Holland Rijnland Projectenlijst Uitvoeringsovereenkomst 2010-2014 Totaal Totale -
bedrag beschikbaar in RIF Totaal vastgelegd in uitvoeringsovereenkomsten 2010-2014 (max 25% van inrichtingskosten) inrichtingskosten groenprojecten 2010-2014: Restant beschikbaar in RIF
naam
project
Gemeente
€ 20.000.000 € 4.560.749 € 19.393.926
toelichting
€ 15.439.251 Stand van zaken maart 2014
Cluster Stedelijke Agglomeratie – uitvoeringsovereenkomst ondertekend op 16 december 2010 1. Noordoever Oegstgeester1 km doorgaand wandelpad Oegstgeest aanleg van wandelpad (ontbrekende schakel) langs het kanaal tussen uitvoering onzeker kanaal fase 1 Oegstgeest en Katwijk in combinatie met een fietsroute, gecombineerd met de ontwikkeling van een ecologische verbinding tussen Veerpolder en polder Elsgeest. Dit deel van de noordoever van de Oegstgeesterkanaal is onderdeel van een grotere zone tussen Oegstgeest en Katwijk. 2. Regionaal archeologisch park/groene schakel Matilo
9,5 hectare recreatief cultuurhistorisch park
Leiden
3. Stad-land verbinding Leiden west
4,4 hectare recreatief groen
Leiden / Oegstgeest
4. Stad-land verbinding Leiden noord
circa 6 hectare
Leiden naar Leiderdorp/ Teylingen
5. Stad-land verbinding Leiden oost
6. Oostvlietpolder
Fase 2, 3 èn 4 van dit project behelst de realisatie van een regionaal archeologisch park rond een castellum dat vrij toegankelijk is, ruimte voor recreatie en evenementen biedt en als groene schakel in de stadsrand functioneert. Groen recreatief park (Leeuwenhoekpark) en verbinding als onderdelen van de Biodiversiteitroute: een regionale, recreatieve, ecologische verbinding die loopt vanaf de Leidse Binnenstad door het Leiden Bio Science Park naar de Landgoederenzone. Een groene, recreatieve verbinding vanaf het centrum van Leiden naar het Plassengebied en de Boterhuispolder. De verbinding Leiden noord is de ontbrekende schakel in deze route. Stedelijke groengebieden worden verbonden met de regionale groengebieden. Onderdeel van Tuin van Noord e.o.: circa 25 ha recreatief groen.
afgerond administratieve afhandeling
€ 3.980.237
€ 995.059
gaat vrijwel zeker niet meer door
€ 1.232.000
€ 308.000
gaat vrijwel zeker niet meer door
€ 1.987.522
€ 497.000
circa 500 meter recreatieve Leiden naar en ecologische verbinding Zoeterwoude
Realisatie van langzaam-verkeer onderdoorgang A4: tunnel (circa 200 m) met fiets- en wandelpad aangesloten op langzaam-verkeerroute tussen Polderpark Cronesteijn naar de Groene Hart polders, en verbetering van nu reeds aanwezige ecologische verbinding.
wordt ingetrokken Leiden situeert deze verbinding anders en is bezig met de routeontwikkeling
€ 2.000.000
€ 500.000
circa 38 ha recreatieve en ecologische inrichting
De 1e fase betreft het realiseren van circa 38 hectare groen recreatiegebied en enkele recreatieve en ecologische verbindingen in de groene zone tussen stad en Groene Hart. Er zijn 2 vervolgfasen gepland waarbij in totaal 100 ha recreatief groen wordt gerealiseerd.
afgerond januari 2013 administratieve afhandeling is nog niet rond
€ 2.224.593
€ 556.148
€ 2.436.093 € 2.290.893
€ 321.172 € 284.872
€ 145.200
€ 36.300
Leiden
Cluster Veenweide en Plassen / Leidse Ommelanden - uitvoeringsovereenkomst ondertekend 6 en 14 juni 2011 7. Boterhuispolder fase 1 7,2 km wandel en fietspad, Leiderdorp en Recreatieve ontsluiting en ommetjes en vergroting waterberging 6400 m² water Teylingen Boterhuispolder (verbrede watergangen en natuurvriendelijke oevers), delen ecologische verbinding Zuidzijdervaart/Stingsloot/Zijp. 8. Eendenkooi Warmond
inrichtingsRIF-bijdrage kosten € 2.869.207 € 11.476.352 € 13.000 € 52.000
3 ha eendenkooi operationeel maken
Teylingen
herstel, renovatie en recreatief toegankelijk maken voor begeleide excursies van cultuurhistorische waardevolle eendenkooi.
afgerond juli 2013 administratieve afhandeling afgerond 2014 administratieve afhandeling
Cluster Duin- en Bollensteek – uitvoeringsovereenkomst ondertekend op 25 en 27 juli 2011 9. Ecologische verbinding 1,5 km ecologische Hillegom Aanleg natuuroever langs Van Goghsingel en Hilinnenweg, die een Elsbroekpolder - Elsbroekpark verbinding verbinding maakt tussen de natuurgebied Elsbroekpolder en het Elsbroekpark. Dit is een schakel in de ecologische verbinding langs de Ringvaart Haarlemmermeer. De natuuroevers maken ook deel uit van de wandelroutes in Hillegom. 10. Landgoederen verbinden 3,5 hectare Hillegom Renovatie van de cultuurhistorische waardevolle Nispenpark en Hoftuin, Hillegom landgoederenparken herstel verbinding in landgoederenzone Leiden – Haarlem, invullen lokale herinrichten, opwaarderen wateropgave inclusief natte ecologische verbinding onder de N208. en verbinden Recreatief rustpunt in fietsroute.
Hoftuin in budgetfase Van Nispenpark uitgesteld/gaat niet door onder deze UO
11. Fiets-/wandelroute Oude Hillegommerbeek 12. Wandelnetwerk Duin- en Bollenstreek
13. Natuur en Recreatiegebied Vosse- en Weerlanerpolder
1 km fiets/wandelpad inclusief beplanting en straatmeubilair 100 km gemarkeerde wandelroutes vertakt in een regionaal wandelnetwerk - 20 km ontsluiting agrarisch gebied - elke kern een of enkele dorpsommetjes - verbindingen tussen alle kernen - enkele landschappelijk interessante oost-west verbindingen 29 ha recreatieve en ecologische inrichting
afgerond oktober 2013 administratieve afhandeling
€ 3.515.067 € 400.000
€ 878.767 € 100.000
€ 1.500.000
€ 375.000
Hillegom
Aanleg ontbrekende schakel in het fietsroutenetwerk Duin- en Bollenstreek, landschappelijke inpassing met historisch plantmateriaal.
ingetrokken dd 21 januari 2013
€ 184.000
€ 46.000
Hillegom, Lisse, Noordwijk, Noordwijkerhout en Teylingen
Het creëren van regionale, lange afstand wandelroutes door de Duin- en Bollenstreek en deze een oost-west verbinding te geven door de routes door te trekken naar de kustplaatsen
in uitvoering
€ 480.000
€ 120.000
in uitvoering
€ 951.067
€ 237.767
€ 1.966.414 € 1.892.414
€ 491.603 € 473.103
Hillegom, HHvRijnland
Recreatiegebied met weidevogelbeheer, wandel-, ruiter- en fietspaden, ecologische oevers. Naast de RIF bijdrage draagt Holland Rijnland ook bij vanuit de ZZG overeenkomst. Cluster Duin Horst Weide / Land van Wijk en Wouden – Uitvoeringsovereenkomst ondertekend op 2 en 5 maart 2012 14. Recreatief Transferium 3,2 hectare Zoeterwoude Recreatief transferium omvat parkeerplaatsen, horeca, recreatieve elementen (bv fietsverhuur, varen), speelmogelijkheden kinderen en verkooppunt streekproducten.
afgerond maart 2014 - adminstratieve afhandeling
15. Avontuurlijk spelen
1 locatie
Zoeterwoude
Ruimte speelplekken met natuurlijke elementen, aanvulling op regionaal aanbod.
afgerond maart 2014 - adminstratieve afhandeling
€ 35.000
€ 8.750
16. Ecologische, bloemrijke en recreatieve verbindingen
2,5 km langs het Barrepad Zoeterwoude en Hellepad
Ecologisch en recreatief kansrijke bermen herinrichten en inzaaien zodat in het gebied een netwerk van bloemrijke bermen ontstaat, mede ter bevordering van de biodiversiteit.
afgerond mei 2013adminstratieve afhandeling
€ 39.000
€ 9.750
Regionaal Groenprogramma Holland Rijnland Projectenlijst Uitvoeringsovereenkomst 2012-2016 Totaal bedrag beschikbaar in RIF Totaal vastgelegd in uitvoeringsovereenkomsten 2010-2014 (max 25% van inrichtingskosten) Totaal vastgelegd in uitvoeringsovereenkomsten 2012-2016 (max 25% van inrichtingskosten) Totale inrichtingskosten groenprojecten 2010-2014: Totale inrichtingskosten groenprojecten 2012-2016: -
€ 20.000.000 € 4.560.749 € 3.846.640 € 19.393.926 € 15.752.139
Restant beschikbaar in RIF
naam
project
€ 11.592.611 Gemeente
toelichting
Cluster Duin, Horst en Weide / Wijk en Wouden - uitvoeringsovereenkomst ondertekend mei/juni 2013 1. Fietspad Zuidbuurt 0,8 km fietspad, weerszijden Zoeterwoude De aanleg van een vrijliggend fietspad langs de Zuidbuurtseweg. obstakelvrije openbare groene Met de aanleg van een fietsverbinding is het mogelijk de zone met streekeigen ontbrekende schakel van een recreatieve wandel- en beplanting, gras, 25 bomen en fietsverbinding tussen Zoeterwoude en de omliggende dorpen en twee picknicktafels. steden te realiseren. 2. Bloemrijke bermen: deel wandelpad Zoeterwoude Ecologische en recreatieve aantrekkelijkeheid Geerpolder
1 ha bloemrijke berm 2,2 km wandelpad, waarvan 1,3 km in Zoeterwoude met 22 loopplankjes en 1 brug zelfpluktuin
Stand van zaken maart 2014
besteks- en aanbestedingsfase
inrichtingskosten
RIF-bijdrage Holland Rijnland
€ 4.725.134 € 1.650.000
€ 1.147.283 € 412.500
€ 62.000
€ 13.000
Zoeterwoude
Bloemrijke bermen met wandelpad door de polder en een zelfpluktuin voor passerende recreanten. Het verhoogt de recreatieve belevingswaarde en vult een ontbrekende schakel in het netwerk van bloemrijke bermen.
afgerond november 2013 administratieve afhandeling
3. park kasteel Duivenvoorde 20 ha recreatieve en ecologische inrichting 4. Burgemeester 5,4 ha recreatieve en Berkhoutpark ecologische inrichting
Voorschoten
Kasteelpark in oude luister herstellen, toegankelijkheid vergroten en wandelpaden uitbreiden. Tegengaan verdere achteruitgang van dit Rijksmonument door renovatie van unieke boom- en heestercollectie. Deze renovatie gaat gepaard met groot onderhoud van het park, hiervoor wordt geen regionale cofinanciering gevraagd.
in uitvoering
€ 2.259.369
€ 564.842
in uitvoering
€ 525.765
€ 131.441
5. Recreatieve aantrekkelijkheid langs Velostrada
0,5 ha recreatieve elementen verdeeld over verschillende plekken langs velostrada.
Voorschoten
Vergroten aantrekkelijkheid van Velostrada langs het spoor door in uitvoering het aanleggen van een natuurlijke speelplek, informatieborden en speelmogelijkheden. Daarnaast ecologisch verbeteren van route door uitbreiding ecologische waarden en beplanting.
€ 38.000
€ 9.500
6. Duivenvoords polderpad
2965 m waarvan 1200 m in Voorschoten
Wassenaar en Voorschoten
Wandelpad langs de Duivenvoortseweg, als onderdeel van een route van het Groene Hart naar de Duinen.
€ 190.000
€ 16.000
€ 192.000 € 192.000
€ 48.000 € 48.000
Voorschoten
afgerond maart 2014 - adminstratieve afhandeling
Cluster Duin- en Bollenstreek - uitvoeringsovereenkomst ondertekend mei/juni 2013 7. Betere Beleving Inrichten van beplantingen Lisse Beplanting langs doorgaande wegen met bijzondere nadruk op de in uitvoering Bollenstreek, langs ca. 10km weg met streekeigen uitstraling van de Bollenstreek. De ontwikkeling van landschapselementen langs bloembollen- en een herkenbare groenstructuur met streekeigen uitstraling en doorgaande wegen haagstructuren. samenhang: aantrekkelijk en herkenbaar voor de recreant, de inwoners en de biodiversiteit. Er worden speciale bollen- en kruidenmengsels toegepast die aantrekkelijk zijn voor bijen.
Cluster Veenweide en Plassen - uitvoeringsovereenkomst ondertekend mei/juni 2013 Renovatie van voormalig productiebos van ca 18 ha in 8. Ghoybos 18 ha recreatieve herinrichting Kaag en productiebos Braassem samenwerking met provincie en gemeente Leiderdorp waar door de komst van de pannenkoekenboerderij een nieuwe kans voor recreatie ligt. Naast de RIF bijdrage draagt Holland Rijnland ook bij vanuit de ZZG overeenkomst. Wandelpad dat het A4 informatiecentrum via de Wijde Aa 9. Wandelpad Blauwe Polder 6,1 km waarvan 4,8 km nieuw Kaag en wandelpad Braassem wandelroute met de boerenlandwinkel in het lint van Rijpwetering verbindt. 10. Fietspad Blauwe Polder 2,25 ha fietspad (waarvan Kaag en Nieuw aan te leggen fietspad in het verlengde van een fietspad naar Oud Ade 875 m aanpassing) Braassem door de Boterhuispolder om zo de verbinding vanuit Leiden het ommeland in te leggen. 11. Meerbrug (principebrief) Verhoging brug voor recreatie Kaag en Verhogen van brug over de Ringvaart van de Braassem Haarlemmermeerpolder bij Nieuwe Wetering in Kaag en Braassem om een vrije doorgang te creëren voor het recreatieve sloepenverkeer. Kaag en Aanleg van een passantensteiger en realisatie van een vaarroute 12. Water-landverbindingen - Passantensteiger fase 1 Braassem in een breder verband van projecten al dan niet buiten RIF gebied. 13. Ommetje Rijpwetering Nieuwe Wetering
ca 600m
14. Ommetje Rijpwetering Oud Ade
1,5 km
15. Pestbosjes
herstel 25 geriefhoutbosjes
16. Jan Dekkerbrug (principebrief)
Opwaarderen en beweegbaar maken recreatieve brug
Teylingen
17. Recreatie-eiland Koudenhoorn (principebrief)
Inrichting recreatie-eiland
Teylingen
18. Uitkijkpunt Blauwe Hart en oplosssen knelpunt watersport
uitkijkpunt en oplossen knelpunt
Teylingen
19. Fietspad naar zee
Oostelijk deel fietspad 500 meter (2000 m²) Westelijkdeel fietspad 550 meter (2200 m²)
Katwijk
20. Boardwalk kuststrook Katwijk
1500 m² boardwalk, 5000 m² Katwijk kleischelp-paden
21. Fietspad Ruigekade noord opwaarderen 2,8 km fietspad - zuid Polder Achthoven
Leiderdorp
22. Bloemrijke bermen in de Leidse Ommelanden
Leidse Ommelanden
40 km
€ 6.925.276 € 458.294
€ 1.691.925 € 114.574
besteks- en aanbestedingsfase
€ 31.847
€ 7.962
Voorlopig Ontwerp
€ 1.822.795
€ 455.699
€ 402.661
€ 100.000
in uitvoering
€ 22.896
€ 5.724
gaat waarschijnlijk niet door
€ 21.053
€ 5.263
gaat waarschijnlijk niet door
€ 10.391
€ 2.598
in uitvoering
€ 185.300
€ 15.595
afgerond mei 2013 adminstratieve afhandeling
€ 670.481
€ 167.620
afgerond maart 2014 - adminstratieve afhandeling
€ 1.572.208
€ 393.052
Teylingen wil de Kagerplassen beter bereikbaar en beleefbaar maken vanaf het vaste land van gemeente Teylingen. Dit wordt gerealiseerd met een houten uitkijkpunt in de Kooipolder bij de Menneweg Aanleg van een ontbrekende schakel in de recreatieve fietsverbinding tussen het strand en het achterland (Oegstgeest Leiden Zoetermeer). Het fietspad wordt onderdeel van het te bewegwijzeren fietsnetwerk tussen het Groene Hart en de kust.
afgerond april 2013 adminstratieve afhandeling
€ 229.200
€ 57.300
Voorlopig Ontwerp
€ 375.000
€ 93.750
Aanleg van een duinboardwalk welke na de ingrepen ter versterking van de kuststrook de beleving van de duinen en het zicht op zee veiligstelt. Het opwaarderen van het fietspad Ruigekade Noord-Zuid door verbreding, aanleg natuurvriendelijke oevers en aanbrengen informatiepanelen en observatiepunten. Stad – land verbinding bruikbaar voor verschillende gebruikers als fietsers, wandelaars, trimmers en skaters. Omvormen van bermen van intensief beheer naar extensief / ecologisch beheer.
in uitvoering
€ 365.000
€ 91.250
onbekend
€ 658.150
€ 164.538
in uitvoering
€ 100.000
€ 17.000
Dit ommetje verbindt zowel de kern Rijpwetering als de kern Nieuwe Wetering, maar vormt in combinatie met wandelpad Blauwe Polder ook een verbinding tussen de Wijde Aa wandelroute en de Ade wandelroute. Dit wandelpad loopt over de dijk langs de zomersloot waardoor tevens twee kanoroutes lopen. Het pad verbindt twee wegen uit de kernen Oud Ade en Rijpwetering waardoor er een ommetje voor beide kernen ontstaat. Provinciaal project ter vergroting van de kwaliteit en de kennis van pestbosjes doormiddel van inventarisatie, onderhoud en voorlichting De bestaande vaste brug naar Koudenhoorn (Jan Dekker brug) over de Warmonder Leede wordt vervangen door een een ophaalbrug. De zogenaamde Staande Mastroute wordt hierdoor uitgebreid. Teylingen wil het eiland middels een herinrichting voorbereiden op ontwikkelingen in de dagrecreatieve markt. Werkzaamheden bestaan onder andere uit de aanleg van nieuwe verhardingen, terreininrichting en meubilair.
