Tuesday 29 of July 2014
01:13 PM, Pals Rijcken ->
New Babylon
Postbus n756
Bezuidenhoutseweg 57
2502 AT Den Haag
2594 AC Den Haag
telefoon (070) 515 3o 00 www.pelsrijcken.nl
0104125839; Page 1 of 29
Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn advocaten notarissen
Per fax: +31 10 4125839 en per post Loyens & Loeff Mevrouw mr. C.L. Klapwijk Postbus 2888 3000 CW ROTTERDAM
onze ref.
ACR/MPH/10036449
uw ref. inzake Staatssecretaris
A.C. Rop advocaat
EZ / Raad Recreatieschap
Midden Deland
t (070) 515 34 76 f (070) 515 33 55
[email protected]
29 juli 2014
Te uwer kennisneming hierbij een kopie van mijn brief van vandaag aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State alsmede een afschrift van het in die brief genoemde verweerschrift zonder bijiagen. Het verweerschrift met bijlagen zend ik u vandaag per post. Toegezonden door A.C. Rop
Alle werkzaamheden warden verricht op grand van een overeenkomst van opdracht met de naamtoze vennootschap Pets Rijcken & Droogleever Fortuijn N.V. gevestIgd to Den Haag en ingeschreven In het Handelsreglster onder nr. 27283716. Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van toepassing, die zijn gedeponeerd ter griffie rechtbank Den Haag onder nr. 27/2013. Daarin is een aansprakelijkheidsbeperking opgenomen. De algemene voorwaarden warden op verzoek toegezonden of zijn to raadplegen op www.pelsrijcken.nl/algemene-voorwaarden. Kwariteitsrekening
Tuesday 29 of
July 2014 01 :13 PM, Pets Rijcken -> New Babylon Postbus 11756 Bezuidenhoutseweg 57
2502 AT Den Haag
2594 AC Den Haag
telefoon (070) 515 3o 00
0104125839i Page 2 of 29
www.pelstijcken.n1
Pels Rijcken & Droogieever Fortuijn advocates en notorissen
Bezorgen Aan de Hoogedelgestrenge heer Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Postbus 20019 2500 EA Den Haag
onze ref.
ACR/-/10036449
A.C. Rop
uw ref.
201404322/1/A2
advocaat
Staatssecretaris EZ / Raad Recreatieschap
t (070) 515 34 76
Midden-Deftland
f (070) 515 33 55
inzake
ac. ro p@pelsrijcken .n1 29 juli 2014
Hoogedelgestrenge heer, Hierbij zend ik u het verweerschrift in bovenstaande procedure. Een afschrift van deze brief aismede van het verweerschrift stuur ik aan de gemachtigde van de Raad, mr. Klapwijk. Met de meeste hoogachting,
A.C. Rop
Alle werkzaamheden worden verricht op grond van een overeenkomst van opdracht met de naamloze vennootschap Refs Rijcken &Droogleever Fortuijn N.V. gevestigd to Den Haag en ingeschreven in het Handeisregister onder nr. 27283716. Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van toepassing, die zijn gedeponeerd ter grime rechtbank Den Haag onder nr. 27/2013. Daarin is een aansprakelijkheldsbeperking opgenomen. De algemene voorwaarden worden op verzoek toegezonden of zijn to raadplegen op www.pelsrijcken.nl/algemene-voorwaarden. Kwaliteitsrekening notariaat NL72ABNA0213013495. Rekening Stichting Beheer Derdengelden Advocatuur Pals Rijcken & Droogleever Fortuijn NL68ABNA0257546073.
Pets Rijcken -> Tuesday 29 of July 2014 01:13 PM, 0104125839; Page 3 of 29
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Nr. 201404322/1/A2
Verweerschrift
inzake
Staatssecretaris van Economische Zaken van wie de zetel is gevestigd te Den Haag,
verweerder gemachtigde: mr. A.C. Rap tegen
Raad van het Recreatieschap MiddenDelfland waarvan de zetel is gevestigd te Den Haag,
appellant gemachtigden: mrs. M.W.F. Oosterhuis en Klapwijk
Pets Rijcken & Droogleever Fortuijn advocaten en notarissen
Pals Rlicken -> 01041258395 Page 4 of 29 Tuesday 29 of July 2014 01:13 PM,
2/27
1 Inteiding 1.1 Dit geschil gaat over de uittredingsvergoeding die het Rijk volgens de Raad van het Recreatieschap Midden-Deifland (hierna: de Raad) verschuldigd zou zijn in verband met de uittreding van het Rijk uit het Recreatieschap Midden-Delfland. De Raad heeft de uittredingsvergoeding bepaald op een bedrag van ruim € 51 miljoen. 1.2 De staatssecretaris heeft zich in bezwaar en beroep primair op het standpunt gesteld dat het Rijk geen uittredingsvergoeding verschuldigd is en heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat als wel een uittredingsvergoeding verschuldigd is, die aanzienlijk lager dient te warden vastgesteld dan op ruim € 51 miljoen, Dat standpunt baseert de staatssecretaris op het felt dat, dankzij de jarenlange bijdragen van het Rijk, het Recreatieschap financieel ruim voldoende buffers heeft om de uittreding van het Rijk op te vangen gedurende de in uw rechtspraak aangehouden overbruggingsperiode van vijf jaren. In die vijf jaren zal het Recreatieschap zich moeten aanpassen aan de nieuwe situatie. De door de Raad ingestelde onafhankelijke, ter zake deskundige bezwaaradviescommissie heeft het standpunt van de staatssecretaris onderschreven en geadviseerd het primaire besluit te herroepen. De Raad heeft dat advies in het besluit op bezwaar echter naast zich neergelegd. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het daartegen gerichte beroep gegrond verklaard en het besluit op bezwaar vernietigd. 1.3 De staatssecretaris had gehoopt dat er met de uitspraak van de rechtbank een einde zou komen aan de juridische procedures tussen partijen en betreurt het dat deze procedure bij uw Afdeling nodig is. De staatssecretaris heeft, anders dan de Raad wil doen voorkomen, steeds aangedrongen op een minnelijke oplossing en heeft in dat kader oak onverplicht een substantleel financieel aanbod van bijna € 5 miljoen gedaan, dat echter door het Recreatieschap is afgewezen. In bezwaar heeft de staatssecretaris aan de bezwaaradviescommissie verzocht aanknopingspunten te bieden voor een minnelijke oplossing. De bezwaaradviescommissie heeft aan dat verzoek gehoor gegeven maar de Raad heeft dat genegeerd en blijft onverkort vasthouden aan een uittredingsvergoeding van ruim € 51 miljoen. 1.4 De staatssecretaris zal hieronder haar standpunt uiteenzetten en toelichten dat en waarom de rechtbank het besluit op bezwaar terecht heeft vernietigd. Alvorens dat te doen zal de staatssecretaris de feiten en achtergronden uiteenzetten. Afgesloten wordt met een conclusie strekkende tot bevestiging van de aangevallen uitspraak.
Pels Rlicken & Droogleever Fortutjrt advocaten en notarissen
Tuesday 29 of July 2214 01:13 PM, Pets RI)oken -> 0104125839; Page 5 of 29
3/27
2 Felten en achtergronden Inleidende opmerkingen 2.1 De staatssecretaris zet in het onderstaande vrij uitvoerig uiteen welke stappen er zijn doorlopen in de procedure. Enerzijds krijgt uw Afdeling daarmee een compleet beeld van de aanloop naar deze appelprocedure. Anderzijds laat die aanloop zien dat de staatssecretaris zich steeds bereid heeft getoond tot overleg en daarbij bij wijze van minnelijke regeling zowel (onverplicht) een substantleel financleel aanbod heeft gedaan als aangeboden heeft om eventuele belemmeringen voor het Recreatieschap in de sfeer van de erfpacht weg to nemen. Achtergronden en procedureverloop 2.2 Het Recreatieschap Midden-Delfland is een gemeenschappelijke regeling die in 1983 is opgericht op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen.1 Tot 1 januari 2012 nam het Rijk deet in het Recreatieschap Midden-Delfland samen met de Provincie ZuidHolland en de gemeenten Delft, Vlaardingen, Schiedam, Rotterdam, Maassluis, Midden-Delfland (voorheen Maasland en Schipluiden) en de gemeente Westland (voorheen De Lier). Het Rijk heeft 75% van de kosten van aankoop en inrichting van het gebied voor zijn rekening genomen en heeft jaarlijks een bijdrage ter grootte van 50% van (het tekort in) de exploitatiebegroting betaald. 2.3 In het regeerakkoord van het vorige kabinet is neergelegd dat per terrein ten hoogste twee bestuurslagen betrokken zijn bij hetzelfde onderwerp en dat de kerntaak voor ruimte en natuur bij de provincies is gelegen. Ter uitvoering daarvan is de bijdrage aan het Recreatieschap Midden-Delfland per 2012 beeindigd. Zie het Regeerakkoord Vrijheid en verantwoordelijkheid, biz. 5 (http://www.rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-enpublicaties/rapporten/2010/09/30/regeerakkoord-vvd-cda/regeerakkoordvvd-cda.pdf) Nadlen is het regeerakkoordverder uitgewerkt in afsprakenkaders. Wat betreft de kernverantwoordelijkheden van de verschillende bestuurslagen zijn relevant de bestuursafspraken 2011-2015 tussen Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen (Kamerstukken II 2010/11, 29 544, nr. 336). Zie t.a.v. het profiel van gemeenten (incl recreatie) en provincies de punten 2.2 en 2.3 van het onderhandelingsakkoord dat deet uitmaakt van de bestuursafspraken. Onder het kabinet Rutte I is behalve het gebiedsgerichte beleid (natuur, landschap, ruimte e.d.) ook het regionale
1
Zie voor de tekst van de gemeenschappelijke regeling bijlage 1.
