Ouders en de brede school Zijn ouders van de brede school tevreden in de wijk Floriande in Hoofddorp?
Verslag gemaakt door: Barbara Muizer Studentnummer: 500604196 ABV Hogeschool van Amsterdam Domein Onderwijs en opvoeding Opleiding: pedagogiek bachelor verkort Opdrachtgever: M. Kuik en H. de Vries Scriptiebegeleider: Antoon louwyck Tweede scriptiebegeleider: M. J. Koerhuis Datum: 26 mei 2011
Samenvatting: In dit onderzoek staan de meningen van ouders van de brede school centraal. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in de wijk Floriande in Hoofddorp. Er zijn open interviews afgenomen in de brede scholen en op het schoolplein van de brede scholen (zie figuur 1). De hoofdvraag van het onderzoek is: “wat is de mate van oudertevredenheid over het pedagogisch klimaat, over de activiteiten en over de verdeling arbeid en zorg van de brede scholen in de wijk Floriande in Hoofddorp?” De begrippen in de hoofdvraag worden in de literatuurverkenning nader uitgelegd. Door de onderzoeksvraag in vijf deelvragen te verdelen krijg je de verdieping die je nodig hebt om de onderzoeksvraag goed te beantwoorden. De eerste vier deelvragen worden beantwoord door de literatuurverkenning. In de literatuurverkenning ga ik dieper in op wat een brede school nu eigenlijk is, het pedagogisch klimaat, de activiteiten en de combinatie arbeid en zorg. Deelvraag vijf wordt beantwoord door het afnemen van de interviews. De ouders gaven hun mening over de brede school, activiteiten en arbeid en zorg. De antwoorden van de vragen zijn verwerkt in schema's en cirkel- diagrammen (figuur 2). De conclusies van de interviews en de literatuurverkenning heb ik puntsgewijs geformuleerd om een duidelijk overzicht te geven van de resultaten. •
De ouders weten niet goed wat een brede school is. Alles onder één dak was het meest genoemde antwoord. De literatuur geeft een andere beschrijving over wat een brede school is, dan de ouders. Kinderen kunnen zich ontwikkelen met behulp van de brede school.
•
Het begrip pedagogisch klimaat is bekend bij de meeste ouders en meer dan de helft van de ouders zijn tevreden over het pedagogisch klimaat. Niet alleen de regels en de ruimtelijke omgeving bepalen de sfeer, maar ook de omgang met elkaar.
•
Het activiteitenprogramma is per brede school verschillend. Vergroten van de ontwikkelingskansen is het hoofddoel van de brede school. Zestig procent van de ouders vindt het programma van deze brede school leuk, goed en divers. De ouders misten sport en muziek in het programma.
•
Er zijn wetten gekomen die deeltijdwerk mogelijk maken. Vrouwen gaan vaak deeltijd werken en de man voltijd. De helft van de ouders kunnen arbeid en zorg goed combineren door deeltijd te werken, niet te werken of gebruik te maken van de kinderopvang.
•
Vijfenzestig procent van de ouders vinden dat de brede school bijdraagt aan de opvoeding van de kinderen, dit komt voornamelijk door het pedagogisch klimaat van de school. 1
Inhoudsopgave
Samenvatting
1
Voorwoord
4
1. Inleiding en probleemstelling − 1.1 Opdracht
5
− 1.2 probleemstelling
5
− 1.3 De onderzoeksvraag
7
− 1.4 Deelvragen
8
− 1.5 Plan van literatuurstudie
9
− 1.6 Plan en uitvoering van de methode
10
− 1.7 Verwerking van de resultaten
11
2. Een literatuurverkenning − 2.1 Inleiding
12
− 2.2 Pedagogische/onderwijskundige of andere theorieën
12
die aansluiten bij mijn onderzoek − 2.3 Wat is een brede school
14
− 2.4 De betekenis van het begrip Pedagogisch klimaat
16
− 2.5 Wat is het belang van het pedagogisch klimaat?
18
− 2.6 Activiteiten op de brede school
21
− 2.7 Het begrip arbeid en zorg
24
− 2.8 Wat voor effect heeft het combineren van arbeid en zorg op
25
het opvoeden van een kind? − 2.9 Overzicht en koppeling van de literatuurverkenning
2
28
3. Methode van het veldonderzoek − 3.1 Inleiding
29
− 3.2 Populatie en steekproef
29
− 3.3 Dataverzameling
30
− 3.4 Meetinstrument
32
− 3.5 Analyses
34
4. Resultaten van het veldonderzoek − 4.1 Inleiding
36
− 4.2 Vragen over het programma
39
− 4.3 Vragen over de brede school
40
− 4.4 Vragen over combinatie arbeid en zorg
43
− 4.5 Samenvatting
43
5. Conclusies en aanbevelingen − 5.1 inleiding
48
− 5.2 Brede school
49
− 5.3 Pedagogisch klimaat
48
− 5.4 Activiteiten
50
− 5.5 Arbeid en zorg
50
− 5.6 Opvoeding en de brede school
51
− 5.7 Aanbevelingen
52
− 5.8 Beperkingen van het onderzoek
53
6. Literatuurlijst
54
Bijlage 1 Turfsysteem
58
Bijlage 2 Opvallende opmerkingen
59
Bijlage 3 Interviewvragen
62
Bijlage 4 Contacten opdrachtgever
63 3
Voorwoord: Dit afstudeerwerkstuk is een goede afronding van mijn twee jarige opleiding pedagogiek. Tijdens mijn werk en opleiding heb ik mijn ervaring en kennis verrijkt en daar heb ik gebruik van kunnen maken tijdens het uitvoeren van het onderzoek en het schrijven van dit afstudeerwerkstuk. In mijn vorige werk als leerkracht kwam ik in contact met de brede school uit de wijk Floriande. Een onderzoek naar de oudertevredenheid van de ouders van de brede school was een goed idee, omdat de school waar ik op dat moment werkzaam was, zich midden in het transitieproces van 'normale' naar brede school bevond. Mijn dank gaat als eerste uit naar de coördinatoren van de brede school die dit onderzoek mogelijk hebben gemaakt. Antoon louwyck is mijn scriptiebegeleider en heeft het proces begeleid en beoordeeld. M.J. Koerhuis als tweede beoordelaar. Tips over de literatuurverkenning kreeg ik van Tonny van den Berg werkzaam bij het Landelijk Steunpunt Brede Scholen. Als laatste hebben mijn partner en oud collega waardevolle tips gegeven bij het maken van dit afstudeerwerkstuk.
4
1. Inleiding en probleemformulering 1.1
Opdracht
Aanleiding tot het onderzoek De school waar ik les gaf is een zwarte christelijke basis school. De school staat in de wijk Graan voor Visch in Hoofddorp. De basisschool wil een brede school worden. Op voorlichtingsbijeenkomsten kwam ik verschillende coördinatoren van de brede school van de wijk Floriande tegen. De rol van een brede school coördinator is uitgebreid. De coördinatoren onderhouden het contact met de basisscholen, gemeente, bejaardentehuis, knutselclubs, sportverenigingen, wijkraden en vrijwilligers. Ook verzorgen ze de activiteiten voor buurtbewoners. Samen met de brede school coördinatoren maakten we afspraken over een onderzoek in de brede school dat ik zou uitvoeren. Het onderzoek dat ik ga doen gaat over de mening van ouders van de brede school aan de hand van open interviews. Het onderzoek zal plaats vinden in de wijk Floriande in Hoofddorp. In die wijk zijn vijf basisscholen. Die basisscholen zijn verdeeld over drie gebieden, namelijk Floriande Noord, Floriande Midden en Floriande in de Breedte. Die 5 basisscholen zijn de ‘ brede scholen’. Er is een wijkcentrum waar verschillende activiteiten plaats vinden. Het onderzoek vindt plaats in de brede scholen en op het schoolplein van de brede scholen. In het verleden hebben de coördinatoren een onderzoek gedaan naar de mening van de kinderen van de brede school. Dit is belangrijke informatie, maar het is niet voldoende. De mening van ouders is ook belangrijk over de brede scholen en daar ga ik me op focussen met dit onderzoek.
1.2 probleemstelling De gemeente gaat bezuinigen. De brede scholen in Floriande zijn deel van stichting Meerwaarde. Om de gemeente te laten zien hoe de brede school bezig is en om de brede school positief te blijven ontwikkelen kunnen ze gebruik maken van de conclusies uit het onderzoek te weten: Hoe kunnen de coördinatoren de brede school aansluiten op de behoeften van de ouders van de brede school? Wat kan er veranderd of verbeterd worden in de brede school?
5
De relevantie van de opdracht voor de pedagogische beroepspraktijk in het algemeen is dat er meer informatie komt over hoe ouders denken over deze brede school. Met behulp van deze informatie kunnen de coördinatoren beter begeleiden, adviseren en coördineren. De coördinatoren willen graag weten hoe de ouders het pedagogisch klimaat van de brede school ervaren. Dit willen ze weten, omdat dit als een belangrijk aspect van de brede school wordt gezien. In de brochure brede school kinderwerk tienerwerk vermelden Kuik, Stam, Vries, Scheepmaker en Smits (2010) dat de brede school samen met de kinderopvangleidster, de leerkracht en de vakleerkracht van een naschoolse activiteit werken aan één positief klimaat. Grinten, Studulski en Zuidam (2008) vermelden dat een goed pedagogisch klimaat met positieve identiteit een voorwaarde is voor de ontwikkeling. Aan de positieve identiteit wordt voldaan als je voldoet aan de behoefte van competentie, autonomie, relatie en engagement. De coördinatoren willen ook graag weten of de ouders in staat zijn om arbeid en zorg goed kunnen combineren. De coördinatoren vinden dit belangrijk, omdat ze dan weten of de tijden van de school, het werk van de ouders en de BSO goed aansluiten bij de activiteiten. In een artikel uit de Volkskrant staat vermeld dat als ouders allebei werken de school -en werktijden niet langer meer op elkaar aansluiten. De kinderen van deze ouders hebben recht op na schoolse opvang (Dijksma, 2009). De BSO breidt zich volgens Oenen en Hajer (2001) uit om tegemoet te komen aan de arbeidsparticipatie van beiden ouders. Belangrijk hierbij is of de georganiseerde activiteiten niet te ver weg zijn of te duur. De brede school voldoet aan de behoefte van ouders om een vorm van flexibiliteit en bewegingsruimte te bieden. Ouders hebben problemen met de openingstijden en er is niet voldoende opvang. De brede school aanpak wordt gezien als een manier om tegemoet te komen aan de opvangbehoeften van ouders (Studulski,2002). Eén van de vakgebieden waarin stichting Meerwaarde actief is, is het kinderwerk. “bij alle kinderwerkactiviteiten staan spelen, plezier en vriendschap centraal”en bij het tienerwerk “tijdens de activiteiten staat elkaar ontmoeten, ontspannen en sport centraal” (Kuik et al, 2010, p. 1). De coördinatoren vragen zich onder andere af of de activiteiten van de brede school per leeftijdscategorie voldoende wordt aangeboden, wat ouders vinden van de samenstelling van het programma en of er iets ontbreekt bij het programma.( zie bijlage 3).
6
Hoe kijken de ouders aan tegen de gedachte dat de brede school een positieve bijdrage levert aan de opvoeding van het kind. Deze bijdrage zou cognitieve, sociale en lichamelijke ontwikkeling van het kind kunnen zijn. Het boek sociale competentie en de brede school schrijft dat kinderen leren door een breed scala van activiteiten met verschillende mensen omgaan, nieuwe rollen en verantwoordelijkheden. De sociale ontwikkeling groeit niet alleen op school, maar ook elders ( Oenen, 2001). Sport leidt ertoe dat kinderen meer gaan bewegen. Overgewicht en bewegingsarmoede worden aangepakt (Grinten et al, 2008). Emmelot en van der Veen (2003) geven in hun boek aan dat verhoging van de leerprestaties het uiteindelijke doel is, maar dat de brede school ontwikkeling meer gericht is op plezier in leren, veiligheid, werken aan zelfvertrouwen, verrijking van de ervaringswereld en een goede samenwerking met school en het gezin.
1.3
De onderzoeksvraag
Wat is de mate van oudertevredenheid over het pedagogisch klimaat, over de activiteiten en over de verdeling arbeid en zorg van de brede scholen in de wijk Floriande in Hoofddorp? Operationaliseren pedagogisch klimaat en oudertevredenheid: Pedagogisch klimaat Dulk ( 1994 ) zegt “een goed pedagogisch klimaat is een klimaat waarin elk kind optimaal gedijd” ( p.122 ). “Onder pedagogisch klimaat verstaan we het totaal aan bewust gecreëerde en aanwezige omgevingsfactoren die inspelen op het welbevinden van het kind waardoor het zich in meer of mindere mate kan ontwikkelen” (Alkema, van Dam & Kuipers, 2006, p.347) Oudertevredenheid: In de rapportage scholen met succes (2007) wordt aangegeven wat voor vragen oudertevredenheid kan oproepen. “ is men tevreden over de wijze waarop de school ouders bij het onderwijsproces betrekt en heeft men daar überhaupt voldoende zicht op. Is men tevreden over het schoolprogramma (effectief), over het schoolklimaat (affectief) en over de directe schoolomgeving (veiligheid, aantrekkelijkheid van gebouw, plein en buurt)” ( blz. 22). 7
In de rapportage ‘scholen met succes’ geven ze aan dat: De mate waarin ouders en leerlingen tevreden zijn over de school, de klas, de leerkracht, de sfeer en de resultaten is een belangrijke indicator voor mogelijke betrokkenheid. En de mate waarin zij positief betrokken zijn bij de school en het onderwijsproces heeft directe invloed op de mate waarin zij tevreden zijn en bereid zijn het onderwijsproces daadwerkelijk te steunen. (blz. 24) Ik denk niet dat oudertevredenheid afhangt van de betrokkenheid van ouders, zoals de rapportage hierboven beweert. Je kunt als ouder ook tevreden zijn over de school, als je slechts af en toe op school komt. Het begrip ‘tevredenheid’ wordt door Migchelbrink (2008) omschreven als: “een prettige emotionele toestand die voortvloeit uit het realiseren van iemands motieven; een attitude over de opbrengst of omstandigheden van iets; de mate waarin de organisatie/dienst voldoet aan de verwachtingen; het verschil tussen beleving en de ‘a priori’ verwachting van een gebeurtenis; als het algeheel welbevinden” (p.236).
1.4
Deelvragen
Het literatuuronderzoek bestaat uit de deelvragen 1 tot en met 4. 1. Wat is een brede school? 2. Pedagogisch klimaat: a. Wat betekent het begrip ‘pedagogisch klimaat’? b. Wat is het belang van het ‘pedagogisch klimaat’ 3. Activiteiten: a. Welke activiteiten kunnen er plaats vinden op een brede school? b. Wat voor bijdrage levert de activiteiten aan de ontwikkeling van een kind? 4. Arbeid en zorg: a. Wat betekent het begrip ‘arbeid en zorg’? b. Wat voor effect heeft het combineren van arbeid en zorg op het opvoeden van een kind?
8
Deelvraag 5 wordt door het veldonderzoek beantwoord.
5. Ouders: a. Weten ouders wat een brede school inhoudt? b. Zijn de ouders tevreden over de brede school? c. In welke mate zijn ouders tevreden over het pedagogisch klimaat van de school? d. Wat vinden de ouders van de brede school van de samenstelling van het programma? e. Zijn ouders in staat arbeid en zorg met betrekking tot de brede school goed te kunnen combineren? f. Vinden de ouders dat de brede school een bijdrage levert aan de opvoeding van hun kind?
