Inleiding Gerrit Jan de Bruyn Stad en natuur zijn voor ons gevoel vaak twee onverenigbare uitersten in ons bestaan: we wonen en werken in de stad, een door mensen gemaakte steenwoestijn, en in onze vrije tijd trekken we de natuur in, bossen, duinen, waddenzee, waar we liefst zo min mogelijk sporen van menselijke invloed willen zien. Maar zoals er in ons land geen natuur te vinden is zonder menselijke invloed, zo is er ook geen stad zonder natuur en wie Leiden een beetje beter kent weet die natuur in de hele stad te vinden. Zo'n kleine duizend jaar geleden waren de natuurlijke omstandigheden aan de Rijnmond zo gunstig dat er een snel groeiende nederzetting ontstond. De combinatie van de voor handelsverkeer geschikte Rijn en strandwallen en een stelsel van getijdenkreken zoals Vliet, Mare, Zijl, Korte Vliet en Roomburger Wetering vormde de natuurlijke basis voor de groei van een van de oudste en belangrijkste Hollandse steden. De oernatuur die de ontwikkeling van de stad mogelijk maakte moest door diezelfde ontwikkeling wijken: waar eens ooibossen groeiden staat nu een stadhuis en Vliet en Mare zijn voor een groot deel gedempt. Maar juist als mensen de natuur om zich heen zien verdwijnen neemt hun behoefte toe om zich te omringen met iets natuurlijks. Waar en wanneer zich de gelegenheid ook voordeed, of het nu om een Burchtheuvel, een ramp met een kruitschip of een gesloopte stadswal ging: overal werden er groene perkjes gemaakt en bomen geplant. Bij latere grote stadsuitbreidingen werd welbewust grond gereserveerd voor grotere parken zoals de Leidse Hout en Polderpark Cronesteyn. En nog weer later gingen bewoners van smalle, boomloze straten en steegjes ertoe over om wat straatstenen voor de gevel weg te halen en geveltuintjes te creëren. Zo is Leiden geworden tot een bonte mengeling van oude en jonge geschiedenis en oude en jonge natuur. Zo kunt u langs rivier en kreken, singels en grachten genieten van bomen, planten, paddenstoelen en vogels, die hun plek hebben gevonden tussen de mooie en minder mooie oude en moderne gebouwen die onze stad rijk is. In Leiden is het nog steeds lekker lopen en met dit boekje in de hand kunnen we nog veel nieuwe schatten ontdekken.
Wandelingen door het centrum Tijdens deze twee wandelingen maakt u kennis met de stadsnatuur van de Leidse binnenstad. De eerste route, Van hofje tot Hortus, beschrijft de mooie plekjes binnen de singels. De tweede route, Slingeren langs de singels, volgt de historische buitenring van de stad. Op ieder punt in de wandeling kunt u van route wisselen. Maar eerste een stukje historie, bezien vanuit ‘natuurlijk perspectief’. Historie Leiden ontstond ongeveer 1000 jaar geleden op de hoge oevers van de Rijn, op een knooppunt van rivier en oude getijdenkreken als de Mare en de Vliet. De oude binnenstad van Leiden is op de kaart goed herkenbaar aan de singels. Deze vorm werd definitief met de stadsuitbreiding van 1659, na zes eerdere stadsuitbreidingen. Lange tijd lag de stad als een versterkte burcht met hoge muren midden in het polderland. Door de opmars van de kanonskogel werden de muren lager en dikker en versterkt met aarden wallen. Vanaf uitspringende bolwerken kon men de vijand bestoken die tot de stadsmuren was genaderd. Bij het oprukken van de Spanjaarden in 1572 en in het rampjaar 1672 werd – om een vrij schootsvel te krijgen en geen schuilplaats aan de vijand te bieden – alles buiten de vesten met de grond gelijk gemaakt. Kloosters, herbergen, korenmolens, boerderijen, maar ook bomen en struiken. Alleen de tuintjes die de stedeling van voedsel voorzagen, bleven gespaard. De bloeiende lakennijverheid bracht in de Gouden Eeuw volop werk en welvaart in Leiden, waardoor de bevolking enorm groeide. Aan het eind van de eeuw woonden binnen de singels maar liefst 70.000 inwoners. Op de tuin van de Burcht en enkele tuinen van rijke bewoners van het Rapenburg na was er nauwelijks een open stukje te bekennen. Op de wallen en bolwerken verrezen korenmolens, stonden droogramen voor lakens en begroef men de slachtoffers van de pestepidemieën. In de 18de eeuw ging het economisch minder goed met Leiden. De lakennijverheid had zijn top gehad en de bevolking nam af. Er kwam ruimte in de stad: de singels kwamen steeds meer ‘vrij’ en werden langzamerhand een geliefde wandelroute voor de stadsbewoners. Paden werden omzoomd door bomen en leidden langs kleine buitenplaatsjes, theekoepels, oude blekerijen en moestuinen. Bij de stadspoorten stonden herbergen waar je een glaasje kon drinken en naar het drukke verkeer van karossen, diligences en trekschuiten kon kijken. In de 19de eeuw kwam er toch weer ruimtegebrek en werden de oude vestingwallen gesloopt om plaats te maken voor fabrieken, kazernes, uitbreidingen van de universiteit en begraafplaatsen. De fabrieken lagen vooral aan de noord- en de oostkant van de stad, in de buurt waar vanouds de arbeiders woonden. Daar ontstonden ook de eerste arbeiderswijken buiten de singel. De rijke stedelingen kozen de op het zonnige zuiden gelegen singels als woonomgeving. Ze bouwden er grote huizen, terwijl de stadswal werd ingericht als park: het Plantsoen. Aan de westkant mocht de Hortus Botanicus op de stadswal uitbreiden. Aan het eind van de 19de eeuw kreeg Leiden stukken van Zoeterwoude, Oegstgeest en Leiderdorp toegewezen en kon de stad buiten de singels bouwen voor haar bewoners. De singels waren niet langer de grens van de stad en kwamen door het verdwijnen van een aantal fabrieken in de 20ste eeuw vrij voor andere functies. In het laatste kwart van deze eeuw ontstonden het Huigpark, Ankerpark, Park de Put, Rembrandtpark en Bleekerspark. Ook op kleinere plekjes tussen deze parkjes is het groen uitgebreid en zijn openbare paden aangelegd en Begraafplaats Groenesteeg is in 1995 openbaar toegankelijk geworden. De singels kregen het karakter dat we nu kennen: een groene ring om het historische stadscentrum.