Voorlopig Ontwerp
onbekend
Cluster Stedelijke Agglomeratie - uitvoeringsovereenkomst project 23 ondertekend mei/juni 2013 23. Matilo 1e fase Regionale elementen Leiden Onderdelen van fase 1 die een regionale functie hebben, zoals picknickplaatsen, het 'wild'spelen bij de klimbomen, de bruggen, Romeinse speeltoestellen en de groene routes.
afgerond september 2013 adminstratieve afhandeling kaderbesluit
€ 3.909.729 € 479.620
€ 959.432 € 119.905
€ 333.706
€ 83.426
€ 1.900.221
€ 457.055
24. Singelpark - Brug Huigpark-Blekerspark over Oude Herengracht
brug
Leiden
Verbinding groene parels Huigpark en Blekerspark door voetgangersbrug. Opheffen knelpunt route Singelpark met voetgangersburg over de Oude Herengracht. Vergroten zichtbaarheid Blekerspark, en de logica van de route.
25. Singelpark - Brug Zijlpoort-Ankerpark over Oude Rijn
brug
Leiden
Verbinding historische Zijlpoort met Ankerpark door brug. kaderbesluit Opheffen knelpunt route Singelpark door met een brug een directe verbinding tussen de Zijlpoort en het Ankerpark te creëren. De brug moet vanwege de prominente positie bij entree haven een mechanische ophaalbrug zijn.
26. Singelpark - Brug Ankerpark-Meelfabriek over water hiertussen
brug
Leiden
Verbinding groene parel Ankerpark met vernieuwde Meelfabriek. Opheffen knelpunt route Singelpark door het terrein van de Meelfabriek te laten lopen.
kaderbesluit
€ 94.322
€ 23.580
27. Singelpark - Brug KaarsenmakersstraatVeerplein over Nieuwe Rijn
brug
Leiden
Verbinding Singelroute vanaf groene parel Begraafplaats kaderbesluit Groenesteeg/ Kaarsenmakersstraat naar Veerplein/ Plantage/ Plantsoen . Opheffen knelpunt route Singelpark door met een brug een directe, snellere verbinding over de Nieuwe Rijn te maken. Deze brug zorgt ook voor een lange zichtlijn waardoor duidelijkheid en beleving wordt gecreëerd.
€ 465.611
€ 116.403
28. Singelpark - Brug 5de Binnenvestgracht-Hortus Botanicus over 5de Binnenvestgracht
vlonderbrug
Leiden
Verbinding Singelroute 5e Binnenvestgracht met publiek toegankelijke deel van de Hortus botanicus via een vlonderbrug over de 5e Binnenvestgracht onder het universiteitsgebouw door. Opheffen knelpunt route Singelpark de relatie met de Hortus botanicus te leggen. Door de nieuwe vlonderbrug ontstaat er een directe en toeristisch aantrekkelijke route.
kaderbesluit
€ 239.906
€ 59.977
29. Singelpark - Vlonderbrug Reuvensplaats-Arsenaalplein in Witte Singel
brug
Leiden
Verbinding Singelroute vanaf Hortus botanicus en openbare oever kaderbesluit achter Lipsiusgebouw naar Arsenaalplein via een vlonderpad om het universiteitsgebouw Reuvensplaats heen. Opheffen knelpunt route Singelpark door de nieuwe verbinding ontstaat een duidelijke lange zichtlijn direct langs het water.
€ 186.167
€ 46.542
30.Singelpark - Brug brug Arsenaalplein-Rembrandtpark I over Groenhazengracht
Leiden
Verbinding tussen groene parels Arsenaalplein en Rembrandtpark. kaderbesluit Opheffen knelpunt route Singelpark door een nieuwe brug die een directe verbinding langs het water van het heringerichte Arsenaalplein naar de verstopte parel Rembrandtpark I creëert.
€ 143.176
€ 35.794
31. Singelpark - Singelroute
Leiden
Doorgaande 6,3 kilometer lange voetgangersverbinding aan de binnenzijde van de singels die herkenbaar, duidelijk en aantrekkelijk is. De Singelroute is de ruggengraat van het Singelpark. Het is voor de beleving, identiteit en samenhang van het Singelpark van belang dat de doorgaande singelroute in de eerste fase van de planontwikkeling van het Singelpark wordt gerealiseerd.
€ 67.000
€ 16.750
routeaanduiding en infopanelen
kaderbesluit
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
Concept regionale woonagenda
2.
Basistaak
3.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Regionaal belang
4.
Behandelschema:
Datum: Informerend
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad 5.
Advies PHO
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
1. Een actueel en eenduidig kader voor het woonbeleid in de veertien regiogemeenten. 2. Efficiënte verantwoording van bestemmingsplannen aan de provincie Zuid-Holland.
07-03
Datum: Adviserend
Datum: Besluitvormend
10-04 15/04-13/05 05-02, 14-05, 01-10 16-05 19/05-07/07 02-10 29-10
03-11 1. Kennis te nemen van het concept van de regionale woonagenda; Het Dagelijks Bestuur te adviseren: 2. de concept regionale woonagenda vrij te geven voor de inspraak; 3. de samenvatting van deze concept woonagenda (de ‘woonnotitie’) aan te bieden aan Gedeputeerde Staten van de provincie ZuidHolland.
De (concept) regionale woonagenda is de basis voor de afstemming van woningbouwbeleid door gemeenten. Onderdeel daarvan is de verantwoording van bestemmingsplannen bij de provincie en andere regiogemeenten. Het PHO Ruimte wordt gevraagd te adviseren over deze verantwoording aan de provincie voor de periode 2014-2015.
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
8.
Inspraak
Ja, op concept regionale woonagenda door raden en andere belanghebbenden Wanneer: week 21 - week 27
9.
Financiële gevolgen
Binnen begroting Holland Rijnland
10.
Bestaand Kader
Relevante regelgeving: - Gemeenschappelijke regeling Holland Rijnland - provinciale Visie Ruimte en Mobiliteit Eerdere besluitvorming:
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
2
Adviesnota PHO (concept
) Vergadering:
PHO Ruimte
Datum:
14 mei 2014 Tijd: «MEETING_TEXT9» «MEETING_TEXT3»
Locatie: Agendapunt: Kenmerk:
«MARK»
Onderwerp: Concept regionale woonagenda
Beslispunten: 1. Kennis te nemen van het concept van de regionale woonagenda; 2. Het Dagelijks Bestuur te adviseren de concept regionale woonagenda vrij te geven voor de inspraak; 3. Het Dagelijks Bestuur te adviseren de samenvatting van deze concept woonagenda (de ‘woonnotitie’) aan te bieden aan Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland. Inleiding: De regiogemeenten werken aan een nieuwe regionale woonagenda. Daarvoor zijn verschillende redenen. Op de eerste plaats is de markt veranderd van een aanbod- naar vragersmarkt. De vraag blijkt bovendien structureel te veranderen; onder meer het aandeel huishoudens met één inkomen wordt groter, net als de vraag naar woningen nabij (centrum)voorzieningen. Kwalitatieve aspecten van de woning en woonomgeving worden belangrijker. Ten tweede vraagt provincie Zuid-Holland om een actualisatie van de regionale woonvisies, mede vanwege de gewijzigde marktomstandigheden. Regionale afstemming is daarin een eis. De provincie toetst dan ook of bestemmingplannen binnen de regionale woonvisie passen. Als dat het geval is en de visie voldoet aan provinciale richtlijnen, dan is er geen aanleiding om van een gemeente extra afstemming te verlangen voor een bestemmingsplan. Op 7 maart is in een extra portefeuillehoudersoverleg (PHO) de laatste concepttekst besproken. Over de inhoud spraken de bestuurders af dat er nog een eenvoudig regionaal afwegingskader voor woningbouwplannen zou worden opgesteld. Dat zou in de subregio’s, die het laagste niveau van de woningmarkten vormen, worden uitgewerkt in een planlijst. Op dat niveau vindt primair afstemming plaats. Ook deelden de bestuurders de onderliggende cijfers voor de berekeningen van de woningbehoefte, de plancapaciteit en omvang van de sociale huursector. Over het gewenste nieuwbouwbeleid voor sociale huurwoningen wenste men nog in de colleges van gedachten te wisselen. Uit de cijfers blijkt dat bij nieuwbouw gemiddeld 15% sociale huurwoningen in de regio moeten worden toegevoegd om in de behoefte te voorzien. Per subregio verschilt dat aandeel (zie bijlage B van de concept woonagenda). Dat regionaal gemiddelde met inachtneming van de subregionale differentiatie is het richtsnoer in de woonagenda. Tot slot drong het PHO aan op voortgang, zodat de uitgangspunten van de woonagenda begin juli kunnen worden meegenomen in de provinciale Visie Ruimte en Mobiliteit. Dan hoeft het komend jaar niet langer elk bestemmingsplan afzonderlijk te worden verantwoord. De provincie verwacht van hiervoor van de regio een samenvatting van de concept woonagenda, de woonnotitie, met een bijbehorende planlijst.
3
Beoogd effect: a. Het nieuwe portefeuillehoudersoverleg informeren over het concept woonbeleid; b. Het inspraaktraject te starten. c. De provincie Zuid-Holland tijdig een lijst met bouwplannen tot 2020 met een doorloop tot 2030 aanbieden, zodat deze in juli 2014 kunnen worden opgenomen bij de VRM ter verantwoording van bestemmingsplannen in het komend jaar. Argumenten: 1.1 het PHO Ruimte vergadert voor het eerst in de nieuwe samenstelling Daarom stelt het Dagelijks Bestuur om in deze eerste vergadering kennis te nemen van de concept woonagenda zoals die in de inspraak is gebracht. Indien gewenst is er gelegenheid voor een nadere toelichting. Dat kan bestuurders helpen in het inspraaktraject. 2.1 de regionale woonagenda is een afspiegeling van regionale beleidsuitgangspunten. De woonagenda is het beleidskader voor marktgerichte woningbouwplanning. De wijze waarop we reageren op ontwikkelingen in de woningmarkt wordt hiermee verantwoord. Het is de basis voor het vaststellen van het bouwprogramma en voor nadere afstemming over het gedurende de uitvoering. Het is een verhaal op hoofdlijnen waarbij kwaliteit van de woningmarkt naast de kwantitatieve randvoorwaarden een belangrijke rol speelt. Die kwaliteit verdient afstemming op subregionaal niveau, omdat de consument zich vooral binnen die woningmarkten zoekt. 2.2 de concept woonagenda is uitvoerig besproken. De uitgangspunten zijn uitvoerig gedeeld en de adviezen van het PHO Ruimte zijn verwerkt. Het concept rapport is voldoende besproken om gemeenten en andere belanghebbenden naar hun zienswijze te vragen. 2.3 verbeteringen zijn nog altijd mogelijk. In het inspraaktraject van ruim zes weken is er tijd voor de gemeenten en andere belanghebbenden om te reflecteren op het conceptrapport. De zienswijzen kunnen leiden tot aanpassing en verdere verbetering. Tevens wordt tegemoet gekomen aan de wens van het PHO om vervolgstappen te zetten. 3.1 eenvoudige verantwoording van de woningbouwopgave is gewenst. Deze woonnotitie dient ter verantwoording van de woningbouwopgave in bestemmingsplannen. Hiermee is de verantwoording van plannen door gemeenten en de toetsing door de provincie eenvoudiger. Dit past in de beleidslijn van de provinciale Visie Ruimte en Mobiliteit. De planlijst wordt jaarlijks geactualiseerd. 3.2 De woonnotitie voldoet aan de provincie vereisten. De adviseurs van de provincie hebben laten weten dat de woonnotitie, net als de concept regionale woonagenda, past binnen de provinciale kaders. Kanttekeningen/risico’s: 3.1 de bijbehorende planlijst is nog niet gereed. Op subregionaal niveau wordt momenteel overlegd over de planlijst. Op basis van het afwegingskader stellen de gemeenten een planlijst samen. De concept planlijst zal worden nagezonden aan het PHO Ruimte voor de vergadering van 14 mei. Financiën: -
4
Communicatie: Aanbieding van woonnotitie met planlijst aan Gedeputeerde Staten Inspraak concept woonagenda gemeenteraden en andere belanghebbenden: week 21 – 27 (19 mei - 7 juli) Evaluatie: 1 oktober: Nota van beantwoording van zienswijze en wijzigingen in het PHO Ruimte jaarlijkse monitoring van het bouwprogramma Bijlagen: 1. Concept regionale woonagenda 2. Concept woonnotitie
5
Regionale woonagenda Holland Rijnland Stec Groep aan regio Holland Rijnland
Frans Wittenberg en Boudewijn Kuijl april 2014 1
Regionale woonagenda Holland Rijnland
Regionale woonagenda Holland Rijnland Stec Groep aan regio Holland Rijnland
Frans Wittenberg en Boudewijn Kuijl 10 april 2014 i
Regionale woonagenda Holland Rijnland
Inhoudsopgave 1
Inleiding 1.1 1.2 1.3
2
6
Inleiding...................................................................................................... 6 Flinke groei van de woningbehoefte .......................................................... 6 Veranderende samenstelling van de huishoudens .................................... 7 Ontwikkeling inkomens sterk afhankelijk van economische groei ............. 7 Trendbreuken op de woningmarkt ............................................................. 8
Wat gaan we doen in Holland Rijnland? 10 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
4
Aanleiding .................................................................................................. 4 Regionale woonagenda met subregionale vertaling .................................. 4 Kaders........................................................................................................ 4
Wat komt op Holland Rijnland af? 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
3
4
Voorzien in de kwantitatieve woningbehoefte .......................................... 10 Voorzien in de kwalitatieve woningbehoefte ............................................ 11 Klaar maken voor scheiden wonen en zorg ............................................. 15 Voldoende sociale huurwoningen voor de behoefte ................................ 17 Kansen verzilveren in de vrijesectorhuur ................................................. 19
Uitvoeringsprogramma Holland Rijnland 20 4.1 4.2 4.3
Wat gaan we doen? ................................................................................. 20 Regionaal Afwegingskader Woningbouwplannen.................................... 21 Monitoring ................................................................................................ 23
Bijlage A: WBR en BP
24
Bijlage B: behoefte sociale voorraad
25
Bijlage C: omvang sociale voorraad
29
Bijlage D: beschikbaarheid
30
3
Regionale woonagenda Holland Rijnland 10042014
1 Inleiding 1.1 Aanleiding In de regio Holland Rijnland zal het aantal inwoners en huishoudens de komende vijftien jaar naar verwachting nog verder toenemen. Misschien nog wel belangrijker: de leeftijd en samenstelling van huishoudens verandert flink door vergrijzing en gezinsverdunning. Daar komt bij de economische en kredietcrisis met strengere hypotheekeisen, dalen van woningwaardes, stagnatie in de bouw en verkoop van nieuwbouw. Overigens zijn er sinds kort de eerste tekenen van herstel in de economie en op de woningmarkt. Om goed in te kunnen spelen op de nieuwe omstandigheden hebben de gemeenten in Holland Rijnland deze regionale woonagenda opgesteld. Met de woonagenda willen de gemeenten de woningmarkt versterken. Ook is er een belangrijke koppeling met het ruimtelijk beleid, zoals dat is vastgelegd in de provinciale Visie Ruimte en Mobiliteit en (inter)gemeentelijke structuurvisies. Deze agenda vervangt de vorige regionale woonvisie uit 2009.
