HoPe: werk in uitvoering, 31 oktober 2015 1. Vooraf: HoPe/Peru vroeger en nu
36 jaar geleden landde ik voor het eerst in Lima en ik kan me de beelden vanuit de taxi goed herinneren. Grauw en kleurrijk tegelijk. Ik was in een ontwikkelingsland terecht gekomen. Er was veel armoe op straat, half-afgebouwde huizen, rijen voor de supermarkt voor de meest essentiële dingen zoals meel en suiker. En daarbij een speciaal soort ‘begeleider’ die sneaky aanbood om buitenlanders buiten de rij om snel aan hun boodschappen te helpen. Het land moest nog een periode van terreur en bijna-burgeroorlog doorstaan, voordat het kon arriveren in de huidige situatie. Wie nu in Lima landt, ziet een moderne wereldstad waarin multinationals zich met hoge moderne gebouwen present stellen: Accor-hotels, Microsoft, Telefonica, ING, Deloitte en Touche. “Een hippe stad”, schreef De Volkskrant onlangs, die de massale vergadering van het IMF kon organiseren. De Peruaanse regering is er trots op dat Peru geen ontwikkelingsland meer is: het gemiddelde inkomen per hoofd van de bevolking ligt boven de armoedegrens. En het gaat door: de economische groei ligt al een paar jaar op 4 tot 7%. Daarmee staat Peru op de 119e plaats, met een gemiddeld inkomen van 11.000 dollar per jaar, vergelijkbaar met Colombia en Servië. (Nederland staat op de 19e plaats met een inkomen van 43.000 dollar.) Wie de groei van het nationaal inkomen of het bruto binnenlands product als maatstaf ziet voor succes van een land – veel economen en nog meer politici doen dat – kan Peru als een succesvol groeiland beschouwen. Fijn om in te investeren! Maar zoals we zo langzamerhand weten, is het niet voldoende om je alleen op gemiddelde inkomens te richten. Na het inkomen per hoofd van de bevolking te hebben uitgerekend, komen pas de vragen: - Is er gelijke verdeling? - Waarmee, en op welke manier, is het verdiend? - Wat wordt er met dat inkomen gedaan: wordt het verteerd of wordt het geïnvesteerd? In onderwijs, gezondheidszorg, wegen, fabrieken? Wordt het, met andere woorden, benut voor het realiseren van maatschappelijke rechtvaardigheid en een acceptabel leven voor álle bewoners van het land? We moeten vaststellen dat er in Peru nog een zeer ongelijke verdeling is van het nationaal inkomen. En dat een groot deel van de bevolking – naar schatting 30 tot 50% – nog geen deel heeft aan de groei in de welvaart. Opvallend in Peru is de grote differentiatie binnen de bevolking, met veel onderlinge discriminatie. Eénderde tot de helft leeft onder de armoedegrens en heeft géén toegang tot belangrijke sectoren als onderwijs en gezondheidszorg. Daar komt bij dat een groot deel ook nog in gebieden leeft, die in toenemende mate als onveilig moeten worden beschouwd vanwege de klimaatwisseling. Bijna 25 jaar geleden was Peru nog wèl een ontwikkelingsland. Dat was zo’n beetje aan het eind van de periode waarin Sendero Luminoso (terreurgroep Lichtend Pad) zijn stempel op het sociale leven drukte; en vèr voor de periode van sterke economische groei. Dat was de tijd waarin Walter Meekes en Tineke Griffioen neerstreken in Cusco en begonnen met wat HoPe is geworden. Nu eerst een korte film, een impressie van wat HoPe doet. Dan even iets over de achtergrond: ontwikkelingssamenwerking anno 2015. Tenslotte ga ik in op de projecten van HoPe.