Van hofje tot Hortus Hans Adema De wandelroute Van hofje tot Hortus loopt vanaf Naturalis, maar u kunt de route ook oppakken bij het station Leiden Centraal of Molen de Valk. Ga vanuit Naturalis rechtdoor de museumtuin in. Aan uw rechterhand staan twee kunstwerken van de in 2004 overleden Leidse beeldhouwer Frans de Wit. Het zijn twee stukken stam van de bruine beuk die tot 1987 in de voortuin van de Hortus stond, maar die is geveld door de reuzenzwam. De bedoeling van de kunstenaar is dat deze stammen tot stof vergaan. Dat proces wordt versneld door paddestoelen die op het dode hout groeien, zoals de kogelhoutskoolzwam, het elfenbankje, de grijze gaatjeszwam, de bloedsteelmycena en de dakloze huiszwam en de kelderzwam. In de rietkragen van de vijver zijn veel vogels te zien. Er broeden zwanen, futen, meerkoeten, waterhoentjes en soms zijn er zelfs kleine karekieten, bosrietzangers en sprinkhaanzangers te horen. Steek de brug met de walvisribben over en ga rechtsaf; volg enige tijd de bordjes Centraal Station langs de EHBO-post en de parkeergarage van het LUMC. Dit is even een saai stukje; wees alert op het bouwverkeer en de spoedeisende ambulances. Loop door het station en ga bij het verlaten van de stationshal rechtdoor langs de linkerzijde van de Stationsweg. Steek de singel over en ga gelijk linksaf, voor het Stadscafé Van der Werf langs het Kiekpad op. Hier staat een monument voor de Leidse fotograaf David Israël Kiek, die aan het eind van de 19de eeuw studenten fotografeerde. Zijn foto’s kregen al snel de naam ‘kiekjes’. In het park groeit in het voorjaar veel speenkruid. Verder staan hier ondermeer fraaie oude vlieren, enkele berken en een treurwilg. In het water zwemmen stadsganzen (vaak diverse soorten door elkaar), futen en soms ook kuifeendjes. Als u geluk hebt ziet u aalscholvers die hun vleugels drogen, terwijl ze op de afzetting rond de fontein staan. Loop langs het oorlogsmonument en ga via het doorsteekje richting Molen de Valk. Dit is een oude korenmolen waar nu een museum is gevestigd. De heuvel is in het voorjaar geel gekleurd door het speenkruid. Steek bij de molen de Lammermarkt over en ga deze linksaf op. Na enkele meters rechtsaf de Lange Scheistraat in. Aan uw rechterhand passeert u de zijkant van het Stedelijk museum de Lakenhal. Met een beetje geluk staat de poort open en kunt u een blik in de tuin werpen. Steek aan het eind van de steeg het water van de Oude Singel over en loop de Lange Lijsbethsteeg in. Langs het water van de Oude Singel en de Oude Vest staan veel linden, in de binnenstad een beeldbepalende boom. Alle huizen in de Lange Lijsbethsteeg hebben vuurdoorns tegen hun gevel die de nauwe straat ‘s zomers en ‘‘s winters veel kleur geven. Halverwege de Lijsbethsteeg vindt u het Elizabethgasthuishof, met een mooie kapel, een pleintje met platanen en verderop een pleintje waarop achtertuintjes uitkomen: dit is het domein van mezen en merels. Loop de Lange Lijsbethsteeg uit en ga richting Sionsteeg, lang het museum Boerhaave (met een fraaie binnentuin:dus loop vooral naar binnen). Loop via de Lange Sint Agnietenstraat naar het Vrouwenkerkplein. Hier zijn nog enkele restanten zichtbaar van de middeleeuwse Onze Lieve Vrouwekerk: op de ruïne groeien enkele muurplanten zoals muurvarentjes. Loop over het plein en ga rechtsaf de Vrouwenkerkkoorsteeg in - let op het muurgedicht aan het einde van de steeg - en vervolg uw weg linksaf de Haarlemmerstraat op. Na het passeren van de Hartebrugkerk gaat u rechtsaf de Donkersteeg in. Kijk aan het einde van de steeg over de groene reling rechts. Hier staat een pijler in het water met een fraaie begroeiing van muurvarens en eikvarens. Op dit punt komen de beide armen van de Oude Rijn, die zich in Leiderdorp heeft gesplitst in Oude en Nieuwe Rijn, weer samen. Loop over de brug linksaf de Oude Rijn op. Hier staan linden waaronder in de herfst veel paddestoelen als de krulzoom en diverse soorten vaalhoeden groeien. Ga rechtsaf door het hek het Van der Sterrepad op. U komt nu op de Burcht, het oudste bolwerk van de stad en tevens Leidens oudste ‘stadspark’. De ronde ringmuur dateert van 1065. Er zijn nog restanten te zien van een donjon of woontoren, maar het is niet bekend hoe die er uit zag. De Burcht was een vluchtoord bij overstromingen en bij aanvallen. Vanaf de Burcht heeft u een majestueus uitzicht over de stad. Meest opvallende boom op de Burchtheuvel is een grote bruine beuk van ongeveer 180 jaar oud. Loop nu linksom het langzaam omhoog klimmende pad op. Tegen de achtergevels van de huizen van de Nieuwe Rijn groeien in de zomer veel gele helmbloemen. Deze plant is inheems in Zuid-Limburg, en hier in Leiden inmiddels ingeburgerd op oude muren en in stadstuintjes. In de Burcht staan twee beuken en een gezonde iep, een van de weinige die de stad nog rest na de iepziekte-epidemie van de vorige eeuw. Ze staan op een verhoging die is ontstaan bij het afgraven tijdens
