Dodelijk verlangen
patrick de bruyn
Dodelijk verlangen
© 2010 Uitgeverij Uitgeverij Manteau / WPG Uitgevers België nv, Mechelsesteenweg 203, B-2018 Antwerpen en Patrick De Bruyn www.manteau.be
[email protected] Vertegenwoordiging in Nederland WPG Uitgevers België Herengracht 370/372 NL-1016 CH Amsterdam
Eerste druk juni 2010 Vierde druk (pocket) mei 2011 Omslagontwerp Wil Immink Omslagfoto © Gary Isaacs / Getty Images Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op welke wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. isbn 978 90 223 2649 7 d 2011/0034/495 nur 330
*** Als ze eraan dacht wat ze vandaag zou gaan doen, kon ze nauwelijks nog ademhalen. Ze voelde haar hart bonzen en kreeg het trillen van haar handen niet onder controle. Ze liep heen en weer in huis en kon niet stil blijven staan, zo zenuwachtig was ze. *** Katelijne keek voor de zoveelste keer die ochtend op het digitale klokje van de oven toen haar dochter Charly de keuken binnenstormde. Charly, eigenlijk Charlotte. Zo hadden Katelijne en Herman hun dochter genoemd, maar sinds zowat een jaar wilde ze alleen nog met Charly aangesproken worden. Tja, als dat haar gelukkig maakte. Soms noemde Katelijne haar ook Lotje, maar dat was om moeilijkheden vragen. ‘Het is al laat, hoor.’ ‘Ja, wéét ik wel.’ Dat klonk zelfs voor haar dochter vast bitser dan bedoeld, want ze ging verder op een bedaardere toon: ‘Boris is vannacht weer uitgebroken. Ik kon hem niet direct vinden.’ In de stilte die daarop volgde, terwijl Charly van de beker melk dronk die ze voor haar had klaargezet, keek Katelijne haar effen aan. ‘Misschien moet je eens proberen om hem ’s nachts aan de lijn te leggen.’ Katelijne deed een poging om daarbij haar gezicht in een ernstige plooi te houden, maar ze faalde roemloos toen haar dochter demonstratief met de ogen rolde. 5
‘Sorry, het was even sterker dan mezelf.’ Nu keek Charly haar effen aan. ‘Ha! Ha! Ha! Wat zijn we weer waanzinnig grappig vandaag. Kietel me, zodat ik erom kan lachen!’ Katelijne keek haar plagerig aan. ‘Of aan een ketting. Je weet toch dat ik me er niet zo gerust bij voel dat je een wild beest op je kamer houdt?’ ‘Zeg, ben je ergens zenuwachtig voor, of wat, dat je per se flauwe grappen moet maken om je af te reageren?’ Katelijne verstarde een fractie van een seconde, keek weg van Charly en stond oog in oog met haar spiegelbeeld in het donkere glas van de oven. Was het haar dan aan te zien? Was ze dan een open boek voor haar dochter? Maar ze viel direct weer in haar rol. ‘Nee, gewoon bezorgd om Boris.’ ‘Je bent echt goed op dreef vandaag. Je grappen worden met de minuut beter.’ Charly haalde een vel papier uit een map. ‘Ik weet niet of je dit ook leuk zult vinden. Ik in elk geval niet.’ ‘Wat is het?’ Katelijne zag dat er een overschrijvingsformulier aan hing en hield haar hart vast. ‘Een rekening van de school, persoonlijk bezorgd in de klas. Twééde herinnering, zeggen ze dan luid, zodat iedereen het goed kan horen. Niet echt leuk.’ Katelijne nam de rekening aan. Het was niet de eerste keer. Ze voelde zich vooral ongemakkelijk. ‘Papa zal dat vergeten zijn.’ ‘Ja, dat zal wel, hè.’ ‘Ik zal het hem vanavond geven.’ Charly zuchtte. ‘Kun jíj er niet voor zorgen?’ Katelijne keek haar fronsend aan. ‘Je weet dat we voorzichtig moeten omspringen met geld. Soms zijn er uitgaven die voorrang moeten krijgen.’ 6
‘Ja, ma, je hebt me dat al verteld, maar eigenlijk merk ik daar niet eens wat van.’ Dat was lief van haar om dat zo te zeggen, dacht Katelijne. Charly ging door: ‘Maar dit hier, please?’ Het klonk als een hulpkreet. Zouden de andere leerlingen haar ermee pesten, misschien? Katelijne knikte. ‘Oké, ik geef het vanavond aan papa en ik zie erop toe dat het direct betaald wordt.’ Ze wilde hem tegenover zijn dochter niet in diskrediet brengen. ‘Je papa heeft wel meer dingen aan zijn hoofd.’ ‘Zoals?’ Het was zonneklaar dat Charly over de drukke bezigheden van haar vader een eigen mening had. Ze ging verder: ‘Zoals een boek schrijven? Is het dat wat je bedoelt? Dat wordt zeker een héél dik boek.’ Katelijne hoefde niet te worden overtuigd, maar ze waagde nog een halfslachtige poging om hem te verdedigen. ‘Een rekening vergeten, tja, het kan gebeuren.’ ‘Het gebeurt elke keer.’ ‘Ik zal er deze keer voor zorgen.’ ‘Oké.’ ‘Je moet hem ontzien, Charly. Ik zei het je ook al: hij trekt zich deze situatie heel erg aan.’ ‘Ja, dat heb ik al gemerkt, ja.’ Ze nam tussendoor een slok van haar melk. ‘Zolang hij maar niet meer in gele en paarse lycra op straat komt, kan ik hem voor mijn part álles vergeven.’ Ze proestten het allebei uit. Zijn vaste gewoonte om elke avond in geel-paarse outfit tegen de klok telkens hetzelfde rondje te fietsen, behoorde inmiddels gelukkig tot het verleden. Katelijne dacht terug aan Charlottes plaatsvervangende schaamte wanneer haar vader in zijn rennerspak in haar nabijheid opdook. 7
‘Dat is nu eens een van de weinige positieve gevolgen van de financiële crisis.’ ‘Van té opzichtig op de fiets naar onzichtbaar in zijn werkkamer. Niet echt een verbetering.’ Katelijne draaide zich om. Ze wilde daar niet op ingaan. Zelfs zijn dochter zag dat het van kwaad tot erger was gegaan, maar – hoe erg ook – ze gaf er niet meer om en ze wilde niet dat haar dochter dát zou vermoeden. ‘We roddelen hier maar en ondertussen heb jij weer geen ontbijt gehad.’ Charly dronk haar laatste slokje melk op. Ze stak een hand in de lucht en wilde wat zeggen nog voor ze had geslikt. ‘O ja, bijna vergeten. Ik heb geen printerpapier meer.’ ‘Schrijf het op mijn boodschappenlijstje, dat ik het niet vergeet.’ Katelijne opende de voorraadkast. ‘Ik zal maar niet vragen of je nu nog cornflakes wilt?’ ‘Nee.’ Ze haalde een verpakte suikerwafel uit de kast. ‘Het is niet mijn idee van een gezond ontbijt, maar neem deze dan mee voor onderweg.’ ‘Kunnen we dan nu direct vertrekken? Je zegt zelf dat het al laat is, maar jij hebt je badjas nog aan.’ ‘Ik kan niet, vandaag.’ ‘Wat? Waarom niet?’ ‘Omdat ik vandaag vrij heb genomen. Ik ga hier eens wat opruimen.’ ‘Ja? Dan kun je me nu toch eerst naar school brengen?’ ‘Ik heb niet eens gedoucht.’ ‘Dat ziet toch niemand als je in de auto zit.’ ‘Charly, vandaag eens niet!’ ‘Maar, ma, waarom heb je me dan gisteravond niets gezegd? Dan had ik nog de bus kunnen nemen.’ ‘Wist ik dat jij vandaag zo laat beneden zou zijn?’ 8
‘De bus is nu trouwens al weg!’ ‘Zég! Is het de eerste keer dat je met de fiets naar school gaat?’ Charly draaide zich om. ‘Oké, oké.’ Ze mompelde verder: ‘Wat een idee om in zo’n afgelegen gat van een verkaveling te gaan wonen.’ ‘Wat?’ ‘Hier. Wie wil hier nu wonen? In een verkaveling in the middle of nowhere, tussen de koeien. Wie wil hier nu wonen? Geen winkel, geen café, niets.’ ‘Gezonde buitenlucht.’ ‘Maar je hebt hier altijd en voor alles een auto nodig.’ ‘Daar heb je nooit eerder een probleem van gemaakt.’ ‘Maar me altijd al aan geërgerd. Breng je me dan niet elke dag naar school? Of in elk geval naar het parkeerterrein van het treinstation? En jij vandaar dan nog eens met de trein naar Brussel. Geweldig praktisch allemaal.’ Katelijne voelde zich kregelig worden. ‘Ja, en om jou te kunnen meenemen, begin ik elke dag later en moet ik ook later werken.’ ‘Ja, dat bedoel ik. En daarom moet ik in een overvolle bus naar huis.’ Katelijne bedwong zich en antwoordde niet. ‘En als jij dan eens geen zin hebt om naar kantoor te gaan, ben ik de pineut.’ ‘Geen zin? Charly, je gedraagt je als een verwend nest.’ ‘Verwend? Bedoel je dat ik verwend ben omdat ik met de auto naar school word gebracht? Bedoel je dat? Als we niet in dit vergeten gat woonden, dan ging ik gewoon te voet naar school. Of in vijf minuutjes met de fiets.’ Katelijne zweeg. Ze voelde de tweestrijd losbarsten. Zou ze Charlotte toch maar met de auto wegbrengen? Ze zou dan zelf in tijdnood komen. Maar met welk recht zette ze haar 9
dochter op de tweede plaats? Ze verbeet haar twijfel met het argument dat Charly maar eens moest leren om niet altijd haar zin te krijgen. Dat kwam nu goed uit. Ze bleef zwijgen. Charly stopte tergend traag de suikerwafel in haar rugzakje. Wellicht hoopte ze dat haar moeder nog zou bijdraaien. Maar Katelijne hield het been stijf. Met pijn in het hart weliswaar. ‘Ik zal ondertussen je fiets naar buiten rijden.’ ‘Nee, dat kan ik zelf ook wel.’ Daarop knoopte ze haar rugzakje met een nijdige trek dicht en hing het over haar schouders. De twee waren onafscheidelijk. Zag je Charly, dan zag je haar rugzakje. Er was vast een verhaal aan verbonden, maar Katelijne kende het niet. Katelijne hoorde dat de automatische garagedeur openging en na enkele ogenblikken weer dicht. Ze liep toch nog gauw naar het raam aan de straatzijde en zag haar dochter voorbijfietsen, beide handen aan het stuur, zich stevig afzettend. Charly had haar gezien, ze gaf een kort knikje, stug – dat misschien wel –, maar ze kon het waarschijnlijk niet over haar hart krijgen om géén dag te zeggen. Ze was boos – misschien ook wel – maar niet wrokkig. Daar was ze te intelligent voor. Ze begreep het allemaal wel. Het kwam allemaal wel weer goed. Eigenlijk was het een beste meid. En Katelijne voelde hoe haar hart volliep met schuldgevoel over haar leugen. Dat eeuwige schuldgevoel. Omdat ze haar dochter niet naar school bracht, omdat ze vandaag de opruimachterstand in huis niet zou wegwerken, omdat ze een van haar vrije dagen niet met haar man en dochter zou doorbrengen. Ze vond zichzelf een slechte moeder, een slechte echtgenote en een expert in schuldgevoel. Maar het was maar voor deze ene keer. Ze wilde deze dag – 10