1.2 Regionale woonagenda met subregionale vertaling Deze woonagenda richt zich op een beperkt aantal thema’s die regionaal van belang zijn. De gewenste ontwikkelingsrichting wordt op hoofdlijnen aangegeven. Het is een leidraad zodat de gemeenten binnen Holland Rijnland optimaal kunnen werken aan de versterking van de regionale woningmarkt. Ook is deze agenda de basis voor verantwoording van bestemmingsplannen. De ladder voor duurzame verstedelijking is doorlopen. Gemeenten hoeven plannen die zijn afgestemd binnen deze agenda niet afzonderlijk te rechtvaardigen aan de provincie, regio of buurgemeenten. Nut en noodzaak zijn dan al aangetoond. Onderscheid in subregio’s Naast het niveau van de regio als geheel maken we een vertaling naar de drie subregio’s. Gebieden die een redelijke samenhangende woningmarkt hebben. De subregio’s zijn: Noord: Hillegom, Lisse, Noordwijk, Noordwijkerhout en Teylingen. West: Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Oegstgeest en Voorschoten. Oost: Alphen aan den Rijn1, Kaag en Braassem, Nieuwkoop, Rijnwoude en Zoeterwoude.
1.3 Kaders De provincie Zuid-Holland stelt de belangrijkste kaders voor de regionale woonagenda. Provinciale Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) Belangrijk kader voor deze regionale woonagenda is de provinciale Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM). De vaststelling van deze visie is voorzien in het najaar de zomer van 2014. Voor het wonen zet de provincie in op optimaal benutten van bestaand stads- en dorpsgebied, voldoende sociale woningen voor de doelgroep en het realiseren van de juiste woningen op de juiste plek. Belangrijk instrument hierbij is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking. 1 Per 1 januari 2014 vormen Alphen aan den Rijn, Rijnwoude en Boskoop één gemeente. In deze woonagenda worden de voormalige gemeenten afzonderlijk benoemd analoog aan het onderscheid dat de provincie maakt in haar onderzoeken.
4
Regionale woonagenda Holland Rijnland 10042014
Ladder voor Duurzame Verstedelijking De provincie Zuid-Holland vraagt de regio ook om een onderbouwing van de woningprogrammering op de basis van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking. Deze is inmiddels verankerd in het Rijksbeleid (artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening) en maakt onderdeel uit van de provinciale Verordening Ruimte en kent drie treden: Nieuwbouwplannen passen aantoonbaar in regionale dan wel bovenregionale behoefte; Eerst inbreiden, dan uitbreiden; Multimodale ontsluiting bij uitbreiding. WBR 2013 en BP2013 De provincie maakt elke drie jaar een berekening van de verwachte woningbehoefte (WBR2013) en een bevolkingsprognose (BP2013). In deze woonagenda is uitgegaan van de WBR2013 omdat dit een beleidsarme prognose is met als uitgangspunt migratiesaldo nul. Meer achtergrond over de prognoses staat in bijlage A. Verder is gebruik gemaakt van het onderzoek Marktopnamecapaciteit regio Holland Rijnland 2013 van Companen en de woningmarktverkenning Zuid-Holland 2013 van ABF Research. Wat verwacht de provincie van een regionale woonvisie? o Regionaal afgestemd kwalitatief en kwantitatief woningbouwprogramma met toepassing van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking en gebaseerd op de actuele behoefteramingen (WBR 2013) en afspraken over de accommodatie van enkele specifieke bovenregionale opgaven. o Voldoende sociale woningbouw in relatie tot de doelgroep. o Aandacht voor kansrijke woonmilieus. o Aandacht voor locaties binnen bestaand stads- en dorpsgebied of daar aan grenzend; in dat geval is er bijzondere aandacht nodig voor een multimodale ontsluiting en landschappelijke kwaliteiten.
.
5
Regionale woonagenda Holland Rijnland 10042014
2 Wat komt op Holland Rijnland af? 2.1 Inleiding Voor de woningmarkt in Holland Rijnland is een aantal toekomstige ontwikkelingen van belang. Deze staan in dit hoofdstuk kort en bondig op een rij met daarbij de betekenis voor de woningmarkt. In het volgende hoofdstuk komt aan bod hoe de gemeenten in Holland Rijnland op deze ontwikkelingen willen inspelen.
2.2 Groei van de woningbehoefte De regio Holland Rijnland kent de komende jaren een groei van de woningbehoefte door toename van het aantal huishoudens en inwoners. De grootste groei van de woningbehoefte vindt plaats in West; kleinere groei vindt plaats in de subregio’s Noord en Oost (zie hiervoor ook tabel 1). Tabel 1: verwachte ontwikkeling woningbehoefte Holland Rijnland naar subregio (2013 – 2029) 2013-2019 2020-2029 Noord 4.152 2.823 West 9.235 7.718 Oost 4.273 3.419 Holland Rijnland 17.660 13.960 Bron: WBR 2013
In totaal gaat het dan van 2013 tot en met 2029 over 31.620 nieuwe woningen. Op een woningvoorraad van 220.000 woningen in Holland Rijnland is dat een toevoeging van 14% nieuwbouw in zestien jaar tijd. Per jaar betekent dat iets minder dan 1% nieuwbouw. Naast het accommoderen van de lokale en subregionale behoefte, zijn er ook bovenregionale woningbouwopgaven waarover bestuurlijke afspraken zijn gemaakt. Deze betreffen afspraken vanuit de Gebiedsuitwerking Haarlemmermeer-Bollenstreek (GHB), de financiering van de herstructurering van de Greenport Duin- en Bollenstreek door de bouw van z.g. Greenportwoningen in het buitengebied en de Verstedelijkingsstrategie Zuidvleugel. In de Greenport Duin- en Bollenstreek (bestaande uit de gemeenten Hillegom, Katwijk, Lisse, Noordwijk, Noordwijkerhout en Teylingen) bedraagt tot 2030 de bovenregionale opgave 5200 woningen. Daarbij gaat het om 4000 extra woningen voor de zes bollengemeenten, 600 woningen specifiek voor de ontwikkeling van de locatie Bronsgeest te Noordwijk en 600 Greenportwoningen op niet nader geduide locaties in het buitengebied van de zes bollengemeenten. Daarnaast zal de realisering van z.g. Ruimte-voorRuimte-woningen in de Greenport Duin- en Bollenstreek als opgave moeten worden meegenomen. De bovenregionale opgave op de locatie Valkenburg betreft 500 woningen in het internationaal topmilieu.
Wat betekent dit voor de woningmarkt in Holland Rijnland? o Veel kansen voor nieuwbouw in alle subregio’s. o De planvoorraad dient afgestemd te worden op de woningbehoefte, zowel kwantitatief als kwalitatief, zie daarvoor paragraaf 3.1 en 3.2. o Afstemming binnen de Greenport Duin- en Bollensteek van de bovenregionale opgaven vanuit de GHB en voor de locatie Valkenburg. 6
Regionale woonagenda Holland Rijnland 10042014
o
Het maken van een goede en dynamische woningbouwprogrammering voor de lange termijn (minimaal tot 2030).
2.3 Veranderende samenstelling van de huishoudens Uit figuur 1 blijkt dat tussen nu en 2029 sprake is van een sterke vergrijzing van de bevolking. Het aantal 75+ huishoudens neemt in alle drie de subregio’s sterk toe. Ook het aantal 55-74-jaren neemt de komende jaren toe. Verder stijgt het aantal eenpersoonshuishoudens sterk, in het bijzonder bij de 75-plussers. Gezinnen met kinderen laten in overeenstemming met de landelijke tendens een lichte daling zien. De veranderende samenstelling van de bevolking leidt tot andere behoeften aan woningen en woonmilieus. Elke doelgroep heeft immers andere wensen en eisen voor een woning en een woonomgeving. De vergrijzing leidt sowieso tot een toenemende behoefte aan nul-treden-woningen, appartementen met lift en huur. Zie hiervoor ook paragraaf 3.3. Figuur 1: ontwikkeling aantal huishoudens naar samenstelling en leeftijd (2013 – 2029)
12.000 10.000 8.000 6.000 4.000
noord
2.000
west
0 alleenstaand en stellen 75+
alleenstaand en stellen 55- 74
alleenstaand en stellen 35- 54
Gezin met kinderen
alleenstaand en stellen 25- 34
-4.000
alleenstaand tm 24
-2.000
oost
Bron: huishoudensprognose Provincie Zuid-Holland, 2014
Wat betekent dit voor de woningmarkt in Holland Rijnland? o Meer behoefte aan woningen en woonomgevingen die geschikt zijn voor ouderen (o.a. appartementen, 0-treden-woningen en huur). o Meer behoefte aan woningen voor (oudere) 1-persoonshuishoudens. o Lichte afname behoefte aan woningen voor gezinnen.
2.4 Ontwikkeling inkomens sterk afhankelijk van economische groei De groei van de economie heeft sterke invloed op de Inkomensontwikkeling. Tabel 2 en 3 geven een overzicht van de ontwikkeling van de inkomens tot 2020 per subregio. In tabel 2 staat de ontwikkeling van de inkomens bij 0-% groei van de economie en in tabel 3 de ontwikkeling bij 1,2% groei. Verwacht wordt dat bij 1,2% economische groei de lagere inkomensgroepen afnemen en bij 0 % groei behoorlijk gaan toenemen. De midden- en hogere inkomens nemen in beide varianten toe. 7
Regionale woonagenda Holland Rijnland 10042014
Tabel 2: ontwikkeling aantal huishoudens naar inkomensklasse per subregio (2013 – 2020) 0%-groei2 Noord Oost West Holland Rijnland Tot € 34.678 1.050 1.350 3.050 5.450 € 34.678 - € 45.000 50 300 500 800 Vanaf € 45.000 1.350 1.850 2.800 6.000 Bron: Marktopnamecapaciteit regio Holland Rijnland, Companen 2013; bewerking Stec Groep
Tabel 3: ontwikkeling aantal huishoudens naar inkomensklasse per subregio (2013 – 2020) 1,2%-groei Noord Oost West Holland Rijnland Tot € 34.678 -600 -600 -750 -1.900 € 34.678 - € 45.000 700 750 1.500 2.950 Vanaf € 45.000 2.350 3.100 4.850 10.300 Bron: Marktopnamecapaciteit regio Holland Rijnland, Companen 2013; bewerking Stec Groep
De ontwikkeling van de inkomens is belangrijk voor de woningprogrammering naar prijsklassen. Speciale aandacht gaat uit naar de ontwikkeling van de lage inkomensgroepen in relatie tot de benodigde omvang van de sociale voorraad, zie daarvoor ook 3.4. Bovendien speelt hier nog de discussie dat de grens voor de doelgroep voor een sociale huurwoning door het Rijk mogelijk wordt opgetrokken naar € 38.000. In dat geval neemt de groep die aanspraak kan maken op een sociale huurwoning sterk toe.
Wat betekent dit voor de woningmarkt in Holland Rijnland? o Werken met bandbreedtes bij het programmeren van de benodigde woningvoorraad om in te kunnen spelen op veranderende omstandigheden. o De benodigde omvang van de sociale voorraad goed in beeld brengen, zie daarvoor 3.4.
2.5 Trendbreuken op de woningmarkt Waardegroei ten einde Vijftien jaar lang nam de waarde van de woningen jaar in jaar uit toe. Eind 2008 is daar door de kredietcrisis een einde aan gekomen en omgebogen in waardedaling. Ook in Holland Rijnland was dat het geval. Dit had gevolgen voor de doorstroming en de koopbereidheid van mensen. Meer belangstelling voor huren Huren wordt populairder. Duidelijk zichtbaar is de kentering in de voorkeur voor huren (WoON2012 en ABF, 2013). Door de economische recessie, de waardedaling op de koopmarkt en de toenemende flexibiliteit op de arbeidsmarkt is huren steeds populairder aan het worden. Ook de vergrijzing speelt mee omdat oudere huishoudens vaker huren dan kopen. Verder is de regelgeving vanuit Europa van invloed. Middeninkomens kunnen nauwelijks meer terecht in een sociale huurwoning. Aangezien een koopwoning lang niet altijd financierbaar is voor deze groep, neemt de behoefte aan vrijesectorhuurwoningen (> € 699) toe. Beleggers investeren op dit moment volop in vrijesectorhuurwoningen (PropertyNL2013 en Capital Value 2013), waarbij de grote institutionele beleggers een voorkeur hebben voor nieuwbouw in de Randstad op aantrekkelijke plekken. De meeste investeringen zijn gericht op het prijssegment tussen € 700 en € 1.000 huur per maand. Stagnatie op de woningmarkt Er is sprake van duidelijke stagnatie op de woningmarkt. Aanstichter hiervan is de kredietcrisis die geleid heeft tot verscherpt toezicht op banken en de huidige economische crisis. Het verscherpt bankentoezicht veroorzaakt 2
De ontwikkeling van het aantal huishoudens wijkt af van WBR2013 omdat in het onderzoek marktopnamecapaciteit de WBR gegevens van 2010 als basis zijn gebruikt
8
Regionale woonagenda Holland Rijnland 10042014
vervolgens weer strengere eisen aan de financiering van vastgoed, met als gevolg een vraagvermindering uit de markt. De huidige economische crisis leidt niet alleen tot meer werkloosheid, maar ook tot een gekelderd consumentenvertrouwen. De doorstroming stokt. Huishoudens willen eerst hun woning verkopen voordat een nieuwe woning gekocht wordt. Dat geldt ook voor de nieuwe koper. Er ontstaan situaties waarbij de verkoopwaarde lager ligt dan de hypotheekschuld van de verkoper. De afgelopen jaren is het aantal huishoudens met een potentiële restschuld flink toegenomen in Nederland: 14% in 2007/2008, 25% in 2011 (zie figuur 2). Dit komt overeen met circa 1 miljoen huishoudens. Vooral twintigers en dertigers die de afgelopen tien jaar een huis hebben gekocht kampen vaak met onderwaarde. De eerste lichtpuntjes op de woningmarkt zijn echter weer zichtbaar: de verkopen nemen weer iets toe, de executieveilingen nemen af en het vertrouwen in de woningmarkt is stijgende.
Figuur 2: ontwikkeling van het aandeel eigenwoningbezitters met een potentiële restschuld, 2007-2011
30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% 2007
2008
2009
2010
2011
Bron: CBS, 2013
Wat betekent dit voor de woningmarkt in Holland Rijnland? o Veel aandacht is nodig voor het bevorderen van de doorstroming. o Naast mogelijkheden voor koop kijken naar de kansen in de vrijesectorhuur, zie daarvoor 3.5.
9
Regionale woonagenda Holland Rijnland 10042014
3 Wat gaan we doen in Holland Rijnland? 3.1 Voorzien in de kwantitatieve woningbehoefte Doel Voorzien in de kwantitatieve woningbehoefte in Holland Rijnland. De gemeenten in Holland Rijnland scheppen de planologische voorwaarden om in de regionale woningbehoefte te voorzien. Tot 2020 gaat het om een behoefte van 17.660 woningen en 13.960 woningen in de periode 2020-2029 . Ruimte bieden voor bovenlokale en specifieke bovenregionale opgaven tot 2030. De te reserveren plancapaciteit in Holland Rijnland past bij de verwachte kwantitatieve woningbehoefte en bovenregionale opgaven voor de lange termijn.