1.5
Plan van literatuurstudie
Over de brede school heb ik veel gehoord en gelezen. Een aantal jaren geleden zijn een aantal oud collega’s naar Stockholm in Zweden gegaan om te kijken hoe het onderwijs daar wordt gegeven op brede Scholen. Mijn collega’s waren nogal onder de indruk van de geringe ouderbetrokkenheid, de hoeveelheid fulltimers en de schooltijden. Beide ouders werken en er wordt beperkt naar ouders gerapporteerd. Bijna iedereen werkt fulltime. Parttimers zijn er eigenlijk niet. De schooltijden waren vanaf 7.00 uur tot en met 19.00 uur. De school draagt zorg voor de opvang. Ik heb informatie van mijn huidige school gekregen over de brede school, omdat ze zelf ook een brede school willen worden. Die informatie bestond uit een paar artikelen en boeken. De boeken die ik kreeg waren de ‘ brede school brede aanpak’ en ' brede school van plaats tot plaats’. Het eerste boek (Verhees, Fransen, Giebels &Vereijken, 2003) gaat voornamelijk over het opstarten van een brede school en het tweede boek (Vereijken &Fransen, 2005) gaat over een vergelijking van 11 brede Scholen. Het eerste artikel van Stougie (2008) vermeldt dat Ronald de Bie scholen helpt om een brede school te worden. Het gaat over basis school De Sprinkplank die een brede school is geworden. Het tweede artikel (Algemeen Nederlands Persbureau, 2005) gaat over het samenbrengen van drie scholen in Amsterdam-Zuidoost. Dit is informatie over de brede school die ik gebruikt heb om een beeld te vormen over wat de brede school nu eigenlijk is. 9
Voor het onderzoeken van mijn deelvragen die veel specifieker zijn heb ik literatuur nodig over activiteiten op de brede school, wat brede scholen zijn, de ontwikkeling van een kind, arbeid en zorg en het pedagogisch klimaat.
Zie ook: Boes, A. (2008). Het pedagogisch klimaat. Mensen kinderen tijdschrift voor en over Jenaplanonderwijs. 111, 2-4. Bronfenbrenner, U. (2005). Making human beings human. Thousand Oaks, London, New Delhi: SAGE publications. Emmelot, Y. & van der Veen, I. (2003). Brede scholen uitgelicht. Amsterdam: SCOKohnstamminstituut. Joos, A., Ernalsteen, V., Lanssens, A. & Engels, M. (2006). Brede school in Vlaanderen en Brussel. Brussel: Ludy Van Buyten Studulski, F. (2002). De brede school. Perspectief op een educatieve reorganisatie. Amsterdam: SWP. Oenen, S. P. P. Bakker & Valkestijn, M. (2005). Jeugdactiviteiten in de brede school. Utrecht: NIZW Vugt, van J. P. A. (2003). Kind tussen werk en zorg. Nijmegen: DAMON Vereijken, P. & Fransen, B. (2005). Brede school van plaats tot plaats. Utrecht: Ir.E.J.M. von Bönninghausen .
1.6 Plan en uitvoering van de methode: Dit zijn de deelvragen die ik in het veldonderzoek wil gaan onderzoeken: Weten ouders wat een brede school is en zijn ze tevreden over de brede school? Wat vinden de ouders van de activiteiten van de brede school die vermeld worden in het brede school kinderwerk tienerwerk programmaboekje? Hoe omschrijven de ouders het pedagogisch klimaat en de combinatie van arbeid en zorg op de brede school? Mijn respondenten van het onderzoek zijn ouders van de brede school. Het is een steekproef die ik ad random ga trekken. Ik ga minimaal 50 ouders interviewen.
10
De interviews worden afgenomen op het schoolplein, in de school, bij na schoolse activiteiten en een kinderkledingbeurs. De interviews worden op verschillende datums en tijden afgenomen. Er worden interviews gehouden als de scholen en activiteiten beginnen of eindigen, omdat er dan veel ouders aanwezig zijn. Er worden 11 vragen gesteld aan de ouders van de brede school. Het zijn open interviewvragen. Deze interviewvorm heeft als doel om informatie te verkrijgen van de ouders van de brede school in de wijk Floriande. Ik wil ideeën, opvattingen, belevingen en/of ervaringen te weten komen. ( Baarda, de Goede & van der Meer-Middelburg 2006).
1.7 Verwerking van de resultaten: De interviewgegevens verwerk ik door tijdens het interview open vragen te stellen en de antwoorden op te schrijven. Baarda, de Goede & van der Meer-Middelburg (2006) geeft aan dat er een enorme hoeveelheid informatie overblijft. Die informatie ga je na het interview verminderen en onderbrengen in labels. Het is belangrijk dat je zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke tekst blijft. Waarschijnlijk heb je meerdere labels nodig. Je kunt met kruisjes aangeven hoe vaak het antwoord genoemd wordt. Baarda &de Goede (2007) geven aan dat als de interviews zijn afgenomen je de antwoorden terug brengt in een beperkt aantal categorieën. Je kunt de categorieën pas achteraf doen, omdat de antwoorden van de open vragen niet bekend zijn. In mijn schriftelijke verwerking heb ik gewerkt met labels en streepjes (zie bijlage 1). Bij de vragen kreeg ik verschillende antwoorden. De antwoorden zijn de labels. Iedere keer als een ouder een antwoord gaf dat bij dezelfde label paste dan zette ik daar een streepje achter. Die streepjes heb ik geteld en verwerkt in figuur 2.
11
Hoofdstuk 2
Een literatuurverkenning
2.1 Inleiding: Dit hoofdstuk ga ik beginnen met een stukje geschiedenis. Pedagogen/ onderwijskundigen en andere theorieën hebben waarschijnlijk een rol gespeeld bij de ontwikkeling van de brede school. Hierna ga ik dieper in op de begrippen brede school, pedagogisch klimaat, activiteiten op een brede school en arbeid en zorg. Als afsluiting geeft ik een kort overzicht van de literatuurverkenning.
2.2 Pedagogische/onderwijskundige of andere theorieën die aansluiten bij mijn onderzoek: Als ik een stuk terug ga in de tijd zie ik dat ideeën over scholen al vroeg zijn ontstaan. Dit heeft mogelijk invloed gehad op de brede school ontwikkeling. Jan Ligthart (1899) beschreef in het openingsartikel van zijn blad ( school en leven; weekblad voor onderwijs en opvoeding in school en huisgezin): dat de wereld bestaat uit een eindeloze verscheidenheid van verschijnselen, die de mensen via hun cultuur ( vormen van leven, werken, denken) in voor hen samenhangende patronen organiseren. Dat levert echter ook weer allerlei diverse patronen van samenhang op. En er ontstaat een zekere fragmentering van kennis voor de samenhang binnen het eigen onderdeel. Dat kunnen heel belangrijke specialisaties zijn die de kwaliteit van het menselijk leven verbeteren. Maar om iets van deze omringende wereld en je eigen mogelijkheden daarbinnen te leren begrijpen, moeten mensen - kinderen- op zoek in de verscheidenheid van ‘het volle leven’. Dat doe je niet in de eerste plaats door een heleboel specialistische kennis in schoolvakvorm bewerkt tot je te nemen, maar door in het volle leven zelf op onderzoek te gaan, door zelf doen en exploreren. (Ligthart in Oenen en Studulski, 2005)
12
Die eenheid in verscheidenheid is belangrijk. Verscheidenheid zie je bij de brede scholen. Het bio-ecologisch model van Bronfenbrenner sluit goed aan bij mijn onderzoek naar de ouders van de brede school. Bronfenbrenner heeft in zijn artikel uit 1977 en zijn hoofdwerk boek ‘The Ecology of Human Development’(1979) een model beschreven dat uit gaat van vijf omgevingsniveaus die elk biologisch organisme gelijktijdig beïnvloeden. De modellen zijn: het microsysteem, mesosysteem, exosysteem en het macrosysteem. Hij legt daar uit dat de systemen van grote invloed zijn op de ontwikkeling van de mens. Bronfenbrenner (1977) beschrijft het microsysteem als “the complex of relations between the developing person en environment in an immediate setting containing the person” (p. 515). Het mesosysteem zorgt voor de verbindingen tussen de microsystemen. Het exosysteem beïnvloedt het kind niet direct, maar het heeft wel invloed op het gedrag en de ontwikkeling van het kind. Het macroniveau omvat de overkoepelende culturele invloeden, zoals het publiek beleid en het de macro-instituten ( overheid ). Het macrosysteem beïnvloed alle andere lagen van het systeem. (Bronfenbrenner, 2005) Het onderzoek dat ik ga doen is vooral van invloed op het micro, meso en exosysteem . Ouders en de brede school spelen een grote rol in het leven van een kind. Van der Burgwal, Geelen, Hajer, Oenen, en Verheijden (1998) geven aan dat we onderwijs niet los kunnen zien van de kinderen. De problemen thuis, in de maatschappij, de cultuur zijn van invloed op het leven van het kind. Hier zie je duidelijk de invloed van Bronfenbrenner. Emmelot en Van der Veen (2003) hebben het over de integratiedimensie. Hierin wordt uitgelegd dat de school bondgenoten nodig heeft om haar doelen te bereiken. Ouders en instanties zijn zulke bondgenoten. Ze leveren een bijdrage in de brede ontwikkeling van het kind. 13
Studulski en Kloprogge (2003) beschrijven de geschiedenis van de kijk op het kind, gezin en de school. Rond de jaren 50 kwam het gezin dicht bij de school wonen. Ze noemden het de woonscholen. Netjes leven was belangrijk. In de jaren 70 veranderde dat. Het stond in teken van verzet en strijd. Er kwamen buurthuizen. Er moesten speelvoorzieningen voor kinderen komen. In de jaren 80 werden er veel speelvoorzieningen afgebroken en in de jaren 90 kwam het participatieproces op gang. De individu heeft zelf invloed. De brede school heeft hierop invloed, omdat het de sociale binding bevordert. De buurt is het sociale leefmilieu. Oude en nieuwe gedachten spelen een rol bij de brede school. Hier zie je duidelijk de ideeën van Bronfenbrenner in terug komen. Alles heeft invloed op elkaar. In hoofdstuk 2 staan de deelvragen van het literatuuronderzoek centraal. De deelvragen staan vermeldt in hoofdstuk 1.4.
2.3
Wat is een brede school:
Tijdens het interview wordt de vraag aan ouders gesteld of ze weten wat een brede school is. Ik wil graag weten of de beeldvorming juist is. Mijn eigen beeldvorming is hierbij ook van belang, omdat ik dan tijdens het interview kan doorvragen over de brede school. Hieronder worden een aantal definities en omschrijvingen gegeven over wat een brede school is. Een brede school wordt door de ministeries van Onderwijs, cultuur en wetenschap gedefinieerd als: een brede school is een netwerk van onderwijs, en andere voorzieningen voor kinderen en ouders, zoals opvang, zorg, welzijn, cultuur, sport enzovoort met als doel de actieve deelname aan de samenleving te bevorderen, kinderen een goede “dagindeling”te bieden, mogelijke achterstanden van kinderen weg te nemen en hun sociale competentie te vergroten. (Vereijken &Fransen 2005, p 3) Ik vind dit een hele goede omschrijving van de definitie brede school. Het legt heel goed uit dat het met onderwijs, kinderen en ouders te maken heeft.
14
Het doel wordt duidelijk aangegeven. Toch mis ik het contact met de buurt in dit verhaal. Buurtbewoners worden ook bij de brede school betrokken, maar dat komt niet in deze definitie terug. Studulski (2002, p 17) noemt de brede school een instrument, een middel, om doelen te bereiken. Kortweg is het een middel om de onderbroken ontwikkeling van kinderen te ondersteunen en tevens brede ontwikkelingskansen van het kind te verbeteren. Studulski geeft een vage definitie aan van de brede school. Het gaat hierbij alleen nog maar over het kind. Buurt en ouders worden er helemaal niet bij betrokken. Het doel staat wel duidelijk omschreven, maar het wordt heel globaal omschreven. In Amerika wordt een brede school ook wel een 'community of extended ' scholen genoemd. Burgwall et al., (1998) noemt een community school: Een onderwijsinstelling die de beste onderwijskundige eigenschappen van een goede school combineert met een breed scala aan essentiële ondersteuning op het gebied van gezondheid en welzijnswerk, zodat de kinderen op fysiek, emotioneel en sociaal gebied in staat zijn om verder te leren. (blz11) Een belangrijke aanvulling hierbij is dat ze leerlingen, hun gezinnen en de gemeenschap van hulp kunnen voorzien door ook in de avonden en weekend open te zijn. Bouwen aan een community school is een erg populair boek. In vele boeken is het boek gebruikt in de literatuurstudie en daar zal een goede reden voor zijn. Het is een boek dat Nederlandse brede scholen vergelijkt met Amerikaanse community scholen. Ik zie dat de programmaonderdelen verschillen met de definitie van Vereijken en Fransen, maar de basisgedachte zijn hetzelfde. Wat wel opvalt, is dat de community scholen gezondheid en welzijnswerk erbij betrekken. Er wordt ter plaatse medische en geestelijke gezondheidszorg geregeld. Community scholen betrekken de buurtgemeenschap er bij door ook in de avonduren open te zijn. Community scholen zijn breder opgesteld, dan de Nederlandse brede scholen.
15
In Vlaanderen en Brussel omschrijven ze een brede school volgens Joos (2006) als: “Een brede school is gericht op de brede ontwikkeling van alle kinderen en jongeren door het ondersteunen en/of creëren van een brede leer- en leefomgeving waarbinnen kinderen en jongeren een brede waaier aan leer- en leefervaringen kunnen opdoen” ( blz. 8). Het is opvallend dat Joos drie keer het woord breed verwerkt in de definitie van de brede school. Allereerst een brede ontwikkeling, dan een brede leer en leefomgeving en een brede waaier aan leer- en leefervaringen. In de visietekst wordt duidelijk uitgelegd wat er dan zo breed aan is. Met een brede leer en leefomgeving bedoelen ze eigenlijk het microsysteem van Bronfenbrenner (zie 2.1), zoals de school, gezin, buurt enzovoort. Als ik kijk naar de definities van de brede school is er een duidelijke overeenkomst te vinden. Het gaat in alle definities om kinderen die in brede zin zichzelf kunnen ontwikkelen met behulp van de brede school.
2.4
De betekenis van het begrip Pedagogisch klimaat:
Er zijn in de literatuur diverse omschrijvingen te vinden voor het begrip pedagogisch klimaat. Hieronder zal ik er een aantal vermelden. Het is in het belang van het onderzoek om het begrip duidelijk te maken, omdat de mening van de ouders van de brede school hierover wordt gevraagd. Maar eerst begin ik met een stukje geschiedenis. Volgens Langeveld ( in Boes, 2008) is de school een weg die een kind in onze cultuur aflegt. Een kind heeft recht op een wandeling naar de volwassenheid die plezierig, zinvol en leerzaam is. De kwaliteit van een kinderleven speelt een grote rol. Boes (2008) zegt dat hier de eerste functie is geschetst van het pedagogisch klimaat. Bij een goed pedagogisch klimaat gaan de kinderen en de leerkracht graag naar school en zijn in elkaar geïnteresseerd. De sociale en materiële omgeving moet aantrekkelijk zijn.
Wat ik bijzonder vind is de laatste regel. Ik vraag me af of een minder aantrekkelijke materiële omgeving zoveel invloed heeft op het pedagogisch klimaat. Volgens mij kun je ook een hele fijne sfeer hebben met een oud gebouw en slechte voorzieningen.
