ONTWERP Projectbesluit ex artikel 3.10 van de Wet ruimtelijke ordening PROJECTBESLUIT EX ARTIKEL 3.10 Wet ruimtelijke ordening Werkzaamheden: Realisatie van de ‘nieuwe Rozenhoek: 18 starterswoningen, een zorgcentrum met 24 zorgkamers en circa 400 m2 bvo voor een zorgfunctie Locatie: Het gebied van de huidige Rozenhoek, begrensd door de Ds. Van Couwenhovelaan, de Laan der Vrijheid en de Pastoor Canniuslaan in Bergschenhoek Aanvrager: Stichting 3B-Wonen Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lansingerland: Gelet op het feit dat de realisatie van de „nieuwe Rozenhoek‟ in strijd is met de op de onderhavige locatie geldende bestemmingen 'Woondoeleinden, gestapelde woningen‟, Tuin en/of open erf‟ en „Verblijfsdoeleinden, auto‟s toegestaan' uit het bestemmingsplan 'Oosthoeck' van de gemeente Lansingerland; Gelet op artikel 3.10 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening, waarin is bepaald dat de gemeenteraad ten behoeve van de verwezenlijking van een project van gemeentelijk belang een projectbesluit kan nemen; Gelet op artikel 3.10 lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening, waarin is bepaald dat het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat; Gelet op artikel 3.10 lid 4 van de Wet ruimtelijke ordening, waarin is bepaald dat de gemeenteraad de bevoegdheid tot het nemen van een projectbesluit kan delegeren aan burgemeester en wethouders; Gelet op artikel 6.12 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening, waarin is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen; Gelet op artikel 6.12 lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening, waarin is bepaald dat de gemeenteraad af kan wijken van artikel 6.12 lid 1 indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het projectbesluit begrepen gronden anderszins is verzekerd; Gelet op het feit dat het projectbesluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat doordat het projectbesluit vergezeld gaat van het rapport "Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek" van 5 juli 2011; Gelet op het raadsbesluit van 23 april 2009 waarin de bevoegdheid tot het nemen van een projectbesluit als bedoeld in artikel 3.10, vierde lid van de Wet ruimtelijke ordening is gedelegeerd aan het college van burgemeester en wethouders; Gelet op het feit dat voor het verhaal van kosten van de grondexploitatie een zogenaamde anterieure overeenkomst is gesloten; Gelet op het feit dat het ontwerpprojectbesluit, de ontwerpbouwvergunning en de ruimtelijke onderbouwing met bijbehorende stukken hiervoor gedurende zes weken voor een ieder ter inzage hebben gelegen; Gelet op het feit dat er geen zienswijzen zijn ingediend / de zienswijzen opgenomen en weerlegd zijn in de bij dit besluit behorende ‘Nota zienswijzen projectbesluit Rozenhoek’; Met inachtneming van de bevoegdheid als bedoeld in artikelen 3.10 en 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening in combinatie met het Besluit ruimtelijke ordening;
BESLUIT: 1. Het projectbesluit “Rozenhoek” met identificatienummer NL.IMRO.1621.BP0042P01-VAST te nemen voor de realisatie van de „nieuwe Rozenhoek‟ in Bergschenhoek. 2. Geen exploitatieplan vast te stellen.
Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders van Lansingerland in de openbare vergadering van .. …… 2012,
drs. ing. Ad Eijkenaar secretaris
Ewald van Vliet burgemeester
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek
25 oktober 2011
Ontwerp
Gemeente Lansingerland Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek
Ontwerp
INHOUD: -
TOELICHTING VERBEELDING
Identificatiecode:NL.IMRO.1621.BP0042P01-ONTW Werknummer: 162100.15612.00 Datum: 25 oktober 2011
Adviesbureau RBOI-Rotterdam bv
Gemeente Lansingerland Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling
Inhoud 1. Inleiding 1.1. 1.2. 1.3. 1.4.
blz. 3
Aanleiding van het projectbesluit Ligging van het projectgebied Geldende planologische regeling Leeswijzer
2. Beleidskader 2.1. 2.2. 2.3. 2.4.
Rijksbeleid Provinciaal en regionaal beleid Gemeentelijk beleid Conclusie
3. Projectbeschrijving 3.1. 3.2.
Huidige situatie Toekomstige situatie
4. Het project en de invloed op de omgeving 4.1. 4.2.
Inleiding Verkeer en parkeren 4.2.1. Verkeer 4.2.2. Parkeren 4.3. Wegverkeerslawaai 4.4. Geluid Rotterdam The Hague Airport 4.5. Luchtkwaliteit 4.6. Bedrijven en milieuhinder 4.7. Externe veiligheid 4.8. Kabels en leidingen 4.9. Bezonningsonderzoek 4.10. Bodem- en grondwaterkwaliteit 4.10.1. Bodem 4.10.2. Water 4.11. Ecologie 4.12. Archeologie
5. Uitvoerbaarheid 5.1. 5.2.
Economische uitvoerbaarheid Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
3 3 3 5 7 7 7 9 9 11 11 11 15 15 15 15 18 19 22 22 24 24 27 27 28 28 29 31 35 37 37 37
1
Bijlagen: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Gebied parkeertelling omgeving Rozenhoek, gemeente Lansingerland, juni 2010. Geluidscontouren N209 ter hoogte van Rozenhoek, RBOI-Rotterdam bv, 2009. Akoestisch onderzoek, SRM I, RBOI-Rotterdam bv, november 2010. Bezonningsstudie, Klunder Architecten, december 2010. Verkennend milieukundig bodemonderzoek, VanderHelm Milieubeheer B.V., juli 2010. Resultaten vleermuisonderzoek Bergschenhoek, IDDS, juli 2011. Verantwoording groepsrisico, RBOI-Rotterdam bv, juni 2011. Nota inspraak- en overlegreacties en staat van wijzigingen, juni 2011. Overlegreacties, brieven. Staat van wijzigingen 25 oktober 2011.
VERBEELDING
2
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
TOELICHTING
1. Inleiding
1.1. Aanleiding van het projectbesluit Op de hoek Laan der Vrijheid en Ds. van Couwenhovelaan in Bergschenhoek herontwikkelt woningcorporatie 3B Wonen de 'Rozenhoek'. De bouwaanvraag voor de nieuwe Rozenhoek (30 september 2010) gaat uit van de realisatie van 18 starterswoningen, een zorgcentrum met 24 zorgkamers en circa 400 m² bvo voor een 'andere gezondheidsfunctie'. De definitie van 'andere gezondheidsfunctie' is: gezondheidszorg voor niet-aan-bed-gebonden patiënten. Gedacht kan worden aan behandelruimten voor een tandarts, fysiopraktijk en/of huisarts(en). Binnen het genoemde oppervlak kunnen maximaal acht behandelruimten worden gerealiseerd. De beoogde ontwikkeling past niet binnen de vigerende bestemmingsplanregeling. Om een bouwvergunning te kunnen verstrekken is zodoende de voorliggende ruimtelijke onderbouwing opgesteld. Het project zal uiteindelijk juridisch-planologisch worden verankerd in een bestemmingsplan.
1.2. Ligging van het projectgebied Het projectgebied ligt in het oostelijk gedeelte van de woonkern Bergschenhoek in de gemeente Lansingerland. Het gebied wordt ontsloten door de wegen Laan der Vrijheid, Pastoor Canniuslaan en Ds. van Couwenhovelaan. De ligging van het projectgebied is weergegeven in figuur 1.1 (en de verbeelding behorende bij deze ruimtelijke onderbouwing).
1.3. Geldende planologische regeling Het projectgebied maakt deel uit van het vigerend bestemmingsplan 'Oosthoeck' (vastgesteld door gemeenteraad op 6 april 2004 en goedgekeurd door GS op 29 juni 2004). De bestaande 24 seniorenwoningen hebben de bestemming 'Woondoeleinden, gestapelde woningen'. Voor het overige projectgebied gelden de bestemmingen 'Tuin en/of open erf' en 'Verblijfsdoeleinden, auto's toegestaan'. Ter plaatse van het projectgebied geldt een wijzigingsbevoegdheid, waarmee de gronden gelegen binnen de aanduiding 'grens wijzigingsbevoegdheid 5' gewijzigd kunnen worden naar een beperkt aantal bestemmingen ten behoeve van woonvormen voor ouderen al dan niet in combinatie met zorgfuncties. Aan de wijzigingsbevoegheid zijn ook een aantal voorwaarden verbonden. De beoogde ontwikkeling wijkt alleen qua woonvorm en de parkeernorm af van de wijzigingsbevoegdheid waardoor er geen gebruikgemaakt kan worden van deze bevoegdheid.
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
3
Inleiding
De gemeente heeft aangegeven middels een projectbesluit medewerking te verlenen aan de beoogde ontwikkeling. Het voorliggende rapport omvat de bijbehorende ruimtelijke onderbouwing.
1.4. Leeswijzer De beoogde ontwikkeling wordt in hoofdstuk 2 getoetst aan het vigerend rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 3 van deze ruimtelijke onderbouwing worden de huidige en de toekomstige situatie van het projectgebied beschreven. Daarbij wordt getoetst of het plan stedenbouwkundig past in haar omgeving. Hoofdstuk 4 gaat in op de toetsing van het project aan de relevante milieuaspecten. In hoofdstuk 5 wordt ten slotte de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het project behandeld.
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
5
Inleiding
6
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
2. Beleidskader
Het project dient getoetst te worden aan het vigerend rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid. Hieronder is dit beleid nader beschreven.
2.1. Rijksbeleid Nota Ruimte (2006) In deze nota worden vier algemene doelen geformuleerd: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid. Meer specifiek voor steden en netwerken staan de volgende beleidsdoelen centraal: ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra, versterking van de economische kerngebieden, verbetering van de bereikbaarheid, verbetering van de leefbaarheid en sociaaleconomische positie van steden, bereikbare en toegankelijke recreatievoorzieningen in en rond de steden, behoud en versterking van de variatie tussen stad en land, afstemming van verstedelijking en economie met de waterhuishouding en waarborging van milieukwaliteit en veiligheid. De Nota Ruimte gaat meer dan voorheen uit van het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. Gebiedsgerichte, integrale ontwikkeling waarin alle betrokkenen participeren wordt ondersteund. Hiermee wordt meer verantwoordelijkheid gelegd bij de provincie en gemeenten om te sturen in de ruimtelijke ordening.
2.2. Provinciaal en regionaal beleid Provinciale Structuurvisie (2010) De provincie heeft een integrale structuurvisie voor de ruimtelijke ordening in Zuid-Holland ontwikkeld. De nieuwe Structuurvisie vervangt de vier streekplannen en de Nota Regels voor Ruimte. In deze Visie op Zuid-Holland beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De structuurvisie geeft de visie tot 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie en een doorkijk naar 2040. De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
7
Beleidskader
Visie op Zuid-Holland is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk: aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel; duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie; divers en samenhangend stedelijk netwerk; vitaal, divers en aantrekkelijk landschap; stad en land verbonden. Intensief benutten, meervoudig ruimtegebruik, herstructurering en transformatie De provincie Zuid-Holland wil dat voor alle stedelijke ontwikkelingen het principe geldt: eerst intensiveren van bestaand gebruik, vervolgens nagaan of door herstructureren de beschikbare ruimte in het bestaand bebouwd gebied beter benut kan worden en pas dan uitbreiden. Intensiveren betekent in de praktijk vaak het combineren van verschillende functies. Dit kan door stapeling of bestaande bebouwing voor meerdere functies geschikt te maken. Verordening Ruimte (2010) In samenhang met de structuurvisie is de Verordening Ruimte opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het volgende is relevant voor het projectbesluit. Artikel 2 Contouren Om het stedelijk netwerk te versterken kiest de provincie het uitgangspunt om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Om dit te bereiken zijn het stedelijk netwerk en alle daarbuiten gelegen kernen in Zuid-Holland voorzien van bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. De bebouwingscontouren zijn strak getrokken om het bestaand stedelijk gebied en kernen, rekening houdend met de al vastgelegde streekplangrenzen en plannen waar de provincie al mee heeft ingestemd. Verstedelijking buiten deze bebouwingscontouren is in principe niet toegestaan. Het projectgebied ligt binnen deze contour. Woonvisie stadsregio Rotterdam (2003) De Woonvisie van de stadsregio Rotterdam is de basis voor het ontwikkelen van ideeën en visies omtrent wonen. De Woonvisie is een inspiratiebron voor gemeenten en corporaties. De centrale opgave van de woonvisie is het werken aan een passende, vitale en gevarieerde woningvoorraad. De volgende vier pijlers zijn uitgangspunt van de regionale woonvisie. Verbeteren leefbaarheid: Stedelijke vernieuwing biedt de kans om een antwoord te vinden op leefbaarheidsproblemen. De investeringen in het wonen die gepaard gaan met de stedelijke vernieuwing moeten zo worden ingezet dat zij hieraan optimaal bijdragen. Verbeteren van het imago: Er is het afgelopen decennium veel geïnvesteerd in het verbeteren van het imago van de stadsregio. Dat begint zijn vruchten af te werpen maar moet krachtig worden doorgezet. Versterken van de economische vitaliteit: Het woonbeleid wordt ingezet als middel om de economische vitaliteit van de regio te versterken. Verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit: Om de regio, meer dan tot nu toe het geval is, tot een aantrekkelijk woon-, werk- en leefgebied te maken, is het nodig te investeren in het versterken van de ruimtelijke kwaliteit. Het wonen moet hieraan een belangrijke bijdrage leveren, onder andere door het vernieuwen van historische kernen, door het wonen aan het water beter mogelijk te maken en door knooppunten te ontwikkelen tot dynamische en gevarieerde stukken stad.
8
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
Beleidskader
2.3. Gemeentelijk beleid Structuurvisie Lansingerland (2010) Met de Structuurvisie Lansingerland wil de gemeente sturing geven aan 'aantrekkelijk wonen, werken, recreëren en leven'. De gemeente Lansingerland zet onder meer in op aantrekkelijk suburbaan wonen in een leefbare en zorgzame omgeving met een eigen identiteit. Het plangebied maakt onderdeel uit van het bestaand stedelijk gebied. Hier staat kwaliteitsverbetering en beheer van het suburbane woon- en leefklimaat in de voorop. Met 'zorgzame wijken' wil Lansingerland wijken bieden met een passend aanbod van woningen, voorzieningen, activiteiten en diensten die erop gericht zijn ervoor te zorgen dat iedereen zo lang mogelijk zelfstandig in een eigen huis of leefomgeving kan blijven wonen. Een compleet aanbod van goed bereikbare voorzieningen is hierbij uitgangspunt. Kwaliteitsverbetering van openbaar groen met voldoende speelplaatsen en voldoende parkeerplaatsen verdient ook extra aandacht. Het speelvoorzieningenbeleid wordt verder uitgewerkt in locaties en projecten. Woonvisie gemeente Lansingerland 2009-2013 (2009) De gemeente Lansingerland wil samen met haar partners bouwen aan een groene en duurzame leefomgeving, waar alle inwoners veilig en prettig kunnen wonen, werken en recreëren, met een gevarieerd woningaanbod, passend bij de sociale en demografische opbouw van de samenleving, rekening houdend met historische en culturele waarden. Het beleid van de gemeente Lansingerland is er vooral op gericht om waar nodig de werking van de lokale woningmarkt te verbeteren. De aandacht gaat daarbij vooral uit naar huishoudens die niet of in onvoldoende mate zelfstandig in goede en betaalbare huisvesting kunnen voorzien. Dat betreft met name de ouderen en de starters op de woningmarkt. Een groot deel van de woningvoorraad moet geschikt zijn om ouderen en mensen met functiebeperkingen zo lang mogelijk zelfstandig te laten wonen. Daarnaast is er sprake van een toenemende behoefte aan beschermd, verzorgd en gewoon wonen. Koopstarters willen over het algemeen een goedkope en kleine woning. De gemeente wil deze wensen honoreren omdat zij de jongeren wil behouden ten behoeve van de levendigheid in de wijk en het draagvlak voor voorzieningen. Een ander beleidsvoornemen heeft betrekking op het aspect duurzaamheid. Hierbij is als uitvoeringsmaatregel opgenomen dat de woningbouwvereniging 3B Wonen (de initiator van het project) in 2009 een milieubeleidsplan opstelt.