Waarom? Tot 2020 meer planvoorraad dan lokale woningbehoefte in heel Holland Rijnland Voor de periode tot 2020 is in Holland Rijnland een lokale woningbehoefte van in totaal 17.660 woningen waarbij het merendeel van de behoefte voor rekening komt van de subregio West. Wanneer we deze lokale behoefte confronteren met de harde en zachte plancapaciteit (ruim 22.500 woningen) zien we een overaanbod van plancapaciteit in alle drie de subregio’s. Naast het accommoderen van de lokale en subregionale behoefte, zijn er ook bovenregionale woningbouwopgaven waarover bestuurlijke afspraken zijn gemaakt. Deze betreffen afspraken vanuit de Gebiedsuitwerking Haarlemmermeer-Bollenstreek (GHB), de financiering van de herstructurering van de Greenport Duin- en Bollenstreek door de bouw van z.g. Greenportwoningen in het buitengebied en de Verstedelijkingsstrategie Zuidvleugel. In de Greenport Duin- en Bollenstreek (bestaande uit de gemeenten Hillegom, Katwijk, Lisse, Noordwijk, Noordwijkerhout en Teylingen) bedraagt tot 2030 de bovenregionale opgave 5200 woningen. Daarbij gaat het om 4000 extra woningen voor de zes bollengemeenten, 600 woningen specifiek voor de ontwikkeling van de locatie Bronsgeest te Noordwijk en 600 Greenportwoningen op niet nader geduide locaties in het buitengebied van de zes bollengemeenten. Daarnaast zal de realisering van z.g. Ruimte-voorRuimte-woningen in de Greenport Duin- en Bollenstreek als opgave moeten worden meegenomen. Hierdoor zal er tot 2020 een fors tekort zijn aan plancapaciteit in de Greenport Duin- en Bollenstreek. De bovenregionale opgave van op de locatie Valkenburg betreft 500 woningen in het internationaal topmilieu. In sommige gemeenten is de plancapaciteit hoger dan de lokale behoefte omdat woningbouwplannen zijn verbonden aan bovenlokale gebiedontwikkeling. Voorbeelden daarvan zijn 430 woningen in Nieuwkoop (transformatie Noordse Buurt), 340 woningen in Zoeterwoude (ontwikkeling A4/W4) en in Alphen aan den Rijn (stationslocatie Hazerswoude-Rijndijk). Duidelijk is dat de totale harde plancapaciteit in Holland Rijnland past binnen de woningbehoefte en qua aantal prima kan worden gerealiseerd. De zachte plancapaciteit overtreft de lokale behoefte. Dit komt waarschijnlijk
doordat door de crisis veel mensen hun aankoop hebben uitgesteld. Op dit moment ligt de daadwerkelijke bouw van nieuwbouwwoningen 70% lager dan voor de crisis. Deze vraag zal ooit manifest worden en leiden tot een inhaalslag op de woningmarkt. In Noord is er ruimte voor meer planontwikkeling voor de bovenregionale opgave. Hier zijn bestuurlijke afspraken over gemaakt. Dat vraagt wel concrete duiding van de plannen die in die specifieke behoefte gaan voorzien. Daarom is bij de zachte plancapaciteit fasering nodig zodat eigen behoefte, bovenregionale opgaven en planvoorraad in evenwicht komen. 10
Regionale woonagenda Holland Rijnland 10042014
Harde plancapaciteit zijn plannen met een vastgesteld of onherroepelijk bestemmingsplan. Zachte plancapaciteit zijn plannen die in voorbereiding zijn zonder dat sprake is van planologische vaststelling: het gaat om visies en (voor)ontwerpen van bestemmingplannen. Conform de richtlijnen van de provincie programmeren we geen 30% extra plancapaciteit. Tabel 4: woningbehoefte en plancapaciteit (subregio’s) Holland Rijnland 2013 - 2019 Woningbehoefte Plancapaciteit (WBR 2013) Totaal Hard Zacht Noord 6.233 2.812 3.421 4.152 West 10.586 7.336 3.250 9.235 Oost 5.854 3.301 2.553 4.273 Holland Rijnland 22.673 13.449 9.224 17.660 Bron: WBR 2013 en plancapaciteit op basis van opgave gemeenten, 2014
Na 2020 minder planvoorraad dan behoefte in heel Holland Rijnland Als we kijken naar de periode 2020-2030 zien we dat sprake is van een tekort aan plancapaciteit in alle subregio’s. Deels kan in dit tekort worden voorzien door zachte plannen die uit de periode 2013-2019 worden doorgeschoven. Tabel 5: woningbehoefte en plancapaciteit (subregio’s) Holland Rijnland 2020 - 2029 Woningbehoefte Plancapaciteit (WBR 2013) Totaal Hard Zacht Noord 2.823 1.794 907 887 West 7.718 4.868 839 4.029 Oost 3.419 1.891 1.280 611 Holland Rijnland 13.960 8.553 3.026 5.527 Bron: WBR 2013 en plancapaciteit op basis van opgave gemeenten, 2014
Wat gaan we doen? De gemeenten in Holland Rijnland gaan uit van een regionaal plafond voor netto toevoeging van woningen voor de periode tot 2020 van 17.660 woningen (excl. de bovenregionale opvangtaak). Per subregio brengen de gemeenten de plancapaciteit in overeenstemming met de opgave tot 2020 volgens het afwegingskader dat staat beschreven in hoofdstuk vier. De gemeenten in Holland Rijnland geven voorrang aan nieuwbouwplannen die kwalitatief goed zijn: goed product op de juiste plek.
3.2 Voorzien in de kwalitatieve woningbehoefte Doel Het aanbod in kwalitatief opzicht zo goed mogelijk laten aansluiten op de toekomstige behoefte: de juiste typen woningen op de juiste plaats.
Waarom? Toevoegen van juiste productmarktcombinaties (PMC’s) leidt tot een gezondere woningmarkt Om een gezonde regionale woningmarkt te creëren is het wenselijk om de juiste woningen aan de markt toe voegen. Dus naar welke woningen is tussen nu en 2020 behoefte? Het toevoegen van de verkeerde PMCs kan leiden tot verlaagd afzettempo, leegstand, schaarste etc. Elementen die op een gezonde woningmarkt niet gewenst zijn. Marktkansen verschillen per subregio
11
Regionale woonagenda Holland Rijnland 10042014
De gemeenten in Holland Rijnland willen aansluiten bij de marktkansen in de subregio’s. Tabel 6 geeft een overzicht van de marktkansen per subregio, waarbij rekening is gehouden met de bestaande voorraad. Wat opvalt is dat de marktkansen voor de huursector op korte termijn groter zijn dan voor de koopsector. Van belang is dat het hier gaat om marktkansen op korte termijn. Deze zijn in beeld gebracht op basis van onderzoek en gesprekken met marktpanels midden in de economische recessie. Dit kan tot gevolg hebben dat de vraag naar goedkopere woningen op langere termijn wat is overschat. Bij economisch herstel zien we doorgaans de behoefte aan duurdere woningen weer stijgen, zie ook 3.5 voor de behoefte aan vrijesectorhuur. Het volgen van de marktontwikkelingen is daarom van grote waarde bij woningprogrammering.
Tabel 6: marktkansen naar subregio Noord Huur Eengezins <699 Eengezins >699 Appartement < 699 Appartement > 699 Koop Eengezins <200.000 Eengezins >200.000 Appartement < 200.000 Appartement > 200.000
Oost
12
West
zeer kansrijk kansrijk neutraal niet kansrijk
Regionale woonagenda Holland Rijnland 10042014
Bron: Marktopnamecapaciteit regio Holland Rijnland, Companen, 2013. Bewerking Stec Groep
Meer behoefte aan stedelijke woonmilieus in West en Noord en (centrum) dorps in Oost De woonomgeving is mede bepalend voor de beleving en leefbaarheid van de inwoners van Holland Rijnland. Daarom streven de gemeenten bij de woningprogrammering naar woonmilieus waar behoefte aan is. Tabel 7 geeft een overzicht van de woonvoorkeuren van huishoudens naar type locatie. Hieruit blijkt dat de komende jaren een toenemende behoefte is aan de woonmilieus centrum stedelijk en buiten centrum in West en Noord en aan (centrum) dorps in Oost (overigens zal de behoefte aan centrumstedelijk wonen zich meer in West manifesteren dan in Noord). Kern van het verhaal is dat de nabijheid en bereikbaarheid van voorzieningen door woonconsumenten steeds belangrijker wordt gevonden. De woonmilieus (van ABF) geven een indicatie voor de gewenste ontwikkeling die lokaal vorm wordt gegeven. Tabel 7: toekomstige voorkeuren voor woonmilieus verdeeld naar regio’s Centrum Buiten Groen stedelijk centrum stedelijk Holland Rijnland 25% 21% 9% West/Noord (2011-2019) Holland Rijnland 29% 29% 12% West/Noord (2020-2029) Trend toename toename toename Holland Rijnland Oost (2011-2019) Holland Rijnland Oost (2020-2029) Trend
(Centrum) dorps 18%
Landelijk wonen 28%
14%
16%
afname
afname
7%
14%
18%
41%
19%
3%
0%
18%
59%
20%
afname
afname
stabiel
toename
stabiel
Bron: WBR, 2013
Figuur 3: impressie woonmilieus: centrum stedelijk, buiten centrum, groenstedelijk, (centrum) dorps en landelijk
Hieronder een korte definitie per woonmilieu. Daarnaast een kaartje (figuur 4) waar deze milieus nu zijn te vinden in Holland Rijnland. Centrum stedelijk: (historische) binnensteden, city/nieuwe stedelijke centra, centra van nieuwe steden. Essentie: centrale ligging, relatief hoge woondichtheid, functiemenging. Buiten centrum: rond het centrum gelegen compact en monofunctioneel woonmilieu. Vooroorlogse etage, vooroorlogse grondgebonden, vooroorlogse herenhuizen, vooroorlogse tuindorpen, naoorlogse etage, naoorlogse grondgebonden. Essentie: de stadswijk. Groen stedelijk: monofunctioneel woonmilieu dat ruim en groen van opzet is in grotere gemeenten. De uitbreiding aan de stad, groeikernen en actuele uitleg vallen hieronder. Essentie: huis met een tuin. (Centrum) dorps: historische kernen, nieuwe kernen. Essentie: multifunctionele centra in kleinere kernen.
13
Regionale woonagenda Holland Rijnland 10042014
Landelijk wonen: lage bebouwingsdichtheid in een overwegend groengebied met weinig voorzieningen. Villa wijken, wonen in het landschap, landgoederen.
Figuur 4: woonmilieus in Holland Rijnland
Bron: ABF, bewerking provincie Zuid Holland, 2011 Wat gaan we doen? De gemeenten in Holland Rijnland kiezen voor woningbouw zoveel mogelijk binnen bestaand bebouwd gebied (bestaand stedelijk en dorps gebied). Aanvullend hierop kiezen de gemeenten in de Greenport Duin- en Bollenstreek voor het mede realiseren van de bovenregionale opgaven door nu tevens woningbouwplannen te reserveren aangrenzend bebouwde gebieden en in het buitengebied (Greenportwoningen en Ruimte-voor-Ruimtewoningen). Dit ter bevordering van planologische rust en continuiteit van beleid voor de vernieuwing tot een vitale greenport. De marktkansen per subregio, de behoefte aan woonmilieus en de bovenregionale opgaven zijn voor de gemeenten in Holland Rijnland leidraad voor de woningprogrammering. De gemeenten in Holland Rijnland verdelen de woningbouw met behulp van het afwegingskader (zie hoofdstuk vier) over kernen en houden daarbij rekening met draagvlak onder voorzieningen.
14
Regionale woonagenda Holland Rijnland 10042014
3.3 Klaar maken voor scheiden wonen en zorg Doel Voldoende passende woningen (bestaand en nieuw) voor zorgbehoevenden waaronder ouderen en gehandicapten.
Waarom? Forse toename ouderen en daarmee behoefte aan zorgproof woningen Als gevolg van de vergrijzing groeit de behoefte aan geschikte woningen en woonmilieus voor seniorenhuishoudens. Een deel hiervan zal binnen de bestaande, reguliere woningvoorraad opgevangen moeten worden. Het kabinetsbeleid is immers gericht op het stimuleren van het zelfstandig blijven wonen van senioren (extramuralisering) en de intramurale capaciteit in verzorgingshuizen af te bouwen. Extramuralisaring van de zorg; naast ouderen ook gehandicapten en zorgbehoevenden Het beleid ten aanzien van zorgbehoevende ouderen en gehandicapten is erop gericht om deze zoveel mogelijk thuis te laten wonen. Dit geldt voor zorgbehoevenden met ZorgZwaartePakketten (ZZP) 1 tot en met 3. Concreet betekent dat deze cliënten met een zorgvraag die voorheen in een intramurale setting zorg zouden ontvangen, voortaan de zorg in eigen omgeving krijgen (extramuralisering van de zorg). Dit geldt zowel voor ouderen als voor gehandicapten. Hoewel het beleid nieuw is, is de afname van de capaciteit van verpleeg- en verzorgingshuizen al langer geleden ingezet. Ter illustratie: terwijl het aantal 80-plussers sinds begin jaren ’80 is verdubbeld, is het aantal beschikbare plaatsen in verpleeg- en verzorgingshuizen per 80-plusser meer dan gehalveerd3. Dit betekent een grote opgave in de (bestaande) voorraad van zelfstandige woningen. Wat opvalt is dat hoewel de (latente) vraag naar geschikte seniorenwoningen groot is, nieuwbouwcomplexen vaak met moeite verhuurd of verkocht worden aan de doelgroep. Van intramurale naar extramurale capaciteit Momenteel brengt het zorgkantoor de actuele cijfers in beeld over het aantal intramurale plaatsen dat wordt geschrapt. Deze groep mensen zal een extra beroep doen op zorggeschikte woningen. Het tekort zorggeschikte woningen tot 2020 is op basis van de woonzorgmonitor van de RCG Zuid-Holland Noord (2011) geraamd op ten minste 4.200 woningen. De druk zal naar verwachting toenemen. Vanuit de WMO worden huishoudelijke hulp en individuele woningaanpassingen betaald. Vanaf 2015 wordt de verzorging vanuit de AWBZ overgeheveld naar de WMO. Verpleging aan huis komt voor rekening van de zorgverzekeraars (Wet langdurige zorg) en vanuit de AWBZ wordt straks alleen nog de intramurale zorg betaald. Vooral de middeninkomens met een eigen woning zijn een aandachtsgroep omdat deze steeds meer woningaanpassingen zelf moeten gaan betalen. Dit betekent drie belangrijke opgaven voor Holland Rijnland, op te pakken samen met corporaties en zorgaanbieders en private investeerders: Stimuleren (preventieve) aanpassing van woningen aan wensen en behoeften van seniorenhuishoudens. Maar wel zo, dat de woning op langere termijn ook weer voor een andere doelgroep aantrekkelijk is. Voorzien in behoefte aan geschikt4, verzorgd5 en intramuraal wonen. Transformatie van vrijkomend zorgvastgoed.
3
Bron: indiceren zorgzwaartepakketten 1, 2 en 3. Aedes en Actiz, 2013 Nultredenwoningen, geen 24-uurs nabije zorg of zorg op afroep, wel zorg op afspraak (planbare zorg), zoals thuiszorg. 5 Nultredenwoningen, waarbij de mogelijkheid tot het verkrijgen van extramurale verzorging, verpleging, begeleiding en hotel- en welzijnsdiensten onderdeel uitmaken van het geboden arrangement. In de directe fysieke nabijheid zijn zorgvoorzieningen en diensten aanwezig, al dan niet binnen een complex. 4
15
Regionale woonagenda Holland Rijnland 10042014
Daarnaast gaat het om zaken die een zeer sterke koppeling hebben met ander sociaal-maatschappelijk, zorg- en welzijnsbeleid, denk aan: Voldoende, bereikbare voorzieningen in levensvatbare clusters; Beperken regeldruk om ruimte te geven aan nieuwe woonvormen en woonomgevingen (wonen in achtertuin, mantelzorg woningen, kangoeroewoning, uitbouw beneden et cetera). Wat gaan we doen? Samen met zorgkantoor, zorginstellingen en corporaties gaan de gemeenten in Holland Rijnland de tekorten en overschotten aan zorgproof woningen in beeld brengen en nemen zonodig passende maatregelen. De gemeenten in Holland Rijnland starten een communicatietraject richting bewoners om hen te informeren, bewustzijn te creëren, te begeleiden en te faciliteren bij aanpassingen van woningen om – met zorgvraag langer thuis te kunnen blijven wonen. De gemeenten in Holland Rijnland verkennen mogelijke belemmeringen in regelgeving om bestaande woningen “zorgproof” te maken. De gemeenten in Holland Rijnland gaan met de zorginstellingen in gesprek om een beeld te krijgen van de omvang van het vrijkomende zorgvastgoed en de mogelijkheden voor herinvulling (in relatie tot de woningprogrammering).
16
Regionale woonagenda Holland Rijnland 10042014
3.4 Voldoende sociale huurwoningen voor de behoefte Doel Voorzien in voldoende sociale huurwoningen voor de behoefte van de sociale doelgroep. Vergroten van de daadwerkelijke beschikbaarheid van sociale huurwoningen.