Pets Rijcken & Droogleever Fortuijn advocaten en notarissen
Tuesday 29 of July 2014 01:13 PM, Pets Rlicken -> 0104125E139; Page 6 of 28
4/27
economische beleid naar de provincies gedecentraliseerd. In het bestuursakkoord natuur is o.m. 'recreatie om de stad', 'overige natuur' en 'landschap generiek' als vervallen rijkstaak aangemerkt (het 'bestuursakkoord natuur' is het samenstel aan afspraken neergelegd in het onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur d.d. 20 september 2011 [Kamerstukken II 2011/12, 30 825, nr. 107], het op 7 december 2011 gesloten aanvullende akkoord [Kamerstukken II 2011/12, 30 825, nr. 143] en de op 8 februari 2012 gemaakte uitvoeringsafspraken [Kamerstukken II 2011/12, 30 825, nr. 153]); in het natuurpact (Kamerstukken II 2013/14, 33 576). Het huldige kabinet vaart geen andere koers, zoals moge blijken uit het regeerakkoord "Bruggen slaan" (http://www.rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-enpublicaties/rapporten/2012/10/29/regeerakkoord/regeerakkoord.pdf). 2.4 Bij brief van 17 december 2010 heeft de staatssecretaris aan de Raad meegedeeld dat het Rijk per 31 december 2011 uit de gemeenschappelijke regeling Recreatieschap Midden-Deland (hierna: GR) zal treden.2 Daarbij heeft de staatssecretaris vermeld graag op korte termijn met de Raad in overleg te treden om de voorwaarden voor uittreding te bespreken. 2.5 Bij brief van 11 januari 2011 heeft het dagelijks bestuur van het Recreatieschap Midden-Delfiand de staatssecretaris uitgenodigd om zijn brief van 17 december 2010 mondeling te komen toelichten. 2.6 Bij brief van 2 maart 2011 heeft de staatssecretaris aan het dagelijks bestuur te kennen gegeven geen behoefte te hebben aan een mondelinge toelichting. Verder heeft de staatssecretaris aangedrongen op vervolgoverleg over de voorwaarden van uittreding met als doel op constructieve wijze overeenstemming te verkrijgen over die voorwaarden. 2.7 Bij brief van 21 maart 2011 (verzonden op 31 maart 2011) heeft de Raad meegedeeld te hebben besloten om 'op basis van artikel 39 van de gemeenschappelijke regeling, om de volgende voorwaarden te stellen waaronder het Rijk als deelnemer van het Recreatieschap Midden-Delfland kan uittreden. De reele schadeloosstelling zal warden berekend op basis van de volgende voorwaarden: • De financiele bijdrage van de overige deelnemers stijgt niet naar aanleiding van de uittreding van het Rijk; • De balanspositie van het schap wordt niet negatief beinvloed;
2 Zie voor deze brief en verdere stukken die onderdeel uitmaken van het procedurevertoop, de bijiagen bij het beroepschrift.
Pets Rijcken & Droogleever Fortuijn advocaten en notarissen
Pets Rijoken -> 0104125838; Page 7 of 28 Tuesday 29 of July 2014 01:13 PM,
5/27
• Het ijkmoment voor de uittreding ten aanzien van de besluitvorrning en het voorzieningen- en kwaliteitsniveau van natuur en recreatie is bepaald op 1 januari 2011, daarbij is inbegrepen de voorgenomen overdracht van gronden in het kader van de reconstructie; • Conform de gemeenschappelijke regeling treedt het Rijk op zijn vroegst per 1 januari 2013 uit (artikel 39 lid 3); • Uittreding van het Rijk mag niet ten koste gaan van de continufteit van het schap.' 2.8 Bij brief van 11 april 2011 heeft de staatssecretaris de Raad uitgenodigd voor overleg over de voorwaarden voor uittreding. Daarbij is vermeld dat het voor het Rijk om te kunnen instemmen noodzakelijk is dat voor 1 juli 2011 overeenstemming wordt bereikt over de voorwaarden van uittreding. 2.9 Bij brief van 29 april 2011 heeft de staatssecretaris zijn standpunt met betrekking tot de voorwaarden voor uittreding uiteen gezet met het oog op een overleg op 16 mei 2011. Daarbij is aangegeven dat, gelet op de financiele positie van het Recreatieschap Midden-Delfland, geen financiele regeling met betrekking tot de uittreding behoeft te worden getroffen. Verder is daarbij vermeld dat het Rijk niet meer zal deelnemen aan de vergaderingen van het Recreatieschap Midden-Delfland. 2.10 Bij brief van 7 juli 2011 heeft de Raad de staatssecretaris uitgenodigd voor een gesprek omdat volgens hem 'op ambtelijk niveau geen ruimte bestaat om aan de gestelde voorwaarden te voldoen'. In dit gesprek dienen volgens de Raad de uittredingsvoorwaarden te worden geconcretiseerd. 2.11 Bij brief van 1 november 2011 heeft de staatssecretaris vastgesteld dat een aantal overleggen over de voorwaarden niet tot vooruitgang heeft geleid en dat niet blijkt dat het Recreatieschap Midden-Deifland zich voorbereidt op de uittreding van het Rijk. Verder heeft de staatssecretaris laten weten bereid te zijn mee te werken aan een "zachte landing" door een bedrag van € 4,8 miljoen ter beschikking te stellen voor de periode 2011-2014. De Read is uitgenodigd voor nader overleg hierover. 2.12 Bij brief van 2 december 2011 heeft de staatssecretaris aan de Raad te kennen gegeven zijn voorstel van 1 november 2011 te handhaven tot 31 december 2011. Voorts is erop gewezen dat het Rijk per 31 december 2011 uit het schap treedt. 2.13 Bij brief van 9 december 2011 heeft De Raad het voorstel van de Staatssecretaris afgewezen onder verwijzing naar de voorwaarden uit de brief van 21 maart 2011. 2.14 Bij brief van 20 december 2011 heeft de staatssecretaris aan de Raad meegedeeld dat de uittreding van het Rijk per 31 december 2011 een felt is maar dater weliswaar randvoorwaarden of uitgangspunten zijn genoemd maar nog geen besluit is genomen over de concrete voorwaarden voor uittreding. Voorts is daarbij aangegeven dat voor
Pets Rijcken & Droogleever Fortuijn advocaten on notarissen
Tuesday 29 of July 2014 01:13 PM, Pels Rijcken -> 0104125839; Page 8 of 29
6/27
zover de brief van 21 maart 2011 als besluit moet warden beschouwd, daartegen bij brieven van 11 april en 29 april 2011 bezwaar is gemaakt en dat voor zover de brief van 9 december 2011 als besluit moet warden beschouwd daartegen bij deze brief bezwaar wordt gemaakt. 2.15 Bij besluit van 27 maart 2012 (aan de staatssecretaris verzonden op 12 april 2012) heeft de Raad zich op het standpunt gesteld dat de brief van 21 maart 2011 een besluit is waartegen het Rijk geen bezwaar heeft gemaakt zodat dit besluit formele rechtskracht heeft. Voorts heeft de Read zich op het standpunt gesteld dat slechts administratief beroep open staat bij het college van gedeputeerde staten van ZuidHolland maar dat de beroepstermijn daarvoor is verstreken. Verder stelt de Read zich op het standpunt dat de eerdere brieven van de staatssecretaris niet als bezwaar kunnen warden aangemerkt. De Raad heeft de brieven van de staatssecretaris daarom niet ter behandeling als beroepschrift aan gedeputeerde staten van Zuid-Holland doorgezonden. De Read heeft verder vermeld dat de uittredingsvergoeding nu zal warden bepaald op basis van de voorwaarden die in de brief van 21 maart 2011 zijn gesteld en dat daarover een afzonderlijk besluit zal warden genomen. Ten slotte heeft de Raad gesteld dat het Rijk op grond van de brief van 21 maart 2011 per 1 januari 2013 uittreedt en dat het Rijk dus tot die datum deelnemer in het schap blijft. 2.16 Tegen het besluit van 27 maart 2012 heeft de staatssecretaris beroep ingesteld. Dat beroep is bij uitspraak van 4 december 2012 (AWB 12/4167) gegrond verklaard en het besluit van 27 maart 2012 is vernietigd. De rechtsgevolgen van het besluit van 27 maart 2012 zijn echter in stand gelaten omdat het bezwaar van de staatssecretaris tegen de brief van de Raad van 21 maart 2011 terecht niet-ontvankelijk is verklaard nu die brief geen besluit is. Ten onrechte suggereert de Raad in randnummer 30 van het hogerberoepschrift3 dat zijn brief van 27 maart 2012 geen besluit is. De rechtbank heeft het besluitkarakter van die brief bij uitspraak van 4 december 2012 vastgesteld. Tegen die uitspraak heeft de Read geen hoger beroep ingesteld, zodat van het daarin gegeven oordeel uit dient te warden gegaan. 2.17 Bij brief van 3 mei 2012 heeft de staatssecretaris te kennen gegeven dat de brief van 21 maart 2011 geen besluit is omdat dat niet is gericht op rechtsgevolg, er is onderhandeld over de voorwaarden voor uittreding, er geen rechtsmiddelenclausule was opgenomen en omdat de Raad nog een besluit over de hoogte van de uittredingsvergoeding zal gaan nemen. Verder is aangegeven dat als de brief van 21 maart 2011 wel als besluit moet warden aangemerkt de brieven van 11 en 29 april 2011 inhoudelijk als bezwaarschrift moeten warden aangemerkt en dat deze daarom
3 Evenals
in het besluit op bezwaar, p. 2.
Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn advocaten en notarissen
Tuesday 29 of July 2014 01:13 PM, Pels Rijcken -> 0104125839, Page 9 of 29
7/27
als beroepschrift hadden moeten worden doorgestuurd naar het college van gedeputeerde Staten van Zuid-Holland. Verzocht is daarom die brieven en de brief van 20 december en de brief van 3 mei 2012 alsnog door te sturen indien het standpunt wordt gehandhaafd dat de brief van 21 maart 2011 een besluit is. Verder is vermeld dat het voorstel voor een vergoeding van € 4,8 miljoen is vervallen, dat de uittreding per 1 januari 2012 heeft plaatsgevonden en dat de Raad het tijdstip van uittreden niet bij wijze van uittredingsvoorwaarde kan vaststellen. 2.18 Bij brief van 29 mei 2012 heeft de Raad de staatssecretaris ervan op de hoogte gesteld dat de Raad op 28 juni 2012 zal besluiten over de hoogte van de uittreedsom van het Rijk. De Raad heeft de staatssecretaris in gelegenheid gesteld om voorafgaand aan die datum in overleg te treden. 2.19 Bij brief van 7 juni 2012 heeft de staatssecretaris aan de Raad laten weten graag gebruik te maken van de geboden gelegenheid tot overleg over het voorgenomen besluit van de Raad over de hoogte van de uittreedsom van het Rijk. 2.20 Bij besluit van 29 juni 2012 heeft de Raad 'op basis van de uittreedvoorwaarden uit het besluit van 21 maart 2011' de hoogte van de uittreedvergoeding (`de afkoopsom') vastgesteld op een bedrag van € 51.267.246,00. 2.21 Tegen dit besluit heeft de staatssecretaris bezwaar gemaakt. 2.22 De Raad heeft een onafhankelijke bezwaaradviescommissie benoemd met als voorzitter prof. mr. B.J. van Ettekoven en als leden prof. mr. H.R.B.M. Kummeling en mr. A.7. Coster RA. 2.23 Op 5 november 2012 heeft een ambtelijk overleg plaatsgevonden tussen de Raad en de staatssecretaris om te bezien of een minnelijke oplossing mogelijk was. Dat overleg heeft niet tot het beoogde resuitaat geleid. 2.24 Op 8 november 2012 heeft een hoorzitting plaatsgevonden van de bezwaaradviescommissie waarin de staatssecretaris en de Raad hun standpunten voor de commissie hebben toegelicht. Een versiag daarvan is als bijiage bij het besluit op bezwaar gevoegd. 2.25 De bezwaaradviescommissie heeft op 12 december 2012 haar advles uitgebracht (bijiage bij het besluit op bezwaar). De commissie adviseert de Raad tot herroeping van het besluit van 29 juni 2012. De commissie overweegt daartoe - kort samengevat - als volgt: - op grond van artikel 39 van de GR is het Rijk per 1 januari 2012 uitgetreden; - omdat het besluit van 29 juni 2012 is gebaseerd op de voorwaarden uit de brief van 21 maart 2012, moeten die voorwaarden in bezwaar worden heroverwogen;
Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn advocaten en notarissen
Tuesday 28 of July 2014 01:13 PM, Pets Rijcken -> 0104125839; Page 10 of 29
8/27
- de commissie is van oordeel dat de voorwaarden niet rebel en redelijk zijn en dat deze daarom niet ten grondsiag kunnen worden gelegd aan het besluit van 29 juni 2012; - de commissie adviseert de Raad nieuw beleid met betrekking tot het gebied te formuleren en een nieuw besluit over de uittreedvoorwaarden te nemen indien/wanneer zicht bestaat op de kosten en inkomsten die samenhangen met dat nieuwe beleid. 2.26 Bij besluit op bezwaar heeft de Raad het advies van de bezwaaradviescommissie naast zich neergelegd en het bezwaar ongegrond verklaard. De Raad handhaaft de bij besluit van 29 juni 2012 vastgestelde 'afkoopsom' van ruim eenenvijftig miljoen euro.4 2.27 Het tegen dat besluit door de staatssecretaris ingestelde beroep is bij de aangevallen uitspraak geheel gegrond verklaard en het besluit op bezwaar is vernietigd. Tegen die uitspraak is het hoger beroep van de Raad gericht, 3 Standpunt staatssecretaris 3.1 De staatssecretaris heeft haar standpunt in bezwaar en beroep al uitvoerig uiteengezet. Hij verwijst daarom in de eerste pleats naar die processtukken.5 Hieronder zal de staatssecretaris haar standpunt nog eens kort samenvatten. 3.2 Zoals hiervoor al aan de orde kwam, is het Rijk uit de GR getreden omdat het beleidsterrein ruimte en natuur een kerntaak van de provincies is. Aangezien de provincie Zuid-Holland naast een aantal gemeentes ook deelnemer is in de GR, werd bemoeienis van het Rijk niet !anger noodzakelijk en wenselijk geacht. De staatssecretaris is vervolgens in overleg getreden met de Raad over het vaststeilen van de voorwaarden voor uittreding. Het standpunt van de staatssecretaris is steeds geweest dat een financiele regeling niet noodzakelijk is, omdat de GR over voldoende financiele middelen beschikt om zich op de nieuwe situatie in te stelien. Daarbij is de vaste rechtspraak van uw Afdeiing van belang op grand waarvan alleen schade die het directe gevoig is van de uittreding behoeft te worden vergoed en voor eventuele toekomstige schade een overbruggingsperiode van vijf jaren geldt. De financiele positie van de GR is zodanig gunstig dat er ruim voldoende middelen zijn voor die overbruggingsperiode. Aangezien het Rijk bijna 30 jaar lang voor 50% heeft voorzien in de financiele middelen van de GR en daardoor een bijzonder gunstige financiele positie is opgebouwd, stelt de staatssecretaris zich op het standpunt dat geen uittredingsvergoeding is verschuldigd.
4 Bijlage
2. De gronden van bezwaar (bijlage 3) en beroep (bijlage 4), de reactie op het verweerschrift in beroep (bijlage 5) en de pleitnota's in bezwaar (bijlage 6) en beroep (bijlage 7) . 5
Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn
advocaten en notarissen
Tuesday 29 of July 2014 01:13 PM, Reis Rijoken -> 0104125839; Page 11 of 29
9/27
3.3 In het bezwaarschrift heeft de staatssecretaris over die financiele situatie het volgende opgemerkt: "In 2010 is reeds (op basis van de jaarstukken 2009 cq. balanspositie eind 2009/ begin 2010) een analyse gemaakt van de financiele positie van het schap op dat moment. Hieruit kwamen o.a. de volgende punten naar voren: 1. Ultimo 2009 was het balanstotaal € 25 min., bestaande aan de activakant uit vaste en vlottende activa 6 € 4,1 min. en € 20,9 min. aan liquide middelen. Aan de passivakant bestond de baians op dat moment uit een eigen vermogen van € 10 min., voorzieningen van € 13,2 min. en schulden ter waarde van € 1,8 min. 2. In de gemeenschappelijke regeling is bepaald dat (voormalig) LNV 50% van de deeInemersbijdrage6 (ter dekking van de exploitatielasten) voor zijn rekening neemt (in 2010 ca. € 1,5 min.). 3. Hieruit volgt tevens dat 50% van het balanstotaal bij eventuele iiquidatie van het recreatieschap en scheiding van de boedel aan ELM toekomt, met uitzondering van de post(en) in relatie tot DOP/NOAP7. Inmiddels zijn meer actuele analyses te maken van de financiele positie van het schap op basis van de beschikbare jaarcijfers over 2010 en over 2011. De jaarcijfers over 2009, 2010 en 2011 geven samengevat en afgerond het volgende beeld:
ACT/VA
Eind 2009
Eind 2010
End 2011
Vaste en vlottend
4,1 min.
3,9 min.
3,4 min.
activa Liquide middeien
20,9 min.
20,3 min.
20,3 min.
overig
-
0,3 min.
0,3 min.
Totaal
25 min.
24,5 min.
24 min.
PASSIVA Eigen vermogen
10 min.
10 min.
9,2 min.
voorzieningen
13,2 min.
13,6 min.
13,4 min.
schulden
1,8 min.
0,9 min.
1,4 min.
Totaal
25 min.
24,5 min.
24 min.
Hieruit blijkt dat de financiele positie van het schap over deze jaren nagenoeg onveranderd is gebieven en dat deze niet alleen uitermate gezond te noemen is, maar ook een bovenmatig goed gevuide pot van voorzieningen en eigen vermogen kent.
6 Andere betalende deelnemers zijn: Gemeente Westland, Provincie Zuid-Holland, gemeente Delft, gemeente Midden-Delfland, Gemeente Maassluis/Schiedam/Viaardingen, 7 Milieuprojecten 1.v.m. verontreinigde grond in de noordpunt van Oost-Abts woudsepolder (DOP/NOAP) die zijn bekostigd door de gemeente Rotterdam.
Pets Rijcken & Droogleever Fortuijn advocaten en notarissen
Tuesday 29 of
July 2014 01:13 PM, Pets Rijoken -> 0104125839, Page 12 of 29
10/27
De aanwezige hoeveelheid liquide middelen komt overeen met bijna 7 keer de totale jaarexploitatie (jaarlijks ruim € 3 min.). Het eigen vermogen bedraagt bijna 7 keer de jaarlijkse Rijksbijdrage (sinds 2010 ruim € 1,5 min.). Het Recreatieschap beschikt dan ook over ruim voldoende middelen voor een overbruggingsperiode van vijf Jaren. De bij het schap aanwezige middelen bieden het Recreatieschap voldoende tijd om de weggevallen bijdrage van het Rijk in die periode op to vangen. Als vergelijking is destijds ook een financieel overzicht opgesteld van een aantal vergelijkbare instellingen. Deze vergelijking bevestigde het beeld dat er bij Midden Delfland veel middelen in reserves en voorzieningen zat en er veel liquide middelen voorhanden waren.
Vergelijking van de balanspositie Midden Delfland tom, vergelijkbare instellingen Instelling
Jaarlasten
Balanstotaal
gewone
Eigen
Voorzieningen
vermogen
Liquide middelen
bedrijfsvoering Midden Delfland
3,7
25,0
10,0
13,2
20,9
Usseimonde
3,5
7,8
2,6
1,6
4,4
Drenthe*
1,9
0,7
0,5
-
0,3
Utrechtse
2,0
3,0
1,5
0,4
0,7
148,1
162,7
69,6
4,2
68,8
heuvelrug Staatsbosbeheer
Bedragen in miljoenen euro's o.b.v. jaarcijfers 2009 * O.b.v. cijfers 2008. Een andere indicatie/illustratie van de goede balanspositie van het schap is het in de jaarrekening van het schap zelf weergegeven benodigde weerstandsvermogen in relatie tot de daadwerkelijk bij het schap beschikbare weerstandscapaciteit. Het conform eigen regels benodigde weerstandsvermogen bedroeg in 2010 C 122.397 terwijl de beschikbare weerstandscapaciteit werd bepaald op € 1.067.706. Dit betekent een dekkingsratio van 8,7. Een dekkingsratio van het weerstandsvermogen van meer dan 2 krijgt de classificatie 'uitstekend'. Een dekkingsratio van 8,7 is buitenproportioneel. Net benodigde weerstandsvermogen bedroeg in 2011 € 138.676 terwijl de beschikbare weerstandscapaciteit uitkwam op € 1.807,578. Dit betekent een dekkingsratio van 13. De reeds buitenproportionete dekkingsratio van het weerstandsvermogen is dus bovendien van 2010 op 2011 nog eens fors gestegen/verbeterd."
