2015 Betrokken bij de Vitaliteitstuin
Een onderzoek naar de psychologische factoren die van invloed zijn op de mate van betrokkenheid van de omgeving bij de Vitaliteitstuin
Naam: Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser Studentnummers: 295198 & 284491 Opleiding: Toegepaste Psychologie (Voltijd) School: Hanzehogeschool Groningen Plaats: Groningen Afstudeerdocent: Roos Pals
Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’
Opdrachtgever: Dirk Jan Veenstra (ZuidOostZorg Drachten) 8-6-2015
1
Samenvatting Deze scriptie geeft inzicht naar de psychologische factoren en motieven van buurtbewoners rondom ZuidOostZorg en de basisschool OBS De Tille voor het al dan niet bezoeken en activiteiten te ondernemen bij de Vitaliteitstuin van ZuidOostZorg, locatie NeiBertilla. Momenteel wordt er volgens ZuidOostZorg te weinig gebruik gemaakt van de Vitaliteitstuin. Om helderheid te kunnen krijgen in de motieven van de mensen van buitenaf voor het al dan niet bezoeken en het ondernemen van actviteiten bij de Vitaliteitstuin is onderzoek gedaan met de volgende hoofdvraag: ‘Welke factoren zijn van invloed op de mate van betrokkenheid van de buurtbewoners en OBS De Tille bij de Vitaliteitstuin?’ Het onderzoek is uitgevoerd volgens de stappen van Buunk en Veen (1995). Hiervoor is er literatuuronderzoek en veldonderzoek gedaan. Het veldonderzoek bestond uit semigestructureerde diepte-interviews met buurtbewoners rondom ZuidOostZorg en de directeur van de basisschool OBS De Tille. De resultaten hiervan zijn weergegeven in een procesmodel. Vervolgens is hier een afwegingstabel bij gemaakt om de meest beïnvloedbare factoren in kaart te brengen. Hierop is een conclusie geschreven met een discussie en aanbevelingen. Uit de interviews bleek dat de buurtbewoners nog geen hoge intentie hadden om een bezoek te brengen aan de Vitaliteitstuin. Belangrijke factoren die hierbij werden benoemd waren onder andere dat de tuin momenteel niet zichtbaar is en niet aantrekkelijk oogt. Ook werd benoemd dat de mogelijkheden van Vitaliteitstuin onduidelijk zijn en dat zij een onaangenaam beeld hebben van dementerende ouderen waar zij liever niet een bezoek aan brengen. Daarnaast speelt conformisme een belangrijke rol; de buurtbewoners volgen elkaar in het niet bezoeken van de tuin. Wat betreft de basisschool, deze bleek echter wel een hoge intentie (gekregen) te hebben om activiteiten in de Vitaliteitstuin te ondernemen met hun klassen. Zij zien het als toegevoegde waarde voor de kinderen en verwachten dat het goed zal zijn voor hun imago. Hun enige barrières waren de weinige tijd die zij beschikbaar hebben en een aantal leerkrachten die moeite hebben met flexibiliteit wat betreft invulling van het lespakket. Er wordt aanbevolen om versierde borden met afbeeldingen van de Vitaliteitstuin bij de ingangen van de tuin te plaatsen, waarop duidelijk wordt dat de tuin open en toegankelijk is voor iedereen. Daarnaast wordt er aanbevolen een open dag te organiseren waarop duidelijk wordt wat de Vitaliteitstuin is en welke mogelijkheden daar zijn, om zo de onwetendheid van de mensen weg te nemen. Om stereotypering te verminderen of zelfs helemaal weg te nemen wordt aanbevolen om een activiteit te organiseren waarin de mensen in contact komen met de dementerende ouderen.
Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
2
Om de basisschool OBS De Tille actief te betrekken bij de tuin wordt aanbevolen om wekelijkse, vaste lessen in de tuin plaats te laten vinden. Daarnaast wordt aanbevolen om een maatjesproject te starten waarbij kinderen aan ouderen worden gekoppeld en waarbij wekelijks ontmoetingen plaatsvinden. Wegens een kleine spreiding in de steekproef wat betreft leeftijd zouden de uitkomsten van het onderzoek bij de buurtbewoners voornamelijk gericht kunnen zijn op de behoeften van de (vitale) ouderen. Dit zou er voor kunnen zorgen dat het onderzoek niet direct te generaliseren is naar andere inwoners van Drachten en andere (Vitaliteits-)tuinen. Daarnaast is het gedrag van de leerkrachten van de basisschool OBS De Tille gebaseerd op uitspraken van de directeur, wat er voor kan zorgen dat er een gekleurd beeld is ontstaan over hun motieven. Hierdoor zouden de resultaten en de daarop gebaseerde aanbevelingen wellicht niet helemaal aansluiten.
Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
3
Executive summary This thesis discusses the psychological factors and motives of the local inhabitants surrounding ZuidOostZorg and the primary school OBS De Tille whether to visit and plan events in the Vitaliteitstuin belonging to ZuidOostZorg, location NeiBertilla or not. According to ZuidOostZorg, the people use the Vitaliteitstuin too little. To clarify the motives of the external people whether to visit and plan events in the Vitaliteitstuin or not there has been a study with the following main question: ‘Which factors influence the intensity of the engagement of the local inhabitants and OBS De Tille to the Vitaliteitstuin?’ This study was performed according to the steps of Buunk and Veen (1995). There has been desk research and field research. The field research consisted of semi-structured in-depth interviews with local inhabitants surrounding ZuidOostZorg and the principal of the primary school OBS De Tille. The results of these studies were displayed in a process model. The following step was to create a table that weighed the factors to their level of importantness and influenceness. According to this information, a conclusion, discussion and recommendations were presented. The results showed that the intention to visit the Vitaliteitstuin of the local inhabitants was not too high. Important factors were amongst other that the Vitaliteitstuin is invisible currently and that it does not appear appealing. Also, that the possibilities of the Vitaliteitstuin were unclear and that they do not have a pleasant image of demented elder people, which does not make them want to visit. The local inhabitants also conform to each other by not visiting the Vitaliteitstuin. As to the primary school, they did seem to have a high intention to organize events in the Vitaliteitstuin with the classes. They think of it as an added value for the children and expect it to be good for their image. Their only barriers were the little time they have available and the flexibility of the fulfillment of the classes. The recommendation is to display decorated signs with images of the Vitaliteitstuin at the entrances of the Vitaliteitstuin, which will make clear that the Vitaliteitstuin is open and accessible to everyone. There is also recommended to organize a view day which will present the Vitaliteitstuin and the possibilities of it. To decrease or even remove the stereotyping, there is recommended to organize an activity where the people get in touch with the demented elder people. To engage the primary school OBS De Tille with the Vitaliteitstuin there is recommended to let weekly classes take place in the Vitaliteitstuin. There is also recommended to start a buddy project where the children get set up with the elderly and they engage in weekly meetings. Because of a small spread in the random survey according to age, the results of the study of the local inhabitants could mainly be focused on the needs of the vigorous elder people. This Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
4
could cause the study to not be able to generalize to other inhabitants of Drachten and to other (Vitaliteits-)gardens. Also, the behavior of the teachers of OBS De Tille is based on sayings by the principal, which can cause the information of the teachers to be colored about their motives. This could possibly cause the results and the recommendations based on them to not tune up completely.
Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
5
Voorwoord Voor u ligt het onderzoeksrapport wat het resultaat is van het afstudeeronderzoek dat wij uitgevoerd hebben om de opleiding Toegepaste Psychologie aan de Hanzehogeschool te Groningen af te sluiten. De opdrachtgever voor dit onderzoek betrof ZuidOostZorg te Drachten. Wij willen een aantal mensen bedanken die geholpen hebben bij de totstandkoming van het onderzoeksverslag. Ten eerste willen wij ZuidOostZorg bedanken voor de mogelijkheid om een afstudeeronderzoek te mogen uitvoeren. Bij Dirk Jan Veenstra en Francisca van der Pol konden wij altijd terecht als we vragen hadden. Dirk Jan en Francisca waren beide bereid om ons informatie te geven die wij nodig hadden om te weten wat ZuidOostZorg inhoudt en om ons voldoende informatie te geven op gebied van beleid. Vanuit Grontmij, het bedrijf dat verantwoordelijk is voor het aanleggen van de tuin, willen wij Alien Poelman bedanken voor haar input over de Vitaliteitstuin. Zij heeft inzicht gegeven in het doel van de Vitaliteitstuin en werktekeningen van de tuin laten zien. Vanuit de Hanzehogeschool werden we begeleid door Roos Pals. Wij willen haar bedanken voor alle feedback die zij ons heeft gegeven en de informatie die zij gegeven heeft over het analyseren van kwalitatieve gegevens. Daarnaast zijn wij dankbaar voor de motivatie en steun gedurende het afstudeertraject. Ook willen wij Marjette Slijkhuis bedanken voor het inhoudelijk meedenken tijden de supervisiebijeenkomsten. Als laatste willen we de buurtbewoners en de openbare basisschool OBS De Tille bedanken voor de medewerking en input in dit onderzoek.
Roelien van Vaals & Wendy Visser, Groningen juni 2015
Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
6
Inhoudsopgave Inhoudsopgave ........................................................................................................................................ 6 1.Inleiding en probleemstelling ............................................................................................................... 8 1.1
Inleiding ................................................................................................................................... 8
Vergrijzing in de maatschappij ........................................................................................................ 8 Healing Environment bij ZuidOostZorg ........................................................................................... 8 Waar ligt het probleem? ................................................................................................................. 9 1.2 Theoretisch kader ........................................................................................................................ 10 Betrokkenheid binnen de buurt .................................................................................................... 13 1.4 Leeswijzer .................................................................................................................................... 13 2. Methodologische onderbouwing ...................................................................................................... 15 2.1 Uitvoering onderzoek .................................................................................................................. 15 2.1.1 Literatuuronderzoek ............................................................................................................. 15 2.1.2 Diepte-interviews ................................................................................................................. 15 2.2 Onderzoeksopzet......................................................................................................................... 17 2.2.1 Respondenten ...................................................................................................................... 17 2.3 Ethische aspecten ........................................................................................................................ 18 3. Resultaten.......................................................................................................................................... 19 3.1 Resultaten buurtbewoners.......................................................................................................... 19 Overige informatie ........................................................................................................................ 21 3.2 Resultaten basisschool OBS De Tille ............................................................................................ 22 Factoren die van invloed zijn op de attitude ................................................................................. 22 Factoren van sociale invloed ......................................................................................................... 23 Factoren van eigen effectiviteitsverwachting ............................................................................... 23 4.Procesmodel ....................................................................................................................................... 24 4.1 Procesmodel buurtbewoners ...................................................................................................... 24 4.2 Inzicht in verklaringen van het al dan niet bezoeken van de Vitaliteitstuin door de buurtbewoners .................................................................................................................................... 0 De eerste factor van gedrag: de attitude ........................................................................................ 0 De tweede factor van gedrag: sociale invloed ................................................................................ 1 De derde factor van gedrag: eigen effectiviteitsverwachting ......................................................... 2 Externe variabelen........................................................................................................................... 2 Barrières .......................................................................................................................................... 3
Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
7 4.3 Procesmodel basisschool OBS De Tille Het procesmodel wordt op de volgende pagina weergegeven. ...................................................................................................................................... 3 4.4 Inzicht in verklaringen van het al dan niet ondernemen van activiteiten in de Vitaliteitstuin door de leerkrachten ........................................................................................................................... 0 De eerste factor van gedrag: de attitude ........................................................................................ 0 De tweede factor van gedrag: sociale invloed ................................................................................ 1 De derde factor van gedrag: eigen effectiviteitsverwachting ......................................................... 2 Externe variabelen........................................................................................................................... 2 Barrières .......................................................................................................................................... 3 4.5 Antwoord op de hoofdvraag ......................................................................................................... 3 5.Aanbevelingen ...................................................................................................................................... 5 5.1 Aanbevelingen met betrekking tot de buurtbewoners ................................................................. 5 Aanbeveling 1: Borden bij entree .................................................................................................... 5 Aanbeveling 2: Open dag ................................................................................................................ 6 Aanbeveling 3: Contact ................................................................................................................... 6 5.2 Aanbevelingen met betrekking tot OBS De Tille ........................................................................... 7 Aanbeveling 4: Wekelijkse, vaste lessen in de Vitaliteitstuin.......................................................... 7 Aanbeveling 5: Maatjesproject ....................................................................................................... 7 6.Discussie ............................................................................................................................................... 8 6.1 Terugblik op de gehanteerde werkwijze ....................................................................................... 8 6.2 Kanttekeningen van het onderzoek .............................................................................................. 9 6.3 Aanbevelingen voor vervolgonderzoek ....................................................................................... 10 Literatuurlijst en bronvermelding ......................................................................................................... 11 Bijlagen .................................................................................................................................................. 14 Bijlage 1. Formulier Zorgvuldigheidsmaatregelen ................................................................................ 14 Bijlage 2: Interviewschema Buurtbewoners ......................................................................................... 20 Bijlage 3: Uitgebreide informatie interviews buurtbewoners............................................................... 22 Bijlage 3: Afwegingstabel ...................................................................................................................... 24 1.3 Afwegingstabel buurtbewoners ................................................................................................. 24 1.4 Afwegingstabel OBS De Tille ....................................................................................................... 26
Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
8
1.Inleiding en probleemstelling Dit hoofdstuk zal een inleiding geven op de huidige situatie in de maatschappij en de opdrachtgever en geeft de probleemstelling weer. Bij de probleemstelling worden de hoofden deelvragen van het onderzoek opgesteld. Afsluitend zal er een leeswijzer volgen.
1.1 Inleiding Vergrijzing in de maatschappij Door verbeterde leefomstandigheden zoals de verbeterde gezondheidszorg worden mensen in Nederland ouder. De gemiddelde leeftijd in Nederland ligt rondom 78,8 jaar voor de man en 82,7 jaar voor de vrouw (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2015). Het toenemen van het aantal ouderen (65 plussers) in de samenleving in vergelijking met de jong volwassen (vanaf 20 jaar), wordt vergrijzing genoemd. Door Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu wordt er een stijging van ouderen verwacht van 3 miljoen in 2012 naar 4,7 miljoen ouderen in 2014. Dit is een verwachte stijging van 1,7 miljoen. Ondertussen is er ook sprake van een dubbele vergrijzing, namelijk dat menen met de leeftijd van 80 jaar of ouder ook ouder worden. De oorzaken van de vergrijzing heeft te maken met het verleden. Na de Tweede Wereld Oorlog heeft er een grote geboortestijging plaatsgevonden rond 1946-1970 (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, 2015). Deze groep wordt in de volksmond de babyboomgeneratie genoemd. Deze groep ouderen heeft nu de leeftijd van 65+ bereikt en valt onder de vergrijzing. Door de verbeteringen in onder andere voedsel en zorg, zal in de toekomst de levensverwachting van mensen hoog blijven. Dit houdt in dat er meer ouderen komen die een beroep zullen doen op de gezondheidszorg. Om er voor te zorgen dat de zorgkosten betaalbaar blijven, zal er door verschillende organisaties nagedacht moeten worden hoe zij op een efficiënte en betaalbare manier zorg kunnen bieden. Hierbij is het onder andere belangrijk om er voor te zorgen dat ouderen zich langer vitaler voelen en daarmee gezond ouder worden. Dit kan bereikt worden door verschillende interventies in te zetten gericht op het stimuleren van vitaliteit (Van Dijk, 2013). Er zijn steeds meer ziekenhuizen en zorginstellingen die hier aan werken door het inzetten van een zogenaamde ‘Healing Environment’ (Mens & Wagenaar, 2009). Een Healing Environment is een fysieke omgeving die als doel heeft om het welzijn van patiënten, familie en/of werknemers te bevorderen (Kalache & Kickbusch, 1997). Healing Environment bij ZuidOostZorg ZuidOostZorg is een van de zorginstellingen die werkt aan de opzetten van een Healing Environment. Voordat hier verder op ingegaan wordt, zal er eerst een beeld geschetst worden van wat ZuidOostZorg is en wat zij doet.
Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
9
ZuidOostZorg is een verpleeg- en verzorgingstehuis in het zuidoosten van Friesland en heeft hier 13 instellingen, onder andere in Drachten. ZuidOostZorg is een organisatie met 1881 medewerkers en meer dan 1260 cliënten waar verschillende soorten zorg aan wordt geboden. Hierbij kan gedacht worden aan thuiszorg, specialistische zorg- en dienstverlening. De visie van ZuidOostZorg is: ‘Wij zijn gefascineerd door de mensen in verschillende levensfasen en de bijdrage die wij daaraan kunnen leveren. Bij ons doet ieder mens er toe.‘ (ZuidOostZorg, 2015). ZuidOostZorg wil graag een plek voor iedereen zijn om te ontmoeten en te ontspannen. Daarom heeft de locatie in Drachten, NeiBertilla genoemd, reeds een renovatie ondergaan waarbij er een Vitaliteitstuin is ontworpen en deels gelegd. Het ontwerp is in samenwerking met advies- en ingenieursbedrijf Grontmij uit Groningen gemaakt. Deze Vitaliteitstuin kan geplaatst worden binnen het concept ‘Healing Environment’. Met de komst van de Vitaliteitstuin zijn de deuren opengezet voor de omgeving: iedereen is welkom! Het doel van de Vitaliteitstuin is om de participatie van de omgeving bij de bewoners van NeiBertilla te verhogen. Daarmee wordt beoogd indirect ook het welzijn te bevorderen van zowel de buurtbewoners als de bewoners van NeiBertilla. ZuidOostZorg verwacht namelijk (op basis van voorgaand onderzoek door voormalig TP-student Eric Visser), dat door participatie van anderen de bewoners van NeiBertilla tevens naar buiten zullen komen om een wandeling of een praatje te maken. In het onderzoek van Eric Visser gaven de bewoners van NeiBertilla namelijk aan dat contact met anderen een belangrijk motief is voor hen om naar buiten te gaan. ZuidOostZorg wil dan ook graag de omgeving actief betrekken bij het deelnemen aan de tuin. Om er voor te zorgen dat de buurtbewoners de Vitaliteitstuin aantrekkelijk zouden vinden en deze gaan bezoeken, heeft ZuidOostZorg vooraf aan het ontwerpen van de tuin een workshop georganiseerd. Voor deze workshop werden verschillende belanghebbenden (potentiele gebruikers van de tuin als buurtbewoners, scholen, imker, verenigingen) uitgenodigd. De belanghebbenden konden in deze workshop aangeven wat zij graag in de Vitaliteitstuin terug wilden zien. Door de motieven van de belanghebbenden via deze workshop in kaart te brengen werd de basis van de Vitaliteitstuin ontworpen. Verschillende wensen van de belanghebbenden zijn teruggekomen in de tuin. Zo is er de mogelijkheid gegeven om te gaan vissen, is er een jeu de boules baan aangelegd en is de plantenkas rolstoeltoegankelijk gemaakt. Daarnaast staan er toevoegingen op de planning als een specifiek deel ingericht voor bijen en vlinders. Waar ligt het probleem? Op dit moment wordt er volgens ZuidOostZorg te weinig gebruik gemaakt van de Vitaliteitstuin. Zij benoemen zelden mensen te zien in de tuin. Volgens opdrachtgever en tevens adviseur Marketing & Strategie bij ZuidOostZorg Dirk Jan Veenstra ligt de grootste
Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
10
oorzaak van het weinige bezoek aan het feit dat de tuin nog niet af is. Zoals eerder genoemd ligt enkel de basis en dienen beplanting en invulling nog toegevoegd te worden. Volgens Dirk Jan Veenstra maakt dit de tuin minder aantrekkelijk om te bezoeken. Desondanks wil ZuidOostZorg graag de lage betrokkenheid bij de tuin aanpakken. Zij hebben namelijk al veel geld in het ontwerpen en leggen van de tuin gestoken en willen graag waar zien voor hun geld. Om dit aan te kunnen pakken is het nodig een onderzoek uit te voeren naar de motieven van de belanghebbenden om al dan niet de tuin te bezoeken. Vervolgens kunnen hier aanbevelingen op worden gegeven om een gedragsverandering plaats te laten vinden. Om hier helderheid in te kunnen krijgen zal er een onderzoek worden gedaan naar de betrokkenheid van de omgeving van NeiBertilla bij de Vitaliteitstuin. Hierbij zal voor de omgeving een afbakening gemaakt worden naar de buurtbewoners en de basisschool OBS De Tille. Het begrip betrokkenheid zal afgebakend worden naar het regelmatig bezoeken van de Vitaliteitstuin en het ondernemen van activiteiten in de Vitaliteitstuin door de basisschool OBS De Tille (zie voor verdere uitleg hoofdstuk 2). De hoofdvraag van het onderzoek zal als volgt zijn: -
Welke psychologische factoren zijn van invloed op de mate van betrokkenheid van de buurtbewoners en OBS De Tille bij de Vitaliteitstuin?
Met de daarbij horende deelvragen: 1. Wat is de huidige gedragsintentie van de buurtbewoners tot betrokkenheid ten opzichte van de Vitaliteitstuin en wat zijn de redenen daarvoor? 2. Welke motieven hebben de buurtbewoners al dan niet om de tuin te bezoeken? 3. Wat is de huidige gedragsintentie van de basisschool OBS De Tille tot betrokkenheid ten opzichte van de Vitaliteitstuin en wat zijn de redenen daarvoor? 4. Welke motieven heeft de basisschool OBS De Tille al dan niet om de tuin te bezoeken?
1.2 Theoretisch kader Om in kaart te kunnen brengen wat er aan ten grondslag heeft gelegen dat de betrokkenheid tot nu toe laag is, zal er gekeken worden naar het ontstaan van gedrag. Een theorie die inzicht geeft in het ontstaan van gedrag is de Theorie van Gepland Gedrag (Ajzen, 1985), zoals weergegeven in afbeelding 1,1. Volgens Ajzen wordt gedrag vooraf gepland en beredeneerd. Zijn model gaat er van uit dat de beste voorspeller van gedrag is wat mensen van plan zijn, welke intentie mensen hebben. Deze intentie wordt bepaald door drie factoren: de attitude (de eigen opvattingen, afweging van voor- en nadelen), de subjectieve norm (de opvattingen van anderen, stimulerend of remmend effect) en de waargenomen gedragscontrole (de inschatting van eigen mogelijkheden om het gedrag uit
Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
11
te voeren). Daarnaast heeft de waargenomen gedragscontrole tevens direct invloed op het gedrag. Zo kan bijvoorbeeld de attitude positief zijn, de sociale norm positief en de intentie er zijn om bepaald gedrag te gaan vertonen, maar wanneer iemand zichzelf niet in staat acht het gedrag uit te kunnen voeren, zal hij dit niet gaan doen.
Afbeelding 1.1: Procesmodel Theorie van Gepland Gedrag (Ajzen, 1985) In Nederland is rond dezelfde tijd dat de Theorie van Gepland Gedrag werd geïntroduceerd het ASE-model ontwikkeld (De Vries e.a., 1988, 1995), zoals weergegeven in afbeelding 1.2. Dit model heeft veel gelijkenissen met de Theorie van Gepland Gedrag van Ajzen. Het ASEmodel meet de intentie tot gedrag aan de hand van de factoren attitude, sociale invloed en eigen effectiviteitsverwachting. Het verschil met de Theorie van Gepland Gedrag ligt voornamelijk bij de factor ‘sociale invloed’. Het ASE-model stelt namelijk dat er meer sociale invloeden dan sociale normen zijn. Het ASE-model deelt de sociale invloed op in drie soorten: sociale normen, sociale steun of druk en modeling of voorbeeldgedrag. Naar modeling is veel onderzoek gedaan door Bandura. De theorie van Bandura stelt dat mensen gedrag imiteren wanneer deze mensen belangrijk voor hen zijn (Bandura, 1977). Een ander verschil tussen de Theorie van Gepland Gedrag en het ASE-model ligt bij de laatste factor ‘eigen effectiviteitsverwachting’. Dit is enkel een kwestie van naamverschil, aangezien de factor nagenoeg gelijk is aan de ‘waargenomen gedragscontrole’. Daarnaast voegt het ASE-model nog de invloeden op de kracht van de intentie op het daadwerkelijk gedrag toe door middel van kennis en vaardigheden (positieve versterking) en barrières en steun (negatieve versterking).
Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
12
Afbeelding 1.2: ASE-model (De Vries e.a., 1988, 1995) Een andere theorie die inzicht geeft in hoe gedrag tot stand komt is de zelfdeterminatietheorie (Deci & Ryan, 1985). Deze theorie stelt dat de er drie basisbehoeften zijn die, wanneer bevredigd, leiden tot persoonlijke groei en optimale functionering. Deze drie componenten zijn autonomie (het gevoel van zelfstandigheid, eigen keuzes kunnen maken), competentie (gevoel de capaciteit te hebben om bepaalde taken uit te kunnen voeren) en verbondenheid (sociale relaties, acceptatie en waardering). Deze componenten zullen motivatie van binnenuit de persoon gericht op plezier, voldoening, ambitie en de interesse van de persoon veroorzaken, ook wel intrinsieke motivatie genoemd. Intrinsieke motivatie is van belang om plezier in bepaalde activiteiten te hebben. Wanneer iemand intrinsiek gemotiveerd is zal hij daarnaast deze activiteiten langer volhouden. De mate waarin men intrinsieke motivatie ervaart hangt sterk af van de van de gebeurtenissen in de sociale omgeving (Deci & Ryan, 1985). Bepaalde gebruiken kunnen intrinsieke motivatie belemmeren, zoals: straffen, belonen, negatieve feedback, concurrentie en dreigementen. Terwijl andere gebruiken de intrinsieke motivatie kunnen stimuleren, zoals keuzevrijheid, positieve feedback en het erkennen van emoties. Naast het ontstaan van gedrag is het tevens van belang inzicht te krijgen in het ontstaan en de uiting van betrokkenheid. Uit de literatuur blijkt dat groepen een grote invloed hebben op het trots en zelfvertrouwen van de mens (Tajfel, 1979). Groepen geven een gevoel van sociale identiteit, het gevoel ergens bij te horen; betrokken te zijn. Om de betrokkenheid bij een groep te vergroten is het van belang dat er een zekere onderscheiding komt van de groep, de zogenaamde wij-zij verdeling. Dit wordt door Tajfel en Turner ook ingroup/outgroup genoemd (1979). Bij het maken van een ingroup-outgroup-categorisatie is een specifieke groepscontext belangrijk (Turner, Hogg, Oakes, Reicher & Wetherell, 1987). Dit kan op verschillende manieren gebeuren. Zo kan in het buitenland een groepsgevoel Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
13
ontstaan wanneer Nederlanders elkaar zien, maar binnen Nederland zal dit minder snel gebeuren. In Nederland zullen meer groepen ontstaan op basis van werk, beroep, scholen, etc. Dit kan in elke situatie veranderen en beïnvloed worden. Zou er in een klaslokaal bijvoorbeeld een negatieve opmerking gemaakt worden door een buitenlander tegenover Nederlanders is de kans groot dat de Nederlanders een groep worden en zich gaan keren tegenover de buitelander. Maar als er door een Nederlander een negatieve opmerking wordt gemaakt tegenover een groep buitenlanders dan is de kans groot dat de buitenlanders een groep gaan vormen zich tegen gaan keren tegen over de Nederlander. Dit laat zien dat ingroup-outgroup-categorisaties zeer flexibel zijn. Betrokkenheid binnen de buurt Betrokkenheid binnen een buurt ontstaat voornamelijk door sociale cohesie. Sociale cohesie kan worden gezien als de mate waarin mensen uitdrukking geven aan hun betrokkenheid bij maatschappelijke verbanden in hun persoonlijk leven, als burger en als lid van de samenleving. Dit komt tot stand door middel van gedrag en beleving (Schnabel, 2000). De definitie van Schnabel laat zien hoe breed het begrip sociale cohesie is. Zo bevat het ten eerste een samenhang van een sociaal systeem of groep, ten tweede bevat het een functionele factor (samenwerking binnen het systeem) en ten derde bevat het een normatieve factor (aangeven wat gewenst is). Deze laatste factor zorgt voor het gevoel van saamhorigheid met de anderen die als moreel verplicht zullen worden ervaren (De Hart, 2002). Volgens de studie van Bolt en ter Maat (2005) wordt de kans op participatie van de buurt vergroot wanneer zij de noodzaak hiervan zien (indien er problemen zijn, willen zij sneller hier iets aan veranderen), wanneer zij het belang er van zien (als zij een emotioneel, functioneel of economisch belang hebben bij wat er gebeurt) en wanneer zij de invloed ervan zien (eigen inschatting of al dan niet hun participatie een bijdrage levert). Participatie in de buurt betreft veelal niet alle buurtbewoners. Uit onderzoek van (De Hart, Knol, Maas-de Waal en Roes, 2002) blijkt dat voornamelijk mensen in de leeftijdscategorie 30-60 jaar betrokken zijn bij de buurt en de maatschappij. De jongeren en ouderen vallen hierbij in de minderheid. Deze theorieën zullen voor het onderzoek het probleem in kaart brengen: Waarom is er (nog) geen betrokkenheid bij de Vitaliteitstuin ontstaan? Welke psychologische componenten spelen hierin mee? Vervolgens zal er gekeken worden naar mogelijke gedragsbeïnvloedende technieken die hier op in kunnen spelen en ingezet kunnen worden bij de aanbevelingen.
1.4 Leeswijzer Het onderzoeksverslag is opgebouwd uit verschillende onderdelen. In de inleiding (hoofdstuk een) is het probleem en het theoretisch kader geschetst. In hoofdstuk twee zal de methodologische onderbouwing worden uitgelegd. Hierin zal worden toegelicht en Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
14
onderbouwd welke onderzoeksmethoden er zijn gebruikt en hoe deze zijn uitgevoerd. Ook zal er verteld worden welke ethische aspecten er spelen. In hoofdstuk drie zullen de resultaten van de gehouden interviews met de buurtbewoners en met de directeur van OBS De Tille worden weergegeven. In hoofdstuk vier zullen de opgestelde procesmodellen verklaring geven in wat de psychologische motieven zijn van de buurtbewoners en OBS De Tille waarom zij al dan niet betrokken zijn bij de Vitaliteitstuin. Er zal ook een antwoord worden gegeven op de hoofdvraag. In hoofdstuk vijf zullen de aanbevelingen worden weergegeven. De aanbevelingen zijn een advies om betrokkenheid bij de Vitaliteitstuin te verhogen. In hoofdstuk zes zal de discussie worden gegeven. In de discussie zal er gereflecteerd worden op de werkwijze van het onderzoek en zullen de kanttekeningen van het onderzoek worden benoemd. Ook zullen er aanbevelingen worden gedaan voor vervolgonderzoek. Daarna zal de literatuurlijst en de bronvermelding volgen. Als laatste zijn er bijlagen opgenomen. In bijlage 1 is het Formulier Zorgvuldigheidsmaatregelen te vinden. In bijlage 2 is het interviewschema van de basisschool OBS De Tille en de buurtbewoners te vinden. In bijlage 3 is de uitgebreide informatie over de interviews met de buurtbewoners te vinden. In de laatste bijlage, bijlage 4 zijn de afwegingstabellen van de buurtbewoners en Obs De Tille te vinden.
Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
15
2. Methodologische onderbouwing Dit hoofdstuk geeft de methodologische onderbouwing van het onderzoek weer. De methode bestaat uit twee onderdelen: literatuuronderzoek en diepte-interviews.