de restauratie van 1965-1970 van door huisvuil opgehoopte grond. De laatste restauratie vond plaats in 1996. Toen is het afschermende hek onderaan de heuvel vernieuwd en heeft de omloop op de ringmuur een moderne leuning gekregen. Ook is er een podium en avondverlichting gekomen voor theatervoorstellingen die hier ’s zomers plaatsvinden. Deze elementen hebben in opdracht van de Rijksdienst voor Monumentenzorg geen historisch uiterlijk gekregen, maar geven het tijdsbeeld van de twintigste eeuw weer. In vroeger tijden schijnen er zelfs hertjes op de heuvel te hebben rondgelopen, maar tegenwoordig moet u het doen met kleinere stadsgasten, zoals de dwergvleermuis of de gierzwaluw. Bij de Burcht zijn enkele terrassen waar u iets kunt gebruiken, en ook de Burchtheuvel zelf is een heerlijke plek om even in het gras te liggen. We verlaten nu de Burcht en lopen door de poort rechtdoor de Nieuwstraat in. Voor de Openbare bibliotheek staan fraaie lei-linden. Links ziet u de Hooglandse Kerk erboven uit steken, waarvan de bouw in 1377 begon (de kerk is nooit afgebouwd). Ga rechtsaf de Beschuitsteeg in. Links ziet u een mooi gerestaureerd huis uit de zestiende eeuw, dit is het Pilgrim Fathers museum(pje), alleen geopend op zaterdag. Bij het laatste huis rechts is een rooster waaronder niervarens en gele helmbloem groeien. Steek rechtdoor de Nieuwe Rijn over en vervolg de wandeling linksaf. Ga aan het eind van de Botermarkt rechtsaf het Gangetje op. Het Gangetje is de overkluizing van de gracht die het Rapenburg en de Rijn verbindt. Boten (zelfs vrij grote) kunnen er onderdoor varen. Ga rechtdoor de Steenschuur op, steek links de brug over en ga direct rechtsaf het Van der Werfpark in. Aan de overzijde van het water staat de Lodewijkskerk. Deze is oorspronkelijk gewijd aan St. Jacobus van Compostella en als u goed naar de mantel van het beeld van St. Jacobus boven de deur kijkt, is duidelijk te zien dat dit een mantelschelp, een Coquille St. Jacques voorstelt. Halverwege het Van der Werfpark ziet u op de kademuur aan de overzijde van het water een gedenksteen voor de ramp met het kruitschip. Hier explodeerde op Koppermaandag (een niet meer bestaande feestdag) 12 januari 1807 het kruitschip, waarbij een hele stadswijk opgeblazen werd en vele doden vielen. De grote open ruimte die hier was ontstaan, bleef lange tijd onbebouwd (oude Leidenaren noemen het park nog steeds ‘de ruïne’). Aan de parkkant werd later het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie gebouwd en aan de overzijde van het water het Kamerlingh Onneslaboratorium (sinds 2004 de juridische faculteit). Het oude Rijksmuseum van Natuurlijke Historie, dat is verhuisd en herdoopt tot Naturalis, is nog altijd een dependance van Naturalis. Door de ruiten kunt u de reusachtige walvisskeletten zien hangen waarvoor in het nieuwe Naturalis geen plaats is. Aan het eind van het park groeien op de kademuur (over het hekje buigen) veel muurvarens en enkele muurleeuwenbekjes. In het park staan veel fraaie bomen: moerascipres, treurwilg, plataan, taxus en paardekastanje. Vooral op een lentemorgen is de zang niet te missen van boomkruipers, winterkoningen, roodborsten, merels en vinken. Vanaf het Van der Werfpark kunt u weer rechtsaf de brug over en gelijk links, het Rapenburg op. Ook hier staan linden langs het water. In de herfst zijn er veel paddestoelen te zien, waaronder zelfs de vliegenzwam die niet vaak in stedelijk gebied te vinden is. Lopend op het Rapenburg passeert u ter hoogte van nummer 76 de oude Universiteitsbibliotheek, tegenwoordig het bestuursgebouw van de universiteit. Tijdens kantooruren kunt u de fraaie tuin van het Begijnhof bezichtigen. Het gebouw en de tuin zijn in 1998 gerestaureerd. Wanneer u verder langs het Rapenburg loopt, ga dan bij de volgende brug het water weer over. Wanneer u achterom kijkt heeft u een fraaie blik op de Pieterskerk, gesticht in 1121. Aan de overzijde van bereikt u al snel het Academiegebouw op nummer 73. Achter de ronde poort is de ingang van de Hortus botanicus . Hier kunt u uw wandeling onderbreken met een bezoek aan de tuin. Ook kunt u hier de overstap maken naar de singelroute. De voortuin van de Hortus is vrij toegankelijk. Aan beide zijden van de poort staan de twee oudste bomen van de Hortus: een door Clusius zelf geplante Gouden Regen uit 1601 en een Tulpenboom uit 1715. Beide zijn vermoedelijk de oudste exemplaren ter wereld van hun soort. Na de Hortus gaat u linksaf weer het Rapenburg op en linksaf de Doelensteeg in. Halverwege rechts is het Hofje Eva van Hoogeveen een bezoek waard, maar respecteert u alstublieft de privacy van de bewoners. Achter het hofje is het fraaie silhouet te zien van een monumentale beuk. Aan het eind van de Doelensteeg rechtsaf de Doelengracht op. Voor de gevels zijn kleine geveltuintjes met opvallend veel geelwitte helmbloem en met de Leidse gevelplant bij uitstek: de stokroos. Aan het eind van de Doelengracht kunt u links en daarna rechts twee bruggetjes over en direct links de Groenhazengracht op. Rechtdoor over het terras van de Grote Beer. Het lijkt misschien niet zo, maar dit pad is openbaar dus u kunt doorwandelen. Op het terras is het ’s zomers goed toeven. Daarna langs het water naar rechts. Hier staan monumentale bomen zoals paardekastanje, beuk, moerascipres, een oude appel of peer een plataan en een trompetboom. In het water zwemmen futen en andere watervogels. In de zomer bloeien er volop witte waterlelies (met ronde drijfbladeren) en gele plomp (met ovale drijfbladeren) Onder de poort door van het
