Openbaringen 3 : 1-6
Houten, 101010
Dopen Sanne van Tuil Belijdenis van afhankelijkheid Vredegroet van God Z. Ps.139: 1,3,7 Doopform.III Z. GK 45 (Laat de kind’ren) Gebed L. Lukas 12: 35 – 48 Z. Ps.34: 3, 6 T. Openb.3:1-6 Woordverkondiging Z. GK 103:1,5,6,9 Dankgebed Z. GK 161 (als geloofsbelijdenis) Collecte Z. GK 109 Zegen van de Heer
CHRISTUS VRAAGT NAAR HET VUUR VAN ZIJN GEEST IN ZIJN GEMEENTE Dat vuur is 1. ooit ontstoken 2. gedoofd 3. en moet aangewakkerd worden. Als de Here Jezus Christus op bezoek komt in de gemeente van Sardes, maakt Hij zich bekend als ’Hij die de zeven geesten van God en de zeven sterren heeft”. Die zeven sterren zullen gaan over de engelen van de gemeente, die straks een rol spelen in het verzegelen van de gelovigen. Wat er met je gebeuren zal als het daar om gaat, is in handen van Christus! Hij heeft ook de zeven geesten van God. Over heel het werk van Gods Geest, in alle volheid, heeft Hij het te zeggen.
Het getal zeven staat in de Bijbel voor het totaal. Het is ook het getal van God zelf. Als Hij je zo tegen komt, heeft dat alles te maken met wie de Geest van God is. Hij is de Geest die het geloof geeft en vastmaakt; die je aanzet tot het volgen en houden van Christus; die gaven geeft tot opbouw van de gemeente; die Trooster en Herschepper wordt genoemd. Hij maakt levend! Hij herstelt…. Aan zijn werk ontbreekt helemaal niets. Op een heel bemoedigende manier laat Hij zich kennen aan de gemeente. Zijn Geest is er immers zonder ophouden op uit om mensen aan Christus, aan de Vader te verbinden? En overal is Hij, nergens kun je aan die Geest van Gods liefde ontsnappen. Hoe rustgevend is dat niet als je God hebt leren kennen! Dat maakt Hij hen duidelijk daar. Dat de Geest die van Hem uitgaat er op uit is om
mensen geloof te geven; geloof, dat ook werkelijk iets voorstelt. Ooit werd die Geest uitgestort en een van de signalen van zijn aanwezigheid was het vuur. Mensen, verloren in schuld en die dat diep beseffen, gaan een andere kant op en in hun leven ontsteekt Gods Geest een vuur van geloof, van hoop en van liefde. Dat heeft de gemeente van Sardes ooit meegemaakt en helemaal niet in een grijs verleden. Hoelang zal dat geleden zijn, 30, 40 jaar? Christus hadden ze persoonlijk nooit ontmoet, maar ze hadden wel zijn apostelen van nabij meegemaakt. En ook hun verkondiging van nieuw leven. Ze hebben het meegemaakt, dat geweldige gebeuren: geraakt door de Geest, in beweging gebracht naar God en mensen. Ze leefden onder de hoogspanning van het vuur dat de Geest in hun leven had gebracht: de overwinning van Jezus Christus, God en mens, die de dood heeft overwonnen en de schuld heeft verzoend. Die de duivel overwon en die elk moment kon terugkomen op de wolken van de hemel. En dan, dan zou je het zien gebeuren: een nieuwe hemel, een nieuwe aarde… en wat waren ze er oneindig gelukkig mee geweest. Hun leven had op de kop gestaan.