2.1 Uitvoering onderzoek Het onderzoek is uitgevoerd volgens de methode van Buunk & Veen (1995). Deze methode doorloopt een aantal stappen bij het uitvoeren van een onderzoek om te begrijpen hoe gedrag tot stand komt. Als eerste is er gekeken naar het probleem en vanuit daar een probleemstelling opgesteld. Dit is gedaan aan de hand van literatuuronderzoek en diepteinterviews. Vervolgens is er gekeken naar verklaringen voor het probleem. Dit is op verschillende manieren gedaan. Zo is er eerst nagedacht via associatie, zijn er diepteinterviews gehouden en is er literatuuronderzoek gedaan. Deze verklaringen zijn vervolgens samengevoegd in procesmodellen die inzicht geven in de psychologische processen die plaatsvinden vóór het uitvoeren van gedrag. Hieruit is een afwegingstabel opgesteld die als hulpmiddel dient om in kaart te brengen welke factoren het meest beïnvloedbaar zijn om de betrokkenheid te verhogen. Het afwegingstabel diende als hulpmiddel en is te vinden in bijlage 4. Aan de hand van het procesmodel dat voort is gekomen uit het onderzoek in combinatie met de afwegingstabel zijn er aanbevelingen opgesteld. Dit is gedaan op de meest beïnvloedbare factor(en) uit de afwegingstabel van de buurtbewoners en de basisschool OBS De Tille. 2.1.1 Literatuuronderzoek Er is literatuuronderzoek gedaan om onder andere een beeld te vormen over ZuidOostZorg, NeiBertilla en de Vitaliteitstuin. Hierbij is gebruik gemaakt van de website van ZuidOostZorg en documenten met betrekking tot de Vitaliteitstuin en het beleid. Daarnaast zijn er schetsen en werktekeningen van de Vitaliteitstuin door advies- en ingenieursbedrijf Grontmij ingekeken. De concepten ‘Healthy Ageing’ en ‘Healing Environment’ is onderzocht aan de hand van wetenschappelijke artikelen, zowel Engelstalig als Nederlandstalig. Er is onderzoek gedaan naar verschillende vitaliteitsvoorzieningen en de werking daarvan. Ook vergrijzing is onderzocht. Dit is gedaan aan de hand van statistische cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Daarnaast is er in de wetenschappelijke, psychologische literatuur gedoken om onderzoek te doen naar verschillende psychologische theorieën gericht op gedragsbeïnvloeding en het ontstaan van gedrag en motivatie. 2.1.2 Diepte-interviews Om de onderliggende, zowel interne als externe, motieven van zowel de mensen buiten NeiBertilla en de basisschool OBS De Tille om al dan niet de tuin te bezoeken te achterhalen zijn er diepte-interviews gehouden. Er is gekozen voor diepte-interviews omdat deze als enige de factoren kennis, meningen, houding/attitude, voorkeuren, verwachtingen,
Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
16
wensen/behoeften, belemmeringen/hindernissen en toekomstverwachtingen tegelijk kan meten (Fischer & Julsing, 2008). Zoals weergegeven in Boeije, 2005, richt kwalitatief onderzoek zich op een systematische verzameling en interpretatie van verworven tekstueel materiaal door middel van interviews om sociale verschijnselen inzichtelijk te maken. Er is voor gekozen om het interview semigestructureerd vorm te geven, aangezien er al informatie bekend is over de doelgroepen; zij bezoeken de tuin namelijk weinig tot niet. Enkel de onbekende motieven dienden onderzocht te worden, vandaar dat het interview niet geheel open was. De reden dat het interview ook niet in zijn geheel gestructureerd was, is om de geïnterviewde respondenten de ruimte te geven om zelf onderwerpen naar voren te brengen. Het interviewschema is gebaseerd op het ASE model van Ajzen (1991) gericht op gepland gedrag. Dit model bevat de factoren attitude, sociale invloed en eigen effectiviteitsverwachting welke allen van invloed zijn op de intentie tot het gedrag (Ajzen, 1991). Onder elke factor zijn vragen opgesteld om zo deze drie factoren in kaart te kunnen brengen. Zo valt er bij het interviewschema voor de buurtbewoners bij de factor attitude bijvoorbeeld te denken aan vragen als ‘Hoe staat u tegenover NeiBertilla?’ Bij de factor sociale invloed zijn vragen gesteld als ‘Wat zou uw omgeving er van vinden als u de Vitaliteitstuin bezoekt?’ en bij de factor eigen effectiviteitsverwachting valt te denken aan ‘In hoeverre denkt u betrokken te kunnen raken bij de Vitaliteitstuin?’ Het interview met de basisschool OBS De Tille verliep vergelijkbaar met de interviews met de buurtbewoner. Hierin werd echter het schema aangepast naar de basisschool door wijzigingen in te voeren als ‘Wat weet u over andere bassischolen op dit gebied?’ om bijvoorbeeld de sociale invloed te onderzoeken. Deze wijzigingen zijn op alle factoren toegepast. Analyse Na het houden van de interviews zijn de interviews aan de hand van de voice-recorder beluisterd en uitgeschreven. Hier is voor gekozen om de validiteit en betrouwbaarheid te waarborgen (Mertens, 2010). Hierdoor is er zo min mogelijk aan relevante informatie voorbij gegaan. Nadat alle interviews uitgeschreven waren, zijn de gespreksverslagen geanalyseerd. Als eerste zijn de antwoorden met elkaar vergeleken om te bepalen of de verzadigingsgraad is bereikt. Het bereiken van de verzadigingsgraad houdt in dat men zoveel informatie verzameld heeft dat er verwacht wordt niet meer toevoegende informatie te vinden bij het onder andere houden van meer interviews (Boeije, 2005). Van elk gespreksverslag is er gekeken welke antwoorden passen bij de attitude, sociale invloed en de eigen effectiviteitsverwachting. De attitude, sociale invloed en de eigen effectiviteitsverwachting kregen aan de hand van een markeerstift een eigen kleur. Met de desbetreffende kleur werd in het gespreksverslag aangegeven bij welke categorie het paste. De antwoorden die niet pasten bij een van deze categorieën die hierboven zijn genoemd werd geplaatst in de categorie overig. Het doel van het geven van een kleur aan de
Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
17
antwoorden is om overzicht te krijgen in de onderlinge verbanden en verschillen bij de geïnterviewde respondenten.
2.2 Onderzoeksopzet 2.2.1 Respondenten Voor er aan de interviews begonnen kon worden, diende er een afbakening wat betreft de doelgroep plaats te vinden voor het onderzoek. Hier zijn twee doelgroepen naar voren gekomen, de buurtbewoners en de basisschool OBS De Tille. Daarnaast is betrokkenheid van de buurtbewoners gedefinieerd als ‘het bezoeken van de Vitaliteitstuin’ en betrokkenheid van de basisschool OBS De Tille als ‘het ondernemen van activiteiten met klassen in de Vitaliteitstuin’. De buurtbewoners Er is voor gekozen om alle buurtbewoners in de omliggende straten rondom locatie NeiBertilla van ZuidOostZorg te betrekken in het onderzoek. Dit betreft bewoners aan de Esseweg, Eikesingel, Fabriciuslaan, de Burgemeester Wuiteweg en Sparrehoek. Hier is voor gekozen omdat deze bewoners door ZuidOostZorg uit waren genodigd voor de workshop met betrekking tot het ontwerp van de Vitaliteitstuin. Aangezien zij nog weinig betrokken zijn bij de Vitaliteitstuin zal gekeken worden wat hun redenen hiervoor zijn. Daarnaast is er voor deze vijf straten gekozen omdat het zorgcentrum tevens een wijkfunctie vervult en zich niet slechts op één straat richt. Een andere reden om voor deze straten te kiezen is dat al deze straten zicht hebben op NeiBertilla waardoor er wellicht minder barrières als tijd en ruimte voor hen zouden zijn om de Vitaliteitstuin te bezoeken. Het zicht wat zij hebben is echter alleen op de voorzijde en zijkanten van de tuin van toepassing. De achterzijde van de tuin ligt afgesloten en is voor de bewoners aan alle vijf straten niet zichtbaar. Voor de interviews met de buurtbewoners is er voor gekozen om hen persoonlijk te benaderen op verschillende momenten en bij alle huizen langs te gaan. Middels deze persoonlijke benadering, in vergelijking met een schriftelijke uitnodiging, werd voorkomen dat enkel de motieven van de respondenten die wel betrokken zijn naar voren zouden komen. De kans dat respondenten die niet betrokken zijn en/of niet betrokken willen zijn zouden reageren zou namelijk aanzienlijk verkleinen met een schriftelijke aankondiging/uitnodiging. Om informatie te verkrijgen over de verschillende motieven voor het al dan niet bezoeken van de Vitaliteitstuin is het prettig voor de respondent om dit op een open manier te kunnen vertellen. Het is voor de respondent hierbij fijn om te weten wie tegenover hem zit. Door face-to-face te interviewen wordt er een mogelijkheid geboden om vertrouwen te scheppen (Baarda, De Goede & Kalmijn, 2010), wat door de persoonlijke benadering van de interviews mogelijk is gemaakt.
Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
18
De bewoners hadden daarnaast door deze benadering evenveel kans om in de steekproef terecht te komen, aangezien alle deuren op verschillende momenten bij langs zijn gegaan. Hierdoor was er geen sprake van een leeftijdsgrens of andere selecties. OBS De Tille Naast de buurtbewoners van de genoemde straten is er gekozen voor de basisschool OBS De Tille. Hier is voor gekozen omdat deze school van alle scholen het dichtst bij ZuidOostZorg ligt wat het toegankelijker maakt voor de kinderen. Een andere reden is omdat deze school nog geen contacten en/of activiteiten met NeiBertilla had. Hierdoor werd er een mogelijkheid geboden om de basisschool in te lichten bij de activiteiten die NeiBertilla te bieden heeft. Om inzicht te krijgen in de motieven van de basisschool OBS De Tille voor het al dan niet ondernemen van activiteiten is er een gesprek gevoerd met de directeur van de basisschool. Deze directeur is werkzaam bij OBS De Tille sinds een aantal maanden. Het gesprek vond plaats in de docentenkamer van de basisschool, waar verder geen andere leerkrachten aanwezig waren. De omgeving was rustig, waardoor er geen storing plaatsvond.
2.3 Ethische aspecten Tijdens het onderzoek is er contact gemaakt met mensen, waardoor er gevoelige informatie vrijgegeven kan worden. Het werd belangrijk geacht om er aandacht aan te besteden dat er verantwoord met de privacy van de geïnterviewde respondenten om werd gegaan. Om deze reden is het formulier ‘Zorgvuldig Omgaan met proefpersonen, respondenten en testkandidaten’ opgenomen in de bijlage. Dit formulier heeft gedurende het onderzoek houvast geboden bij de keuze hoe er zal worden omgegaan met privacy gevoelige informatie. Namen van geïnterviewde respondenten zullen zonder toestemming niet genoemd worden. Daarnaast zijn er documenten van ZuidOostZorg ingekeken (onder andere met betrekking tot uitslag van de workshops met de belanghebbenden en het beleid). Deze documenten zijn zorgvuldig behandeld en is er voor gezorgd dat deze niet inzichtelijk zouden zijn voor mensen van buitenaf.
Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
19
3. Resultaten Dit hoofdstuk geeft de resultaten van de interviews met de buurtbewoners en van het interview met basisschool obs De Tille weer.
3.1 Resultaten buurtbewoners Het veldonderzoek heeft verschillende inzichten gegeven. Deze zijn weerlegd per onderdeel van het ASE model, zoals ook het interviewschema is opgesteld. Het uitgewerkte interviewschema is te vinden in bijlage 2 zoals aangegeven in de leeswijzer. Factoren die van invloed zijn op de attitude Uit de interviews met de buurtbewoners komt naar voren dat de meerderheid van de respondenten niet bekend is met de Vitaliteitstuin en de mogelijkheden die de tuin biedt. Een aantal respondenten waren wel op de hoogte van de doelen van de Vitaliteitstuin. Deze respondenten waren allemaal betrokken geweest bij de door ZuidOostZorg georganiseerde workshop over het ontwerp van de tuin. Hier is naar gevraagd door verschillende vragen te stellen als: ‘Bent u bekend met de Vitaliteitstuin van ZuidOostZorg?’, ‘Bent u bekend met NeiBertilla?’ en ‘Hoe staat u tegenover NeiBertilla?’ Alle respondenten geven aan bekend te zijn met NeiBertilla/ZuidOostZorg. Een aantal mensen kent ZuidOostZorg enkel van naam en de anderen kennen het vanuit ervaring door bijvoorbeeld een bekende bewoner of door vrijwilligerswerk. Opvallend is dat de buurtbewoners die ervaring hebben met NeiBertilla/ZuidOostZorg (zelfs wanneer zij de Vitaliteitstuin nog niet gezien hebben) een positievere houding hebben ten opzichte van de Vitaliteitstuin dan bewoners die geen ervaringen hebben met NeiBertilla/ZuidOostZorg. Wat betreft het uiterlijk van de Vitaliteitstuin noemt de grote meerderheid dat het niet aantrekkelijk oogt. Zij voelen zich niet uitgenodigd om een kijkje te nemen in de tuin. Een 65-jarige man over de vijver die aan de voorzijde van de tuin is gelegen: “De vijver aan het voorkant is niet veel soeps, er staan geen bankjes en er is geen begroeiing te vinden. Het nodigt niet uit om er een kijkje te gaan nemen en absoluut niet om te gaan vissen.” Wanneer de buurtbewoners de Vitaliteitstuin zouden bezoeken, denken zij wel dat dit positief zal zijn voor de bewoners van NeiBertilla. Zo benoemen een aantal respondenten dat dit er volgens hen voor zou zorgen dat de bewoners van NeiBertilla zich hierdoor minder eenzaam zouden voelen. Een 40-jarige mevrouw (waarvan haar vader een bewoner van NeiBertilla is geweest) over bezoeken aan de tuin van mensen buitenaf: “Ik denk dat het heel goed is. Het wereldje wordt heel klein als je daar zit, dat merkte ik van mijn vader ook wel, en dat moet niet hoeven.” Het negatieve beeld van dementerende ouderen in het tehuis is een andere factor om de tuin niet te bezoeken. Dit is door de meerderheid van de respondenten genoemd. De Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
20
buurtbewoners, voornamelijk de vitale ouderen geven aan het moeilijk te vinden om hiermee geconfronteerd te worden. Buurtbewoners, voornamelijk de vitale ouderen, geven aan het moeilijk te vinden om hiermee geconfronteerd te worden. Zo benoemde een 71jarige mevrouw dat zij vroeger veel bij ZuidOostZorg te vinden was en hier ook vrijwilligerswerk verrichtte. Echter is ze hier de laatste jaren niet meer te vinden wegens de moeite met de confrontatie met de dementerende ouderen. Een 66-jarige mevrouw deelt deze mening: “Het zien van zorgbehoevende mensen is voor mij geen opwekkende gedachte. Ik wil niet graag herinnerd worden dat het einde van het leven nadert en met welke ongemakken zich dat met zich mee brengt. Om deze reden wil ik graag op een andere plek mijn vrienden ontmoeten.” Factoren van sociale invloed Uit de interviews met de buurtbewoners blijkt dat er weinig tot geen sprake van vriendschap of hechtheid is. De geïnterviewde gaven aan geen band te hebben met hun buren en geen activiteiten met de buurt ondernemen. Het contact dat zij onderling hebben is oppervlakkig. Ze begroeten elkaar en maken een kort praatje, maar hier blijft het bij. Sommige buurtbewoners komen bij elkaar langs op een verjaardag of wensen bij de jaarwisseling een goed nieuw jaar toe. De buurtbewoners hebben aangeven niet op te staan voor een buurtbarbecue. Een 63-jarige man benoemt: “We zeggen elkaar wel gedag, maar lopen de stoep niet bij elkaar plat. We helpen elkaar als het nodig is, een beetje controle met elkaar. We hebben wel eens een barbecue geprobeerd te organiseren, maar dat werkte niet. We gaan met oud en nieuw wel eens een borrel drinken.” Om meer te weten te komen over de sociale invloed van de buurt zijn er vragen gesteld als: ‘Wat zou u omgeving er van vinden als u NeiBertilla bezoekt?’ of ‘Heeft uw omgeving een uitgesproken mening over NeiBertilla of de Vitaliteitstuin?’ Wat betreft de betrokkenheid van de buurtbewoners met NeiBertilla verschillen de buurtbewoners. Er zijn een aantal respondenten welke betrokken zijn bij NeiBertilla als vrijwilliger, maar de meerderheid onderneemt geen activiteiten bij NeiBertilla. De buurtbewoners weten dit grotendeels van elkaar. Zo wisten meerdere respondenten huizen aan te wijzen waarvan een persoon vrijwilligerswerk deed of altijd een bepaalde activiteit bezocht. Ook weten de buurtbewoners globaal wat voor activiteiten de vrijwilligers doen. Een aantal buurtbewoners bezoeken wel eens activiteiten bij NeiBertilla. Zo werd de markt en een middag bloemschikken genoemd. Deze activiteiten bezoeken zij dan niet met elkaar, maar hiervoor nemen ze een vriendin of hun partner mee. De reden dat zij liever een vriendin of partner meenemen is dat zij zelfstandig wonen in de buurt en dit als prettig ervaren. De buurtbewoners hebben ook aangegeven dat ze het contact met de buurtbewoners niet per se nodig hebben. Zij hebben nog voldoende andere mensen om met Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
21
hen activiteiten me te ondernemen. Het is wel zo dat de buurtbewoners een maatschappelijke verplichting te voelen om een bezoek te brengen aan NeiBertilla of ergens te helpen waar kan. Een aantal respondenten handelen hier dan ook naar door vrijwilligerswerk te doen of eens langs te lopen om de vorderingen van de Vitaliteitstuin te bekijken. Een 40-jarige mevrouw die vrijwilligerswerk doet bij NeiBertilla benoemt: “Ik vind het zelf ook belangrijk dat iedereen deelneemt. Of je wel of niet geld hebt, of je een handicap hebt of niet, ja dat vind ik belangrijk. Ik hielp al eerder mee met andere activiteiten, jeugd hielp ik mee. Dan rol je op een gegeven moment hierin en dan merk je dat er niks mooier is dan dat.” Een 56-jarige mevrouw denkt daar anders over, maar benoemt echter wel dat zij de maatschappelijke verplichting voelt: “Ik voel me wel egoïstisch dat ik niet kom helpen bij ZuidOostZorg, ik woon er nota bene tegenover. Maar ik zal geen concrete stappen maken om meer ondernemend te zijn. Ik vind dat niet aardig van mezelf, maar dat accepteer ik wel van mezelf.” Factoren van eigen effectiviteitsverwachting Om de eigen effectiviteitsverwachting in kaart te brengen, werden er vragen gesteld als: ‘In hoeverre denkt u de Vitaliteitstuin op een regelmatige basis zult bezoeken wanneer deze mogelijkheden biedt die u interesseren?’ De geïnterviewde buurtbewoners gaven allen aan dat ze geen factoren kunnen benoemen waarom zij zichzelf fysiek of emotioneel niet in staat zouden achten om de Vitaliteitstuin te bezoeken. Een mevrouw van 65+ gaf aan momenteel met een rollator te lopen in verband met een blessure, maar denkt dan alsnog een bezoek te kunnen brengen aan de Vitaliteitstuin. De vaakst genoemde reden om de Vitaliteitstuin niet te bezoeken volgens de buurtbewoners is dat zij geen behoefte hebben aan een bezoek aan de tuin of dat waar zij behoefte aan hebben nog niet terug kunnen vinden in de tuin. Ze willen bijvoorbeeld graag buiten sporten in de tuin, maar er worden geen sportactiviteiten georganiseerd. Of de buurtbewoners zijn actief bij een sportclub en vervullen hun behoefte ergen anders. De reden die veelvoudig is genoemd door de buurtbewoners om wel naar de Vitaliteitstuin te komen is als er activiteiten georganiseerd werden die gericht zijn op de behoeften van kinderen. Op die manier kunnen zij andere ouders spreken. Overige informatie Uit de interviews kwamen ook andere psychologische factoren naar voren die niet onder de factoren van het ASE-model vallen. Deze factoren vallen op een ander terrein binnen de psychologie. Ze hebben wel invloed op het gebruik van de Vitaliteitstuin en om deze reden is het interessant om de factoren hieronder te benoemen. Zo benoemden vele respondenten uiterlijke kenmerken die zij graag terug zouden willen zien in de tuin. Een punt dat veel genoemd was is het gemis van flora en fauna. De Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
22
meerderheid van de buurtbewoners gaf aan graag planten, bloemen en begroeiing terug te zien in de Vitaliteitstuin. Dit zou de tuin volgens hen aantrekkelijker maken en dan zouden er naar hun zeggen meerdere buurtbewoners op het terras komen zitten. Een tuinman van rond de 70 jaar die geen tijd had voor een interview maar wel graag nog iets over de tuin wilde zeggen benoemde het volgende: “Ik vind het idee van de tuin heel mooi. Maar ze zouden wat meer bloemen en planten moeten gebruiken. Het is nu nog heel kaal. Dat komt misschien nog wel, dat snap ik, maar dan moeten ze ook denken aan de tijd van het jaar. Want als je op een verkeerd moment iets plant dan heb je er niet lang plezier van. Ik zou ze aanraden om vooral krokussen te gebruiken. Die zijn vrolijk en heel mooi.” Om een activiteit gezellig te maken hebben de buurtbewoners ook vele ideeën. Zo zitten zij te denken aan muziek, verlichting zodat het in de avond gezellig oogt, smoothies en poffertjes op het terras en vlinders in de Vitaliteitstuin.