2.4. Conclusie In de verschillende beleidskaders wordt aangegeven dat de bouwopgave voor een groot deel gerealiseerd dient te worden door verdichting op bestaande en nieuw te bouwen locaties. Uitgangspunt hierbij is enerzijds dat de stedelijke functies hierin een plaats dienen te krijgen. Anderzijds moet zoveel mogelijk tegemoetgekomen worden aan de woonwensen van starters en mensen met een zorgvraag. De voorgenomen (her)ontwikkeling past binnen deze beleidskaders. Op basis van de afspraak met 3B Wonen uit de 'Woonvisie gemeente Lansingerland 20092013' heeft 3B Wonen een milieubeleidsplan opgesteld voor haar bestaande bezit. Voor de nieuwbouwprojecten is geen milieubeleidsplan opgesteld, omdat deze al een energielabel A hebben doordat voldaan wordt aan de EPC van 0,8 (of 0,6 per 1-1-2011). Wel wordt er per project onderzocht welke specifieke duurzame maatregelen kunnen worden toegepast. Voor de Rozenhoek zijn deze maatregelen beschreven in paragraaf 3.2 'Toekomstige situatie' onder het kopje 'Duurzaamheid'.
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
9
Beleidskader
* De weergegeven bomen in de nieuwe situatie zijn indicatief.
Figuur 2.1 Bestaande situatie (boven) en nieuwe situatie (onder)
10
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
3. Projectbeschrijving
3.1. Huidige situatie Het projectgebied bestaat uit 24 gedateerde seniorenwoningen op de hoek Laan der Vrijheid en Ds. van Couwenhovelaan in Bergschenhoek. Deze bestaande seniorenwoningen zijn niet meer van deze tijd.
3.2. Toekomstige situatie Studie ontwikkeling Rozenhoek Voor de locatie 'Rozenhoek' is in eerste aanleg de mogelijkheid onderzocht of de bestaande bebouwing van de 24 seniorenwoningen door middel van renovatie geschikt kon worden gemaakt voor het huisvesten van starters in huur en zo mogelijk koop. De gezondheidszorgfuncties zouden dan in een nieuw aan te bouwen vleugel aan de Pastoor Canniuslaan worden ondergebracht. Uit dit onderzoek is gebleken dat de kosten van renovatie nagenoeg gelijk zijn aan de kosten van sloop en nieuwbouw, terwijl bij renovatie er niet voldaan kan worden aan de huidige regelgeving met betrekking tot koudebruggen, thermische isolatie, geluidsisolatie en bouwhoogten van de binnenruimten. Ook stedenbouwkundig leidt sanering niet tot een aanvaardbaar bouwplan. Op basis hiervan is besloten uit te gaan van sloop van de huidige bebouwing en het ontwikkelen van een nieuw plan, bestaande uit 18 starterswoningen, een zorgcentrum met 24 zorgkamers en circa 400 m² bvo voor een 'andere gezondheidszorgfunctie'. Functie nieuwe Rozenhoek De 24 bestaande seniorenwoningen zullen gesloopt worden. Woningcorporatie 3B Wonen heeft het voornemen hier 18 starterswoningen (9 koop- en 9 huurwoningen), een zorgcentrum met 24 zorgkamers en circa 400 m² bvo voor een 'andere gezondheidsfunctie' terug te bouwen. De definitie van 'andere gezondheidsfunctie' is: gezondheidszorg voor niet-aan-bedgebonden patiënten. Gedacht kan worden aan behandelruimten voor een tandarts, fysiopraktijk en/of huisarts(en). Binnen het genoemde oppervlak kunnen maximaal acht behandelruimten worden gerealiseerd. Situering, vorm en indeling nieuwe Rozenhoek In figuur 2.1 op de vorige pagina is zowel de bestaande als de nieuwe situatie weergegeven. Het definitief ontwerp (Klunder Architecten, d.d. 30 september 2010) dat is ingediend met de bouwaanvraag, wordt in de voorliggende ruimtelijke onderbouwing juridisch-planologisch onderbouwd. Het ontworpen gebouw heeft een U-vorm, waarbij het middengedeelte is georiënteerd op de Laan der Vrijheid. De vleugels zijn georiënteerd op de Ds. van Couwenhovelaan en de Pastoor Canniuslaan. Het ontwerp gaat uit van een gebouw bestaande uit drie bouwlagen met een platte afwerking. De bouwhoogte van het middengedeelte zal 9,87 m
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
11
Projectbeschrijving
bedragen en de vleugels krijgen een bouwhoogte van circa 9,27 m. Deze bouwhoogten zijn vergelijkbaar met de direct omliggende bebouwing. Het zorgcentrum en de gezondheidsfunctie worden gesitueerd in het middengedeelte van het gebouw aan de Laan der Vrijheid. De ruimten voor de gezondheidsfunctie en de dagbesteding van Stichting Sprank worden gevestigd op de begane grond. De eerste en tweede verdieping zijn ingericht voor in totaal 24 zorgkamers van Stichting Sprank. Stichting Sprank (voorheen Dit Koningskind) is een organisatie die zorg, begeleiding en ondersteuning biedt aan mensen met verstandelijke en/of lichamelijke beperkingen. Zij willen mensen in een huiselijke omgeving huisvesten, waarin de zorg 'op bezoek is'. De starterswoningen zijn verdeeld over de oost- en westvleugel, zodat het wonen aansluit op het bestaande wonen van de naastgelegen bebouwing. Zes starterswoningen zijn gelijkvloers ingericht op de begane grond. Twaalf starterswoningen worden in twee lagen uitgevoerd (op de 1e en 2e verdieping), waarvan zes woningen in de westvleugel en zes woningen in de oostvleugel. Alle woningen hebben een individuele entree op de begane grond. Inpassing nieuwe Rozenhoek De rooilijnen van de nieuwe Rozenhoek volgen zoveel als mogelijk de rooilijnen van de bestaande bebouwing, zoals ook is bepaald in de wijzigingsbevoegdheid van het bestemmingsplan. Voor de vleugel aan de Pastoor Canniuslaan komt de rooilijn van de begane grond van de starterswoningen gelijk met de gevellijn van de bestaande bebouwing. Deze ligt op 12,9 m uit de zijgevel van de woning Laan der Vrijheid 82 en ongeveer 1 m terug ten opzichte van de rooilijn in de Verzetstraat. Op de eerste en tweede verdieping is deze maat iets kleiner, tussen de 60 en 70 cm, vanwege de 30 cm overstek van de nieuwe Rozenhoek op de eerste en tweede verdieping. Aan de Laan der Vrijheid is aangesloten op de naastgelegen rijwoningen aan de Laan der Vrijheid 82 en volgende. Vervolgens springt de rooilijn ongeveer halverwege de gevel terug, zodat hij meer aansluit bij de rijwoningen aan de Laan der Vrijheid 30 tot en met 42. Deze inspringing geeft ook speelsheid aan het gebouw door de relatief lange gevel aan de Laan der Vrijheid te onderbreken. Ook de hoogte van de bebouwing is vergelijkbaar met de omliggende bebouwing. Tussen de gebouwdelen zorg en appartementen aan de zijde van de Pastoor Canniuslaan is een visuele knip aangebracht zodat er diversiteit in de gevel ontstaat en er duidelijk twee gebouwen ontstaan. Ook in de gevel aan de Ds. van Couwenhovelaan is een knip terug te zien door de inspringing voor de balkons. De speelsheid in de gevel wordt doorgezet door diversiteit in de gevelkozijnen. Dit komt in het ontwerp terug door een 'knik' in de gevelkozijnen. De eenheid van het gebouw komt weer naar voren door het toepassen van een smalle arcade rondom het gehele gebouw en zoveel als mogelijk een glazen 'plint' aan de voorgevelzijde van het gebouw. Ter vergroting van de levendigheid van het plan worden de keukens van de starterswoningen op de begane grond aan de straatzijde gesitueerd. Daarnaast heeft elke woning de entree op de begane grond. Extra levendigheid is aangebracht op een aantal hoeken. Voor het hoekappartement aan de Pastoor Canniuslaan is een verbijzondering toegepast door een entree aan de zijgevel en een erker op de begane grond te realiseren. Op de hoek van de Laan der Vrijheid en de Pastoor Canniuslaan is de entree van de andere gezondheidszorgfunctie gesitueerd. De entree van Stichting Sprank is ongeveer in het midden van de gevel aan de Laan der Vrijheid geplaatst. Door deze niet samen met de entree van de andere gezondheidszorgfunctie te oriënteren, wordt voorkomen dat een kantooruitstraling van het zorggebouw ontstaat. Tevens kan op de hoek voorzien worden in fietsbeugels nabij de entree zodat deze onder de
12
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
Projectbeschrijving
arcade van de terugspringende begane grond verdieping uit het directe straatzicht en overdekt staan. De appartementen aan de Pastoor Canniuslaan hebben het wonen en terras op de 1e etage aan het binnenhof, waardoor de privacy van omwonenden zo veel mogelijk wordt gewaarborgd. De bewoners van nummer 82 en verder aan de even zijde van de Laan der Vrijheid en de bewoners aan de Marius Richterslaan hebben zo geen last van inkijk in hun achtertuinen. Daarnaast is door de ligging op de 1e etage en de situering ten opzichte van de naastgelegen woningen aan de Pastoor Canniuslaan en de Ds. van Couwenhovelaan de inkijk in die achtertuinen ook tot een minimum beperkt. Dit is tevens gunstig voor de bezonning van het terras, evenals voor de achtertuin van de benedenwoningen. De appartementen aan de Ds. van Couwenhovelaan hebben de terrassen op de 2e etage en aan de zijde van de Ds. van Couwenhovelaan. Dit is gedaan om de inkijk in de achtertuinen van de woningen aan de oneven zijde van de Ds. van Couwenhovelaan te voorkomen. Ten gunste van het behoud van het bestaande groene beeld op de hoek van de Laan der Vrijheid en de Ds. van Couwenhovelaan is de tuin van Stichting Sprank op deze hoek gevestigd. De balkons van de Stichting Sprank zijn vanwege de privacy en bezonning aan de zijde van de Laan der Vrijheid gesitueerd (de toekomstige bewoners van de Stichting Sprank voor de locatie Rozenhoek hebben bij voorkeur geen balkon vol in de zon). Het parkeren is zoveel als mogelijk op het binnenhof van het gebouw om geluids- en verkeershinder te reduceren. Parkeren gebeurt in het midden van het binnenhof, zodat het zicht op de tuinen van de benedenwoningen blijft en het binnenhof een open karakter behoudt. De bestaande bomen op het binnenhof en voor het gebouw aan de Laan der Vrijheid blijven zoveel mogelijk behouden. Voor het bestaande groen dat toch gekapt moet worden, geldt een herplantplicht. Het bestaande parkeren aan de Pastoor Canniuslaan en Ds. van Couwenhovelaan blijft gehandhaafd. Voor extra parkeren wordt voorzien in langsparkeren voor het gebouw aan de Laan der Vrijheid. Hiervoor schuift het trottoir iets op richting het gebouw, zodat voldoende rijruimte overblijft. Het bestaande openbaar groen aan de Laan der Vrijheid blijft zoveel als mogelijk behouden. Ten gunste van de bereikbaarheid en het openbare karakter van het binnenhof wordt een looppad aangelegd vanaf de Pastoor Canniuslaan naar het binnenhof. Zo kunnen omwonenden van het plan ook makkelijk gebruikmaken van deze parkeerplaatsen op het binnenhof. De ontsluiting van de bestaande garageboxen en het parkeerhof vindt plaats via de Ds. van Couwenhovelaan, zoals dat thans ook al het geval is. Ontsluiting via de Pastoor Canniuslaan is niet mogelijk, omdat dan een verkeersgevaarlijke situatie ontstaat, doordat er een ongelijkwaardig kruispunt met de Marius Richterlaan ontstaat en doordat het verkeer dan voorlangs de bestaande en te behouden garageboxen zou gaan. Bovenstaande inpassingaspecten zijn verwerkt in het ontwerp dat 29 juni 2010 een principeakkoord heeft gekregen van Welstand. Duurzaamheid Voor de Rozenhoek wordt naast duurzaam materiaalgebruik voor het gebouw, een gebouwontwerp op basis van 'flexibel bouwen' gehanteerd. Flexibel bouwen heeft tot doel dat de functie van het gebouw in de toekomst kan veranderen indien de huidige gebruiker dit wenst of de gebruiker verandert. Daarnaast wordt tijdens het ontwerpproces rekening gehouden met het beperken van de milieubelastende kringloop van toe te passen materialen. Concreet betekent dit bij de Rozenhoek het volgende:
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
13
Projectbeschrijving
-
bij de bouw worden methodes en materialen toegepast die niet alleen voldoen aan de gestelde eisen, maar die een meerwaarde creëren, nu en in de toekomst. Voorbeeld is dat daar waar mogelijk FSC-hout en beton met puingranulaat wordt toegepast; de bestaande ecologische omgeving wordt zo veel mogelijk benut ten gunste van de locatie. Voorbeeld is het behoud van zo veel mogelijk bestaande bomen. Verder worden er nog een aantal maatregelen genomen die boven de wettelijke EPC (energieprestatiecoëfficiënt) van 0,8 uitgaan: een goede isolatiewaarde van de schil, waardoor de warmtebehoefte van de appartementen en het zorggebouw wordt beperkt; vergaande aandacht voor detaillering (beperking transmissie- en infiltratieverliezen en koudebruggen); toepassing van passieve zonne-energie, optimaal gebruik maken van daglicht en instraling in koudere seizoenen; beperken oververhitting (ter vermijding van koelvraag); toepassen van efficiënte ventilatiesystemen; beperking van leidinglengten voor warm tapwater. Herplantplicht De gemeente heeft een herplantplicht opgelegd. Voor iedere gekapte boom, dienen twee bomen in de (handels)maat 20/25 teruggeplaatst te worden. De herplantplicht moet binnen een jaar na het opleveren van dit project plaatsvinden. De herplant dient in overleg met de groenbeheerder van de gemeente te geschieden.
14
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
4. Het project en de invloed op de omgeving
4.1. Inleiding In het kader van een goede ruimtelijke ordening dienen ruimtelijke ontwikkelingen te worden getoetst aan de vigerende (milieu)regelgeving. Onderstaand komen de volgende aspecten aan de orde: verkeer en parkeren, wegverkeerslawaai, luchtkwaliteit, bedrijven en milieuhinder, externe veiligheid, kabels en leidingen, bodemkwaliteit, ecologie en archeologie. Daarbij wordt eerst een toetsingskader geschetst. Vervolgens wordt gekeken naar de situatie met de nieuwe Rozenhoek. Ten slotte wordt daaruit een conclusie getrokken.