Waarom? Veranderingen ten opzichte van de vorige woonvisie In de vorige woonvisie was het uitgangspunt 30% sociaal (huur en koop) in de nieuwbouw voor geheel Holland Rijnland. Dit percentage was gebaseerd op de nieuwbouw die nodig was om de sociale voorraad in stand te houden omdat zo’n 30% gesloopt zou worden. Op die manier bleef de sociale voorraad op peil en werd voorzien in de behoefte. Ten opzichte van de vorige woonvisie zijn twee veranderingen van belang: Het norminkomen voor de sociale doelgroep is door het rijksbeleid veranderd. Nu gaat het om huishoudens met een inkomen tot € 34.678, prijspeil 2014; Sociale koopwoningen zijn in navolging van het regionale huisvestingsbeleid niet langer een regionaal instrument om in de behoefte te voorzien. Daarom gaat deze regionale woonagenda alleen over sociale huurwoningen. Tekort aan sociale huurwoningen De gemeenten in Holland Rijnland willen voorzien in voldoende huurwoningen voor de sociale doelgroep. Tot de sociale doelgroep behoren zoals gezegd de huishoudens die een inkomen hebben dat lager of gelijk is aan de rijksnorm om in aanmerking te kunnen komen voor sociale huur (€ 34.678 prijspeil 2014). Voor geheel Holland Rijnland verwachten we een tekort van sociale huurwoningen tussen 1.170 en 4.200 woningen tot 2020, met aanzienlijke verschillen per subregio, zie bijlage B. Procentueel gaat het voor Holland Rijnland om een tekort tussen de 7 en 24% (gemiddeld 15%). Bij de berekening van dit tekort is rekening gehouden met de ontwikkeling van de doelgroep, veranderingen in de voorraad door sloop, verkoop en huurverhogingen en het scheef wonen. Als leidraad voor de woningprogrammering in de nieuwbouw houden de gemeenten in Holland Rijnland 15% sociale woningbouw (huur) aan. Per subregio en gemeente kan dit worden gedifferentieerd rekening houdende met het aandeel sociale huurwoningen in de woningvoorraad, zie bijlage C. Verder wordt rekening gehouden met bijzondere situaties zoals de verkoop van Vestia bezit. Zo staan in Nieuwkoop bijvoorbeeld 500 sociale huurwoningen van Vestia te koop. Ook andere corporaties, waaronder de
Noordwijkse Woningstichting, hebben verkoopplannen die een significante invloed kunnen hebben op de totale voorraad sociale huurwoningen. Het toekomstig tekort aan sociale huurwoningen is geen statisch gegeven. Dit is sterk afhankelijk van factoren zoals economische ontwikkeling, het scheef wonen en de afname van de sociale voorraad door verkoop, sloop en huurverhogingen. De mogelijke wijziging van de inkomensgrens van de sociale doelgroep naar € 38.000 heeft eveneens een sterke impact. De gemeenten in Holland Rijnland monitoren daarom jaarlijks de ontwikkeling in de sociale huurvoorraad in relatie tot de doelgroep. Met de corporaties gaan de gemeenten afspraken maken over het realiseren van voldoende sociale huurwoningen in de nieuwbouw. Bijzonder aandachtspunt: de investeringsruimte van corporaties staat onder druk door verhuurdersheffing en heffingen als gevolg van corporaties in de problemen. De gemeenten in Holland Rijnland gaan hierover in gesprek met de corporaties en verkennen de mogelijkheden om de investeringsruimte te vergroten. Mogelijke knoppen om aan te draaien zijn bijvoorbeeld verkoop, samenwerking met beleggers en prijs/kwaliteitverhouding.
17
Regionale woonagenda Holland Rijnland 10042014
Box: inkomensgrens In Nederland geldt sinds 2011 een inkomensgrens voor sociale huurwoningen van circa € 33.000. Wie per jaar meer verdient, kan niet meer in een sociale huurwoning terecht. Deze toelatingsgrens staat in Nederland sterk onder druk vanuit de Tweede Kamer. Een meerderheid eiste vorig jaar van minister Blok dat die grens voor vijf jaar wordt opgerekt tot € 38.000. Ook is gevraagd om in Brussel na te gaan of de grens niet kan worden verhoogd tot € 43.000. Afnemende beschikbaarheid sociale huurwoningen Naast het tekort aan sociale huurwoningen zijn er zorgen over de afnemende beschikbaarheid van deze woningen. De doorstroming in de voorraad en de mutatiegraden zijn sterk gedaald. Enkele punten op een rij: Lage en afnemende mutatiegraad: in Nederland lag de mutatiegraad in 2012 op 7,9%. In Holland Rijnland kende het merendeel van de corporaties tussen 2009 en 2012 een jaarlijkse mutatiegraad tussen de 5 en 7%; duidelijk lager dan het Nederlands gemiddelde. Alleen de corporaties in Leiden kenden mutatiecijfers rondom het landelijk gemiddelde. Het aantal vrijgekomen woningen daalt zowel in het werkgebied van Woonmarkt Rijnstreek en Woonzicht. De slaagkans om aan een sociale woning te komen ligt in Woonmarkt Rijnstreek bijvoorbeeld op circa 25%. Dit betekent dat slecht één op de vier actief woningzoekenden daadwerkelijk een woning krijgt toegewezen. Voor het gebied van Woonzicht is de slaagkans nog lager en ligt op circa 16%. De gemeenten in Holland Rijnland vinden het belangrijk om de beschikbaarheid van sociale huurwoningen te vergroten en gaan hierover in overleg met de corporaties. Box: schaarste in de beschikbare voorraad: regionale huisvestingsverordening In de regionale huisvestingsverordening van Holland Rijnland is lokale beleidsruimte opgenomen. Dit betekent dat maximaal 30% van het aantal verhuringen jaarlijks lokaal mogen worden toegewezen om specifieke lokale en subregionale volkshuisvestelijke knelpunten op te lossen. Hiermee wordt gerichte doorstroming op gang gebracht. De gemeenten hebben hiervoor gekozen, omdat sprake is van schaarste in de regio. Wat gaan we doen?: Met de corporaties gaan de gemeenten in Holland Rijnland in gesprek over de uitdagingen voor Holland Rijnland: o het realiseren van 15% sociale huurwoningen in de nieuwbouw voor Holland Rijnland als geheel, met differentiatie naar subregio’s Noord, Oost en West uitgaande van verschillen in behoefte aan sociale huurwoningen binnen de subregio’s. o het vergroten van de beschikbaarheid van sociale huurwoningen. o het verkennen van mogelijkheden om investeringsruimte voor corporaties te vergroten. De gemeenten in Holland Rijnland verkennen de mogelijkheden om de doorstroming van de middeninkomens te vergroten door realisatie van vrije sector huur tussen de € 700 en 900 en de goedkope koop (tot circa € 200.000) en/of door de inzet van erfpacht of goedkope leningen (soort starterslening) voor de middeninkomens in een sociale huurwoning bij koop van een woning. De gemeenten in Holland Rijnland gaan in overleg met de corporaties de mogelijkheden onderzoeken om starters die tussen de € 34.000 en 43.000 verdienen een tijdelijk huurcontract aan te bieden. Als na vijf jaar blijkt dat het inkomen boven de € 43.000 is, kan deze starter doorstromen naar een vrijesectorhuurwoning en komt de sociale huurwoning weer beschikbaar voor de lagere inkomens. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het initiatief van de woningcorporatie Stadgenoot die tijdelijke huurcontracten aan jonge stedelingen aanbiedt. Of aan de recente toezegging van minister Blok aan Amsterdam en Utrecht om dit mogelijk te maken. De gemeenten in Holland Rijnland monitoren jaarlijks de relevante ontwikkelingen in de sociale huurvoorraad in relatie tot de doelgroep Jaarlijks bespreken de gemeenten in Holland Rijnland de slaagkansen van ingeschreven woningzoekenden en nemen zo nodig passende maatregelen in overleg met de corporaties.
18
Regionale woonagenda Holland Rijnland 10042014
3.5 Kansen verzilveren in de vrijesectorhuur Doel Voorzien in de behoefte aan vrijesectorhuur in Holland Rijnland. Waarom? Vrijesector huur is belangrijk voor doorstroming en bedient een deel van de marktbehoefte Vrijesectorhuurwoningen zijn belangrijk omdat hiermee doorstroming op gang kan worden gebracht vanuit de sociale sector. Hierdoor komen woningen vrij voor de sociale doelgroep. Daarnaast bedient vrijesectorhuur een deel van de marktbehoefte. Er is toenemende behoefte aan vrijesectorhuur (>699): 8 tot 10% In de regio Holland Rijnland is marktruimte voor de vrijsectorhuur; dit is in overeenstemming met de landelijke ontwikkeling. Belangrijkste trends die de toenemende belangstelling naar vrijesectorhuur veroorzaken zijn: De vergrijzing zorgt voor een toenemende behoefte aan huurwoningen waarvan een deel in de vrijesectorhuur. Bij de jongere generaties is steeds vaker sprake van gebruiksdenken in plaats van bezitsdenken: bezitten wordt minder belangrijk. Bovendien zien we een toenemende individualisering en mobiliteit in werk en relaties. Door te huren in plaats van te kopen wordt een huishouden mobieler. Financiële redenen. Vanwege de flexibilisering van de arbeidscontracten wordt het steeds lastiger een woning te kopen. Bovendien is de financierbaarheid van een woning lastiger (strengere eisen van banken) en wordt de hypotheekrenteaftrek beperkt. Tenslotte is het beleggingsargument (de woning wordt door de jaren heen steeds meer waard) door de huidige crisis komen te vervallen. De corporaties dienen sinds 2011 vanwege EU beleid 90% van hun woningen toe te wijzen aan de sociale doelgroep. Gevolg hiervan is dat de middeninkomens eerder uitwijken naar de vrijesectorhuur. Daartoe extra gestimuleerd door het huidige huurbeleid. Als we kijken naar de woonvoorkeuren in Holland Rijnland zien we dat 8 tot 10% van alle huishoudens de voorkeur geeft aan een vrijesector huurwoning. Dit komt overeen met een behoefte van 1.400 tot 1.766 woningen tussen nu en 2020, zie tabel 8.
Tabel 8: behoefte aan vrije sector woningen naar subregio (2013 – 2020) Noord West Oost Holland Rijnland
groei woningbehoefte 4.150 9.240 4.270 17.660
Voorkeur vrijesector huur (8-10%) 330 - 415 740 - 924 340 - 427 1.400 - 1.766
Bron: WBR 2013 en Woon 2012
Wat gaan we doen? De gemeenten in Holland Rijnland stimuleren de ontwikkeling van meer vrijesectorhuur tot 2020. Dit is een gezamenlijke kans. De gemeenten onderzoeken de mogelijkheid om gezamenlijk beleggers naar Holland Rijnland te verleiden. Daarbij wordt verkend wat aantrekkelijke bouwlocaties zijn voor dit segment.
19
Regionale woonagenda Holland Rijnland 10042014
4 Uitvoeringsprogramma Holland Rijnland 4.1 Wat gaan we doen? In het overzicht hierna staat samengevat wat we gaan doen.
Voorzien in de kwantitatieve woningbehoefte netto toevoeging van 17.660 woningen voor de periode tot 2020 om te voorzien in de regionale behoefte. netto toevoeging van 11.000 woningen tot 2030 in de zes gemeenten van de Greenport DB voor de eigen beehoefte. de bovenregionale opgave in de Greenport DB waar mogelijk faciliteren. In de Greenport Duin- en Bollenstreek (bestaande uit de gemeenten Hillegom, Katwijk, Lisse, Noordwijk, Noordwijkerhout en Teylingen) bedraagt tot 2030 de bovenregionale opgave 5200 woningen. Daarbij gaat het om 4000 extra woningen voor de zes bollengemeenten, 600 woningen specifiek voor de ontwikkeling van de locatie Bronsgeest te Noordwijk en 600 Greenportwoningen op niet nader geduide locaties in het buitengebied van de zes bollengemeenten. Daarnaast zal de realisering van z.g. Ruimte-voor-Ruimte-woningen in de Greenport Duin- en Bollenstreek als opgave worden meegenomen. per subregio de plancapaciteit in overeenstemming met de opgave tot 2020 brengen en voor de Greenport DB tot 2030. Voor de Greenport DB geldt dat de duurzaamheidsladder ook van toepassing is op gebieden die
voorheen binnen de rode contouren lagen. Voorzien in de kwalitatieve woningbehoefte en ruimtelijke kwaliteit woningbouw zoveel mogelijk binnen bestaand bebouwd gebied (bestaand stedelijk en dorps gebied). woningbouw waar mogelijk met een passende ontsluiting voor verschillende middelen van vervoer en bij voorkeur binnen invloedgebieden van haltes van Stedenbaan. de marktkansen per subregio (productmarktcombinaties), de behoefte aan woonmilieus en afgesproken bovenregionale opgaven zijn leidraad voor de woningprogrammering. verdelen woningbouw over kernen met behulp van afwegingskader en rekening houden met draagvlak onder voorzieningen. Klaar maken voor scheiden wonen en zorg de tekorten en overschotten aan zorgproof woningen in beeld brengen en zo nodig passende maatregelen nemen. communicatietraject richting bewoners – met zorgvraag – om langer thuis te kunnen blijven wonen. verkennen mogelijke belemmeringen in regelgeving om bestaande woningen “zorgproof” te maken. omvang van het vrijkomende zorgvastgoed in beeld brengen.
20
Regionale woonagenda Holland Rijnland 10042014
Voldoende sociale huurwoningen voor de behoefte met de corporaties in gesprek over de uitdagingen voor Holland Rijnland: o voorzien in voldoende sociale huurwoningen in de nieuwbouw voor Holland Rijnland als geheel, met differentiatie naar subregio’s Noord, Oost en West, waarbij een gemiddelde van 15% voor geheel Holland Rijnland als leidraad geldt. o het vergroten van de beschikbaarheid van sociale huurwoningen. o het verkennen van mogelijkheden om investeringsruimte voor corporaties te vergroten. verkennen van de mogelijkheden om de doorstroming van de middeninkomens te vergroten. mogelijkheden onderzoeken om starters die tussen de € 34.000 en 43.000 verdienen een tijdelijk huurcontract aan te bieden. jaarlijks monitoren van de ontwikkeling in de sociale huurvoorraad in relatie tot de doelgroep. bespreken slaagkansen van ingeschreven woningzoekenden en zo nodig passende maatregelen nemen. Kansen verzilveren in de vrijesectorhuur de ontwikkeling stimuleren van meer vrijesectorhuur tot 2020. In beeld brengen van de mogelijkheden om gezamenlijk beleggers naar Holland Rijnland te verleiden. Voor de uitwerking van dit uitvoeringsprogramma gelden de volgende uitgangspunten: Wat lokaal kan wordt lokaal opgepakt; Subregionale afstemming waar nodig. Daarbij zijn de grenzen van de subregio`s indicatief. Afhankelijk van de omvang en kwaliteiten van het plan kan het noodzakelijk zijn dat een gemenete afstemming pleegt met een gemeente uit een andere subregio; Regionale coördinatie, belangenbehartiging en monitoring.
4.2 Regionaal Afwegingskader Woningbouwplannen Het regionaal afwegingskader woningbouwplannen (RAW) is het model waarmee regiogemeenten bepalen of een bestemmingsplan sub- of bovenregionale afstemming behoeft en waarmee het plan wordt verantwoord bij de provincie. Gemeenten toetsen hun woningbouwplannen aan het RAW als voor het plan een nieuw bestemmingsplan of een wijziging of herziening van het bestemmingsplan nodig is. Het gaat om zowel plannen uit de (actuele) lijst projecten als om reserveplannen en nieuwe initiatieven. Het resultaat is een dynamische lijst van woningbouwplannen met een realistische planning die jaarlijks wordt gemonitord en besproken. De afstemming is subregionaal of bovenregionaal, de terugkoppeling vindt plaats in het regionale portefeuillehoudersoverleg Ruimte. De grenzen van de subregio’s zijn indicatief. Een regiogemeente schat zelf in met welke buurgemeenten in overleg moet worden getreden over een specifiek plan. Jaarlijks biedt het dagelijks bestuur van de regio na advies van het portefeuillehoudersoverleg Ruimte de actuele planlijst aan Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland aan ter verantwoording van bestemmingsplannen. Uitgangspunten van de planlijst De planlijst kent de volgende uitgangspunten: Bij de kwalitatieve afweging van plannen die in subregio’s plaatsvindt, worden in elk geval de volgende toetsingscriteria gehanteerd: a. ligging binnen bestaand stedelijk en dorpsgebied; in de Greenport kan ook sprake zijn ligging van plannen aangrenzend bestaand stedelijk en dorpsgebied, conform de locaties die onderdeel uitmaken van het Afsprakenkader tussen provincie Zuid-Holland en de zes bollengemeenten; hiermee geeft de provincie goedkeuring aan de ruimtelijke aanvaardbaarheid; daarnaast zal er sprake zijn van locaties (al dan niet geclusterd) in het buitengebied voor de bouw van Greenportwoningen, die vanwege hun eigen dynamiek onafhankelijk van een programmering (maar wel daarin opgenomen) kunnen worden ontwikkeld. 21
Regionale woonagenda Holland Rijnland 10042014
b. passende ontsluiting voor verschillende middelen van vervoer aanwezig of te ontwikkelen c. aanvullende kwaliteit op bestaande lokale en subregionale productmarktcombinaties (waaronder het aandeel sociale huurwoningen en vrije sector huurwoningen) en woonmilieus Opbouw van de planlijst De lijst is ingedeeld in verschillende categorieën die bepalen of en in welk verband afstemming noodzakelijk is.