niet eens een volledige dag – alleen aan zichzelf denken. Er even tussenuit glippen. De sleur achter zich laten. Ze hunkerde naar de spanning. En haar handen begonnen weer te beven. Wat had Charly haar gauw doorgehad dat ze grapjes maakte van de zenuwen. Ze leken wel wat op elkaar, uiterlijk. Dat zeiden de mensen wel eens. Maar misschien gingen ze ook vanbinnen wel meer op elkaar lijken. Ja, hoewel de Katelijne van nu slechts een schim was van wat ze ooit was geweest. Ze warmde een kop water in de magnetron op en hing een builtje thee in het hete water. Ze hoopte er rustig van te worden, maar ze kwam met haar gedachten niet verder dan bij haar dochter die op weg naar school een ongeluk zou kunnen krijgen, vermorzeld onder vrachtwagenbanden, gekidnapt. Ze zette de nare gedachten van zich af en ging aan het werk. Ze gaf zichzelf een halfuur. Ze ruimde de keuken op, liet de vaatwasser draaien, trok een natte dweil over de vloer en plaatste de stoelen keurig op gelijke afstand rond de tafel, ze stofzuigde de vloerkleden in de woonkamer met grote halen, zodat die zichtbaar werden in de stof, ze klopte de kussens op in de fauteuils en legde ze op gelijke afstand naast elkaar. Dat leek nergens op, maar het oogde tenminste of er flink was opgeruimd. Toen ze daarmee klaar was, was haar thee koud geworden en zat er een vliesje op. Ze goot hem weg en waste het kopje af. Ze haalde de schotel met aardappelpuree, die ze gisteravond laat nog had klaargemaakt, uit de koude oven en schoof ze in de koelkast. Vanavond zou ze die opwarmen, samen met de voordelig geprijsde noordzeegarnalen die ze gisteren had gekocht, alsof het gerecht vandaag overdag was bereid. 11
Ze haalde de was die ze eerder op de ochtend – ze was al vroeg op vandaag – in de machine had gedaan eruit en gooide die in de droogtrommel. En ze deed de witte was in de machine. Die zou ze pas aanzetten als ze vertrok. Ze zou vóór iedereen thuis zijn. Dan zou ze verder gaan met haar opruimwerkzaamheden. Toen nam ze een uitgebreide douche, terwijl ze er nog over nadacht wat ze zou aantrekken. Dat had ze de voorbije dagen ook al gedaan, maar ze was nog niet tot een besluit gekomen. Daarna zocht ze zorgvuldig haar lingerie uit. Daar had ze in jaren niet meer bij stilgestaan. Het gaf haar een gevoel van intense jeugdigheid toen ze de uiteindelijk uitgekozen shorty en bh aantrok. Het zou een mooie, warme dag worden. Daarom koos ze voor een luchtige jurk met een jasje erover. Dat kon ze altijd uittrekken als het te warm werd. Ze verstoof een wolkje van haar geliefde eau de toilette in haar hals. Ook dat had ze al lang niet meer gedaan. Ze was klaar en liep naar de garage. Ze twijfelde. Ze moest in het centrum van Brussel zijn. Ze overwoog of ze er met de auto heen zou rijden, of zoals op andere dagen haar wagen bij het station zou achterlaten en met de trein tot in Brussel rijden. Ondanks de mogelijke parkeer- en fileproblemen besloot ze het traject toch met de auto af te leggen. Ze nam elke dag de trein, dat was zo gewoontjes. Dit was een speciale dag en dat moest in alle opzichten zo zijn. Ze reed met haar auto de straat uit, precies op tijd. Ze zette de radio aan. Er was net nieuws. Ze luisterde amper. Eerst waren er de hoofdpunten. De terreurdreiging van moslimradicalen bleef onrustwekkend groot. De antiterrorismecoördinator van de EU vond het onjuist om te denken dat de dreiging was afgenomen omdat de Europese inlichtin12
gendiensten meerdere aanslagen hadden kunnen verijdelen. Brussel bleef zonder twijfel een geschikt doelwit. Ondertussen was een gemuteerd griepvirus opgedoken dat alle vaccins komende winter ineffectief zou maken. De zomer was niet eens begonnen, dacht ze. Toen vervolgde de nieuwslezer met het regionale nieuws, waarvan ze de eerste woorden niet eens had gehoord. Tot ze de naam van de stad hoorde, en ‘ongeluk’ en ‘rotonde’. Toen draaide ze met een ruk de volumeknop open. ‘...is vanochtend een fietsster onder een vrachtwagen terechtgekomen. Het slachtoffer is een leerlinge van een school in Halle en was met de fiets op weg naar school. Volgens de politie gaat het vermoedelijk om een dodehoekongeval. Het ongeval gebeurde rond kwart over acht op het kruispunt aan de Sasbrug. De scholiere reed met de fiets over de spoorwegbrug aan Nederheim en wilde bij het kruispunt rechtdoor over de kanaalbrug rijden. Ze werd gegrepen door een vrachtwagen, die rechtsaf draaide. De vrachtwagenbestuurder had de fietsster niet gezien. Het slachtoffer is naar het AZ van Halle overgebracht. Over haar toestand is nog geen informatie vrijgegeven. Volgens ooggetuigen van het ongeval was ze buiten bewustzijn. Een verkeersdeskundige werd aangesteld. Het kruispunt is intussen weer vrijgegeven voor alle verkeer.’ De spookbeelden dansten weer voor haar ogen: Charlotte op haar fiets, te laat, nog gauw doorrijden. Charlotte als een hoopje onder een laken. Achter haar werd geclaxonneerd. Ze stond haast midden op de weg stil. Ze kon haar gedachten niet ordenen. Er werd opnieuw geclaxonneerd, nu geïrriteerd. Opzij. Ze draaide aan het stuur en reed langzaam naar de kant van de rijweg. Ze dook in haar handtas, haalde haar gsm eruit. Dit kon niet waar zijn. Schuldgevoel maakte zich weer van haar mees13
ter. God, laat het toch haar niet zijn. Ze zocht naar Charly’s nummer. Haar handen beefden. Ze schudden. Nee, ze durfde niet te bellen. Ze zou een sms sturen. Het lukte haar eindelijk om met de kaboutertoetsen twee woorden te vormen. sms: Alles ok? De gsm biepte. Het bericht was aangekomen. Hij stond niet uit. Was dat goed nieuws? Of net slecht? Zetten ze hun gsm niet uit in de klas? Katelijne wachtte. Ze had er geen idee van hoe lang. Het kon evenzogoed vijftien seconden als drie minuten zijn geweest. Toen kon ze het niet meer aan. Ze gebruikte de sneltoets voor Charly’s nummer. Ze hoorde hoe het toestel overging en dan op de voicemail oversprong. ‘Hey, ik ben er nu niet. Spreek asjeblief een boodschap in.’ ‘Charly? Charly, wil je me dringend bellen of een berichtje sturen?’ Het wachten duurde weer oneindig lang. Toen kwam er eindelijk een sms binnen. De boodschap was een echte verlossing: sms: MA! Wat vraag je nu? Ik KAN NU NIET bellen. En waarom? Dat is ze! Katelijne lachte en huilde tegelijk. Natuurlijk kon ze nu niet bellen, Charly zat in de klas. Dit sms’je sprak voor zich. Ze antwoordde: sms: Sorry. Was erg ongerust. Vertel je straks meer. Sorry voor storen. Waarop direct een boodschap terugkwam: ‘Zet gsm nu uit. x’ Een x erachter, dacht Katelijne. Had Charly die uit gewoonte of bewust ingetikt? Zij had haar vast al wel vergeven dat ze haar niet naar school had gebracht. Katelijne was niet zo’n bedreven sms’er, maar ze vermoedde wel dat het nu te laat was om nog een x na te sturen. *** 14
Katelijne parkeerde haar auto in Brussel onder het Muntplein. Ze voelde haar zenuwen weer in alle hevigheid opspelen. Kon het de troosteloze aanblik van de ondergrondse parkeergarage zijn waardoor ze het koud kreeg? Ze haastte zich naar buiten en liep het Muntplein op, dat baadde in de zon. Midden op het plein hield ze halt en genoot even van de weldoende warmte van de zon boven de Muntschouwburg. Ze keek om zich heen. Hier zou de ontmoeting plaatsvinden, hier, op het Muntplein. Ze had geen vaste plek afgesproken. Het plein werd heraangelegd en nu was het gedeelte aan de schouwburg opgebroken en met hekken afgesloten. Ze was hier al zo vaak geweest, maar het was de eerste keer dat ze de omgeving zo nauwgezet bestudeerde. Het plein leek haar nu veel groter en er liepen overal mensen, maar echt druk was het niet. Ze werd zich er opeens van bewust dat ze vanaf zoveel verschillende plekken bespied kon worden. Toen ze de afspraak had gemaakt, en een open ruimte met veel passanten had verkozen, had ze zich onvoldoende gerealiseerd dat een groot plein haar helemaal niet de anonimiteit verzekerde van een voorgewende toevallige ontmoeting. Iedere voorbijganger kon een spion zijn. Ze hoefde hen niet eens te herkennen, zij zouden haar wel herkennen. Haar hart sloeg een slag over toen ze hem uit de Standaard Boekhandel op de hoek van het plein zag komen. Ze bleef als versteend staan. Alle scenario’s om hem discreet tegemoet te lopen waren vooraf door haar hoofd gegaan, maar nu kon ze zich er geen enkel meer van herinneren. Hij kwam glimlachend op haar toegelopen, zijn ogen wat dichtgeknepen tegen de zon. Hij liep met lange passen, als in een vertraagde film, en hield zijn ogen niet van haar af. Ze moffelde haar bril weg in haar handtas. Zelfs een argeloze buitenstaander kon zien dat dit geen toevallige ontmoeting was. 15