16
Alkema et al., (2006) zegt over het pedagogisch klimaat dat: “Onder pedagogisch klimaat verstaan we het totaal aan bewust gecreëerde en aanwezige omgevingsfactoren die inspelen op het welbevinden van het kind waardoor het zich in meer of mindere mate kan ontwikkelen” (p.347). Twee begrippen vind ik bijzonder aan de definitie van Alkema, namelijk de gecreëerde en aanwezige omgevingsfactoren en het welbevinden van het kind. De gecreëerde en aanwezige omgevingsfactoren zijn dus eigenlijk alle omgevingsfactoren. Hierbij is het wel van belang dat het toevoegt aan het welbevinden van het kind. Een leerkracht die scheldt zal dus niets toevoegen aan het welbevinden van het kind. Onder welbevinden versta ik of het kind goed in zijn vel zit. Als dat zo is kan het kind zich in meer of mindere mate ontwikkelen. Van Eijkeren, (2007) geeft als antwoord op de vraag wat een goed pedagogisch klimaat is: “Een stimulerend pedagogisch klimaat waarin kinderen zich vrij kunnen ontwikkelen, houdt rekening met de behoeften van kinderen” (blz. 87). Hier ben ik het zeker mee eens. Als je niet met de behoeften van kinderen rekening houdt dan kunnen kinderen zich minder goed ontwikkelen. Je leert beter als je bijvoorbeeld lesstof krijgt die je interessant vindt. Toch vraag ik me af of deze definitie voldoende is om het pedagogisch klimaat te onderscheiden. Scholen vormen hun eigen visie over het pedagogisch klimaat. Smits, van den Bosch & Reijerse (2005) in oud zuid in Tilburg zeggen over het pedagogisch klimaat: Met het pedagogisch klimaat bedoelen we de sfeer die de kindorganisaties uitstralen naar kinderen en ouders. Hoe gaan we om met afspraken en regels? Hoe gaan we om met elkaar en met de kinderen? Hoe ziet de omgeving eruit en hoe richten we de ruimtes binnen en buiten in? Een gezamenlijk pedagogisch klimaat in de brede school is belangrijk voor kinderen en ouders, maar ook voor alle betrokken partijen. Het schept duidelijkheid en stimuleert samenwerking. (blz.9) 17
Hierboven staat geen definitie, maar het geeft wel een duidelijke omschrijving van het pedagogisch klimaat. Het pedagogisch klimaat heeft niet alleen invloed ouders en kinderen, maar ook voor alle betrokken partijen. Ik vind dit een terecht opmerking. Er is meer dan de school en de ouders. Onze hele samenleving heeft voordeel bij een goed pedagogisch klimaat. Het Nederlands Jeugd Instituut in Utrecht (2001) noemt het pedagogisch klimaat vooral de sfeer die de instelling uitstraalt naar ouders en kinderen. De sfeer wordt gevormd door de regels. Ook de wijze waarop de ruimtelijke omgeving vorm is gegeven is van belang. De sfeer en de regels hoeven niet overal hetzelfde te zijn. Bij de buiten schoolse opvang kun je weer hele andere regels hebben. Als ik naar alle definities en omschrijvingen over het pedagogisch klimaat kijk, dan bepalen niet alleen de regels en de ruimtelijke omgeving de sfeer. Vooral de omgang met elkaar speelt een grote rol. Het pedagogisch klimaat wordt dus bepaald door verschillende factoren en het uiteindelijke doel is dat het kind zich goed kan ontwikkelen.
2.5
Wat is het belang van het pedagogisch klimaat?
Uit bovenstaande is duidelijk geworden wat een pedagogisch klimaat inhoudt. Het wordt op veel verschillende manieren gezegd, maar het is duidelijk dat het belangrijk is, dat het meer om de sfeer waarin gewerkt wordt gaat en hoe mensen met elkaar en de omgeving omgaan. Nu volgt automatisch de vraag waarom een pedagogisch klimaat belangrijk is. Diverse mensen geven hier hun mening over. Hofman (2009) geeft aan dat het pedagogisch klimaat invloed heeft op de gedragingen van een leerling. De gedragingen hebben invloed op het welbevinden van het kind, dus het pedagogisch klimaat heeft invloed op hoe het kind zich voelt. Als het kind zich goed voelt zal het zich beter ontwikkelen. In 2.3 (de betekenis van het begrip pedagogisch klimaat) kwam ook naar voren dat een kind zich beter kan ontwikkelen als het kind zich goed voelt. Ik denk dat Hofman gelijk heeft. Kinderen ontwikkelen zich minder goed in een onveilige omgeving. Het welbevinden van het kind is dan slecht.
18
Volgens Boes (2008) kun je het pedagogisch klimaat onderscheiden in functies: In de eerste plaats draagt een goed pedagogisch klimaat belangrijk bij aan de kwaliteit van dat deel van het leven dat een kind op school doorbrengt. In de tweede plaats verhoogt een goed pedagogisch klimaat het rendement van onderwijs en wel op twee niveaus, namelijk bij het bereiken van tussendoelen en bij het bereiken van doelen waar dat slechts op lange termijn zichtbaar en mogelijk is. (blz.2) Een goed pedagogisch klimaat bevordert onderwijsrendement. Kinderen leren meer en beter. Wat er in de klas gebeurd is belangrijk. Bij de doelen gaat het om de condities die voor leerrendement bevorderlijk zijn, zoals de omgang van de leerkracht met de kinderen en of de kinderen gemotiveerd zijn om onderwijs te volgen? Ik vind dat Boes het pedagogisch klimaat in een iets groter geheel ziet. Hij betrekt de kwaliteit van het leven erbij. Het is waar dat je een groot deel van je leven op school doorbrengt en dat het dus belangrijk is hoe dat deel verlopen is. Als het een prettige periode is zal dat een positieve invloed hebben op de rest van je leven. Tabelman gaat wat dieper in op wat het schoolklimaat nu eigenlijk is. Ik denk dat je het schoolklimaat breder moet zien dan het pedagogisch klimaat. In het artikel 'Schoolclimate and learning' (Tableman, 2004) worden de gebieden genoemd van een schoolklimaat, zoals; •
Veiligheid ( normen en waarden, fysieke veiligheid en sociale en emotionele veiligheid)
•
Ondersteuning bij het leren ( sociale en maatschappelijk leren)
•
Inter-persoonlijke relaties ( respect voor diversiteit, sociale steun van volwassenen en studenten )
•
School ( verbondenheid en betrokkenheid en een nette, schone omgeving )
19
Deze aspecten werken niet onafhankelijk van elkaar, maar beïnvloeden elkaar. Hier geven ze aan dat het schoolklimaat van invloed is op de prestaties van de leerling. Het geeft mogelijke oplossingen voor pesten, studenten conflicten, zelfmoord, karakter onderwijs en morele opvoeding. Ook Tableman zegt dat het schoolklimaat invloed heeft op hoe het kind zich kan ontwikkelen. Het beïnvloed namelijk de prestaties van de leerling. Ik denk dat Tableman gelijk heeft. Ik vraag me af of het echt de oplossing is voor pesten enzovoort. Het zal wel invloed hebben. Je omgeving buiten de school speelt ook een grote rol bij je ontwikkeling en welbevinden. In Boes (2008) staat het waarderingskader van de inspectie van onderwijs. Het negende aspect heeft betrekking op het schoolklimaat. Het gaat om een veilige sfeer op school die ondersteunend is voor de leerlingen. Daaronder vallen de volgende indicatoren: • De leerlingen tonen zich betrokken bij de school •
Het personeel toont zich betrokken bij de school
•
De ouders/verzorgers tonen zich betrokken bij de school door de activiteiten die de school daartoe onderneemt
•
De leerlingen en het personeel tonen in gedrag en taal ook buiten de lessen respect voor elkaar.
•
De leerlingen en het personeel voelen zich aantoonbaar veilig op school
•
De leerlingen, het personeel en de ouders/verzorgers ervaren dat de schoolleiding positief bijdraagt aan het schoolklimaat
•
De school heeft inzicht in de beleving van de sociale veiligheid door leerlingen en personeel en in incidenten die zich op het gebied van de sociale veiligheid voordoen
•
De school heeft een uitgewerkt veiligheidsbeleid gericht op preventie van incidenten
•
De school heeft een uitgewerkt veiligheidsbeleid gericht op het optreden na incidenten (blz. 4)
20
Deze aspecten zorgen ervoor dat het schoolklimaat wordt gekenmerkt door veiligheid en respectvolle omgangsvormen (Inspectierapport primair onderwijs, 2009). Dit is een duidelijk overzicht over wat er allemaal bij het schoolklimaat komt kijken. Ik heb zelf meegemaakt dat de inspectie op deze punten het schoolklimaat ging beoordelen. Ik denk dat ze goed laten zien wat een schoolklimaat inhoudt. Als ik kijk naar de definities van het pedagogisch klimaat en het belang van het pedagogisch klimaat, dan kom ik tot de conclusie dat een pedagogisch klimaat van een school of klas heel belangrijk is. Zonder een goed pedagogisch klimaat kan het kind niet groeien. Het kind voelt zich niet veilig in een minder goed pedagogisch klimaat. Het welbevinden van een kind is hierdoor onvoldoende. Hierdoor zullen de leerprestaties achteruit gaan en zal de ervaring en herinnering van een minder goed pedagogisch klimaat van invloed zijn op het leven van het kind . Het schoolklimaat heeft invloed op het pedagogisch klimaat en het pedagogisch klimaat heeft weer invloed op het schoolklimaat.
2.6
Activiteiten op de brede school:
In deze theoretische verdieping wil ik ingaan op de activiteiten van de brede school. Welke activiteiten er zijn en wat voor bijdrage de activiteiten leveren aan de ontwikkeling van een kind. Oenen (2005) vermeldt dat de brede school de activiteiten richt op jeugd, ouders en soms ook op buurtbewoners, maar de belangrijkste doelgroep zijn toch de kinderen en jongeren. De ontwikkeling van kinderen en jongeren staan voorop. Er zijn 3 globale doelen voor jeugdactiviteiten in de brede school: •
Maatschappelijke participatie, bijvoorbeeld schrijven, bespreken en vertoning.
•
Levensechte oriëntatie en ontmoeting, bijvoorbeeld kennis maken met andere mensen, activiteiten, beroepen en leef, werk, en woonsituaties.
•
Ontwikkeling van specifieke competenties met levensechte elementen, bijvoorbeeld, sociale weerbaarheid, taal, techniek, kunst, sport enzovoort. 21
Van Oenen (in Joos, 2006) zegt dat: Kinderen en jongeren moeten niet alleen een groot aanbod aan inhoudelijke variatie krijgen, maar ook de gelegenheid krijgen om daarin op verschillende manieren te participeren. Dat kan gaan van ‘zelf uitdenken tot deelnemen’, tot ‘kennis maken met en ontmoeten’, en tot ‘oefenen en uitproberen’. (blz.15) Kinderen leren hierdoor om betrokken te zijn met de maatschappij, nieuwe indrukken op te doen, ervaringen uitwisselen en het is competentie vergrotend. (Joos, 2006) De globale doelen zijn qua term moeilijk te begrijpen, maar als je de uitleg goed leest wordt het duidelijk. Als ik nu kijk naar de globale doelen kan bijna alles wat de kinderen aan activiteiten doen eronder vallen. Als ze spreken over maatschappelijke participatie, dan is dat ook deelname aan clubs of verenigingen. Als ze spreken over levensechte oriëntatie en ontmoeting, dan zijn dat ook gewoon de contacten bij het buurthuis of school. De ontwikkelingen van specifieke competenties met levensechte elementen, dat is bijvoorbeeld als je de kinderen laat schilderen met echte kwasten en doeken. In Kruiter (2002) staat dat de activiteiten per brede school verschillend zijn, omdat het is samengesteld naar de behoeften van de omgeving. Er zijn sociale, voor het plezier of ontwikkelingsactiviteiten voor volwassenen en kinderen. Bij activiteiten voor kinderen kun je denken aan sport, muziek en sociale emotionele training. Bij activiteiten van volwassenen kun je denken aan computerles, tweede taal lessen en schriftelijke cursussen. Het is duidelijk dat brede scholen allemaal verschillend zijn. Iedere brede school heeft zijn activiteiten samengesteld naar de behoeften van de omgeving. Een belangrijke vraag komt bij mij naar boven als ik dit stukje lees. Of het werkelijk zo is dat de activiteiten zijn samengesteld naar de behoeften van de omgeving of dat de activiteiten zijn bedacht en gewoon toegepast. In het rapport van New opportunities for children and youth (Valkestijn & Burgwal, 2001) geven ze aan dat de activiteiten die plaats vinden na de schooldag anders zijn dan wat er op school aan activiteiten gegeven wordt. De activiteiten kunnen wel 2 maanden duren. Kinderen kunnen meedoen op een vrijwillige basis. Jongeren beschrijven de situatie als “not like school-learning, you get to do things”(p.154). Voorbeelden van activiteiten zijn; zelfverdediging, basketbal, volleybal, koken, circus, skaten, darten en fotografie. 22
Kinderen hoeven hiervoor geen cijfers of diploma’s te behalen. Verschillende mensen kunnen les geven bij de activiteiten, zoals leerkrachten maar ook andere deskundigen. De activiteiten zorgen ervoor dat kinderen niet meer op straat hangen, dat ze zich kunnen ontwikkelen op verschillende vakgebieden en de kinderen leren sociale vaardigheden. Met deze uitgebreide tekst ben ik het helemaal eens. Het is een goede samenvatting over wat voor activiteiten er zijn en welke bijdragen de activiteiten leveren aan de opvoeding van de kinderen. Het vergroten van ontwikkelingskansen is volgens Dawson en Zunderdorp ( in Oenen, S. P.P.Bakker & Valkestijn, M.( 2002) het hoofddoel van de brede school. Die kansen moeten zichtbaar worden in de activiteiten, maar dat blijkt soms moeilijk te zijn. Dawson en Zunderdorp ( in Oenen et al., 2002) geven aan wat zij verstaan onder ontwikkelingskansen: “Stimuleren van ontwikkelingskansen wordt in hoofdlijnen uitgelegd als het stimuleren van sociale competentie en participatie met nadruk op de onderlinge verbondenheid van beide”(blz. 10). Als eerste wil ik hier ingaan op het vergroten van de ontwikkelingskansen van kinderen. Deze tekst komt ook terug bij Kuik et al (2010). Als ze dan uitleg geven wat die ontwikkelingskansen inhoudt, dan komen ze op sociale competentie en participatie uit. Deze begrippen zijn zeer breed en hierdoor vallen heel veel activiteiten van de kinderen onder deze 2 begrippen. Als ik bovenstaande tekst kort samenvat, dan zijn activiteiten voor brede scholen verschillend. De beste en duidelijkste uitleg wordt gegeven door het rapport van New opportunities for children and youth (Valkestijn & Burgwal, 2001). Activiteiten worden niet zonder reden georganiseerd. Doelen van de activiteiten worden op verschillende manieren weergegeven. Of de doelen van de activiteiten echt bereikt worden is nog maar de vraag.
23
2.7
Het begrip arbeid en zorg:
De Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving ( 2009) geeft een definitie aan van arbeid en zorg, namelijk: “Het beleidsterrein van het combineren van werk en privéverplichtingen (bijvoorbeeld de zorg voor kinderen, huishouden, zieken) wordt aangeduid met het begrip ‘arbeid en zorg' (blz. 1). In 1985 werd voor het eerst het combineren van arbeid en zorg in het beleidsplan emancipatie opgenomen. Omdat de arbeidsparticipatie van vrouwen toenam werd de behoefte aan regelingen sterker. Arbeid en zorg komen bij elkaar en zijn niet meer gescheiden. Ik vind het een heel duidelijk begrip. Aan de ene kant het werk en aan de andere kant de privéverplichtingen. Er wordt duidelijk uitgelegd wat privéverplichtingen zijn. Plantenga (2002) geeft in het artikel Critical Social Polici aan dat arbeidstijd een belangrijk ingrediënt is in het Nederlands poldermodel. De Nederlandse regering noemt het ook wel het combinatiemodel. Deeltijd werk is een element van het combinatiemodel. Het model is een belangrijk richtsnoer voor het beleid op het gebied van arbeid en zorg. Belangrijk hierbij is een evenwichtige verdeling tussen betaalde en onbetaalde zorg. De onbetaalde zorg moet eerlijk verdeeld worden tussen man en vrouw. Soms werken ze allebei parttime om dit te kunnen realiseren. Op deze manier hebben de ouders vaak samen anderhalve baan. Literatuur over het combinatiemodel ben ik regelmatig tegengekomen. Ik vind het nogal verwarrend, omdat ze aangeven dat de onbetaalde zorg eerlijk verdeeld moet worden tussen man en vrouw. Mijn idee is dat dit in de praktijk niet gebeurt. Vrouwen nemen over het algemeen de onbetaalde zorg over. De vrouw zorgt vaak voor het gezin en het huishouden. Meestal werkt de vrouw parttime en heeft de man een volledige baan. Arbeid en zorg kun je splitsen om een beter beeld te krijgen wat er met beide termen bedoeld wordt. In het artikel ‘arbeid’ van Magda Michielsens OnderzoeksHuis (n.d.) geven ze een definitie van de term arbeid: •
We noemen ‘arbeid’ in het onderzoek de activiteiten die mensen doen: om in hun onderhoud te voorzien (werken voor de kost). 24
•
als het op een systematische manier gebeurt. We hebben dus niet gekeken naar toevallige inspanningen.