Pets Rijcken & Droogleever Fortuijn advocaten en notarissen
Tuesday 29 of July 2014 01:13 PM, Pels Rijcken -> 0104125839; Page 13 of 29
11/27
3.4 De in het besluit op bezwaar neergelegde stellingen van de Raad over de financiele positie van de GR heeft de staatssecretaris in beroep ontzenuwd.8 De staatssecretaris handhaaft ook in hoger beroep dat de GR over ruim voldoende financiele middelen beschikt om de financiele gevolgen die de uittreding van het Rijk met zich brengen gedurende een overgangsperiode van 5 jaren op te vangen. 3.5 Bij de berekening van de uittredingsvergoeding gaat de Raad ten onrechte uit van toekomstige schade waarvan onduidelijk is of die ooit geieden zal worden. In bezwaar heeft de staatssecretaris daarover opgemerkt: "Het Recreatieschap baseert de hoogte van de in het bestreden besluit vastgesteide vergoeding grotendeels op langlopende verplichtingen op grond van erfpacht. Daarbij gaat het Recreatieschap ervan uit dat in zoverre sprake is van onvermijdeiijke kosten die niet zijn te mitigeren. Verder baseert het Recreatieschap zich op afkoop van beheertaken voor 40 jaar respectievelijk voor eeuwig. Die uitgangspunten zijn onjuist. De staatssecretaris wijst er om te beginnen op dat het uitgangspunt van de hiervoor aangehaalde rechtspraak is dat alleen schade die het directe gevolg is van de uittreding behoeft te worden vergoed en dat voor eventuele toekomstige schade een overbruggingsperiode van vijf jaren geldt. Reeds daarom kan niet worden uitgegaan van 40 jaar respectievelijk voor eeuwig. Daarbij merkt de staatssecretaris bovendien op dat volstrekt onzeker is of de door het Recreatieschap in zoverre gestelde schade ooit zal optreden. Kennelijk gaat het Recreatieschap ervan uit dat het eeuwig zal bestaan en ook voor eeuwig belast zal blijven met het beheer van gronden in het werkgebied. Dat is echter maar de vraag. In ieder genal kan dat uitgangspunt niet worden gehanteerd bij het bepalen van eventuele rechtstreekse schade als gevolg van de uittreding door het Rijk." 3.6 In beroep heeft de staatssecretaris dat als volgt aangevuld: "Zoals hiervoor uiteen gezet zal de Raad, in het Licht van de geldende rechtspraak, mitigerende maatregelen moeten nemen om het uittreden van het Rijk op te vangen. Die mitigerende maatregelen kunnen onder meer inhouden dat bestaande beheers- en toezichttaken worden verminderd en de daarmee gepaard gaande kosten worden teruggebracht. Maar ook afgezien daarvan acht de staatssecretaris het onrealistisch om er zonder meer van uit te gaan dat het Recreatieschap de komende 40 dan wel 60 jaar op volstrekt ongewijzigde wijze de beheer- en toezichttaken die het thans uitvoert zal blijven uitvoeren. Dat betekent dat een groot deel van de door het
Zie randnummers 3.20 t/m 3.22 van het beroepschrift en randnummers 13 t/m 15 van de reactie op het verweerschrift.
8
Pels Rijcken & Droogleever Fortuiln advocaten en notarlssen
Tuesday 29 of July 2014 01:13 PM, Pets Rijcken -> 0104125839, Page 14 of 29
12/27
Recreatieschap opgevoerde `schade' speculatief van aard is omdat volstrekt onzeker is of die schade ooit zal warden geleden. Op die basis kan de hoogte van de uittreedvergoeding dan oak niet steunen. Lilt de nota Toekamstig beheer van de recreatiegebieden van gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland van 24 april 2012 (als bijlage 19 bijgevoegd) blijkt dat de provincie het beleid ten aanzien van groenrecreatie en de rol van de recreatieschappen daarin gaat herijken. In dat kader wordt onder meer onderzocht op welke wiize het beheer van aroene recreatie bestuurlijk kan worden opgeschaald door het samenvoegen van recreatieschappen. Verder wil de orovincie het beheer van recreatieaebieden aan de gemeenten overiaten en staat de provincie positief tegenover maatschappelijke en commerciele initiatieven in de recreatiegebieden, zolang die de toegankelijkheid niet beperken. Het beleid ten aanzien van recreatiegebieden zoals Midden-Delfland en de bestuurlijke aansturing daarvan is dus volop in beweging." 3.7 Tussen de staatssecretaris en de Raad is in bezwaar en beroep discussie ontstaan over de vraag welke mogelijkheden de Raad heeft om zich in te stellen op de nieuwe situatie. Het standpunt van de staatssecretaris is daarbij dat het niet aan hem maar aan de Raad is om zich daarop te bezinnen. Het is dus niet aan de staatssecretaris om zich uit te laten over de vraag of de inkomsten verhoogd zouden moeten worden door meer commerciele expioitatie of door verhoging van de bijdragen van de deelnemers of over de vraag of de kosten zouden moeten worden verlaagd. Er gelden vanuit het Rijk geen beleidsmatige beperkingen meer bij het beheer van het gebied. Voor zover in bepalingen van erfpachtcontracten nog wordt verwezen near vervallen beleid, hebben die bepalingen geen betekenis meer. Concreet: handelen in strijd met het Rijksbufferzonebeleid is niet mogelijk nu dat beleid niet meer bestaat. Verder is in de erfpachtcontracten geen sprake van resultaats- maar van inspanningsverplichtingen. Het Rijk kan en zal in zoverre dan oak geen nakoming verlangen van de erfpachtcontracten. Voor zover er uit de erfpachtcontracten nog wel belemmeringen voortvloeien, heeft de staatssecretaris herhaaidelijk aangegeven dat de bereidheid bestaat die contracten aan te passen zodat eventuele belemmeringen worden opgeheven. De Raad heeft echter niet concreet kunnen maken welke belemmeringen er zijn. Overigens merkt de staatssecretaris op dat de Raad in hoger beroep schermt met hectares en percentages die de indruk wekken alsof 80% van het gebied door het Rijk in erfpacht is gegeven aan de GR. Dat is onjuist. Het gebied beslaat 1400 hectare waarvan 1100 hectare eigendom is van het Rijk en 300 hectare eigendom is van de GR. In totaal is 500 hectare in erfpacht uitgegeven aan de GR. De overige 600 hectare die eigendom is van het Rijk is niet in erfpacht bij de GR maar wordt wel door de GR beheerd in de
Pets Rijeken & Droogieever Fortuijn advocaten en notarissen
Pels Rijoken -> 0104125839; Page 15 of 29 Tuesday 29 of July 2014 01:13 PM,
13/27
verwachting dat de gronden in erfpacht aan de GR zullen warden uitgegeven. Dat beheer vindt echter plaats op vrijwillige basis zonder dat daarvoor een juridische titel bestaat. Kennelijk (zie randnummer 52 van het hogerberoepschrift en het Countus-rapport in bijlage 2 daarbij) wil de Raad oak die gronden in zijn schadeberekening betrekken. Vanzelfsprekend kan dat niet. De GR is immers niet verplicht tot het beheer van die 600 hectare zodat geen sprake is van door de uittreding veroorzaakte, onvermijdelijk schade. Voor zover de Raad vooruitloopt op de uitgifte in erfpacht van die gronden, merkt de staatssecretaris op dat moet worden uitgegaan van de situatie ten tijde van de uittreding van het Rijk per 1 januari 2012. 3.8 De Raad probeert ook in hoger beroep het beeld neer te zetten dat het Rijk wel de lusten wil maar niet de lasten. Dat beeld in onjuist en is door de staatssecretaris in haar reactie op het verweerschrift bij de rechtbank als volgt weerlegd: "Wat de Raad verder uit het oog verliest, is dat het Recreatieschap een aanzienlijke opperviakte aan gronden van het Rijk in erfpacht heeft gekregen tegen een symbolische jaarlijkse canon. De wijze waarop het Recreatieschap de gronden beheert wordt aan hem overgelaten. Door het vervallen van het Rijksbeleid voor het gebied, heeft het Recreatieschap vrijwel onbeperkte gebruiksmogelijkheden voor de gronden. Tot die mogelijkheden behoren, als gezegd, ook commerciele exploitatievormen. Welke keuzes het Recreatieschap daarin maakt is aan de Raad. Het is aan de leden van de Gemeenschappelijke Regeling om te bepalen op welke wijze de ruime gebruiksmogelijkheden warden aangewend ten behoeve van de inwoners van hun gemeenten en provincie. Het gaat dan ook niet aan am te stellen dat het Rijk wel de lusten maar niet de lasten wil dragen. De inwoners van de deelnemende gemeenten en provincie hebben de lusten van het recreatiegebied en het is dan ook niet meer dan vanzelfsprekend dat zij daar ook de lasten van dragen. De omvang van die lasten kan door de wijze waarop het gebied wordt gebruikt en beheerd worden beInvloed. Dat de Raad meer commerciele exploitatie van het gebied wellicht onwenselijk vindt en het gebied graag wil blijven beheren zoals dat de afgelopen jaren is gebeurd, is vanuit het perspectief van de Raad misschien begrijpelijk maar niet reeel in het licht van de rechtspraak." 3.9 Tegen deze achtergrond zal de staatssecretaris in de volgende paragraaf de beroepsgronden van de Raad bespreken.
Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn advocaten en notarissen
Tuesday 29 of July 2014 01:13 PM, Pets Rijoken -> 0104125839, Page 16 of 29
14/27
4 Reactie op de beroepsgronden 4.1 De staatssecretaris houdt bij het bespreken van de beroepsgronden de voigorde van het hogerberoepschrift aan. Per onderdeel is aangegeven op welke randnummers van het hogerberoepschrift wordt gereageerd. Inhoudelijk zit er enige herhaling in het verweer van de staatssecretaris omdat in het hogerberoepschrift bepaalde argumenten in verschillende contexten naar voren worden gebracht. Juiste toet.singsmaatstaf9 4.2 Volgens de Raad heeft de rechtbank in rechtsoverweging 4 van de aangevallen uitspraak een onjuiste toetsingsmaatstaf aangelegd. De staatssecretaris kan dat niet volgen, reeds omdat rechtsoverweging 4 geen toetsingsmaatstaf bevat maar een beschrijving van artikel 39, eerste lid, van de GR. Daarbij is het bovendien niet zo dat, zoals de Raad stelt, de rechtbank miskent dat bij uittreding de daaraan door de Raad te verbinden voorwaarden in acht moeten worden genomen. Dat staat immers met zoveel woorden in het laatste zinsdeel van rechtsoverweging 4, dat echter door de Raad is weggelaten in het citaat van die rechtsoverweging in randnummer 47 van het hogerberoepschrift. 4.3 Verder blijkt uit de uitspraak dat de rechtbank de relevante feiten en achtergronden met betrekking tot de GR niet heeft miskend, maar daarentegen uitdrukkelijk in de overwegingen heeft betrokken. De rechtbank heeft die in de rechtsoverwegingen 1 tot en met 1.11 beschreven. Bij het beoordelen van de door de Raad vastgestelde uittredingssom heeft de rechtbank in rechtsoverweging 9 nog eens uitdrukkelijk vermeld dat de redelijkheid van de uittreedsom wordt beoordeeld 'gelet op de van toepassing zijnde omstandigheden'. Ook hieruit blijkt dat de rechtbank de omstandigheden van het geval niet heeft miskend en bij de beoordeling van de redelijkheid van de uittreedsom heeft betrokken. Verder heeft de rechtbank bij die beoordeling terecht aansluiting gezocht bij de rechtspraak van uw Afdeling. Daarin staat centraal dat alleen de schade behoeft te worden vergoed die rechtstreeks door de uittreding wordt veroorzaakt en dat voor toekomstige schade geldt dat een afbouwperiode van 5 jaren worden gehanteerd. Zoals uit deze rechtspraak volgt, is het dus niet zo dat de Raad een discretionaire bevoegdheid heeft bij het bepalen van de hoogte van de uittreedsom. De rechtbank heeft een juiste toetsingsmaatstaf aangelegd en heeft de bijzondere feiten en omstandigheden bij de toetsing aan die maatstaf betrokken. Deze beroepsgrond treft dan ook geen doel.