Categorie 1: direct uitvoerbaar (tot 2020) onherroepelijke bestemmingsplannen (al dan niet met uitwerkingsplicht) vastgestelde bestemmingsplannen (door de raad) projectstatus: ontwerp, voorbereiding of realisatie. - Totaal passend in WBR 2013 geen (sub)regionale afstemming nodig Categorie 2: reserveplannen (actuele kansen benutten) (tot 2020) Uitwisselbaar met categorie 1 als daar plannen vertragen onherroepelijke bestemmingsplannen zonder ontwikkelaar/ investeerder onherroepelijke, maar uitgefaseerde bestemmingsplannen (of plandelen) bestemmingsplannen met ten minste de status ‘in voorbereiding’ nieuwe initiatieven (sub)regionale afstemming nodig als de totale capaciteit meer is dan WBR2013 Categorie 3: in meerdere opzichten onzeker (2012-2029 en verder) Uitwisselbaar met categorie 1 en 2 bij onvoorziene kans plannen na 2020 plannen met ten minste de status van ‘visie’ of ‘optie’ uitgefaseerde of voorgenomen plannen nieuwe initiatieven planologisch 'zachte' plannen niet passend binnen WBR2013 (sub)regionale afstemming nodig Categorie 4: plannen op basis van afspraken tussen verschillende overheden Sommige woningbouwplannen zijn bedoeld om een bovenlokale gebiedsontwikkeling die van belang is voor de kwaliteit in meerdere gemeenten mogelijk te maken. Hierover zijn afspraken gemaakt tussen verschillende overheden. Deze plannen zijn (deels) bedoeld voor een bovenlokale vraag. Ze worden afgewogen en vinden doorgang los van de geraamde lokale woningbehoefte (WBR2013). Een deel van deze afgesproken ontwikkelingen valt buiten BSD2010, maar binnen de rode contour van de Provinciale Structuurvisie 2012. Woningbouwplannen voor de volgende projecten hebben een (sub)regionale functie: A4/W4 Braassemerland Duivenvoordecorridor Knoop Leiden-West Noordse Buurt Oude Rijnzone locaties in het kader van het HOV-net Zuid-Holland Noord locaties in de invloedssfeer van Stedenbaanstations Valkenburg subregionale afstemming nodig Een aantal projecten in deze categorie voorziet ook in een bovenregionale vraag: topmilieu Valkenburg (500 woningen) 5.200 woningen voor de Gebiedsuitwerking Haarlemmermeer-Bollenstreek, waaronder: o Bronsgeest 600 wonin; o 600 Greenportwoningen; deze kunnen vanwege hun eigen dynamiek onafhankelijk van een programmering worden ontwikkeld. (sub)regionale en bovenregionale afstemming nodig 22
Regionale woonagenda Holland Rijnland 10042014
4.3 Monitoring Aantallen en kwaliteit monitoren we aan de hand van de planmonitor. De regio Holland Rijnland bekijkt in overleg met de gemeenten welke toevoegingen nodig zijn om de afspraken uit deze agenda te kunnen volgen. Jaarlijks wordt de gerealiseerde en geplande woningbouw in de monitor geactualiseerd en vastgesteld in het portefeuillehoudersoverleg Ruimte. Vervolgens wordt deze ter beschikking gesteld aan de provincie Zuid Holland, ter kennisname. De monitor wordt zo een instrument voor Holland Rijnland en de subregio’s om te sturen op de juiste hoeveelheid en kwaliteit van nieuwbouwplannen. Regio Holland Rijnland en de gemeenten nemen zelf verantwoordelijkheid om individuele gemeenten aan te spreken op een overmaat aan plannen dan wel ongewenste kwaliteit als dat aan de orde is. Jaarlijks wordt deze woonagenda geëvalueerd en zo nodig herijkt door de gemeenten in Holland Rijnland.
23
Regionale woonagenda Holland Rijnland 10042014
Bijlage A: WBR en BP In de bijlage een kort overzicht van de uitkomsten van de WBR en BP voor de verschillende gemeenten in Holland Rijnland en een toelichting op de verschillen in beide prognoses. Tabel 1: uitkomsten WBR en BP WBR 2012-2019 Alphen aan den Rijn 1.779 Hillegom 553 Kaag en Braassem 987 Katwijk 2.007 Leiden 5.500 Leiderdorp 574 Lisse 776 Nieuwkoop 848 Noordwijk 1.031 Noordwijkerhout 723 Oegstgeest 637 Rijnwoude 517 Teylingen 1.069 Voorschoten 517 Zoeterwoude 142 Holland Rijnland 17.660 Bron: Provincie Zuid-Holland, 2014
2020-2029 1.623 166 942 2.107 4.880 305 522 612 733 399 578 317 1.003 -152 -75 13.960
BP 2012-2029 3.402 719 1.929 4.114 10.380 879 1.298 1.460 1.764 1.122 1.215 834 2.072 365 67 31.620
2012-2019 1.705 1.038 657 1.713 6.481 421 1.498 657 853 1.193 543 593 1.210 627 309 19.498
2020-2029 682 148 1.510 6.058 2.753 185 307 308 696 453 807 964 2.214 522 324 17.931
Verschil 2012-2029 2.387 1.186 2.167 7.771 9.234 606 1.805 965 1.549 1.646 1.350 1.557 3.424 1.149 633 37.429
2012-2029 -1.015 467 238 3.657 -1.146 -273 507 -495 -215 524 135 723 1.352 784 566 5.809
Nadere duiding verschillen tussen WBR en BP De WBR is gebaseerd op een bevolkingsraming waarbij ervan uitgegaan wordt dat de bevolkingsomvang kwantitatief niet wordt beïnvloed door vestiging of vertrek (migratiesaldo is nul) en geeft op basis daarvan voor elke regio (geaggregeerd vanaf gemeenten) aan hoeveel extra woningen er nodig zijn voor het huisvesten van nieuwe huishoudens ten behoeve van de “eigen behoefte”. De BP (Bevolkingsprognose) neemt de invloed van onder andere trendmatige migratie en de ontwikkelingskansen van toekomstige gemeentelijke bouwprogramma’s wel mee. Dat is echter gebaseerd op aannamen. De BP per gemeente is minder betrouwbaar dan de WBR vanwege de vele invoervariabelen. De combinatie van WBR en BP (hoger of lager ten opzichte van elkaar) geeft vooral op regionaal niveau aan of er (kwantitatief gezien) druk op een woningmarkt kan worden verwacht of juist niet.
24
Regionale woonagenda Holland Rijnland 10042014
Bijlage B: behoefte sociale voorraad Toelichting werkwijze Om te bepalen of er een tekort of een overschot is aan sociale huurwoningen in Holland Rijnland voeren we vijf stappen uit: 1. Bepalen van de omvang van de doelgroep in de regio en de subregio’s 2. Bepalen van de ontwikkeling van de doelgroep tot en met 2020 3. Welk deel hiervan is woonachtig in een sociale huurwoning? 4. Bepalen goedkope scheefwoners 5. De voorraad confronteren met de behoefte (stap 3 en 4). De leidt tot de conclusie of er sprake van een overschot of een tekort. Vervolgens kan het tekort of overschot worden uitgedrukt als percentage van de woningbehoefte volgens de WBR (stap 6).
Stap 1: omvang doelgroep is 93.000 huishoudens Uit cijfers van ABF6 blijkt dat de totale doelgroep (huishoudens met een inkomen lager dan € 34.229) in Holland Rijnland 93.000 huishoudens omvat. Het merendeel hiervan woont in de subregio West (52%). De overigen in Oost (25%) en Noord (22%). De regionale verdeling van de doelgroep is gebaseerd op het onderzoek van Companen7.
Omvang doelgroep Percentage
Holland Rijnland 93.000 100%
Noord 20.755 22%
Oost 23.675 25%
West 48.750 52%
Bron: ABF en Companen, 2013
Stap 2: toename van 1.500 tot 2.500 huishoudens Op basis van cijfers van Companen bepaalden we vervolgens de toename van de doelgroep tussen 2012 en 2020. Companen maakt gebruik van twee scenario’s: het 0-scenario waar de economie tussen 2012 en 2020 geen groei kent het groeiscenario waarbij de economie jaarlijks met 1,2% groeit. Vervolgens bepaalden we op basis van bovenstaande twee scenario’s het gemiddelde groeiscenario. Voor Holland Rijnland betekent dit dat de doelgroep tussen nu en 2020 qua omvang met circa 2,2% groeit. Aan dit gemiddelde scenario voegden we een bandbreedte toe: + 25% en -/- 25%. Voor Holland Rijnland betekent dit een toename van 1,65 tot 2,75%. Kortom een toename van de doelgroep van 1.500 tot 2.500 tot en met 2020.
6 7
Woningmarktverkenning Zuid-Holland 2013; ABF Research Marktopname capaciteit Regio Holland Rijnland. Bouwstenen voor subregionale afstemming; 2013 25
Regionale woonagenda Holland Rijnland 10042014
Toename doelgroep (minimaal) Toename doelgroep (maximaal) Gemiddeld Bandbreedte Toename
Holland Rijnland -2,4%
Noord -3,3%
Oost -2,9%
West -1,8%
6,9%
5,9%
6,7%
7,4%
2,2% 1,65 - 2,75% 1.500 – 2.500
1,3% 0,98 – 1,63% 200 - 350
1,9% 1,42 – 2,38% 350 - 550
2,8% 2,1 – 3,5% 1.000 – 1.700
Bron: ABF en Companen, 2013, bewerking Stec Groep
Stap 3: welk deel is hiervan woonachting in een sociale huurwoning? Wanneer we stap 1 en stap 2 bij elkaar optellen, krijgen we de totale omvang van de doelgroep in 2020. Uit cijfers van ABF blijkt dat 55% van deze doelgroep in een sociale huurwoning woont. Voor Holland Rijnland betekent dit dat circa 52.000 huishoudens van de doelgroep in een sociale woning wonen.
Omvang doelgroep Toename Doelgroep 2020 % in sociale huurwoning In sociale huurwoning
Holland Rijnland 93.000
Noord 20.755
Oost 23.675
West 48.750
1.500 – 2.500 94.500 – 95.500 55%
200 - 350 20.955 – 21.095 55%
350 - 550 24.010 – 24.240 55%
1.000 – 1.700 49.590 – 50.270 55%
52.010 – 52.580
11.525 – 11.600
13.210 – 13.330
27.275 – 27.650
Bron: ABF en Companen, 2013, bewerking Stec Groep
Stap 4: bepalen goedkope scheefwoners Uit diverse bronnen (o.a. ABF en Woon 2012) blijkt dat er in Holland Rijnland circa 12.000 huishoudens scheefwonen. Dit komt overeen met circa 19% van de sociale huurwoningvoorraad8. Door het ingezette rijksbeleid verwachten wij echter dat de komende jaren het scheefwonen afneemt. Over het tempo waarin dit gebeurt is nog weinig bekend. Gezien het relatief beperkte huurverhogingen (maximaal circa 4% bovenop de inflatie) betreft waardoor het een aantal jaren duurt voor dat het beleid effect heeft, gaan we uit van een daling van 0 tot maximaal 10%. Een afname van 10% komt neer op circa 10.800 (12.000 * 90%) sociale huurwoningen die goedkoop scheef worden bewoond. In de tabel hieronder is het aantal scheefwoners ook vertaald naar de subregio’s.
Scheefwoners
Holland Rijnland 10.800 – 12.000
Noord 2.410 – 2.680
Oost 2.750 – 3.055
West 5.640 – 6.270
Bron: ABF, 2013 en Woon2012, bewerking Stec Groep
Stap 5: confrontatie behoefte en voorraad Uit cijfers van de Provincie Zuid-Holland9 blijkt dat de voorraad sociale huurwoningen in Holland Rijnland uit circa 62.900 woningen bestaat. Deze voorraad corrigeren we met de effecten van sloop, verkoop, nieuwbouw en huurverhogingen. Uit de tabel hieronder blijkt dat de effecten van nieuwbouw, verkoop en sloop tegen elkaar zijn weg te strepen en samen dus verwaarloosbaar zijn in Holland Rijnland. De effecten van de huurverhoging hebben echter wel een substantieel effect. Uit cijfers van Ortec Finance10 blijkt dat circa 2 tot 4% van de sociale huurvoorraad naar de vrije sector overgaat als gevolg van huurverhogingen. We doen de aanname dat dit percentage ook geldt voor de regio Holland Rijnland. Op basis hiervan concluderen we dat de totale voorraad in 2020 uit ruim 60.000 woningen bestaat.
8
Dit percentage komt redelijke overeen met de landelijke cijfers. In Nederland wordt gemiddeld genomen in circa 16% van de sociale huurwoningvoorraad goedkoop scheef gewoond. 9 Databank Provincie Zuid-Holland 10 Verhuurdersheffing en corporaties ; alternatieve scenario’s. Ortec Finance februari 2013. 26
Regionale woonagenda Holland Rijnland 10042014
Tabel 1: jaarlijkse veranderingen in sociale woningvoorraad als aandeel van totale sociale voorraad (20082011) Holland Rijnland Nederland nieuwbouw 1,1% 1,0% verkoop 0,9% 0,6% sloop 0,5% 0,6% huurverhoging 2 – 4% 2 – 4% Bron: CFV, 2013 en Ortec Finance, 2013
Voorraad Sloop / nieuwbouw Huurverhoging (2 tot 4%) Voorraad na huurverhoging Behoefte Resultaat
Holland Rijnland 62.900 verwaarloosbaar
Noord 12.800 verwaarloosbaar
Oost 16.500 verwaarloosbaar
West 33.550 verwaarloosbaar
60.385 – 61.640
12.290 – 12.545
15.890 – 16.220
32.210 – 32.880
62.810 – 64.580 1.170 – 4.200
13.940 – 14.280 1.395 – 1.990
15.960 – 16.390 -265 - 500
32.915 – 33.915 35 – 1.710
Bron: berekeningen Stec Groep
Dit confronteren we vervolgens met de behoefte die in stap 3 en 4 berekenden. Hieruit blijkt dat er in Holland Rijnland sprake is van een licht tekort aan sociale huurwoningen (1.170 tot 4.200 woningen). Een zelfde conclusie trekken we voor de subregio Noord. In Oost is sprake van een licht overaanbod tot een licht tekort en in West loopt die bandbreedte van balans tot een licht tekort.
Stap 6: uitgedrukt in cijfers van het WBR betekent dit een streven dat 15% van de nieuwbouw sociaal is Als we vervolgens het berekende tekort van sociale huurwoningen in Holland Rijnland (1.170 tot 4.200 woningen) tegen de WBR aanleggen, blijkt dat circa 15% van de nieuwbouw een sociale huurwoning dient te zijn. Uiteraard zijn er verschillen per subregio.