•
als ze ervoor betaald worden. Dat is niet altijd even goed zichtbaar, maar we kijken in principe naar betaalde arbeid. (blz. 1)
Zorg wordt door ‘The Free Dictionary’ (2011) beschreven als: “ wat je doet voor iets dat of iemand die hulp of aandacht nodig heeft bejaardenzorg, thuiszorg, monumentenzorg, veel zorg besteden aan” De definitie van arbeid vind ik duidelijk. Bij de definitie van zorg heb ik nog een opmerking. Valt het verzorgen van het huishouden ook onder de definitie zorg? Je besteedt er wel veel zorg aan. Het is een vage definitie. Het Centraal bureau voor statistiek (2011) vermeldt dat sinds 1 december 2001 er allerlei wettelijke verlofvormen in de Wet arbeid en zorg zijn gebundeld, zoals het zwangerschaps- en bevallingsverlof, kraamverlof, adoptieverlof, pleegzorgverlof, ouderschapsverlof en verlof bij loopbaanonderbreking. Deze wet is gemaakt om het combineren van werk en privétaken mogelijk te maken. Wat ik mis bij deze wet van arbeid en zorg is het recht om parttime te kunnen werken. Hier is weer een andere wet voor, namelijk de wet aanpassing arbeidsduur die gemaakt is in 2000. Deze wet zou eigenlijk hierbij vermeld moeten staan om een completer plaatje te krijgen van de wetten die zijn gemaakt om het combineren van werk en privétaken mogelijk te maken. Nu lijkt het of dit de enige wet is die bijdraagt aan het combineren van werk en privétaken.
2.8 Wat voor effect heeft het combineren van arbeid en zorg op het opvoeden van een kind? Sociologisch onderzoek geeft aan dat vrouwen zelden buitenshuis werken voor een extra inkomen, maar meer voor zelfontplooiing. Een deel van de werkende vrouwen ervaren vaak schuldgevoelens naar de kinderen, omdat ze te weinig tijd hebben. (Groenendijk in Vugt, 2002).
25
Studulski (2002) geeft aan dat vrouwen deeltijd zijn gaan werken, omdat de openingstijden van de instellingen waar ze gebruik van maken, niet op elkaar aansluiten. Er is ook onvoldoende opvang. Blijkbaar zijn er diverse redenen voor ouders om deeltijd te gaan werken. De reden die Studulski aangeeft vind ik apart. Het zou dus kunnen betekenen, dat je minder moet gaan werken, omdat bijvoorbeeld de schooltijden niet aansluiten bij je werktijden. Vugt (2002) zegt dat ouders die allebei werken en voor kinderen zorgen het vaak organisatorische druk hebben. Dat wil zeggen dat ouders vaak meer stress, drukte en geregel hebben. Daarentegen hebben deze ouders vaak iets meer geld, omdat allebei de ouders werken. Soms bestaat het risico dat de kinderen worden verwaarloosd, doordat ouders weinig tijd hebben. Als ik naar het sociologisch onderzoek en de opmerkingen van Vugt bekijk, dan kom ik tot de conclusie dat er soms te weinig tijd is voor het kind. Ouders willen graag meer tijd met hun kinderen, zodat ze goed kunnen opvoeden en bouwen aan een stabiele relatie met hun kind. Er is blijkbaar een spanningsveld tussen zelfontplooiing, geld en de opvoeding van de kinderen. In Brink (2005) geven ze aan dat het heel belangrijk is hoe je woont, werkt en je geestelijke gesteldheid is. Dit alles heeft invloed op de opvoeding van het kind. In sommige gevallen komt door ongunstige situaties kindermishandeling voor. Ouders kunnen zich soms niet persoonlijk ontplooien of een carrière opbouwen, omdat ze voor het kind moeten zorgen. Hierdoor ontstaat frustratie. Wat hierboven staat beschreven is heftig. Kindermishandeling is een ernstig vergrijp. Zou je frustratie zo groot kunnen zijn dat je de ontwikkeling van je kind ernstig verstoort. Ik vind het een uitspraak waar ik mijn vraagtekens bij zet, maar ik kan me wel voorstellen dat je als ouder niet gelukkig bent met de situatie en dan minder vriendelijk met je kind omgaat. Volgens Brink (2005) is er in Nederland een bespottelijke situatie ontstaan. Aan de ene kant worden ouders gestimuleerd om te werken en aan de andere kant moeten ze een gewetensvol en zorgzaam ouderpaar zijn. 26
Om dit toch te kunnen combineren gaan de moeders vaak gedeeltelijk werken. Hierdoor krijgen de ouders minder inkomen, terwijl de kinderen weer extra geld kosten. Om toch gedeeltelijk te kunnen blijven werken is er kinderopvang nodig. In Feldman (2009) vragen ze zich af of kinderopvang waarneembaar effect heeft op de ontwikkeling van het jonge kind. Kinderopvang is nodig, omdat de schooltijden niet altijd aansluiten bij de werktijden van de ouders. Kwalitatief goede kinderopvang levert maar een klein verschil met de opvoeding van thuis. Bepaalde aspecten in de ontwikkeling worden zelfs gestimuleerd. Er is ook weinig verschil in de ouderlijke hechtingsbanden van kinderen die thuis opgroeien of in een kinderdagverblijf. Kinderen zijn minder gehecht als de kwaliteit van de kinderopvang slecht is. Ik ben van mening dat je beter je kind thuis kunt opvoeden, maar dan moet je wel een stabiele thuissituatie hebben. Een moeder en vader zijn onvervangbaar, omdat ze het best aanvoelen wat goed is voor hun kind. Als er geen keuze is en de kinderen moeten naar de kinderopvang, dan is de kwaliteit van kinderopvang van groot belang. Als een kind een uur ligt te huilen en de verzorgers hebben geen tijd voor het kind is dat niet goed voor de ontwikkeling van het kind. Het effect van het combineren van Arbeid en zorg hebben wel degelijk invloed op de ontwikkeling van het kind. Het kan positief zijn: •
doordat ouders met werk meer geld verdienen. Met dat geld kunnen ze meer voor het kind doen. Als het kind naar een cursus, dagje uit of een bepaalde schoolopleiding wil is daar geld voor. Ouders kunnen in een goede buurt gaan wonen.
•
Omdat ouders een carrière kunnen opbouwen en hierdoor meer tevreden zijn. Die tevredenheid heeft invloed op de ontwikkeling van het kind. Ouders hebben bijvoorbeeld meer geduld en reageren positief op hun kind.
Het kan negatief zijn: •
Als één van de ouders minder moet werken of helemaal niet kan werken. Ouders kunnen hierdoor gefrustreerd raken, doordat ze geen carrière meer kunnen maken.
•
Het gezinsinkomen kan onvoldoende worden, omdat er minder verdiend wordt.
•
Ouders kunnen meer stress krijgen, omdat ze werk en zorg moeten combineren. 27
2.9 Overzicht en koppeling van de literatuurverkenning: Het begrip brede school is denk ik terecht gegeven. Het pedagogisch klimaat, de ouders, de buurt, scholen, andere instellingen, activiteiten en de kinderen. Het heeft allemaal invloed op elkaar. Iedere brede school is weer anders, maar heeft altijd te maken met bovenstaande kenmerken. Hoe de brede school alles heeft geregeld heeft invloed op de arbeid en zorg van de ouders. Welke schooltijden worden gehanteerd en of er voldoende opvang is. Aan de andere kant heeft de overheid weer invloed op het werk van de ouders door wetgeving en dat werkt door in de brede school. Ouders hebben ook een grote invloed op de brede school. Het is daarom belangrijk om te weten hoe ouders denken over de brede school. Dankzij het veldonderzoek krijgen we meer inzicht in de gedachtegang van de ouders en hierdoor kun je de brede school weer verbeteren. Door dit gegeven kom ik toch weer terug op Bronfenbrenner, omdat alles elkaar beïnvloedt. In dit onderzoek gaat het voornamelijk om de ouders. Door het literatuuronderzoek te koppelen aan het veldonderzoek wordt alles een stuk duidelijker. Als je met ouders praat over het pedagogisch klimaat moet je natuurlijk eerst weten wat het precies inhoudt. Het pedagogisch klimaat en schoolklimaat spelen een grote rol in de ontwikkeling van het kind. De sfeer van de school en hoe mensen met elkaar omgaan heeft veel invloed op het kind. Dit bepaalt voor een groot deel de prestaties en de toekomst van de leerling. Ouders merken hoe de sfeer op school is en dat bepaalt voor een groot deel of ouders tevreden zijn. Eigenlijk valt alles onder het pedagogisch klimaat. Hoe de activiteiten zijn georganiseerd, de communicatie met de brede school, de schooltijden en de bijdrage van de brede school bij de opvoeding van het kind. Of ouders werken en hoeveel heeft ook invloed op de tevredenheid van de ouders. Stress en tijdgebrek zijn veel voorkomende problemen. Als een kind niet gelukkig is, dan heeft dat invloed op de ouders. Schuldgevoelens kunnen dan een rol gaan spelen. In het volgende hoofdstuk ga ik in op de methode van het veldonderzoek. Hoe de populatie bepaald is en de data verzameld. Welk meetinstrument ik gebruikt heb en hoe ik de data geanalyseerd heb. 28
Hoofdstuk 3 Methode van het veldonderzoek 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk ga ik een beschrijving geven van de methode van het veldonderzoek. De procedure, steekproef, meetinstrumenten en analyses worden hierbij aangegeven. Met behulp van literatuur worden de gegevens ondersteund.
3.2 Populatie en steekproef De populatie is bepaald door de coördinatoren van de brede school. Dit onderzoek gaat over de mening van de ouders (vaders en moeders) over de brede school. Er is voor de ouders van de brede school gekozen, omdat er de vorige keer een onderzoek naar de kinderen van de brede school is geweest. Ouders van de brede school hebben hun kind op de basis school, kinderdagverblijf, na schoolse opvang of peuterspeelzaal zitten. Het is een steekproef die in principe veel lijkt op de populatie als in het geheel. Baarda et al., (2006) geeft aan dat het een aselecte steekproef is. De ouders van de brede school hebben een gelijke kans om in de steekproef terecht te komen. Door de interviews af te nemen in en bij de brede school is de kans groot dat het ouders van de brede school zijn. De eerste vraag die wordt gesteld is op welke school het kind zit. Blijkt het kind niet op de brede school te zitten, dan wordt het interview stopgezet. Het plan was om minimaal 55 mensen te interviewen. Uiteindelijk heb ik 50 goede interviews overgehouden (zie figuur 1). In Baarda en De Goede (2007) staat dat afhankelijk van het aantal die je in het onderzoek betrekt het absolute minimum aantal eenheden 30 moet zijn. Mijn onderzoek bestaat uit 1 kenmerk, namelijk de ouders van de brede school. Per ouder stel ik elf vragen die gaan over de deelvragen het programma, het pedagogisch klimaat en combinatie arbeid en zorg. (zie bijlage 3). Het zijn open interviewvragen en ik kan hierdoor doorvragen of veranderingen aanbrengen. Tijdens een interview schrijf ik korte antwoorden van de respondent op.
29
3.3 Dataverzameling De brede school wil graag informatie van de ouders. De gevoelens, attitude, kennis en opinie zijn hierbij belangrijk. Doordat het meer over meningen gaat dan feiten is het beter om een interview af te nemen. Volgens Baarda et al., (2006) verzamel ik ongestructureerde informatie. Je weet niet wat voor informatie je gaat krijgen. Het is wel zo dat de vragen al gemaakt zijn, maar je kunt afwijken van de vragen of een extra vraag stellen. De onderwerpen liggen vast. De vragen die worden gesteld zijn geen bedreigende onderwerpen, waardoor ze via een directe weg worden gevraagd. Baarda et al., (2006) geeft aan dat dit ook de voorkeur geniet, omdat je direct vaststelt wat je wilt meten. Tijdens de interviews wordt geen rekening gehouden met het feit of je een man of een vrouw bent, welke leeftijd de respondenten zijn of welke opleiding de respondent heeft genoten. Er wordt wel op het interviewblad geschreven of het een man of een vrouw is, maar dat wordt niet gevraagd. De eerste vraag die gesteld wordt is op welke school de kind(eren) zitten. Deze vraag is volgens Baarda et al., (2006) nominaal van karakter. Hierna worden er 11 open vragen gesteld. Er wordt geen gebruik gemaakt van antwoordschalen, omdat er veel verschillende antwoorden kunnen komen. Tijdens het interviewen trek ik een trui aan van de brede school, zodat ik goed herkenbaar ben. Op die trui staan grote letters met de naam Stichting brede scholen Haarlemmermeer. Door deze trui weten de ouders dat je namens de stichting interviews afneemt. Ouders hebben vaak haast en ik wil toch proberen alle vragen te laten beantwoorden. Diepeveen (2006) zegt dat een interview maximaal 1 uur duurt. Om dit voor elkaar te krijgen ga ik op verschillende tijdstippen, dagen en situaties interviewen. Ik ga een uur voor en na schooltijd op het schoolplein staan. Als er te weinig mensen reageren ga ik meerdere keren naar het schoolplein of een activiteit. Ik krijg bij de kledingbeurs hulp van Hugo en Maartje die gaan helpen met het interviewen. De mensen die mij gaan helpen zijn allebei leerkracht. Maartje heeft al vaker interviews afgenomen. Doordat ik vooraf een literatuurstudie heb gedaan wist ik veel over training en instructie van de interviewer. Ik heb vooraf met Hugo en Maartje besproken waar ze aan moeten denken om een goed interview af te nemen.
30
Baarda et al., (2006) geven aanwijzingen. •
De eerste aanwijzing is dat je genoeg materiaal meeneemt. Papier, twee pennen en een
•
harde ondergrond is belangrijk.
•
De tweede aanwijzing is om aantekeningen in steekwoorden op te schrijven en dingen waarop je terug wilt komen te onderstrepen. Goed oogcontact maken en goed luisteren is hierbij belangrijk.
•
De derde aanwijzing is af en toe samenvatten van het verhaal, zodat de informatie klopt.
•
En de laatste aanwijzing is op de non-verbale communicatie te letten.
Om ervoor te zorgen dat de interviewgegevens zo goed mogelijk worden verwerkt is het van belang om enkele regels te hanteren. Hier noem ik een aantal belangrijke regels: •
De respondent moet op zijn gemak worden gesteld,
•
je verteld wat de bedoeling is van het gesprek,
•
je hebt zelf een geïnteresseerde en actieve luisterhouding, geen ingewikkelde taal gebruiken,
•
als het antwoord niet duidelijk is moet je doorvragen,
•
let op non-verbale communicatie,
•
goed luisteren
•
niet sturende of suggestieve vragen stellen (Baarda & de Goede, 2007)
Het onderzoek vond plaats in maart 2010 bij de activiteiten van de brede scholen en op het schoolplein van de brede scholen.( zie figuur 1). De coördinatoren van de brede school hebben diverse mensen ingelicht dat er een onderzoek zou plaats vinden. Er werd ook uitgelegd waarom er een onderzoek plaats vond. De leerkrachten van de activiteiten, de vrijwilligers van de kledingbeurs en de ouderraden van de scholen waren ingelicht. De ouders en leerkrachten van de basisscholen waren niet van te voren op de hoogte gebracht. Bij elk interview werd het doel van het onderzoek duidelijk gemaakt.