4.2. Verkeer en parkeren 4.2.1. Verkeer Ontsluiting Ontsluiting gemotoriseerd verkeer De ontwikkeling is gelegen in de kern Bergschenhoek en wordt primair ontsloten vanaf de Ds. van Couwenhovelaan en de Laan der Vrijheid. Deze wegen zijn onderdeel van een groot verblijfsgebied binnen de kern met een maximumsnelheid van 30 km/h. De ontsluiting voor autoverkeer wordt verzorgd door het interne wegennet binnen het verblijfsgebied dat aansluit op de gebiedsontsluitingswegen (50 km/h) van de kern Bergschenhoek. De belangrijkste gebiedsontsluitingswegen voor het plangebied zijn de Julianalaan, de Bergweg-Noord, de Berkelseweg en de Oosteindseweg-De Kulck. Deze wegen geven verbinding met het regionale wegennet, met name de provinciale weg N209. De ontwikkeling is binnen circa 2 km ontsloten vanaf de N209. De ontsluiting voor het autoverkeer is derhalve goed. De wegen zijn gecategoriseerd en uitgevoerd conform de richtlijnen van een duurzaam veilige wegenstructuur. De gemeente Lansingerland heeft haar verkeersbeleid vastgelegd in een Mobiliteitsplan. Het Mobiliteitsplan 'Lansingerland beweegt' beschrijft de visie van de gemeente Lansingerland ten aanzien van het verkeer en vervoer op en rond haar grondgebied voor de periode 2008 tot 2020. 1) Ontsluiting fietsverkeer Fietsers kunnen via de Ds. van Couwenhovelaan en de Laan der Vrijheid de hoofdfietsroutes binnen de kern bereiken. Een belangrijke hoofdfietsroute bevindt zich langs de Julianalaan. In het kader van de inrichtingseisen voor een duurzaam veilige verkeersafwikkeling vindt afwikkeling van het fietsverkeer op gebiedsontsluitingswegen via vrijliggende fietspaden plaats. Dit is daarom ook het geval op de Julianalaan. De Bergweg-Noord heeft geen vrijliggende fietspaden. Deze paden zijn, gezien de breedte van het wegprofiel, niet inpasbaar. Bovendien is de Bergweg-Noord niet bedoeld als hoofdfietsroute. Het fietsverkeer dient zoveel mogelijk gebruik te maken van de parallelle 30 km/h-wegenstructuur. Het fietsverkeer 1) Gemeente Lansingerland (2008). Lansingerland beweegt. Visiedocument verkeer en vervoer 2008-2020.
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
15
Het project en de invloed op de omgeving
wordt op de 30 km/h-wegen gemengd met het autoverkeer afgewikkeld. Op de 30 km/hwegen is dit vanuit het oogpunt van een duurzame verkeersveiligheid conform de inrichtingseisen. De ontsluiting voor het fietsverkeer is goed. Ontsluiting openbaar vervoer De ontwikkeling wordt per openbaar vervoer ontsloten door een regionale busverbinding. De dichtstbijzijnde bushaltes liggen aan de Bergweg-Noord, de Dorpsstraat en het Rondom op ongeveer 450 m loop- en fietsafstand van de ontwikkeling. De bushaltes worden zeven dagen per week bediend. De frequentie van de busdiensten is doorgaans hoog (circa 5 keer per uur). De bussen geven verbinding met Rotterdam, Delft, Den Haag, Zoetermeer, Bleiswijk en Berkel en Rodenrijs. In Berkel en Rodenrijs kan worden overgestapt op de RandstadRail (tussen Rotterdam en Den Haag). De ontsluiting van de ontwikkeling is, gezien de korte loopen/of fietsafstand naar de bushaltes en de hoge bedieningsfrequentie van het openbaarvervoer, goed. Bovendien wordt de komende jaren fors geïnvesteerd in nieuwe ov-infrastructuur en materieel (ZoRo-bus, RandstadRail). 1) Verkeersgeneratie De verkeersgeneratie van 18 starterswoningen zal circa 114 mvt/etmaal bedragen, uitgaande van 6,3 mvt/etmaal per woning op basis van publicatie 256 (CROW, 2007). De verkeersgeneratie van de 24 zorgkamers is naar verwachting even groot als de verkeersgeneratie van 24 huurwoningen voor senioren. In de huidige (oude) situatie worden 24 huurwoningen voor senioren opgeheven. De bewoners van de 24 zorgkamers hebben naar verwachting geen auto, terwijl bij seniorenwoningen het autobezit wel aanwezig zal zijn. Daartegenover staat dat de 24 zorgkamers verzorgend personeel kennen met een eigen vekeersgeneratie en eveneens bezoekersverkeer genereren. Verwacht mag worden dat de bestaande verkeersgeneratie wordt vervangen door een nieuwe verkeersgeneratie van vergelijkbare omvang en daarmee de verkeersgeneratie gelijk blijft. De verkeersgeneratie van de 8 behandelkamers in de ruimte 'andere gezondheidsfunctie' bedraagt circa 78 mvt/etmaal, uitgaande van 19,5 mvt/etmaal per 100 m² bvo op basis van publicatie 272 (CROW, 2008). 2) De totale verkeersgeneratie bedraagt dan circa 192 mvt/etmaal (114 mvt/etmaal + 78 mvt/etmaal). De capaciteit van het wegennet is voldoende om deze verkeersstromen te kunnen afwikkelen, zodat infrastructurele ingrepen als gevolg van de ontwikkeling niet noodzakelijk zijn. Verkeersgegevens De verkeersgegevens (in mvt/etmaal), die ten grondslag liggen aan de onderzoeken met betrekking tot wegverkeerslawaai en luchtkwaliteit, staan vermeld in tabel 4.1. De verkeersintensiteiten op de Julianalaan en de Leeuwenhoekweg zijn aangeleverd door de DCMR Milieudienst Rijnmond. De verkeersintensiteiten zijn afkomstig uit de modellen 2009 en 2020 van de RVMK (versie 2.2). De verkeersintensiteiten op de N209 komen uit brongegevens van de provincie Zuid-Holland 3). De verkeersintensiteiten op de 30 km/h-wegen zijn gebaseerd op gemeentelijke tellingen uit 2010. De verkeersstromen van en naar de locatie zullen worden afgewikkeld via het omliggende wegennet. Hierbij is ervan uitgegaan dat 100% via de Ds. van Couwenhovelaan gaat. Van deze 100% verdeelt zich 50% in zuidelijke richting (richting de Bergweg-Noord) en 50% in noordelijke richting over de Laan der Vrijheid, de Pastoor Canniuslaan, de Julianalaan en de Leeuwenhoekweg. De intensiteiten staan weergegeven in tabel 4.1 en zijn afgerond op 100tallen.
1) Gemeente Lansingerland (2008). Lansingerland beweegt. Visiedocument verkeer en vervoer 2008-2020. 2 ) CROW = het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte. 3) RBOI Rotterdam bv (2009). Verbreding N209. Luchtkwaliteitsonderzoek 2009.
16
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
Het project en de invloed op de omgeving
Voor de extrapolatie naar het maatgevende jaar 2020 is voor gezoneerde gebiedsontsluitingswegen uitgegaan van een autonome verkeersgroei van 1,5% per jaar en voor de 30 km/h-wegen is uitgegaan van een autonome groei van 1% per jaar. Op de gebiedsontsluitingswegen zal de groei sterker zijn door de aanwezigheid van niet enkel wijkgebonden verkeer. Op de 30 km/h-wegen zal de groei geringer zijn vanwege de aanwezigheid van alleen buurt- en wijkgebonden verkeer. Tabel 4.1 Overzicht verkeersintensiteiten (mvt/etmaal), afgerond op 100-tallen weg
2009
Julianalaan
2.300
Leeuwenhoekweg
1.200
2010
2020 3.000 1.300
Leeuwenakkerweg (N209)
24.500
Ds. van Couwenhovelaan
700
Pastoor Canniuslaan
400
1.000 500
Laan der Vrijheid
900
1.100
De voertuigverdeling op de Julianalaan, Leeuwenhoekweg en Leeuwenakkerweg is gebaseerd op dezelfde bronnen als hiervoor genoemd. Voor de 30 km/h-wegen is uitgegaan van een standaardvoertuigverdeling voor een buurtverzamelweg. Er is geen reden om aan te nemen dat de daadwerkelijke voertuigverdeling afwijkt van de standaardverdeling. De voertuigverdeling voor de betreffende wegen staan in de onderstaande tabel weergegeven. Tabel 4.2 Voertuigverdeling en wegdekverharding voertuigverdeling Julianalaan periode
lichte mvt
middelzware mvt
zware mvt
gemiddeld uurpercentage
dag
98,72%
0,90%
0,38 %
6,17
avond
99,26%
0,52%
0,22 %
4,85
nacht
97,11%
2,02%
0,87 %
0,82
voertuigverdeling Leeuwenhoekweg periode
lichte mvt
middelzware mvt
zware mvt
gemiddeld uurpercentage
dag
80,06%
9,97%
9,97%
6,41%
avond
85,42%
7,29%
7,29%
3,52%
nacht
71,70%
14,15%
14,15%
1,13%
voertuigverdeling N209 periode
lichte mvt
middelzware mvt
zware mvt
gemiddeld uurpercentage
dag
86,00%
7,00%
7,00%
6,40%
avond
90,00%
5,00%
5,00%
3,70%
nacht
86,00%
7,00%
7,00%
1,00%
voertuigverdeling 30 km/h-wegen (buurtverzamelweg) periode
lichte mvt
middelzware mvt
zware mvt
gemiddeld uurpercentage
dag
94,59%
4,76%
0,65%
6,54%
avond
94,59%
4,76%
0,65%
3,76%
nacht
94,59%
4,76%
0,65%
0,81%
wegdekverharding: Julianalaan
klinkers (keperverband)
Leeuwenhoekweg
asfalt (DAB)
Leeuwenakkerweg (N209)
asfalt (Redufalt)
Ds. van Couwenhovelaan
klinkers (keperverband)
Pastoor Canniuslaan
klinkers (keperverband)
Laan der Vrijheid
klinkers (keperverband)
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
17
Het project en de invloed op de omgeving
Conclusie De ontsluiting van de nieuwe Rozenhoek voor het gemotoriseerd verkeer, langzaam verkeer en openbaar vervoer is, op grond van het bovenstaande, goed. Het aspect verkeer staat de uitvoering van dit plan niet in de weg.
4.2.2. Parkeren Toetsingskader Als parkeernorm hanteert de gemeente de parkeernormen uit de ASVV 2004 1). De parkeernorm voor de starterswoningen (categorie 'goedkope woningen') bedraagt 1,4 parkeerplaats per woning. Voor de Stichting Sprank is de parkeernorm 0,6 parkeerplaats per zorgkamer. Dit is inclusief het aandeel parkeerplaatsen bezoekers en medewerkers Stichting Sprank. Voor de ruimte 'andere gezondheidsfunctie' is de parkeernorm 1,75 per behandelkamer met een minimum van 3 parkeerplaatsen per praktijk. Dit is inclusief het aandeel parkeerplaatsen voor medewerkers. Tot slot moet er ten minste één aangepaste parkeerplaats op minder dan 50 m van de bestemming worden gerealiseerd, die voor mensen met een handicap toegankelijk is. Op basis van deze parkeernormen bedraagt de parkeerbehoefte van 18 starterswoningen 25,2 parkeerplaatsen. Voor de 24 zorgkamers is dit aantal 14,4 parkeerplaatsen. Tot slot zijn er 14 parkeerplaatsen noodzakelijk voor de maximaal 8 te realiseren behandelkamers in de ruimte 'andere gezondheidsfunctie'. De totale parkeerbehoefte in de openbare ruimte bedraagt dus afgerond 54 parkeerplaatsen, waarvan 1 parkeerplaats toegankelijk moet zijn voor mensen met een handicap. In de huidige (oude) situatie zijn er 24 seniorenappartementen. Hiervoor is destijds naar verwachting 0,3 parkeerplaats/woning voor gerekend. In totaal afgerond 7 parkeerplaatsen. Dit aantal kan worden verrekend met het nieuwe aantal benodigde parkeerplaatsen. De totale parkeerbehoefte in openbare ruimte bedraagt 47 extra parkeerplaatsen. Aangezien de verschillende functies in de 'nieuwe Rozenhoek' niet op hetzelfde moment evenveel druk op de beschikbare parkeerplaatsen leggen, is er sprake van dubbelgebruik. In de parkeerbehoefte wordt dan ook een onderscheid gemaakt in de dag- en de avond- en nachtperiode, Hiervoor worden aanwezigheidspercentages aangehouden in de ASVV. Voor de starterswoningen bedraagt dit overdag 60% en 's avonds en 's nachts 100%. Voor de zorgen behandelkamers is dit percentage overdag 100 en 's avonds en 's nachts 30. Tabel 4.3 Parkeerbalans 'nieuwe Rozenhoek' functie
% overdag
% avond/nacht
starterswoningen
18
1,4/woning
25,2
60%
100%
zorgkamers
24
0,6/kamer
14,4
100%
14,4
30%
4,32
1,75/kamer
14,0
100%
14,0
30%
4,2
behandelkamers totaal
aantal
8
norm
100%
53,6 = 54
15,12
43,52 = 44
25,2
33,72 = 34
Onderzoek Om de nog beschikbare parkeerruimte in de omgeving in kaart te brengen heeft de gemeente in 2010 in de omgeving van de Rozenhoek (kaartje met tellinggebied is als bijlage 1 bijgevoegd) vier parkeertellingen gehouden (tussen 7 en 16 juni 2010). Daarbij is ook gekeken naar zowel de behoefte overdag als die in de avond- en nachtperiode. Er zijn dan ook in deze perioden verschillende tellingen gehouden.
1) ASVV 2004, Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom (CROW, 2004).
18
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
Het project en de invloed op de omgeving
Overdag bleken er ruim voldoende parkeerplaatsen in de directe omgeving van de Rozenhoek vrij te zijn. Dit zijn er meer dan nodig is voor de opvang van de meer daggebonden activiteiten in het nieuwe gebouw, te weten de behandel- en zorgkamers. Uit de tellingen bleek dat in de directe omgeving van het gebouw Rozenhoek op het drukste moment in de nachtelijke uren (10 juni 2010 tussen 5:45 en 6:00 uur) 10 plaatsen vrij waren. Conclusie Op basis van de telling blijken er overdag meer dan genoeg parkeerplaatsen in de omgeving van de Rozenhoek vrij te zijn. In de avond- en nachtperiode blijken er 10 parkeerplaatsen in de directe omgeving van de Rozenhoek vrij te zijn. Daarnaast worden er 37 parkeerplaatsen nieuw aangelegd. Afgezet tegen de parkeerbehoefte van 34 parkeerplaatsen die de nieuwe Rozenhoek in de nachtelijke uren met zich meebrengt, is de conclusie dat er voldoende parkeerplaatsen zijn voor de realisering van het project de 'nieuwe Rozenhoek'.