Hij glimlachte nog altijd toen hij voor haar stond. ‘Hey.’ Ze glimlachte terug. ‘Hallo.’ Hij opende zijn armen in verwondering. ‘Wat een onvoorstelbaar toeval.’ ‘Ja.’ ‘Wat een eeuwigheid geleden.’ ‘Ook, ja.’ Hij kwam dichterbij en boog zich naar haar toe, maar ze wendde verschrikt haar gezicht af, waardoor zijn kus in haar hals terechtkwam. Hij richtte zich weer op. ‘Hier niet’, zei ze. Uit haar ooghoeken keek ze nog altijd verschrikt om zich heen. ‘Natuurlijk niet. Gewoon een vluchtige hallo-leuk-jeweer-te-zienkus. Ik was echt niet van plan om je hier ter plekke een filmkus te geven, hoor.’ ‘Een wat?’ ‘Een filmkus.’ Hij glimlachte weer. ‘Ik geef je nog wel een demonstratie.’ Daar moest ze wat krampachtig om glimlachen. ‘O? Ben jij daar dan zo zeker van?’ ‘Als jij dat op prijs stelt, natuurlijk.’ Hij keek haar schalks aan. ‘Maar ik kan me niet anders voorstellen.’ Hij knipoogde naar haar. ‘Zullen we samen wat verder lopen? Ik stel voor dat we die richting uitgaan.’ Hij wees voor zich uit in de richting van het historische centrum. ‘Ja, dat is goed.’ Hij raakte met zijn hand even haar schouder aan toen zij zich omdraaide, maar ze zette een pas opzij, zodat er een afstandje ontstond. Ze liepen tot aan de verkeerslichten van de Kleerkopersstraat waar ze op groen voor de voetgangers 16
wachtten. Ze waakte erover dat er ruim een halve meter tussen hen in was. ‘Ben je bang dat men ons samen ziet?’ vroeg hij. ‘Natuurlijk. Dat kan toch?’ ‘Jazeker.’ ‘Ik heb het gevoel dat ik van overal word bespied.’ ‘Door wie dan?’ ‘Ik weet het niet, collega’s, buren...’ Ze putte zich meteen uit in de verdediging van die stelling. ‘Het geeft niet of ík hen zie. Ik hoef hen niet eens te kennen.’ Hij leek haar argumenten te laten bezinken voor hij antwoordde. ‘Nu ja, ik begrijp je, hoor, maar zou je datzelfde paranoïde gevoel hebben als ik een collega was?’ ‘Paranoïde?’ reageerde ze geprikkeld. ‘Nee, niet echt, maar ik bedoel, je komt toch wel eens met een mannelijke collega of zo op straat?’ ‘Nee, eigenlijk niet. Nee, nooit.’ ‘Ah zo. Oké, ik begrijp dat je ongerust bent, maar je kunt die nare gedachten wel uit je hoofd zetten. De kans dat iemand die jou kent ons hier ziet, is zogoed als onbestaand. Bovendien ben ik – laat me eens denken – een buitenlandse zakenrelatie die jij in Brussel moet rondleiden.’ ‘Dat zullen ze me toch niet vragen. Een roddel de wereld insturen is veel spannender.’ ‘Probeer je me eigenlijk te zeggen dat je zo gauw mogelijk van me af wilt? Of wil je gewoon van de straat af?’ Ze keek hem van terzijde aan en antwoordde niet. Hij glimlachte: ‘We kunnen anders in de winkels van de Nieuwstraat binnenlopen.’ ‘Welja, waarom ook niet. Als jij dat graag doet.’ ‘Of we zouden iets kunnen gaan drinken.’ 17
‘En nog meer de aandacht trekken? Of zal ik dan zeggen: ik moest deze buitenlandse zakenrelatie toch naar een typisch Brussels café meenemen?’ ‘Samen lunchen dan?’ Hij lachte. ‘Of had jij andere plannen?’ ‘Hoezo? Ik dacht dat jij iets zou bedenken.’ ‘Natuurlijk, winkelen, samen iets drinken, lunchen, maar als jij iets beters hebt bedacht, dan doen we dat gewoon.’ Ze bleef voor zich uit kijken. Hij plaagde haar maar wat, wist ze. ‘Nee, ik kan niets anders bedenken.’ ‘Wel, er is wel iets anders wat me hier ter plekke nu zomaar te binnen schiet.’ ‘Laat horen.’ ‘Laat het toevallig zijn dat ik voor vandaag een kamer heb geboekt in een hotel, hier niet zo ver vandaan. Misschien kunnen we er nu al in.’ ‘Dat is wel erg toevallig, hè? En?’ ‘En wat? We zouden daar gewoon wat kunnen praten, natuurlijk.’ Ze zag hoe hij zijdelings naar haar keek, maar ze bleef voor zich uit kijken. ‘We kunnen daar zelfs een drankje op de kamer laten brengen. Of een complete lunch. Jij gelukkig, want je loopt niet meer in het zicht. Ik ook gelukkig, met een drankje en een hapje. Wat denk je?’ Ze moest lachen om het verhaal dat hij opdiste. ‘Alleen praten?’ ‘Of course.’ Hij deed nadrukkelijk alsof hij zich gekwetst voelde. ‘What else?’ Ze werd weer ernstig. ‘En zullen we daar dan samen door de lobby lopen en samen de lift nemen?’ 18
‘Blijf jij hier even naar de etalages kijken. Ik ga inchecken. Zodra ik het kamernummer heb, stuur ik jou een sms’je. Ik loop naar de kamer. Dan kom jij ook, alleen. In de lobby is het op dit uur allerminst druk, op enkele zakenlui na.’ ‘Je hebt je zaakje toch wel goed voorbereid, me dunkt.’ ‘Had je iets anders verwacht?’ *** Hij deed onmiddellijk open, bij de eerste klop op de deur, en liet haar binnen. Hij hing het kaartje met ‘Do Not Disturb’ buiten aan de deurknop en draaide de deur binnen op slot. Katelijne bleef in het smalle halletje staan en keek de kamer in. Op het tafeltje stond een ongeopende fles in een koelemmer. Ze hoefde niet te gaan kijken om te weten dat het een fles prosecco was. Net als toen, jaren geleden, toen nog niemand had gehoord van prosecco. Hij kwam achter haar staan, nam haar handtas aan en zette die op de bank, sloeg zijn armen om haar heen en drukte zijn gezicht in haar hals. Hij trok haar dicht tegen zich aan. Minutenlang hield hij haar zo stevig omarmd, tot zijn kracht en zijn rustige ademhaling haar lichaam tot bedaren brachten. Het trillen van haar handen, die ze om zijn armen had gekruist, hield op, het gebonk van haar hart deinde weg, ze kreeg opnieuw lucht. Toen loste hij zijn omhelzing en nam de revers van haar jasje vast. Ze hield haar hoofd en haar schouders achteruit, en hij liet het jasje van haar afglijden. Hij draaide haar met zachte dwang naar zich toe en liet zijn mond langs haar lippen glijden. Hij was zacht en warm en sterk, en hij trok haar met zijn armen opnieuw dicht tegen zich aan. Hij smaakte naar munt en chocolade. Ze liet 19
hem op haar tong zuigen, en zocht dan zelf naar zijn tong, die ze diep in haar mond wilde voelen. Wat was het lang geleden dat ze nog zo intiem had gekust, dacht ze. Ze was allang vergeten wat een buitensporige lading seksuele energie in een kus kon schuilgaan. Hij trok zijn zomerjasje uit en liet het achter zich op de vloer vallen. Hij helde achterover en trok in één haal ook zijn poloshirt uit. Hij maakte zijn broek los en terwijl hij haar in de ogen keek, schopte hij zijn bootschoenen uit en stapte uit zijn lichtkatoenen zomerbroek. Hij droeg geen sokken. Hij nam haar weer in zijn armen en liet zijn handen over haar rug naar beneden glijden over de dunne stof van haar jurk. Hij kuste intussen haar hals en gleed met zijn mond over haar boezem naar haar buik, terwijl hij zich gelijktijdig door zijn knieën liet zakken. Voor haar geknield liet hij zijn handen op haar billen rusten. Ze voelde de warmte van zijn handen door haar jurk en spande de spieren in haar billen. Hij spreidde zijn knieën en haalde haar buik naar zich toe. Ze nam krampachtig zijn hoofd in haar handen, toen hij zijn gezicht door de stof van haar jurk heen in de gloeiende driehoek van haar buik en haar benen begroef. Ze graaide met haar handen in zijn haar en trok hem dichter tegen zich aan, ongeremd. Wat had ze naar een moment als dit verlangd. Maar hij hield niet op. Zijn handen tastten verder naar omlaag, langs haar dijen, tot hij onder de zoom van haar jurk haar naakte huid beroerde en zijn vingers zacht de binnenkant van haar knieën streelden. Ze hapte naar lucht toen ze zijn handen nu onder haar jurk over haar naakte dijen weer naar boven voelde gaan, hoe hij haar met één vinger streelde in de vouw van haar billen en dijen, en dan verder naar boven ging, over de kanten stof van haar shorty. 20