1
2. Ontwikkelingssamenwerking anno 2015
HoPe heeft ongeveer negen projecten onder haar hoede. Waarom nu juist deze projecten? Dat heeft te maken met keuzes, met een visie op ontwikkelingswerk en deels ook met toevallige omstandigheden. Voor het maken van keuzes is het belangrijk om iets te begrijpen van de context van ontwikkelingssamenwerking anno 2015. Enkele belangrijke elementen zijn: • Niet meer alleen armoede als maatstaf: de Human Development Index • Realisme versus ideologie of blauwdruk • Duurzaamheid • Participatie • Capability. De Human Development Index Het bruto nationaal product is tegenwoordig niet meer de enige maatstaf voor rechtvaardigheid en vooruitgang. Sinds enige tijd hanteren de Verenigde Naties een instrument met méér dimensies. Belangrijke indicatoren zijn armoede, analfabetisme, onderwijs en de levensverwachting. Armoede wordt gemeten door de levensstandaard vast te stellen aan de hand van het BNP. Analfabetisme en onderwijs liggen natuurlijk in elkaars verlengde. Voor Peru geldt dat niet alleen analfabetisme een probleem is maar ook het niet beheersen van de voertaal, het Spaans. Op de gemiddelde levensverwachting bij de geboorte wordt het beleid voor volksgezondheid gebaseerd. Het zal niemand verbazen dat de grootste problemen liggen bij de mensen bij wie armoede, analfabetisme, geen kennis van het Spaans en een slechte gezondheid samenvallen. En in de categorie van mensen met die opgestapelde pech, het vermenigvuldigde ongeluk, zit de doelgroep van HoPe. Tot overmaat van ramp wonen die mensen ook nog in streken waar de klimaatwisseling het meest nadelig uitpakt en in huizen die mogelijk zullen wegspoelen wanneer het komende jaar de heftige regens neerstorten ten gevolge van El Niño. Want de infrastructuur is niet best in Peru. Realistische aanpak In het eigentijdse denken over ontwikkelingssamenwerking is duidelijk geworden, dat we voor een rechtvaardiger samenleving niet meer vanuit een theorie op zoek moeten naar de ideale samenleving. Het werkt in de praktijk niet om op voorhand uit te gaan van een Europese manier van denken of van een ideologie. Onder meer de nobelprijswinnaar Amartya Sen maakt in zijn geschriften duidelijk dat het niet goed haalbaar is om vanuit ‘algemeen geldende principes’ een ideaalbeeld als norm te stellen, omdat je allerlei maatschappelijke omstandigheden en ontwikkelingen niet kunt voorzien. Je moet ook rekening houden met de analyse die de mensen om wie het gaat, zèlf van hun situatie kunnen of willen maken. Het ideaalbeeld, de ideale maatschappij, is te abstract; de weg erheen is vol obstakels en valkuilen. Hij leidt soms tot onmacht als het anders loopt, en het kost zelfs slachtoffers om de zogenaamde ideale maatschappij te realiseren. . Tegenwoordig geven we er de voorkeur aan om per situatie, samen met de betrokkenen, een analyse van die situatie te maken en daarover in overleg te gaan. Wat is het onrecht dat we aantreffen, welke kansen zijn er en welke mogelijkheden om het onrecht terug te dringen en meer rechtvaardigheid te realiseren? Duurzaamheid Wie energie steekt in ontwikkelingssamenwerking moet zorgen dat het beklijft, dat het duurzaam is. Duurzaamheid heeft alles te maken met participatie van de bevolking. Als je op afstand staat van waar het gebeurt, helpt het onvoldoende om alleen middelen te verschaffen. Je moet samenwerken met de groep voor wie je iets wil betekenen, zodat zij het op den duur zelf in stand houden. 2
