Onze Geurt is in zijn terminale fase - Ubel Zuiderveld Onze Geurt bewoog ongedurig op zijn stoel heen en weer. Hij moest de grootste moeite doen om de ademhaling in zijn onhandig grote en van nature weinig flexibele lijf onder controle te houden. Ja, hij was de onrust zelve deze ochtend. Het zat de geboren Groninger, in het dagelijks leven zelfstandig journalist in de buurtschap Henxel, niet lekker..... Het was nu toch zeker al tien minuten en misschien zelfs wel kwartier geleden dat huisarts Hakvoort-Varkensnijder haar spreekkamer had verlaten. Ze had onze Geurt achtergelaten oog in oog met een poster waarop de volledige anatomie van het menselijk lichaam in al zijn onheilspellende complexiteit meer dan levensgroot was vastgelegd. Je zou bij wijze van spreken ter plekke doodziek kunnen worden als je goed in je opnam wat het interieur van de home sapiens van kruin tot teen eigenlijk allemaal wel niet behelsde. Liet je al die vitale onderdelen stuk voor stuk, en dan ook nog in relatie tot hun onderlinge samenhang eens goed tot je doordringen, dan kon dit feitelijk maar één conclusie opleveren. Namelijk deze – het kon niet anders of er moest op z’n minst wel iets zijn dat niet naar behoren werkte of op z’n minst bij tijd en wijle haperde. Naar de longen keek hij sowieso maar liever niet. Op dit soort afbeeldingen vormden ze vaak een frisse symmetrie, een stel goed doorbloede roze ballonnen die toch behoorlijk wat plek in beslag nemen. In een vluchtig ogenblik stelde onze Geurt vast dat dit ook op deze tekening het geval was. Onwillekeurig ontschoot hem als verstokte roker een kuchje. Nee, zijn longen
zouden er zeker en waar minder fotogeniek uitzien. Dat kon haast niet anders na een kleine dertig jaar dagelijks frequent de geneugten van ambachtelijke want hand gedraaide rokertjes tot zich te hebben genomen. Hij liet de longen verder voor wat ze waren. Maar neem nou bijvoorbeeld, dacht onze Geurt, dat bruinige gevaarte links onder longen. Biologie was nooit zijn sterkste vak geweest, maar als hij zich niet vergiste moest het de lever uitbeelden. Nu haalde onze Geurt voor orgaanvlees zijn neus op, maar hij had zich altijd laten vertellen dat het onsmakelijk ogende lapje vlees een wezenlijk onderdeel was van het totaal. Bij hem was de lever voor zover hij wist niet meer ongeschonden. In zijn jeugd had onze Geurt de ziekte van Pfeifer gehad. Als hij zich niet vergiste had de dienstdoende arts destijds gezegd dat dit voor eeuwig littekens naliet op de lever van onze Geurt. Hij voelde een lichte rilling door zijn lijf trekken. Nee, onze Geurt was er absoluut niet van gecharmeerd om zo nadrukkelijk te worden geconfronteerd met al hetgeen dat er zich onderhuids afspeelde. In figuurlijke zin niet, in letterlijke zin nog minder. Maar wat aan deze enorme poster wel het ergste was, dat was de verbluffende levensechtheid. Je zag werkelijk alle spierbundels, organen en onderdelen van de schepping Gods zo natuurgetrouw dat het leek of het bloed daadwerkelijk door de aderen stroomde. Het ergste waren wel de ogen in de schedel, die trouwens verder uitpuilde van structuren waarvan je als mens normaliter helemaal geen weet had. Ging je af op de ogen, dan leek het wel of het onderwerp van deze anatomische les elk moment tot leven zou kunnen komen. Ja, het had er zelfs een beetje de schijn van dat de ogen onze Geurt streng en bestraffend toekeken. Onze Geurt wilde eigenlijk helemaal niet kijken, maar kon er voorwaar zijn blik niet af houden. De blik van de posterman was zelfs zo