31
Bij Baarda et al., ( 2006) staat in dat een onderzoek ethisch verantwoord is wanneer: •
de respondent vrijwillig meewerkt;
•
geen valse voorstelling van zaken wordt gegeven;
•
de gegevens anoniem worden verwerkt;
•
de uitkomsten voor de respondenten geen nadelige effecten hebben. ( blz28 )
Het onderzoek dat afgenomen is ethisch verantwoord, omdat het aan bovenstaande criteria voldoet. Er zijn geen namen opgeschreven tijdens het onderzoek en de ouders van de brede school werkten vrijwillig mee aan het onderzoek. Voordat ik begon met elk interview stelde ik de vraag of ze mee wilden doen met het onderzoek. De uitkomsten van de gegevens werden opgeschreven en gebruikt om de brede school nog beter te kunnen laten functioneren. Er is een gesprek over de resultaten geweest na het afnemen van de interviews.
3.4
Meetinstrument:
Het meetinstrument dat ik heb gebruikt is een interview. Ik heb gekozen voor een interview, omdat het een aangewezen methode is om attitudes, gevoelens en kennis goed te kunnen uiten. Het is in dit interview belangrijk dat we meer gegevens krijgen over de mate van oudertevredenheid over het pedagogisch klimaat, de activiteiten en over de verdeling arbeid en zorg van de brede scholen in de wijk Floriande in Hoofddorp? Dit interview meet de begrippen die ik wil weten. Als ik nu terugkijk naar mijn eerste interviewvragen, waren die te gedetailleerd en geformuleerd vanuit micro niveau. De coördinatoren van de brede school wilden graag vragen die in een breed perspectief gezien zouden worden. Ook gaven ze tips om de vragen te bundelen per onderwerp, zodat het geheel beter te overzien was. Je gaat van thema naar thema (zie bijlage 3). Baarda en De Goede (2007) vermeld dat de vragen open vragen moeten zijn, omdat er verschillende antwoorden mogelijk zijn. Ik weet niet wat ouders gaan antwoorden. Tijdens het interview worden de antwoorden kort opgeschreven, zodat er geen informatie verloren gaat. Als een ouder een kort antwoord geeft dan is doorvragen belangrijk.
32
Baarda et al., (2006) maakt duidelijk dat je op moet letten dat je niet te snel genoegen neemt met een antwoord van de respondent en dat je het antwoordt niet voor de respondent moet gaan invullen. Baarda et al., (2006) geeft aan dat als het open en soms ingewikkelde vragen zijn het beter is om mondeling te interviewen. Op dat moment kun je dan korte antwoorden opschrijven. Het nadeel van interviewen is dat het sociaal wenselijke antwoorden uitlokt. De respondenten voelen zich minder anoniem. In Baarda et al., ( 2006) wordt verteld dat de formulering van de vragen betrouwbaar en valide is als je goede en heldere vragen stelt. Op deze punten moet je letten bij het formuleren van vragen: •
vragen moeten niet voor meer dan één uitleg vatbaar zijn
•
je moet slechts één ding tegelijk vragen;
•
de vragen moeten grammaticaal niet te ingewikkeld zijn;
•
het taalgebruik aanpassen aan de respondent
•
de vragen moeten niet suggestief zijn
•
de vragen moeten geen kennis veronderstellen die de respondent niet bezit of feiten bevatten waarvan de respondent niet op de hoogte is.
•
indien er meer dan één vraag is voor het meten van hetzelfde begrip, moeten deze vragen inhoudelijk vergelijkbaar zijn. (blz. 237)
Als ik nu kijk naar de theorie van Baarda en mijn eigen aangepaste interviewvragen (bijlage 3) zie ik dat er twee suggestieve vragen bij te zitten. Bij het onderwerp arbeid en zorg zitten de vragen “op welke manier draagt de brede school bij aan een betere combinatie van werk en zorg voor uw kind(eren)?” en “de brede school probeert een positieve bijdrage te leveren aan de opvoeding van uw kind".Hoe ervaart u deze bijdrage?” Ouders zullen door deze vraag eerder geneigd te zijn om positief te antwoorden. Gelukkig waren er ook ouders die als antwoordt gaven dat de brede school niet bijdraagt. Deze ouders lieten zich niet afleiden door de vraagstelling.
33
3.5 Analyses Het is een kwalitatief onderzoek, omdat het een open interview is. Het is een interview dat ongestructureerd is. In een artikel van Van der Zee ( 2004 ) staat dat duidelijk vermeld dat als ik meer dan 30 respondenten interview het een kwantitatief onderzoek is. Van der Zee zegt dat” ook in kwantitatief onderzoek het heel goed mogelijk is om open vragen op te nemen”. De Utrechtse universiteit (n.d.) geeft aan dat kwalitatieve gegevens meestal teksten zijn en kwantitatief zijn gegevens over getallen. Er wordt in één onderzoek vaak zowel kwalitatieve als kwantitatieve gegevens verzameld. In de praktijk noemt men echter een kwalitatief onderzoek als er niet wordt gemeten of geteld. Kwalitatief onderzoek verdient vooral aanbeveling volgens Philipsen (2004), als je bij het doordenken van de probleemstelling op één of meer van de volgende drie vragen stuit: 1. Hoe ervaren mensen wat ze meemaken? Wat is het perspectief van waaruit ze dat beoordelen? Hoe passen ze hun ervaringen in hun levensverhaal in? 2. Hoe valt de samenhang te begrijpen tussen zeer verscheiden gebeurtenissen die bij herhaling een overeenkomstig verloop vertonen (bijvoorbeeld de functie van het dragen van bedrijfskleding in verschillende beroepen)? Wat is daarvan de dieptestructuur, zoals antropologen dan noemen? 3. Hoe laat men de contacten in de praktijk zo goed mogelijk verlopen om de doelen van professionele, wetenschappelijk gefundeerde hulpverlening te bevorderen? (blz. 456) De Universiteit van Utrecht (n.d.) zegt dat “De meest eenvoudige kwantitatieve verwerking van gecategoriseerde gegevens is turven” (blz.7). Aangezien ik bij de analyse van de interviewgegevens een turfsysteem( zie bijlage 1) gebruik is mijn onderzoek kwantitatief. Ik stuit bij de probleemstelling op punt 1van Philipsen en mijn onderzoek is dus ook kwalitatief. Mijn gegevens zijn cijfers en teksten, dus kwalitatief en kwantitatief.
34
Om een duidelijk overzicht te krijgen hoeveel ouders van elke basis school mee hebben gedaan, ga ik gebruik maken van een cirkeldiagram. In totaal wil ik 50 ouders interviewen. Deze ouders zijn verdeeld over de activiteiten en scholen. Als ik ouders interview bij een activiteit of op een schoolplein, dan horen deze ouders automatisch bij één van de vijf scholen. Er is zo goed te zien hoeveel ouders van elke school hebben meegedaan. Dat zal verdeeld worden in procenten, zodat je kunt zien hoeveel procent van de ouders van elke basis school mee hebben gedaan met het onderzoek (figuur 1). De antwoorden van de ouders die gegeven zijn op de interviewvragen zullen weergegeven worden in een cirkeldiagram, zodat je goed kunt zien hoeveel procent van de ouders hetzelfde antwoord heeft gegeven. Hoe hoger het percentage, hoe meer ouders dezelfde mening delen (figuur 2). Elke onderzoeksvraag wordt op dezelfde manier systematisch verwerkt. Uiteraard moet ik bij het analyseren van de antwoorden verbanden leggen tussen de antwoorden. Dat betekent als ik als antwoord krijg op de vraag “Draagt de brede school in uw ogen bij aan een betere combinatie van werk en zorg voor uw kind(eren )?”er goed naar het antwoordt gekeken moet worden. Als een ouder zegt”ja, door de tussenschoolse opvang”is er een verband met het antwoordt ”ja, door de naschoolse opvang”. Bij beide antwoorden draagt de brede school bij aan een betere combinatie van werk en zorg, door de opvang die geboden wordt. Het is dus belangrijk de antwoorden te koppelen. Ik moet niet alleen verbanden leggen tussen de verschillende antwoorden binnen een vraag, maar ook tussen de vragen onderling. Er zijn bijvoorbeeld vijf vragen over de brede school. Deze vijf vragen bepalen samen hoe ouders de brede school ervaren. Niet alleen deze vijf vragen bepalen hoe ouders de brede school ervaren, maar eigenlijk alle vragen. Uiteindelijk zullen deze antwoorden samen mijn vraagstelling beantwoorden.
35
Hoofdstuk 4 Resultaten van het veldonderzoek 4.1 Inleiding In de april 2010 heb ik een onderzoek verricht naar de behoeften van de ouders van de brede school in de wijk Floriande. De schoolbevolking groeit nog steeds in de wijk Floriande. Er staan veel grote huizen, die niet ouder dan 10 jaar zijn. Kinderen van verschillende culturen en afkomst bezoeken de scholen, maar er gaan voornamelijk ‘witte’ kinderen naar de scholen. Ik heb gekozen voor een dataverzamelingsmethode in de vorm van interviews, omdat de achterliggende gedachten van de ouders hier van groot belang zijn. Door het stellen van vragen heb ik veel informatie gekregen. Je kunt bij de vragen goed doorvragen en de vragen kunnen eventueel aangepast worden. Op deze manier kreeg ik een goed beeld over hoe de ouders denken over de brede school. Door middel van deze interviews heb ik geprobeerd een antwoord te krijgen op de volgende deelvragen: a. Weten ouders wat een brede school inhoudt? b. Zijn de ouders tevreden over de brede school? c. In welke mate zijn ouders tevreden over het pedagogisch klimaat van de school? d. Wat vinden de ouders van de brede school van de samenstelling van het programma? e. Zijn ouders in staat arbeid en zorg met betrekking tot de brede school goed te kunnen combineren? f. Vinden de ouders dat de brede school een bijdrage levert aan de opvoeding van hun kind? Tijdens de interviews stonden drie onderwerpen centraal. Er werd specifiek gekeken naar: a.
het programma
b. de brede school c. de combinatie arbeid en zorg. Per onderwerp werden er vragen samengesteld. Er werden elf vragen aan de ouders gesteld onderverdeeld in drie onderwerpen. (zie figuur 2) Er zijn in totaal 55 ouders geïnterviewd, waarvan ik 50 goede interviews overhield. (zie figuur 1). Het zijn ouders die ik op het schoolplein aansprak of bij de activiteiten. Bijna alle ouders wilden aan het onderzoek meedoen. 36
Soms was er niet genoeg tijd voor het interview en werd het interview niet afgemaakt (zie 4.6). Hierdoor heb ik vier interviews niet meegenomen in de verwerking. De leeftijd van de ouders varieert ongeveer van 20 t/m 50 jaar. Het is een steekproef. Die steekproef bestaat uit: a. ouders van de brede school. Deze ouders hebben hun kinderen op een van de vijf basisscholen van de brede school zitten. b. ouders van kinderen die naar de peuterspeelzaal gaan. De beste respons was er op de kledingbeurs. De mensen namen daar echt de tijd voor je. De ouders zijn op verschillende locaties en tijden geïnterviewd. Bij deze activiteiten werden er interviews afgenomen: (zie figuur 1) a. Swingen met kleuters vond plaats in de gymzaal van de basis school het Braambos. Kleuters gaan daar lekker dansen. b. Knutselend de wereld door en maak je eigen wereldspel vond plaats in het gebouw waar de basis school de Optimist en Montessori in gehuisvest zijn. c. Een kleding en speelgoedbeurs in Floriande in Hoofddorp. Ouders kunnen hier tweedehands kleding en speelgoed voor hun kinderen kopen.
37
Figuur 1
nummer
scholen:
1
het Braambos
2
de optimist
3
Montessori
4
Klavertje vier
5
de Brandaris
6
peuterspeelzaal
datum: 3 maart 4 maart 10 maart 11 maart 17 maart 6 maart
Activiteiten:
datum:
vrouw man totaal :
swingen met kleuters
12 maart
6
2
8
knutselend de wereld door 10 maart
7
1
8
maak je eigen wereldspel
10 maart
6
5
11
kledingbeurs
6 maart
10
3
13
8
0
8
1 38
1 12
2 50
38
figuur 2
Interviewvragen
4.2 vragen over het programma:
antwoorden: Ouders zijn tevreden. Het programma is leuk, goed en divers Ouders werden uitgeschreven. De activiteit was vol. Aanbod van activiteiten te weinig in Floriande Midden en teveel in Floriande Noord. geen idee geen boekje ontvangen
4.2.1 Wat vindt u van de samenstelling van het programma? 4% 6%
8%
20%
62%
4.2.2 Wat ontbreekt er aan het programma? 2% 2%
4%
4% 4%
30% 10% 4% 4% 14%
6%
4%
12%
4.2.3 Is de samenstelling van het programma voldoende gevarieerd naar leeftijd van de deelnemers? 2% 10%
4%
24% 2% 2%
22% 12%
sportieve activiteiten, zoals dans, judo, acrobatiek, voetbal sociale vaardigheidstraining muziekles niets theater taalcursus activiteiten 55 + geen idee cursus preventief opvoeden ehbo bijles weinig activiteiten op woensdag schilderen/tekenen
weinig keus voor 8 jarigen ouder en kind samen iets doen weinig voor kleuters genoeg voor volwassenen meer activiteiten nee, te weinig meer activititeiten in avonduren na 5 weken weer iets anders weet ik niet genoeg voor kinderen
16%
6%
39
% 62% 20% 6%
8% 4% 100%
30% 4% 12% 14% 6% 4% 4% 10% 4% 2% 2% 4% 4% 100% 10% 4% 22% 16% 6% 12% 2% 2% 24% 2% 100%
4.2.4 Enkele relevante opmerkingen van de vragen over het programma: Van de ouders is 62 % tevreden over de activiteiten van de brede school. Meer dan de helft van de ondervraagde ouders geeft hierbij aan dat ze het programma leuk, goed en divers vinden. Bij het inschrijven van de activiteiten werden 20 % van de ouders uitgeschreven. Dat betekent dat de activiteit vol was. Aan een activiteit mogen bijvoorbeeld maar tien kinderen meedoen en er waren al tien kinderen ingeschreven. Ouders waren erg teleurgesteld, omdat ze het zo’n leuke activiteit vonden. Meer muziek, zoals zingen of gitaar spelen vindt 12% van de ouders een goed idee. Met activiteiten voor vijfenvijftig plussers bedoelden 4 % van de ouders dat dat de activiteiten vooral voor kinderen zijn en ze zouden meer activiteiten voor oudere mensen willen. Bij vraag 4.2.3 gaven 22 % van de ouders aan dat ze het aanbod voor kleuters te weinig vonden. Het is opvallend dat 30 % van de ouders sport mist in het programma. Ze vinden dat bepaalde sportactiviteiten te weinig aan bod komt.
4.3 Vragen over de brede school: 4.3.1 Wat is volgens u de brede school?
6% 6%
6% 26%
6% 4% 16%
24% 6%
alles onder 1 dak de scholen werken samen activiteiten en opvang in hetzelfde gebouw school met opvang voor kinderen alle scholen met activiteiten gebouw met activiteiten verschillende soorten onderwijs bij elkaar extra aanvulling op het onderwijs weet ik niet
40
26% 24% 6% 16% 4% 6% 6% 6% 6% 100%
4.3.2 Wat kan er verbeterd worden aan de brede school? 4%
4% 4%
4% 4%
26% 6%
0
14% 26%
4.3.3 Hoe ervaart u de communicatie met de brede school?
6%
4%
2%
6% 12%
54%
16%
niets parkeerproblemen oplossen geen idee scholen moeten beter samenwerken met naschoolse en peuterspeelzaal tijden van de school hygiene op school verbeteren te weinig opvang voor de kinderen meer activiteiten activiteiten beter aansluiten op de tijden van de school school is te groot dat is goed, want de leerkrachten overleggen tijdig met de ouders geen mening geen communicatie met de school, omdat het niet nodig is. dat kan beter. nieuwsbrieven graag per mail ontvangen we ontvangen beperkte informatie scholen moeten meer promotie maken
26% 14% 26% 8% 6% 4% 4% 4% 4% 4% 100% 54% 16% 12% 6% 6% 4% 2% 100%
4.3.4 Hoe ziet de ideale brede school eruit?
2% 2%
16%
2%
32%
2% 4% 4%
18%
8%
6% 4%
zoals het nu is met een groter speelplein als de wachttijden van de buitenschoolse opvang weg zijn. meer zang en muziek meer sport meer activiteiten opvang in de school kleinere groepen in de school geen continurooster tijden van de naschoolse opvang ruimer voorschoolse opvang is te duur geen idee
41
32% 6% 4% 8% 18% 4% 4% 2% 2% 2% 2% 16% 100%
4.3.5 hoe zou u het pedagogisch klimaat van de brede school willen omschrijven? 2% 2%
4% 4%
6%
2%
26%
2% 18%
2%
10% 8%
10%
4%
goed ze letten goed op je kind de sfeer is goed te grootschalig geen klachten open geen mening kinderen worden goed geholpen voldoende het is individualistisch de school is groot, maar ze regelen het goed. positief gezellig het is nu minder theoretisch.