Hij helde zijn hoofd achterover en keek haar verlangend in de ogen, terwijl zijn vingers achter het elastiek van het broekje haakten. Eén tel vroeg ze zich af of hij misschien een voorkeur had voor strings, maar ze hield de adem in toen hij de shorty langzaam omlaag trok over haar gladde, blote benen, tot over haar kuiten. Ze stapte eruit, terwijl ze hem al die tijd bleef aankijken. Ze wilde ook haar schoenen uitschoppen, maar hij hield haar tegen en schudde zacht van nee. Toen rechtte hij zich en zat geknield voor haar, met een knie op de vloer en zijn andere been als een bankje voor zich uit. Zijn handen zochten weer onder haar jurk, trokken deze omhoog tot onder haar billen en hij haalde haar met zachte dwang naar zich toe. Hij leidde haar over zijn vooruitgeschoven knie, zodat ze schrijlings over zijn dij stond. Hij liet haar langzaam door haar knieën buigen. Ze voelde de haartjes op zijn dij tegen de binnenkant van haar benen krieuwelen. Ze veerde even terug toen ze hem aanraakte en die aanraking door haar buik sidderde. In een flits wist ze dat er hierna geen weg terug meer was. Toen ging ze zitten, en voelde haar warme, naakte geslacht tegen zijn koele huid pulseren. Vervolgens omvatte hij haar heupen met zijn handen en bewoog haar zacht naar zich toe over zijn dij. Hij wachtte kort. En duwde haar weer terug. Hij wachtte. En trok haar weer naar zich toe. Ze bewoog gewillig met hem mee zodat ze open gleed over zijn dij en het kittelende genot als vloeibaar kwik tot diep in haar buik stroomde. Ze hapte weer naar lucht. Ze leunde, met haar jurk nog aan, tegen zijn naakte torso. Ze knoopte de jurk open tot haar middel en trok hem over haar hoofd. Hij schoof de bandjes van haar bh van haar schouders. Zij maakte de haakjes los en liet de bh van haar 21
armen warrelen. Daarop nam hij haar zachte boezem teder in zijn handen. Met zijn mond omvatte hij om beurten haar tepels, die – verrast door zo lang ontbeerd genot – zich wellustig samentrokken tot begeerlijke rozijntjes onder zijn liefkozingen. Ze klampte zich aan hem vast, ze bereed hem, behendig als een amazone, met enkel haar pumps nog aan. Ze hapten naar elkaar, naar elkaars warme adem, naar elkaars lippen en naar elkaars tong, die nu eens begerig likte en dan weer plagerig listig wegkronkelde. Ze draafde heen en weer over zijn dij, allengs sneller, en wreef gelijktijdig met haar been tegen zijn slip, waaronder zijn geslacht hard en gezwollen stond. Haar buik gloeide. Ze werd hier gek van. Ze knelde haar benen om zijn dij en voelde hoe het genot in haar buik alsmaar intenser werd. Ze wilde hier eindeloos mee doorgaan, maar al gauw voelde ze de ultieme opwinding naderen. Ze voelde hoe al de energie in haar buik langzamerhand tot een overweldigende uitbarsting wilde komen. Ze had haar lichaam niet meer in de hand, ze sloot haar ogen, schudde haar haren in zijn gezicht, klampte zich met alle kracht in haar armen aan hem vast, duwde met heel haar gewicht haar buik tegen zijn been, kromde haar rug en spande haar spieren, ademloos, tot elke vezel van haar lichaam vibreerde, lang en intens, tot haar hoofd uiteenspatte en haar liefdessappen overvloeiden. Veel later zaten ze in elkaar verstrengeld op het bed, naakt, met een glas prosecco in de hand. Hij had het tafeltje met de koelemmer dichter naar het bed toe getrokken en verdeelde het bodempje in de fles nu over de twee glazen. Ze liet haar hoofd tegen zijn schouder rusten en kuste hem in zijn oor. Hij huiverde. Hoeveel keer had hij haar doen genieten? 22
Op alle mogelijke manieren had hij haar huid doen tintelen, al haar zenuwtoppen bespeeld. ‘Ik voel me zo gelukzalig’, zei ze met haar ogen dicht. Hij aaide met zijn kin over haar haren en knikte. ‘Ik heb hier zelfs geen woorden voor.’ Hij had het moment voor zichzelf zo lang mogelijk uitgesteld, zodat hij met steeds meer honger haar lichaam had aangeraakt. ‘Zullen we met het laatste drupje op iets speciaals toosten?’ Ze knikte. ‘Op wat dan?’ ‘Op... dat het deze keer geen afscheid wordt, maar een nieuw begin. Op de hoop dat we dit nog oneindig veel keren mogen doen.’ Ze knikte weer, maar diep vanbinnen voelde ze al weemoed de kop opsteken. ‘Wie zal zeggen wat de toekomst brengt?’ ‘Wij! Wie anders? Als wij allebei willen dat dit nog meer gebeurt, waarom zou dat dan niet lukken?’ ‘Je hebt niet altijd alles in de hand.’ ‘Laten we nu even doen alsof we dat wel hebben. Toost?’ ‘Ja, oké, toost.’ ‘Op elk gelukzalig moment van onze toekomst samen.’ Hij tikte met zijn glas tegen dat van haar. Ze dronk haar bodempje in één teug leeg. ‘Nee,’ zei hij, ‘ik houd nog wat over.’ ‘Over? Waarom?’ Hij vlijde zich met haar neer tot ze op haar rug lag. Ging toen overeind zitten en goot handig zijn bodempje prosecco in haar navel, slurpte het er direct weer uit en likte als gek over haar buik zodat er geen druppel verloren ging. Ze gilde het uit. 23
‘Dat laatste drupje was het zaligst’, zei hij. Ze keek hem nagenietend aan en streelde langs zijn gezicht. ‘Ik voel me zo goed bij jou.’ ‘Ik heb precies hetzelfde gevoel bij jou.’ ‘Waarom hebben we dit nooit eerder gedaan?’ ‘Precies daarom.’ ‘Wat bedoel je?’ ‘Omdat we ons allebei zo goed voelden bij elkaar dat we genoeg hadden aan elkaars kussen en liefkozingen.’ Het bleef lange tijd stil, terwijl ze genoten van elkaars aanwezigheid. Hij verbrak de stilte met een monkellachje. ‘En omdat je me de kans niet liet, natuurlijk, want je bleef weg nog voor ik het je kon voorstellen.’ Ze reageerde met gemaakte verveling. ‘Hoe lang zal ik dat nog moeten horen?’ ‘Zolang we elkaar nog zullen zien.’ ‘Waarschijnlijk wel, maar vertel eens, hoe heb je me eigenlijk teruggevonden?’ ‘Bij toeval.’ ‘Toeval? Toeval bestaat niet.’ ‘Wel, misschien niet helemaal, maar toch in dit geval.’ Ze glimlachte. ‘Ik denk dat je wat voor me verzwijgt.’ ‘Ja, je hebt gelijk. Ik beken: ik wilde je eigenlijk liever nooit meer weerzien. Vind je dat dan een beter antwoord?’ Ze gaf hem gemaakt boos een klets tegen zijn arm. Dat klonk harder dan ze had gewild. ‘Auw!’ riep hij. ‘Je bent een pestkop. Altijd geweest.’ ‘Ik? En jij? Nog altijd even koppig?’ ‘Ik? Nooit koppig geweest.’ ‘Zal ik eens wat vertellen?’ 24
Ze knikte loom. ‘Die dag toen je bent weggegaan... wel, ik weet niet waar ik dat vandaan haalde, maar ik heb lang gedacht dat je toch nog zou terugkomen.’ Hij keek haar in de ogen. ‘Waarom heb je dat niet gedaan?’ ‘Ik dacht dat jij achter mij aan zou komen.’ Hij schudde weemoedig het hoofd. ‘Zie je wel, koppig, toch? Ach, nu zoveel jaren later heb ik het gevoel dat er toen tussen ons zoveel onbesproken is gebleven. Het had helemaal anders kunnen gaan.’ Hij bleef een hele tijd stil voor hij verder ging. ‘Heb je later nooit teruggedacht aan dat ene moment toen je de beslissing hebt genomen om niet met me mee te gaan? En heb je jezelf nooit afgevraagd hoe het zou zijn geweest als je op je besluit was teruggekomen?’ Ze knikte. ‘Ja, in het begin vooral toch, ja. En nu, de laatste paar jaren, nu de dromen van toen...’ Ze maakte haar zin niet af. ‘En jij?’ ‘Er zijn weinig dagen geweest waarop ik níét aan je heb gedacht. Aan hoe het had kunnen zijn.’ In gedachten waren ze allebei weer twee jonge twintigers. Hij hield niet op met vragen. ‘Wat is er eigenlijk gebeurd, toen?’ ‘Niets. Helemaal niets, eigenlijk. Ik was een braaf en volgzaam meisje, streng opgevoed en zo, en...’ ‘Dat zal allemaal wel, maar je hebt die beslissing toch zélf genomen.’ ‘Weet je, het kwam gewoon te abrupt, je was te voortvarend, ik had zelf nog niet eens goed nagedacht over wat ik met mijn leven wilde doen.’ ‘Je bedoelt dat mijn dromen al té veel werkelijkheid waren? Heb jij die van jou gerealiseerd?’ Katelijne vlijde een hand boven haar hoofd en dacht lang na voor ze antwoordde. 25
‘Laten we ophouden over het verleden. En als we nu eens alleen van dít moment genoten. Van elk moment dat we nu nog samen zijn.’ ‘Nee maar, jij bent gewoon onverzadigbaar.’ ‘Maar nee! Dat bedoel ik toch niet’, lachte ze. ‘Wat dan wel, hè, wat dan wel? Of is het alleen in mijn verbeelding dat je hier met je wulpse pose weer zo begeerlijk ligt te wezen?’ ‘Ik?’ ‘Je bent een echt spook, een spook dat mij al jaren achtervolgt! En nu eindelijk houd ik dat spook in mijn armen.’ Hij kuste haar in haar gladde oksel. Daar was ze bijzonder kittelachtig, daar kon ze niet tegen. Ze slaakte een gil. Even later koesterde ze zich weer onder zijn liefkozingen. Hoe lang was het al dat ze ernaar verlangde een man zo diep en warm in zich te voelen? Ze had te lang genoegen genomen met dromen alleen. Dat wist ze nu. Ze stonden beiden wat beduusd tegen elkaar aan te schurken bij de deur van de hotelkamer, onwennig nu ze opnieuw gekleed waren. ‘Zelfs aan sprookjes komt een eind’, zei ze. ‘Maar leven ze dan niet altijd lang en gelukkig verder? Dat kan bij ons toch ook? Als jij het maar wilt.’ ‘Je bent even gek als toen.’ ‘En jij? Ben jij nu in staat om iets geks te doen?’ ‘Iedereen zal wel eens zin hebben om ermee te kappen, om alles op te geven en opnieuw te beginnen. Maar je hebt altijd wel voldoende plichtsbesef dat je tot de orde roept.’ ‘Ja, zo gaat dat wellicht altijd. Kunnen we dan gewoon minnaars worden?’ Ze schokte van een ingehouden lach. ‘Gewoon? En wat denk je waar we nu mee bezig zijn?’ 26