9
Reactie op randnummers 46-50 hogerberoepschrift.
Pets Rijcken & Droogleever Fortuijn advocates en notarissen
Tuesday 29 of July 2014 01:13 PM, Pets Rijoken -> 0104125839; Page 17 of 25
15/27
De Raad heeft de uittreedsom niet overeenkomstig de rechtspraak vastgesteldw 4.4 Zoals de staatssecretaris in bezwaar en beroep al uitvoerig uiteen heeft gezet, is de door de Raad vastgestelde uittreedsom niet overeenkomstig de rechtspraak van uw Afdeling vastgesteld. De Raad blijft in hoger beroep voiharden in het standpunt dat dit wel zo is en blijft daarbij grotendeels dezelfde argumenten hanteren. De staatssecretaris zal die argumenten hieronder bespreken. 4.5 Volgens de Raad is de uittreedsom berekend op basis van de directe, reele en niet te mitigeren schade. Dat is niet het geval. De uittreedsom is immers gebaseerd op een `afkoop' voor een periode van 40 jaar respectievelijk eeuwigdurend (60 jaar). Op grond daarvan is het huidige kostenniveau met een factor 40 onderscheidenlijk een factor 60 vermenigvuldigd. Hieruit blijkt duidelijk dat geen sprake Is van directe, reele en niet te mitigeren schade.
R
De staatssecretaris wijst er om te beginnen op dat volstrekt onzeker is of de door de Raad in zoverre gestelde schade ooit zal optreden. Kennelijk gaat de Raad ervan uit dat de GR eeuwig zal bestaan en ook voor eeuwig belast zal blijven met het beheer van gronden in het gebied els recreatiegebied. Dat is echter maar de vraag. Bepaald niet uitgesloten is dat de GR op enig moment wordt opgeheven. Die opheffing kan voortkomen uit financiele redenen maar ook omdat een andere visie wordt ontwikkeid op de gewenste bestemming
van het gebied. • Verder is van belang dat de door de Raad gestelde schade wel degelijk te mitigeren is. Zoals de staatssecretaris in bezwaar en beroep at heeft toegelicht, heeft de GR de mogelijkheid om de inkomsten te verhogen of de kosten te verlagen. De mogelijkheden daartoe heeft de Raad niet serieus onderzocht, aithans daarvan is niet gebleken. Daarbij merkt de staatssecretaris nogmaals op dat het aan de GR is om te bepalen op welke wijze het hoofd wordt geboden aan de gewijzigde omstandigheden sinds de uittreding van het Rijk. Het Rijk is immers uitgetreden en het is aan de achtergebleven deelnemers om te bepalen of de GR in stand blijft en zo ja op welke wijze de kosten kunnen worden beheerst. De Raad blijft dit ontkennen en gaat daarin zelfs zover dat in randnummer 100 van het hogerberoepschrift de rechtbank wordt verweten onvoldoende te hebben vergewist of er verdienmogelijkheden in het recreatiegebied zijn. De staatssecretaris heeft er in bezwaar en beroep op gewezen dat, enders dan de Raad simpeiweg stelt, er mogelijkheden zijn om de inkomsten te vergroten en de kosten te verlagen. De staatssecretaris licht dat nog eens kort toe.
10
Reactle op randnummers 51-57 hogerberoepschrift.
Reis Rijcken & Droogleever Fortuijn advocaten en notarissen
Tuesday 29 of July 2014 01:13 PM, Pets Rijcken -> 0104125839; Page 18 of 29
16/27
Inkomsten Wat betreft de inkomsten wijst de staatssecretaris erop dat de erfpachtcontracten die gelden voor de 500 hectare gronden (en dus niet 1100 hectare zoals de Raad stelt) die aan de GR in erfpacht zijn uitgegeven, uitdrukkelijk ruimte laten voor commerciele exploitatie. Welke vormen daarvan passend worden geacht in het gebied, is aan de Raad om vast te stellen. Er geldt geen Rijksbeleid meer dat belemmerend zou kunnen werken. Zoals hiervoor at aan de orde kwam, kunnen erfpachtcontracten die niettemin belemmerend werken worden aangepast of kan worden toegezegd dat in zoverre geen nakoming zal worden gevorderd. De Raad zal daarover concreet in contact moeten treden en niet kunnen blijven steken in de stelling dat commerciele exploitatievormen niet zijn toegestaan of niet mogelijk zijn. Voor de overige 600 hectare Rijksgrond die de GR (vrijwillig) beheert, gelden geen erfpachtcontracten. Kosten Wat betreft de kosten, blijft de Raad schermen met het Terrein Beheer Model (TBM). Daarbij gaat de Raad er ten onrechte vanuit dat het TBM normatief van karakter is. Het TBM is een beheermodel dat in 2007 is afgesproken op basis van de op dat moment bestaande visie van de deelnemers van de GR op het gebied en mede in het richt van de op dat moment bestaande financiele mogelijkheden. De omstandigheden zijn sindsdien aanzienlijk gewijzigd. Anders dan in december 2007, is het Rijk uitgetreden en geldt er geen Rijksbeleid meer voor het gebied. Het beleid wordt daarentegen geheel overgelaten aan de overige deelnemers aan de regeling. Verder zijn de financiele mogelijkheden aanzienlijk verstechterd. Algemeen bekend mag worden verondersteld dat het Rijk zich voor een aanzienlijke bezuinigingsopgave ziet gesteld. Op alle vlakken moeten organisaties voor natuur, landschap en recreatie inleveren, Subsidierelaties worden beeindigd, beheerbijdragen worden verlaagd en het beheer wordt versoberd.11 De Raad beoogt kennelijk het recreatiegebied Midden-Delfland daarvan te vrijwaren door vast te houden aan het niveau van beheer en het bijbehorende kostenniveau uit 2007. Dat uitgangspunt is niet reeel, zoals oak door de rechtbank (en de bezwaaradviescommissie) is onderschreven. De Raad zal de mogelijkheden moeten onderzoeken om de kosten van beheer te verlagen door dat beheer te versoberen. Dat kan betekenen dat er alleen `kijkgroen' en fietspaden overblijven. De stelling dat dat in strijd zou zijn met het TBM overtuigt niet nu het TBM, als gezegd, niet normatief van karakter is.
Het regeerakkoord Bruggen slaan vermeldt In dat verband: Voor alle natuurbeheerorganisatles geldt dat zlj zo veel mogelijk elgen middelen moeten genereren.
IL
Pals Rijcken & Droogleever Fortuijn advocaten en notarissen
Tuesday 29 of July 2014 01:13 PM, Pelt Rijoken -> 0104125899; Page 19 of 29
17/27
4.6 Reeds omdat geen sprake is van directe, reele en niet te mitigeren schade, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de berekende uittreedsom geen stand kan houden. De staatssecretaris wijst er echter ook nog op dat bij de berekening geen acht is geslagen op de in uw rechtspraak ontwikkelde lijn op grond waarvan voor toekomstige schade geldt dat die beperkt blijft tot een overgangsperiode van 5 jaren. De Raad is daaraan geheel voorbij gegaan en is uitgegaan van schade over een periode van respectievelijk 40 en 60 jaren. De rechtbank is daarin terecht niet meegegaan. 4.7 Wat betreft de onderbouwing van de uittreedsom wijst de Raad op externe rapporten van Countus en de Schadeaccountant. Nu echter de (onjuiste) uitgangspunten van de schadeberekening door de Raad zijn vastgesteld en juridisch van aard zijn, kunnen dergelijke externe schaderapporten de gebreken die aan de schadeberekening kieven niet helen. Overigens wijst de staatssecretaris op haar opmerkingen over beide rapporten in de reactie op het verweerschrift. Zoals daaruit volgt stelt het Countus rapport slechts vast welke gronden in erfpacht zijn uitgegeven en geeft het rapport van de Schadeaccountant slechts weer hoe toekomstige schade in bedrijfseconomische zin berekend moet worden. Dat laatste gaat eraan voorbij dat eerst bepaald moet worden welke schade in juridische zin vergoedbaar is. Daarbij geldt de rechtspraak van uw Afdeling over toekomstige schade bij uittreding uit een gemeenschappelijke regeling. Daarmee is geen rekening gehouden in voornoemd rapport. De staatssecretaris wijst er overigens op dat, zoals hiervoor al kort gememoreerd, niet 1100 hectare gronden door het Rijk aan de GR in erfpacht zijn uitgegeven maar 500 hectare. Dat is op het totaal van 1400 hectare dus geen 77,87% maar 35,71%. Ook daarom kan de schadeberekening geen stand houden. 4.8 De staatssecretaris wijst er verder op dat het standpunt van de Raad (in randnummer 55 van de het hog erberoepschrift) dat een schadeloosstelling voor het Rijk onbespreekbaar is, onjuist is. Het Rijk heeft daarentegen gemotiveerd en op basis van de rechtspraak van uw Afdeling aangegeven waarom een schadeloosstelling niet nodig is, namelijk vanwege de ruime financiele mogelijkheden van de GR die grotendeeis zijn te danken aan de langdurige financiele bijdragen van het Rijk. Die bijdragen zijn kennelijk jarenlang te hoog geweest waardoor de GR veel geld heeft kunnen oppotten. Daarmee heeft het Rijk in feite op voorhand al een uittredingsvergoeding betaald. Overigens wijst de staatssecretaris erop dat het Rijk onverplicht een bedrag van € 4,8 miljoen heeft aangeboden om een szachte landing' mogelijk te maken. Dat aanbod is door de Raad echter afgewezen als seen schijntje'. Het gaat daarom niet aan de staatssecretaris te verwijten `geen euro' over te hebben voor de GR. Wel is het zo dat op de begroting van Economische Zaken geen budget meer is opgenomen voor bijdragen aan de GR. Dat is iets anders dan dat gezegd zou zijn dat er geen geld is voor een schadeloosstelling. Als het Rijk gehouden zou zijn om een schadeloosstelling te betalen, dan worden daarvoor uiteraard middelen beschikbaar gemaakt.