3.2 Resultaten basisschool OBS De Tille Factoren die van invloed zijn op de attitude Tijdens het gesprek met directeur Folkert Ensing van OBS De Tille kwam naar voren dat meneer Ensing een positieve attitude heeft over het gebruik van de Vitaliteitstuin. In het begin werd duidelijk dat meneer Ensing niet wist wat een Vitaliteitstuin inhield en wat het kon betekenen voor de basisschool. Nadat er uitgelegd werd wat de Vitaliteitstuin inhield en dat de tuin een open karakter heeft waar gebruik van kan worden gemaakt door middel van beheer en onderhoud werd het begrip ‘Vitaliteitstuin’ helder. Meneer Ensing liet weten dat hij open staat voor betrokkenheid. Voor de basisschool wil hij graag een bijdrage leveren aan de maatschappij: “Ik zie het als een verplichting om als school open te staan voor de buurt.” Meneer Ensing liet weten dat hij interactie met de buurt belangrijk vindt. Kinderen leren op deze manier de buurt kennen en zien verschillende mensen. Hierdoor wordt hen de mogelijkheid geboden om zich breder te oriënteren op de wereld en zich goed te kunnen ontwikkelen. Het is belangrijk om onderwijs aan te bieden wat kinderen uitdaagt en aansluit bij hun behoeften. Het gebruikmaken van de tuin biedt leerkrachten een kans om zich meer te richten op de kinderen waardoor er meer contact kan ontstaan. Het biedt de leerkrachten daarnaast een kans om zich minder te richten op de vaste planning en meer eigen vrijheid te nemen om voor een vak, bijvoorbeeld biologie, een eigen invulling te geven. Meneer Ensing liet weten dat hij een eigen invulling in het onderwijs belangrijk vindt: “Leerkrachten mogen afstappen van de strakke planning en meer eigen invulling geven aan het onderwijs.” Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
23
Factoren van sociale invloed Tijdens het gesprek kwam naar voren dat er een geringe sprake is van sociale invloed op de school. Meneer Ensing liet weten dat hij een positief imago voor de school belangrijk vindt en dat open staan naar de buurt daar een belangrijke toevoeging aan geeft. Daarnaast wil hij, zoals eerder aangegeven, graag onderwijs aanbieden dat aansluit bij de behoeften van de leerlingen. Hij geeft aan niet op de hoogte te zijn van soortgelijke maatschappelijke activiteiten van andere basisscholen in de buurt waardoor hij beïnvloed zou kunnen raken. Binnen het team van leerkrachten is er wel sprake van sociale invloed. De leerkrachten hebben goed contact onderling en beïnvloeden elkaar door bijvoorbeeld het teamoverleg. Factoren van eigen effectiviteitsverwachting Volgens meneer is het mogelijk om betrokken te zijn bij Vitaliteitstuin. De leerkrachten op de basisschool zijn in staat om een eigen invulling te geven om gebruik te maken van de Vitaliteitstuin. De leerkrachten krijgen de kans om zelf een invulling te geven om betrokkenheid te tonen bij de tuin. Ze zijn in staat om zelf een groep te leiden en met ZuidOostZorg af te stemmen op welk moment zij gebruik kunnen maken van de tuin. De leerkrachten kunnen hierdoor de vrijheid pakken om te werken aan punten die zijzelf ook belangrijk vinden, er valt hier te denken aan werken aan opdrachten die passen bij verkeer of tekenles. Meneer Ensing gaf het volgende voorbeeld: “Er zijn verschillende activiteiten waar je aan kan denken. Leerkrachten kunnen een tekenles buiten geven. Of met de planten werken wat kan vallen onder het vak Biologie.”
Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
24
4.Procesmodel In dit hoofdstuk worden twee procesmodellen weergegeven. Op basis van de literatuur en de resultaten uit de interviews zijn de procesmodellen opgesteld om meer inzicht te krijgen in de betrokkenheid van de buurtbewoners en de basisschool OBS De Tille bij de Vitaliteitstuin. Het eerste procesmodel brengt het gedrag van de buurtbewoners en het tweede procesmodel brengt het gedrag van de basisschool OBS De Tille in kaart.
4.1 Procesmodel buurtbewoners Het procesmodel wordt op de volgende pagina weergegeven.
Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’
4.2 Inzicht in verklaringen van het al dan niet bezoeken van de Vitaliteitstuin door de buurtbewoners Volgens het ASE-model zou de mate waarin de buurtbewoners de Vitaliteitstuin bezoeken voortkomen uit hun intentie om de Vitaliteitstuin te bezoeken (De Vries, e.a., 1988, 1995). Deze intentie wordt beïnvloed door drie factoren van gedrag: de mate waarin de buurtbewoners een positieve houding hebben ten opzichte van de Vitaliteitstuin, de invloeden van de sociale omgeving en de mate waarin de buurtbewoners zich emotioneel en fysiek in staat voelen om de Vitaliteitstuin te bezoeken. De eerste factor van gedrag: de attitude De intentie om de Vitaliteitstuin te bezoeken wordt beïnvloedt door een aantal factoren. Een eerste factor is de mate waarin de buurtbewoners een positieve houding hebben ten opzichte van het bezoeken van Vitaliteitstuin. Een positieve houding ten opzichte van het gedrag zorgt volgens De Vries er voor dat de intentie tot het gedrag vergroot (1995). Hieruit kan afgeleid worden dat een positieve houding ten opzichte van het bezoeken van de tuin de intentie om de tuin te bezoeken vergroot. Deze positieve houding wordt gevormd door een aantal factoren. De mate waarin de buurtbewoners een positieve ervaring hebben met NeiBertilla/ZuidOostZorg is de eerste daarvan. Uit de interviews blijkt dat mensen automatisch een positief beeld hebben of krijgen van de Vitaliteitstuin (ook al zijn ze er niet mee bekend) wanneer zij een positieve ervaring hebben met NeiBertilla/ZuidOostZorg. Dit valt te verklaren aan het Halo-effect (Nisbett & Wilson, 1977). Het Halo-effect is de neiging om na het opmerken van een positieve eigenschap bij een persoon of voorwerp, dit te generaliseren naar andere eigenschappen. Andere eigenschappen worden dan automatisch positief bevonden zonder een mogelijkheid te hebben gehad tot werkelijke beoordeling. In dit geval achten de buurtbewoners de Vitaliteitstuin een goed product wegens de positieve ervaringen met NeiBertilla/ZuidOostZorg zonder de tuin te hebben gezien. Uit de interviews kwam tevens aan andere factor naar voren welke de positieve houding ten opzichte van een bezoek aan de Vitaliteitstuin beïnvloedt. Dit is de mate waarin de buurtbewoners bekend zijn met de mogelijkheden die Vitaliteitstuin biedt. Uit de interviews is namelijk gebleken dat naarmate de buurtbewoners meer wisten over de Vitaliteitstuin en de doelen daarvan, zij meer open staan voor het bezoeken van de tuin. Echter werd er vele malen genoemd dat zij niet bekend waren met de Vitaliteitstuin en de mogelijkheden van de tuin. Dit heeft er toe geleid dat hun attitude ten opzichte van een bezoek aan de tuin nog weinig is gevormd en daarom niet sterk is. Daarnaast beïnvloedt de mate waarin de buurtbewoners verwachten dat hun bezoek aan de Vitaliteitstuin van toegevoegde waarde zal zijn, de positieve houding ten opzichte van een bezoek aan de Vitaliteitstuin. Deze toegevoegde waarde is gericht op de sociale omgeving en dan voornamelijk de bewoners van NeiBertilla. Uit de interviews is naar voren gekomen dat de buurtbewoners sneller de intentie hebben om de Vitaliteitstuin te bezoeken naarmate dit een bijdrage zou leveren aan het welzijn van de bewoners van NeiBertilla. Dit gedrag komt Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’
1
overeen met wat in de literatuur wordt aangeduid met pro-sociaal gedrag (Eisenberg, 1996). Pro-sociaal gedrag is vrijwillig gedrag en omvat alle gedragingen en acties die door de samenleving als positief worden beschouwd en een positieve bijdrage leveren aan het welzijn (lichamelijk of psychisch) van anderen. Met andere woorden, het gedrag is niet alleen gericht op je eigen welzijn maar ook van dat van anderen. Ook de eerder genoemde theorie uit het theoretisch kader sluit hier op aan; naarmate mensen het belang inzien van hun gedrag en inzien dat zullen zij sneller participeren (Bolt & Ter Maat, 2005). De mate waarin de buurtbewoners een negatief stereotype hebben ten opzichte van dementerende ouderen is een factor die een negatieve invloed kan hebben op de houding ten opzichte van het bezoeken van de tuin. Stereotypen komen voor wanneer mensen voor het eerst iemand zien. Stereotypen zullen automatisch geactiveerd worden over de groep waartoe de persoon die zij zien behoort (Stangor & Lange, 1994). Dit zijn meestal de negatieve kanten. Een voorbeeld hiervan is dat alle bejaarden als vergeetachtig worden gezien doordat één bejaarde vergeetachtig is. In dit geval wordt er een stereotype van dementerende ouderen gemaakt: hulpbehoevend, schreeuwen en niks meer weten. Een aantal buurtbewoners noemen deze groep een ‘trieste’ groep mensen. De mate waarin dit stereotype werd gevormd leek groter wanneer de buurtbewoners niet in contact waren geweest met dementerende ouderen. Indien de buurtbewoners dus wel in contact waren gekomen met dementerende ouderen, kwamen deze stereotypen niet naar voren. Dit komt overeen met de contacthypothese, welke stelt dat relaties tussen groepen verbeterd worden door hen met elkaar in contact te brengen (Allport, 1954). De laatste factor welke de positieve houding ten opzichte van de Vitaliteitstuin beïnvloedt is de mate waarin de buurtbewoners het aanzicht van de tuin aantrekkelijk vinden. Hoe aantrekkelijker de Vitaliteitstuin volgens de buurtbewoners wordt bevonden, hoe positiever hun houding is ten opzichte van het bezoeken van de tuin. De tweede factor van gedrag: sociale invloed De intentie om de Vitaliteitstuin te bezoeken wordt tevens beïnvloed door sociale invloeden. Zo is de mate waarin de omgeving van de buurtbewoners een positieve houding heeft ten opzichte van het bezoeken van de Vitaliteitstuin van positieve invloed op de intentie om de tuin te bezoeken. Bij de omgeving kan gedacht worden aan andere buurtbewoners, familie, vrienden en kennissen. Dit kan verklaard worden door de behoefte ergens bij te horen, ook wel de need to belong genoemd (Baumeister & Leary, 1995). Dit is een fundamentele en universele menselijke behoefte. Deze behoefte om ergens bij te horen leidt er toe dat mensen gedrag van anderen overnemen en zich conformeren, of anders gezegd aanpassen, aan de groep (Vonk, 2007). Mensen doen dit uit angst om afwijkend te zijn. Daarnaast nemen mensen ook de mening van anderen mee om te bedenken wat zij zelf van een situatie vinden. Het is dan niet onlogisch om te bedenken dat de mate waarin de omgeving een positieve houding heeft ten opzichte van het bezoeken van de Vitaliteitstuin een positieve invloed heeft op de mate waarin de buurtbewoners de intentie hebben om de Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
2
Vitaliteitstuin te bezoeken. Hoe beter de omgeving denkt over een bezoek aan de Vitaliteitstuin, hoe groter de intentie van de buurtbewoners wordt om de Vitaliteitstuin te gaan bezoeken. Een tweede factor van sociale invloed dat van invloed is op de intentie om een bezoek te brengen aan de Vitaliteitstuin is de mate waarin de buurtbewoners zich verplicht voelen om maatschappelijke betrokkenheid te tonen. Een norm in onze cultuur is om mensen te helpen die hulp nodig hebben, de sociale-verantwoordelijkheidsnorm genoemd (Berkowitz, 1972 zoals genoemd in Vonk, 2009). Deze norm leren mensen aan wanneer ze opgroeien en raakt geïnternaliseerd naarmate mensen ouder worden. Wanneer mensen deze norm overtreden zal er een straf optreden. Dit kan van anderen zijn (zoals afkeuring) maar ook vanuit zichzelf (zoals schuldgevoelens). Mensen ervaren dan ook een sociale druk om zich te conformeren aan normen als deze. De informatie uit de interviews ondersteunt deze theorie. De buurtbewoners gaven hierin namelijk aan dat zij zich verplicht voelen om wat bij te dragen aan ZuidOostZorg en de bewoners van NeiBertilla. Dit leidt er toe dat hun intentie om een bezoek te brengen aan de Vitaliteitstuin (en zo in contact te komen met de bewoners) vergroot. De derde en laatste factor van sociale invloed dat van invloed is op de intentie om de Vitaliteitstuin te bezoeken is de mate waarin de omgeving van de buurtbewoners de Vitaliteitstuin bezoekt. Ook dit valt te verklaren aan de hand van de eerder genoemde sociaalpsychologische factoren need to belong (Baumeister & Leary, 1995) en conformisme (Vonk, 2009). De buurtbewoners passen zich aan het gedrag van andere buurtbewoners aan vanuit de behoefte om er bij te horen en zullen dan snel het gedrag (het bezoeken van de Vitaliteitstuin) volgen wanneer de omgeving dit vertoont. De derde factor van gedrag: eigen effectiviteitsverwachting Als laatste wordt de intentie om de Vitaliteitstuin te bezoeken beïnvloed door de mate waarin de buurtbewoners zichzelf fysiek en emotioneel in staat voelen om de Vitaliteitstuin te bezoeken (eigen effectiviteitsverwachting). Uit de interviews is naar voren gekomen dat deze mate hoog is en dat de buurtbewoners geen problemen verwachten te ondervinden wanneer zij een bezoek aan de Vitaliteitstuin zouden brengen. Dit zorgt er voor dat hun intentie om de tuin te bezoeken vergroot wordt. De factor die invloed heeft op de mate waarin de buurtbewoners zichzelf fysiek en emotioneel in staat voelen om de Vitaliteitstuin te bezoeken wordt beïnvloed door de mate waarin de Vitaliteitstuin activiteiten biedt welke aansluiten op de behoeften van een kind. Dit is gebleken uit eerder georganiseerde activiteiten als het plaatsen van de schaatsbaan. Vele buurtbewoners kwamen terug op deze gebeurtenis en benoemden dat zij graag hun kinderen of kleinkinderen mee zouden nemen wanneer zij iets dergelijks organiseren. Externe variabelen Aan al de eerder genoemde factoren gaan externe variabelen vooraf (Hack, Wagemaker & Zwart, 2009). Bij externe variabelen kan gedacht worden aan leeftijd, geslacht, Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
3
demografische factoren (bijv. geloofsovertuiging), sociaal economische status en psychologische kenmerken (bijv. persoonlijkheid). Door deze verschillen tussen mensen kunnen twee personen in Drachten een compleet andere houding, andere sociale invloeden (andere omgeving) en een andere eigen verwachting om de tuin te kunnen bezoeken hebben terwijl het dezelfde situatie (een bezoek aan de Vitaliteitstuin) betreft. Barrières De intentie om de Vitaliteitstuin te bezoeken leidt volgens De Vries dus tot het daadwerkelijke bezoeken van de tuin. Het kan voorkomen dat mensen soms wel de intentie hebben om de tuin te bezoeken, maar dit wegens bepaalde factoren niet doen. Deze factoren blijken dan tussen de intentie en het daadwerkelijke bezoek aan de tuin in te staan. Zij leiden er dan toe dat men de tuin minder snel of juist helemaal niet gaat bezoeken, terwijl hun intentie om dit te doen er wel degelijk is. Dit is wat De Vries (1995) aanduidt als barrières. Er zijn een aantal dergelijke factoren naar voren gekomen uit de interviews. Ten eerste speelt de zichtbaarheid van de tuin een grote rol. De buurtbewoners hebben aangegeven dat zij zich niet uitgenodigd voelen en dat zij niet het gevoel hebben dat zij ieder moment de Vitaliteitstuin kunnen bezoeken, omdat deze niet zichtbaar is. Een tweede barrière die naar voren is gekomen is de mate waarin de buurtbewoners geen tijd hebben om de Vitaliteitstuin te bezoeken. Wanneer buurtbewoners dan wel de intentie hebben om de tuin te bezoeken, maar hiervoor niet de tijd hebben, zullen zij logischerwijs de Vitaliteitstuin niet gaan bezoeken.