fascinerend en naar het ware leven getekend, dat onze Geurt niet raar had staan te kijken als de man hem plotseling een knipoog had gegeven en het woord zou hebben genomen. Enfin, al met al was het knap staaltje werk. Onze Geurt moest toegeven dat het kundig geconstrueerde innerlijk van de mens een kleurrijke aanblik bood. Het deed wel een beetje denken aan de bedrading van telefooncentrales. Als je het allemaal overzag, was het niet moeilijk voor te stellen dat de mens wel eens volledig de weg kwijt raakte doordat er ergens kortsluiting optrad of een ander defect zich deed gelden. Enfin, één geruststelling had onze Geurt inmiddels op zak. Zijn longen waren dik in orde. Huisarts Hakvoort-Varkensnijder had ze immers zojuist nog beluisterd en van haar bevindingen met goedkeurend gemompel kond gedaan. Maar tja, onze Geurt was hier dan ook niet voor zijn longen, maar voor iets heel anders. Al heel lang, als hij er goed bij nadacht misschien wel anderhalf jaar, plaste onze Geurt niet zoals hij gewend was. Ten eerst ontbeerde de straal doorgaans elke kracht. Ja, je kon door de bank genomen en met een gerust hart spreken van een heel miezerige prestatie. Kwam onze Geurt tijdens een plasbeurt eens in aanraking met zo’n urinoir waarin een vlieg was afgebeeld, dan kostte het hem de grootste moeite om het insect zelfs maar bij benadering van Jetje te geven. Nee, het urineren was niet zoals het hoorde en zoals hij zijn leven lang al gewoon was. Daarbij kwam nog dat Geurts urine vaak ongewoon geelbruin was. Alleen als hij zich te buiten ging aan halve liter blikken bier dat gebrouwen was volgens het Deutsche Reinheitsgebot, produceerde Geurts blaas de heldere urine die hij al zijn hele leven gewoon was. Tussen de bierconsumptie door was het gewoonweg hommeles. Niet alleen krachteloosheid van de straal en de kleur waren dan problematisch. Het kwam met grote
regelmaat voor dat de plasgeur zo onwelriekend was dat zijn oude opa van moeders kant hem in gedachten kwam. De vader van Geurts moeder was bijna 90 jaar geworden. Hij woonde op het platteland van Friesland. Toen zijn vrouw, Geurts oma dus, in een ziekenhuis in de stad Groningen lag, had opa een week bij hen gelogeerd. Opa was toen al ver in de tachtig en behoorlijk aan het dementeren. ’s Ochtends na het opstaan dwaalde opa eindeloos door de compacte flat op zoek naar het toilet. Onze Geurt werd daar dan wakker van. Hij hoorde het kabbelende geklater in de WC-pot en kon ook vaststellen dat zijn opa niet doortrok. Als onze Geurt het zich goed herinnerde, maar de herinnering kon natuurlijk gekleurd zijn, drong daarna in een oogwenk een penetrante zure lucht door tot zijn slaapkamer. Een van de eerste dagen was onze Geurt vlak na opa naar het toilet geweest. Hij had roestbruine urine aangetroffen en een lucht die hem bijna had doen kokhalzen. Na deze ervaring bleef hij steevast in bed totdat zijn moeder, vader of zus het toilet hadden gebruikt. Ja, hij kon nu, misschien wel veertig jaar na dato, de stank nog zo ophoesten. Zou de geur van urine eigenlijk erfelijk zijn? Enfin, onze Geurt had zojuist dokter Hakvoort-Varkensnijder nauwkeurig alle ins en outs van zijn plasbevindingen uit de doeken gedaan. Het enige dat hij voor zich had gehouden, was dat zich bij tijd en wijle tijdens het urineren een flinke schuimkraag op zijn urine vormde. Hoewel onze Geurt grappend beweerde dat dit gewoon van het Duitse bier kwam, had een zorgelijk kijkende bevriende verpleegkundige hem ervan verwittigd dat de schuimvorming er op kon wijzen dat er iets schortte aan zijn nieren. Maar tja, zo’n huisarts hoefde niet alles te weten. Ze had er per slot van rekening lang voor moeten studeren om zelfstandig diagnose te stellen, zo hield onze Geurt zich voor. Trouwens, over het stellen van