4.3. Wegverkeerslawaai Wegverkeerslawaai Het vigerende beleid met betrekking tot wegverkeerslawaai is vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh), ministeriële besluiten en jurisprudentie en in artikel 3.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Een toelichting hierop komt in deze paragraaf aan de orde, toegespitst op de situatie in dit ruimtelijke plan. Geluidszones langs wegen Langs alle wegen bevinden zich ingevolge de Wgh geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/h-wegen. Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. De breedte van een geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (binnen- of buitenstedelijk). De geluidszone ligt aan weerszijden van de weg, gemeten vanuit de kant van de weg. Onder stedelijk gebied wordt verstaan 'het gebied binnen de bebouwde kom, doch met uitzondering van het gebied binnen de bebouwde kom, voor zover liggend binnen de zone van een autoweg of autosnelweg als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens' (artikel 1 Wgh). De zonebreedte is afhankelijk van een binnen- of buitenstedelijke ligging van de weg en het aantal rijstroken van de weg en wordt gemeten uit de kant van de weg. Normstelling Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde. Voor zogenaamde nieuwe situaties (nieuwe wegen of nieuwe woningen) bedraagt deze 48 dB. Deze voorkeursgrenswaarde mag in principe bij nieuwe situaties niet worden overschreden. Indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde wel wordt overschreden, zijn maatregelen noodzakelijk, gericht op het verminderen van de geluidsbelasting aan de gevel. Onderscheid wordt gemaakt in maatregelen aan de bron (bijvoorbeeld geluidsreducerend asfalt), maatregelen in het overdrachtsgebied (bijvoorbeeld geluidsschermen) en maatregelen aan de geluidsontvanger (bijvoorbeeld geluidsdove gevels of dubbele gevels). Zijn deze maatregelen onvoldoende doeltreffend, dan wel ontmoeten deze maatregelen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard, dan kan onder bepaalde voorwaarden een verzoek tot vaststelling van (een) hogere waarde(n) worden ingediend bij het bevoegd gezag. Deze hogere
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
19
Het project en de invloed op de omgeving
grenswaarde mag, afhankelijk van de situatie, een bepaalde waarde niet te boven gaan (uiterste grenswaarde). Indien de uiterste grenswaarde wordt overschreden en maatregelen ter reductie van de geluidsbelasting aan de bron of in het overdrachtsgebied niet mogelijk of doeltreffend zijn, dienen maatregelen aan de zijde van de geluidsontvanger te worden genomen, zodat geen sprake meer is van een geluidsgevoelige gevel (bijvoorbeeld door het toepassen van een dove gevel). Daarnaast dient altijd de wettelijke binnenwaarde te worden gegarandeerd, conform het bouwbesluit. Het kan daarvoor noodzakelijk zijn dat geluidsisolerende gevelmaatregelen worden genomen. In het kader van de ruimtelijke procedures komen echter alleen de maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied aan de orde. De gevelmaatregelen komen pas aan de orde in het kader van de daadwerkelijke realisatie van de ontwikkeling. Hieraan wordt bijvoorbeeld getoetst bij een bouwaanvraag. Dosismaat De geluidsbelasting wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L dayevening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal. Aftrek ex artikel 110g Wet geluidhinder Krachtens artikel 110g Wgh mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Voor wegen met een lagere snelheid dan 70 km/h geldt een aftrek van 5 dB. Voor snelheden van 70 km/h en hoger geldt een aftrek van 2 dB. Deze aftrek is, tenzij anders vermeldt, toegepast. 30 km/h-wegen Rondom het plangebied liggen een aantal 30 km/h-wegen. Formeel zijn 30 km/h-wegen op basis van de Wgh niet-gezoneerd. Vanwege jurisprudentie dient echter in het kader van een goede ruimtelijke ordening aannemelijk te worden gemaakt dat sprake is van een aanvaardbaar geluidsniveau. Voor de beoordeling van de geluidsbelasting van niet-gezoneerde wegen (30 km/h) wordt gebruikgemaakt van de classificering van de kwaliteit van de akoestische omgeving in een milieukwaliteitmaat volgens de 'methode Miedema'. Hierin wordt de geluidsbelasting geclassificeerd en beoordeeld op basis van klassen van 5 dB. Omdat de Wgh niet van toepassing is, wordt in principe bij de berekening van de geluidsbelasting geen correctie ex artikel 110g Wgh toegepast. Tabel 4.4 Lden classificering milieukwaliteit volgens de methode Miedema geluidsklasse
beoordeling
< 50 dB
goed
50-54 dB
redelijk
55-59 dB
matig
60-64 dB
tamelijk slecht
65-69 dB
slecht
≥ 70 dB
zeer slecht
Rekenmethodiek en invoergegevens Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd volgens Standaard Rekenmethode I (SRM I) conform het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 (RMG 2006). Voor de berekeningen is voor de betreffende wegen uitgegaan van de verkeersgegevens zoals weergegeven in tabel 4.1. Om een representatief beeld te krijgen van de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van de omliggende straten, is de geluidsbelasting berekend op een hoogte van 1,5, 4,5 en 7,5 m
20
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
Het project en de invloed op de omgeving
ten opzichte van het maaiveld. Deze waarneemhoogten zijn gebaseerd op de hoogte van de woningen (3 bouwlagen). Bovendien wordt in de SRM I-berekening rekening gehouden met de objectfractie en de verhardingsbreedte. De objectfractie is de weerkaatsing van geluid door nabijgelegen gebouwen. De verhardingsbreedte wordt berekend vanaf de wegas tot de gevel. Beide uitgangspunten zijn van belang voor het berekenen van de geluidsbelasting aan de gevel en staan weergegeven in de SRM I-berekeningen. De berekeningen zijn opgenomen in bijlage 3. Resultaten gezoneerde wegen De ontwikkeling is gelegen binnen de geluidszone van de Julianalaan, de Leeuwenhoekweg en de Leeuwenakkerweg (N209). De Julianalaan heeft een binnenstedelijke ligging, 2 rijstroken en derhalve een geluidszone van 200 m. De Leeuwenhoekweg en de Leeuwenakkerweg (N209) hebben een buitenstedelijke ligging, 1-2 rijstroken en derhalve een geluidszone van 250 m. Binnen en rond het plangebied zijn daarnaast 30 km/h-wegen aanwezig die op basis van hun snelheidsregime zijn gedezoneerd. De Julianalaan kent een maximumsnelheid van 50 km/h en een geluidzone van 200 m. De geluidsbelasting op de dichtstbijzijnde gevel van de ontwikkeling, welke op circa 100 m afstand van de Julianalaan ligt, bedraagt maximaal 48 dB. Hier is geen sprake van overschrijding van de voorkeursgrenswaarde (48 dB). De Leeuwenhoekweg heeft een maximumsnelheid van 60 km/h en een geluidszone van 250 m. De geluidsbelasting op de dichtstbijzijnde gevel van de ontwikkeling, welke op circa 245 m afstand van de Leeuwenhoekweg ligt, bedraagt maximaal 41 dB. Ook hier is geen sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde. Bovendien wordt de voorkeursgrenswaarde ten gevolge van de N209 niet overschreden. Dit is in een eerder onderzoek door RBOI onderzocht 1). Met behulp van een gedetailleerd SRM II-berekeningsmodel binnen de applicatie Geomilieu is de ligging van de geluidscontouren van de N209 berekend. In bijlage 2 zijn de geluidscontouren van de N209 ter hoogte van de ontwikkeling opgenomen. De geluidsbelasting ten gevolge van de N209 bedraagt op de ontwikkelingslocatie 45 dB. De berekeningsresultaten van de SRM I-berekeningen zijn opgenomen in bijlage 3. Resultaten niet-gezoneerde wegen (30 km/h-wegen) Om de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting van de niet-gezoneerde wegen te beoordelen, is voor de ontwikkeling de geluidsbelasting van direct aan de ontwikkeling grenzende niet-gezoneerde wegen berekend. Hieruit blijkt dat de geluidsbelasting ten gevolge van het verkeer op de Ds. van Couwenhovelaan maximaal 51 dB (exclusief aftrek conform artikel 110g Wgh) bedraagt en derhalve als 'redelijk' wordt beoordeeld. Inclusief aftrek conform artikel 110g Wgh zou sprake zijn van een geluidsbelasting van 46 dB. De geluidsbelasting ten gevolge van het verkeer op de Pastoor Canniuslaan bedraagt aan de gevel maximaal 48 dB (exclusief aftrek conform artikel 110g Wgh) en kan derhalve als 'goed' worden beoordeeld. Inclusief aftrek conform artikel 110g Wgh zou sprake zijn van een geluidsbelasting van 43 dB. Ten gevolge van het verkeer op de Laan der Vrijheid bedraagt de maximale geluidsbelasting 52 dB (exclusief aftrek conform artikel 110g Wgh) en wordt derhalve eveneens als 'redelijk' beoordeeld. Inclusief aftrek conform artikel 110g Wgh zou sprake zijn van een geluidsbelasting van 47 dB. Er is sprake van een redelijk tot goed akoestisch klimaat ten aanzien van de 30 km/h-wegen. Conform het bouwbesluit dient te worden voldaan aan de maximale binnenwaarden van 33 dB voor de woningen en 28 dB voor de 8 behandelkamers in de ruimte 'andere gezondheidsfunctie'. Bij de berekende geluidsbelastingen zal met eenvoudige maatregelen voldaan kunnen worden aan de vereiste binnenwaarden. 1) Nader akoestisch onderzoek N209, RBOI-Rotterdam bv 2009.
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
21
Het project en de invloed op de omgeving
Conclusie Ten gevolge van het verkeer op de gezoneerde wegen wordt de voorkeurgrenswaarde van 48 dB in geen enkel geval overschreden. De direct aanliggende wegen kennen een snelheidsregime van 30 km/h en zijn daardoor op grond van de Wgh niet gezoneerd. De ondervonden geluidsbelasting aan gevels van de ontwikkeling ten gevolge van de niet-gezoneerde wegen wordt als 'redelijk' beoordeeld. Het akoestisch klimaat wordt aanvaardbaar geacht en de normen van de Wgh worden niet overschreden. De geluidsbelasting door de omliggende wegen staat de ontwikkeling niet in de weg.
4.4. Geluid Rotterdam The Hague Airport Toetsingskader Op basis van het Besluit Geluidbelasting Grote Luchtvaart (BGGL) mag in beginsel binnen de 35 Ke-geluidszone geen nieuwbouw van woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen plaatsvinden. Conform de vigerende provinciale structuurvisie is voor het gebied rond Rotterdam The Hague Airport, in lijn met de regelgeving rond Schiphol, tussen de 20 en 35 Kecontour geen nieuwe bebouwing met een gevoelige bestemming toegestaan in het buitengebied, tenzij de uitbreiding in de provinciale structuurvisie is opgenomen. Tussen de 20 en 35 Ke-contour is de herstructurering en intensivering in bestaand bebouwd gebied wel toegestaan. Onderzoek De ontwikkelingslocatie ligt tussen de 25 Ke- en 30 Ke-contour van Rotterdam The Hague Airport. Er wordt dan ook voldaan aan het BGGL. Aangezien de ontwikkeling herstructurering binnen bestaand stedelijk gebied betreft, wordt ook voldaan aan het provinciale beleid. Conclusie De geluidsbelasting als gevolg van Rotterdam The Hague Airport levert geen belemmering op voor de beoogde ontwikkeling.
4.5. Luchtkwaliteit Toetsingskader In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijke onderbouwing uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang, zie kader.
22
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
Het project en de invloed op de omgeving
Maatgevende stoffen langs wegen Voor luchtkwaliteit als gevolg van wegverkeer is stikstofdioxide (NO2, jaargemiddelde) het meest maatgevend, aangezien deze stof door de invloed van het wegverkeer het snelst een overschrijding van de grenswaarde uit de Wlk veroorzaakt1. Daarnaast zijn ook de concentraties van fijn stof (PM10) van belang. Andere stoffen uit de Wlk hebben een beperkte invloed op de luchtkwaliteit bij wegen en worden daarom bij deze toetsing buiten beschouwing gelaten.
De grenswaarden van stikstofdioxide en fijn stof zijn in tabel 4.5 weergegeven 2). De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet. Tabel 4.5 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk stof
toetsing van
grenswaarde
stikstofdioxide (NO2)
jaargemiddelde concentratie
60 μg/m³
2010 tot en met 2014
jaargemiddelde concentratie
40 μg/m³
vanaf 2015
jaargemiddelde concentratie
48 μg/m³
tot en met 10 juni 2011
jaargemiddelde concentratie
40 μg/m³
vanaf 11 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie
max. 35 keer p.j. meer dan 75 μg/m³
tot en met 10 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie
max. 35 keer p.j. meer dan 50 μg/m³
vanaf 11 juni 2011
fijn stof (PM10)*)
geldig
*) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
In het Besluit niet in betekenende mate (nibm) is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit is bijvoorbeeld het geval indien een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 μg/m³). Onderzoek VROM heeft samen met Infomil een specifieke nibm-tool ontwikkeld. Dit is een rekeninstrument dat eenvoudig en snel onderbouwt dat een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Dit om de onderzoekslast bij gemeenten te beperken. De tool gaat uit van de worst case situatie (maximale bijdrage ontwikkeling) 3). De verkeersproductie van de beoogde ontwikkeling bedraagt 200 mvt/etmaal, waarbij het aandeel vrachtverkeer ten hoogste 5% 4) bedraagt. Uit de nibm-tool blijkt dat de maximale bijdrage van de ontwikkeling aan de concentratie stikstofdioxide 0,29 μg/m³ bedraagt, en voor fijn stof 0,08 μg/m³. Dit betekent dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentraties in het plangebied en de omgeving: er wordt voldaan aan de Wet luchtkwaliteit. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is met de Saneringstool (versie 3.1, augustus 2009) nagegaan wat de luchtkwaliteit in het projectgebied is. Uit de saneringstool blijkt dat ter hoogte van het projectgebied wordt voldaan aan de normen uit de Wet luchtkwaliteit.
1) Uit ervaring blijkt dat de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie van stikstofdioxide in Nederland pas wordt overschreden bij een jaargemiddelde concentratie boven 82 µg/m³. Dergelijke concentraties zijn niet te verwachten in en om het plangebied en uit onderstaande berekeningen blijkt dat de concentraties aanzienlijk lager zijn. 2) Dit betreffen de grenswaarden inclusief de door de Europese Commissie verleende derogatie (7 april 2009) aan Nederland voor uitstel om te voldoen aan de luchtkwaliteitsnormen. 3) Bij de berekening van de concentratietoename worden de kenmerken van het verkeer, de straat en de omgeving zo gekozen dat een situatie ontstaat met een maximale luchtverontreiniging. 4) Worstcasebenadering op basis van ervaringsgetallen.
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
23
Het project en de invloed op de omgeving
Conclusie Het aspect luchtkwaliteit staat de realisatie van de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
4.6. Bedrijven en milieuhinder In het projectgebied en de directe omgeving zijn geen relevante bedrijfsactiviteiten aanwezig die van invloed zijn op het woon- en leefklimaat in het projectgebied. Dit aspect vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van de beoogde ontwikkeling.
4.7. Externe veiligheid Toetsingskader Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk: bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen. In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Daarbij geldt een kans van 10-6 als de grenswaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Rotterdam The Hague Airport Op basis van de Luchtvaartwet wordt een beperkingengebied vastgesteld rondom een luchthaven waar in verband met het oogpunt op de veiligheid en de geluidsbelasting beperkingen noodzakelijk zijn ten aanzien van de bestemming en/of het grondgebruik. Op basis van de Luchtvaartwet en het Luchthavenindelingbesluit Schiphol zijn voor het luchthaventerrein Schiphol normen vastgesteld. Er zijn op dit moment nog geen andere normen vastgesteld dan in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol. Voor de regionale luchthavens geldt momenteel nog geen vastgesteld beleid. Regionale overheden worden verzocht een planologisch interimbeleid te voeren, dat geënt is op het normenstelsel voor Schiphol. Momenteel is het nog niet duidelijk of het Rijk rondom regionale luchthavens ook het groepsrisico als norm/toetsingskader wil hanteren. Het is naar analogie van andere risicobronnen (bedrijven, transportassen) mogelijk om het groepsrisico te bepalen. In een proef voor luchthaven Schiphol is dit recentelijk gedaan. Het Ministerie van VROM bekijkt momenteel of op basis van deze proef het groepsrisico bij Schiphol als ruimtelijk toetsingskader zal worden ingesteld. Tevens wordt daarbij onderzocht of de bij Schiphol te hanteren norm, al dan niet aangepast, gaat gelden voor regionale vliegvelden. Het groepsrisico geldt vooralsnog dus niet als norm of toetsingskader. In de huidige situatie wordt de oriëntatiewaarde van het groepsrisico van de luchthaven al overschreden. De provincie Zuid-Holland heeft daarom een tijdelijk toetsingskader opgesteld voor de toetsing van nieuwe bouw- en bestemmingsplannen.