Dat was pas leven, onder dat perspectief! De vlam van de Geest die in je hart was geslagen en bezit van je had genomen. Als ze wilden konden de broeders en zusters van Sardes zich dat nog best herinneren. Christus zelf herinnert hen daaraan. Breng het je te binnen, zegt Hij, dat je de boodschap hebt ontvangen en begrepen! (vs.3). En houd er aan vast! Denk er aan terug hoe die boodschap van leven en genade en liefde en hoop aankwam in je leven en hoe ondersteboven je er met elkaar van was! Het heeft jullie leven geraakt en gestempeld. Want het was die machtige roep van God om je leven, om je hart. Het was als een uitslaande brand: ik krijg geloof van God! Ik heb hoop voor de toekomst, hoe het ook gaat. Ik heb mijn vaste grond gevonden. Het was het evangelie van blije genade en van verzoening. Hun leven was veranderd, hun doen en laten. In één woord te midden van alles: een féést! Samen hadden ze een goed functionerend gemeentelijk leven opgebouwd. Met alles er op en eraan. Want hun harten en monden waren vol geweest van hun Heiland. Ze werden bewogen door de Geest en dus kon het er ook van alle kanten afspatten: het is niet mooier dan samen gemeente van Christus te zijn. Je kunt het begrijpen als je in Handelingen leest van de eerste christengemeenten. We kijken er met een zekere jaloersheid op terug… als we dat toch weer hadden! Meemaakten! Terwijl het dezelfde Geest is die in ons woont, in ons het vuur van Gods liefde wil ontsteken, omdat God niet verandert is en zijn liefde nog steeds als een vuur , als een vlam doordringt in de duisternis. Hoe heb je dat zelf? Leef je in die hartsverbondenheid met Jezus Christus? God scheept je niet af met een klein beetje liefde. Hij is buitengewoon royaal: alles wil Hij voor je zijn. Alles geeft Hij. En dat blaast je oude leven omver, omdat je hebt leren leven uit de levende beloften van God. Omdat je leeft voor Hem, voor zijn aangezicht. Omdat je Christus hebt leren kennen en je leven vanwege Hem veranderd is en veranderd blijft. Denk je er nog wel eens aan terug? Aan die tijden van enthousiasme dat je zo gegrepen was door Gods boodschap? Verlang je naar een leven waar de vonken van geloof, van hoop en van liefde afspringen? 2 Of is dat allemaal verdoft? Dat kan immers? Dat is juist wat Christus op de gemeente van Sardes tegen heeft. Het was allemaal prachtig begonnen daar. Werk aan de kerk? Graag de schouders eronder! Het was een levende gemeente. Dat kon je wel zien aan wat er tot stand gekomen was:
goed kerkbezoek, stevige bijbelstudies, sterk georganiseerd. En dat was ook allemaal zo gebleven. Wellicht hebben andere gemeente met een zekere jaloersheid gekeken: daar geen vervolgingen; geen haat van de kant van de overheid of van de daar wonende Joden. In Sardes geen Izebel of Nicolaieten. Wat een rust! Dat moest prachtig zijn, zo’n gemeentelijk leven. En kwamen ze er eens, dan gingen ze met pijn in hun hart weer terug: was het bij ons maar zo….
Dan pakt dat woord van Christus wel buitengewoon hard aan: “Ik weet dat je de naam hebt een levende gemeente te zijn, maar als Ik kijk, dan constateer ik dat je zo goed als dood bent. Wordt wakker, versterk je laatste krachten: je bent op sterven na dood. Want je gedrag schiet tekort in Gods ogen…”. “Breek met het leven dat je nu leidt”. Dat kan dus. Dat aan de buitenkant alles prima lijkt, maar dat de binnenkant niets voorstelt. Er wordt gepraat op bijbelstudie en de kerkdiensten worden goed bezocht… Je kunt je mond vol hebben van allerlei christelijke dingen en ware woorden spreken, maar van binnen is alle leven eruit. Koud is het geworden van binnen, terwijl van buiten alles nog mooi is opgepoetst. Je vraagt je af: hoe kan dat gebeuren? Ze hadden een prachtig kerkelijk