een diagnose gesproken, de geboren en getogen Groninger had zelf wel een donkerbruin vermoeden wat er met hem aan de hand kon zijn… Om zijn vermoeden te staven had hij zelfs even overwogen een inwendig onderzoekje bij zichzelf te doen. Wie had immers niet weleens een vinger in zijn eigen bips gestoken? Het meest handig leek het onze Geurt om hiervoor de middelvinger van zijn rechter hand te gebruiken. Deze vinger werd echter in zijn geval ontsierd door sporen van nicotine. Het leek hem niet raadzaam, gezien de veronderstelde aard van zijn klachten, de opgezwollen prostaat extra te prikkelen, waarbij het hem voorkwam dat nicotine wel het laatste was dat in het onderhavige geval de aandoening goed zou doen. Jazeker, onze Geurt vermoedde dat hij, krap vijftig jaar oud, leed aan de ouwe-mannen-kwaal bij uitstek. Nog kortgeleden was de Nederlandse man bedolven onder radiospotjes met het thema “Mannen. Let op uw zaak!” De symptomen die hierin monter werden verkondigd stemden vrijwel één op één overeen met de plasproblemen die onze Geurt ondervond. Enfin, van het zelfonderzoek had hij bij nadere overdenking afgezien. Hij had er immers niet voor gestudeerde om aan te voelen of zijn prostaat vergroot was. Ja, beter ware het om het vingeren maar over te laten aan de dokter, in het onderhavige geval dus Geurts huisarts Hakvoort-Varkensnijder. Waar bleef ze nou toch? Duidde het op iets ernstigs dat ze hem hier al zolang volledig in het ongewisse alleen liet zitten? Net, toen hij haar zijn klachten uit de doeken deed, had onze Geurt onwillekeurig stiekem even gekeken naar haar handen. Tot zijn grote opluchting had huisarts Hakvoort-Varkensnijder uitgesproken lange ranke vingers en kort geknipte nagels. Wel mooi sensuele handen zelfs. Het hoefde verder geen betoog, onze Geurt zou de getrainde vinger van zijn huisarts wel
overleven. Wel maakte hij zich enigszins zorgen over iets anders. Omdat onze Geurt nogal flatulent was aangelegd, was hij bang dat hem tijdens het inwendig onderzoek enige vorm van winderigheid parten zou spelen. Het zou toch voorwaar een genante vertoning zijn als juist op het moment suprême enige onwelriekende darmgassen de vrijheid zouden kiezen…. Onze Geurt bewoog ongedurig op zijn stoel. Het was nu toch wel zeker dik twintig minuten geleden dat huisarts Hakvoort-Varkensnijder de kamer verliet. Hij, onze Geurt, had bij wijze van spreken wel dood en begraven kunnen zijn! Trouwens, terminale prostaatkanker zou op dit moment wel ontzettend ongelegen komen. Onze Geurt had recent twee nieuwe opdrachten in de wacht gesleept, grote journalistieke klussen die veel werk en aandacht zouden vergen. Hoe moest dat trouwens met zijn gezin? Onze Geurt was niet verzekerd tegen ziekte en vroegtijdig overlijden. Bovendien was de financiële situatie van hun huishouden zodanig dat hij zich geen week zonder inkomsten kon permitteren. Het zou voor zijn eega en de kinderen niet eenvoudig zijn om zich te redden als hij er niet meer was…. Onze Geurt slikte een brok in zijn keel weg. “Even niet zo zwartgallig Geurt,” prentte hij zichzelf in. “Misschien valt het allemaal wel mee….” Ah, daar hoorde hij vrouwelijke voetstappen dichterbij komen. Ja, daar kwam mevrouw Hakvoort-Varkensnijder aan… Onze Geurt zette zich schrap. Hoe lang zou ze hem nog geven? Drie maanden, een stief half jaar? Of zou hij zelfs de wereldkampioenschappen voetbal van volgend jaar nog mogen beleven? Bij kanker was een jaar al heel wat tegenwoordig. Onze Geurt kende uit zijn nabije omgeving zat voorbeelden van bekenden en vage kennissen die na de eerste diagnose al binnen drie maanden het tijdige voor het eeuwige hadden verwisseld. Pfff, drie maanden, dat was écht kort.