24
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
Het project en de invloed op de omgeving
Het tijdelijk toetsingskader houdt in: geen nieuwe kwetsbare bestemmingen binnen de 10-6-contour voor het PR; in het gebied tussen de PR 10-5-contour en de PR 10-6-contour alleen niet-arbeidsintensieve bedrijvigheid, verkeersfuncties e.d. (beperkt kwetsbare bestemmingen); binnen de PR 10-5-contour geen kwetsbare of beperkt kwetsbare functies; motivatieplicht voor nieuwbouwplannen die het groepsrisico verder doen stijgen. Vervoer van gevaarlijke stoffen Vigerende circulaire In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (2004) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en wegen opgenomen. Op basis van de circulaire is voor nieuwe situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht 1). Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze 200 m strekken. Basisnet en Besluit Transportroutes Externe Veiligheid Naar verwachting zal het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV) in 2012 in werking treden. In dat Besluit en het bijbehorende basisnet (voor wegen, spoorwegen en vaarwegen) worden veiligheidszones aangegeven waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd (en beperkte kwetsbare objecten slechts onder voorwaarden). De huidige risiconormering ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen volgt uit de circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen. Besluit externe veiligheid buisleidingen Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. Deze AMvB sluit aan bij de risiconormering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV). Er gelden normen voor het plaatsgebonden risico (PR) en voor het groepsrisico (GR). Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van 10-6 geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Voor het GR wordt een oriëntatiewaarde als ijkpunt gehanteerd. Het groepsrisico in de omgeving van buisleidingen moet worden verantwoord binnen het invloedsgebied. Dit geldt zowel voor bestaande situaties als voor ontwikkelingen die zorgen voor een toename van het groepsrisico. In een aantal situaties kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR. Het betreft de volgende situatie: het plangebied ligt buiten het gebied behorende bij de afstand waar nog 100% van de aanwezigen kan komen te overlijden of, bij toxische stoffen, het plangebied buiten de grens ligt waarbij het PR 10-8 per jaar is, of; het GR is kleiner dan 0,1 maal de oriënterende waarde, of; het GR neemt met minder dan 10% toe terwijl de oriënterende waarde niet wordt overschreden.
1) De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico bij het vervoer van gevaarlijke stoffen is per transportsegment gemeten per kilometer en per jaar: 10-4 voor een ongeval met ten minste 10 dodelijke slachtoffers; 10-6 voor een ongeval met ten minste 100 dodelijke slachtoffers; 10-8 voor een ongeval met ten minste 1.000 dodelijke slachtoffers; enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de oriëntatiewaarde).
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
25
Het project en de invloed op de omgeving
Onderzoek In het plangebied en de omgeving zijn geen relevante risicovolle inrichtingen aanwezig, met uitzondering van Rotterdam The Hague Airport. Rotterdam The Hague Airport Het plangebied ligt ruim buiten de PR 10-6-contour. Het plangebied ligt net buiten de PR 10-7contour van Rotterdam-The Hague Airport. De beoogde ontwikkeling zal het GR naar verwachting getalsmatig niet relevant doen stijgen. Een motivatie van de betreffende ontwikkeling is echter wel wenselijk (met betrekking tot de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid bij een ramp, zie onder verantwoording van het GR in bijlage 7). Vervoer van gevaarlijke stoffen N209 Op circa 210 m van het projectgebied bevindt zich de N209. Volgens tellingen vinden voor het wegvak Z43 (traject Hillegersberg-Bergschenhoek) transport met gevaarlijke stoffen plaats (zie tabel 4.6). Voor het vervolgtraject (Bergschenhoek-Bleiswijk) zijn geen tellingen. Aangenomen mag worden dat hier ook gevaarlijke stoffen over worden getransporteerd, maar dat de aantallen niet hoger zijn dan op het genoemde wegvak. Het invloedsgebied van deze transportroutes bedraagt 950 m (op basis van het toxisch scenario, LT2). Tabel 4.6 Vervoer gevaarlijke stoffen over de N209 categorie aantal
LF1 (nonaan)
LF2 (pentaan)
LT1 (acrylnitril)
LT2 (salpeterzuur)
GF3 (propaan)
1.402
1.612
31
377
106
Volgens de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen hoeft niet altijd gerekend te worden maar mag in eerste instantie met vuistregels worden gewerkt. Omdat het wegvak niet is opgenomen in de circulaire wordt gebruikgemaakt van de drempelwaarden uit de PGS3 1), waarbij geen individuele risicocontour 10-6 bestaat. Voor urbane wegvakken bedraagt dit 8.000 bewegingen per jaar voor lpg en 22.000 bewegingen per jaar voor alle stoffen. Voor de N209 is het transport van lpg (GF3) 106 verkeersbewegingen per jaar. Het transport voor alle gevaarlijke stoffen bedraagt 3527 transportbewegingen per jaar. Gelet op de drempelwaarden kan worden geconcludeerd dat er geen PR 10-6-contour is. Voor de toetsing van het GR kunnen ook drempelwaarden worden gehanteerd waaronder het groepsrisicocriterium niet wordt overschreden. Een groepsrisicoberekening is dan niet nodig. Voor een urbaan wegvak geldt dat het groepsrisicocriterium niet wordt overschreden bij een bevolkingsdichtheid van minder dan 90 personen per hectare. Gelet op de omgeving (voornamelijk laagbouw) is dat in deze situatie het geval, zodat een berekening van het GR niet noodzakelijk is. In de toekomstige situatie zullen meer mensen aanwezig zijn dan in de huidige situatie. Het plangebied ligt echter op een afstand van meer dan 200 m vanaf de N209. Een toename van personen in het plangebied zal, gelet op deze grote afstand en de reeds bestaande stedelijke omgeving naar verwachting geen relevante gevolgen hebben voor de hoogte van het GR 2). Zekerheidshalve wordt echter wel aandacht besteed aan de verantwoording van het GR (zie verder).
1) PGS3: Publicatiereeks gevaarlijke stoffen: guidelines for quantitative risk assessment. 2) In de bestaande situatie zijn 24 seniorenwoningen aanwezig. In de nieuwe situaties zijn 24 zorgkamers, 18 starterswoningen en 400 m2 bvo (met maximaal 8 behandelruimten) aanwezig. De toename van het aantal personen bedraagt circa 67: 18 woningen * 2,4 p/w, voor bvo: 8 ruimten *3 p (1 behandelaar, 1 patiënt en 1 wachtende).
26
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
Het project en de invloed op de omgeving
Buisleidingen Langs de N209 ligt een hogedrukaardgasleiding van de Gasunie (diameter van 12 inch en een druk van 40 bar). Het project ligt op 220 m vanaf de leiding. Uit onderzoek van de Gasunie is gebleken dat het plangebied buiten de 1% letaliteitsgrens van de hogedrukaardgasleiding valt, waarmee vaststaat dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling. Verantwoording GR De 24 zorgkamers en de 'andere gezondheidsfunctie' kunnen gezien worden als bijzondere kwetsbare objecten waar zorgvuldig mee moet worden omgegaan. De starterswoningen en de gezondheidsfunctie betreffen 'reguliere' kwetsbare objecten. In de huidige situatie zijn ter plaatse 24 seniorenwoningen aanwezig, die evenals de zorgkamers bijzonder kwetsbaar zijn. Ten opzichte van de huidige situatie zal de zelfredzaamheid 1) van de ter plaatse aanwezige personen per saldo niet toe- of afnemen. De locatie is bovendien ruim buiten de relevante PR 10-6-contouren gelegen. In bijlage 7 is een uitgebreidere verantwoording van het GR opgenomen. Conclusie Het aspect externe veiligheid levert geen beperkingen op voor de beoogde ontwikkeling.
4.8. Kabels en leidingen In het plangebied staat een KPN-kast ten behoeve van de regeling van de telecommunicatie in de wijk. Tevens is er een laagspanningsverdeelkastje aanwezig. In het plangebied en de directe omgeving van het projectgebied zijn geen planologisch relevante leidingen gelegen. Er wordt derhalve geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de beoogde ontwikkeling.
4.9. Bezonningsonderzoek Om de gevolgen van de nieuwbouw op de bezonningssituatie van de omgeving te bepalen is voor de bestaande en de nieuwe situatie een bezonningsstudie uitgevoerd. In deze studie wordt voor de referentiedata van 21 maart (begin lente), 21 juni (begin zomer/langste dag), 21 september (begin herfst) en 21 december (begin winter/langste nacht) op een aantal tijdstippen de schaduwwerking in beeld gebracht. Op basis van de vervaardigde figuren (opgenomen in bijlage 4) is het volgende te concluderen. Van extra schaduwwerking als gevolg van de nieuwbouw naar de bebouwing aan de westzijde van de Ds. van Couwenhovelaan is voornamelijk sprake in de ochtenduren gedurende de periode van september-oktober. Terwijl in de oude situatie de schaduw rond 9:00 uur nog net aan de gevel ligt zal deze in de nieuwe situatie de gevel pas rond 10:00 uur verlaten. Na de overschakeling van zomer- naar wintertijd zal van een nadelige invloed amper sprake zijn. Gedurende de contraire periode februari-maart zal dit nadeel minder relevant zijn vanwege de dan geldende wintertijd die één uur vroeger is. In de winterperiode wordt echter de hoogte van de nieuwbouw en daarmee samenhangend de toenemende slagschaduw vooral van belang voor de kopwoning en de belendende woning op de hoek van de Ds. van Cou-
1) Bewoners van de starterswoningen zijn zelfredzaam. Bewoners van Stichting Sprank zijn verminderd zelfredzaam. De gezondheidsfunctie is zelfredzaam.
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
27
Het project en de invloed op de omgeving
wenhovelaan en de Laan der Vrijheid. Deze twee woningen zullen in die periode pas rond 12:00 uur uit de schaduw van de nieuwbouw komen waar dit nu rond 11:00 uur het geval is. Voor acht woningen aan de noordzijde van de Laan der Vrijheid (ter hoogte van de aansluiting met de Ds. van Couwenhovelaan) geldt dat deze vooral in de periode van november, december en januari binnen de invloedssfeer van de nieuwbouw liggen. Deze woningen ondervinden in die periode in de huidige situatie geen schaduwwerking tussen 9:30 en 14:00 uur maar zullen als gevolg van de nieuwbouw vanaf circa 10:00 uur tot 15:00 uur (gedurende 0,5-2,5 uur) extra schaduwwerking ondervinden. In de periode van lente en herfst ondervinden alleen de twee recht tegenover de nieuwbouw gelegen twee-onder-éénkap gebouwde woningen vanaf circa 17:00 uur wintertijd (maart) en 18:00 uur zomertijd (september) extra schaduwwerking. In de huidige situatie is dat vanaf 18:00 uur respectievelijk 19:00 uur. Voor de woningen aan de oostzijde van de Pastoor Canniuslaan geldt dat uitsluitend enkele meest nabij gelegen kopwoningen in de lente en herfst aan het einde van de dag in de schaduw komen te liggen (in maart vanaf 17:30 uur en in september vanaf 18:30 uur). In de huidige situatie is dat rond 18:00 uur respectievelijk 19:00 uur. In de winterperiode is geen sprake van extra schaduwwerking. De zon is dan al onder gegaan voordat de mogelijke schaduw de woningen heeft kunnen bereiken. Daarentegen is in de zomer wel sprake van extra schaduwwerking naar enkele woningen (op 21 juni vanaf 19:00 uur). De zon gaat immers later onder waardoor de schaduw aan het einde van de dag zich steeds meer in zuidzuidoostelijke richting draait (terwijl de zon tijdens de winter al ruimschoots daarvoor in noordoostelijke richting is ondergegaan). In de huidige situatie komt de woning op de hoek van de Pastoor Canniuslaan en Laan de Vrijheid rond 19:30 uur in de schaduw te liggen; de woning op de hoek met de Marius Richterslaan in het geheel niet. Omdat het bij de woningen aan de Pastoor Canniuslaan gaat om kopgevels met weinig glas zal de verslechtering van de woningbezonning in werkelijkheid beperkt zijn. Wel treedt vanaf 18:30 uur een sterke beschaduwing op van de achtertuinen, die met name voor de eertijds van slagschaduw gevrijwaarde achtertuin van de woning op de hoek van de Canniuslaan en de Marius Richterslaan van belang is. Conclusie De algehele conclusie is dat de extra schaduwwerking als gevolg van de specifieke situering en vorm van de nieuwe bouwmassa beperkt zal zijn. Dit aspect vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van de beoogde ontwikkeling.
4.10. Bodem- en grondwaterkwaliteit 4.10.1. Bodem Toetsingskader Bij de beoordeling van een ruimtelijke onderbouwing wordt de richtlijn gehanteerd dat voorafgaand aan het besluit omtrent de ruimtelijke onderbouwing ten minste het eerste deel van het verkennend onderzoek wordt verricht op nieuwe bestemmingen. Onderzoek Voor de beoogde ontwikkeling is bodemonderzoek uitgevoerd (Van der Helm Milieubeheer, 'Verkennend milieukundig bodemonderzoek aan de Rozenhoek te Bergschenhoek, juli 2010). Deze is opgenomen in bijlage 5. In het bodemonderzoek wordt geconcludeerd dat de onderzoekslocatie geschikt is voor de voorgenomen herontwikkeling: de bodem (grond en grondwater) is maximaal licht verontreinigd, er zijn geen aanvullend onderzoek en sanerings-
28
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
Het project en de invloed op de omgeving
maatregelen noodzakelijk en er zijn visueel geen asbestverdachte materialen aangetroffen. Milieuhygiënisch zijn er geen belemmeringen aanwezig voor de herontwikkeling van de locatie. De nog in het plangebied aanwezige oude en reeds gesaneerde brandstoftank zal worden verwijderd. Conclusie Het aspect bodemkwaliteit staat de realisatie van de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
4.10.2. Water Waterbeheer en watertoets De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (HHSK), verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van deze onderbouwing wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf. Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld. Europa: Kaderrichtlijn Water (KRW). Nationaal: Nationaal Waterplan (NW); Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21); Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW); Waterwet. Provinciaal: Provinciaal Waterplan; Provinciale Structuurvisie; Verordening Ruimte. Waterschapsbeleid Dit is het eerste integrale Waterbeheerplan van Schieland en de Krimpenerwaard. 'Integraal' wil in dit kader zeggen dat het Waterbeheerplan (WBP) het beleid aangeeft voor de vier primaire taken van het hoogheemraadschap, te weten de waterveiligheid (waterkeringenbeheer), het watersysteembeheer (oppervlaktewater en grondwater), het beheer van afvalwaterketen en emissies en het wegenbeheer in de Krimpenerwaard. Het beheersgebied van het hoogheemraadschap behoort tot de meest intensief gebruikte delen van Nederland. De deels zeer diepe polders, de ligging langs de grote rivieren en de invloed van de zee betekenen dat goed waterbeheer een absolute voorwaarde is om hier veilig en verantwoord te kunnen wonen, werken en recreëren. Ook op de langere termijn, onder invloed van ondermeer bodemdaling en klimaatverandering. Als regionale waterbeheerder wil het hoogheemraadschap hier, samen met andere instanties, slagvaardig en met de nodige ambities aan werken. De
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
29
Het project en de invloed op de omgeving
belangen van samenleving en (water-)natuur, kostenbeheersing, efficiënt en effectief werken en een duurzame, toekomstgerichte aanpak staan daarbij steeds voorop. Keur Om haar taken goed uit te kunnen voeren heeft het Hoogheemraadschap een stelsel gebodsen verbodsbepalingen opgesteld. Deze zijn weergegeven in de Keur. Gemeentelijk beleid Het doel van het stedelijk waterplan Lansingerland is het maken van afspraken, waarmee een robuust, veilig en duurzaam watersysteem gerealiseerd kan worden. Dit watersysteem voldoet aan landelijke en Europese normen en is gebaseerd op een gezamenlijke visie van gemeente en hoogheemraadschappen. Onderdelen hiervan zijn: een samenhangende beschouwing van de ambities, ruimtelijke ontwikkelingen en (water)problemen; een integrale (ruimtelijke) visie op het grondwater, oppervlaktewater en riolering; een concreet maatregelenpakket voor de realisatie van maatregelen. Huidige situatie Algemeen Het plangebied is binnen de kern Bergschenhoek gelegen, tussen de Laan der Vrijheid, de Ds. van Couwenhovenlaan en de Pastoor Canniuslaan. In de huidige situatie bestaat het plangebied uit bebouwing, verharding en groen. Bodem en grondwater Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit lichte klei. Er is sprake van grondwatertrap III. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand meer dan 0,4 m beneden maaiveld ligt en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand varieert tussen de 0,8 m en de 1,2 m beneden maaiveld. De maaiveldhoogte ter plaatse bedraagt circa NAP -5 m. Waterkwantiteit Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Veiligheid en waterkeringen Het plangebied is niet gelegen binnen de kern- of beschermingszone van een waterkering. Afvalwaterketen en riolering Het plangebied is aangesloten op het gemeentelijk gemengd rioleringsstelsel. Toekomstige situatie Algemeen Binnen het plangebied wordt de bestaande bebouwing gesloopt en worden 18 starterswoningen, 24 zorgkamers en circa 400 m² bvo voor een 'andere gezondheidsfunctie' gerealiseerd. Waterkwantiteit Als gevolg van de sloop/nieuwbouw neemt het verhard oppervlak binnen het plangebied met meer dan 500 m² toe. Conform de Keur van het HHSK dient toename van verhard oppervlak met meer dan 500 m² in een gebied te worden gecompenseerd in de vorm van aanvullende waterberging in het oppervlaktewatersysteem. Deze waterberging dient een omvang van 10% van de toename verharding te hebben. In overleg met het HHSK en de gemeente zal binnen het peilgebied waarvan de locatie onderdeel uitmaakt naar aanvullende waterberging worden gezocht. De aanvullende waterberging moet worden gerealiseerd in hetzelfde peilge-
30
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
Het project en de invloed op de omgeving
bied als waar de toename van het verhard oppervlak plaats zal vinden. Verder moet de aanvullende waterberging zo dicht mogelijk bij de projectlocatie gerealiseerd worden voorafgaand aan de toename van het verhard oppervlak. Watersysteemkwaliteit en ecologie Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen. Veiligheid en waterkeringen De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving. Afvalwaterketen en riolering Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw verplicht een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden: hemelwater vasthouden voor benutting; (in)filtratie van afstromend hemelwater; afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater; afstromend hemelwater afvoeren naar een AWZI (= ….). Vanwege het krappe aanwezige gemengde rioleringsstelsel is de aanvullende maatregel, vergroting van de riooldiameters, niet voldoende. Er dient ingezet te worden op het zo veel mogelijk opvangen en vasthouden van het water op het eigen perceel. Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. Conclusie Met het realiseren van extra waterberging heeft de ontwikkeling geen negatieve invloed op het waterhuishoudkundige systeem.