26% 10% 10% 8% 4% 2% 18% 2% 2% 4% 6% 4% 2% 2% 100%
4.3.6 Enkele relevante opmerkingen van de vragen over de brede school: Bij de vraag wat een brede school is kwamen veel verschillende antwoorden. De meeste antwoorden vielen toch onder een bepaald antwoord, het werd alleen iedere keer net iets anders gezegd. Van de ouders vindt 26% een brede school waar alles onder één dak zit. Een aantal ouders bedoelde hierbij dat alle activiteiten, lessen en opvang in één gebouw plaats vindt. Kinderen blijven de hele dag in één gebouw. Dit klopt niet bij elke brede school in de wijk Floriande. Voor activiteiten moeten kinderen soms naar een andere school en naschoolse opvang vindt vaak in een ander gebouw plaats. De tussenschoolse opvang vindt wel op dezelfde school plaats. Ongeveer 75% van de ondervraagde ouders weten niet wat een brede school is. Hiervan denkt 24% van de ouders dat alle scholen samenwerken. Opvang en activiteiten in één gebouw werd door 6% van de ouders genoemd. Ik benoem dit antwoordt, omdat de school hierbij niet werd genoemd. Drie ouders hadden nog nooit van een brede school gehoord. Dit waren voornamelijk ouders van kinderen die de peuterspeelzaal bezochten. Ouders gaven verschillende ideeën wat er nog verbeterd kon worden in de brede school. De meeste ouders zijn tevreden of hadden geen idee. Bij de vraag wat kan er verbeterd worden noemden 14 % van de ouders de parkeerproblemen. De ouders legden uit dat ze nergens hun auto kunnen parkeren om hun kind weg te brengen. Er zijn dus te weinig parkeerplaatsen. 42
Als je niets en geen idee bij elkaar zou optellen, dan blijkt het dat meer dan de helft van de ouders tevreden is over de brede school. Er zijn geen verbeteringen nodig. Over de communicatie met de ouders geeft 12% aan dat het niet nodig is. De ouders vertellen hier dan bij dat ze geen vragen hebben en dat ze voldoende informatie krijgen van de brede school. Meer dan de helft van de ouders ervaart de communicatie met de brede school als goed. Ouders vinden dat ze goed geïnformeerd worden en zoeken hulp als het nodig is. Bij de vraag hoe de ideale brede school eruit ziet geeft 18 % aan dat er meer sport moet komen. Ouders vinden dit belangrijk voor een gezonde ontwikkeling voor hun kind. Volgens 32% ouders ziet de ideale brede school eruit zoals het nu is. Deze ouders zijn blijkbaar tevreden over de brede school. Het continurooster houdt in dat kinderen tussen de middag niet meer naar huis kunnen. De kinderen blijven allemaal over op school. Van de ouders is 66% tevreden over het pedagogisch klimaat van de school. Ze vinden dat er goed op het kind gelet wordt en dat er een goede sfeer is.
4.4 Vragen over combinatie arbeid en zorg: 4.4.1 Draagt de brede school in uw ogen bij aan een betere combinatie van werk en zorg voor uw kind(eren)? 2% 4%
10% 12% 8%
14% 20% 2%
8% 16%
ja, dankzij de buitenschoolse opvang ja, dankzij de voorschoolse opvang ja, we vangen de kinderen zelf op nee, door het continurooster nee, door de wachtlijsten van het kinderdagverblijf niet in verband met werktijden nee, opvang is te zwaar voor kinderen geen mening nee, tussenschoolse opvang is duur nee, wie brengt ze naar de activiteit ja, prima
4%
43
12% 8% 20% 16% 4% 8% 2% 14% 4% 2% 10% 100%
4.4.2 Op welke manier draagt de brede school bij aan een betere combinatie van werk en zorg voor uw kind(eren)?
6% 6% 12%
14%
6%
10%
10% 14%
6%
10%
6%
4.4.3 De brede school probeert een positieve bijdrage te leveren aan de opvoeding van uw kind. Hoe ervaart u deze bijdrage? 4%
2%
2% 2%
8%
8% 16%
2%
4%
20%
6% 10% 12%
4%
naschoolse opvang is binnen in de school. tussenschoolse opvang is binnen in de school. de kinderen worden door de buitenschoolse opvang naar een activiteit gebracht. geen mening door de schooltijden door het continurooster draagt het niet meer bij. niet, je moet alles zelf regelen wachtlijst kinderopvang maakt het moeilijker. alles bij elkaar door de opvang door de buitenschoolse opvang
door de normen en waarden te hanteren. geen mening niet de kinderen gaan graag naar school. kinderen leren kennis te maken met nieuwe dingen. kinderen leren met andere kinderen om te gaan. de structuur en de regels van school goed door de activiteiten door informatie van de school school spreekt ouders aan op slecht gedrag ligt aan de leerkracht die voor de klas staat draagt niet bij, omdat we nare ervaring hebben meegemaakt. infoavond over opvoeden
44
6% 14% 10%
6% 10% 14% 6% 10% 6% 12% 6% 100% 8% 16% 4% 6% 4% 12% 10% 20% 2% 2% 2% 8% 4% 2% 100%
4.4.4 Enkele relevante opmerkingen van de vragen over arbeid en zorg: De helft van de ouders vindt dat de brede school wel bijdraagt aan een betere combinatie van arbeid en zorg, doordat er voldoende opvang is. Van de ouders vindt 16% van de ouders dat de brede school niet bijdraagt aan een betere combinatie van arbeid en zorg door het continurooster. Door het continurooster blijven de kinderen over op school en hierdoor is de school eerder uit. Ouders vinden hierdoor de schooltijden niet meer aansluiten op hun werktijden. Van de ouders vindt 20% dat de school wel aansluit, omdat ze zelf voor opvang hebben gezorgd. Vader of moeder werkt die dag niet of is op tijd klaar met het werk. Bij de vraag of de brede school een positieve bijdrage levert aan de ontwikkeling van het kind geeft ongeveer 65 % van de ouders aan dat het positief bijdraagt. De ouders geven verschillende redenen waarom ze het positief vinden. Vier procent van de ouders geven aan dat het niet positief bijdraagt door een nare ervaring. De ouders hadden een conflict gehad met de schoolleiding.
4.5 Samenvatting: De achterliggende gedachten van de ouders zijn door het afnemen van interviews duidelijk geworden. Wat opvalt is dat veel antwoorden van de ouders verschillend zijn. Iedere ouder heeft zijn eigen ideeën en opvattingen over de onderwerpen. Een aantal interviews waren niet bruikbaar voor het onderzoek, omdat: •
De kinderen uit school kwamen en de ouders wilden daardoor direct naar huis. Hierdoor was het interview niet af.
•
Twee vaders wisten over het algemeen de vragen slecht te beantwoorden, omdat ze zo als ze zelf aangaven zich niet bezig te houden met school en de vrije tijd van de kinderen. Volgens de vaders was dat meer de taak van de moeder.
•
Sommige ouders konden niet altijd een antwoord geven, omdat ze de vragen moeilijk vonden. 45
Mijn deelvragen zijn door middel van het onderzoek beantwoord. Stap voor stap zal ik de deelvragen beantwoorden aan de hand van de resultaten van het onderzoek. Weten ouders wat een brede school inhoudt? Tijdens het verwerken van de gegevens viel op dat het voor ongeveer 75% van de ouders niet duidelijk is wat een brede school nu precies is. Er kwamen veel verschillende antwoorden. Het meest voorkomende antwoordt was dat een brede school alles onder één dak is. Eén op de vier ouders gaf dit antwoord. Het begrip brede school verdient nadere uitleg aan ouders. Zijn de ouders tevreden over de brede school? De helft van de brede school ouders zijn tevreden over de brede school. Dit blijkt uit het feit dat meer dan de helft van de ouders de communicatie als goed ervaren, niets of geen idee hebben wat er aan de brede school zou moeten veranderen en het pedagogisch klimaat voldoende vinden. Eén op de drie ouders vindt de ideale brede school zoals het nu is. Deze ouders zijn dus zeer tevreden. Sommige ouders zijn niet tevreden over de brede school, omdat ze sport missen. Andere ouders voelen zich niet gehoord voor wat betreft de schooluren van de kinderen. Dat de uren van de scholen gaan veranderen vinden veel ouders niet goed. De pauze voor de kinderen vinden ze te kort en de kinderen moeten langer naar de buiten schoolse opvang. Dit is echter een kleine groep en de meningen zijn zeer verdeeld. In welke mate zijn ouders tevreden over het pedagogisch klimaat van de school? Ongeveer 70 % van de ouders is positief over het pedagogisch klimaat. Hiervan heeft 4 % geen klachten. Het tevredenheidpercentage is hoog. Je kunt aan de antwoorden van de ouders zien dat iedere ouder zijn eigen opvatting heeft over het begrip pedagogisch klimaat. Wat vinden de ouders van de brede school van de samenstelling van het programma? Voor 62% van de ouders is de samenstelling van het programma leuk, goed en divers. Ongeveer de helft van de ouders die minder tevreden zijn missen voornamelijk sportieve activiteiten en muziekles. Ouders zijn over het algemeen blij met de activiteiten die extra worden aangeboden. Het is goedkoop en kortdurend.
46
Zijn ouders in staat arbeid en zorg met betrekking tot de brede school goed te kunnen combineren? De helft van de ouders zijn in staat arbeid en zorg te combineren met de brede school. Hierbij werd duidelijk hoe belangrijk de opvangmogelijkheden zijn voor de ouders. Zonder deze opvang zouden veel ouders werk en zorg niet kunnen combineren. Eén op de tien ouders vangt de kinderen zelf op door deeltijd te werken of oma en opa in te schakelen. Helaas betekent het ook dat ongeveer 40% van de ouders wel problemen ondervinden met het combineren van arbeid en zorg. De ouders hadden 6 verschillende argumenten voor het feit dat arbeid en zorg moeilijk was te combineren. Het grootste argument had met het continurooster te maken (zie 4.4.4). Vinden de ouders dat de brede school een bijdrage levert aan de opvoeding van hun kind? Ongeveer 65% van de ouders vindt dat de brede school een goede bijdrage levert aan de opvoeding van hun kind. Sommige ouders vonden het moeilijk om beter uit te leggen waarom ze het goed vonden. Andere ouders gaven een specifieke reden waarom ze het goed vonden. De meest genoemde specifieke reden was dat de kinderen van de ouders met andere kinderen leren omgaan. Samen spelen, leren en het ontmoeten van kinderen van de andere brede scholen vinden de ouders belangrijk.
47
Hoofdstuk 5 Conclusies en aanbevelingen 5.1 inleiding In dit hoofdstuk worden de resultaten van het literatuuronderzoek gekoppeld met het veldonderzoek. De onderzoeksvraag staat hierbij centraal. Ik sluit het onderzoek af met aanbevelingen en beperkingen van het onderzoek. De onderzoeksvraag: De mate van oudertevredenheid over het pedagogisch klimaat, over de activiteiten en over de verdeling arbeid en zorg van de brede scholen in de wijk Floriande in Hoofddorp is zo verdeeld: – 66% is tevreden over het pedagogisch klimaat − 62% is tevreden over de activiteiten − 50% is tevreden over de verdeling arbeid en zorg Of ouders tevreden zijn over de brede school is een leuke vraag. Is het niet ontzettend moeilijk om tevreden te zijn over de brede school, als je niet eens weet wat een brede school is. Ik heb daarom een aantal vragen gemaakt dat een aantal kleine aspecten van de brede school duidelijk maakten. Die vragen komen verspreid over het gehele interview voor. Als naar alle cijfers kijk, dan zie ik dat meer dan de helft van de ouders tevreden zijn over de activiteiten, het pedagogisch klimaat en de verdeling van arbeid en zorg. Over de andere onderwerpen, zoals communicatie en dat de brede school een bijdrage levert aan de opvoeding van het kind zijn ook meer dan de helft van de ouders tevreden. Van de ouders vindt 32% de ideale brede school zoals het er nu uit ziet en 52% van de ouders heeft geen ideeën bij wat er nog verbeterd kan worden aan de brede school. Ik mag nu concluderen dat meer dan de helft van de ouders over deze onderwerpen die gevraagd zijn wel tevreden zijn over de brede school.
5.2 Brede school: Terugkijken naar het literatuuronderzoek kom ik tot de conclusie dat theorie en praktijk soms heel verschillend kan zijn. 48
Als ik kijk naar de theorie van wat een brede school is, dan worden er hele mooie pedagogische definities gegeven. Er wordt voornamelijk naar de ontwikkeling van het kind gekeken. Het kind staat centraal. Alleen de definitie door de ministeries van OCW noemen meerdere aspecten, zoals een netwerk van onderwijs, en andere voorzieningen voor kinderen en ouders. Nergens staat in de literatuur een brede school beschreven als alles onder één dak, terwijl één op de vier ouders dit noemden tijdens het interview. Misschien dat het in andere literatuur staat beschreven, maar dat ben ik niet tegengekomen. Dit begrip komt mijzelf ook heel bekend voor. Het is een begrip dat ik in de onderwijswereld al vaker ben tegengekomen of gehoord. Dat de scholen samen werken gaf ook één op de vier ouders als antwoord. Dit komt weer terug als onderdeel in de definitie van de ministerie van OCW en het is dus een klein stukje van wat een brede school inhoudt. Geen enkele ouder wist het begrip brede school goed te verwoorden. Het merendeel van de ouders wist maar een klein stukje op te noemen van wat een brede school inhoudt. Het is dus duidelijk dat ouders niet goed weten wat een brede school nu eigenlijk is.
5.3 Pedagogisch klimaat: Het pedagogisch klimaat wordt in de literatuur door verschillende personen beschreven. Niet iedere omschrijving is even duidelijk, maar als je het geheel van het literatuuronderzoek over pedagogisch klimaat leest wordt het wel duidelijk. Ik vermeld mijn eigen samenvatting van het pedagogisch klimaat nog een keer, omdat het goed omschreven is. Als ik naar alle definities en omschrijvingen over het pedagogisch klimaat kijk, dan bepalen niet alleen de regels en de ruimtelijke omgeving de sfeer. Vooral de omgang met elkaar speelt een grote rol. Het pedagogisch klimaat wordt dus bepaald door verschillende factoren en het uiteindelijke doel is dat het kind zich goed kan ontwikkelen. Het belang van het pedagogisch klimaat zie je eigenlijk ook terug in de definities van het pedagogisch klimaat. Een kind kan zich beter ontwikkelen als het pedagogisch klimaat in orde is. Het schoolklimaat speelt hierbij ook een rol. Alles heeft invloed op elkaar. Meer dan de helft van de ouders zijn tevreden over het pedagogisch klimaat. Door de antwoorden van de ouders was het duidelijk dat ze goed wisten wat een pedagogisch klimaat is. De ouders noemden elementen uit de definities van het pedagogisch klimaat. De sfeer, hoe de leerkrachten met de kinderen omgaan, een open houding van de school, gezellig en dat de kinderen goed werden geholpen werd genoemd. 49
5.4 Activiteiten: Er zijn veel activiteiten voor kinderen die door de brede school worden georganiseerd. Elke brede school heeft weer andere activiteiten, omdat het is samengesteld naar de behoeften van de omgeving. De activiteiten hebben verschillende doelen. Ze streven, participatie sociale competentie na. Oenen verwoordt het weer op een andere manier om het in drie doelen te vermelden. Die ik overigens niet echt duidelijk vind. Het hoofddoel van de brede school is het vergroten van ontwikkelingskansen. Echt alle activiteiten kunnen onder het hoofddoel vallen. Of zou het toch zo kunnen zijn dat kinderen gewoon van de straat af zijn. Ouders zijn tevreden over de samenstelling van het programma. Zestig procent van de ouders vindt het programma leuk, goed en divers. Eén op de vijf ouders vond het jammer dat ze soms niet met een activiteit konden meedoen, maar waren voor de rest wel tevreden. Opvallend is het als je naar de volgende twee vragen kijkt (zie 4.2.2 en 4.2.3). Ineens geven ouders aan dat ze toch wel iets missen bij het programma. Sport en muziekles werd het meest genoemd. Meer dan de helft van de ouders misten ook activiteiten voor kleuters, acht jarige kinderen en ze vonden dat er te weinig activiteiten werden gegeven. Als je de vragen anders stelt of minder globaal komen er meer antwoorden uit de ouders. Als ik nu een koppeling maak naar de theorie denk ik dat de ouders wel weten wat voor activiteiten er allemaal gegeven worden op de brede school. Eén op de vier ouders mist wel het overzicht van de samenstelling van het programma naar de leeftijd van de deelnemers. Over het belang van de activiteiten is niet gevraagd aan de ouders. Achteraf had ik dat wel graag willen weten wat de beleving van ouders is over de doelstellingen van de activiteiten. Zien de ouders de activiteiten als leuk tijdverdrijf voor de kinderen of vinden ze de activiteiten goed voor de ontwikkeling voor de kinderen.