Eens even denken… Dan had onze Geurt met een beetje goede wil nog net een jaarwisseling te gaan... En het traditionele etentje voor de kerst met de vrienden, natuurlijk. Nou, kom op Geurt, niet meteen zo wanhopen! Met een mengeling van moedwillige hoop en bange verwachting keek onze Geurt naar de huisarts. Ze rangschikte op haar bureau wat papieren en ging zuchtend zitten. Godzijdank ontnam ze onze Geurt hierdoor het zicht op de prostaat en omstreken. “Mijn excuses dat het zo lang duurde… Er kwam een spoedje tussendoor,” zei mevrouw Hakvoort-Varkensnijder. “Een spoedje, een spoedje,” dacht onze Geurt, “wat was hij dan? Zomaar een niemendalletje?” Toevallig keek hij, onze Geurt, wel de dood in ogen op dit moment! Iets meer respect voor hem, die nu al zolang in het ongewisse bleef, was dus wel op zijn plaats... Huisarts Hakvoort-Varkensnijder bekeek de cijfertjes op een van de papieren die ze voor zich had nog wat nauwgezetter. “De witte bloedlichaampjes zijn wat aan de hoge kant….” zei ze. Ze sprak de zin uit op een dragende, welhaast plechtige toon en keek er verdacht ernstig bij. “Daar had je het al. Ik kan wel inpakken,” dacht Geurt.
“Maar,” vervolgde de huisarts na een korte stilte, “het ziet er op zich allemaal niet
verontrustend uit. Nee, verder zijn de bloedwaarden eigenlijk wel goed,” analyseerde ze. “Het cholesterol ligt iets boven de 5, maar ach, dat kan er wel mee door... Suiker is iets aan de hoge kant, Ph-waarde is dik in orde. Nee, aan het bloed zie ik eigenlijk helemaal niets dat ergens op duidt.” De huisarts pakte een ander velletje. “U heeft vanochtend ook urine ingeleverd hè?” Onze Geurt knikte instemmend. “Ik zal zo voor even vragen of ze de uitslagen al hebben… Maar toch wil ik u eerst even onderzoeken. Maar dan moeten we even
naar de onderzoekskamer… Hier in deze kamer kan iedereen zo naar binnen kijken… U bent wel wat jong, nog maar net 50 immers, maar ik wil toch even naar uw prostaat kijken….” Pfff, tja, daar had je het al! Zijn gevoel bedroog hem niet, het was gewoon die verdomde prostaat. Onze Geurt keek zijn huisarts nog eens onderzoekend aan. Nee, met haar vinger was voor dit doel echt niks mis… Je zou, dacht Geurt, als man toch een huisarts hebben van het boerenland… Met klauwen als kolenschoppen en dikke lange vingers… Zou daar bij de studie geneeskunde aandacht aan besteed worden? Met zo’n arts van de boer, daar was je als man met plasklachten dan toch maar mooi klaar mee. Enfin, de lange slanke vingers van huisarts HakvoortVarkensnijder mochten geen problemen opleveren voor een soepele penetratie van het royale zitvlak van onze Geurt. Sterker, huisarts Hakvoort-Varkensnijder was op de keeper beschouwd beslist geen onaantrekkelijke vrouw. De wijd vallende trui die ze droeg, ontnam een beetje het zich op haar vormen, maar ze had voorwaar een ietwat erotiserende uitstraling. Lief gezicht, fijne stem. Hoorde hij een zachte G? Wel viel het onze Geurt nu op dat haar nek wat lang was uitgevallen. Maar goed, je kon niet alles hebben. En per slot van rekening hoefde ze niet met haar hoofd naar binnen om poolshoogte van de staat en aard van Geurts prostaat te nemen. De huisarts stond op. Het was beslist een lange vrouw met een goed stel benen. Hoe oud zou ze eigenlijk zijn? Onze Geurt taxeerde haar in de gauwigheid op net boven de veertig. “Volgt u mij maar even naar de onderzoekskamer,” zei ze nu. Het uur van de waarheid was voor onze Geurt aanstaande. Gewoon verder niet nadenken, alle gedachten uitschakelen en doen wat ze zegt, prentte hij zichzelf in. Onderwijl stelde hij in één adem vast, terwijl hij achter haar aan liep, dat hij een huisarts met een stel goed