4.3 Procesmodel basisschool OBS De Tille Het procesmodel wordt op de volgende pagina weergegeven.
Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’
4.4 Inzicht in verklaringen van het al dan niet ondernemen van activiteiten in de Vitaliteitstuin door de leerkrachten Uit het ASE-model kan afgeleid worden dat de mate waarin leerkrachten van OBS De Tille activiteiten met de klassen ondernemen in de Vitaliteitstuin voortkomt uit de intentie van de leerkrachten om met de klassen activiteiten te ondernemen (De Vries, e.a., 1988, 1995). Om tot daadwerkelijk gedrag te komen, zullen de leerkrachten de intentie moeten hebben om dit gedrag uit te voeren. Deze intentie wordt, net als bij de buurtbewoners, bepaald door de drie factoren attitude, sociale invloed en eigen effectiviteitsverwachting. De factoren voor de leerkrachten komen neer op de mate waarin de leerkrachten een positieve houding hebben ten opzichte van het ondernemen van activiteiten met klassen in de Vitaliteitstuin, de invloeden van de sociale omgeving en de mate waarin de leerkrachten zich emotioneel en fysiek in staat voelen om met klassen activiteiten te ondernemen in de Vitaliteitstuin. De eerste factor van gedrag: de attitude De intentie van de leerkrachten om de activiteiten in de Vitaliteitstuin te ondernemen wordt beïnvloed door een aantal factoren. De eerste factor is de mate waarin de leerkrachten een positieve houding hebben ten opzichte van het uitvoeren van activiteiten met klassen in de Vitaliteitstuin. Volgens De Vries (1995) zorgt een positieve houding ten opzichte van bepaald gedrag voor een hogere intentie. Daaruit kan afgeleid worden dat leerkrachten een grotere intentie om activiteiten met klassen te ondernemen in de Vitaliteitstuin zouden krijgen naarmate zij een positieve houding hebben ten opzichte van het uitvoeren van activiteiten met klassen in de Vitaliteitstuin. Deze positieve houding wordt gevormd door verschillende factoren. De eerste factor is de mate waarin de leerkrachten bekend zijn met de mogelijkheden die de Vitaliteitstuin biedt. Uit het gesprek met de directeur komt naar voren dat de leerkrachten niet wisten wat een Vitaliteitstuin inhield en welke mogelijkheden de Vitaliteitstuin bood. Hierdoor hadden de leerkrachten geen houding gevormd ten opzichte van de Vitaliteitstuin. Nadat de mogelijkheden van de Vitaliteitstuin werden uitgelegd, werd het voor de leerkrachten mogelijk een beeld te vormen van de mogelijkheden. Door dit inzicht werden zij erg enthousiast. Ze wilden graag activiteiten organiseren in de tuin voor hun klassen. Een tweede factor welke van invloed is op de mate waarin de leerkrachten een positieve houding hebben ten opzichte van het ondernemen van activiteiten met de klassen in de Vitaliteitstuin is de mate waarin zij een positieve ervaring hebben met het invullen van een vrije ruimte op een buitenlocatie in het lespakket. Hoe meer positieve ervaringen de leerkrachten hebben gehad met het invullen van een vrije ruimte op een buitenlocatie in het lespakket, hoe positiever hun houding is ten opzichte van het ondernemen van activiteiten met de klassen in de Vitaliteitstuin. Zij zouden dan meer open staan voor activiteiten in de Vitaliteitstuin. Uit de interviews is naar voren gekomen dat leerkrachten nog weinig activiteiten buiten school hebben gehouden, waardoor deze factor niet sterk is. Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’
1
Een derde factor die de houding ten opzichte van het ondernemen van activiteiten beïnvloedt is de mate waarin de leerkrachten in staat zijn om eigen keuzes te maken op het gebied van activiteiten voor leerlingen die toepasbaar zijn in de Vitaliteitstuin. Als leerkrachten in staat zijn om zelf keuzes te maken op het gebied van activiteiten, zullen zij een sterk gevoel van autonomie ervaren. Dit sluit aan bij wat Deci & Ryan (1985) zeggen over autonomie. Zij omschrijven het als het gevoel zelfstandig te denken, te voelen en keuzes te maken. Autonomie is verbonden aan het extensieve zelfbewustzijn. Het extensieve zelfbewustzijn zorgt er voor dat het belang van de taak of doel inzichtelijk wordt omdat deze bij iemand passen en bij zijn eigen waarden en ervaringen die voor die persoon relevant zijn. Hierdoor is het mogelijk om zelf, zonder externe beloningen, in staat te zijn motivatie te vinden voor het ondernemen van activiteiten. Dit wordt intrinsieke motivatie genoemd. Het ontwikkelen van intrinsieke motivatie zal de leerkrachten helpen een positieve houding aan te nemen tegenover het uitvoeren van activiteiten in de Vitaliteitstuin. Uit het interview met de directeur bleek dat de mate waarin de leerkrachten het ondernemen van activiteiten in de Vitaliteitstuin als toegevoegde waarde voor de leerlingen zien invloed heeft op de houding ten opzichte van het ondernemen van activiteiten in de Vitaliteitstuin. Wanneer zij namelijk verwachten dat een bezoek aan de Vitaliteitstuin, en daarmee het contact met de bewoners van NeiBertilla, positief zal zijn voor de kinderen, zullen zij sneller een positieve houding hebben om activiteiten met de kinderen te ondernemen in de Vitaliteitstuin. De laatste factor die van invloed is op de houding van de leerkrachten ten opzichte van het ondernemen van activiteiten met kinderen in de Vitaliteitstuin is de mate waarin de leerkrachten het belangrijk vinden dat de kinderen in contact komen met de ouderen. Uit gesprek met de directeur is naar voren gekomen dat de leerkrachten het belangrijk vinden dat de leerlingen zich kunnen ontwikkelen op school en het in contact komen met ouderen kan hier aan bijdragen. Zo benoemde meneer Ensing tevens dat ouderen hen bijvoorbeeld ervaringsverhalen kunnen vertellen. De tweede factor van gedrag: sociale invloed De intentie van de leerkrachten om activiteiten te ondernemen met de kinderen in de Vitaliteitstuin wordt niet alleen beïnvloed door de houding van de leerkrachten ten opzichte van het ondernemen van activiteiten, maar ook door sociale invloeden. Een eerste hiervan is de mate waarin de leerkrachten het als verplichting zien om open te staan voor de buurt. Dit kan verklaard worden aan de hand van injunctieve normen (Cialdini et al. 1990, 1991). Dit zijn normen die in de mens zelf liggen en zijn gedeelde meningen of voorschriften over gedrag. Mensen leren dit door communicatie met naaste omgeving zoals familie en vrienden (Tiemeijer. Thomas & Prast, 2009). In dit geval zou sprake zijn van de injunctieve norm dat men ouderen moet helpen en maatschappelijke betrokkenheid dient te tonen. Een tweede sociale invloed is de mate waarin andere scholen betrokken zijn bij maatschappelijke activiteiten. Uit het gesprek met de directeur kwam naar voren dat hij het Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
2
belangrijk vindt dat de school goed onderwijs biedt en zich weet te onderscheiden van andere scholen. Zo bieden zij lessen aan in drie verschillende talen: Nederlands, Fries en Engels. Maatschappelijke activiteiten zal volgens de directeur tevens een goede toevoeging zijn aan het onderwijs. De mate waarin andere scholen betrokken zijn bij maatschappelijke activiteiten zal de mate waarin de leerkrachten de intentie hebben om activiteiten met klassen te ondernemen in de Vitaliteitstuin vergroten. Dit valt te verklaren aan het verschijnsel conformisme (Vonk, 2009). Bij conformisme passen mensen of groepen zich aan elkaar aan om er bij te horen, ook wel need to belong genoemd (Baumeister & Leary, 1995). De school wil dan betrokken zijn bij dergelijke activiteiten omdat andere scholen dat ook zijn. De derde factor van gedrag: eigen effectiviteitsverwachting De intentie om activiteiten te ondernemen in de Vitaliteitstuin wordt ook beïnvloed door de eigen effectiviteitsverwachting. Dit is de mate waarin de leerkrachten het gevoel hebben dat zij een activiteit voor een desbetreffende klas kunnen organiseren in de Vitaliteitstuin. Hoe hoger de mate waarin zij het gevoel hebben dat zij in staat zijn om een activiteit te organiseren, hoe hoger de mate waarin zij de intentie hebben om dit te gaan doen. Uit het gesprek met de directeur is naar voren gekomen dat de leerkrachten het gevoel hebben de vaardigheden te bezitten om voor hun eigen klas een activiteit te kunnen organiseren. Dit zal de intentie om daadwerkelijk een activiteit met de klassen te ondernemen vergroten. De laatste factor die van invloed is op de intentie van de leerkrachten om activiteiten te ondernemen met klassen in de Vitaliteitstuin is de mate waarin de leerkrachten verwachten dat zij een invulling kunnen geven aan de activiteiten die betrekking hebben op de Vitaliteitstuin. Hoe meer zij verwachten dat zij invulling kunnen geven, hoe meer zij de intentie krijgen om dit te gaan doen. Dit valt toe te schrijven aan de zelfbeschikkingstheorie, ook wel de motivatietheorie genoemd, van Deci & Ryan (1985). Een verwachting om eigen invulling te kunnen geven aan een activiteit heeft namelijk te maken met een van drie factoren die leiden tot motivatie, namelijk competentie. Competentie is het gevoel vaardig te zijn en een bepaalde activiteit uit te kunnen voeren. Samen met het gevoel van verbondenheid en het gevoel van autonomie zal het er voor zorgen dat iemand intrinsiek gemotiveerd raakt. Vanuit het gesprek met de directeur komt naar voren dat de leerkrachten zelf een invulling mogen geven en dat de leerkrachten zelfstandig kunnen werken Hierdoor kan gezegd worden dat de leerkrachten voldoende ruimte krijgen om autonomie te kunnen ervaren in hun werk en in staat zijn om een eigen invulling te geven aan de activiteiten. Wanneer de leerkrachten autonomie ervaren, sociale verbondenheid met elkaar voelen en het gevoel hebben vaardig te zijn worden zij intrinsiek gemotiveerd, waardoor hun intentie om activiteiten te ondernemen vergroot. Externe variabelen Ook hier gaan aan de al eerder genoemde factoren gaan externe variabelen vooraf (Hack, Wagemaker & Zwart, 2009). Bij externe variabelen kan gedacht worden aan leeftijd, geslacht Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
3
en demografische factoren zoals is weergeven bij het bieden van inzicht in verklaringen in het al dan niet bezoeken van de Vitaliteitstuin door buurtbewoners. Door de verschillen in leeftijd, geslacht en demografische factoren kan elke leerkracht anders staan tegenover het ondernemen van activiteiten met kinderen in de Vitaliteitstuin. Barrières Het kan, zoals ook genoemd bij de toelichting over de buurtbewoners, voorkomen dat er wel een intentie is om activiteiten te organiseren, maar vanwege bepaalde factoren dit gedrag niet vertonen. Deze factoren blijken dan tussen de intentie en het daadwerkelijke gedrag in staan. Deze factoren zorgen ervoor dat de leerkrachten minder snel of geen activiteiten zullen ondernemen, terwijl zij hier wel de intentie voor hebben. De Vries (1995) duidt dit verschijnsel aan met barrières. Vanuit het gesprek met de directeur kwamen een aantal barrières naar voren. Zo benoemde hij dat het gebrek aan tijd een rol speelt. De mate waarin de leerkrachten geen tijd hebben om activiteiten te ondernemen in de Vitaliteitstuin is de eerst e barrière. De leerkrachten werken met een strakke planning en kunnen daardoor volgens meneer Ensing niet altijd tijd vinden om activiteiten te ondernemen. Een tweede barrière die werd genoemd is het gebrek aan flexibiliteit, de mate waarin de leerkrachten niet flexibel genoeg zijn om activiteiten te ondernemen in de Vitaliteitstuin. Volgens meneer Ensing zijn er bepaalde leerkrachten simpelweg niet flexibel genoeg om een dagdeel te organiseren. Dit kan er toe leiden dat het voor bepaalde leerkrachten moeilijk wordt om activiteiten te organiseren, terwijl zij wel de intentie hebben gevormd door middel van een positieve houding, een positieve sociale norm en denken dat zij vaardig zijn om activiteiten te ondernemen.
4.5 Antwoord op de hoofdvraag De hoofdvraag voor het onderzoek luidde als volgt: -
Welke psychologische factoren zijn van invloed op de mate van betrokkenheid van de buurtbewoners en OBS De Tille bij de Vitaliteitstuin?