Boerhaavecollege en het Noordeinde oversteken. Volg het paadje naar links het Rembrandtpark in en loop langs het water. Aan de wilgen en populieren hier is goed te zien dat het een geliefde hondenuitlaatplek is: de algengroei op de stammen houdt vijftig centimeter boven de grond op, de algen zijn namelijk niet bestand tegen hondenpies. De enige boom die dankzij een hekje het lot van piesende honden niet is beschoren, is een Julianalinde. Deze is geplant op 30 april 1909. In de winter zijn aan de takken van de wilgen veel wilgenroosjes te zien, een door een mug veroorzaakte rozetvormige gal. In het water van het Galgewater zwemmen altijd veel vogels; de laatste jaren opvallend veel aalscholvers. In strenge winters bivakkeren hier vaak grote zaagbekken, nonnetjes, kuifeenden en dodaarsjes. Aan het eind linksaf de brug over richting molen De Put. De bewoner van het huis bij de brug heeft een ingenieuze manier bedacht om graffiti tegen te gaan. Zijn muur is dichtbegroeid met klimop en wingerd en die is daardoor ook een goede plek voor huismussen. Het parkje bij Molen de Put is nog erg jong en in ontwikkeling, maar er staan wel enkele fraaie bomen zoals een grillig gevormde Kaukasische vleugelnoot. Langs de huisjes van de oude Doelenkazerne de straat oversteken met rechts de Morspoort, één van de twee overgebleven stadspoorten. Steek de singel over en loop langs de Morssingel met de kastanjes. Aan de overzijde van het water ligt het Rijksmuseum van Volkenkunde met een grote, vrij toegankelijke museumtuin. De weg vervolgen onder het spoor door, voorbij de ambulancedienst rechtsaf de oprijlaan van Naturalis op. Hier eindigt deze wandelroute.
Slingeren langs de singels Nanda van Beest, Sjaak van Rijn U begint bij een van de blikvangers van Leiden: molen De Valk. Deze oude korenmolen uit 1753 is thans een museum. Op de windwijzer van de molen ziet u de Leidse sleutels met daarop een ‘gouden’ valk. Vanaf de molen loopt u naar de Rijnsburgersingel met de fontein en loopt u langs het Bevrijdingsmonument naar het Kiekpad. Schuin rechts naast het monument staat een stevige eik en in het park ervoor een esdoorn. Steek aan het eind van het Kiekpad schuin de brug over naar de Morssingel. Aan de overkant van het water ziet u het Rijksmuseum voor Volkenkunde. Na de verbouwing eind 1990 is de museumtuin opengesteld voor het publiek. Loop aan de buitenkant van de Morsingel langs het water richting molen de Put tot aan de Morspoort. Misschien treft u langs de Morssingel een troepje stadsganzen aan dat verantwoordelijk is voor het korte gras. Eerst ziet u nieuw aangeplante en later ook monumentale paardekastanjes langs het water. U bereikt de Morspoort over de ophaalbrug. Zowel de Morspoortbrug als de Morspoort zijn versierd met het Leidse wapen. Op het pleintje aan de stadskant van de poort staan naast een overblijfsel van de Morspoortkazerne twee leilinden. Links van de leilinden wandelt u rechtsaf de 1e Binnenvestgracht in naar Park de Put, genoemd naar de molen die er op een stenen bolwerk aan het Galgewater staat. Midden in het parkje staat een kastanje, langs de rand aan de rechterkant vindt u enkele veldesdoorns en achter het Indiëmonument staat een Kaukasische vleugelnoot. Steek het Galgewater over via de houten, dubbele ophaalbrug, de Rembrandtbrug uit 1983. Staande op de brug heeft u een prachtig uitzicht. Kijkt u in de richting van het centrum, dan ziet u links de trapgevel van de Stadstimmerwerf. Sinds 1616 werden hiervandaan de openbare werken van de gemeente verricht. Nu is het verbouwd tot ouderenwoningen. Kijkt u naar de andere kant, dan ziet u behalve het Galgewater (eigenlijk een stukje van de Oude Rijn) schuin links het hoofdgebouw van de voormalige Kweekschool voor de zeevaartschool (1914). Loop de Weddesteeg in. U ziet links een mooie antigraffiti-muur: een hekwerk met klimop en wilde wingerd. In de eerste woning zit een gedenksteen die aangeeft dat hier Rembrandt van Rijn is geboren. Steek het pleintje tegenover de gedenksteen over. Hier staan een paar prachtige elzen. Het pleintje is versierd met een palet van panelen, een verwijzing naar Rembrandt. Rechts de opgemetselde fundering van de korenmolen uit de 17de eeuw van de vader van Rembrandt. U volgt het wandelpad langs het water. Het parkje waarin u terechtkomt, is genoemd naar de beroemde schilder. Op de hoek staat een treurwilg en in de tuin aan de overkant van de singel is een indrukwekkend exemplaar te zien. Lang het water zijn verder gewone wilgen geplant. Vlakbij de uitgang aan het Noordeinde bevinden zich enkele rode kastanjes. Let op het stuk