gevormde malse billen had. De treurige werkelijkheid was echter dat niet huisarts Hakvoort-Varkensnijder maar hij, onze Geurt, binnen een paar minuten met de billen bloot moest. “Gaat u maar even op uw linkerzij liggen, broek iets naar beneden en uw knieën flink hoog opgetrokken,” zei ze dan ook even later. Onze Geurt deed wat hem gezegd werd. Hij zag voordat hij zijn gezicht naar de wand keerde nog net dat de huisarts haar ranke rechterhand in een latex handschoentje wurmde. “Kunt u uw knieën nog iets verder optrekken?” vroeg ze. Ja, dat kon onze Geurt, en soms verbaasde hij zich toch nog over zijn eigen lenigheid. Ook stond hij te kijken, of liever gezegd lag hij te kijken, van zijn eigen ontspannenheid op dit fatale moment. Onze Geurt was volkomen ontspannen. Huisarts Hakvoort-Varkensnijder penetreerde hem soepeltjes en zonder mankeren. Zou ze haar middelvinger gebruiken? Hij kon wel voelen dat ze behoorlijk diep ging. De huisarts bewoog haar vingertop wat heen en weer ter hoogte van Geurts scrotum. Luttele seconden later trok ze haar vinger terug en werd de onderzoekskamer gevuld door een onmiskenbare strontlucht. “Goed. Klaar. U kunt zich weer omdraaien,” zei ze. Onze Geurt zag nog net hoe ze het handschoentje in een pedaalemmer deponeerde. “Nou. De prostaat is wel wat vergroot….” Zie je wel! Daar had je het gedonder in de glazen al. Onze Geurt zou het niet lang meer maken… De huisarts vervolgde: “maar dat is wel redelijk normaal, gezien uw leeftijd. Ik zie geen reden om daar verder onderzoek naar te doen. Gaat u maar even terug naar de spreekkamer. Dan zal ik voor even vragen of de uitslag van uw urine binnen is.” De huisarts beende weg, onze Geurt trok zijn broek op en kuierde een beetje verdoofd terug naar de spreekkamer. Een confuus soort ontspannenheid doortrok zijn lichaam. Er was geen reden om te veronderstellen dat zijn prostaat hem op
korte termijn fataal zou worden, maar wat was het dan wel? Zoals zijn urine stonk, dat was kon toch nooit normaal zijn? En dan die kleur alsof het roestwater was wat hij plaste… Even kruiste Geurts blik onwillekeurig de ogen op de anatomische poster. Het leek net of de man zonder huid nu wat spottend triomfantelijk naar hem keek…. Ah, daar kwam de huisarts al weer aan met haar kittige stapjes en haar lange benen. Terwijl ze ging zitten, nam ze het woord. “Uw urinewaarden zijn eigen heel duidelijk… Een beetje vreemd dat uw bloedwaarden zo goed waren, maar uw urine wijst op een fikse blaasontsteking. U zei toch dat u heel vaak moest plassen?” Onze Geurt knikte. “Blaasontsteking zegt u? Maar dat voel je toch? Ik heb helemaal nergens last van verder…. En die rare kleur dan?” Huisarts Hakvoort-Varkensnijder wreef een haarlokje van haar voorhoofd. “Sommige mensen hebben heel lang blaasontsteking zonder dat ze er iets van merken. Als ik u zo hoor denk ik dat u er al heel lang mee rondloopt. Ik zal u een antibioticumkuur voorschrijven. Die moet u wel helemaal afmaken. Wat die kleur en die geur betreft, dat kan er wel bijhoren. Maar drinkt u wel genoeg? U moet echt elke dag twee liter water drinken. Voor de zekerheid wil ik u over drie weken nog even terugzien. Dan moet u ook weer even opnieuw ochtendurine meenemen. Bij de balie ligt zo het recept voor u klaar. Dat kunt u zo hiernaast bij de apotheek inleveren…..” Toen onze Geurt de spreekkamer verliet, banjerde hij met gezwinde spoed naar het toilet in de wachtkamer. Hij moest ineens enorm nodig.