5.5 Arbeid en zorg: Het begrip arbeid en zorg wordt duidelijk omschreven door de directie uitvoeringstaken arbeidsvoorwaardenwetgeving. Het beleidsterrein van het combineren van werk en privéverplichtingen. Door werk en privé taken te scheiden krijg je een nog beter beeld bij wat het inhoudt (zie 2.6). Wat interessant is hoe ouders arbeid en zorg samen verdelen en regelen. 50
Er zit blijkbaar een spanningsveld tussen werk en privé. Soms hebben ouders schuldgevoelens, omdat ze niet genoeg thuis kunnen zijn voor de kinderen. Het zijn vaak de moeders die deeltijd gaan werken en de vaders blijven voltijd werken. Hierdoor kunnen de moeders minder carrière opbouwen en verdienen ze ook minder. Dit alles heeft weer gevolgen voor het kind. Kinderen zullen naar een opvang moeten als ouders blijven werken. Kinderopvang is alleen goed voor het kind als het opvang is van goede kwaliteit. Hoe weet je als ouders of de opvang waar je kind naar toe gaat van goede kwaliteit is? Door het combineren van arbeid en zorg komen er allerlei veranderingen in het gezin. Oorzaak en gevolg volgen elkaar snel op. Er kunnen diverse gevolgen zijn voor de opvoeding van het kind door het combineren van arbeid en zorg. Bij de vraag of ouders in staat zijn arbeid en zorg met betrekking tot de brede school goed te kunnen combineren, dan kom ik tot de conclusie dat de helft van de ouders dat zo vinden. Deze ouders hebben van alles georganiseerd om werk en zorg te kunnen combineren. Sommige ouders maken gebruik van de opvang en andere ouders vangen de kinderen zelf op. Ouders zijn tevreden over de manier waarop ze het opgelost hebben. De andere helft van de ouders zijn ontevreden, omdat ze vinden dat de werktijden niet overeen komen met de schooltijden of omdat er een continurooster komt. Een bijzondere opmerking vond ik dat een ouder zei dat de brede school niets toevoegde, omdat je de kinderen zelf naar een activiteit moet brengen na schooltijd. Dat betekent dus dat ouders hun kind zelf moeten wegbrengen en op dat moment niet kunnen werken. In de theorie wordt ook gesproken over de verdeling van de uren van de ouders. Om arbeid en zorg mogelijk te maken hebben ouders anderhalve baan. Soms is er niet voldoende opvang en moeten ouders minder gaan werken. Ouders komen dit ook in de praktijk tegen. Ze moeten soms lang op de wachtlijst staan, voordat hun kinderen bij de opvang terecht kunnen.
5.6 Opvoeding en de brede school: Vijfenzestig procent van de ouders geven verschillende redenen aan waarom ze vinden dat de brede school bijdraagt aan de opvoeding van de kinderen. Veel genoemde redenen zijn dat de kinderen met andere kinderen leren omgaan, de normen en waarden die de kinderen aanleren en dat de kinderen graag naar school gaan.
51
De conclusie die ik hieruit trek is dat merendeel van de ouders wel vinden dat de brede school een positieve bijdrage levert aan de opvoeding van hun kinderen. In de literatuur verwijs ik hierbij naar Bronfenbrenner. Hij heeft het over met microsysteem dat allemaal invloed heeft op het kind. Onder het microsysteem valt ook de school. Ouders en instanties zijn bondgenoten van het kind en leveren een bijdrage in de ontwikkeling van het kind. Wat bijzonder is dat sommige ouders zeggen dat het afhangt van de leerkracht die er voor staat. De leerkracht die voor de klas staat speelt een belangrijke rol in het leven van het kind. Dit kan ik weer terug vinden in de literatuur van het pedagogisch klimaat. Bij een goed pedagogisch klimaat gaan de leerkracht en kind graag naar school en zijn ze in elkaar geïnteresseerd. Dat kinderen graag naar school gaan komt ook weer terug bij de antwoorden van de ouders. Ook is de opmerking van de ouders dat de brede school een positieve bijdrage levert als de structuur en de regels van de school goed zijn en door de normen en waarden te hanteren opvallend. Dit zijn onderdelen van het pedagogisch klimaat. Het pedagogisch klimaat bepaalt dus voor een groot deel of ouders vinden dat de brede school een positieve bijdrage levert aan de opvoeding van hun kinderen. In de theorie over de bijdrage van activiteiten voor de ontwikkeling van kinderen komt naar voren, dat de kinderen veel leren door middel van de activiteiten. Ze vergroten hun ontwikkelingskansen. Ouders noemden ook activiteiten en het leren kennis maken met nieuwe dingen als bijdrage in de opvoeding van hun kind. Nog één antwoord van een ouder wil ik even benoemen, omdat het iets zegt over de betrokkenheid van ouders. Maar één ouder heeft als antwoordt gegeven dat een infoavond over opvoeden heeft bijgedragen aan de opvoeding van het kind. Betrokkenheid met de school wordt door de geïnterviewde ouders blijkbaar niet als voorwaarde gezien om het kind goed op te voeden. De ouders kijken vooral naar hoe er met de kinderen wordt omgegaan.
5.7 Aanbevelingen: •
Het zou goed zijn als de brede school aandacht en tijd besteedt om het begrip brede school duidelijk te maken aan ouders.
•
Misschien is het een idee om meer sportactiviteiten in het programma op te nemen, omdat ouders dat het meest missen bij de activiteiten. 52
•
Twintig procent van de ouders heeft wel eens meegemaakt dat ze zijn uitgeschreven bij een activiteit. Dit is best een hoog percentage en de moeite waard om dit eens nader te gaan onderzoeken.
•
Bij de samenstelling van de activiteiten gaven 32 % van de ouders aan dat er voor een bepaalde leeftijdscategorie weinig aanbod was van de activiteiten. Nader onderzoeken of de verdeling van activiteiten klopt.
•
Het zou goed zijn om te gaan kijken of er voldoende parkeerplaatsen zijn bij de scholen.
•
Een groep ouders voelen zich niet gehoord door de school door het invoeren van het continurooster. Brieven worden niet beantwoord. Ouders maken zich grote zorgen. Het zou goed zijn hier eens nader naar te kijken en een gesprek aan te gaan met de directie en ouders van de desbetreffende scholen.
5.8 Beperkingen van het onderzoek In mijn onderzoek zijn er ook een aantal beperkingen. Hieronder leg ik de beperkingen uit. Ouders gaven aan dat ze sommige interviewvragen moeilijk vonden. De eerste paar vragen over het programmaboekje zijn alleen goed te beantwoorden als je het boekje goed hebt gelezen. Veel ouders hebben een druk leven en hebben het boekje vluchtig bekeken, zodat een antwoord geven op de vragen erg lastig werd. Je hebt dan moeite met de vraag”wat ontbreekt er bij het programma” en “wat vindt u van de samenstelling van het programma.” Nadat de interviews waren afgenomen op de kledingbeurs bleek dat veel vragen niet waren doorgevraagd. Soms stonden er antwoorden als goed, prima, ja, leuk en kon beter. Het is juist van belang dat de achterliggende gedachten van de ouders duidelijk worden. Helaas is dat met deze antwoorden niet gelukt. Tijdens het afnemen van het interview werden we vaak gestoord. Kinderen die uit school kwamen, de temperatuur buiten was niet aangenaam en ouders die naar school of naar huis wilden. Dit heeft uiteraard invloed op de interviews gehad. Ondanks deze beperkingen is deze scriptie een mooie weergave van de meningen van ouders in de wijk Floriande geworden. 53
6. Literatuurlijst Alkema, E., Dam, E. van., Kuipers, J. (2006). Meer dan onderwijs. Assen: Van Gorcum. Baarda, D.B. de Goede, M.P.M. & van der Meer-Middelburg. (2006). Open interviewen. Groningen: Stenfert Kroese. Baarda, D.B. de Goede. (2007). Basisboek Enquêteren. Baarn: Wolters Noordhof. Boes, A. (2008). Het pedagogisch klimaat. Mensen kinderen tijdschrift voor en over Jenaplanonderwijs. 111, 2-4. Brink, G. van den, (2005). Hoge eisen ware liefde. Amsterdam: SWP Bronfenbrenner, U. (2005). Making human beings human. Thousand Oaks, London, New Delhi: SAGE publications. Bronfenbrenner, U. (1977). Toward an experimental ecology of human development. American Psychologist, 32,515. Burgwall, G. van de, Geelen, H.,Hajer, F.,Oenen, S. &Verheijden,G. (1998). Bouwen aan een community school. Een werkboek van de Children’s Aid Society uit New York voor Nederland bewerkt. Utrecht: NIZW. Dijksma, S. (2009, 25 november). We kunnen niet meer zonder de brede school. De volkskrant,p.1. Dulk, C. ( 1994). Inleiding in de orthodidactiek, zorgverbreding en remedial teaching. Nijkerk: Intro. Eijkeren, M. (2007). Zicht op de brede school. Utrecht: SWP· Emmelot, Y. & van der Veen,I. (2003). Brede scholen uitgelicht. Amsterdam: SCOKohnstamminstituut. Feldman, R.S. ( 2009). Ontwikkelingspsychologie. (vierde editie). Amsterdam: Pearson Education Benelux. Grinten, M.,Studulski, F. & Zuidam, M. (2008). Zicht op de brede school. Amsterdam:SWP.
54
Joos, A., Ernalsteen,V., Lanssens, A. & Engels, M. (2006). Brede school in Vlaanderen en Brussel. Brussel : Ludy Van Buyten Kruiter, J. (2002). Groningen community school: Influence on child behaviour problems and Education at home. Groningen: GION Kuik, M. Stam,B. de Vries, H. Scheepmaker, D. & Smits, J. (2010). Brede school kinderwerk tienerwerk. Hoofddorp: Line-Up Mediaservices. Oenen, S. (2001). Sociale competentie en de brede school. Utrecht: NIZW Oenen, S. & Hajer, F. (2001). De school en het echte leven. leren binnen en buiten school. Utrecht: NIZW. Oenen, S. P.P.Bakker & Valkestijn, M. ( 2005). Jeugdactiviteiten in de brede school. Utrecht: NIZW Plantenga, J. (2002). Combining work and care in the polder model: an assessment of the Dutch part-time strategy title. Critical Social Policy, February 2002 ; vol. 22 , 1 : pp. 53 – 71 . doi: 10.1177/02610183020220010601 Smits, M., Bosch, C van den. (2005). Eén pedagogische visie in de brede school. Breda: Studio Erik Boot. Studulski, F. & Kloprogge, J. ( 2003 ). Breed uitgemeten. kwaliteit en opbrengsten van De brede school. Amsterdam: SWP. Studulski, F. (2002). De brede school. perspectief op een educatieve reorganisatie. Amsterdam: SWP. Valkestijn, M.,Burgwal, G van der. (2001) New opportunities for children and youth. Utrecht: NIZW Verhees, F., Fransen, B., Giebels, E. & Vereijken, P. (2003) Brede school, brede aanpak. Maarssen: Elsevier. Vereijken, P. & Fransen, B. ( 2005) Brede school van plaats tot plaats. Utrecht: Ir.E.J.M. von Bönninghausen . 55
Vugt, J.P.A. van (2003).Kind tussen werk en zorg. Nijmegen: DAMON
Internetsites: Algemeen Nederlands Persbureau. (2005). Islam school gaat op in brede school. Geraadpleegd 15 september 2009, via http://www.kerknieuws.nl/nieuws.asp?lStrAction=&oId=6445
Centraal bureau voor statistiek. ( 2011). Wet arbeid en zorg. Op 17 maart 2011 ontleend aan http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/methoden/begrippen/default.htm?conceptid=3102 Diepeveen, R. ( 2006 ). Marketingportaal.nl. Op 25 januari 2011 ontleend aan: http://www.marketingportaal.nl/artikel/76/Interviews-geven. Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving. ( 2009 ). Faciliteiten arbeid en zorg. een onderzoek naar cao-afspraken met betrekking tot arbeid-en-zorg-faciliteiten. Op 20 maart ontleend aan: http://docs.minszw.nl/pdf/129/2010/129_2010_3_14144.pdf Hofman, P. ( 2009). Het pedagogisch klimaat in het onderwijs. Op 17 maart ontleend aan http://www.artikeltjes.com/artikeltjes/839/1/Het-pedagogisch-klimaat-in-het-basisonderwijs/Page1.html.
Inspectie van het onderwijs. ( 2009) Toelichting bij kernkader primair onderwijs 2009. Op 20 maart ontleend aan: http://www.onderwijsinspectie.nl/onderwijs/Primair+onderwijs Magda Michielsens OnderzoeksHuis ( n.d.). Arbeid. Op 21 maart ontleend aan http:// www.arbeidinbeeld.be/arbeid/Arbeid.pdf Migchelbrink, F. (2008). Praktijkgericht onderzoek in
zorg en welzijn. Amsterdam: WSP Nederlands Jeugd Instituut ( 2001) Samenwerken aan steun - toezicht en stimulans op 19 maart ontleend aan http://www. ebookbrowse.com/pedagogisch-klimaat-nizw-pdfd52836940.
56
Oenen, S. P.P.Bakker & Valkestijn, M.( 2002). Welzijn, onderwijs en de brede school. Een landelijk rapport van het in 2002 expertise centrum brede school. Op 14 maart ontleend aan het Nederlands Jeugd instituut website: http://www.jeugdinterventies.nl/eCache/DEF/47/267.html
Philipsen, H. &Vernooij-Dassen, M. (2004) Kwalitatief onderzoek: nuttig, onmisbaar en uitdagend* methodologie van kwalitatief onderzoek. Huisarts en wetenschap, nummer 10, 454-457. Op 21 oktober ontleend aan: http://www. assortiment.bsl.nl/files/...8170.../kwalitatiefonderzoekph.pdf Scholen met succes. (2007). Handleiding rapportage tevredenheidpeilingen versie 3.5. Op 13 maart 2011 ontleend aan: http://www.scholenmetsucces.nl/download/Handleiding%20bij%20rapportage%204.0.pdf
Stougie, J. (2008). Houd gewoon simpel wat simpel is. Op 20 oktober 2010 ontleend aan http://www.destentor.nl/regio/zwolle/zwolle/3002091/Houd-gewoon-simpel-wat-simpel-is.ece.
Tableman, B. ( 2004). school climate and learning. Op 19 maart 2011 ontleend aan http://www. outreach.msu.edu/bpbriefs/issues/brief31.pdf.