‘O? Je bedoelt dat we dat dan al zijn? Fijn te horen dat jij er ook zo over denkt.’ ‘Gekke, gekke jongen. Laten we nu allebei naar huis gaan met een reiskoffer vol mooie herinneringen.’ Zijn gelaatsuitdrukking verstrakte. ‘Ik heb geen huis meer om naartoe te gaan.’ ‘Wat bedoel je?’ ‘O, sorry. Ik wilde dat niet zeggen. En ik wil er ook niet over praten. Het doet er niet toe. Wanneer zie ik je weer? Morgen? In de ochtend? Tussen de middag?’ Ze lachte. ‘Wíl ik je nog wel weerzien?’ ‘Ik wacht met spanning je antwoord af.’ Ze legde haar hoofd tegen zijn borst en knikte van ja. Hij nam haar steviger in zijn armen. ‘Ik jou ook. Tussen de middag. Ja? Oké, dat is dan zo afgesproken.’ Ze lachte weer en fluisterde, met haar lippen tegen zijn mond: ‘Zullen we dan nu maar eens gaan?’ ‘En als we nu gewoon hier bleven tot morgenmiddag, dan is een nieuwe afspraak helemaal niet nodig.’ ‘Een interessant voorstel, maar ik zie enkele praktische problemen.’ ‘Problemen zijn er om opgelost te worden. Vooruit, we blijven gewoon hier.’ Hij steunde met zijn voorhoofd tegen dat van haar, sloot zijn ogen en aarzelde lang voor hij doorging. ‘Wat heb ik het moeilijk om je te laten gaan. Ik ben zo bang dat ik je weer kwijtraak.’ Ze schudde zacht van nee met haar hoofd tegen zijn voorhoofd. Ze deed er het zwijgen toe omdat ze bang was dat ze anders zou gaan huilen. ‘Oké dan’, zei hij. ‘Net als jij heb ik ook enig plichtsbesef. 27
Tegenover jou, bedoel ik. Met tegenzin, dat wel, maar toch.’ Hij opende zijn ogen en glimlachte weemoedig. ‘Loop jij eerst naar buiten? Kwestie van niet samen uit een hotel te komen. Wil je me opwachten in de buurt van de HäagenDazs IJsbar? Ik ben er over vijf minuutjes. Ik heb geweldig veel zin in een ijsje, samen met jou.’ *** Tien minuten later likte Katelijne van een hoorntje vanilleijs dat hij voor haar aan de openluchtbalie van de ijsbar op de hoek van de Koninginnegalerij had gekocht. Voor zichzelf had hij Belgian Chocolate gekozen. Er stonden wel twintig mensen om hen heen van een ijsje te genieten. ‘Lekker?’ ‘Heerlijk. Ik denk dat het van..., ach, ik wil het niet weten van hoe lang geleden, toen ik nog heel jong was, dat ik zo op straat nog van een ijsje heb gelikt.’ ‘Zo lang geleden kan dat niet zijn. Je bént nog altijd heel jong.’ ‘Vleier.’ ‘Ik méén dat.’ ‘Oké, dank je, maar toch niet meer zó piep.’ ‘Jij het laatste woord dan maar. Zullen we stilletjes deze kant op wandelen?’ Hij leidde haar met een hand op haar schouder met zich mee. Ze liet begaan. Ze wilde alweer zijn handen op haar lichaam voelen, zijn lichaam tegen dat van haar, nu meteen als het even kon, al was de straat daar niet de ideale plek voor. Ze voelde zich loom van de overdosis liefde. Ze genoot van zijn nabijheid. Hij had allicht gelijk, hier in de buurt liep toch niemand die haar zou herkennen. * 28
Het had er alle schijn van dat het meisje dat midden op het trottoir liep, met de luidsprekertjes in haar oren, diep in gedachten was verzonken. Ze liep lichtjes voorovergebogen, alsof ze iets op de grond zocht. Ze leek zich totaal niet bewust van de wereld om haar heen, in het bijzonder niet van de andere voetgangers. Het was niet de eerste gehaaste voorbijganger die voor haar moest uitwijken en kregelig tegen haar arm schampte. Maar dat scheen haar niet te deren. * George reikte Katelijne zijn ijsje aan: ‘Wil je proeven van de chocolade?’ ‘Nee hoor, de vanille is heerlijk genoeg. En ik heb trouwens een randje chocola aan het hoorntje.’ ‘Ja, maar dat is niet hetzelfde. Echt niet? Mag ik dan van jouw vanille proeven?’ ‘Ah zo! Dáárom mocht ik eerst van jouw chocolade proeven! Hebben je ouders je nooit geleerd – toen jíj jong was – dat je niet van iemand anders zijn ijsje mag likken?’ ‘Oeps, vergeten. Maar ik hoopte gewoon de smaak van jouw mond in de vanille te proeven.’ Ze lachte. ‘Wat ben jij een charmeur, zeg. Niet te geloven! Of doe je maar alsof om me aan het lachen te brengen?’ * Het meisje week nu af van haar traject midden op het trottoir en liep tussen twee geparkeerde auto’s de straat op. Ze keek slechts vluchtig en vanuit een ooghoek opzij naar aankomend verkeer in de eenrichtingsstraat. Een bus van de 29
Brusselse vervoersmaatschappij kwam aanrijden. Ze had hem in de verte opgemerkt, maar had niet het minste idee hoe snel hij kwam aandenderen op de gladgesleten kasseien. Ook de muziek die door haar hoofd dreunde, verhinderde haar te horen hoe snel hij op haar afkwam. * ‘Ja, ik beken schuld. Ik doe er graag alles aan om je aan het lachen te brengen. Ik vind het heerlijk als je lacht.’ ‘Nu overdrijf je. Dat is mooipraterij.’ ‘Nee, ik ben gewoon eerlijk.’ Ze wandelden rustig verder. Het viel haar op dat hij zijn hand van haar schouder had genomen, maar er nu alles aan deed om de hele tijd met zijn arm langs haar arm te strijken. Ze vond het oké. Ze had zelfs zin om met haar hoofd tegen zijn schouder te leunen. * Terwijl ze de straat overstak, keek het meisje even op naar de overkant. Dan hield ze abrupt halt midden op de rijweg. In de verte op het trottoir zag ze een vrouw met een ijsje in de hand. Het meisje bleef als versteend staan. * Katelijne keek George tersluiks aan en glimlachte naar hem. Hij fixeerde haar mond en stopte. ‘Momentje, er loopt een drupje ijs van je mondhoek.’ Katelijne bracht haar hand naar haar mond om het met een vinger weg te vegen, maar hij hield haar tegen. ‘Wacht.’ En hij nam haar hand in de zijne. Hij boog voor30
over en likte met een kus het verzonnen drupje roomijs van haar mondhoek. Het duurde een fractie van een seconde voor Katelijne zich van haar verbazing herstelde. ‘O, wat ben jij eigenzinnig.’ Maar ze trok haar hand niet terug. * Naast de vrouw liep een man, ook met een ijsje. En de man had zich naar de vrouw toe gebogen en haar op de mond gekust. Het meisje keek er verbijsterd naar. Ze deinsde achteruit. Ze wilde meteen weg. Ze draaide zich om. * ‘Echt eigenzinnig! Dat ben jij.’ Hij gaf voor haar een komische interpretatie ten beste van de zelfgenoegzame sufferd, een gezichtsuitdrukking zoals mannen die na de daad kunnen hebben. ‘George, je deugt niet! Wat je al niet uitvindt om toch maar van de vanille te proeven.’ Hij lachte uitbundig. * Het meisje wilde weg. Nu! Meteen! Maar toen sprong rechts van haar een reusachtig monster op haar toe. De langgerekte, loeiharde claxonstoot van de stadsbus 31
voelde ze, zelfs door de muziek heen, door haar frêle lichaam dreunen. * Katelijne keek verschrikt op. Op hetzelfde moment dat ze George terechtwees voor zijn onbesuisde kus, klonk links in de verte een alarmerende claxonstoot. * Het meisje zag hoe het gigantische monster met gapende bek op haar afkwam. Ze hield haar handen afwerend voor zich uit, maar het monster, dat recht op haar afstormde, was niet meer tegen te houden. Ze bleef het verschrikt in de ogen kijken. * Katelijne keek van George weg naar de stadsbus in de verte, waar het lawaai van de claxonstoot vandaan was gekomen. Toen schrok ze opnieuw. Onstuitbaar. Het was alsof er totaal onverwacht een zware donderwolk voor de zon schoof, waardoor het ineens donker en kil werd. * Het monsterlijke vehikel hield op slechts enkele centimeters van het meisje halt en schommelde hijgend van de gedane inspanning. Het meisje bleef het gevaarte nog een tel versteend aanstaren, haastte zich dan weg van voor de bus en liep langs32
zij naar achteren. Ze zocht een uitweg tussen de geparkeerde auto’s. De buschauffeur duwde zijn raampje open en schreeuwde haar een verwensing na. Ze hoorde het niet, ze hoorde helemaal niets. Het enige wat haar gedachten nu volledig inpalmde, was het beeld van de vrouw die door de man op de mond werd gekust. Ze wilde zo gauw mogelijk hiervandaan komen, ver weg van het duo. * ‘Heb je dat gezien?’ Katelijne duwde zijn hand weg. ‘Wat dan?’ Ze deed een pas bij hem vandaan. ‘Nee, natuurlijk niet. Dat kún jij ook niet gezien hebben.’ ‘Wat is er dan? Hoe kom je plots zo nerveus?’ ‘Ik heb iemand gezien die ik ken.’ ‘Wat? Heeft hij jou gezien?’ ‘Ik weet het niet.’ ‘En waar is die nu?’ ‘Ik weet het niet, ik zie haar niet meer. Ze is weggelopen.’ ‘O, het is een zij. Heeft zij jou gezien?’ ‘Ik weet het niet.’ ‘Weet jij wel zeker dat zij het was?’ Ze haalde de schouders op. ‘Ik denk het wel.’ ‘Dat klinkt niet erg overtuigd.’ Katelijne stond er opeens wat bedremmeld bij. ‘Ze had haar rode rugzakje bij zich, en ze droeg haar zwarte jas.’ ‘Wie denk je dan dat het was?’ ‘Charly.’ ‘Je dochter?’ 33