Met de daarbij horende deelvragen: 1. Wat is de huidige gedragsintentie van de buurtbewoners tot betrokkenheid ten opzichte van de Vitaliteitstuin en wat zijn de redenen daarvoor? 2. Welke motieven hebben de buurtbewoners al dan niet om de tuin te bezoeken? 3. Wat is de huidige gedragsintentie van de basisschool OBS De Tille tot betrokkenheid ten opzichte van de Vitaliteitstuin en wat zijn de redenen daarvoor? 4. Welke motieven heeft de basisschool OBS De Tille al dan niet om de tuin te bezoeken?
Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
4
Concluderend vanuit de procesmodellen valt te benoemen dat er vele psychologische factoren spelen bij het al dan niet bezoeken van de Vitaliteitstuin door de buurtbewoners. Negatieve stereotypen over dementerende ouderen en onvoldoende kennis over de Vitaliteitstuin zorgen voor een minder positieve houding van de buurtbewoners ten opzichte van het bezoeken van de tuin. Ook blijkt de Vitaliteitstuin niet aantrekkelijk genoeg te zijn voor de buurtbewoners om een positieve houding erover aan te kunnen nemen. De buurtbewoners ervaren sociale druk tot maatschappelijke betrokkenheid als gevolg van de sociale-verantwoordelijkheidsnorm wat hun intentie om een bezoek te brengen aan de Vitaliteitstuin positief zal beïnvloeden. Daarnaast speelt hun sociale omgeving een grote rol. Momenteel is de meerderheid niet betrokken wat er toe leidt dat de andere buurtbewoners zich hieraan conformeren en tevens geen betrokkenheid tonen. De buurtbewoners verwachten echter geen moeilijkheden (fysiek en/of emotioneel) tegen te komen wanneer zij de tuin zouden bezoeken. Dit zorgt er voor dat hun intentie vergroot om de tuin te bezoeken. Over het algemeen kan gezegd worden dat de attitude van de buurtbewoners niet zozeer positief is en de sociale druk niet erg hoog ligt. Wel is de eigen effectiviteitsverwachting hoog, wat een positieve invloed heeft op de intentie. De barrière zichtbaarheid die genoemd is blijkt beïnvloedbaar (zie hoofdstuk 5), waardoor enkel de barrière tijd blijft staan. Al met al is de huidige intentie van de buurtbewoners om de Vitaliteitstuin te bezoeken echter nog niet hoog genoeg waardoor er momenteel niet tot weinig bezoek wordt gebracht aan de Vitaliteitstuin. Ook bij de leerkrachten van basisschool OBS De Tille spelen psychologische factoren bij het al dan niet ondernemen van activiteiten met kinderen bij de Vitaliteitstuin. Zo is hun attitude ten opzichte van het ondernemen van activiteiten met de kinderen in de Vitaliteitstuin dankzij de vergaren kennis over mogelijkheden van de tuin middels het gesprek en de rondleiding positief geworden. Ook wordt het ondernemen van activiteiten in de Vitaliteitstuin door hen gezien als toegevoegde waarde waardoor de attitude positief is geworden. Een enkel punt is de geringe ervaring in activiteiten buiten school wat weinig positieve invloed heeft op de attitude. Desondanks is hun attitude positief. De sociale invloed die de leerkrachten van de omgeving krijgen heeft tevens een positieve invloed op de intentie. Zij ervaren namelijk een sterke verplichting om open te staan naar de buurt. Zij voelen echter geen druk om zich te conformeren naar andere scholen met soortgelijke activiteiten, omdat ze hier niet van op de hoogte zijn. De mate waarin de leerkrachten verwachten dat zij activiteiten voor de kinderen kunnen organiseren en ondernemen is hoog, ook al hebben zij hier geen ervaring mee. Zij hebben wel het gevoel vaardig te zijn en de directeur voorziet geen problemen bij het ondernemen van activiteiten. Tijd en flexibiliteit vormt echter een barrière voor het ondernemen van activiteiten. Al met al is de huidige intentie hoog, maar is er nog geen invulling of oplossing gevonden voor de barrières tijd en flexibiliteit wat er voor kan zorgen dat projecten wel starten, maar dat deze langzamer op gang komen.
Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
5
5.Aanbevelingen In dit hoofdstuk zullen aanbevelingen worden gedaan over de buurtbewoners en OBS De Tille.
5.1 Aanbevelingen met betrekking tot de buurtbewoners Aanbeveling 1: Borden bij entree Uit de interviews met de buurtbewoners kwam naar voren dat de buurtbewoners de Vitaliteitstuin niet zichtbaar (genoeg) vonden. De zichtbaarheid van de Vitaliteitstuin is erg belangrijk om gebruik te kunnen maken van de tuin. De zichtbaarheid van de tuin is ook te beïnvloeden. Het is niet mogelijk om de zichtbaarheid van de Vitaliteitstuin te vergroten door de tuin op een andere plek te zetten of om gebouwen weg te halen. Om de zichtbaarheid van de Vitaliteitstuin te vergroten kan gedacht worden aan mere-exposure (Zajonc, 1968). Deze theorie stelt dat als een bepaald product vaker blootgesteld wordt aan een stimulus (prikkel) een voldoende voorwaarde is voor de toename van affectieve gevoelens ten opzichte van de stimulus. Vanuit deze theorie kan gesteld worden dat als buurtbewoners veelvoudig blootgesteld worden aan de zichtbaarheid van de Vitaliteitstuin (stimulus), zij hier een positief gevoel bij krijgen. In dit geval zal de tuin door de buurtbewoners aantrekkelijker worden gevonden dan een onbekende andere stimuli (een andere tuin bij wijze van spreken). De verklaring hiervoor is dat de stimuli die mensen al eerder hebben gezien een veilig, vertrouwd gevoel oproept. Om de zichtbaarheid van de Vitaliteitstuin te vergroten is het mogelijk om op een bord afbeeldingen van de tuin te plaatsen en op het bord te vermelden dat de tuin toegankelijk is voor iedereen. Door afbeeldingen te plaatsen kunnen de buurtbewoners (en andere bezoekers) geprikkeld worden om de tuin te bezoeken. Door er neer te zetten dat de tuin toegankelijk is voor iedereen zullen mensen zich uitgenodigd voelen om een bezoek te brengen aan de tuin. Er kan aan de voorkant bij de hoofdingang een bord geplaatst worden. Bij de hoofdingang komen de meeste mensen binnen en zal de informatie een groter publiek laten weten dat de tuin toegankelijk is. Het is ook verstandig om aan de achterkant waar de geitjes staan en de zijkant (bij de huisartsenpost) een bord te plaatsen. De achterkant van de tuin waar de geitjes staan is onzichtbaar voor mensen die er langs lopen. Aan de achterkant is alleen het parkeerplek zichtbaar. Door een bord te plaatsen bij de parkeerplek kun je bewoners en omwonenden laten weten dat deze kant van de tuin ook toegankelijk is. Aan de zijkant van de tuin waar de huisartsenpost staat is de ingang te vinden die leidt tot de sonaboog en het tuinhuis bij het water. Op dit gedeelte van de tuin kan er ook wat gedronken worden. Om het zijwaartse gedeelte van de tuin te bereiken moeten de mensen het hek openen. Doordat het hek gesloten is (wel te openen met de knop bij de deurklink) nodigt het (gesloten) hek de buurt niet uit om de Vitaliteitstuin te bezoeken. Door aan deze kant een bord te plaatsen zal het voor de buurt duidelijk worden dat deze kant ook toegankelijk is. Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
6
Omdat de sonaboog in dit gedeelte van de tuin staat is het prettig dat onder andere kinderen hiervan op de hoogte zijn, zodat zij gebruik kunnen maken van de sonaboog. Als het ontwikkelen van een bord bij de Vitaliteitstuin niet binnen het budget past van ZuidOostZorg, kan er gedacht worden om een beroep te doen op studenten van Minerva (kunstacademie). Welllicht kunnen zij dit in overleg uitvoeren tegen een kleine vergoeding wat wel binnen het budget past. Een andere optie is dat ZuidOostZorg OBS De Tille vraagt om met verschillende groepen tekeningen te maken. Deze tekeningen kunnen gericht zijn op de Vitaliteitstuin. Er kan ook gedacht worden aan het maken van een folder. In de folder kan er informatie gegeven worden over de Vitaliteitstuin met foto’s van de tuin er in. Aanbeveling 2: Open dag Uit het onderzoek blijkt dat de buurtbewoners weinig bekend zijn met de mogelijkheden die de Vitaliteitstuin biedt. Dit is een factor die relatief gemakkelijk te beïnvloeden is en waarvan verwacht wordt dat het vergroten van kennis over de mogelijkheden veel invloed zal hebben op het bezoeken van de tuin. Het ASE-model stelt dat kennis invloed heeft op de houding tegenover het uitvoeren van het gedrag (De Vries, e.a., ). Als de kennis tegenover de Vitaliteitstuin wordt vergroot, kan er verwacht worden dat de buurtbewoners een positieve houding krijgen ten opzichte van het bezoeken van de tuin. Een positieve houding ten opzichte van de tuin zal er voor zorgen dat de buurtbewoners sneller een bezoek zullen brengen aan de Vitaliteitstuin omdat hiermee hun intentie vergroot wordt. De buurtbewoners op de hoogte stellen van de Vitaliteitstuin is om die reden belangrijk. Het organiseren van een open dag kan een mogelijkheid zijn om buurtbewoners en de verdere omgeving kennis te laten maken met de Vitaliteitstuin en haar mogelijkheden. Uit de interviews kwam naar voren dat buurtbewoners het aantrekkelijk vinden als er kraampjes in de tuin worden gezet waar gegeten kan worden en dat er muziek is voor een gezellige sfeer. ZuidOostZorg kan hier op in spelen door samen te werken met de catering die ZuidOostZorg heeft. Buurtbewoners hebben laten weten dat zij eerder een kijkje zullen gaan nemen in de Vitaliteitstuin als er activiteiten georganiseerd worden die aansluiten bij de behoeften van kinderen. In de Vitaliteitstuin staat een sonaboog die hierop aansluit. ZuidOostZorg kan meerdere activiteiten organiseren in de tuin bijvoorbeeld kinderen kikkervisjes mogen gaan vangen in het water. Ook zou ZuidOostZorg een skateroute aan kunnen geven op de paden rondom de tuin waar kinderen op mogen skeeleren. Aanbeveling 3: Contact Een andere factor die naar voren kwam uit de interviews met de buurtbewoners, is dat er sprake is van stereotypering tegenover dementerende ouderen. Deze factor heeft een negatieve invloed op de houding tegenover het bezoeken van Vitaliteitstuin. De invloed van deze factor is belangrijk omdat een het deel van de buurtbewoners die last hebben van steretypering niet de Vitaliteitstuin zullen bezoeken. Als de Vitaliteitstuin bezocht wordt bestaat er een kans dat er contact komt met dementerende ouderen. De woningen van de dementerende ouderen sluiten bij de tuin aan. Om stereotypering aan te pakken kan er Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
7
gekozen worden om de buurtbewoners in contact te laten komen met deze ouderen. Volgens de contacthypothese van Allport (1954) worden relaties tussen groepen verbeterd door de groepen met elkaar in contact te brengen. Van hieruit wordt aan ZuidOostZorg aanbevolen om een activiteit te organiseren waar bij buurtbewoners met dementerende ouderen in contact komen. Indien dit gebeurt wordt er verwacht dat stereotypering zal verminderen waardoor er een positieve houding ten opzicht van het bezoeken van de tuin wordt gevormd. Uiteindelijk zal de intentie om te tuin te gaan bezoeken verhogen waardoor het bezoek aan de tuin groter wordt.
5.2 Aanbevelingen met betrekking tot OBS De Tille Aanbeveling 4: Wekelijkse, vaste lessen in de Vitaliteitstuin Uit het gesprek met meneer Ensing is naar voren gekomen dat het gebrek aan tijd en flexibiliteit de voornaamste redenen zijn waarom de leerkrachten geen activiteiten zullen ondernemen in de Vitaliteitstuin. De leerkrachten van OBS De Tille werken met een strakke (tijds)planning. Hierom kan er gekozen worden om activiteiten in de Vitaliteitstuin uit te laten voeren die al is het vaste lespakket zitten. Het kan hier bijvoorbeeld gaan om een wekelijkse tekenles. Kinderen kunnen in het tuinhuis gaan zitten en de opdracht krijgen om een deel van de tuin na te tekenen. Of om bijvoorbeeld hun ideale tuin te tekenen. Doordat de kinderen in de Vitaliteitstuin zitten en bijvoorbeeld de tuin na tekenen, stelt dat de theorie van Zajnoc (1968) dat er mereexposure plaatsvindt. Dit zorgt er voor dat zij zich veilig en vertrouwd voelen met de Vitaliteitstuin doordat zij er veelvoudig aan blootgesteld worden. Deze activiteit zal naar verwachting de barrière van gebrek aan tijd van de leerkrachten wegnemen aangezien zij deze tijd met dezelfde activiteit gepland zouden hebben. Aanbeveling 5: Maatjesproject Uit het gesprek met meneer Ensing kwam naar voren dat de leerkrachten zelf een invulling mogen geven aan het ondernemen van activiteiten in de Vitaliteitstuin. Meneer Ensing gaf aan dat er nog geen concrete activiteiten bedacht zijn. Om de leerkrachten te ondersteunen zal er een activiteit weergegeven worden. Leerkrachten kunnen met hun klas het maatjesproject gaan uitvoeren. Het maatjesproject is een interventie die bewezen effectief is door het Nederlands Jeugd Instituut (Nederlands Jeugd Instituut,2015). Het project houdt in dat een klas in contact komt met een groep ouderen en met deze ouderen activiteiten gaat ondernemen. ZuidOostZorg kan een geschikte groep ouderen aanwijzen waar de leerkrachten van OBS De Tille groepjes kinderen aan kan koppelen. De activiteiten mogen door de school zelf worden bedacht. Een idee kan zijn om samen met de ouderen een wandeling te gaan maken in de tuin of een spel te spelen in de tuin (Jeu de boules). Op deze manier kunnen ouderen en kinderen van elkaar leren en wordt er geparticipeerd in de Vitaliteitstuin.
Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
8
6.Discussie Dit hoofdstuk geeft een discussie van het onderzoek weer .
6.1 Terugblik op de gehanteerde werkwijze Er is bij het onderzoek gebruik gemaakt van het ASE-model van De Vries e.a.(1988) voor het opstellen van het interviewschema en de verwerking en analyse van de resultaten. Dit is gedaan om te kijken of deze factoren werkelijk van invloed zijn op het ontstaan van het gedrag, zoals het model zegt. Er is ook voor het ASE-model gekozen om te kunnen verklaren wat de redenen zijn dat de buurtbewoners niet betrokken zijn bij de Vitaliteitstuin zoals door ZuidOostZorg werd verwacht. Er is gekeken of deze factoren tevens voor de buurtbewoners en de basisschool OBS De Tille van belang waren. Achteraf bleek de zelfbeschikkingstheorie (self determination theory) van Deci en Ryan (1985) beter aan te sluiten bij OBS De Tille dan het ASE-model. De factoren van de zelfbeschikkingstheorie zijn opgedeeld in autonomie, competentie en verbondenheid (zoals tevens in het theoretisch kader in de inleiding genoemd) en voorspellen intrinsieke motivatie. Meneer Ensing bleek na het gesprek over de mogelijkheden van de Vitaliteitstuin erg enthousiast te zijn om betrokken te raken bij de Vitaliteitstuin. Er heeft een teamoverleg plaatsgevonden met de leerkrachten waarin het team besloten heeft om als school betrokken te raken. Meneer Ensing en de leerkrachten toonden vanaf het begin intrinsieke motivatie. De zelfbeschikkingstheorie sluit om deze reden beter aan bij het verklaren waarom zij betrokken (willen) zijn bij de Vitaliteitstuin dan het ASE-model. Een ander punt is het gedrag van de directeur middels het interview werd beïnvloed, was het ASE-model niet meer zozeer belangrijk om bij langs te gaan. Er valt te zeggen dat het gesprek met de directeur al een interventie was op de attitude, welke de intentie van het gedrag direct had verhoogd. Ook de gegeven rondleiding en verstrekking van informatie over de mogelijkheden in de Vitaliteitstuin aan de leerkrachten heeft de intentie van de leerkrachten verhoogd. Het werd daarom voor OBS De Tille niet zozeer meer van belang om andere factoren van het ASE-model te beïnvloeden, maar meer om te richten op de intrinsieke motivatie. De intentie leek voornamelijk gericht op extrinsieke motivatiebronnen (zo waren tijd en flexibiliteit belangrijke factoren voor hen). Wanneer zij de intentie hebben en hiervoor een intrinsieke motivatie hebben, zal deze intrinsieke motivatie er voor zorgen dat hun gedrag duurzaam zal zijn (Deci & Ryan, 1985). De te ondernemen activiteiten zouden theoretisch gezien langer plaatsvinden. Er is echter voor gekozen om niet over te stappen op een ander model, aangezien het interview met Meneer Ensing al gehouden was met het interviewschema die gebaseerd is op het ASE-model. Om er de validiteit van het onderzoek te waarborgen, is er besloten om het gedrag van de leerkrachten te verwerken op het ASE-model. Dit was mogelijk omdat vanuit het interview met Meneer Ensing de attitudes, sociale invloeden en de eigen effectiviteitsverwachting naar voren kwamen. Het was mogelijk om de resultaten van het interview op een andere manier te interpreteren (bijvoorbeeld ‘sluit dit ook aan op Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
9
het component verbondenheid?’), wat de validiteit van het onderzoek zou verminderen. De vragen waren immers gericht op de factoren attitude, sociale invloed en eigen effectiviteitsverwachting. Er was helaas geen tijd om een nieuw interview gericht op de zelfbeschikkingstheorie af te nemen.