The free dictionary (2011) op 27 maart 2011 ontleend aan http://nl.thefreedictionary.com/zorg Utrechtse universiteit (n.d.) Kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Op 21 oktober 2010 ontleend aan http: //www. studion.fss.uu.nl/.../2b3kwalitatiefenkwantitatief.doc Utrechtse universiteit (n.d.).Verwerken en analyseren van kwalitatieve gegevens. Op 21 oktober 2010 ontleend aan http://www. studion.fss.uu.nl/.../4averwerkenkwalitatievegegevens.doc. Zee, F van der. (2004). Kwalitatief of kwantitatief onderzoek. Op 21 oktober 2010 ontleend aan: http://www.moaweb.nl/bibliotheek/digitaal-woordenboek/k/kwalitatief-versus-kwantitatiefonderzoek
57
Bijlage 1 Turfsysteem: Om alle interviews te kunnen samenvatten zijn er 11 vragen gemaakt. Per vraag werden de diverse mogelijke antwoorden neergezet. Door alle interviews te bekijken heb ik geturfd wanneer een antwoord voorkwam. De antwoorden van de ouders zet ik per vraag hieronder neer. Ik zal een voorbeeld van een vraag en de antwoorden hieronder vermelden. Vraag 2 ( zie figuur 2 ) Wat ontbreekt er bij het programma? Activiteiten 55 +
//
Sportieve activiteiten
///// ///// /////
Weinig op de woensdag
//
Sociale vaardigheidstraining // Muziekles
///// /
Cursus preventief opvoeden // Geen idee
/////
Theater
///
Niets
///// //
Bijles
/
Taalcursus
//
EHBO
/
Schilderen/tekenen
//
58
Bijlage 2 Opvallende opmerkingen Hieronder worden opvallende opmerkingen van de respondenten vermeld. De opmerkingen zijn ingedeeld per onderwerp. De drie onderwerpen zijn: -
Vragen over het programma
-
Vragen over de brede school
-
Vragen over de combinatie van arbeid en zorg
Programma De samenstelling van het programma is dit jaar beter dan vorig jaar. De kwaliteit van de knutselwerkjes die de kinderen maken valt tegen. Het is lastig als je twee kinderen hebt om die samen naar een activiteit te brengen. Je kunt niet een kind achterlaten om het andere kind naar een activiteit te brengen. Het is dus slepen met je kinderen. Het is leuk dat je in een korte periode een activiteit kunt proberen. Als dan bijvoorbeeld een sport niet bevalt, kun je er mee stoppen. Als je iets leuk vindt dan kun je lid worden van een vereniging. Hierdoor is mijn zoon op Judo gegaan. Je moet je voor een sport school eerder opgeven dan dat de activiteiten van de brede school bekend zijn. Hierdoor kun je niet meer meedoen met de sport van de brede school, omdat je al gekozen hebt voor een sport. Ik zou het leuk vinden als mijn kinderen het hele jaar door naar een knutselclub kunnen. In het wijkcentrum vinden veel activiteiten plaats. Er gebeurt minder in de gymzaal van Klavertje vier. Ik zou graag een inschrijfformulier willen hebben waarbij je twee kinderen tegelijk kunt opgeven. Op dinsdag en donderdagmiddag is er zwemles voor de kinderen. Hierdoor kunnen ze vaak niet meedoen met de activiteiten op die dagen. Ik mis leuke activiteiten voor ouders, zoals een taalcursus of sport in de avond. 59
Ik zou graag iets samen met mijn kind willen doen, zoals een kookworkshop. brede school Een brede school is/zijn; -
Een hele grote school. De kinderen leren elkaar hierdoor met veel verschillende kinderen om te gaan.
-
Scholen die verschillende soorten onderwijs aanbieden. Verschillende stijlen.
-
Ik vraag me af wat een brede school is. Ik fiets me suf van het ene naar het andere gebouw.
-
Scholen die alles in harmonie samen doen.
-
In de klas zitten kinderen met verschillende leeftijden.
De scholen moeten beter gaan samenwerken. Als er problemen zijn met een kind is het handig als er overleg is met de verschillende scholen. Ik mis een opvoedspreekuur. Ik zou het leuk vinden als de activiteiten van de brede school plaats vinden onder de tijden van de buiten schoolse opvang, zodat de kinderen nuttige dingen doen. Je zou de brede school kunnen promoten in de nieuwsbrieven van de scholen. De scholen moeten beter samenwerken, zodat de kinderen kennis maken met de kinderen uit de andere scholen. De activiteiten van de scholen schooldoorbrekend maken. De scholen zijn nu eilandjes. Ik vind de pauze van de kinderen tijdens het continurooster te kort. Ik zou graag willen dat de nieuwsbrieven van de scholen via de mail worden verstuurd. Ik raak de nieuwsbrieven steeds kwijt. De directie van de school wil niet naar de ouders luisteren. We willen geen continurooster. Ik zou meer informatie over de brede school willen, zodat ik een goede schoolkeuze voor mijn kind kan maken. Op het schoolplein is het vreselijk druk als de kinderen moeten worden opgehaald. 60
Ik heb een algemeen idee. Verstuur de nieuwsbrief van de scholen per email en schrijf er dan in dat je nog plaats hebt voor een bepaalde activiteit. Ik wil graag weten wanneer een boekje uitkomt. Mijn kinderen vinden het vaak eng om met vreemde kinderen een activiteit te doen. Het zou beter zijn dat alle kinderen tot 18.00 uur op school blijven en dan op 15.00 uur samen activiteiten doen die nuttig zijn. Het zou fijn zijn als kinderen na school gaan sporten in plaats van buiten schoolse opvang. Het zou fijn zijn als de kinderen van de buiten schoolse opvang naar de activiteiten worden gebracht en opgehaald. Combinatie arbeid en zorg De brede school draagt niet bij, omdat ik een kind heb die op het speciaal onderwijs zit. Als het kind thuis komt kan ik niet weg om mijn andere kind naar een activiteit te brengen. Doordat de tijden van de school gaan veranderen sluit de brede school niet meer goed aan. Ik vind het continurooster prettig. Mijn kind zal hierdoor minder stress hebben met het halen en brengen. Tussen schoolse opvang vind ik waardeloos. Allemaal ongediplomeerde mensen. Opvang is te zwaar voor mijn kind. Hij is doodmoe als hij thuiskomt. Een kanjertraining op school zou een positieve bijdrage kunnen leveren aan de opvoeding van mijn kind. Een kanjertraining is een sociale vaardigheidstraining, waarbij les wordt gegeven in de basis school. Ik ben naar het opvoedspreekuur geweest. Ze geven alleen algemene tips en dat heeft me niet geholpen. Het levert een kleine bijdrage aan de opvoeding. Het is een aanvulling, omdat ouders het meest doen.
61
Bijlage 3 Interviewvragen Programma: Wat vindt u van de samenstelling van het programma? Wat ontbreek er bij het programma? Is de samenstelling van het programma voldoende gevarieerd naar leeftijd van de deelnemers?
brede school; Wat is volgens u de brede school ? Wat kan er verbeterd worden aan de brede school ? Hoe ervaart u de communicatie met de brede school ? Hoe ziet de ideale brede school eruit? Hoe zou u het pedagogisch klimaat op de brede school willen omschrijven ?
Combinatie arbeid en zorg: Draagt de brede school in uw ogen bij aan een betere combinatie van werk en zorg voor uw kind(eren )? Op welke manier draagt de brede school bij aan een betere combinatie van werk en zorg voor uw kind(eren) ? De brede school probeert een positieve bijdrage te leveren aan de opvoeding van uw kind. Hoe ervaart u deze bijdrage ?
62
Bijlage 4 Contacten opdrachtgever Inleiding: Helaas was het voor de opdrachtgever niet mogelijk om feedback te geven vanwege tijdgebrek en organisatorische redenen. Hierdoor heb ik in deze bijlage de contacten vermeld die met de opdrachtgever zijn geweest voor en tijdens het onderzoek. In dit overzicht is duidelijk te zien dat de aanwijzingen, correcties, suggesties van de opdrachtgever zijn opgepakt. Beste Barbara, Ik heb het zojuist met Monique en Hannelore overlegd en zij gaan akkoord met het voorstel. We denken op dit moment aan een behoefte onderzoek onder ouders/wijkbewoners over de Brede School. Wanneer moeten we contact hebben over de concrete invulling? We horen het wel. Met vriendelijke groet, Jennifer Beste Barbara, Ik heb zojuist even mijn collega overlegd en we kunnen maandag 21/12 wel afspreken. Laten we 10.00 uur afspreken in het wijkcentrum in Floriande (In de Breedte, Dussenstraat 32, Hoofddorp)Laat jij het nog even weten als je toch niet kunt komen? Met vriendelijke groet, Jennifer Hoi Monique, De vragen zijn af. Uiteraard moet het nog netjes ingedeeld worden, maar dat doe ik als alle vragen klaar zijn. Het plan is ook aangepast. Wil je hier ook naar kijken. Mail me terug bij vragen of opmerkingen. Zou het mogelijk zijn om dat zo snel mogelijk te doen, zodat ik de vragenlijst kan maken. Ik ga namelijk op wintersport en als ik terug ben is het al 1 maart. Zou het mogelijk zijn om bij de kledingbeurs het bakkie on to tour neer te zetten met koffie en thee, omdat ik dan met 3 personen bent ? Kan ik dan op zaterdag koffie en thee komen zetten? Groetjes Barbara
63
Beste Barbara, Het is op dit moment nog niet bekend of de activiteit Aan Tafel doorgaat, of er genoeg deelnemers zijn. Je kan ook aanwezig zijn bij de kookworkshops rondom Pasen (start 22 maart, een groep ’s middags en een groep ’s avonds).Inhoudelijk bespreken we je onderzoeksplan a.s. donderdag. Wij hebben geen tijd om ondersteuning te verlenen rondom het afnemen van de interviews als je er zelf niet bij aanwezig kan zijn. Vragen waar wij graag antwoord op willen hebben •
Weten mensen wat een Brede School is?
•
Gaan uw kinderen hier in de wijk naar school?
•
Kent u het Brede School programma?
•
Wat vindt u van het programma?
•
Wat ontbreekt er?
We kunnen het hier donderdag verder over hebben. Met vriendelijke groet, Monique Kuik Coördinator Brede School Floriande Noord en In de Breedte Beste Barbara, Hannelore en ik hebben gekeken naar jouw vragen en het bijgestelde onderzoeksplan. De vragen zijn te gedetailleerd en geformuleerd vanuit micro niveau. Voor het onderzoek willen wij graag dat jij met een helikopterview de onderzoeksvragen opstelt. Zo kan het onderzoek over de brede school in een breed perspectief gezien worden. Dus geen vragen als ‘wat vindt u van de tijd?” of ‘hoe vaak doet u mee’ maar meer wat vindt u van de samenstelling van het programma? En ‘draagt de brede school in uw ogen bij aan een betere combinatie van werk en zorg voor uw kind(eren). Misschien is het zinvol om de vragen te bundelen per onderwerp (programma, de brede school, combinatie arbeid en zorg) zoals we dat ook tijdens ons gesprek besproken hebben. Dat maakt het voor jou beter te overzien. 64
We willen je adviseren om de nieuwe vragen ook te bespreken met de begeleider van je studie zodat je de vragen ook daar kan toetsen. Misschien is het ook raadzaam om wat literatuur over het doen van een (praktisch) onderzoek doen te raadplegen. We hopen dat je hiermee verder kunt en ontvangen graag de nieuwe vragen. Tot slot denken wij dat de 2 dagen die je nu hebt ingepland om mensen te interviewen te weinig is om voldoende respondenten te krijgen. Misschien kun je beter de hele maand maart (op de dagen dat je kan) daarvoor gebruiken. Als je nog vragen hebt dan vernemen we die graag. Ook namens Hannelore, Met vriendelijke groet, Monique Kuik Coördinator Brede School Floriande Noord en In de Breedte Hoi Monique, De vakantie is afgelopen . Ik ben heel benieuwd hoe jullie de vragen vonden. A.s. zaterdag zou ik gaan beginnen met de interviews, maar dan moeten uiteraard de vragen goed zijn. Voeg gerust vragen toe of verwijder vragen. Ik stuur je het vernieuwde plan toe. Met vriendelijke groet, Barbara Beste Barbara, Je vragen zien er goed uit! Onder het kopje programma zou ik de vraag voldoet het programma aan uw verwachtingen eruit halen omdat deze vraag eigenlijk al in de 1e vraag gesteld wordt. En onder het kopje Combinatie zorg en arbeid zouden wij vraag 3 weghalen, omdat je anders 3 keer dezelfde vraag stelt op een andere manier. In het keukentje in de aula staat een tas waarin de brede school truien zitten.
65
We hebben Birgit geïnformeerd en zij weten dat jij aanwezig bent. Heel veel plezier en succes morgen en laat ons even weten hoe het is gegaan. Ook alle mailtjes naar Hannelore toesturen! Met vriendelijke groet, Monique Kuik
Hoi Monique en Hannelore, Het was erg leuk afgelopen zaterdag. De mensen waren bereid om aan het interview mee te werken. Het zag er ook prachtig uit al die kinderkleding. Het was goed georganiseerd. De tas met truien was gevonden. Ik heb het weer terug gezet in een andere plastic tas, omdat de tas was verdwenen. A.s. woensdag en donderdag wil ik gaan interviewen bij twee kinderactiviteiten. Ik wil graag weten of de activiteiten door gaan, zodat ik niet voor niets kom. Het gaat om de activiteiten van Glow in the dark twee keer op woensdag en kneden of bouwen op donderdag. Op woensdag 17 maart is er twee keer een activiteit,namelijk ontbijt en feesthapje. Zou je ook willen mailen of dit doorgaat. Kan ik a.s. woensdag een trui komen ophalen, zodat ik die daar ook kan dragen. Ik kom om 13.00 uur, want het begint om 13.30 uur. Groetjes Barbara
Beste Barbara, Leuk dat het zo goed was! Je kan woensdag de truien op komen halen. Wij zijn er zelf niet, maar onze collega Dionne wel. We willen je voorstellen om bij andere activiteiten aanwezig te zijn. De activiteiten waar je nu voor gekozen hebt zijn namelijk activiteiten van het kinderwerk. Op woensdagmiddag zijn er activiteiten op brede school Floriande midden; Knutselend de wereld door (start 13.30 uur). Ingang sportzaal (deltaweg nr 107. Bij binnenkomst naar rechts en dan de 3e deur. Maak je eigen wereldspel (start 15.00 uur) Ingang sportzaal (deltaweg nr 107. Bij binnenkomst naar rechts en dan de 3e deur. Dionne kan je uitleggen waar het is. Je kan Hannelore ook mobiel bellen. Succes Met vriendelijke groet,
66
Monique Kuik
Beste Monique en Hannelore, Dit is ook prima. Ik ga naar de twee activiteiten. Zijn de activiteiten van het kinderwerk niet van de Brede School? Groetjes Barbara Hallo Barbara, Hoe gaat het ermee? En met de opdracht? We zijn benieuwd naar je bevindingen en zouden graag weer een keer willen afspreken om een soort ‘tussentijdse evaluatie’ te houden. Zou jij volgende week dinsdag de 30ste maart ’s middags kunnen? Ergens tussen 13.00 en 16.00 uur? Ik hoor graag van je, Groetjes, Hannelore Beste Hannelore en Monique, De interviews zijn afgenomen en het was prettig om met de ouders van de Brede School te praten. Op dinsdag en vrijdag moet ik altijd werken,dus ik kan dan niet komen. Ik kan wel op woensdag 31 maart en donderdag 1 april. Op donderdag 8 april van 10.00 uur tot 14.00 uur. Wil je me vertellen wat jullie verwachten van de tussentijdse evaluatie, zodat ik me daar eventueel nog op voor kan bereiden. Groetjes Barbara Hallo Barbara, Ik stel voor om af te spreken op donderdag 1 april om 13.30 uur. We willen het dan hebben over wat er tot nu toe gedaan is, hoe de gesprekken gegaan zijn en hoe nu verder. Tot donderdag a.s.! Groetjes, Hannelore
67