4.11. Ecologie In deze paragraaf is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen − wat ecologie betreft − moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente. Ten behoeve van de beschrijving van de voorkomende beschermde soorten is gebruikgemaakt van de resultaten van het veldonderzoek dat in 2010 en 2011 door IDDS is uitgevoerd (zie bijlage 6). Huidige situatie Het projectgebied bestaat uit bebouwing, verharding, beplanting en enkele bomen. Beoogde ontwikkelingen In het projectgebied vindt sloop en nieuwbouw plaats. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd: sloopwerkzaamheden;
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
31
Het project en de invloed op de omgeving
-
verwijderen beplanting en bomen, waarbij het de intentie is zoveel mogelijk bomen en beplanting te behouden; bouwrijp maken; bouwwerkzaamheden.
Toetsingskader Beleid De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Normstelling Flora- en faunawet Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien: er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang); er geen alternatief is; geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend. Met betrekking tot vogels hanteert EL&I de volgende interpretatie van artikel 11: De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten: Nesten die het hele jaar door zijn beschermd Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen. 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil). 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
32
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
Het project en de invloed op de omgeving
3.
4.
Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk). Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd. 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen. De Ffw is voor deze ruimtelijke onderbouwing van belang, omdat bij de voorbereiding van het project moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het project niet in de weg staat. Natuurbeschermingswet 1998 Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten: a. door de minister van het voormalig Ministerie van LNV aangewezen gebieden (Natura 2000), zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn; b. door de minister van het voormalig Ministerie van LNV aangewezen beschermde natuurmonumenten; c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten. De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van EL&I). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Bij de voorbereiding van het project moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het project niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen. Onderzoek Gebiedsbescherming Het projectgebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het projectgebied maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Deze natuurgebieden liggen op grote afstand van het projectgebied en worden niet beïnvloed door de relatief kleinschalige ingreep. Gebiedsbescherming komt derhalve in deze paragraaf niet meer aan de orde.
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
33
Het project en de invloed op de omgeving
Soortenbescherming De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het projectgebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997; www.ravon.nl; FLORON, 2002 en www.waarneming.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven. Tevens is gebruikgemaakt van de resultaten van het veldonderzoek dat in 2010 en 2011 door IDDS is uitgevoerd (zie bijlage 6). Planten Op basis van bekende verspreidingsgegevens en de aanwezige biotopen kan worden gesteld dat het projectgebied geen bijzondere of beschermde soorten herbergt. Vogels In het opgaand groen binnen het projectgebied kunnen algemeen voorkomende vogelsoorten als pimpelmees, koolmees, staartmees, roodborst, spreeuw en ekster hun leefgebied hebben. In de bomen in het projectgebied zijn tijdens het veldbezoek geen holten of grote nesten waargenomen. Ook zijn geen soorten met vaste nesten in bebouwing, zoals huismus, waargenomen. Zoogdieren De Atlas van de Nederlandse zoogdieren (Broekhuizen, 1992) laat zien dat in het projectgebied soorten als mol, egel en veldmuis voorkomen. Tijdens het veldonderzoek zijn geen vaste rust- en verblijfplaatsen en vaste vliegroutes vastgesteld. Het projectgebied is marginaal foerageergebied voor enkele gewone dwergvleermuizen. Overige soorten Het projectgebied is ongeschikt als biotoop voor beschermde amfibieën, vissen, reptielen en insecten (vlinders, sprinkhanen en libellen). De genoemde beschermde soortengroepen stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het projectgebied voldoet hier niet aan. In tabel 4.7 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het projectgebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen. Tabel 4.7
Beschermde soorten binnen het projectgebied en het beschermingsregime
vrijstellingsregeling Ffw
tabel 1
ontheffingsregeling Ffw
tabel 2
geen
tabel 3
bijlage 1 Besluit vrijstelling van geen beschermde dier- en plantensoorten
vogels
mol, egel en veldmuis
bijlage IV Habitatrichtlijn
gewone dwergvleermuis (foeragerend)
cat. 1 t/m 4
geen
Toetsing en conclusie Soortenbescherming Op de locatie is sloop en nieuwbouw voorzien. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden. Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1-soorten van de Ffw waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt. Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Hiervoor is geen standaardperiode, het gaat erom of er een broedgeval is. Verstoring
34
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
Het project en de invloed op de omgeving
-
van broedende vogels is verboden. Het globale broedseizoen loopt van begin maart tot en met begin augustus. In het projectgebied zijn geen vogels met vaste nesten aanwezig. Het projectgebied is alleen marginaal foerageergebied voor de gewone dwergvleermuis. Vaste rust- en verblijfplaatsen en migratieroutes zijn niet aanwezig. De Flora- en faunawet staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
4.12. Archeologie Op de cultuurhistorische hoofdstructuurkaart (CHS) van de provincie Zuid-Holland heeft het projectgebied en de directe omgeving, waarin mogelijk werkzaamheden plaatsvinden ten behoeve van het project, geen verwachtingswaarde toegekend gekregen. Het projectgebied ligt volgens de CHS-kenmerkenkaart (kaart 1a) van de provincie Zuid-Holland in een gebied met zee-afzettingen, een oude droogmakerij. In theorie zouden er bewoningssporen vanaf de middeleeuwen voor kunnen komen. De kans dat bij het bouwrijp maken van het terrein een 'losliggende' middeleeuwse vindplaats wordt tegenkomen, is echter zeer klein. Conclusie Er is geen verkennend archeologisch onderzoek noodzakelijk voorafgaand aan de grondwerkzaamheden.
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
35
Het project en de invloed op de omgeving
36
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
5. Uitvoerbaarheid
5.1. Economische uitvoerbaarheid De kosten van het totale project worden gedragen door de initiatiefnemer 3B Wonen. Er is een overeenkomst gesloten tussen de gemeente en 3B Wonen over planschade en andere kosten. Eventueel uit te keren planschade komt voor rekening van de initiatiefnemer. Op basis van deze gegevens kan geconcludeerd worden dat het plan economisch uitvoerbaar is.
5.2. Maatschappelijke uitvoerbaarheid Voor de totstandkoming van het projectbesluit ex artikel 3.10 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geldt op grond van artikel 3.11 Wro met verwijzing naar afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, de zogenoemde uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Het ontwerpbesluit, inclusief ruimtelijke onderbouwing, zal gedurende zes weken ter inzage liggen waarbij een ieder in de gelegenheid wordt gesteld een zienswijze kenbaar te maken. Voorafgaand is op basis van artikel 5.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) overleg gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn met de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het projectbesluit in het geding zijn. De binnengekomen overlegreacties zijn samengevat in de 'Nota inspraak- en overlegreacties en staat van wijzigingen', zie bijlage 8. De originele brieven zijn opgenomen in bijlage 9.
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
37
BIJLAGEN
Bijlage 1 Gebied parkeertelling omgeving Rozenhoek
Bijlage 2 Geluidscontouren N209 ter hoogte van Rozenhoek
Bijlage 3 Akoestisch onderzoek, SRM I
Akoestisch onderzoek, SRM I
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
1
Akoestisch onderzoek, SRM I
2
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
Akoestisch onderzoek, SRM I
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
3
Akoestisch onderzoek, SRM I
4
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
Akoestisch onderzoek, SRM I
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
5
Akoestisch onderzoek, SRM I
6
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
Akoestisch onderzoek, SRM I
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
7
Akoestisch onderzoek, SRM I
8
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
Akoestisch onderzoek, SRM I
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
9
Bijlage 4 Bezonningsstudie
BEZONNINGSSTUDIE
Rozenhoek, Bergschenhoek (bestaande bebouwing)
22-12-2010
KLUNDER ARCHITECTEN
KLUNDER ARCHITECTEN POSTBUS 4150 3006 AD ROTTERDAM K.P. VAN DER MANDELELAAN 100 T 010 452 34 44
PROJECT: Rozenhoek, Bergschenhoek (bestaande bebouwing) OPDRACHTGEVER: 3B Wonen
F 010 452 01 90
[email protected] WWW.KLUNDERARCHITECTEN.NL
DATUM: 22-12-2010
BEZONNINGSSTUDIE:
21 maart
13:00 uur
9:00 uur
11:00 uur
15:00 uur
17:00 uur
KLUNDER ARCHITECTEN POSTBUS 4150 3006 AD ROTTERDAM K.P. VAN DER MANDELELAAN 100 T 010 452 34 44
PROJECT: Rozenhoek, Bergschenhoek (bestaande bebouwing) OPDRACHTGEVER: 3B Wonen
F 010 452 01 90
[email protected] WWW.KLUNDERARCHITECTEN.NL
DATUM: 22-12-2010
BEZONNINGSSTUDIE:
21 juni
14:00 uur
8:00 uur
11:00 uur
17:00 uur
19:00 uur
KLUNDER ARCHITECTEN POSTBUS 4150 3006 AD ROTTERDAM K.P. VAN DER MANDELELAAN 100 T 010 452 34 44
PROJECT: Rozenhoek, Bergschenhoek (bestaande bebouwing) OPDRACHTGEVER: 3B Wonen
F 010 452 01 90
[email protected] WWW.KLUNDERARCHITECTEN.NL
DATUM: 22-12-2010
BEZONNINGSSTUDIE:
21 september
13:00 uur
9:00 uur
11:00 uur
15:00 uur
17:00 uur
KLUNDER ARCHITECTEN POSTBUS 4150 3006 AD ROTTERDAM K.P. VAN DER MANDELELAAN 100 T 010 452 34 44
PROJECT: Rozenhoek, Bergschenhoek (bestaande bebouwing) OPDRACHTGEVER: 3B Wonen
F 010 452 01 90
[email protected] WWW.KLUNDERARCHITECTEN.NL
DATUM: 22-12-2010
BEZONNINGSSTUDIE:
21 december
13:00 uur
9:30 uur
11:00 uur
14:30 uur
16:00 uur
BEZONNINGSSTUDIE
Rozenhoek, Bergschenhoek
22-12-2010
KLUNDER ARCHITECTEN
KLUNDER ARCHITECTEN POSTBUS 4150
PROJECT: Rozenhoek, Bergschenhoek
3006 AD ROTTERDAM K.P. VAN DER MANDELELAAN 100 T 010 452 34 44
OPDRACHTGEVER: 3B Wonen
F 010 452 01 90
[email protected] WWW.KLUNDERARCHITECTEN.NL
DATUM: 22-12-2010
BEZONNINGSSTUDIE:
21 maart
13:00 uur
9:00 uur
11:00 uur
15:00 uur
17:00 uur
KLUNDER ARCHITECTEN POSTBUS 4150
PROJECT: Rozenhoek, Bergschenhoek
3006 AD ROTTERDAM K.P. VAN DER MANDELELAAN 100 T 010 452 34 44
OPDRACHTGEVER: 3B Wonen
F 010 452 01 90
[email protected] WWW.KLUNDERARCHITECTEN.NL
DATUM: 22-12-2010
BEZONNINGSSTUDIE:
21 juni
14:00 uur
8:00 uur
11:00 uur
17:00 uur
19:00 uur
KLUNDER ARCHITECTEN POSTBUS 4150
PROJECT: Rozenhoek, Bergschenhoek
3006 AD ROTTERDAM K.P. VAN DER MANDELELAAN 100 T 010 452 34 44
OPDRACHTGEVER: 3B Wonen
F 010 452 01 90
[email protected] WWW.KLUNDERARCHITECTEN.NL
DATUM: 22-12-2010
BEZONNINGSSTUDIE:
21 september
13:00 uur
9:00 uur
11:00 uur
15:00 uur
17:00 uur
KLUNDER ARCHITECTEN POSTBUS 4150
PROJECT: Rozenhoek, Bergschenhoek
3006 AD ROTTERDAM K.P. VAN DER MANDELELAAN 100 T 010 452 34 44
OPDRACHTGEVER: 3B Wonen
F 010 452 01 90
[email protected] WWW.KLUNDERARCHITECTEN.NL
DATUM: 22-12-2010
BEZONNINGSSTUDIE:
21 december
13:00 uur
9:30 uur
11:00 uur
14:30 uur
16:00 uur
KLUNDER ARCHITECTEN POSTBUS 4150
PROJECT: Rozenhoek, Bergschenhoek
3006 AD ROTTERDAM K.P. VAN DER MANDELELAAN 100 T 010 452 34 44
OPDRACHTGEVER: 3B Wonen
F 010 452 01 90
[email protected] WWW.KLUNDERARCHITECTEN.NL
DATUM: 22-12-2010
BEZONNINGSSTUDIE:
bestaande situatie 21 maart - 17:20 uur
21 september - 18:10 uur
21 maart - 15:55 uur
21 september - 16:45 uur
nieuwe situatie
Bijlage 5 Verkennend milieukundig bodemonderzoek
Bijlage 6 Resultaten vleermuisonderzoek Bergschenhoek
3B Wonen t.a.v. mevr. E. Olsthoorn Postbus 108 2660 AC Bergschenhoek
Noordwijk, 29 juli 2011 Kenmerk Contactpersoon E-mail
: 1107D383/COB/rap1 : dhr. C. Brouwer :
[email protected]
Betreft
: resultaten vleermuisonderzoek Bergschenhoek
Geachte mevrouw Olsthoorn, Hierbij ontvangt u de briefrapportage waarin de bevindingen van het uitgevoerde vleermuisonderzoek ter plaatse van het plangebied in Bergschenhoek zijn beschreven. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van de Flora- en faunawet naar aanwezigheid van vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen. Daarnaast is ook gekeken naar het gebruik van het plangebied door jaarrond beschermde vogelsoorten. Mochten onderstaande beschrijving van de bevindingen en bijbehorende conclusies nader toelichting vereisen dan vernemen wij dat graag. Plangebied, huidige situatie en voorgenomen activiteiten Het plangebied is gelegen in de bebouwde kom van Bergschenhoek en wordt begrensd door de Dominee van Couwenhovelaan en de Pastoor Canniuslaan. Onderstaande afbeelding geeft de globale ligging van het plangebied weer.