Ze knikte en keek vertwijfeld naar de bus, die verder reed. ‘Ah zo’, zei hij slechts en ging weer dichter bij haar staan, nam haar arm vast. ‘Ga je even naar me luisteren?’ Ze knikte alleen maar. ‘Oké. Zou je niet denken dat jouw dochter op dit uur gewoon in de klas zit?’ ‘Ja maar...’ ‘Ja? Maar wat?’ Ja, ik heb haar vanochtend ge-sms’t, dacht ze. Ze had toen erg kortaf geantwoord. Omdat ze in de klas zat, natuurlijk. ‘Zit zij dan in Brussel op school?’ Ze schudde van nee. ‘In de buurt waar jullie wonen? Dat is toch een flink eind hiervandaan, niet?’ Ze knikte. ‘Wel dan? En dat zelfs helemaal buiten beschouwing gelaten, hoeveel meisjes hebben een rood rugzakje, denk jij?’ ‘Maar het was helemaal Charly. Dat haar en dat jasje...’ ‘Wacht nog even. Rustig. Je hebt haar rugzakje gezien, zeg je. Rúgzak. Je hebt dat meisje op haar rug gezien, dat rugzakje is je opgevallen, maar heb je ook haar gezicht goed gezien?’ ‘Van opzij. Niet lang. Het was maar een fractie van een seconde, maar toch.’ Ze schudde het hoofd. ‘Je kunt zeggen wat je wilt, maar ik weet toch hoe mijn dochter eruitziet, zeker. Ze draaide zich om en is weggelopen.’ ‘Wat? Weggelopen? En je denkt bovendien dat zij jou heeft gezien? Ja?’ Katelijne haalde de schouders op. ‘Fraaie dochter heb jij dan. Dochter ziet moeder en holt subiet bij haar vandaan.’ Hij gaf een kneepje in haar arm. ‘Wat denk je? Is dat je dochter?’ Katelijne beet op haar lip. Het was zo verwarrend. 34
‘En als ze nu eens uit de school is weggelopen?’ ‘Om vrolijk een vrije dag in Brussel te gaan rondhangen?’ Hij keek haar onderzoekend aan. ‘Deed ze dat dan al eerder? Nee, want wat zou ze hier in ’s hemelsnaam in Brussel verloren hebben? En hoe zou ze hier zijn gekomen? Met de trein? De bus? Houd ermee op, lieveling, met je ongerust te maken. Er is niets aan de hand, behalve...’ Katelijne keek hem verschrikt aan. ‘Behalve wat?’ ‘Behalve dat het niet lang meer gaat duren of je ijsje loopt langs je arm in je mouw. En ik ben niet van zins om het daar ook af te likken. Toch niet hier op straat.’ Ze keek naar het hoorntje, moest glimlachen om zijn opmerking en likte het smeltende ijs van de koek. Hij probeerde haar met nog meer uitleg helemaal gerust te stellen. ‘Het spijt me van die kus van daarnet. Ik bedoel, niet echt natuurlijk want ik heb ervan genoten, maar ik denk dat ik je heb laten schrikken omdat ik het hier op straat deed. En toen je op dat moment een meisje zag dat dezelfde kleren als je dochter droeg, heb je direct de rampzaligste conclusie getrokken. Denk je niet?’ Ze schokschouderde. ‘Als jij het zegt.’ En toch was ze er niet gerust op. Het beeld van het meisje met het rode rugzakje voor de stadsbus bleef door haar hoofd spoken. Maar hoe meer ze zich concentreerde om het beeld scherper te stellen, hoe waziger het werd, en hoe minder geloof ze aan haar waarneming hechtte. ***
35
Het meisje dat op een haar na door de stadsbus was overreden, stond hijgend en huilend op een kruispunt van straten waar ze nog nooit eerder was geweest. Ze duwde met haar handen in haar zij en hapte naar lucht. Ze voelde steken in haar zij van het onbedwingbare lopen. Ze was tijdens haar vlucht de weg helemaal kwijtgeraakt. Ze kende Brussel amper. Toen ze was weggerend van het ijsetende en kussende stel, had ze niet om zich heen gekeken. Ze had ook geen idee hoe lang ze had gelopen. Ze was in de buurt van de Grote Markt geweest, en daar wilde ze weer heen om naar het Centraal Station te gaan. Maar hoe kwam ze daar? Ze drentelde wat rond en keek uit naar aanwijzingen die haar op weg zouden kunnen helpen. Het leek geen gore buurt. Al zou dat niet eens echt een probleem zijn. Allicht zag ze er niet uit met haar betraande gezicht. Ze vermande zich. Ze had gelezen wat ze moest doen om te vermijden dat ze ongewenst werd aangeklampt: duidelijk laten blijken dat ze heel precies wist waar ze heen ging, recht op haar doel af. Dat was de truc. Traag of snel lopen maakte niet uit. En altijd hetzelfde ritme aanhouden. Dat was een andere truc. En nooit oogcontact maken, natuurlijk. En al zeker niet omkijken als iemand haar wat anders dan haar naam achternariep. En als ze zich toch nog onveilig voelde, kon ze altijd haar gsm nog tegen haar oor leggen en tegen een dode lijn praten. Geen kerel die het dan zou wagen om haar aan te klampen. Maar ze ging nu helemaal niet gezwind op haar doel af. Ze was al behoorlijk ontredderd na het bijna-ongeluk, de gedachte aan het zoenende stel, en nu kwam de wetenschap daarbovenop dat ze de weg naar het station helemaal bijster was. Ze probeerde zich te oriënteren op de gebouwen, maar ze 36
herkende geen enkel ervan. En de oude stadhuistoren van de Grote Markt, die ze wel kende, was nergens te bespeuren. En ze zag ook nergens wegwijzers voor toeristen of met ‘Centraal Station’ erop of iets daar in de buurt wat ze van naam zou herkennen. Op de hoek van de volgende straat, met de verkeerslichten op groen, stond ze weer in twijfel, en plotseling waren ze er. Twee jonge kerels, iets ouder dan zij, een aan elke kant van haar, en ze begreep meteen dat ze een probleem had. ‘Dag schoonheid, waar ken ik je nog van?’ zei de linkse in het Frans. Daar had ze geen moeite mee. Een meisje in de zuidelijke Vlaamse rand rond Brussel moet ook in het Frans van zich af kunnen bijten. Vooral in het Frans. Maar ze vond het helemaal geen goed idee om ook maar iets te zeggen. Ze stak de straat over zonder hen aan te kijken. De twee liepen met haar mee. Shit, dacht ze. Haar gsm stak in haar rugzakje. Maar wie zou ze bellen? Ze probeerde hen kwijt te raken door sneller te gaan lopen, maar de twee links en rechts van haar hielden haar tempo bij. ‘Dat is niet erg beleefd van je om me te negeren’, zei de linkse weer. ‘Ik probeer toch aardig tegen je te zijn?’ Ze droeg zichzelf op gewoon verder te lopen. Gewoon? Er waren weinig voorbijgangers op straat, maar ze kon nog altijd gaan gillen. Hoewel, de feiten leerden dat er doorgaans weinig enthousiasme bestond om in te grijpen. Toen ze de hoek van de volgende straat had bereikt, hield ze halt. De twee bleven links en rechts van haar staan. De verkeerslichten voor voetgangers stonden op groen. Kantoorbedienden en winkelende voorbijgangers moesten om hen heen lopen. Ze keek hen een voor een aan. Ze waren allebei groter dan zij. 37
‘Wat willen jullie?’ Dat scheen de linkse erg vermakelijk te vinden. Hij boog zich voorover om langs haar naar de rechtse te kijken. ‘Ze denkt dat we iets van haar willen!’ Ze meende dat ze een houding van geïrriteerde boosheid moest aannemen. ‘Het licht staat nog altijd op groen. Jullie kunnen doorlopen’, zei ze dwingend, maar in haar hoofd klonk het vooral bang. Dat leken ze allebei geweldig lachwekkend te vinden. Ze kreeg enkele seconden om haar situatie te overzien. Ze bevond zich op straat met mensen om zich heen. Dat was een voordeel. Maar vluchten, ergens naartoe rennen waar ze veilig was, kon ze niet. Ze zouden haar tot in het station volgen. Misschien zelfs tot op de trein. Maar toen ze verder liep, begonnen ze aan weerszijden dichter tegen haar aan te lopen. Ze klemden haar tussen hen in. Ze voelde zich hulpeloos in de tang genomen tussen de twee kerels, die veel sterker waren dan zij. Ze probeerde nog eens te ontkomen door sneller te lopen, maar de twee hielden haar tempowisselingen zonder meer bij. Waarom glipte ze niet met een aalvlugge sprong tussen hen uit om het echt op een lopen te zetten? Ze bedacht dat het geen zin had. De twee zouden haar gemakkelijk inhalen en blijven achtervolgen. Of waarom hield ze geen voorbijganger aan, dat ze werd aangerand? Maar de twee kerels zagen er niet eens onguur uit, heel gewoontjes zelfs, slungelige studententypes. Ze hadden ook de hele tijd al die brede smile op hun gezicht. Gewoon twee jongens en een meisje die aan het dollen waren, zouden de passanten denken. En precies dat ze er zo gewoontjes uitzagen, maakte haar extra bang. Ze zat nu zo tussen hen ingekneld dat ze haar van het 38
trottoir af stuurden en tussen hen in de straat over dwongen. ‘Ik moet niet die kant op’, probeerde ze. ‘Dat moet je wel’, zei de linkse. ‘Zonder enige twijfel’, antwoordde de rechtse. Haar hart klopte haar in de keel toen ze aan de overkant van de straat stopten in het portaal van een oud herenhuis dat achter steigers en doeken werd gerenoveerd. Ze waren nu voor en achter haar gaan staan. Voorbijgangers keken niet op. Ze was bang. Heel erg bang. ‘Zo’, zei de linkse, die voor haar was komen staan. ‘Jij dacht vast dat we geïnteresseerd waren in jou, niet? Heb jij dan iets wat ons kan interesseren, schat?’ Hij keek haar uitdagend aan. ‘Denk je niet dat ze een te hoge dunk heeft van zichzelf?’ vroeg de andere achter haar. ‘Twee muggenbeetjes en een kale kamelenteen. Dat is niets voor mij.’ Dat haar jongensachtige meisjespostuur niet overeenkwam met haar leeftijd was soms een voordeel. Hij lachte vuil. ‘Ik doe het niet met kinderen.’ ‘Bwèèk, nee, ik ook niet’, zei de andere achter haar. Maar waarom zeiden ze haar dit, vroeg ze zich af. ‘Ter zake, jij gaat wel iets voor ons doen’, zei degene voor haar. ‘O ja?’ zei ze hautain. ‘Daar zou ik maar niet te veel op rekenen. Laat me gaan of ik ga gillen.’ ‘O ja?’ echode hij met haar toontje. ‘Dat zou ik maar niet doen als ik jou was. Voor je het weet kun je alleen nog gillen langs een gaatje in je rug.’ Op dat moment kreeg ze een prik in haar zij van de andere kerel. Ze verroerde zich niet meer, en ze hoefde niet 39