stadsmuur dat in de zijgevel van de Witte Poortkazerne zichtbaar is. Steek het Noordeinde over. Aan de overkant van het Noordeinde staat het Stedelijk Gymnasium. Ga de poort door onder de glazen gevel en loop het tweede deel van het Rembrandtpark in. Van daaruit ziet u de rug van het standbeeld van Rembrandt aan de overkant van de Witte Singel. Hij kijkt naar het voormalige gebouw van het Leidsch Dagblad uit 1916, een ontwerp van architect W.M. Dudok (1884 -1974). In het parkje staan twee beuken, twee kastanjes, een plataan, een moerascipres en een oude fruitboom. In het water en langs de oever groeien de gele lis, de gele plomp en de waterlelie. Vervolg uw weg langs het terras van eetcafé De Grote Beer en ga linksaf en direct rechtsaf de Kazernebrug over. U bent nu op het Arsenaalplein, het voormalige Doelenterrein, waar zich vroeger de Doelenkazerne bevond (het terrein waar de schutterij oefende heette De Doelen). Daaraan herinnert nog slechts het Arsenaal (links). Rechts ligt een plein omzoomd door linden. Rond 1980 zijn op dit terrein naast woningen universitaire gebouwen neergezet evenals aan de overkant van de Witte Singel. Loop rechtdoor door een poortje in het gebouw met het betonnen skelet (onder het bordje Arsenaalplein). ( Wanneer het hek gesloten kunt u niet door de tuin lopen maar moet u linksom het gebouw lopen ) Via de Reuvensplaats komt u weer aan de oever van de Witte Singel. De Witte Singel is genoemd naar de bleekvelden aan de zuidkant van de stad. Langs het water en langs het gebouw met de roosters nadert u een rustieke brug met boomstammetjes, de Paterburg. Aan het water ziet u weelderige oeverbegroeiing van groot hoefblad, wilgen en bamboe. Aan de overkant staan langs het water vooral kastanjes met hier en daar een paar linden. Het pleintje aan de overkant, bij de Universiteitsbibliotheek, is beplant met bolvormige platanen. Als u rechtdoor zou kunnen lopen, zou u in de Hortus botanicus terechtkomen. Een muur verhindert dat, zodat u een ommetje moet maken. Sla daarom linksaf het Paterstraatje in. U stuit op een tuinmuur waarachter de glazen kas van de Hortus zichtbaar is. De muur zelf is begroeid met onder andere muurleeuwenbek, muurpeper en rode spoorbloem. In de loop der tijd worden baksteen en voegen poreus en zacht door de inwerking van vocht, temperatuur, bacteriën en schimmels. Dan verschijnen er korstmossen en mossen,
waarna typische rotsplantjes als muurleeuwenbek en muurvarens hun intrede doen. Als de houten deur hier openstaat, kunt u via het restaurant van de Hortus botanicus de wandeling naar het Rapenburg vervolgen. Een bezoek aan de Hortus is natuurlijk aan te bevelen. Is het poortje gesloten, ga dan links langs de muur en sla de eerste steeg rechtsaf: de Doelensteeg. Als u de Doelensteeg uitloopt, komt u op het statige met linden bezette Rapenburg. Sla hier rechtsaf. Het Rapenburg is de oudste vestinggracht van Leiden, gegraven in 1204. Vroeger was de gracht aan weerszijden beplant met iepen. Deze sneuvelden in de vorige eeuw door de iepziekte. In de 18de en 19de eeuw was het bij gemeentewet verboden om linden langs de gracht aan te planten. Dit vanwege hun aantrekkelijkheid (stuifmeel en nectar) voor bijen. De bijen waren een gevaar voor de paarden die de ruituigen trokken: een steek zou ze op hol doen slaan. Toen paarden uit de stad verdwenen, konden linden dus de zieke iepen vervangen. Loop langs de ingang van de Hortus en het Academiegebouw van de Universiteit Leiden op nummer 73. Direct na het Academiegebouw gaat u weer rechtsaf de Nonnensteeg in; let op de haiku [helaas is het bordje met de vertaling verdwenen]. U loopt met de weg mee linksaf, de 5e Binnenvestgracht op. Rechts ziet u achter het hekwerk de Hortus weer. Op nummer 7a vindt u de Hortus Clusianus uit 1594. Deze eerste studietuin begon met een combinatie van exotische planten (zoals tulpen, hyacinthen en tomaten) en inheemse en nuttige/medicinale gewassen. De tuin moet grote indruk hebben gemaakt op de eerste bezoekers ervan. Ook nu nog is de tuin een lust voor oog en oor. De tuin is soms open (let op: de deur kan klemmen). Eenmaal uit de Clusiustuin vervolgt u linksaf uw weg en ziet u recht vooruit de bol van de Sterrenwacht. Voor nummer twaalf gaat u linksaf de Zeegersteeg in (let op: pas verderop in de steeg zit het bordje!). Hier vindt u rechts het St. Annahofje uit 1503. Rechts voor de ingang staat een vijgenboom die vruchten draagt. Aan het einde van de Zeegersteeg komt u op de Kaiserstraat, waar u rechtsaf slaat. U vindt hier naast de witte esdoorns aan de rechterhand twee hofjes, waar de bewoners vaak aan het tuinieren zijn: het Bethaniënhof en het Jeruzalemshof. U kunt via het Bethaniënhof doorlopen naar het Jeruzalemshof en zo weer aansluiten op de Kaiserstraat. Even verderop, op nummer 63, is het Instituut voor Evolutionaire en Ecologische Wetenschappen en de oude Sterrenwacht. Aan het einde van de Kaiserstraat gaat u net voor de brug linksaf de Boisotkade op. U loopt dan langs het Gemeentearchief en kunt vanaf de