leven opgebouwd, maar Christus zegt: het is een façade. Van buiten een prachtige villa, maar van binnen is er zo goed als alles uitgesloopt. Het is in feite, denk ik, zoiets dat je – ongezegd natuurlijk – klaar bent met je geloof omdat je het gewoon bereikt hebt. Geloven was doodgewoon geworden en daarom zegt de Heer van de kerk is het gewoon dood. De Geest is eruit. Zijn vuur heb je met elkaar uitgeblust. Het leven is zelfgenoegzaam geworden. Het suddert allemaal nog wel een beetje dat geloof in God, in Jezus, maar er slaat geen vlam meer in de pan van je leven. Net zoals mensen die 15, 20 jaar met elkaar getrouwd zijn, elkaar weer eens aan kijken en tot de conclusie komen dat ze er nu echt wat aan moeten gaan doen samen, aan dat huwelijk van ze, want anders wordt het één grote sleur en wordt alles voorspelbaar…. Als je denkt dat je wel klaar bent voor God, begint het pas! Zo lang zijn Koninkrijk op deze aarde nog niet in volmaaktheid is gekomen, zal zijn Geest blijven werken, aanvuren, enthousiast maken. Maar als je denkt: zo is het wel genoeg, we hebben het wel zo’n beetje voor elkaar samen, dan komt de dood in de pot. Vers 4 zegt dat ze daarmee hun kleren bezoedeld hebben. Hun geloof werd stoffig. Stoffig werden ze in hun christelijk leventje. Zo rustig, maar niet christelijk meer. Want waar Christus werkelijk koning is, bruist het van leven. Daar kan die geestelijke dood geen plaats hebben. Waar de deuren en de ramen dicht gaan en op slot, omdat je bent gaan denken dat het goed is zoals het is… en dat er in feite niets meer hoeft, sluit je ook de weg af naar de bron van het leven. Waar je kleren wit moesten zijn, omdat je je geborgen weet in het reinigende bloed van Christus en in dat bloed alleen, daar leef je van de verwondering en de verbazing en de verrukking van wat God je gaf. Je raakt er niet over uitgedacht en gesproken… Zijn liefde verwarmt je leven! Maar waar dat leven verdwijnt onder het stof van de doodgewoonheid en de vanzelfsprekendheid, daar kan het er van buitenaf gezien nog wel prachtig uitzien, maar daar is werkelijk het leven verdwenen. Vrieskou. Doof de Geest niet uit, schreef Paulus. En dat was nu juist wel gebeurd. Dat heb je dus ook in eigen hand. Dat dat kan gebeuren, moet ook ons vandaag tot nadenken stemmen. Een brief als deze leg je zomaar even niet naast je neer, zonder in die spiegel van Christus te kijken. Als je leven je lief is, kijk je in die spiegel en waar je die tekorten constateert, zet daar je schouders onder. En vooral ook je hart. Laat je weer aanvuren door Gods Geest!
3 Christus roept het ze daar in Sardes toe: “je bent zo goed als dood”! Als je dáár dan niet van schrikt, waar van dan wel? ”Wordt wakker en versterk je laatste krachten”. Zorg dat het vuur van de Geest weer gaat branden. Want je staat helemaal niet meer stil bij het feit dat Ik onderweg ben. Laat díe spanning weer op je leven komen, die spanning van het leven in de stellige verwachting dat Christus eraan komt! Dat je met elkaar je Heer zult ontmoeten. En dat je daarom voortdurend met vreugde bezig bent die komst voor te bereiden.. Ja, ze waren er nog in Sardes, die met verlangen bleven bidden om de komst van hun Heer. Terwijl het overgrote deel ervan overtuigd was geraakt dat dat zo’n haast toch niet had. Hij wil dat vuur van de Geest weer opgerakeld zien. Want als je niet wakker wordt kom ik onverwacht als een dief, die ook zijn komst niet van te voren publiceert… Van die dief in de nacht wisten de mensen van Sardes het een en ander te vertellen. In de recente geschiedenis van de stad was te lezen dat tot twee keer toe de stad onverwacht door vijanden was ingenomen: een geweldige deuk in hun image! En nog niet zo lang geleden voor deze brief geschreven