eens te kijken om te weten dat de prik van de punt van een mes kwam. ‘Ik kan je verzekeren dat je geen tweede keer meer gilt met zo’n gaatje in je rug.’ Van achter haar kwam de stem die zei: ‘Laat dat rugzakje maar eens zakken.’ ‘Waarom zou ik?’ ‘Omdat ik anders de riempjes doorsnijd, en dat zou jammer zijn, want dan kun je het niet echt meer als een rugzakje gebruiken.’ ‘En wat zal mama zeggen als je met een kapot rugzakje thuiskomt?’ vroeg de kerel voor haar. Ze hield haar armen achteruit en wipte even op en neer, zodat het rugzakje van haar schouders gleed en haar borstkas uitdagend vooruitstak. ‘Meisjes intimideren. Wat stoer. En jonge meisjes hun gsm afpakken, hè? O, dat is ook stoer. Jullie zijn mietjes. Jullie zijn ordinair crapuul.’ ‘Niet zo gauw conclusies trekken, popje.’ *** Katelijne liep de trap op. Ze was later thuis dan gepland. Charly had al thuis kunnen zijn. Gelukkig niet. Het afscheid was hun allebei moeilijk gevallen. Hopelijk stonden de beveiligingscamera’s in de Muntparking niet op haar auto gericht. In de badkamer trok ze haar jurk uit en nam deze in beide handen, duwde haar gezicht in de stof en snoof eraan. Zijn geur zat er nog in, van toen hij haar met zijn naakte torso had vastgepakt. Met de geur kwamen ook weer de herinneringen opzetten. Ze zou de jurk niet luchten. Ze hoopte dat zijn geur er nog enkele dagen in zou blijven hangen. 40
Het was heel anders geweest dan ze zich had voorgesteld. Veel beter nog. Ze monsterde haar naakte spiegelbeeld. Net zoals ze alle dagen had gedaan sinds ze wist dat ze elkaar opnieuw zouden ontmoeten. Hij zag er nog altijd uit zoals ze zich hem van jaren terug herinnerde. Alleen zijn haar was in peper met veel zout veranderd. Maar hoe zou hij zich haar nu herinneren? Vast niet meer als het meisje dat hij jaren geleden had gekend. Ze was geen twintig meer. Althans, zo dacht ze gisteren nog. Vandaag voelde ze zich achttien. En hopeloos verliefd. Ze had zichzelf niet ouder zien worden. Ze had elke dag nog dezelfde mond vol tandpasta, elke dag nog hetzelfde haar dat ze borstelde – met dank aan haar kapper voor het kleurspoelinkje –, en elke dag had ze dezelfde snuiten getrokken als haar vingers de vochtinbrengende crème van beneden naar boven in haar huid masseerden. Maar ze had zich het laatste jaar voor het eerst echt oud voelen worden. Tot vandaag. Ze knipte met de vingers haar dagdromen weg. Er moest haast gemaakt worden. Ze hing haar jurk voorlopig aan een haakje in de badkamer, trok haar werkkleren aan en liep haastig naar het was- en strijkkamertje dat in de garage uitkwam. Ze haalde de witte was van die ochtend uit de machine en stopte hem in de droogtrommel. De mand wasgoed van vanmorgen was intussen poederdroog geworden, zodat de strijk nu een zware klus zou worden. Maar dat had ze er wel voor over. Ze was al een tijdje bezig met strijken, toen ze zich realiseerde dat Charly wel erg lang wegbleef. Katelijne was zelden thuis als haar dochter thuiskwam, maar de school was al een tijdje uit en ze was toch met de fiets? Dat ging sneller dan de bus, die een omweg maakte. 41
Schuldgevoel bekroop haar weer toen ze zich voorstelde dat Charly ook op de terugweg een ongeluk met haar fiets kon hebben gehad. Ze dwong zichzelf om niet direct te gaan sms’en, maar ze kon de kwelling gelukkig onmiddellijk van zich afzetten toen ze Charly door het raam aan de straatzijde te voet zag aankomen. Te voet? Vreemd, dacht Katelijne, waarom was ze niet met de fiets? Wat Katelijne vervolgens zag, beleefde ze als een hallucinatie. Charly liep naar de brievenbus aan de rand van het trottoir, draaide zich om met haar rug naar de woning en boog voorover naar de bus. Ze maakte die open en haalde er iets uit wat van ver leek op brieven en reclamefolders. Maar Katelijne was helemaal niet geïnteresseerd in de post. Het enige wat op haar netvlies gebrand stond, was het rode rugzakje, het zwarte jasje en de draaiende beweging die Charly had gemaakt toen ze bij de brievenbus was. Dat beeld was identiek aan wat ze in Brussel van het meisje had gezien. Een beeld dat ze trouwens al enkele uren met succes had weten te verdringen. Ze vertrouwde Charly. Ze had er de grootste moeite mee om zich haar spijbelend voor te stellen. Maar ze had zich toch voorgenomen dat als er zelfs maar een fractie onzekerheid bleef of het Charly was geweest in Brussel, ze dat zonder meer zou uitzoeken. Ze zou Charly daarom straks beslist enkele wollige vragen stellen, zonder dat die er erg in had dat ze werd ondervraagd. Ze zag hoe Charly met de post naar de voordeur liep. Ook vreemd. Ze wist toch dat haar moeder thuis was? Dan liep ze gewoonlijk achterom. Katelijne hoorde hoe zij met haar sleutel de voordeur openmaakte en naar binnen kwam. Geen ‘Ma, ik ben er!’ Ze hoorde hoe zij de deur van de hal naar de garage opende, wellicht om haar schoenen uit te trekken. Het duurde even. Dan hoorde ze de deur van de garage weer dichtslaan. 42
Katelijne opende de deur van het was- en strijkkamertje. ‘Ik ben hie-ier!’ riep ze. Geen antwoord. Toen hoorde ze gestommel boven en klikklakken op de badkamervloer. Vreemd, Charly had haar schoenen nog aan. Katelijne begreep dat zij al op weg was naar haar kamer. Allicht was zij vergeten dat haar moeder vandaag thuis was gebleven. Katelijne bedacht dat ze niet zo gejaagd naar huis had hoeven rijden om er nog voor haar dochter te zijn. Charly was ongetwijfeld met de bus gekomen. Vergeten dat haar fiets nog op school stond? Al was dat niets voor haar. Ze sloot de deur van het strijkkamertje weer en ging verder met het hemd waaraan ze bezig was. Ze zou hierna naar Charly toe gaan. Om zichzelf aan te praten dat ze toch een fijn gezinsleven had, had ze zich altijd opgetrokken aan de rimpelloze verstandhouding met haar dochter. Het kwam nu in haar op dat ze de kracht om het leven voortaan ook prettig te vinden, misschien zou kunnen putten uit dagen als die van vandaag. Het woord romance zweefde ook net door haar hoofd, toen de deur van het kamertje met een ruk werd geopend. Charly stond in de deuropening. Ze keek Katelijne fel aan, haar gezicht stond op onweer. Ze had haar jas en rugzakje nog aan, evenals haar schoenen. Katelijne had niet gehoord dat ze door de garage naar het was- en strijkkamertje was gestapt. Was ze er dan naartoe geslopen? Om haar te betrappen? Waarop? Charly’s gezicht stond op... misprijzen? Was het dat? Of wat? Katelijne bleef zo kalm mogelijk. ‘Ah, daar ben je. Was je vergeten dat ik thuis was?’ Charly antwoordde niet. 43
‘Je hebt je jas en schoenen nog aan. Moet je weer weg?’ Nog geen antwoord. Wist ze toch iets? Katelijne wachtte angstig af. Niet meteen aandringen, dacht ze. Begripvolle moeders komen veel meer te weten van hun dochters dan zij die direct op hun paard zitten. Daarbij dacht ze een tel terug aan zichzelf als amazone, maar de spanning week niet. ‘Ik heb hier bijna gedaan’, zei ze nog. Charly kwam het kamertje in en gooide de post op de strijkplank. ‘De post stak nog in de brievenbus’, zei ze. ‘Je ziet dat je niet gewoon bent om de hele dag thuis te zijn.’ Dat klonk erg vanuit de hoogte. Waarom? Omdat ze wist dat Katelijne er niet was geweest? ‘Ik heb er niet aan gedacht.’ Charly mompelde wat. Katelijne hoorde zoiets als ‘Te hevig bezig met opruimen’, maar ze dwong zichzelf om daar niet op in te gaan. Katelijne nam de post en controleerde of er belangrijke correspondentie bij zat. ‘Niets dringends.’ Ze legde alles op de droogtrommel. ‘Jij haalt die er anders toch ook uit?’ Ze zag weer het meisje met de zwarte jas en het rode rugzakje. Charly bleef zwijgen en wat ongemakkelijk staan draaien in het kamertje. Wat wilde ze zeggen? Katelijne verbrak de stilte. ‘Je bent niet met de fiets teruggekomen?’ ‘Hoe weet je dat?’ reageerde Charly bits. ‘Omdat ik hier door het raam zag dat je te voet was.’ Stilte als antwoord. ‘Hoe komt het?’ ‘Ik ben met de bus gekomen.’ ‘Ja, waarschijnlijk. Vergeten dat ik vandaag thuis was?’ 44