ligging plangebied (bron: Google)
1/3
Momenteel is ter plaatse van het plangebied alleen een appartementencomplex gevestigd. Het appartementencomplex bestaat uit twee woonlagen en bezit een plat dak. Het complex zal worden gesloopt en er zal nieuwbouw plaatsvinden.
impressie van het plangebied
In de directe omgeving van het plangebied zijn verschillende groene elementen aanwezig. Zo groeien diverse bomen rond het terrein en zijn grazige oppervlaktes en opgaande heesters aanwezig. Werkwijze vleermuis- en vogelonderzoek Er zijn een tweetal nachtbezoeken uitgevoerd. In de nacht van 20 op 21 september en van 29 en 30 juni 2011 is onderzocht of vleermuizen voorkomen binnen het plangebied en op welke wijze ze er gebruik van maken. Daarnaast is gelet op het voorkomen van gebouwbewonende vogelsoorten die jaarrond beschermd zijn zoals de huismus en gierzwaluw. Tijdens de nachtbezoeken werd in twee blokken van drie uur geobserveerd (vanaf een uur voor zonsondergang en vanaf twee uur voor zonsopgang). Vleermuizen werden opgespoord met behulp van een heterodyne bat-detector. Van lastig te determineren soorten zijn met behulp van een timeexpansion dectector/recorder geluidsopnamen gemaakt, waarvan daarna het sonogram op de computer is geanalyseerd. De belangrijkste vliegroutes en foerageergebieden werden op deze manier in kaart gebracht. Eventuele vaste rust- en verblijfplaatsen werden onderzocht door te zoeken naar zwermende vleermuizen. Daarnaast zijn alle jaarrond beschermde vogelnesten en nesten van vogels waarvan Dienst Regelingen (2009a,-b en -c) een omgevingsscan wenst, in de avonden voor en in de ochtenden na het vleermuizenonderzoek in kaart gebracht. Nachtactieve vogels werden tijdens het vleermuizenonderzoek geïnventariseerd. Bevindingen Onderstaand worden per nachtbezoek de bevindingen van het onderzoek weergegeven. 20 en 21 september 2010 ’s Avonds en ’s ochtends zijn er geen zwermende, uitvliegende of invliegende vleermuizen waargenomen. In de avond jaagden drie gewone dwergvleermuizen solitair in de achtertuin en tussen de lindes langs de Laan der Vrijheid. Na ongeveer een uur verlieten deze het plangebied weer. Vaste vliegroutes of paarterritoria zijn eveneens afwezig. In geen van de bomen is een holte of nest (jaarrond beschermd) aanwezig. Ook zijn er tijdens het onderzoek geen huismussen waargenomen.
2/3
29 en 30 juni 2011 In het plangebied zijn geen kolonieverblijven van vleermuizen waargenomen. Gedurende de avond en in de vroege ochtend zijn verscheidene solitaire individuen van de gewone dwergvleermuis overvliegend waargenomen langs de lindebomen aan de Dominee van Couwenhovenlaan en aan de Laan der Vrijheid (resp. 8 en 4 individuen). In de avond jaagden 3 solitaire individuen voor een korte periode ‘ter plaatse van de ‘binnenplaats’ (een grasveldje met wat beplanting) van De Rozenhoek gelegen aan de Pastoor Canniuslaan. Conclusie Naar aanleiding van het uitgevoerde vleermuis- en vogelonderzoek wordt geconcludeerd dat een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet niet noodzakelijk is. Onderstaand wordt dit nader toegelicht:
De bomen in en rond het plangebied hebben een beperkte functie als foerageergebied voor enkele gewone dwergvleermuizen. Buiten het plangebied zijn echter voldoende alternatieve foerageerlocaties aanwezig; het plangebied heeft in die zin daarom geen functie als vaste rust- en verblijfplaats of van belang zijnd foerageergebied en migratieroute. In de nacht van 20 op 21 september 2010 werden alleen gewone dwergvleermuizen waargenomen, maar geen vaste rust- en verblijfplaatsen. Gedurende het onderzoek in de nacht van 29 op 30 juni 2011 zijn enkel gewone dwergvleermuizen waargenomen, maar geen vaste rust- en verblijfplaatsen van deze soort gevonden. Conform het vleermuisprotocol (Vleermuizenvakberaad Netwerk Groene Bureaus et al., 2011) blijken zomerverblijven, kraamverblijven, belangrijke foerageergebieden en vaste vliegroutes van gewone dwergvleermuizen in het onderzoeksgebied afwezig te zijn. Uit de resultaten van beide onderzoeksnachten kan worden geconcludeerd dat er geen vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen in het plangebied aanwezig zijn. Nesten van vogelsoorten waarvan Dienst Regelingen (2009b) een omgevingsscan eist, of jaarrond beschermde vogelnesten zijn afwezig in het plangebied.
Mochten er nog vragen of opmerkingen zijn naar aanleiding van het bovenstaande dan kunt u contact opnemen met ondergetekende.
Met vriendelijke groeten, IDDS BV
C. Brouwer (projectleider)
3/3
Bijlage 7 Verantwoording groepsrisico
Verantwoording groepsrisico
In deze bijlage wordt aandacht besteed aan de verantwoording van het groepsrisico en de elementen waaraan in dit kader aandacht moet worden besteed volgens de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (2004). Een deel van de informatie uit de verantwoording groepsrisico is eveneens opgenomen in de hoofdtekst van de ruimtelijke onderbouwing. In deze verantwoording wordt niet ingegaan op de aanwezige hoofdaardgastransportleiding die langs de N209 loopt, aangezien het plangebied buiten het invloedsgebied van deze leiding valt. In het kader van de verantwoording van het groepsrisico is de veiligheidsregio in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over het groepsrisico. De afdeling Risicobeheersing van de VRR heeft in het kader van externe veiligheid advies uitgebracht over de verantwoording van het groepsrisico en de mogelijkheden voor hulpverlening en zelfredzaamheid. Het advies van de veiligheidsregio is verwerkt in deze verantwoording. Het groepsrisico en het eerder vastgestelde groepsrisico In de omgeving van het plangebied ligt de N209. Volgens de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen hoeft niet altijd gerekend te worden maar mag in eerste instantie met vuistregels worden gewerkt om te toetsen aan het plaatsgebonden risico. Voor de toetsing van het GR kunnen ook drempelwaarden worden gehanteerd waaronder het groepsrisicocriterium niet wordt overschreden. Een groepsrisicoberekening is dan niet nodig. Voor een urbaan wegvak geldt dat het groepsrisicocriterium niet wordt overschreden bij een bevolkingsdichtheid van minder dan 90 personen per hectare. Gelet op de omgeving (voornamelijk laagbouw met een dichtheid van gemiddeld 25 woningen per hectare) is dat in deze situatie het geval, zodat een berekening van het GR niet noodzakelijk is. Aanduiding van het invloedsgebied Het invloedsgebied van de N209 bedraagt 950 m (op basis van het toxisch scenario, LT2, zie eveneens tabel B7.1). De dichtheid van personen Het gaat hier om de aanwezige en de in de toekomst redelijkerwijs voorzienbare dichtheid per hectare in het invloedsgebied. Zoals reeds aangegeven wordt aangenomen dat, gelet op de omgeving (voornamelijk laagbouw), er sprake is van een bevolkingsdichtheid van minder dan 90 personen per hectare. In de toekomstige situatie zullen meer mensen aanwezig zijn dan in de huidige situatie 1). Aanduiding van de vervoersstromen Volgens tellingen vindt voor de N209, wegvak Z43 (traject Hillegersberg-Bergschenhoek), het volgende transport met gevaarlijke stoffen plaats (zie tabel B7.1, bron: DCMR). Voor het vervolgtraject (Bergschenhoek-Bleiswijk) zijn geen tellingen aanwezig. Het wegvak is eveneens niet opgenomen in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (2004). Aangenomen mag worden dat hier ook gevaarlijke stoffen over worden getransporteerd, maar dat de aantallen niet hoger zijn dan op het genoemde wegvak.
1) In de bestaande situatie zijn 24 seniorenwoningen aanwezig. In de nieuwe situaties zijn 24 zorgkamers, 18 starterswoningen en 400 m2 bvo (met maximaal 8 behandelruimten) aanwezig. De toename van het aantal personen bedraagt circa 67: 18 woningen * 2,4 p/w, voor bvo: 8 ruimten *3 p (1 behandelaar, 1 patiënt en 1 wachtende).
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
1
Verantwoording groepsrisico
Tabel B7.1 Vervoer gevaarlijke stoffen over de N209 Categorie Aantal
LF1 (nonaan)
LF2 (pentaan)
LT1 (acrylnitril)
LT2 (salpeterzuur)
GF3 (propaan)
1.402
1.612
31
377
106
Voor de N209 is het transport van lpg (GF3) 106 verkeersbewegingen per jaar. Het transport voor alle gevaarlijke stoffen bedraagt 3.527 transportbewegingen per jaar. Bijdrage van de (beperkt) kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico Het betreft hier de bijdrage in hoofdlijnen van de aanwezige en van de redelijkerwijs voorzienbare toekomstige (beperkt) kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico. Gelet op de afstand tot de vervoersas en het beperkte vervoer van gevaarlijke stoffen zal in de huidige situatie de bijdrage van de op dit moment aanwezige objecten op de hoogte van het groepsrisico beperkt zijn. Het plangebied ligt echter op een afstand van meer dan 200 m vanaf de N209. Een toename van personen in het plangebied zal, gelet op deze grote afstand en de reeds bestaande stedelijke omgeving naar verwachting geen relevante gevolgen hebben voor de hoogte van het GR. Mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico Het betreft de mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico, zowel nu als in de toekomst (periode van tien jaar), met betrekking tot het vervoer en de ruimtelijke ontwikkelingen en de voor- en nadelen hiervan. De realisatie van beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied van de N209 is in de betreffende bestemmingsplannen van de gemeente Lansingerland begrensd, waarbij de toename van het groepsrisico waar nodig verantwoord is. Gelet op de geringe hoeveelheid vervoer van gevaarlijke stoffen over de N209 is een verdere begrenzing in het ruimtelijk spoor of een begrenzing van dit vervoer niet opportuun. Bestrijdbaarheid en beperking omvang van een ramp en zelfredzaamheid Dit betreft de mogelijkheden van voorbereiding op de bestrijding van en de beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval. Zelfredzaamheid gaat over de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de route of het tracé om zich in veiligheid te brengen, indien zich een ramp of zwaar ongeval voordoet. De 24 zorgkamers en de 'andere gezondheidsfunctie' kunnen gezien worden als bijzondere kwetsbare objecten waar zorgvuldig mee moet worden omgegaan. De starterswoningen en de gezondheidsfunctie betreffen 'reguliere' kwetsbare objecten. In de huidige situatie zijn ter plaatse 24 seniorenwoningen aanwezig, die evenals de zorgkamers bijzonder kwetsbaar zijn. Ten opzichte van de huidige situatie zal de zelfredzaamheid 1) van de ter plaatse aanwezige personen per saldo niet toe- of afnemen. De locatie is bovendien ruim buiten de relevante PR 10-6-contouren gelegen. Het aantal vervoersbewegingen van brandbare gassen en toxische vloeistoffen over de Leeuwenakkerweg (N209) is gering. Gezien het geringe aantal vervoersbewegingen en de afwezigheid van risicoverhogende factoren (kruising, wegversmalling etc.) zijn de gemeente
1) Bewoners van de starterswoningen zijn zelfredzaam. Bewoners van Stichting Sprank zijn verminderd zelfredzaam. De gezondheidsfunctie is zelfredzaam.
2
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
Verantwoording groepsrisico
en de Veiligheidsregio (VRR) van mening dat de kans op een BLEVE 1) of een ongeval met een tankwagen met toxische vloeistoffen op de N209 zeer klein is. De mogelijkheid op een incident met gevaarlijke stoffen blijft echter altijd bestaan. Gezien het bovenstaande ziet de VRR geen reden aanvullende bouwkundige maatregelen aan de voorgenomen ontwikkelingen te adviseren. Naast de mogelijkheid op een BLEVE en het vrijkomen van toxische vloeistoffen is op de N209 tevens het plasbrandscenario (incident met brandbare vloeistoffen) van toepassing. Het effectgebied van een plasbrand reikt echter niet tot aan het plangebied. Om de zelfredzaamheid en de mogelijkheden voor de hulpverlening te vergroten, worden op advies van de VRR de volgende maatregelen getroffen: a.
Waar mogelijk zijn de uitgangen en/of nooduitgangen van de N209 af gericht en in voldoende mate aangesloten op de (bestaande) infrastructuur binnen en buiten het plangebied, die van de N209 af gericht is. Dit om ervoor te zorgen dat de aanwezige personen veilig in de tegengestelde richting van het incident kunnen vluchten. Vanwege de situering en verschillende functies in de verschillende delen van het gebouw kunnen en zullen niet alle (nood)uitgangen van de N209 af gericht worden. Gezien de lage kans op een BLEVE en om de thans logische indeling van het gebouw in stand te houden, achten wij het feit dat er in geringe mate niet wordt voldaan aan het advies aanvaardbaar.
b.
Voor de geplande ontwikkelingen geldt dat bij een toxische wolk de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen verbeterd kunnen worden door de gebouwen geschikt te maken om enkele uren in te schuilen. Hiervoor dienen deuren, ramen en ventilatieopeningen afsluitbaar te zijn en het luchtverversingssysteem uitgeschakeld te kunnen worden. Het gebouw zal geschikt zijn om enkele uren in te schuilen. Dit wordt verder uitgewerkt bij bouwplantoetsing.
c.
Er wordt zorg gedragen voor een goede voorlichting en instructie van de aanwezige personen, zodat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit door middel van de campagne "Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand". Bij de informatie aan huurders en kopers zal bij oplevering van het gebouw ook informatie wordt verstrekt over de campagne "Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand".
1) Een explosiescenario doordat de druk in een opslagtank (lpg-tankwagen) zo toeneemt dat de tank openbarst en de vloeistof er als een brandende wolk uitkomt. BLEVE: boiling liquid expanding vapour explosion.
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
3
Verantwoording groepsrisico
4
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
Bijlage 8 Nota inspraak- en overlegreacties en staat van wijzigingen
Projectbesluit “Rozenhoek” Nota inspraak- en overlegreacties en staat van wijzigingen
Identificatiecode: NL.IMRO.1621.BP0042P01-VONT 28 juni 2011 T11.04713
Inhoudsopgave
Blz.
Hoofdstuk 1
Inspraak
2
Hoofdstuk 2
Overleg
3
2.1 2.2 2.3
Inleiding Overlegreacties en gemeentelijke reactie en conclusie per overlegreactie Eindconclusie overleg
Hoofdstuk 3 3.1 3.2
Staat van wijzigingen
Inleiding Ambtshalve wijzigingen en motivering
Projectbesluit “Rozenhoek” Nota inspraak- en overlegreacties en staat van wijzigingen
3 3 11
14 14 14
1
1.
INSPRAAK Overeenkomstig de mogelijkheid uit de Inspraakverordening van de gemeente Lansingerland is geen inspraak verleend op het voorontwerpprojectbesluit “Rozenhoek”, aangezien de omwonenden al in september 2010 zijn geïnformeerd over het bouwplan en er in het vervolg van de procedure nog de gelegenheid wordt geboden in te spreken op het ontwerpprojectbesluit “Rozenhoek”.
Projectbesluit “Rozenhoek” Nota inspraak- en overlegreacties en staat van wijzigingen
2
2.