Walter en Tineke, de pioniers van HoPe, konden dat: met het geld dat zij verzamelden hebben zij prachtige scholen neergezet. Maar zij zaten dan ook midden in de gemeenschappen die zelf vroegen om onderwijs voor hun kinderen. Het heeft geen zin om vanuit een rijk land een modern ziekenhuis te ontwerpen met alles erop en eraan, wat dan vervolgens niet wordt benut. Of om een bedrijf op te zetten dat voor werkgelegenheid zorgt, maar dat producten maakt waar weinig behoefte aan is; of autowegen aan te leggen of vliegvelden, omdat er nu eenmaal geld voor infrastructurele middelen beschikbaar zijn die op moeten. Ook niet om een grote sportaccommodatie te creëren, waardoor het land zich op een WK in de kijker kan spelen; en wat naar verwachting investeringen aantrekt. Dit soort acties lijken vaak eenzijdig gericht op het vergroten van het bruto nationaal product en het gemiddelde inkomen per hoofd van de bevolking. Het creëert geen rechtvaardige situatie voor degenen die dat het meest nodig hebben. Participatie Het eigentijdse denken over ontwikkelingssamenwerking gaat over het menselijk leven in al zijn facetten. Niet alleen over losse aspecten daarvan, zoals inkomen, bezit of rijkdom. Een eigentijdse aanpak verschaft niet in eerste instantie middelen van bestaan, maar legt de nadruk op het creëren van feitelijke kansen. Middelen als een zekere mate van welstand en werkgelegenheid zijn natúúrlijk belangrijk, omdat die de feitelijke kansen kunnen vergroten. Maar je moet er dan wel op toezien dat de mensen om wie het gaat zèlf in staat zijn hun kansen te pakken. Een belangrijke vraag is altijd: wat ben je zelf bereid er aan te doen? De kern van iedere zinvolle benadering is dat mensen zelf in de gelegenheid worden gesteld hun vermogens te ontdekken en te benutten en in vrijheid en relatieve onafhankelijkheid oplossingen voor hun problemen te zoeken. Het zelfrespect en gevoel van eigenwaarde zal daardoor toenemen. Zeer belangrijk, want van mensen zonder gevoel van eigenwaarde is niet te verwachten dat zij ooit voor zichzelf kunnen zorgen. (Eenzijdig focussen op het geven van geld heeft grote risico’s: de doelgroep kan het misbruiken en zet zich zelf minder in, om nog maar te zwijgen van de gulle gever: de organisatie voor ontwikkelingshulp die soms voor zichzelf virtuoos de strijkstok hanteert. ) Capability En dan kom je automatisch uit bij het begrip capability. Je komt deze term tegenwoordig op iedere pagina van documenten over moderne ontwikkelingssamenwerking tegen. Het is het vermogen van de burgers om in vrijheid en in alle redelijkheid zelf aan een waardevolle toekomst te werken. En dat vermogen moet worden uitgebuit. Daarvoor is goed onderwijs een wezenlijke voorwaarde. Dat brengt me op HoPe.
3. HoPe: projecten in uitvoering
1. Onderwijs (Ternura) Onderwijs is in de loop van de tijd de kerntaak geworden. In de periode van haar bestaan heeft HoPe ongeveer 200 scholen gebouwd. Allemaal op verzoek, en samen met de plaatselijke gemeenschappen. Nu bouwt HoPe niet meer. De overheid heeft deze taak overgenomen. Maar wel ligt er nu de duidelijke vraag om het niveau van onderwijs op peil te brengen. Daarbij gaat het dan niet alleen over leren in strikte zin – rekenen, taal, informatica – maar bijvoorbeeld ook over een beter besef van de eigen cultuur en over gevoel van eigenwaarde. En ook over opvoeden zonder agressie. Agressie op school is een groot probleem. Er vallen doden, dat heeft alles te maken met de complexiteit van de maatschappij. HoPe werkt nu aan voorschoolse educatie, kleuteronderwijs, basisscholen, vervolgonderwijs. - Vóór school: speelprogramma’s/speelmateriaal en waar nodig veelzijdige voeding.
3
-
-
Kleuter- en basisonderwijs: lesprogramma’s o.a. Spaans. Ook bijscholing van leerkrachten, als het even kan met kleuter- en basisscholen samen, om aansluiting te bevorderen tussen die 2 typen onderwijs. Beleidsmedewerkers van de overheid adviseren. Lokale gemeenschappen betrekken.