Tekort of overschot WBR Resultaat
Holland Rijnland 1.170 – 4.200 17.660 15%
Noord 1.395 – 1.990 4.152 41%
Bron: berekeningen Stec Groep
27
Oost -265 - 500 4.273 3%
West 35 – 1.710 9.235 9%
Regionale woonagenda Holland Rijnland 10042014
In onderstaande tabel hebben we de diverse stappen nogmaals samengevat. Stap 1 2
omvang doelgroep Toename Resultaat
3
4
Doelgroep in sociale huurwoning Resultaat
Bepalen goedkope scheefwoners Resultaat (stap 3 + stap 4)
Holland Rijnland 93.000 1.500 – 2.500 94.500 – 95.500
Noord
Oost
West
20.755 200 - 350
23.675 350 - 550
20.955 – 21.095
24.010 – 24.240
48.750 1.000 – 1.700 49.590 – 50.270
55%
55%
55%
55%
52.010 – 52.580
11.525 – 11.600
13.210 – 13.330
27.275 – 27.650
10.800 – 12.000
2.410 – 2.680
2.750 – 3.055
5.640 – 6.270
62.810 – 64.580
13.940 – 14.280
15.960 – 16.390
32.915 – 33.915
5
Voorraad Resultaat
62.900 1.170 – 4.200
12.800 1.395 – 1.990
16.500 -265 - 500
33.550 35 – 1.710
6
WBR Uitgedrukt in WBR
17.660 15%
4.152 41%
4.273 3%
9.235 9%
Bron: berekeningen Stec Groep
28
Regionale woonagenda Holland Rijnland 10042014
Bijlage C: omvang sociale voorraad In deze bijlage een overzicht van het aandeel sociale huur in de voorraad per gemeente in Holland Rijnland
Gemeente
Sociale huur in voorraad
29% 27% 30% 31% 36% 26% 29% 23% 20% 29% 17% 25% 25% 20% 21% 29%
Alphen aan den Rijn Hillegom Kaag en Braassem Katwijk Leiden Leiderdorp Lisse Nieuwkoop Noordwijk Noordwijkerhout Oegstgeest Rijnwoude Teylingen Voorschoten Zoeterwoude Holland Rijnland Bron: databank provincie Zuid-Holland, 2013
29
Regionale woonagenda Holland Rijnland 10042014
Bijlage D: beschikbaarheid Afnemende beschikbaarheid sociale huurwoningen Uit diverse cijfers en bronnen blijkt dat het steeds lastiger wordt om een sociale huurwoning te krijgen. Daarom een nadere analyse van de beschikbaarheid van de sociale huurwoningen. Goed onderbouwde uitspraken doen over de beschikbaarheid van sociale huurwoningen, gaat altijd gepaard met de nodige nuances. Hieronder een toelichting op de belangrijkste indicatoren11: Aantal zoekenden: hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen actief en niet actief woningzoekenden. Actief woningzoekenden zijn mensen die het afgelopen jaar minimaal één keer gereageerd hebben op een woning. Vaak schrijven mensen zich in als voorzorg; deze mensen zijn eigenlijk niet direct op zoek naar een woning. Dus om de cijfers goed te duiden, kijken we naar het aantal actief zoekenden. Slaagkans: de slaagkans is de verhouding tussen het aantal actief woningzoekenden en het aantal toewijzingen. Dus: welk deel van de actief woningzoekenden krijgt uiteindelijk een woning toegewezen? Hierbij is belangrijk om in het achterhoofd te houden dat een kritische zoeker tot een lagere slaagkans leidt. Dit hangt sterk samen met het aanbod en de mutatiegraad. Inschrijftijd: de inschrijftijd is het aantal maanden tussen het tijdstip van registreren en het moment van acceptatie van de woning door de woningzoekende. De inschrijftijd moet net als het aantal woningzoekenden en de slaagkans logischerwijs met de nodige nuancering geïnterpreteerd worden: ze zijn niet één op één door te vertalen naar de beschikbaarheid van sociale huurwoningen. Vervolgens een korte analyse van deze indicatoren: Werkgebied Woonmarkt Rijnstreek Het aantal ingeschreven personen is de afgelopen jaren in de Woonmarkt Rijnstreek licht toegenomen en ook de gemiddelde inschrijfduur is over de jaren heen flink gestegen. De afgelopen tien jaar is deze met bijna 100% toegenomen van 32 maanden in 2002 tot 57 maanden in 2012. Tussen 2011 en 2012 nam het aanbod van vrijgekomen woningen af met circa 11%. Tegelijkertijd wilden minder woningzoekenden verhuizen. Hierdoor loopt dat wachttijd op en daalt de slaagkans. Figuur 1: aantal woningzoekenden en inschrijfduur Woonmarkt Rijnstreek
80 60 40 20 0
Bron: jaarverslag stichting Woonmarkt Rijnstreek
11
Bron: o.a. Stichting Woonmarkt Rijnstreek diverse jaarverslagen
30
Regionale woonagenda Holland Rijnland 10042014
Werkgebied Woonzicht Een soortgelijk beeld zien we in het werkgebied van Woonzicht. Tabel 1 geeft een overzicht van het aantal woningzoekenden, het aantal actief woningzoekenden en het aantal aangeboden woningen. Uit deze tabel blijkt dat het aantal (actief) woningzoekenden afneemt en ook het totale aanbod neemt af. Dit betekent dat er jaarlijks minder sociale huurwoningen op de markt komen. Dit heeft een negatief effect op de beschikbaarheid van sociale huurwoningen. Een fluctuatie van het woningaanbod heeft verschillende oorzaken. Door nieuwbouw of het opleveren van gerenoveerde woningen kan het woningaanbod toenemen, door sloop of verkoop kan de voorraad afnemen. Daarnaast zijn bewegingen tussen de corporatiesector en de koopsector of particuliere huursector ook van invloed op het woningaanbod. Ook zien we dat de inschrijfperiode ruim drie maal zo hoog is geworden. Tabel 1: diverse kengetallen beschikbaarheid woningen Woonzicht
Aantal woningzoekenden Aantal actief woningzoekenden Woningaanbod Inschrijfperiode
2007 60.248 17.936 3.411 15
Bron: Diverse jaarrapportages Woonzicht
31
2012 55.763 15.288 2.905 49
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Bijlage 2: -CONCEPT –
Woonambities
de kern van de regionale woonagenda Holland Rijnland 2014 samengevat In deze notitie beschrijven we hoe in de regionale woonagenda wordt voldaan aan de provinciale vereisten voor een woonvisie. De kern van de regionale woonagenda, die naar verwachting in het najaar van 2014 zal worden vastgesteld, is hierin samengevat. Provinciale criteria waaraan de regionale woonagenda moet voldoen zijn: 1. een realistisch en regionaal afgestemd kwalitatief en kwantitatief woningbouwprogramma; 2. aandacht voor kansrijke productmarktcombinaties en woonmilieus; 3. voldoende sociale woningbouw in relatie tot de doelgroep; 4. toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau. De afgestemde regionale verantwoording van de criteria en de onderlinge afstemming van plannen daarop zijn verwerkt in het bijgevoegde woningbouwprogramma 2012-2019 met een doorkijk na 2019. 1. het woningbouwprogramma Kwaliteit naast kwantiteit Uitgangspunt is op de eerste plaats het bedienen van de lokale behoefte. Daartoe wordt het kwantitatief woningbouwprogramma getoetst aan de provinciale woningbehoefteraming 2013 (WBR2013). De WBR2013 is een richtlijn waarvan slechts beargumenteerd kan worden afgeweken, na overleg met en met instemming van regiogemeenten. Gemeenten realiseren zich dat woningzoekenden niet gebonden zijn aan gemeentegrenzen, maar ook dat de meeste mensen op korte afstand verhuizen. Afstemming vindt dan ook primair plaats binnen subregionale woningmarkten. De grenzen daarvan zijn gebaseerd op verhuisbewegingen en zijn indicatief. Afhankelijk van de omvang en kwaliteit van een plan is het wellicht noodzakelijk om met gemeenten in een andere subregio te overleggen. Als kwaliteitscriteria zijn de locatie, het woningtype, de prijsklasse en toegankelijkheid van de woning van belang. Hiermee anticiperen gemeenten op sociaal-demografische trends als de vergrijzing, huishoudensverdunning en extramuralisering. Door middel van de jaarlijkse monitor van woningbouwplannen en ontwikkelingen in de voorraad spelen gemeenten in op de veranderende behoeften. Niet alleen de actuele vraag is daarbij van belang, maar ook de verwachte behoefte op langere termijn. De regionale behoefte tot 2020 wordt geraamd op circa 17.660 woningen. Daarnaast is er een bovenregionale behoefte waarvoor ruimte wordt gezocht: 5.200 woningen in subregio Noord voor gebiedsuitwerking Haarlemmermeer Bollenstreek en 500 woningen topmilieu Valkenburg. Ook zijn er plannen die bijdragen aan een (sub)regionale gebiedsontwikkeling: A4/W4 Braassemerland Duivenvoordecorridor Knoop Leiden-West Noordse Buurt Oude Rijnzone locaties in het kader van het HOV-net Zuid-Holland Noord locaties in de invloedssfeer van Stedenbaanstations Valkenburg
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
Deze zijn bedoeld voor de subregionale of wellicht bovenregionale vraag, afhankelijk van de kwaliteiten. Ook deze projecten krijgen een plek in het afwegingskader en de planlijst. Lijst van woningbouwplannen In het woningbouwprogramma van de regio worden verschillende categorieën van plannen onderscheiden. Categorie 1 bevat plannen of fases van plannen die naar verwachting voor 2020 worden gerealiseerd. De capaciteit is lager of gelijk aan WBR2013. Categorie 2 bevat plannen die worden aangesproken als daar marktruimte voor is. Voor deze categorie is (sub)regionale afstemming vereist voor zover de plancapaciteit hierdoor uitkomt boven de WBR2013. Categorie 3 zijn de plannen die in meerdere opzichten onzeker zijn. In de laatste categorie 4 zijn plannen opgenomen die een bovenlokale gebiedsontwikkeling mogelijk moeten maken. Daar liggen afspraken tussen verschillende overheden aan ten grondslag. Zij zijn bedoeld voor een bovenlokale vraag. De plannen in deze laatste twee categorieën worden (sub)regionaal afgestemd. Het bouwprogramma is een dynamische planlijst die ten minste jaarlijks wordt herijkt en in overeenstemming wordt gebracht met de actuele ontwikkelingen op de subregionale markt. 2. Kansrijke productmarktcombinaties en woonmilieus Holland Rijnland heeft meerdere gebieden met elk eigen woonmilieus en eigen karakteristieken. Die eigenheid is een kracht. De regiogemeenten proberen die identiteit te behouden of te versterken door het toevoegen van bijpassende productmarktcombinaties en woonmilieus. Kern is dat de nabijheid en bereikbaarheid van voorzieningen door woonconsumenten steeds belangrijker wordt gevonden. De woonmilieus (van ABF) geven een indicatie voor de gewenste ontwikkeling die lokaal vorm wordt gegeven. 3. Sociale woningbouw Gemiddeld 15% sociale huurwoningen in de nieuwbouw We constateren in Holland Rijnland een schaarste aan sociale huurwoningen. Dit blijkt uit de Woningmarktverkenning 2013 (ABF) en data uit het woonruimteverdeelsysteem van de samenwerkende woningcorporaties in Holland Rijnland. Daarom zetten de regiogemeenten in op het bouwen van voldoende sociale woningen en het beter beschikbaar krijgen van sociale huurwoningen voor de doelgroep. Per subregio verschilt de behoefte aan en daarmee de opgave voor nieuw te bouwen sociale sectorwoningen. Gemiddeld streeft de regio naar een aandeel van 15% sociale huurwoningen in de nieuwbouw om in de behoefte te voorzien. Daarnaast bezien de regiogemeenten lokaal hoeveel sociale koopwoningen er gerealiseerd kunnen worden. De regio richt zich niet langer op gezamenlijk beleid voor de sociale koopsector, omdat gebleken is dat de lokale verschillen (in stimuleringsbeleid en realisatiemogelijkheden) daarvoor te groot zijn. Bevorderen doorstroming Gelet op de schaarste en met het oog op rechtsgelijkheid in alle regiogemeenten heeft Holland Rijnland een nieuwe regionale huisvestingsverordening vastgesteld voor alle 14 regiogemeenten. Deze trad 1 april in werking. Het stimuleren van de doorstroming, de beschikbaarheid voor de doelgroep, staat voorop. Het vorige woonruimteverdeelsysteem, Woonzicht.nl, kende een generiek instrument om de doorstroming te bevorderen, woonwaarde. Dat bleek echter niet tot het gewenste resultaat te leiden. Daarom wordt de doorstroming voortaan bevorderd door enerzijds het regionaal aanbieden van het grootste deel van de sociale huurvoorraad en anderzijds beperkte specifieke toewijzing via lokaal maatwerk. Dit maatwerk is vooraf vastgelegd in een lokale woonvisie of prestatieafspraken en wordt achteraf regionaal verantwoord, zodat het beleid kan worden bijgesteld als bijvoorbeeld blijkt dat woningzoekenden zonder lokale binding op de markt worden verdrongen.
2
4. Toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau De goede balans tussen stad en dorp enerzijds en open landschap anderzijds staat voorop. Woningen worden zo mogelijk binnen bestaand stads- en dorpsgebied (BSD) ontwikkeld. Een aantal geplande ontwikkelingen ligt buiten BSD. Hierover zijn bestuurlijke afspraken gemaakt met de provincie en ze zijn ook vastgelegd in het programma Ruimte. Voor plannen buiten bestaand bebouwd gebied wordt op de eerste plaats gezocht naar locaties die multimodaal ontsloten zijn of als zodanig te ontwikkelen zijn. 5. Proces van afstemming Als de totale plancapaciteit boven de geraamde lokale woningbehoefte uitstijgt zal er afstemming met de gemeenten in de subregio moeten plaatsvinden. De verwachting is dan immers dat het bouwplan uit die omliggende gemeenten woningzoekenden zal aantrekken en mogelijk concurreert. Bij voorkeur wordt zo spoedig mogelijk afgestemd: als het plan nog de fase van visie of optie heeft. Een kwalitatieve toets staat aan de basis van die afstemming (zie figuur 1).
3
Figuur 1: Stroomschema kwalitatieve toets en afstemming Ambtelijk overleg: toelichting op plan en verkenning passendheid en concurrentie Kwalitatieve toets
Analyse regionale indicatoren: - ligging binnen/buiten BSD - ontsluiting HOV - % sociale woningbouw - PMC / woonmilieu Lokale marktanalyse: - wenselijkheid/draagvlak - wet- en regelgeving - financiën
Concurrentieanalyse
kwalitatief passend, geen concurrentie niet passend, geen concurrentie kwalitatief passend, wel concurrentie niet passend en concurrentie
t.z.t agenderen in AO Wonen en opnemen in planlijst
agenderen in AO Wonen en eventueel PHO Ruimte
agenda bestuurlijk overleg (sub)regio
Bestuurlijk overleg: toelichting op het plan en situatie en besluit eventuele bijstelling
geen reden tot bijstelling kwalitatieve toets regionale en lokale indicatoren
reden tot bijstelling
t.z.t. agenderen in PHO Ruimte en opnemen in planlijst afspraak over bijstelling, t.z.t. agenderen in PHO Ruimte en opnemen in planlijst
Bijlage: woningbouwprogramma Holland Rijnland naar categorieën, 2012-2019 en na 2020 P.M. wordt nagezonden aan het PHO Ruimte van 14 mei
4
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
2. 3.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Regionaal belang
4.
Behandelschema:
5.
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad Advies PHO
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
8.
Inspraak
9.
Financiële gevolgen
10.
Bestaand Kader
Convenant Huisvesting Arbeidsmigranten Platformtaak volgens Dagelijks Bestuur De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Blok heeft Holland Rijnland in april 2012 gevraagd om het voortouw te nemen bij het maken van regionale afspraken over de huisvesting van arbeidsmigranten. Een en ander moet leiden tot concrete afspraken en uitvoering op gemeentelijk niveau. De rol van Holland Rijnland is medewerking te verlenen aan een verzoek van de minister aan de regio. Datum: Datum: Datum: Adviserend Besluitvormend Informerend
24 april 2014 14 mei 2014
Nee
Binnen begroting Holland Rijnland Buiten begroting (extra bijdrage gemeenten aan Katwijk) te weten: zie bijlage 3 PHO advies Relevante regelgeving: -
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
Eerdere besluitvorming: -6/11/2013 PHO: Vastgesteld om de colleges van de regiogemeenten te adviseren de Richtlijnen Huisvesting arbeidsmigranten Holland Rijnland en het Convenant vast te stellen en te ondertekenen 11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
2
Adviesnota PHO (concept) Vergadering:
PHO
Datum:
14 mei 2014 Tijd: Gemeentehuis Leiden
Locatie: Agendapunt: Kenmerk: Onderwerp: Uitvoering Convenant Huisvesting Arbeidsmigranten
Beslispunten:
1. De taken uit het Convenant Huisvesting Arbeidsmigranten gezamenlijk te gaan uitvoeren. 2. De reeds ingestelde kopgroep aan te wijzen als initiatiefnemer en ondersteuner bij de uitvoering. 3. Rechtstreeks vanuit alle gemeenten een vergoeding te betalen aan de gemeente, die de regionale inzet op dit dossier bij ambassadeursteam en kopgroep coördineert. 4. De gemeente Katwijk een bijdrage te verstekken zoals weer gegeven in bijlage 3. 5. De gemeenten te adviseren in het college een portefeuillehouder arbeidsmigranten aan te wijzen en voor ambtelijke inzet zorg te dragen.
Inleiding: De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft Holland Rijnland in april 2012 gevraagd om het voortouw te nemen bij het maken van een regionaal kader over de huisvesting van arbeidsmigranten. In het PHO van 6 november 2013 hebben de gemeenten besloten om hun colleges het advies te geven het Convenant en de Richtlijnen Huisvesting Arbeidsmigranten vast te stellen en te ondertekenen. Dit moet leiden tot concrete afspraken op gemeentelijk niveau. Twaalf gemeenten hebben de Richtlijnen en het Convenant vastgesteld. [Noordwijk heeft besloten het Convenant niet te willen tekenen en de Richtlijnen niet te onderschrijven. Lisse heeft het Convenant nog niet besproken in het College.] Op 27 juni 2014 zullen de gemeenten het Convenant tekenen1. De meeste gemeenten hebben Jos Wienen gemandateerd namens hen te tekenen. Naast de gemeenten zullen ook vertegenwoordigers van uitzendbureaus, commerciële huisvesters, LTO Noord en de woningcorporaties het Convenant ondertekenen. Na het PHO heeft het ambassadeursteam een kopgroep in het leven geroepen, bestuurlijk en ambtelijk, die als vliegwiel moet gaan functioneren voor het tot stand brengen van huisvesting voor arbeidsmigranten (zie bijlage 2). Van deze kopgroep zijn lid: de gemeenten Alphen aan den Rijn, Katwijk, Nieuwkoop, Noordwijkerhout en Kaag en Braassem. De gemeente Katwijk heeft ter ondersteuning van het ambassadeursteam en de kopgroep én als coördinator van de gemeentelijke inspanning in de regio sinds zomer 2013 een medewerker vrij gemaakt. De gemeente Kaag en Braassem heeft de medewerker na een jaar regionale taken op dit dossier, sinds maart 2014 weer andere taken gegeven. De rol van Holland Rijnland is medewerking te verlenen aan een verzoek van de minister aan de regio en een platform aan de gemeenten te geven voor overleg en afstemming. 1 27 juni 2014 ’s ochtends op de IJsbaancamping in Ter Aar, waar een goed voorbeeld van huisvesting arbeidsmigranten al is gerealiseerd; uitnodiging volgt.