Vlietbrug van het uitzicht genieten. De Geuzen kwamen hier in 1574 de stad binnen. Op de Vlietbrug heeft u aan de stadskant een prachtig uitzicht over de Vliet met dwars daarop de bebouwing van het Rapenburg met een deel van de Pieterskerk daarachter. De dichtheid van de bebouwing, de allure van de huizen en de diversiteit aan bouwstijlen en dakvormen geven dit deel van Leiden de uitstraling van een welvarende stad uit de Gouden Eeuw. U ziet links het nieuwe deel van het gemeentearchief en het door beeldhouwer Gert van der Woude ontworpen bronzen Pilgrimbeeld met daarvoor een plaquette met de namen van de Pilgrim Fathers en de tekst: "Vanaf hier vertrokken de Pilgrims uit Leiden op weg naar de Nieuwe Wereld, 1620 - 1647." Op de overgang tussen het oude archief en het nieuw aangebouwde deel staat het jaartal van de aanbouw en dus de ‘geboorte’ van het ‘nieuwe’ archief: 1995. Voor de entree liggen natuurstenen met daarin gegraveerd de namen van de ongeveer 4000 kinderen die in 1995 Leiden in zijn geboren en in het natuurstenen muurtje voor de ingang lezen we de filosofische tekst: "Wie zoekt wat zich hier laat vinden, zal blijven". Al deze elementen zijn speciaal voor het archief ontworpen door de Leidse kunstenaar Jan Kleingeld. Rechts een aantal relatief nieuwe woningen in rode steen aan het Consciëntieplein. Op deze plek stond in de veertiende eeuw de Ridderhofstede van de heer van Raaphorst: de Rapenburg. Aan deze familie en hun hofstede dankt het huidige Rapenburg haar naam. In het schuine aflopende talud staat een grote populier, vier jonge kastanjebomen en een Japanse kers. Langs de Vliet staan aan beide zijden linden, in het talud naar het bronzen beeld staan vlinderstruiken, sneeuwbes, rozenbottels en wat hoger een boom met een schors met lichte verticale strepen: de hemelboom. Aan de singelkant van de brug kijkt u over de Witte Singel en de Zoeterwoudse Singel. U ziet daar het vervolg van de Vliet: het water passeert de Neksluis bij de brug over de Witte Singel met ingemetselde Leidse sleutels en het jaartal 1936, het jaar van de plaatsing van de vernieuwde brug. De sluisdeuren aan het bruggetje zijn zo gebouwd dat ze het water uit de Singel tegenhouden zodat het niet via de Vliet naar het achterliggende polderland kon stromen. Door de ontginning van het veen in de achterliggende polders kwam de omgeving van Leiden zo laag te liggen dat het nodig was via kunstwerken als dit sluisje het Rijnwater binnen de stad te houden. In het water van de Vliet en de Singel kunt u vast meerkoeten, futen, ganzen en wilde eenden zien zwemmen, bovendien kunt u hier vaak de kokmeeuw, de zilvermeeuw, de mantelmeeuw en de blauwe reiger zien. De Waterlelie en Gele Plomp zijn een groot deel van het jaar in de singel aanwezig. De grote bomen langs de Witte Singel voor het archief zijn witte esdoorns, wat lager aan de waterkant staat een flinke Es. Loop de Vlietbrug af richting de Doezastraat. Langs de landelijk aandoende huizen met houten balkons en een ligusterheg aan de Singelzijde met daarachter prachtige essen. Voor de ligusterheg aan de linkerzijde, na het
laatste huis, is een aparte groeiplaats voor Vingerhoedskruid ontstaan. Steek de Doezastraat over en loop via het zebrapad over het trottoir aan de rechterkant van de Jan van Houtkade langs het water. Op de hoek bij de bank voor de Koepoortsbrug (de naam verwijst naar de stadspoort die hier vroeger stond) staat aan de waterkant een stevige, gedrongen paardekastanje met veel knoesten en een stuk ingegroeide staalkabel. Deze boom is zo’n tien jaar geleden bij de reconstructie van het stationsgebied hier naar toe verplant. De rij kastanjes vormt net als veel andere bomenrijen in de stad een belangrijke rust-, nest- en foerageerplaats voor vogels. Van de aanwezigheid van vogels zijn veel sporen te zien, onder andere de vele vlierstruiken, die als zaadje zijn uitgepoept en dus eigenlijk door de vogels zijn geplant. Loop over het trottoir van de Jan van Houtkade langs de statige kastanjes in het talud van de Zoeterwoudse Singel. Op een gegeven moment kunt u links de Jacobsgracht in kijken, met op het eind het voormalige Natuurhistorisch Museum. Bij de parkeerautomaat is het aardig even naar beneden aan de waterkant te speuren naar de restanten van de waltoren Bourgondië. Loop vervolgens door tot aan de waltoren Oistenrijck (beide torens zijn vernoemd naar Maximiliaan van Habsburg, keizer van Oostenrijk, die in 1478 trouwde met Maria van Bourgondië). In het talud naar het water staan volop wilde planten: gevlekte aronskelk, speenkruid, sneeuwklokjes, vingerhoedskruid, fluitenkruid, zuring, harig wilgenroosje, braam en vlier. Naast de toren groeit een door vogels ‘geplante’ Taxus. Steek bij de bloemenstal de Jan van Houtkade over en vervolgens de Korevaarstraat en de Geregracht over naar het Plantsoen. Binnen het perk van het monument voor Leidens ontzet groeit een Japanse Kers en ook staat er een flinke esdoorn. In het Plantsoen aan het water zie je drie grote platanen op een rij. Vlak voor