Pels Rijcken & Droogleever Fortutjn advocaten en notarissen
Tuesday 29 of
July 2014 01:13 PM, Pels Rijoken -> 0104125839; Page 20 of 29
18/27
De rechtbank is terecht uitgegaan van een overgangsperiode van 5 jaar i2 4.9 Volgens de Raad (randnummer 56) zou op grand van 'vaste jurisprudentie' ook schade als gevolg van substantiele en langlopende verplichtingen voor vergoeding in aanmerking komen. Op welke 'vaste jurisprudentie' wordt gedoeld, wordt niet duidelijk gemaakt. De staatssecretaris is met die rechtspraak niet bekend, aithans niet voor zover die zou inhouden dat bij toekomstige schade niet uitgegaan zou moeten worden van een overgangsperiode van 5 jaren. 4.10 De Raad probeert, evenals in beroep, het standpunt ingang te does vinden dat bij langlopende verplichtingen een uitzondering zou moeten warden gemaakt op de overgangsperiode van vijf jaren. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen geeft de rechtspraak van uw Afdeling geen aanleiding tot het maken van een dergelijke uitzondering. De overgangsperiode van vijf jaren is immers niet zomaar gekozen, maar houdt verband met de begrotingsperiode van 5 jaren. Na het verstrijken van die periode moet de GR worden geacht voldoende tijd te hebben gehad om zich in te stellen op de veranderde situatie door het inhoudelijke en financiele beleid daarop af te stemmen. Ook de GR hanteert een begrotingsperiode van vijf jaren. De rechtbank heeft daarom terecht aangesloten gezocht bij de rechtspraak van uw Afdeling. 4.11 Volgens de Raad moet steeds warden beoordeeld of sprake is van substantiele, langlopende en niet te mitigeren verplichtingen. Redengevend daarvoor is volgens de Raad (randnummers 66 e.v.) dat het Rijk substantieel bijdroeg in de kosten van de GR, namelijk voor 50%. Dat betekent in feite dat omdat het Rijk bijna 30 jaar 50% van de kosten heeft betaald (en 75% van de kosten van aankoop en inrichting van het gebied voor zijn rekening heeft genomen) niet uitgegaan zou mogen warden van een overgangsperiode van 5 jaren. De staatssecretaris kan die redenering niet volgen. Juist omdat het Rijk bijna 30 jaar fang 50% van de kosten van de GR heeft betaald en daardoor een zeer gunstige financiele positie is opgebouwd, bestaat geen grond om af te wijken van de overgangsperiode van 5 jaren. 4.12 Ook de aard en inhoud van de GR geven geen grond voor een dergelijke afwijking. Voor iedere gemeenschappelijke regeling die voor onbepaalde tijd is aangegaan geldt immers dat een duurzame beleidsinhoudelijke en financiele relatie wordt aangegaan tussen de deelnemers. Bij uittreding van een deelnemer zal die relatie moeten warden ontvlochten. Daarbij zal vrijwel steeds aan de orde zijn dat er langdurige financiele verplichtingen zijn aangegaan, bijvoorbeeld met betrekking tot gebouwen of werknemers. Die verplichtingen zijn niet beperkt tot een begrotingsperiode van vijf jaren, zoals de Raad In feite suggereert. Niettemin blijkt uit de ook door de rechtbank aangehaalde rechtspraak dat in die gevallen mag worden ultgegaan van een overgangsperiode van vijf jaren. Dat betekent dus dat in die vijf jaren door de
12
Reactie op randnummers 58-70 van het hogerberoepschrift.
Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn advocates en notarissen
Tuesday 28 of July 2014 01:13 PM, Pets Rijoken -> 0104125839; Page 21 of 28
19/27
overblijvende deelnemers een oplossing zal moeten worden gevonden voor de financiele verplichtingen die na die periode op de gemeenschappelijke regeling blijven drukken. Ook en juist voor langlopende financiele verplichtingen geldt dus de overgangsperiode van vijf jaren. Zou dat niet zo zijn, dan zou de rechtspraak waarin die periode wordt aangehouden zonder betekenis zijn. 4.13 De staatssecretaris merkt verder op dat de Raad doet voorkomen Cop instigatie van' in randnummer 63) alsof de andere deelnemers aan de GR, tegen hun zin gronden hebben verworven in het gebied en gronden in erfpacht hebben genomen en dat het Rijk hen daarmee nu achterlaat.13 Zoals hiervoor at aan de orde kwam, strekt het recreatiegebied primair ten bate van de inwoners van hun gemeenten en hun provincie. Mede daardoor blijven die gemeenten en die provincie aantrekketijke gebieden om te wonen en te werken. Dat daar kosten tegenover staan, is dan ook niet meer dan redelijk. Zeker als bedacht wordt dat het Rijk 75% van de kosten van aankoop en inrichting van het gebied heeft betaald en bijna 30 jaar 50% van de beheerkosten heeft gedragen en de GR een symbolische erfpachtcanon betaalt. De stetting dat de gronden 'naar hun aard voor de eeuwigheid moeten worden beheerd om duurzaam als recreatiegebied ten aigemene nutte in stand te kunnen blijven14', miskent in de eerste pleats dat het aan de GR is om keuzes te maken over het toekomstige beheer van het gebied en in de tweede plaats dat uitspraken over de eeuwigheid geen uitgangspunt kunnen zijn voor het vaststellen van de directe door de uittreding veroorzaakte schade. 4.14 In het verlengde hiervan wijst de staatssecretaris er opnieuw op dat geen 1100 hectare aan gronden in erfpacht aan de GR zijn uitgegeven en dat de kosten van beheer wet degelijk zijn te mitigeren terwijI ook voldoende mogelijkheden bestaan om de inkomsten te verhogen. Overigens heeft het Rijk nooit te kennen gegeven niet bereid te zijn de gronden die in erfpacht zijn gegeven weer in eigen beheer te nemen. De GR heeft daar ook nooit om verzocht en dat is ook niet wet de deelnemers van de GR beogen. Zij willen het gebied zelf als recreatiegebied blijven beheren op dezelfde voet als dat jarenlang gebeurd is en dat het Rijk daarvoor onverkort blijft betalen. Het Rijk zou, als de GR de wens daartoe heeft, bereid zijn om de erfpacht van gronden te beeindigen en het beheer terug te nemen, in het kader van een door de GR en de deelnemende gemeenten en provincie ontwikketd beleid voor het gebied, dat voorziet in voldoende mogelijkheden om met de gronden inkomsten te genereren voor het beheer van de betrokken gronden.
13 Ook de zinsnede 'de door het Rijk gecreeerde groene bufferzone in de laatste voizin van randnummer 73 suggereert alsof het gebled tegen de zln van de andere deelnemers als recreatiegebied is ingericht. is Laatste voizin van randnummer 63 van het hogerberoepschrift.
Pets RUcken & Droogleever Fortuijn advocaten en notarissen
Tuesday 23 of July 2014 01:13 PM, Pels Rijcken -> 01041258355 Page 22 of 23
20/27
4.15 Verder wijst de staatssecretaris erop dat, anders dan de Raad suggereert, het Rijk bij de uittreding uit andere recreatieschappen geen sschadevergoeding' heeft betaald die grofweg correspondeerde met de deelnemersbijdrage over 25 jaar. De staatssecretaris verwijst in zoverre naar haar brief van 31 oktober 2012 aan de bezwaaradviescommissie van de GR waarin is ingegaan op eerdere 'uittredingen'.15 Zoals daaruit volgt, was in die gevallen sprake van wezenlijk andere omstandigheden met name omdat het Rijk in die gevallen zeker moest stellen dat Internationale verplichtingen (o.g.v. onder meer de Vogel- en Habitatrichtlijn) en beleidsdoelen werden gerealiseerd. Bovendien was het economisch tij op dat moment aanzienlijk gunstiger en was er uitdrukkelijk geld gereserveerd op de begroting voor natuur en recreatie. De staatssecretaris wijst in zoverre ook naar de randnummers 3.25 e.v. van het beroepschrift bij de rechtbank. De rechtbank heeft het standpunt van de staatssecretaris ook in zoverre terecht onderschreven. 4.16 Bij het bepalen van de hoogte van de uittreedsom komt geen zelfstandige betekenis toe aan de omvang van de financiele bijdrage van de uittredende deelnemer. Bepalend is de hoogte van de directe door de uittreding veroorzaakte schade. Daarbij kan de omvang van de financiele bijdrage van de uittredende deelnemer relevant zijn. Dat betekent echter niet dat, zoals de Raad stelt, vanwege de omvang van de bijdrage van het Rijk afgeweken moet worden van een overgangsperiode van vijf jaren. Er zijn bovendien nog meer aspecten die betrokken moeten warden. De staatssecretaris wijst er nogmaals op dat niet uit het oog verloren mag warden dat het Rijk 75% van de kosten van aankoop en inrichting van het gebied heeft gedragen en bijna 30 jaar lang 50% van de kosten van de GR heeft gedragen. Daardoor verkeerde de GR ten tijde van de uittreding van het Rijk in een financieel uitzonderlijk goede positie. In het licht daarvan moet de conclusie worden getrokken dat het Rijk in feite jarenlang aanzienlijk teveel heeft betaald en op voorhand al een uittredingssom heeft betaald. Die omstandigheden laat de Raad ten onrechte buiten beschouwing, terwijI die mede rechtvaardigen dat wordt vastgehouden aan een overgangsperiode van vijf jaren. 4.17 Verder stelt de Raad wel dat een periode van vijf jaren onvoldoende is, maar die stelling is niet onderbouwd. Nergens blijkt uit dat de Raad serieus heeft onderzocht welke maatregelen er nodig en mogelijk zijn om het wegvallen van de bijdrage van het Rijk op te vangen. De Raad kan niet eenvoudigweg blijven steken in de stelling dat het niet mogelijk is om het wegvallen van de bijdrage van het Rijk op te vangen. Het standpunt van de Raad is van meet of aan geweest dat alles 'bij het oude' moet blijven en dat het Rijk daarvoor moet betalen. Dat blijkt ook wel uit de hoogte van de berekende uittreedsom die, zoals de rechtbank in rechtsoverweging 22 terecht heeft overwogen, in feite betekent dat het Rijk zijn deelnemersbijdrage voor een periode van 40 jaren continueert. In financiele zin kan het Rijk daarmee in feite niet uittreden
Bijtage 20 bij het beroepschrlft; zoals daarult blIjk was Wet in aIle gevallen sprake van een uittreding uit een gemeenschappelijke regeling.