Om het onderwijs te laten aansluiten bij de situatie van de leerlingen zag ik een voorbeeld waarvan ik nogal onder de indruk was: het werken in de kas, al lang voordat Michelle Obama begon met haar campagne voor de schooltuin om gezond voedsel te leren kweken. Op 4000 tot 5000 meter groeit niet veel. Voedsel is eenzijdig en dus niet voldoende gezond. Wel is er veel zon en ook wel water. Wie een kas bouwt kan daardoor in de kortste keren gezonde groenten verbouwen. Op verschillende scholen zijn kassen gemaakt, in eerste instantie om groente voor de eigen consumptie te verbouwen. Al gauw bleek dat er meer werd geproduceerd dan de leerlingen en hun gezinnen zelf op konden. Dat voedsel zijn ze vervolgens gaan verkopen op de markt van de nabijgelegen dorpen. En zo worden ineens biologie, rekenen, economie (handelsvakken) ook interessant. Bovendien vaart de nabijgelegen gemeenschap er ook wel bij. De school raakt zo verankerd in de omgeving. 2. Spaans als tweede taal Specifieke aandacht binnen het onderwijs krijgt het Spaans, de officiële voertaal van Peru. Enerzijds is de inka-taal, het quechua, van belang voor de bevolking: het gaat om hùn cultuur, dus onderwijs in die taal geboden. Anderzijds: om verder te komen in de maatschappij is Spaans noodzakelijk. Tweetalig onderwijs, dat vraagt hele specifieke vaardigheden van de leraren. 3. Chumpe Poques Binnen het onderwijs wordt een project uitgevoerd, dat expliciet dient om belangrijke aspecten van de eigen cultuur te leren kennen. Kinderen krijgen de opdracht om bij hun ouders en grootouders na te gaan, welke verhalen en gedichten er zijn in hun leefomgeving. Zij gaan op zoek naar de gewoonten en de kennis die er zijn, bijvoorbeeld over planten en het nut daarvan voor het milieu en voor bepaalde kwalen (bijvoorbeeld eucalyptus voor de luchtwegen). De kinderen leren zo ook de ouderen uit de gemeenschap te interviewen. Hun verhalen zijn verwerkt in een boek. De ouderen vinden het machtig interessant dat de kinderen bij hen met vragen komen. Het resultaat is te zien in een boekje Chumpe Poques, uitgebracht in het Quechua en Spaans, en gedrukt met dank aan de Rotary Club Achterhoek Oost. We moeten niet onderschatten wat een betekenis zo’n project heeft voor het zelfbewustzijn/ gevoel van eigenwaarde van de kinderen en de gemeenschappen waaruit zij komen. 4. Albergue / leerlingenhuis Voor kinderen uit de nederzettingen in het berggebied zijn middelbare scholen (vanaf 12 jaar) meestal ver weg, soms wel 5 uur lopen. Om mogelijk te maken dat meer jongeren uit geïsoleerde dorpen aan het onderwijs kunnen deelnemen, is bij de meest centrale school in de regio een ‘leerlingenhuis’ gecreëerd: een slaapvoorziening op het terrein van de school. Het gebouw heeft zalen met stapelbedden. Hierdoor wordt de school toegankelijk voor veel meer leerlingen uit de wijde omtrek dan vroeger. Ruim 35 leerlingen zijn van maandag tot vrijdag in de ‘Albergue’. Naast slaapgelegenheid biedt het leerlingenhuis maaltijden en begeleiding van een HoPemedewerkster. Bij een rondgang langs enkele gezinnen (Peruaanse versie van keukentafelgesprek?) merkte ik dat deze ouders ook echt behoefte hadden aan zo’n voorziening. Tijdens mijn bezoek kwam een dorpsoudste speciaal van zijn lama-kudde naar ons toe om te vertellen dat er rekening moest worden gehouden met vijf jongeren uit zijn gemeenschap die naar de Albergue zouden komen. De overheid is geïnteresseerd in deze opzet. We gaan nu de voorziening goed beschrijven zodat zij op andere plaatsen ook opgezet kan worden. 4
5. Biblioteca / huiswerkbegeleiding Anders is de situatie in de stad. In Cusco biedt HoPe buitenschoolse opvang en een soort van huiswerkbegeleiding in een achterstandsbuurt: dat heet de Biblioteca. Er komen zo’n 60 kinderen tussen 6 en 16 jaar. Zij komen uit de buurt of uit omliggende wijken en zitten op verschillende scholen. Sommigen moeten er een flink stuk voor lopen. Behalve dat ze er hun huiswerk maken, krijgen ze ondersteuning in de vakken waarin ze zwak zijn. Thuis hebben ze geen naslagwerk of computers met internet, terwijl internet steeds meer geïntegreerd raakt in het Peruaanse onderwijs. De kinderen zitten er met plezier te werken. Dat is nodig want de kwaliteit van de scholen in Cusco is niet hoog. Men komt er niet aan