Het duurde een hele tijd voor ze antwoordde. ‘Ik kom morgen met de fiets naar huis.’ Dat klonk allemaal erg onaardig, en de spanning was nu te snijden. Katelijne wilde graag van haar dochter horen dat haar stugheid een heel andere oorzaak had dan... Misschien had het wel te maken met de sms’jes van vanochtend, dacht ze nu wanhopig. ‘Sorry voor die berichtjes van deze morgen.’ Charly schudde vrijwel onzichtbaar het hoofd. ‘Je zat waarschijnlijk in de klas?’ Charly haalde de schouders op. ‘Sorry, ik had er niet meteen aan gedacht.’ Charly vroeg niets meer. Was ze dan niet nieuwsgierig naar de reden van die sms’jes? Katelijne besloot om er zelf ook niet over uit te weiden. Als ze haar uitlegde waarom ze vanochtend zo verontrust was, dan gaf ze in één moeite ook toe dat ze zich er schuldig over had gevoeld dat ze haar niet met de auto naar school had gebracht. Bovendien was het ook niet evident dat Katelijne ’s ochtends het lokale radionieuws had gehoord terwijl ze opruimde. Behalve in de auto zette ze de radio zeer zelden aan. Katelijne besefte dat ze de spanning nauwelijks nog langer aankon. Charly knikte wat, in gedachten verzonken, keek wat verloren rond en wist zich niet echt een houding te geven. Ze beet op de binnenkant van haar onderlip en slikte iets weg. Ze scheen iets te willen zeggen en tegelijk te gaan huilen. ‘Nog altijd niet gedaan met opruimen?’ Ze wees naar de was in de droogtrommel. ‘Nee, maar die ga ik na het eten strijken.’ Katelijne gaf nog een finishing touch aan het opgevouwen hemd en zette het strijkijzer rechtop. Ze rechtte haar rug, plantte beide handen op de strijkplank en keek Charly recht aan. 45
‘Je hebt je jas en je schoenen nog aan. Moet je nog ergens naartoe? Zal ik je brengen?’ Charly schudde van nee. Katelijne kon de spanning niet meer aan. Ze wilde het gewoon weten. ‘Wat is er dan?’ Het duurde een hele tijd voor Charly antwoordde. De spanning was nu ronduit ondraaglijk. Katelijne bereidde zich voor op het allerergste. Wat zou ze daarop antwoorden? ‘Ik had gehoopt dat je me was komen halen.’ ‘O, dat.’ Katelijne herademde opgelucht. Dat was dus wat er scheelde. Dochterlief voelde zich nog altijd verongelijkt omdat ze vanochtend tegen haar zin met de fiets naar school had gemoeten. De zenuwslopende confrontatie had Katelijne zo van slag gebracht dat ze ongewoon scherp reageerde: ‘Meisje, luister eens, ik heb hier een hele dag opgeruimd, hè. Ik heb niet stilgezeten, hoor. Een dag is zo om, en met dat heen en weer rijden ben je gauw nog meer tijd kwijt. Ik heb er zelfs geen moment aan gedacht dat je dat had gewild.’ Er klonk een gemompel dat ze begreep als ‘Nee, ik tel niet meer mee’ of zo. Ze raakte daarover spontaan erg geïrriteerd, maar zei niets. Als iets opzettelijk niet hardop kon worden gezegd, vond ze het ook niet belangrijk genoeg om er opnieuw naar te vragen, laat staan om erop te reageren. Charly keek weg van haar en beet nog altijd op de binnenkant van haar wang en onderlip. Ze mompelde iets als: ‘Ik ga naar boven, ik heb werk voor school.’ Ze maakte aanstalten om op te stappen, maar hield haar pas in. ‘Ik moet tegen morgen een opstel maken. Is er printerpapier?’ Katelijne reageerde weer kortaf en verontwaardigd. 46
‘Zeg, meisje! Kijk eens bij papa, die zal er nog wel hebben. Wat denk je wel? Ik ben vandaag niet weg geweest, hoor.’ Charly draaide zich met een ruk om naar Katelijne. ‘Ma! Waarom zeg je dat nu?’ Katelijne reageerde verbaasd. ‘Wat dan?’ ‘Ma!’ Haar stem ging een octaaf hoger. ‘Waarom zeg je dat nu?’ Haar ogen leken nu vochtig te worden. ‘Wat?’ ‘Ma!’ Er kwam niet veel meer dan wat hoog gepiep uit haar verwrongen mond. ‘Je auto is nog warm.’ ‘Wat?’ ‘De motor van je auto is nog warm.’ Daarop klikklakte ze op hoge benen en in tranen weg. Katelijne bleef verbluft achter. Wat had ze nu gedaan? Ze had zich voorgenomen om Charly straks enkele pertinente vragen te stellen over haar tijdsgebruik vandaag, maar ze was zelf in de val gelopen door emotioneel een ongelukkig leugentje op te dissen. Had Charly vooraf bewust aan de motorkap gevoeld? Of was ze er toevallig achter gekomen dat die warm aanvoelde toen ze haar schoenen wilde uittrekken? Dat leek Katelijne het meest aannemelijk. Was Charly toen boos geworden omdat haar moeder haar niet was komen halen, terwijl zij toch met de auto weg was geweest? Had ze daardoor haar schoenen vergeten uit te trekken, en was naar boven gelopen? Het gebeurde wel meer dat ze op haar kamer ging zitten mokken. En was dat het enige wat er aan de hand was? Katelijnes hoofd tolde. Ze had de grootste moeite om alles op een rijtje te zetten. Wat een puinhoop, dacht ze. Hoe het ook zij, ze had haar dochter een leugen verteld, 47
en die zou dat onvergeeflijk vinden. Haar leugen moest ze straks in elk geval rechtzetten. Met een nieuwe smoes, dat kon niet anders. *** Charly deed haar kamerdeur open, speurde de vloer af voor ze naar binnen liep en op de stoel aan haar bureautje ging zitten. Ze lette op voor Boris, dat ze niet per ongeluk op hem trapte. Ze keek in zijn jampotje. Hij was verdwenen. Ze rolde haar bureaustoel achteruit en boog zich voorover om het blad van haar werktafel te inspecteren. In het licht van de zon kon ze zijn slijmspoor volgen. Ze vond hem direct. Hij hing droog en verscholen in zijn huisje tegen de zijwand van haar witte IKEA-bureau. Ze trok het pinknagelgrote slakje van de wand en legde het in zijn glazen bokaaltje. Met een plantenverstuiver vernevelde ze er een beetje water in. Ze legde hem met het slijmkorstje rond zijn voordeur in een druppel water en binnen enkele tellen wurmde hij zich uit zijn krappe woning, met zijn verwonderd uitstulpende ogen naar alle richtingen kijkend. ‘Op een dag raak je toch nog eens op de dool, en dan trapt iemand je dood’, zei ze boos. Dat was precies hoe ze zich nu voelde. Ze was haar eigen weg gegaan, ze had gespijbeld, dat was spannend, maar de opwinding was vreselijk uit de hand gelopen. Het zou lang duren, dat wist ze, om alles wat ze vandaag had meegemaakt te verwerken. Ze wilde het liefst alles in een afvoerpijpje van haar geheugen laten verdwijnen, maar dat zou haar nooit lukken, dat wist ze zo. Daarvoor was ze te erg geschokt. 48
‘Heb ik daarvoor nu gespijbeld?’ vroeg ze aan Boris. ‘Moet ik daarvoor weer een hele week op de post letten, en een pijnlijke menstruatie verzinnen?’ Ze was boos, ontzettend boos. Ze wilde huilen, maar dat kon ze niet eens, omdat ze alleen maar boosheid wilde uitstralen. Huilen was een teken van zwakte. *** Katelijne haastte zich met het overige huishoudelijke werk. Ze bracht de gestreken was naar boven, hing haar jurk terug in de kast, maakte het bed op, lapte de spiegels van de badkamer en hing schone handdoeken op de rekjes. Dat waren zaken die opvielen, net als stofzuigervegen op het vloerkleed. Toen liet ze de oven voorverwarmen tot honderdtachtig graden. Ze strooide nog wat extra gemalen emmentaler boven op het laagje bechamelsaus en plaatste de schotel met puree en garnalen in de oven. Ze had nog hooguit twintig minuten de tijd voor ze zouden eten. Dan moest deze zaak met Charly opgelost zijn. Die was naar haar kamer gevlucht, zoals meestal, en was er sindsdien niet meer uit gekomen, nu zowat drie kwartier geleden. Katelijne liep naar de trap en riep haar naar beneden. Charly kwam onzeker de keuken binnen, de armen gekruist voor zich houdend. Ze sprak geen woord, gaf zelfs geen commentaar dat het te vroeg was voor de maaltijd. Ongetwijfeld verwachtte ze dat ze op het matje zou worden geroepen. Ze bleef tegen de keukendeur leunen en keek naar de punten van haar schoenen. Katelijne stond bij de oven met haar handen op haar heupen. Ze liet haar betoog bijzonder berispend klinken. ‘Jongedame, ik ben helemaal niet te spreken over je gedrag van daarnet.’ 49
Charly keek met een strak gezicht voor zich uit naar de keukenkasten tegen de muur ertegenover. ‘Dat was het gedrag van een rotverwend nest en dat kan ik niet verdragen. Zo hebben we je niet opgevoed. Papa en ik proberen je alles te geven wat goed voor je is. Toegegeven, met de financiële problemen hier kunnen we ons geen excessen veroorloven. Dat weet je, maar toch denken we altijd eerst aan jou en dan pas aan onszelf. Ik denk niet dat je te klagen hebt.’ Dezelfde gelaatsuitdrukking, hetzelfde stilzwijgen. Katelijne leek voor de muren te praten. ‘Maar dat je dan in een chagrijnige bui schiet omdat je niet als een prinses van school werd gehaald, alleen maar omdat ik tóch thuis ben, dat gaat mij net iets te ver. Ja, echt wel. Andere dagen neem je toch ook gewoon de bus naar huis? Ik breng je elke ochtend al naar school. En bij hoge uitzondering vandaag een keertje niet. Als ik het goed begrijp, vind je het daarom niet meer dan logisch dat ik je als tegenprestatie dan maar van school moet komen halen. Pardon? Is dat niet een klein beetje egoïstisch? Dacht je dat ik hier de hele dag heb stilgezeten?’ Geen reactie. Katelijne laste hoognodig een korte pauze in – ze verzon ter plekke om de temperatuur van de oven te controleren –, want nu kwam het moment van de waarheid. ‘En ja, ik ben vandaag met de auto weg geweest.’ Charly rechtte haar rug, snoof diep en keek vluchtig op. Nog altijd met een nijdige blik, maar het bevestigde Katelijnes diepste vermoeden dat het Charly alleen te doen was om de rit naar huis die haar was misgund. ‘Ja. Alleen ben ik vandaag niet naar de supermarkt geweest. Dat bedoelde ik toen je me over je printerpapier vroeg. Ja, ik heb de auto genomen. En voor wie heb ik dat gedaan? Toch maar weer voor jou.’ 50