het lage hekje bij het stenen gemaal staat een Japanse notenboom. Vervolg uw route via het pad langs het water richting de volière. Het Plantsoen is aangelegd in 1830 en was (als we de Burcht niet meetellen) het eerste echte kijkgroen dat voor de Leidenaar werd aangelegd binnen de singels. Een aantal prachtige monumentale bomen vraagt uw aandacht: de stevige platanen met de vlekkerige bast, een aantal flinke beuken en eiken, een grote Corsicaanse den, een Atlasceder, kastanjes enzovoort. De volière stamt uit 1867 en is een aantal keer met sluiting bedreigd, maar steeds werd hij weer opgeknapt. Vele generaties ouders hebben hier op zonnige dagen met hun kinderen naar de exotische vogels kunnen turen. Wandelen door het Plantsoen is op zonnige dagen nog steeds een populair uitje voor (groot)ouders en oppassers met kinderen. Voor een exotische vogelbelevenis is de volière echter helemaal niet nodig, want buiten de volière kunt u volop meeuwen, eenden, zwanen, ganzen, meerkoeten, futen, duiven, Turkse tortels, halsbandparkieten en allerlei zangvogels zien. De route gaat verder langs het water. U passeert een informatiebord, en kunt het fietspad oversteken richting het lage pad langs het water. Bij de splitsing van het pad midden door het park of het pad langs het water staat een majestueuze Kaukasische vleugelnoot. Langs onze route komt u wederom fantastische bomen tegen: grote linden, een treurwilg, grote essen en elzen, een Japanse notenboom. Na 200 meter in de bijna haakse bocht van het pad en de singel, bij een omgevallen boom (abeel) in het water staat in het gras het bronzen beeld Moeder en Kind van Jan Wolkers. In de roman Turks Fruit beschrijft hij beeldend de ontstaansgeschiedenis van dit bronzen ‘moedergeluk’. Langs het water bloeit in het voorjaar de gewone vogelmelk in grote hoeveelheden. Iets verder, bijna als laatste boom in het Plantsoen zien we de Wilhelminalinde met een hek eromheen en een inscriptie erin: ‘23 sept. 1898’. Aan het eind van het Plantsoen steekt u bij de zebra de Plantagelaan over naar de Plantage en loopt u rechtdoor: In de Plantage vallen alweer de grote bomen op: een eik in het perk met het stenen muurtje, twee heel verschillende esdoorns: één met een ring om de bast (dit kan een litteken van het enten zijn) en de ander in het midden van het gras, drie platanen en een paardekastanje. In het gras zien we opvallend veel Stinzenplanten: krokussen, sneeuwklokjes en vogelmelk. Loop linksaf de Hogewoerd op, ga rechtsaf de Veerstraat in bij café de Plantage, vervolg uw weg linksaf de Utrechtse Veer op, met de leilinden op het Co Snookerpleintje, naar de groene ophaalbrug, ga rechtsaf de brug over, rechtsaf de Nieuwe Rijn op. Ter hoogte van huisnummer 111 ziet u een geveltuintje met echte Leidse Stokrozen. Loop verder langs Het Huis op de Waard naar het Cathrijn Jacobsdochterhofje. Door de poort mogen we even discreet rondneuzen in dit bijzondere hofje. Vanuit de tuin kunt u de Nieuwe Rijn zien en de Zijlsingel, de begraafplaats Groenesteeg, de 4e Binnenvestgracht en aan de achterzijde de muur van het voormalige Minnehuis met als herinnering de enorme schoorsteen van de toenmalige keuken. De tuin heeft bij de poort links aan de gevel een prachtige passiebloem, rechts enkele fruitboompjes, een moestuin, een siertuin en bij het tuinhuisje staat een stevige treures. U kunt door de poort weer terug, rechts de Kaarsenmakersstraat in en langs een rij haagbeuken. Aan het eind gaat u rechts de Groenesteeg in en loopt u zo naar de toegang van de begraafplaats Groenesteeg. De begraafplaats is aangelegd in
1812 en uitgebreid tot z´n huidige vorm in 1830. De Groenesteeg is vrij te bezichtigen op de op het hek aangegeven tijden. Een wandeling over deze groene oase in de stad is aan te bevelen. Er staan bijzondere bomen; let vooral op de grote bruine beuk in het midden en de bijzondere Stinzenflora: in de vroege lente is de grond bezaaid met wilde hyacinten, gewone en knikkende volgelmelk, krokussen, vingerhelmbloem, blauwe druif, narcissen en sneeuwklokjes. De markante rechthoekige witte aula is deels bewoond en deels expositieruimte. Op de begraafplaats zijn bekende en hooggeplaatste Leidenaren begraven zoals de eerste twee directeuren van het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie (nu Naturalis): de heren Temminck en Schlegel. Ga verder richting het Lakenpleinen loop het houten bruggetje (Looiersbrug) rechtsaf over, u komt nu langs de speeltuin De Doorbraak. Linksaf het pad met de kastanjes over, u loopt nu door het Katoenpark langs de Zijlsingel. Voor u ziet u de contouren van de oude meelfabriek opdoemen. Ga na het park rechtsaf en steek bij de zebra de Zijlsingel over en sla langs de singel linksaf. Na de Meelfabriek ziet u aan de overkant het Ankerpark, net als de andere singelparken aangelegd op het voormalige stadsbolwerk. Vroeger heeft hier de Leidse Grofsmederij gestaan. Omstreeks 1980 zijn de aarden wallen weer opgebouwd met kanonnen bovenop. Langs de singel staan linden en in het Ankerpark