15
Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn advocaten en notarissen
Tuesday 29 of July 2014 01:13 PM,
Pals Rijoken -> 0104125639, Page 23 of 29
21/27
terwijI de GR uitdrukkelijk in een uittredingsmogelijkheid voorziet. Het Rijk zou zijn bijdrage gewoon moeten continueren zonder dat nog zeggenschap bestaat over het beleid van de GR. Dat toont aan hoe onredelijk het standpunt van de Raad is. Het Rijk wil geen zeggenschap meer in de GR en wil daarvoor dus ook niet langer betalen, zeker niet in het licht van de uitzonderlijke ruime financiele mogelijkheden van de GR die grotendeels zijn gecreeerd door de langjarige Rijksbijdragen. 4.18 De staatssecretaris merkt over de overgangsperiode van 5 jaren tot slot op dat zelfs als in dit geval van een langere periode zou moeten worden uitgegaan, de stap van 5 jaar naar 40 c.q. 60 jaar vanzelfsprekend veel te groot is. Oak in dat geval kan de door de Raad vastgestelde uittreedsom dus geen stand houden. Beleidswijziging is wel relevant-16 4.19 Volgens de Raad heeft de rechtbank ten onrechte gewicht toegekend aan de beleidswijziging van het Rijk die aanleiding gaf tot de uittreding, omdat de omvang en duur van de taken van de GR niet wijzigen. Dat standpunt is onjuist en bovendien opmerkelijk omdat de Raad de rechtbank (in de eerste beroepsgrond) juist verwijt geen rekening te hebben gehouden met alle relevante achtergronden. 4.20 Vanzelfsprekend is de beleidwijziging die aanleiding gaf tot de uittreding wel relevant. Die beleidswijziging brengt immers met zich dat er geen Rijksbeleid meer geldt voor het gebied. Alle mogelijke belemmeringen voor het beheer zijn daarmee komen te vervallen. Het is nu geheel aan de GR om te bepalen op welke wijze het gebied wordt beheerd. Wat betreft de 500 hectare aan gronden die door het Rijk in erfpacht aan de GR zijn gegeven, geldt dat de verplichting die daarin is opgenomen om het gebied te beheren volgens het bufferzonebeleid, inhoudsloos is geworden omdat dat beleid niet 'anger gelding heeft. Het Rijk zal dan ook geen nakoming verlangen, 4.21 Verder heeft de rechtbank terecht overwogen dat het aan de overblijvende deelnemers is om zich te bezinnen op de invulling van de taken van de GR in het licht van de gewijzigde omstandigheden. Van die gewijzigde omstandigheden maakt ook deel ult dat het Rijksbeleid is komen te vervallen. Dat felt is mede bepalend voor het nieuwe beleid dat de Raad uitstippelt voor de GR en daarmee voor de wijze waarop de uittreding van het Rijk het hoofd kan warden geboden. Daarbij gaat het onder meer om de wijze waarop het beheer wordt gewijzigd zodat de kosten kunnen worden verlaagd en de inkomsten verhoogd. De Raad kan in het licht hiervan niet voihouden dat het gewijzigde beleid geen rol speelt bij de toekomst van de GR en daarmee ook van invloed is op de vraag of een uittreedsom verschuldigd is en zo ja, hoe hoog die zou moeten zijn. Bij dat laatste gaat het, zoals de Raad zeif ook stelt, om de directe, onvermijdelijke en niet te mitigeren schade. Vanwege het vervallen van het Rijksbeleid
16
Reactie op randnummers 71-81 van het hogerberoepschrlft.
Pels Rijcken & Droogteever Fortuijn advocaten en notarissen
Tuesday 29 of July 2014 01:13 PM, Pels Rijcken -> 0104125839; Page 24 of 29
22/27
is de schade wel te vermijden en/of te mitigeren binnen een overgangsperiode van vijf jaren. 4.22 Overigens merkt de staatssecretaris op dat de Raad ten onrechte suggereert (in randnummer 76) dat het standpunt van de staatssecretaris zou zijn dat geen uittreedvergoeding verschuldigd is enkel vanwege het gewijzigde beleid. Het standpunt van de staatssecretaris is immers dat geen uittreedvergoeding verschuldigd is vanwege de uitzonderlijk goede financiele positie van de GR die bovendien grotendeels is opgebouwd door de jarenlange (fie hoge) bijdrage van het Rijk. In die situatie heeft de GR ruim votdoende financiele middelen om haar financiele en inhoudelijke beleid gedurende een periode van vijf jaren aan te passen aan de nieuwe situatie. Eilj die aanpassing speelt, zoals hiervoor uiteengezet, het vervallen van het Rijksbeteid een belangrijke rol. 4.23 De herpositionering van de GR is dus, zoals ook de bezwaaradviescommissie al overwoog, wel degelijk van belang voor het antwoord op de vraag of een uittreedsom verschuldigd is. Die herpositionering houdt immers in dat bezien wordt op welke wijze mitigerende maatregelen genomen kunnen worden om de gevolgen van de uittreding van het Rijk op te vangen. De Raad wit dat kennelijk los zien van elkaar en dat blijkt ook wel uit de procespositie die consequent is ingenomen. De Raad neemt immers voortdurend het standpunt in dat de GR niet hoeft 'te bewegen' maar dat alles hetzelfde moat blijven en dat het Rijk daarvoor de rekening moet betalen. Ook in hoger beroep stett de Raad herhaaldelijk dat de taken ongewijzigd tot in eeuwigheid zulien voortduren en dat daarop de uittreedsom is afgestemd. Dat standpunt kan geen stand houden in het licht van de uitspraak van uw Afdeling op grond waarvan de gemeenschappelijke regeling na uittreding van een deelnemer moat bezien op welke wijze de gewijzigde omstandigheden financieel en inhoudelijk worden verwerkt. 4.24 De rechtbank heeft in haar overwegingen terecht betrokken dat de Provincie Zuid-Holland een belangrijke rot speelt bij de herpositionering van de GR. De rechtbank heeft daarbij niet overwogen dat de provincie een 'zak geld' heeft gekregen voor het beheer van de recreatieschappen. Wel heeft de rechtbank terecht in aanmerking genomen dat het beleid van de provincie wezenlijk aan het wtjzigen is vanwege de decentratisatie van het beleid en vanwege de afgenomen financiele ruimte. De staatssecretaris wijst er in dit verband op dat de Raad bij het bepalen van de hoogte van de uittredingsvergoeding geen rekening heeft gehouden met de veranderde beleidsmatige opvattingen van de provincie over recreatieschappen. Zoals in het aanvullend beroepschrift uiteen gezet, zet de provincie in op schaalvergroting en herijking. De Raad acht dat niet relevant, maar gaat er daarbij aan voorbij dat het door hem berekende bedrag uitgaat van onveranderde omstandigheden voor de komende 40 tot 60 jaar. De staatssecretaris acht ook om die reden dat bedrag niet redel en houdbaar.
Pels RUcken & Droogleever Fortuijn advocates en notarissen
Tuesday 29 of July 2014 01:13 PM, Pets Rijcken -> 0104125839; Page 25 of 29
23/27
4.25 De staatssecretaris merkt verder op dat, zoals opgemerkt in het beroepschrift bij de rechtbank (onder randnummer 3.31), de provincie Zuid-Holland voor de periode 20112015 110 miljoen euro extra heeft vrijgemaakt voor recreatie. Die gelden zouden (deels) ten goede kunnen komen aan de GR. Dat de provincie geen financiele verantwoordelijkheid heeft voor de RodS-gebieden, is daarbij niet van belang. Het RodS-beleid geldt niet meer en bovendien gaat het bij de genoemde 110 miljoen euro niet om gelden die in het kader van de decentralisatie aan de provincies zijn overgedragen. Specifiek in het kader van het overhevelen van die gelden hebben de provincies te kennen gegeven geen financiele verantwoordelijkheid te dragen voor de RodS-gebieden. Dat laat onverlet dat de provincie deze of andere gelden kunnen bestemmen voor recreatie. 4.26 Verder heeft de rechtbank terecht overwogen dat niet uitgesloten kan worden dat de GR wordt opgeheven en dat dus geenszins vaststaat dat de taken en verplichtingen van de GR in de toekomst ongewijzigd zullen blijven voorbestaan. Die overweging is van belang in het licht van het uitgangspunt van de Raad dat wel van ongewijzigde taken en verplichtingen moet worden uitgegaan, zelfs tot in eeuwigheid. Het is juist dat met liquidatie van de GR de erfpachtcontracten niet van rechtswege eindigen, maar de door de Raad opgevoerde kosten bestaan niet aileen uit het beheer van die 500 hectaren gronden. Die overage kosten komen bij liquidatie wel geheel of grotendeels te vervallen. Verder is van belang dat, zoals hiervoor uiteen gezet, er mogelijkheden voor commerciele exploitatie van de gronden zijn at dan niet na aanpassing van de erfpachtcontracten en bestemmingsplannen. Tot slot is, anders dan de Raad stelt, het Rijk onder zekere randvoorwaarden bereid om de gronden terug te nemen en zeif te beheren. Het is het Rijk er immers niet om te doen om schade te veroorzaken aan andere publiekrechtelijke rechtspersonen. De kosten en wijze van beheer17 4.27 Ten onrechte stelt de Raad dat de rechtbank op de steel van het bestuur is gaan zitten. De rechtbank overweegt immers terecht dat de Raad moet bezien op welke wijze het beheer van de gronden wordt ingevuld in het licht van de nieuwe omstandigheden sinds de uittreding van het Rijk. Daarbij behoort ook dat een beheermodel dat is ontwikkeld voordat die nieuwe situatie zich voordeed, niet !anger maatgevend kan zijn. Verder kan niet warden volgehouden dat het TBM de meest kostenefficiente standaard is. Wat kostenefficient is, is immers geen objectief gegeven maar is afhankelijk van de nagestreefde doelen en de daarvoor beschikbare middelen. Als die factoren wijzigen in verband met onvoorziene omstandigheden, zoals een uittreding van een van de deelnemers, zal opnieuw moeten worden bezien welke methode van beheer kostenefficient is.