6.2 Kanttekeningen van het onderzoek Er zijn een aantal punten in het onderzoek die beter hadden kunnen verlopen. Zo werd er vooraf aan het onderzoek geen brief naar de buurtbewoners gestuurd met deze aankondiging. Zij waren niet op de hoogte dat zij de komende weken gevraagd zouden worden om hier aan mee te werken door middel van een interview. Uit onderzoek blijkt dat de respons daalt als er geen introductie(brief) is verstuurd (Delnooz, 1996). Indien er dan wel een aankondiging was gedaan van het onderzoek was de respons waarschijnlijk hoger geweest. De reden om geen uitnodigingbrief te sturen, was om de kans te krijgen om alle buurtbewoners te spreken. Door een brief te sturen, kunnen de buurtbewoners van te voren beslissen of zij deel willen nemen aan het onderzoek. Door aan te bellen kregen de buurtbewoners een duidelijk beeld van wie het interview bij hen ging afnemen. Ook werd er een kans geboden om face-to-face uit te leggen wat het doel van het onderzoek en belang van het interview was. Daarnaast kan er doordat er gebruik is gemaakt van interviews sprake zijn geweest van interviewer bias (Fischer & Julsing, 2008). Dit is de beïnvloeding van de respondenten door de interviewer. Dit kan op allemaal verschillende manieren zijn. Hierbij valt te denken aan stemgebruik, houding, etc. Hierdoor kunnen de resultaten sociaal wenselijk zijn geworden (Hart, 2003). Sociale wenselijkheid is de neiging van mensen om antwoorden ‘mooier’ te maken dan ze zijn. De antwoorden passen zij dan aan de opvattingen die in de maatschappij gelden aan. Om de invloed van de interviewbias zo min mogelijk plaats te laten vinden, is er voor gekozen om een vaste interviewer aan te stellen die elk interview heeft afgenomen. Ook is er voor het onderzoek geen gebruik gemaakt van een vergoeding of beloning voor de respondenten. Hierdoor kan de bereidwilligheid om mee te werken niet groot zijn geworden (Fischer & Julsing, 2008). Vanwege deze vrijwillige deelname is echter de kans dat de betrokken mensen binnen de steekproef zijn gevallen groter (Fischer & Julsing, 2008). Deze mensen zullen dan intrinsiek gemotiveerd zijn geweest om deel te nemen aan het onderzoek. Dit kan er toe geleid hebben dat de resultaten geen genuanceerd beeld hebben gegeven, aangezien de antwoorden enkel van intrinsiek gemotiveerde respondenten komen. De kleine mate van negatieve uitspraken ten opzichte van de Vitaliteitstuin (van mensen die niet intrinsiek gemotiveerd zijn) kan dan komen doordat deze mensen geen beloning hebben ontvangen en dus geen extrinsieke motivatie hebben ontvangen om deel te nemen. Voor de buurtbewoners zijn alleen de omliggende straten meegenomen in het onderzoek. Een bredere benadering van de doelgroep (bijvoorbeeld verdere straten in Drachten) zou er wellicht voor gezorgd kunnen hebben dat er meerdere factoren naar voren kwamen.
Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
10
Aangezien de meerderheid van de respondenten (vitale) ouderen bevatte, zal het beeld gekleurd kunnen zijn geweest. Mensen uit andere straten welke verder weg wonen van NeiBertilla zullen andere barrières en motiverende factoren kunnen noemen om de Vitaliteitstuin al dan niet te bezoeken. De generaliseerbaarheid naar de gehele buurt en geheel Drachten (of zelfs alle mensen) wordt daarmee verminderd. Indien ZuidOostZorg vanuit de aanbevelingen van het onderzoek gaat interveniëren is de kans groot dat dit enkel aanspreekt op de buurtbewoners en niet op geheel Drachten of alle mensen. Het onderzoek zal tevens niet zozeer te generaliseren zijn naar andere Vitaliteitstuinen, aangezien de verschillen binnen de respondenten niet groot waren. De vitale ouderen werden grotendeels vertegenwoordigd in het onderzoek. Daardoor valt te zeggen dat de aanbevelingen voornamelijk gericht zijn op de vitale ouderen. Het gedrag van de leerkrachten zoals benoemd in het procesmodel en de toelichting is gebaseerd op uitspraken van de directeur. Er vallen dan ook vraagtekens te plaatsen bij de accuraatheid van deze uitspraken. Allerlei factoren kunnen hierbij een rol spelen. Zo kan hij de docenten bijvoorbeeld niet goed genoeg kennen (omdat hij nog maar een aantal maanden in dienst is) en uitspraken doen waarover hij denkt dat het waar is. Dit kan er toe geleid hebben dat zijn uitspraken positiever of juist negatiever naar voren zijn gekomen dan daadwerkelijk het geval is.
6.3 Aanbevelingen voor vervolgonderzoek In het onderzoek kwamen vele ontwerp- en inrichtingsaspecten van de Vitaliteitstuin naar voren welke van invloed kunnen zijn geweest op het gedrag. Het is daarom aan te raden om in vervolgonderzoek te gaan richten op de omgevingspsychologie. Wat trekt aan in de tuin en wat niet? En is dit in overeenstemming met de omgevingspsychologie die daar achter zit? Hoe kan dit ingezet worden om de tuin (wat betreft inrichting en aankleding) aantrekkelijk te maken voor publiek? Een andere doelgroep welke nog interessant is om te onderzoeken is onder andere de medewerkers van ZuidOostZorg. Wat doen zij en wat kunnen zij (nog) doen om mensen van buitenaf te betrekken bij ZuidOostZorg of de Vitaliteitstuin? Verder kan er gedacht worden aan onderzoek te doen onder kinderen. Wat vinden kinderen aantrekkelijk en wat zouden zij graag willen zien en doen in de Vitaliteitstuin? Het huidige onderzoek heeft zich enkel gericht op de basisschool (omdat deze voor een verplicht bezoek kan zorgen), maar vervolgonderzoek zou wellicht gericht kunnen worden op de kinderen zelf. Deze kinderen kunnen dan buiten schooltijd getrokken worden om in de Vitaliteitstuin te komen spelen. Dit zou er voor zorgen dat er altijd ‘leven’ in de tuin zal zijn, ook wanneer dit niet verplicht is vanuit school.
Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
11
Literatuurlijst en bronvermelding Ajzen, I. (1985). From intentions to actions: A theory of planned behavior. In J. Kuhi & J. Beckmann (Eds.), Action.control: From cognition to behavior (pp. 11.39). Heidelberg: Springer. Allport, G. W. (1954). The Nature of Prejudice. MA: Addison-Wesley. Baarda, B., Goede, de M. & Kalmijn, K. (2010). Basisboek Enquêteren. Groningen: Noordhoff Uitgevers B.V. Bandura, A. (1977). Social learning theory. Englewood Cliffs, NJ: Prentice Hall Baumeister, R. F. & Leary, M. R. (1995). The Need to Belong: Desire for Interpersonal Attachments as a Fundamental Human Motivation. Psychological Bulletin, 1995, 117 (3), pp 497-529 Bolt, G. & R. Maat, ter (2005), Participatie in de buurt, Tijdschrift voor de Volkshuisvesting, 2005, 6, pp. 56-62. Buunk, A. P. & Veen, P. (1995). Sociale psychologie en praktijkproblemen: Van probleem naar oplossing. Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum. Centraal Bureau voor Statistiek (2015). Hoe ontwikkelt de levensverwachting in Nederland in vergelijking met andere landen. Opgevraagd op 6 mei 2015:http://www.cbs.nl/nlNL/menu/themas/bevolking/faq/specifiek/faq-sterfte-levensverwachting3.htm Centraal Bureau voor de Statistiek (2015). Sociale Monitor; 1990-2011: feiten en cijfers bijeengebracht door het CBS. Alphen aan den Rijn: Samsom H.D. Tjeenk Willink. Cialdini, R. B., Reno, R. R. & Kallgren, C. A. (1990). A Focus Theory of Nomative Conduct: Recycling the Concept of Norms to Reduce Littering in Public Places. Journal of Personality and Social Psychology, 1990, 58 (6), pp 1015-1026 Cunningham, M. R. (1979). Weather, mood and helping behavior: Quasi experiments with the sunshine samaritan. Journal of Personality and Social Psychololgy, 1979, 37 (11), pp 4756 Deci, E. L., & Ryan, R. M. (1985). Intrinsic motivation and self-determination in human behavior. New York: Plenum. Delnooz, P. (1996). Onderzoekspraktijken. Amsterdam: Uitgeverij Boom. 1e druk. Dijk, van K. (2013). Take Care! Healing environment bij GGZ instellingsterreinen. Opgevraagd op 4 juni 2015 van http://repository.tudelft.nl/view/ir/uuid%3Ae77af822-bd00-4d9f-973606bf85fc79c5/ Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
12
Giesbers, H. & Verweij, A & Beer, J. de (2013). Vergrijzing: Wat zijn de belangrijkste verwachtingen voor de toekomst? Opgevraagd op 6 mei 2015 van http://www.nationaalkompas.nl/bevolking/vergrijzing/toekomst/ Hack, H. W., Wagemaker, Y. O. & Zwart, R. M. (2009). Sport geneeskunde. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Hart, H. ‘t. (2003). Jaarboek Markt Onderzoek Associatie. Haarlem: Uitgeverij SpaarenHout Hart, J. de (2002). Theoretische uitgangspunten, conceptualisering en doelstellingen. In: J. de Hart (red.) Zekere banden –sociale cohesie, leefbaarheid en veiligheid, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag. Kalache, A. & Kickbusch, I. (1997). A global strategy for healthy ageing. World Health 1997, Jul-Aug; 50 (4), pp 4-5 Mens, N. & Wagenaar, C. (2009). Healing Environment: Anders bouwen voor betere zorg. Bussum: Uitgeverij TOTH. Nisbett, R. E. & Wilson, T. D. (1977). The halo effect: Evidence for unconscious alteration of judgments. Journal of Personality and Social Psychology, 1977, 35 (4), pp 250-256 Nederlands Jeugd Instituut (2015). Effectieve Jeugdinterventies. Opgevraagd op 26 mei 2015 van http://www.nji.nl/nl/Databanken/Databank-Effectieve-Jeugdinterventies/Erkendeinterventies/Maatjesproject-NewHome Ryan, R.M., & Deci, E.L. (2000). Self-Determination theory and the facilitation of intrinsic motivation, social development and well-being. American Psychologist, 55 (1), 68-78. Schnabel, P. (2000). Vergroting van de maatschappelijke cohesie door versterking van de sociale infrastructuur. Probleemverkenning en aanzet tot beleid. In: R.P. Hortulanus en J.E.M. Machielse (red.). In de marge. Het sociaal debat, deel 1 (21-34). Den Haag: Elsevier bedrijfsinformatie. Stangor, C. & Lange, J. (1994). Mental representations of social groups: advances in understanding stereotypes and stereotyping. Advances in Experimental Social Psychology, 26, 357-416 Swinnen, A. (2012). Dementie in documentaire: Mam van Adelheid Roosen. Tijdschrift voor Gerontologie en Geriatrie, 2012 (5), 255-264. Tajfel, H., & Turner, J. C. (1979). An integrative theory of intergroup conflict. The social psychology of intergroup relations?, 33, 47 Tiemeijer, W. L., Thomas, C. A. & Prast, H. M. (2009). De Menselijke Beslisser. Amsterdam: Amsterdam University Press.
Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
13
Tijdschrift voor Gerontologie en Geriatrie (2015). Verkregen op 24 mei 2015 van http://link.springer.com/article/10.1007/s12439-015-0141-5 Turner, J.C., Hogg, M.A., Oakes, P.J., Reicher, S.D. & Wetherell, M.S. (1987). Rediscovering the Social Group: A Self-Categorization Theory. Oxford & New York: Basil Blackwell. Volkers, K. M. & Scherder E. J. A. (2011). The effect of regular walks on various health aspects in older people with dementia: protocol of a randomized-controlled trial. BMC Geriatrics 2011, 11-38. Vonk, R. (2007). Sociale Psychologie. Groningen: Noordhoff Uitgevers. Vries, H. de, Dijkstra, M., & Kuhlman, P. (1988). Self-efficacy: The third factor besides attitude and subjective norm as a predictor of behavioral intentions. Health Educa tion Research, 3, 273-282. Vries, H. de, Backbier, E., Kok, G.J., & Dijkstra, M. (1995). Measuring the impact of social influences on smoking onset in a longitudinal study: An integration of social psychological approaches. Journal of Applied Social Psychology, 25, 237-257. Zajonc, R.B. (1968). Attitudinal effects of mere exposure. Journal of Personality and Social Psychology Monograph Supplement, 1968, (2) 2. ZuidOostZorg (2015). Missie, Visie en ambitie van ZuidOostZorg. Opgevraagd op 7 mei 2015.https://www.zuidoostzorg.nl/missie-en-visie
Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
14
Bijlagen Bijlage 1. Formulier Zorgvuldigheidsmaatregelen Formulier Zorgvuldigheidsmaatregelen onderzoek door studenten Toegepaste Psychologie
Project / vak / studieonderdeel:
Afstudeeronderzoek
Docent / coach:
Roos Pals
Onderwerp: Begin- en eindtijd van het onderzoek:
09/02/2015 – 06/07/2015
Beschrijving van het onderzoek (kort maar volledig):
Er zal gekeken worden welke psychologische motieven onder de buurtbewoners en de basisschool OBS De Tille om het al dan niet bezoeken van de Vitaliteitstuin van ZuidOostZorg en het al dan niet ondernemen van activiteiten in de Vitaliteitstuin.
Ondergetekende(n) verklaart (verklaren) zonder voorbehoud en naar waarheid bijgaand formulier te hebben ingevuld in verband met in het kader van de opleiding Toegepaste Psychologie uit te voeren onderzoek. Naam van de student(en): Roelien Anna van Vaals
Handtekening:
Wendy Visser
Datum:
Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
15
1 Privacy / anonimiteit 1.1 Ken je de naam van proefpersonen? Heb je adresgegevens?
Aankruisen indien van toepassing
Beantwoord onderstaande vragen als in de vorige kolom het vakje met is aangekruist.
A
B
Nee
Ja
Hoe is de anonimiteit gegarandeerd? (Denk aan het niet opnemen van persoonlijke gegevens in een verslag, het veranderen van namen en gegevens enzovoort.) Wanneer worden de gegevens vernietigd en wie is daar verantwoordelijk voor? Als naam van proefpersoon of een bedrijf of dergelijke tóch wordt gepubliceerd, geven de betrokkenen daar dan expliciet toestemming voor?
Ja
Hoe zorg je ervoor dat het adres uit je adressenlijst verdwijnt (sent items, contactpersonen, inbox, andere mappen enzovoort), o.a. met het oog op spam / verspreiding van virussen? (Verder als bij 1.1)
Nee
Ja
Zijn deze gegevens nodig? Waarom? (Verder als bij 1.1)
Nee
Ja
Zijn proefpersonen hiervan vooraf op de hoogte? Wie krijgen dit materiaal te zien / horen? Geven proefpersonen hier nadrukkelijk toestemming voor? (Verder als bij 1.1)
Ja
Bestaat de mogelijkheid van
1.2 Ken je het e-mailadres van de proefpersonen?
Nee
1.3 Beschik je over (andere) persoonlijke gegevens?
1.4 Komen proefpersonen op foto of op beeld- of geluidband te staan?
1.5 Wordt er gewerkt met
Nee
Kan hier redelijkerwijs toch nog schade uit ontstaan? (kruis het juiste vakje aan) C Nee Ja
Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
16
rolverwarring? Zijn er problemen denkbaar op het gebied van privacy of bijvoorbeeld strijdigheid van belangen en de verhouding die kan ontstaan door een lastige testuitslag? Wat wordt er gedaan om deze problemen te voorkomen? Welke alternatieve oplossingen zijn overwogen en waarom zijn die niet toegepast?