werd, was er een aardbeving geweest die onverwacht kwam, als een dief in de nacht, die een groot deel van de stad in puin had gelegd… Dat was met enthousiasme weer opgebouwd en met staatssteun, maar daarna was het rustige leventje weer opgepakt als vanouds. Als de Heer van de kerk dan op zulke gebeurtenissen zinspeelt, moet je dat wel raken. Je in beweging brengen. En als je zou vragen: hoe dan en hoen pakken we dat dan aan, vraag dat dan maar aan die paar broeders en zusters, die wel hun geloof leven hadden weten te houden. Van wie Christus zegt dat ze hun kleren schoon gehouden hebben… Zij kennen de weg van geloof, van hoop en van liefde. Het leven van verlangen om met Christus te zijn, hier en nu en straks in zijn Koninkrijk. Vouw je handen en bidt. Pak je bijbel en lees. Met verwachting en met verlangen. Wie overwint zal zich ook in het wit mogen kleden. Delen in de gerechtigheid van Christus. En dat moet je hebben ,wil je Hem onder ogen kunnen komen. Want wat zou een mens beginnen als hij alleen maar is wat hij zelf is? Witte kleren zijn het teken van de verzoenende en verlossende kracht van Christus. Dan, als je kleedt in die kleding, blijft je naam staan in Gods boek van het leven. Zo dodelijk kan het dus zijn, als je leven met God verzandt in buitenkant geloof, dat Christus komt met zijn oordeel. Wist je dat dat het risico ervan kon zijn? Dat je zonder weerstand ten onder gaat? Niet overeind kunt blijven als Hij komt? Christus is er op uit dat het vuur weer gaat branden. Zijn Geest wil Hij nog steeds geven in al zijn kracht en heerlijkheid en volle werking: de zeven geesten van God zijn in de hand van Christus! Daar wordt het stof weggeblazen en uit het herboren geloof rijst nieuw leven op. Jezus heeft het ooit zelf gezegd: als de zoon van de mens terug komt op aarde, zal Hij dan het geloof vinden? In de gelijkenis van de slaven lezen we zijn zelfde waarschuwing. (Luk.12). Zijn wij als mensen die echt verlangend hun Heer verwachten en zo ook leven? Dag in dag uit? En als je zou constateren dat ook in je eigen leven met God de versukkeling heeft toegeslagen, neem dan die woorden van Christus ter harte, die je hier leest. Want juist uit liefde, vanwege zijn hart voor zijn mensen, zet Hij het zo scherp neer. En Hij is ook geraakt in zijn eer, wat dacht je, als mensen er alleen maar een buitenkant op na houden, met alle plichtplegingen die daarbij horen. Mensen kijken wel naar de buitenkant, naar het uiterlijk, zei God al tegen Samuel ooit, maar de Heer kijkt naar het hart ( 1Sam.16:7). Vindt Christus bij zijn komst dat geloof onder ons? Leef je uit het vuur van de boodschap van het evangelie? Sta je in brand uit liefde voor God? Verlang je naar de komst van de Heer? Dat zijn de vragen die je moet
meenemen vanmiddag. Mee naar huis. Want waar geloof geen vuur is, wordt geen mens bewogen tot diezelfde liefde voor God en Jezus Christus. Gebed is nodig. Veel gebed. Om Gods Geest. Niet denken: dat zien we nog wel, het zal nog wel even duren voor Hij er is. Want juist dan ga je dat inzicht missen dat God nooit genoegen kan nemen met je buitenkant. Ontwaak uit je slaap, sta op uit de dood en Christus zal over je stralen” (Ef.5:14). Het boek van het leven zal open gaan en je naam zal er in staan. Om Christus’ wil. Hij zal voor je getuigen ten overstaan van zijn Vader en zijn engelen. Dan kan je leven niet meer stuk. Op geen enkele manier. Zie uit naar die tijd. Bidt en werk en houd je ogen open om te zien wat de Heer doet. Houd je oren open en luister wat de Geest tot op de dag van vandaag tot de gemeenten zegt. Ben je klaar Hem te ontmoeten? Klaar om voor hem te staan? Of slapen we? Wordt dan wakker, sta in geloof en laat je aanvuren door de Geest van God!