staan kastanjes. In het water kunt u de gebruikelijke watervogels zien, maar met een beetje geluk spot u in de winter de ijsvogel of de dodaars. Lopend langs de Zijlsingel steekt u de Oude Rijn over. Op de brug heeft u een mooi uitzicht over de (nieuwe) haven en de Zijlpoort. Jarenlang was de Zijlpoort samen met het water van de Singel de door mensenhanden opgeworpen scheiding tussen stad en land. Met het groeien van de stad verschoof deze grens. Bij de Lage Rijndijk gaan we linksaf de platte brug over richting de Zijlpoort. Dit is een mooi moment voor een pauze; er zijn meerdere mogelijkheden voor het vervolg. Vanaf hier kan de enthousiaste wandelaar zijn weg vervolgen langs de Singels richting Molen de Valk en het station. Maar ook kunt u vanaf dit punt met de boottaxi of met een busje van het Stadsparkeerplan terug naar het parkeerterrein Haagweg of het centrum van de stad. Informeer eventueel in de Zijlpoort naar de mogelijkheden.. Loop door de poort en ga direct rechtsaf naar het toegangshek van de Katholieke (de enige in Leiden) begraafplaats Zijlpoort met diverse symbolen die op begraafplaatsen te vinden zijn: o.a. een skelet met beenderen en een zandloper met vleugels. Aan de linkerzijde heeft u zicht op de zijkant van de arbeiderswoningen van de Jan Paulushof (aan de overkant van het watertje). De meeste woningen zijn inmiddels uitgebouwd met een bijkeuken, maar in de vorige eeuwen woonden er gezinnen met 10 personen in zulke huisjes en dan was de benedenruimte vaak nog de werkruimte met bijvoorbeeld een weefgetouw. Bij de opgang naar de begraafplaats hangt op de oude muur een natuursteen met informatie, rechts voor het muurtje staan twee flinke kastanjes. Op de begraafplaats staat de Petruskapel. Petrus heeft in de ene hand een boek en in de andere een sleutel, symbool voor Petrus en Leiden. De begraafplaats is van 1828 en eigendom van de stichting Katholieke Kerken in Leiden. Vanuit de begraafplaats kunt u rechtsaf langs de beheerderwoning richting de houten brug naar het Blekerspark. Schuin rechts tegenover de uitgang van de begraafplaats achter de ligusterheg staat een prachtige linde, iets verder richting het bruggetje staan twee gekandelaberde Kastanjes. Kandelaberen is een bepaalde manier van vormsnoeien zoals dat ook bij linden wel gebeurd: de boom wordt geleid door het snoeien en krijgt de vorm van een (arm)kandelaar. Steek de brug over het park in met de drie rijen eiken. Het Blekerspark is aangelegd na afbraak van de oude stadsmuur. De naam Blekerspark komt van het bleken (en drogen) van linnengoed in de zon. De bebouwing is heden het onderkomen van Stadsdeel Midden. Het dak van de werkplaats is een vegetatiedak. Loop tussen de appartementen en het kantoor van wijkbeheer door en ga linksaf de Oude Herengracht op; steek rechts de straat over en ga over de brug de gracht over en dan direct weer rechtsaf langs het water, de Houtmarkt op. Op het wandelpad langs het water lopen we onder een dubbele rij essen door. U loopt nu langs het water verder door het Huigpark (een plek bij uitstek voor allerlei soorten ganzen) en steekt het grasveld over achter het voetbaldoel. Loop het voetpad op langs de struiken. Op de hoek in het gras staat een flinke kastanje, en iets verder staan vier bijzonder grote exemplaren kronkelwilgen. Loop verder langs de dubbele rij kastanjes. U kijkt dan in de richting van de schoorsteen van het EWR en ziet vier flinke waterscypressen op een rij. De puntige kegelvorm van de watercypres is zeer gelijkmatig en karakteristiek. Ga rechtsaf over de houten brug het water over, steek de Maresingel over en sla linksaf. Langs dit deel van de Singel staan populieren en her en der proberen stadsganzen een broedplek te vinden, wat niet meevalt. In koude tijden is het bij het koelwater van het Energiebedrijf een drukte van belang met eenden en ganzen. Op de pijp van het EWR is in de trektijd af en toe een slechtvalk te zien. Deze valk, die houdt van rotsig terrein, heeft de laatste jaren de Nederlandse steden ontdekt als jachtgebied. In veel
steden is de slechtvalk zelfs al broedend aangetroffen. In Leiden moeten we daar helaas nog even op wachten. Aan uw rechterzijde is het EWR/Slachthuisterrein, een binnenstedelijke nieuwbouwlocatie. Bij de school op de hoek van de Maresingel en de Pasteurstraat is er rechts in de straat op nummer 2a, direct naast het schoolplein, een dubbele groene deur met daarachter het Cathrijne Maartendochtershofje. Bij de ingang maar ook in het hof zelf hangt een gevelsteen met wetenswaardigheden. In het hof staan langs de linkerzijde vijf berken in een mooi onderhouden border. Midden in het gras staat een magnolia in struikvorm, rechts een gewone esdoorn en verderop in het grasveld een gekandelaberde esdoorn. Na een eventueel bezoek aan het hof loopt u langs de Vrije School naar de Haarlemmerweg , steekt u links de Maresingel over, de brug op en na de brug rechtsaf langs de Rijnsburgersingel de Marepoortkade op. U komt dan vanzelf bij Molen de Valk: het einde van de wandeling.