Nee
Waarom niet?
Nee
Waarom niet? Worden proefpersonen achteraf op de hoogte gebracht?
Nee
Waarom niet? Worden proefpersonen achteraf op de hoogte gebracht?
Ja
Nee
Waarom niet?
Ja
Nee
Waarom niet?
Nee
Waarom niet? Worden proefpersonen achteraf op de hoogte gebracht?
Nee
Waarom niet?
bekenden van de onderzoekers?
2 Informatie en toestemming 2.1 Wordt proefpersonen expliciet om toestemming gevraagd? 2.2 Worden proefpersonen vooraf op de hoogte gebracht van het doel van het onderzoek / de interventie? 2.3 Wordt proefpersonen naar waarheid duidelijk gemaakt wie de opdrachtgever is / welke belangen de opdrachtgever heeft?
Ja Ja
Ja
2.4 Kunnen proefpersonen deelname weigeren? 2.5 Kunnen proefpersonen op elk moment stoppen / van verdere medewerking afzien? 2.6 Wordt het proefpersonen duidelijk gemaakt in welke rol je met ze werkt? (Bijvoorbeeld om van te leren, als medewerker voor een opdrachtgever) 2.7 Wordt proefpersonen de
Ja
Ja
Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
17 mogelijkheid geboden op de hoogte te worden gebracht van uitkomsten / resultaten? 2.8 Wordt aan proefpersonen onjuiste informatie verstrekt over de opdrachtgever, het doel van het onderzoek of dergelijke.? 2.9 Zijn (sommige) proefpersonen minderjarig?
2.10 Zijn (sommige) proefpersonen wilsonbekwaam?
2.11 Is er een protocol gemaakt waarin staat hoe en in welke bewoordingen proefpersonen over de punten 2.1 tot en met 2.8 op de hoogte worden gebracht? 3 Mogelijke schadelijke effecten 3.1 Is er tijdens het onderzoek sprake van misleiding van proefpersonen?
3.2 Kan de proefpersoon door deelname geestelijk, sociaal, fysiek of andere nadeel ondervinden? Denk hierbij onder andere aan bewustwording van iets onaangenaams, in verlegenheid, frustratie of
Nee
Ja
Waarom? Worden proefpersonen achteraf op de hoogte gebracht?
Nee
Ja
Is toestemming geregeld met ouders/verzorgers? Zo nee, waarom niet?
Nee
Ja
Is toestemming geregeld met eventuele andere verantwoordelijken? Zo nee, waarom niet?
Voeg het protocol bij. Ja
Nee
Nee
Waarom niet?
Ja
Waarom is dit nodig? Wat is de aard van de misleiding? Wanneer en hoe worden proefpersonen op de hoogte gebracht (debriefing)?
Nee
Ja
Welke nadelen zijn denkbaar? Wat wordt er gedaan om deze nadelen te voorkomen? Wat om de schade te beperken? Zijn proefpersonen hiervan vooraf op de hoogte?
Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
18 stress worden gebracht, het ongewenst bekend worden van uitkomsten enzovoort. 3.3 Kunnen er groeperingen (denk ook aan kwetsbare groepen / minderheden) door deelname aan of bijvoorbeeld uitkomsten van onderzoek of publiciteit erover ervan nadeel ondervinden? 3.4 Kunnen organisaties en dergelijke (bijvoorbeeld school of woningbouwcorporatie die er ‘slecht’ van afkomt) nadelen ondervinden van de uitkomsten van of publiciteit rond het onderzoek? 3.5 Kunnen er op basis van het onderzoek beslissingen worden genomen (door bijvoorbeeld opdrachtgever) die nadelig kunnen zijn voor bepaalde (groepen) mensen?
3.6 Kunnen uitkomsten / testuitslagen schokkend / naar zijn voor de betrokkene?
4. Afweging voor- en nadelen Als er in het voorgaande zaken zijn waarmee proefpersonen of anderen te kort kan worden gedaan, staan daar wellicht
Nee
Ja
Welke nadelen zijn denkbaar? Wat wordt er gedaan om deze nadelen te voorkomen? Wat om de schade te beperken? Zijn proefpersonen hiervan vooraf op de hoogte?
Ja
Welke nadelen zijn denkbaar? Wat wordt er gedaan om deze nadelen te voorkomen? Wat om de schade te beperken? Zijn proefpersonen hiervan vooraf op de hoogte? Zijn betreffende organisaties hiervan op de hoogte?
Ja
Welke beslissingen kunnen voor wie nadelig zijn? Wat wordt er gedaan om deze nadelen te voorkomen? Wat om de schade te beperken? Zijn proefpersonen hiervan vooraf op de hoogte? Zijn andere betrokkenen hiervan op de hoogte?
Ja
Worden er vooraf afspraken gemaakt over de bespreking van de uitkomsten / uitslagen? Is er de mogelijkheid van opvang, nazorg of doorverwijzing geregeld?
Nee
Welke voordelen zijn dat? In hoeverre wegen de nadelen op tegen deze voordelen?
Nee
Nee
Nee
Ja
Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
19 voordelen van het onderzoek tegenover (verbetering van de situatie van mensen, onderwijs/leerdoeleinden, verdiensten e.d.). Zijn er zulke voordelen?
Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
20
Bijlage 2: Interviewschema Buurtbewoners Inleiding
Welkom Voorstellen Doel Tijdsduur Vertrouwelijkheid Toestemming notitie/opname Akkoord? Vragen/opmerkingen?
Kern
Persoonlijke vragen Wat is uw leeftijd? Op een schaal van 1 tot 10, hoe is uw gezondheid? Zijn er activiteiten/verenigingen e.d. waar u in uw vrije tijd betrokken bij bent? Wat is de reden dat u betrokken bent bij een activiteit en betrokkenheid? Bent u geïnteresseerd in het starten van een vereniging? Sport/activiteit/hobby o.i.d.? Hoe is uw relatie met de buurt? Attitude Kent u Bertilla ? Hoe staat u tegenover Bertilla? Bent u bekend met de Vitaliteitstuin van ZuidOostZorg? Bent u bekend met de mogelijkheden die de Vitaliteitstuin biedt? Zo ja, licht toe. Zo nee, hoe komt dit? Heeft u de tuin al eens bezocht? Met welke reden? Bezoekt u de tuin wel eens? Wanneer? Met welke reden? Wat vindt u van de tuin? Wat mist er volgens u? Wat zou er volgens u in de tuin moeten komen om het toegankelijker te maken? Sociale invloed Kent u mensen die Bertilla of de Vitaliteitstuin wel eens bezoeken? Wat zou uw omgeving er van vinden als u Bertilla bezoekt? Wat zou uw omgeving er van vinden als u de Vitaliteitstuin bezoekt? Heeft uw omgeving een uitgesproken mening over Bertilla of de Vitaliteitstuin? Als er door de buurt activiteiten worden georganiseerd in de tuin of bij Bertilla, hoe zou hier tegen aan staan?
Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
21
Eigen effectiviteitsverwachting In hoeverre denkt u betrokken te kunnen raken bij de Vitaliteitstuin?
Verwacht u dat u de Vitaliteitstuin op een regelmatige basis zult bezoeken wanneer deze mogelijkheden biedt die u interesseren?
Wat zou u zelf kunnen en/of willen betekenen voor de Vitaliteitstuin?
Barrières Wat staat u in de weg om te Vitaliteitstuin te bezoeken? Wat doet u graag in uw vrije tijd? Hobby’s? Hoe zou dit bij de Vitaliteitstuin aan kunnen sluiten?
Slot
Samenvatten + eventuele aanvulling Wilt u nog iets vertellen waar we het nog niet over hebben gehad? Vragen? Bedankt!
Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
22
Bijlage 3: Uitgebreide informatie interviews buurtbewoners De eerste vier interviews hebben plaatsgevonden op vrijdag 10 april 2015 tussen 10:00 uur en 14:00 uur. Op deze dag was het zonnig en zeer warm met een temperatuur van 20 ºC. Een warme temperatuur heeft invloed op de bereidheid om mee te werken aan een onderzoek en kan daarom van invloed zijn geweest op de respons (Cunningham, 1979). De totale non-respons op deze dag kwam op 6 van de 10 buurtbewoners. Twee hiervan deden de deur niet open. Eén hiervan was ziek. Drie bewoners hadden geen behoefte aan of belang bij een interview en wilden niet meewerken aan het onderzoek. De tweede dag, vrijdag 17 april, is er één interview afgenomen. Dit interview vond plaats tussen 13:00 uur en 16:00 uur. Op deze dag was het tevens zonnig en warm met een temperatuur van 14 ºC. De totale non-respons deze dag kwam op 14 van de 15 buurtbewoners. Van deze 14 deden 12 bewoners de deur niet open. De 3 personen die wel de deur open kwamen hadden verschillende redenen om niet mee te werken aan het onderzoek. Zo was de eerste mevrouw druk en moest zij over een korte tijd naar peuterdans toe. Ze had geen tijd. De tweede persoon was aan het thuiswerken en had ook geen tijd voor een interview. De derde dag, maandag 20 april, zijn er twee interviews afgenomen tussen 09:30 en 13:00 uur. Het was deze dag tevens warm, maar niet zonnig met een temperatuur van 19 ºC. De totale non-respons deze dag kwam op 20 van de 22 buurtbewoners. Van deze 20 deden 14 bewoners de deur niet open. 2 personen gaven aan geen behoefte te hebben bij het onderzoek en simpelweg niet mee te willen werken. 1 Bewoner had bezoek en had daardoor geen tijd. 1 Bewoner stond zelf op het punt te vertrekken naar NeiBertilla, zij gaf aan dat zij positief tegenover NeiBertilla en haar tuin etc. staat. 1 Persoon was thuis aan het werken en had geen tijd en belang bij een interview. De laatste persoon had geen tijd voor een interview, maar gaf wel aan dat hij vrijwilliger was bij NeiBertilla als tuinman en dat hij graag meer bloemen in de tuin zou willen zien. Met name krokussen. De vierde en laatste dag, woensdag 22 april zijn vier interviews afgenomen tussen 11:30 en 15:00 uur. De weersomstandigheden deze dag waren koud en regenachtig met een temperatuur van 13 ºC. De totale non-respons deze dag kwam op 11 van de 15 buurtbewoners. Van deze 11 deden 3 bewoners hun deur niet open. Twee bewoners hiervan gaven aan geen tijd te hebben voor een interview. Vier van de 20 gaven aan geen belangstelling te hebben voor een interview en geen belangstelling voor Bertilla te hebben. Eén mevrouw stond op het punt om haar kinderen op te halen uit school, maar gaf aan wel gebruik te willen maken van de Vitaliteitstuin wanneer deze af is. Ze zou het leuk vinden als er eendjes in de vijver komen, omdat haar kinderen hier erg van houden. De laatste persoon gaf aan geen tijd te hebben Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
23
voor een interview, maar benoemde dat ze positief tegenover ZuidOostZorg staat. Ze vindt het een goede instelling en maakt gebruik van de fysiotherapie en de apotheek. De tuin vindt ze mooi. Samenvattend komt de non-respons van het gehele veldonderzoek op 51 buurtbewoners van de 62 in de populatie.
Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
24
Bijlage 3: Afwegingstabel 1.3 Afwegingstabel buurtbewoners Variabele 1. Externe variabelen: geslacht, leeftijd, economische status
Belangrijkheid +
Beinvloedbaarheid --
2. De mate waarin de buurtbewoners contact hebben (gehad) met dementerende ouderen
+
++
3. De mate waarin de buurtbewoners en positieve ervaring hebben gehad met NeiBertilla, ZuidOostZorg
0
0
4. De mate waarin de buurtbewoners bekend zijn met de mogelijkheden die de Vitaliteitstuin biedt
++
++
5. De mate waarin de buurtbewoners verwachten dat hun bezoek aan de Vitaliteitstuin van toegevoegde waarde zal zijn
++
-
6. De mate waarin de Buurtbewoners een negatief stereotype hebben ten opzichte van dementerende ouderen
++
+
7. De mate waarin de buurtbewoners het aanzicht van de tuin aantrekkelijk
++
+
8. De mate waarin de buurtbewoners een positieve houding hebben ten opzichte van het bezoeken van de Vitaliteitstuin
++
+
9. De mate waarin de omgeving een positieve houding heeft ten opzichte van de tuin
+
+
Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
25 10. De mate waarin de buurtbewoners zich verplicht voelen om maatschappelijke betrokkenheid te vertonen
+
+
11. De mate waarin de omgeving van de buurtbewoners de Vitaliteitstuin bezoekt
+
-
12. De mate waarin de buurtbewoners zich emotioneel en fysiek in staat voelen om de Vitaliteitstuin te bezoeken 13. De mate waarin de buurtbewoners de intentie hebben om de Vitaliteitstuin te bezoeken
++
-
+
+
14. De mate waarin de Vitaliteitstuin activiteiten biedt welke aansluiten bij de behoeften van een kind
++
++
15. De mate waarin de Vitaliteitstuin onzichtbaar is voor de buurtbewoners 16. De mate waarin de buurtbewoners geen tijd hebben om de Vitaliteitstuin te bezoeken 17. De maten waarin de buurtbewoners de Vitaliteitstuin bezoeken
++
++
+
-
++
+
++ Erg belangrijk/beïnvloedbaar + Belangrijk/Beïnvloedbaar 0 Neutraal - Niet belangrijk/beïnvloedbaar
Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
26
1.4 Afwegingstabel OBS De Tille Variabele 1. Externe variabelen: geslacht, leeftijd, economische status 2. De mate waarin de leerkrachten bekend zijn met de mogelijkheden die de Vitaliteitstuin biedt
Belangrijkheid +
Beinvloedbaarheid -
++
++
3. De mate waarin de leerkrachten een positieve ervaring hebben met het invullen van een vrije ruimte op een buiten locatie in het lespakket
+
0
4. De mate waarin de leerkrachten in staat zijn om eigen keuzes te maken op gebied van activiteiten voor de leerlingen die toepasbaar zijn in de Vitaliteitstuin
++
-
5. De mate waarin de leerkrachten een positief imago voor ons de Tille belangrijk vinden 6. De mate waarin de leerkrachten het uitvoeren van activiteiten met klassen in de Vitaliteitstuin zien als toegevoegde waarde voor de leerlingen
+
+
+
+
7. De mate waarin de leerkrachten het belangrijk vinden dat de leerlingen in contact komen met ouderen 8. De mate waarin de leerkrachten een positieve houding hebben ten opzichte van het uitvoeren van activiteiten met klassen in de Vitaliteitstuin
+
+
+
-
9. De mate waarin de leerkrachten het als
++
+
Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015
27 verplichting zien om open te staan voor de buurt 10. De mate waarin andere scholen betrokken zijn bij maatschappelijke activiteiten
+
-
11. De mate waarin de leerkrachten het gevoel hebben dat zij het voor een desbetreffende klas een activiteit kunnen organiseren in de Vitaliteitstuin 12. De mate waarin de leerkrachten verwachten dat zij een invulling kunnen geven aan de activiteiten die betrekking hebben op de Vitaliteitstuin 13. De mate waarin de leerkrachten de intentie hebben om activiteiten met klassen te ondernemen in de Vitaliteitstuin 14. De mate waarin de leerkrachten geen tijd hebben om activiteiten te organiseren voor in de Vitaliteitstuin
++
+
++
+
++
+
++
+
15. De mate waarin de leerkrachten niet flexibel genoeg zijn om activiteiten te organiseren voor in de Vitaliteitstuin
++
+
16. De mate waarin de leerkrachten van OBS De Tille activiteiten met de klassen ondernemen in de Vitaliteitstuin
++
+
++ Erg belangrijk/beïnvloedbaar + Belangrijk/Beïnvloedbaar 0 Neutraal - Niet belangrijk/beïnvloedbaar
Afstudeerscriptie ‘Betrokken bij de Vitaliteitstuin’ - Roelien Anna van Vaals & Wendy Visser - 08-06-2015