3
Beoogd effect: Uitvoering geven aan de toetsings- en ontwikkelingstaken uit het Convenant Huisvesting Arbeidsmigranten. Argumenten: 1.1 Het Convenant bevat toetsings- en ontwikkelingstaken. Het ambassadeursteam heeft 15 taken gedestilleerd uit het Convenant, zie bijlage 1. De kopgroep heeft de afgelopen maanden op enkele van de taken reeds initiatieven ontplooid. 1.2 De taken zijn grotendeels een gemeentelijke opgave. De gemeenten hebben huisvesting arbeidsmigranten niet overgedragen aan Holland Rijnland. Arbeidsmigranten zijn geen specifieke doelgroep bij de Woonvisie. Als het bij het ontwikkelen van huisvesting voor arbeidsmigranten al om nieuwbouw gaat – en dit is meestal niet het geval- dan gaat het hierbij meestal niet om woningbouw, die onder het regionale Woningbouwprogramma valt. Toezicht, handhaving en inschrijving zijn geen overgedragen taken. 1.3 De ontwikkelingstaken vragen gemeentelijke inzet en overleg met de andere partijen. Het zoeken naar mogelijke locaties, het faciliteren van de planologische randvoorwaarden voor locaties en het overleg hierover met corporaties, werkgevers en commerciële partijen vragen een actieve houding van de gemeenten. 1.4 Afstemming van de uitvoering op regionaal niveau is gewenst. Arbeidsmigranten, hun werkgevers en hun huisvesters zijn over het algemeen flexibel in de keuze van de verblijfplaats. Door regionale afstemming krijgen zij in alle gemeenten te maken met dezelfde regels en voorwaarden voor hun huisvesting. Dit bevordert de spreiding van de arbeidsmigranten over de hele regio en voorkomt accumulatie in een gemeente waar toezicht en handhaving minder zijn georganiseerd. 1.5 Holland Rijnland zal vanuit de platformfunctie faciliteren. Het opzetten van de monitor huisvesting arbeidsmigranten en de afstemming hierover in Ambtelijk Overleg Wonen en PHO Ruimte zijn wel regionale taken. De portefeuillehouder Ruimtelijke Ordening en Wonen verzorgt de voortgangsrapportage van de regio naar het Rijk. 2.1 De kopgroep heeft al een aantal taken opgepakt. Een medewerker van de gemeente Westland heeft hun aanpak gepresenteerd over een effectieve manier van inschrijving in het GBA. De kopgroep stelt voor om deze aanpak in de drie sub regio's van Holland Rijnland te presenteren. Het ministerie van BZK heeft de gemeente Westland hiervoor subsidie verleend. Een inventarisatie naar mogelijke locaties is gestart. In de kopgroep zitten de gemeenten die zelf al ervaring hebben op het dossier. 3.1
De coördinatie en het aanjagen en ondersteunen van de gemeentelijke acties op het dossier komen ten goede aan alle gemeenten. Gezien het omvangrijke pakket zullen de gemeenten 2014 en 2015 nodig hebben om de fundamenten te leggen voor de meer en betere huisvesting en de registratie van arbeidsmigranten in Holland Rijnland. In 2016, 2017 en 2018 kunnen de logiesgebouwen dan worden gerealiseerd. Zo moet het lukken om de noodzakelijke 4250 nieuwe huisvestingsplaatsen in Holland Rijnland bij benadering te realiseren. Om dit uit te voeren zijn tenminste 8 uren per week nodig gedurende de jaren 2014 en 2015. De totale kosten bedragen (inclusief BTW en reiskostenvergoeding binnen de regio) € 83.780.
4
3.2 De gemeente neemt de kosten voor de coördinatie op zich. Holland Rijnland speelt geen rol in de financiering. De gemeente doet de uitgaven en verzorgt zelf voor de facturering van de andere gemeenten. 4.1
Katwijk heeft het afgelopen jaar een medewerker geleverd voor ambtelijke ondersteuning van het ambassadeursteam en aanjager van de kopgroep. Omdat Jan Uit den Boogaard (Kaag en Braassem) en Willem van Duijn (Katwijk) zitting hebben in het ambassadeursteam en in de kopgroep, hebben deze gemeenten het afgelopen jaar op eigen kosten ambtelijke ondersteuning geleverd voor de regiotaken. Bij de uitvoering van het Convenant moet één van de leden van de kopgroep hiervoor expliciet uren beschikbaar krijgen. Katwijk is bereid Bert Koekkoek hiervoor in dienst te houden, als de andere gemeenten de kosten hiervoor meebetalen. Zie bijlage 3 voor de verdeling van de kosten over de gemeenten. 5.1 Elke gemeente moet zich inzetten om tot resultaten te komen. De kopgroep kan ondersteunen en initiëren, maar de gemeente moet uiteindelijk zelf zorgen dat de toetsingstaken en ontwikkelingstaken binnen haar gemeentegrenzen uitvoering vinden. Kanttekeningen/risico’s: 3.1 Niet alle gemeenten willen mee betalen. Zonder regionale coördinatie en ondersteuning is de kans groot dat het Convenant geen uitvoering krijgt. De leden van de kopgroep kunnen deze regio taken niet voor onbepaalde tijd naast het werk voor hun eigen gemeente uitvoeren. Tekenen van het Convenant betekent mee willen werken aan de uitvoering, ook financieel. 4.1
De gemeente Noordwijk heeft aangegeven de Convenant en Richtlijnen vooralsnog niet vast te stellen. De kosten van de coördinatie gaan hierdoor echter niet naar beneden. De overige 13 gemeenten moeten dan een grotere financiële bijdrage leveren. Financiën: Holland Rijnland: arbeidsinzet van ongeveer 2/4 uur per week en incidentele kosten regiobijeenkomsten - conform Begroting. Gemeenten Holland Rijnland: bijdrage aan de inzet van de regionale coördinator huisvesting arbeidsmigranten volgens bijlage 3. Gemeente Katwijk: facturering gemeenten Holland Rijnland en betaling coördinator. Communicatie: Persbericht bij ondertekening van het Convenant Evaluatie: Eind 2014 monitor aantallen arbeidsmigranten en nieuwe behoefteraming vervangende huisvesting. Bijlagen: Bijlage 1. Taken vanuit het Convenant Huisvesting Arbeidsmigranten Holland Rijnland Bijlage 2. Memo aanpak kopgroep Huisvesting Arbeidsmigranten Bijlage 3. Berekening kosten en kostenverdeling coördinator huisvesting arbeidsmigranten
5
Bijlage 1. Taken vanuit het Convenant Huisvesting Arbeidsmigranten Holland Rijnland Het convenant bevat zowel toetsingstaken als ontwikkelingstaken. Tijdens de vergadering van het ambassadeursteam van 17 maart 2014, is per taak een eerste afbakening geformuleerd. Toetsingstaken Toetsingstaken zijn bij uitstek zaken die de gemeenten moeten doen. Misschien kan op termijn de Regionale Uitvoeringsdienst een rol spelen als het gaat om handhaving. Dit betekent dat de kopgroep dit pakket moet oppakken. 1. Onderzoek naar de aantallen arbeidsmigranten en hun huisvesting binnen de gemeente. De gemeenten moeten dit zelf onderzoeken. 2. Inschrijving in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) organiseren. De inschrijving kan worden bevorderd door een centrale aanpak vanuit de kopgroep te organiseren. Aanpak in overleg met de kopgroep. 3. Inschrijving in het Register Niet-Ingezetenen (RNI). Dit is een nieuwe aanpak van het Rijk. Arbeidsmigranten in Holland Rijnland moeten naar Leiden om daar op het gemeentehuis een BSN te halen. Men wordt dan direct ingeschreven in het RNI. Aanpak in overleg met de kopgroep. 4. Aanpak inschrijving nachtregister. Dit is een zaak van de gemeenten, maar het is de vraag of dit voldoende aandacht krijgt. Uniforme aanpak binnen Holland Rijnland is daarom belangrijk. Aanpak in overleg met de kopgroep. 5. Toezicht. Binnen Holland Rijnland moeten gemeente dit afstemmen. Aanpak in overleg met de kopgroep. 6. Handhaving indien nodig. Een gezamenlijke handhavingactie kan in een van de drie clusters van Holland Rijnland worden opgezet en uitgevoerd: Duin- en Bollenstreek; Leidse Regio; Rijn- en Veenstreek. Hierbij ook de ervaring van de kop van Noord Holland gebruiken (Kompas project). Aanpak in overleg met de kopgroep. Ontwikkelingstaken De ontwikkelingstaken zijn zaken die gemeenten heel goed samen met andere partijen kunnen oppakken. De gemeenten gaan slechts faciliteren, maar de andere partijen moeten de huisvesting realiseren. De kopgroep moet ook hierin het initiatief nemen, maar er andere partijen bij betrekken. 1. Onderzoek naar locaties voor vangende huisvesting. Dit onderzoek is een gemeentelijke activiteit, waarbij de kopgroep de initiatieven kan ondersteunen. 2. Planning voor de realisatie van 4250 vervangende huisvestingsplaatsen. Dit is een gemeentelijke activiteit, waarbij de kopgroep de initiatieven kan ondersteunen en helpen uitwerken. Alle 14 gemeenten moeten in de loop van 2014 een planning maken. 3. Faciliteren van de planologische ontwikkelingen. Dit is een gemeentelijke activiteit, waarbij de kopgroep initiatieven kan ondersteunen. 4. Organisatie monitoring aantallen arbeidsmigranten en behoefte vervangende en nieuwe huisvesting arbeidsmigranten en toetsing door PHO Ruimte. Dit doet Holland Rijnland. 5. Portefeuillehouder huisvesting arbeidsmigranten per gemeente.
1
6. 7. 8. 9.
Elke gemeente wijst een portefeuillehouder arbeidsmigranten aan, die de contacten met de kopgroep onderhoudt en de uitvoering in de gemeente stimuleert. Ambtelijke trekker huisvesting arbeidsmigranten per gemeente Zie de brief die Holland Rijnland zal sturen. Inzet van de corporaties. De gemeente moet het contact met de corporatie(s) leggen. Inzet van de commerciële partijen. Dit is een taak van de gemeenten, waarbij de kopgroep een rol kan spelen. Inzet LTO Noord. Idem.
Noodzakelijke ondersteuning Uit de bovenstaande analyse blijkt dat de kopgroep veel initiatieven moet nemen en ook initiatieven van gemeenten moet aanjagen en ondersteunen. De ambtenaren in de kopgroep kunnen dit niet continu naast hun werk in hun eigen gemeente doen en daarom moet een van de leden van de kopgroep hiervoor expliciet uren beschikbaar krijgen. Gezien het omvangrijke pakket moeten we er vanuit gaan dat 2014 en 2015 nodig zijn om de fundamenten te leggen voor de meer en betere huisvesting en registratie in Holland Rijnland. In 2016, 2017 en 2018 kunnen de logiesgebouwen dan worden gerealiseerd. Zo moet het lukken om de noodzakelijke 4250 nieuwe huisvestingsplaatsen in Holland Rijnland bij benadering te realiseren. Om dit uit te voeren zijn tenminste 8 uren per week nodig voor 2014 en 2015.
2
Bijlage 2. Memo aanpak kopgroep Huisvesting Arbeidsmigranten Aan: Deelnemers Kopgroep
Datum: 28 november 2013
Van: Bert Koekkoek - gemeente Katwijk Roel van der Plas – gemeente Kaag en Braassem
Pagina’s: 1
Onderwerp: Kopgroep Huisvesting Arbeidsmigranten in Holland Rijnland 1. Inleiding In de regio Holland Rijnland functioneert het ambassadeursteam dat de huisvesting voor arbeidsmigranten stimuleert, aanjaagt, bevordert. Het DB heeft dit team ingesteld. Het bestaat uit de portefeuillehouders Wonen van Kaag en Braassem en Katwijk; een vertegenwoordiger van de werkgevers c.q. uitzendbureaus en een vertegenwoordiger van de huisvesters. Inmiddels heeft het PHO Wonen een positief advies gegeven over het Convenant en de Richtlijnen Huisvesting Arbeidsmigranten. Als gevolg van deze stand van zaken is er zicht op een afspraak tussen de 15 gemeenten om circa 4000 nieuwe huisvestingsplekken voor EU-arbeidsmigranten te realiseren tot 2018. Daar de besluitvorming niet direct leidt tot nieuwe huisvestingsplaatsen en het hier een gemeentelijke en niet een regionale taak betreft, heeft het ambassadeursteam besloten het initiatief te nemen om de gemeenten binnen Holland Rijnland, die actief de huisvesting wensen te verbeteren, bij elkaar te brengen om zo samen deze opgave te realiseren. Hiermee nemen we onszelf als regiogemeenten serieus om ook echt nieuwe locaties te ontwikkelen. 2. Doel van de Kopgroep Het ambassadeursteam heeft deze groep de werknaam “Kopgroep” gegeven. De groep loopt nu voorop, maar het ambassadeursteam wil dat andere gemeenten zich daarbij aansluiten, zodat uiteindelijk alle 14 gemeenten actief aan de slag zijn de huisvesting voor arbeidsmigranten te verbeteren en uit te breiden. De gemeenten in de kopgroep kunnen het volgende doen: a. Elkaar ondersteunen en helpen bij de plannen, procedures, communicatie e.d. b. Elkaar informatie over huisvesters, investeerders, projectontwikkelaars en uitzendbureaus geven. 3. Samenstelling van de Kopgroep Het ambassadeursteam heeft de volgende gemeenten benaderd om deel te nemen aan de Kopgroep: a. Alphen aan den Rijn; b. Nieuwkoop; c. Noordwijkerhout; d. Katwijk; e. Kaag en Braassem. De portefeuillehouders van de vijf gemeenten hebben ingestemd om deel te nemen aan de Kopgroep. Om praktische redenen wordt voorgesteld om de voorzitter van het ambassadeursteam, wethouder Jan Uit den Boogaard van Kaag en Braassem, te vragen voorzitter te zijn van de Kopgroep. Het secretariaat zal worden gevoerd door de secretaris van de het ambassadeursteam, Bert Koekkoek van de gemeente Katwijk. 4. Startbijeenkomst De Kopgroep komt voor het eerst bij elkaar op 18 december 2013.
Bijlage 3. Berekening kosten en kostenverdeling regio coördinator huisvesting arbeidsmigranten Uitgangspunten: aantal uren per week: vergoeding per uur (excl. BTW): 21% BTW: vergoeding per uur (incl. BTW): vergoeding per week (incl BTW): Reiskosten per week: Totale kosten per week:
8 € 85,00 € 17,85 € 102,85 € 822,80 € 15,00 € 837,80
Duur (2 jaar) in weken:
100
Totale kosten over periode van 2 jaar:
€ 83.780,00
Gemeente Alphen aan den Rijn1 Hillegom Kaag en Braassem Katwijk Leiden Leiderdorp Lisse Nieuwkoop Noordwijk Noordwijkerhout Oegstgeest Teylingen Voorschoten Zoeterwoude Totaal Stedelijke agglomeratie Duin- en Bollenstreek Rijn- en Veenstreek Totaal
1
Bijdrage Aantal inwoners per 1 januari 2013 (bron CBS) € 16.396,58 106.685 € 3.207,23 20.868 25.715 € 3.952,18 € 9.634,61 62.688 € 18.412,24 119.800 26.743 € 4.110,17 € 3.441,61 22.393 € 4.162,27 27.082 25.671 € 3.945,41 € 2.419,10 15.740 € 3.558,42 23.153 35.800 € 5.502,16 € 3.789,72 24.658 € 1.248,28 8.122 545.118 € 83.780,00 194.354 183.160 167.604 545.118
€ 29.870,56 € 28.150,13 € 25.759,31 € 83.780,00
Inwonersaantallen Alphen aan den Rijn, Boskoop en Rijnwoude van 1 januari 2013 zijn bij elkaar opgeteld.