17
Reactie op de randnummers 82-89 van het hogerberoepschrift.
Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn advocaten en noterissen
Tuesday 29 of July 2014 01:13 PM, Pets Rijcken -> 0104125835; Page 26 of 29
24/27
4.28 De Raad stelt zich tot het uiterste te hebben ingespannen om een deel van de wegvallende bijdrage door bezuiniging op te vangen. Waaruit die uiterste inspanning bestaat, blijft echter onduidelijk. De Raad heeft immers geen onderzoek verricht naar een andere methode van beheer dan het TBM-model. Dat een verdergaande bezuiniging dan 15% niet mogelijk is, staat alleen at in het richt daarvan dan ook geenszins vast. Ook anderszins blijkt nergens uit dat de GR al een visie heeft ontwikkeld op de gewijzigde omstandigheden en het in dat kader gewenste beheermodel. Daarentegen blijft de Raad het standpunt innemen dat alles voor eeuwig hetzelfde blijft en dat de staatssecretaris daarvoor moet betalen. 4.29 Wat betreft de door de Raad gestelde `vaste' kosten van onderhoud van wegen en paden en water en oevers, merkt de staatssecretaris op dat onduidelijk is welk deet van die kosten daadwerkelijk voor rekening van de GR komt en welk deel daarvan toch al voor rekening van een van de deelnemende gemeenten of de provincie zou komen en bekostigd moet worden uit gemeentelijke en provinctale gelden. In dit verband merkt de staatssecretaris bijvoorbeeld op dat de verplichtingen op grond van de Europese zwemwaterrichtlijn 2006 ((Richtlijn 2006/7/EG18; waarop de Raad kennelijk doelt) voor wateren zoals die zijn gelegen in het gebied van de GR, rusten op de provincie en de waterschappen. De kosten die daarmee gepaard gaan drukken dus onafhankelijk van de GR op de provincie en kunnen dus niet via een uittreedsom voor rekening van het Rijk warden gebracht. Verder stelt de Raad wel dat verder bezuinigen niet mogelijk is, maar die sterling is niet onderbouwd omdat de Raad onverkort wil blijven vasthouden aan het TBM-model uit 2007. Wijziging van de erfpachtcontractenlg 4.30 De Raad stelt op zichzelf terecht dat de mogelijkheden om eenzijdig wijziging van de erfpachtcontracten te vorderen, beperkt zijn. Dat doet echter niet ter zake in het licht van het felt dat het Rijk herhaaldelijk te kennen heeft gegeven desgewenst bereid te zijn de erfpachtcontracten aan te passen of toe te zeggen geen nakoming te vorderen van belemmerende bepalingen van die contracten. Daarbij is het wel aan de Raad am aan te geven welke belemmeringen concreet worden ondervonden zodat in onderling overleg kan worden bezien welke aanpassingen noodzakelijk zijn. Dat het Rijk een afspraak hierover zou hebben afgezegd, is onjuist. 4.31 Terecht wijst de Raad erop dat de gronden in erfpacht zijn gegeven door Staatsbosbeheer en dat Staatsbosbeheer zelfstandig rechtspersoonlijkheld heeft. De staatssecretaris wijst er echter op dat Staatbosbeheer desgewenst en voor zover
xa GeImplementeerd in de Wet hygiene en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden en het op basis daarvan vastgestelde eesluit hygiene en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden.
19
Reactie op de randnummers 90-97 van het hogerberoepschrift.
Peis Rijcken & Droogleever Fortuijn advocaten en notarissen
Pets Rijoken -> 0104125839; Page 27 of 29 Tuesday 29 of July 2014 01:13 PM,
25/27
noodzakelijk bereid is tot wijziging van de erfpachtcontracten omdat ook Staatsbosbeheer heeft geconstateerd dat het voormalige Rijksbeleid voor de gronden is komen te vervallen. Fen dergelijke wijziging van de erfpachtcontracten is niet zonder meer in strijd met artikel 3 van de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer aangezien in het door de Raad geciteerde artikel 3 daarvan duidelijk is neergelegd dat wordt geopereerd in overeenstemming met het door de minister geformuleerde beleid. Dat beleid is nu juist vervallen. Verder wijst de staatssecretaris erop dat ook de ontwikkeling en vervreemding van gronden valt binnen de taakuitoefening van Staatsbosbeheer en dat, anders dan de Raad suggereert, Staatsbosbeheer dus meer doet dan alleen de bestaande toestand conserveren. Staatsbosbeheer is binnen de wettelijke taken actief op zoek near mogelijkheden voor (commerciele) exploitatie van gronden om daarmee de kosten te bestrijden. Daarom wil Staatsbosbeheer els de GR erop aandringt in erfpacht uitgegeven gronden terug to nemen in eigen beheer, afspraken maken met de deelnemers van de GR over wijziging van het ruimtelijk kader zodat de exploitatiemogelijkheden van de gronden worden vergroot. Staatsbosbeheer ziet daarvoor namelijk, anders dan de Read, wel mogelijkheden. De verdiencapaciteit2° 4.32 Zoals de staatssecretaris hiervoor en in eerdere processtukken al uiteen heeft gezet, is het aan de Raad om te bezien op welke wijze de verdiencapaciteit van het gebied ken warden vergroot. De Read zal zich immers moeten instellen op de nieuwe situatie. Het is dus niet aan de staatssecretaris om daarover een standpunt in te nemen. Het Rijk is immers uitgetreden. Wel heeft de staatssecretaris aangegeven dat er commerciele exploitatie mogelijk is op grond van de erfpachtcontracten en dat eventuele belemmeringen daarvoor kunnen warden weggenomen. De Raad blijft echter volstaan met het standpunt dat het niet aan hem maar aan de staatssecretaris is om de mogelijkheden van commerciele exploitatie te onderzoeken. Zelfs de rechtbank krijgt het verwijt onvoldoende onderzoek te hebben verricht. Daarmee miskent de Raad volledig de eigen positie. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de Read niet aannemelijk heeft gemaakt dat de verdiencapaciteit niet ken worden vergroot. De Raad heeft daarnaar immers geen enkel onderzoek verricht. 4.33 De Read stelt in hoger beroep voor het eerst dat de aard van het gebied een beletsel zou zijn voor commerciele exploitatie. Dat kan de staatssecretaris niet volgen. Het gebied is ingericht als recreatiegebied en daarmee geschikt voor velerlei vormen van commerciele exploitatie en dus niet alleen voor de pannenkoekenboerderij of de golfbaan waarmee de Read in de procedure herhaaldelijk heeft geschermd. Gedacht kan ook worden aan intensievere vornnen van recreatie zoals een wildwaterbaan, een skibaan, een schaatsbaan, een wielerbaan of een klimbos. Daarmee verandert wellicht de aard van het gebied. Of dat wenselijk is, is echter aan de Raad om te beslissen.
20
Reactie op de randnummers 98-105 van het hogerberoepschrtft,
Pals Rijcken & Droogleever Fortuijn advocaten en notarissen
Tuesday 29 of July 2014 01:13 PM,
Pets Rijoken -> 0104125839; Page 28 of 29
26/27
Dat daarvoor de aanpassing van bestemmingsplannen noodzakelijk is, betekent niet dat deze exploitatievormen onmogelijk zijn. Het is aan de deelnemers van de GR om aan het rulmtelijk beleid voor het gebied vorm te geven. 4.34 Oak in hoger beroep werpt de Raad een cltaat uit het beroepschrift bij de rechtbank aan de staatssecretaris tegen over de behoefte aan recreatie in de regio waarin de GR werkzaam is. De staatssecretaris kan die tegenwerping niet volgen. Het feit dat er in het deel van Nederland waarin de GR werkzaam is veel behoefte aan recreatie bestaat, betekent dat er veel commerciele exploitatiemogelijkheden zijn maar niet dat het aan het Rijk is om daarnaar onderzoek te verrichten. Dat is aan de Raad, die daarbij rekening kan houden met de behoeften van de inwoners van de deelnemende gemeenten of provincie. Het zijn immers die inwoners die primair de lusten hebben van het gebied dat grotendeels door het Rijk voor hen is aangekocht en ingericht. De uittreeddatum21 4.35 De Raad blijft volharden in zijn onjuiste standpunt over de datum van uittreden. De staatssecretaris heeft hoar stand punt daarover al uitvoerig uiteen gezet in het beroepschrift bij de rechtbank en voistaat kortheidshalve met een verwijzing daarnaar. De rechtbank heeft dat standpunt terecht en op goede gronden onderschreven. De brief van 10 maart 201122 4.36 Ook in hoger beroep handhaaft de Read zijn stelling dat de beslissing op bezwaar niet zou zijn gebaseerd op de uitgangspunten van de brief van 10 maart 2011. Ook op dit punt verwijst de staatssecretaris naar het beroepschrift bij de rechtbank waarin uiteen is gezet dat dit standpunt van de Raad in tegenspraak is met de tekst van het besluit op bezwaar en dus onjuist is. De rechtbank heeft ook op dit punt het standpunt van de staatssecretaris terecht onderschreven. 5 Conclusie 5.1 De staatssecretaris concludeert tot bevestiging van de aangevallen uitspraak.
Den Haag, 29 juli 2014
21 22
Reactie op de randnummers 106-116 van het hogerberoepschrift. Reactie op de randnummers 117-119 van het hogerberoepschrift.
Fels Rijcken & Droogleever Fortuljn advocaten en notarissen
Gemachtlgde
Tuesday 29 of July 2014 01:13 PM, Pals Rijoken -> 0104125639, Page 29 of 29
behandeld door A.C. Rop correspondentie Postbus 11756, 2502 AT Den Haag telefoon (070) 515 34 76 fax
(070) 515 33 55
e-mail ac.rop©pelsrUcken.n zaaknr 10036449
Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn advocaten en notarissen