toe om ‘dingen nog eens uit te leggen’. Wie het niet snapt, haakt af en zo krijgen veel kinderen niet de mogelijkheid hun capaciteiten te ontwikkelen. Hun kansen om mee te gaan doen in de Peruaanse maatschappij worden daardoor op jonge leeftijd al beperkt. Het is gebleken dat de leerprestaties van de leerlingen die in de biblioteca komen, verbeteren. Wanneer er problemen zijn, onderhouden de docenten ook contact met de ouders. Ik heb de indruk dat zij ook een maatschappelijk werk - functie hebben. Ook ouders uit andere wijken hebben om zo’n voorziening gevraagd. Ik denk dat HoPe bij voldoende middelen nog wel twee of drie van die biblioteca’s aankan, maar het is natuurlijk de vraag of we dat zouden moeten willen. 6. Studiebeurzen Na het basis- en het middelbare onderwijs zijn er beroepsopleidingen, waar studenten een vak kunnen leren. Voor de jongeren uit onze doelgroep zijn er altijd financiële belemmeringen om een opleiding te volgen. Daarom verleent HoPe studiebeurzen en zorgen we voor de begeleiding van de groep beursstudenten. Vakken die deze jongeren leren zijn: administratief management (voor een beroep in het hotelwezen), techniek, toerisme en cultuur, leraar in het primair onderwijs, landbouwtechnieken. De regering geeft ook studiebeurzen, maar maakt daarbij een strenge selectie. Alleen regelrechte uitblinkers, waar rendement op voorhand verzekerd lijkt, kunnen aanspraak maken op een beurs. Door het taalprobleem hebben jongeren van HoPe geen kans op een staatsbeurs. Alleen leerlingen uit de stad, die Spaanstalig zijn opgevoed en veel steun van thuis krijgen, kunnen voldoende punten vergaren om voor een overheidsbeurs in aanmerking te komen. En toch blijkt natuurlijk dat er talentvolle jongeren zitten onder de leerlingen uit rurale gebieden, die vooralsnog minder aansluiting bij de dominante cultuur hebben. Eenmaal toegelaten tot een beroepsopleiding, worden zij in korte tijd goede leerlingen en halen ze diploma’s. Een gunstig bijverschijnsel is dat er ook veel meisjes gebruik maken van onze beurzen, en ik heb de indruk dat het een redelijk goed middel is tegen tienerzwangerschappen.. 7. Aardappelproject Na het mislukken van een aardappeloogst in de Andes is dit project opgezet. Mensen – ouderen en jongeren – in de dorpen herontdekken de verschillende aardappelsoorten, waar Peru van oudsher zo rijk aan is. HoPe werkt hier samen met het Centraal Aardappelinstituut te Lima. Het ‘voorlichtingsmateriaal’ over de aardappelteelt, dat in dit project is gemaakt, wordt niet alleen gebruikt op scholen naar ook in de praktijk. In het materiaal zijn concrete adviezen opgenomen voor de teelt. Het is ook te gebruiken bij speciale voorlichtingsactiviteiten, bijvoorbeeld van de overheid. Het eerste onderwijsmateriaal met mooie foto’s is er inmiddels. Er is ook filmmateriaal en er zijn folders. 8. Nazorg bij brandwonden Gezondheidszorg zit van oudsher in het werk van HoPe. Zo is er in het verleden veel gedaan aan de nazorg bij brandwonden. Brandwonden komen veel voor, want in de huizen wordt nog met open vuur gewerkt, om aardappelen te koken bijvoorbeeld. Het koken duurt langer dan op zeeniveau. Kinderen lopen veel gevaar, ook door onvoldoende preventie. 5
HoPe heeft het vroegere nazorgproject overgedragen aan het ziekenhuis van Cusco. Die overdacht is kennelijk niet goed gegaan. We hebben ervan geleerd. De ruimte en het materiaal lagen lange tijd te verwaarlozen want, zo zegt het ziekenhuis, er is geen geld voor nazorg. Onlangs hebben we het, op dringend verzoek van het ziekenhuis, toch weer opgepakt. Maar dan wel onder strikte voorwaarden. We doen het voor een periode van twee jaar en er is in die periode veel aandacht voor overdracht van kennis en vaardigheden. 9. Jeugd- en vrouwenwerk Hope zet van oudsher groepen op voor kinderen, jongeren en vrouwen. Tegenwoordig doen de jongeren van destijds dit zelf. Zij zijn volwassen geworden en hebben het werk op zich genomen, met een klein aanvullend budget van HoPe. Tot zover HoPe in een klein deel van Peru: de stad Cusco en de omringende bergdorpen hoog in de Andes. Een impressie van het werk in uitvoering in Peru zelf. De vraag is nu: wat gebeurt er vanuit Holanda? Zoals acties op scholen, van verantwoorde ondernemers etc. Maarten Elling Voorzitter HoPe Nederland
6