OVERLEG
2.1
Inleiding Overeenkomstig artikel 5.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is gelegenheid tot overleg geboden met betrekking tot het voorontwerpprojectbesluit “Rozenhoek”. Hiervoor zijn de volgende instanties per mail van 13 april 2011 benaderd met het verzoek voor 1 juni 2011 te reageren. • Provincie Zuid-Holland • VROM-inspectie • Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed • Stadsregio Rotterdam • Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard • Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond • DCMR Milieudienst Rijnmond • KPN • Politie Rotterdam-Rijnmond • Regionale brandweer Rotterdam-Rijnmond • Dunea Duin en Water • Kamer van Koophandel Haaglanden • N.V. Nederlandse Gasunie • VWS Pipeline Control Hieronder vindt u een weergave van de overlegreacties en een gemeentelijke reactie op deze overlegreacties, waarbij gemotiveerd wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van de ruimtelijke onderbouwing wordt overgegaan (§ 2.2) en een eindconclusie (§ 2.3).
2.2
Overlegreacties en gemeentelijke reactie en conclusie per overlegreactie De volgende overlegreacties zijn ontvangen: 1.
KPN Postbus 3053 3800 DB Amersfoort Brief d.d. 21 april 2011, I11.28598 en mail d.d. 28 april 2011, I11.28597
2.
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond Postbus 9154 3007 AD Rotterdam Brief d.d. 21 april 2011, I11.24670
3.
Provincie Zuid-Holland Postbus 90602 2509 LP Den Haag Brief d.d. 9 mei 2011, I11.26303
Projectbesluit “Rozenhoek” Nota inspraak- en overlegreacties en staat van wijzigingen
3
4.
VROM-Inspectie Postbus 16191 2500 BD Den Haag Mail d.d. 24 mei 2011, I11.28595
5.
DCMR Milieudienst Rijnmond Postbus 843 3100 AV Schiedam Brief d.d. 23 mei 2011, I11.27536
6.
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard Postbus 4059 3006 AB Rotterdam Brief d.d. 30 mei 2011, I11.28372
De ontvangen reacties zijn hieronder (ambtshalve) kort samengevat en voorzien van een gemeentelijk commentaar en conclusie. KPN Samenvatting Per brief van 21 april 2011 bericht KPN het volgende. Naar aanleiding van het bovengenoemde plan deel ik u mee dat op de aangegeven locatie zeer belangrijke kabels van KPN liggen. Tegen de voorgenomen plannen wil ik bezwaar maken. Het plan heeft mogelijk grote consequenties voor het kabelnet van KPN. Wellicht kan door middel van het aanpassen van uw plan de consequenties voor het kabelnet worden geminimaliseerd. Zoals het voorontwerpprojectbesluit nu aangeeft zullen de kabels en de kabelverdeler naar een nieuw toe te wijzen tracé moeten worden verplaatst wat vermoedelijk zal leiden tot problemen bij de voorbereiding en uitvoering van de werkzaamheden. Graag bespreekt de KPN de nadere uitwerking van dit plan met de ontwikkelaar en de gemeente. Reactie Op basis van deze brief en de overleggen tussen ontwikkelaar en KPN in eerdere instantie heeft overleg plaatsgevonden tussen ontwikkelaar en KPN. Dit heeft geleid tot onderstaand mailbericht aan ontwikkelaar. Samenvatting Per mail van 28 april 2011 bericht KPN het volgende. Naar aanleiding van uw bovengenoemd plan, meld ik dat er voor KPN geen aanleiding bestaat om op de aangegeven locatie werkzaamheden uit te voeren. Wel moet tijdig kenbaar worden gemaakt wanneer het huidige terrein bouwrijp gemaakt gaat worden in verband met het aflassen van de huidige bebouwing. Voor KPN bestaat er in technische zin geen bezwaar tegen de voorgenomen nieuwbouw werkzaamheden, indien wordt gewerkt conform de uitvoeringsvoorschriften voor werken in of nabij leidingstroken c.q. in de nabijheid van leidingen, zoals het aanhouden van een bepaalde afstand tussen bomen en kabels. Verder wordt er gewezen op het kosten-
Projectbesluit “Rozenhoek” Nota inspraak- en overlegreacties en staat van wijzigingen
4
aspect en de procedure indien er toch werkzaamheden aan de kabels plaats moeten vinden. Tenslotte wordt ingegaan op de procedure en voorwaarden voor (de start van) de werkzaamheden in het kader van het projectbesluit en de op basis daarvan te verlenen bouwvergunning. Reactie KPN heeft in technische zin geen bezwaar tegen het (voorontwerp)projectbesluit. De verder genoemde voorschriften en voorwaarden zijn van technische en praktische aard en zijn niet relevant voor het (voorontwerp)projectbesluit. Conclusie De overlegreactie geeft geen aanleiding tot aanpassingen van de ruimtelijke onderbouwing van het projectbesluit. Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond Samenvatting De afdeling Risicobeheersing van de VRR brengt in het kader van externe veiligheid advies uit over de verantwoording van het groepsrisico en de mogelijkheden voor hulpverlening en zelfredzaamheid. Het aantal vervoersbewegingen van brandbare gassen en toxische vloeistoffen over de Leeuwenakkerweg (N209) is gering. Gezien het geringe aantal vervoersbewegingen en de afwezigheid van risicoverhogende factoren (kruising, wegversmalling etc.) is de VRR 1 van mening dat de kans op een BLEVE of een ongeval met een tankwagen met toxische vloeistoffen op de N209 zeer klein is. De mogelijkheid op een incident met gevaarlijke stoffen blijft echter altijd bestaan. Gezien het bovenstaande ziet de VRR geen reden aanvullende bouwkundige maatregelen aan de voorgenomen ontwikkelingen te adviseren. Naast de mogelijkheid op een BLEVE en het vrijkomen van toxische vloeistoffen is op de N209 tevens het plasbrandscenario (incident met brandbare vloeistoffen) van toepassing. Het effectgebied van een plasbrand reikt echter niet tot aan het plangebied. Daarom is dit scenario niet meegenomen in dit advies. De VRR adviseert u wel de volgende voorzieningen te realiseren, teneinde de zelfredzaamheid en de mogelijkheden voor de hulpverlening te vergroten: a. Ondanks de lage kans op een dreigende BLEVE is het voor de voorziene ontwikkelingen wenselijk de (nood)uitgang(en) zodanig te realiseren dat aanwezige personen veilig in tegengestelde richting van het incident kunnen vluchten. Ten behoeve van genoemde vluchtmogelijkheid dient in de voorziene ontwikkelingen minimaal één (nood)uitgang van de N209 af gericht te zijn. Alle (nood)uitgang(en) dienen in voldoende mate aansluiten op de bestaande infrastructuur binnen en buiten het plangebied. b. Voor de geplande ontwikkelingen geldt dat bij een toxische wolk de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen verbeterd kan worden door de gebouwen geschikt te maken om enkele uren in te schuilen. Hiervoor dienen deuren, ramen en
1
Een explosiescenario doordat de druk in een opslagtank (LPG-tankwagen) zo toeneemt dat de tank openbarst en de vloeistof er als een brandende wolk uitkomt. BLEVE: boiling liquid expanding vapour explosion.
Projectbesluit “Rozenhoek” Nota inspraak- en overlegreacties en staat van wijzigingen
5
c.
ventilatieopeningen afsluitbaar te zijn en het luchtverversingssysteem uitgeschakeld te kunnen worden. Draag zorg voor een goede voorlichting en instructie van de aanwezige personen zodat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit door middel van de campagne "Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand".
Reactie De algemene reactie wordt voor kennisgeving aangenomen. Op het punt van de adviezen a t/m c de volgende reactie. a. Waar mogelijk zijn de uitgangen en/of nooduitgangen van de N209 af gericht en in voldoende mate aangesloten op de (bestaande) infrastructuur binnen en buiten het plangebied, die van de N209 af gericht is. Dit om ervoor te zorgen dat de aanwezige personen veilig in de tegengestelde richting van het incident kunnen vluchten. Vanwege de situering en verschillende functies in de verschillende delen van het gebouw kunnen niet alle (nood)uitgangen van de N209 af gericht worden. Gezien de lage kans op een BLEVE en om de thans logische indeling van het gebouw in stand te houden, achten wij het feit dat er in geringe mate niet wordt voldaan aan het advies aanvaardbaar. b. Het gebouw zal geschikt zijn om hier enkele uren in te schuilen. Dit aspect wordt verder niet in de ruimtelijke onderbouwing van het projectbesluit meegenomen, maar wordt verder uitgewerkt bij de bouwplantoetsing. c. Bij de informatie aan huurders en kopers bij oplevering van het gebouw ook informatie wordt verstrekt over de campagne “Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand”. Conclusie De overlegreactie geeft aanleiding tot aanpassing van de ruimtelijke onderbouwing van het projectbesluit op het punt: i. Aan de ruimtelijke onderbouwing zal een bijlage 7 worden toegevoegd waarin bovenstaande reactie wordt opgenomen. Provincie Zuid-Holland Samenvatting Het plan is conform het provinciale beoordelingskader dat is vastgelegd in de provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte. Reactie Deze reactie wordt voor kennisgeving aangenomen. Conclusie De overlegreactie geeft geen aanleiding tot aanpassingen van de voorontwerpruimtelijke onderbouwing van het projectbesluit.
Projectbesluit “Rozenhoek” Nota inspraak- en overlegreacties en staat van wijzigingen
6
VROM-Inspectie Samenvatting Het plan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen, gelet op de nationale belangen zoals die zijn verwoord in de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid (RNRB). Reactie Deze reactie wordt voor kennisgeving aangenomen. Conclusie De overlegreactie geeft geen aanleiding tot aanpassingen van de voorontwerpruimtelijke onderbouwing van het projectbesluit. DCMR Milieudienst Rijnmond Samenvatting a. Duurzaamheid In het voorontwerp wordt de Woonvisie gemeente Lansingerland 2009-2013 als beleidskader aangehaald. Eén van de hierin benoemde beleidsvoornemens heeft betrekking op het aspect duurzaamheid (onder meer door energiebesparende maatregelen). Hierbij is als uitvoeringmaatregel opgenomen dat de woningbouwvereniging 3B Wonen (de initiator van het project) in 2009 een milieubeleidplan opstelt. Ik ga er vanuit dat een dergelijk plan ondertussen is vastgesteld en dat daarin ook ingegaan is op energiebesparende maatregelen voor nieuwe projecten. In het voorontwerp wordt op het aspect duurzaamheid echter niet ingegaan. Ik adviseer u om in het voorontwerp bij de toetsing aan de Woonvisie het aspect duurzaamheid aan de hand van het milieubeleidplan van 3B Wonen alsnog te betrekken. b. Geluid In het voorontwerp wordt geconcludeerd dat alleen de omliggende niet-gezoneerde wegen (30 km/h wegen) een significant geluidniveau op de gevels van het project veroorzaken. Ook wordt gesteld dat bij de berekende geluidsbelastingen met eenvoudige maatregelen voldaan zal worden aan de in het Bouwbesluit vereiste binnenwaarden. Ik adviseer u om ook de gecumuleerde geluidbelasting te bepalen om te kunnen toetsen of aan de vereisten uit het Bouwbesluit kan worden voldaan. c. Externe Veiligheid Voor de toetsing van het aspect externe veiligheid is in het voorontwerp geen volledige inventarisatie van de voor het project relevante risicobronnen uitgevoerd. Zo wordt in het voorontwerp wel ingegaan op het transport van gevaarlijke stoffen over de weg (N209) maar niet op het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen. Langs de N209 is een hoge drukaardgasleiding van de Gasunie aanwezig. Deze heeft een diameter van 12 inch en een druk van 40 bar. De inventarisatie afstand van deze buisleiding bedraagt 140 m. Het project ligt op 220 m vanaf de leiding. Hierdoor is het op basis van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) niet verplicht om berekeningen uit te voeren met behulp van het voorgeschreven rekenpakket CAROLA. Ik adviseer u echter wel om de inventarisatie van relevante risicobronnen met deze leiding uit te breiden.
Projectbesluit “Rozenhoek” Nota inspraak- en overlegreacties en staat van wijzigingen
7
Op bladzijde 23 van het voorontwerp wordt gesteld dat het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) naar verwachting in 2010 zal worden vastgesteld. Deze planning is ondertussen achterhaald. Volgens de huidige planning treedt het Btev pas in 2012 in werking. Het project ligt binnen het invloedsgebied van de N209. Hierdoor is de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRVGS) van toepassing. Volgens de cRVGS gelden grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico en moet het groepsrisico worden verantwoord wanneer er sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico of wanneer er sprake is van een toename van het groepsrisico. Op basis van de vuistregels wordt in het voorontwerp gesteld dat er geen sprake is van een plaatsgebonden risico dat groter is dan de grens- en richtwaarde en dat er geen sprake is van een groepsrisico dat hoger is dan de oriëntatiewaarde. In het voorontwerp wordt gesteld dat "In de toekomstige situatie meer mensen aanwezig zullen zijn dan in de huidige situatie. Naar verwachting heeft dat echter geen relevante gevolgen voor de hoogte van het GR." In het voorontwerp wordt echter niet duidelijk gemaakt of het groepsrisico toeneemt dan wel gelijk blijft. Ik adviseer u deze onduidelijkheid weg te nemen. Ondanks deze onduidelijkheid is in het voorontwerp een subparagraaf "Verantwoording GR" opgenomen. Hiermee wordt dus gesuggereerd dat het groepsrisico zal toenemen. In dat geval moet het groepsrisico inderdaad worden verantwoord. Deze paragraaf voldoet echter niet aan de vereisten van de cRVGS. Volgens de cRVGS moet expliciet zijn aangeven hoe de diverse factoren zijn beoordeeld en eventuele in aanmerking komende maatregelen, zijn afgewogen. Daarbij moet in overleg worden getreden met andere betrokken overheden over de te volgen aanpak. Het bestuur van de veiligheidsregio dient in de gelegenheid te worden gesteld advies uit te brengen over het groepsrisico, de zelfredzaamheid en de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval. In de motivering bij het betrokken besluit moeten de volgende gegevens worden opgenomen: het groepsrisico indien van toepassing: het eerder vastgestelde groepsrisico een aanduiding van het invloedsgebied de aanwezige dichtheid van personen en de in de toekomst redelijkerwijs voorzienbare dichtheid per hectare in dit invloedsgebied een aanduiding van de vervoersstromen, in termen van aard en de omvang van gevaarlijke stoffen die specifiek bijdragen aan de overschrijding van de oriëntatiewaarde, alsmede een aanduiding in hoofdlijnen van de bijdrage van de verschillende transportstromen aan het groepsrisico een aanduiding van de redelijkerwijs voorzienbare vervoerstromen in de toekomst (periode van tien jaar) met inbegrip van een aanduiding van de invloed daarvan op het groepsrisico de bijdrage in hoofdlijnen van de aanwezige en van de redelijkerwijs voorzienbare toekomstige (periode van tien jaar) (beperkt) kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico de mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico, zowel nu als in de toekomst (periode van tien jaar), met betrekking tot het vervoer en de ruimtelijke ontwikkelingen en de voor- en nadelen hiervan
Projectbesluit “Rozenhoek” Nota inspraak- en overlegreacties en staat van wijzigingen
8
-
de mogelijkheden van de voorbereiding op de bestrijding van en de beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval als bedoeld in artikel 1 van de Wet rampen en zware ongevallen de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de route of het tracé om zich in veiligheid te brengen indien zich een ramp of zwaar ongeval voordoet. Een aantal van de benodigde gegevens zijn wel uit het voorontwerp te herleiden. Verder is het mij bekend dat het bestuur van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond u op 21 april 2011 een advies over dit project heeft gegeven. Ik adviseer u aan de hand van de uit het voorontwerp te herleiden gegevens en het advies van de VRR de verantwoording van het groepsrisico te herschrijven. Reactie a. Duurzaamheid Navraag bij 3B Wonen (de initiator) heeft geleid tot de aanvullingen i. t/m iii. uit onderstaande conclusie. b. Geluid In het kader van de ruimtelijke procedure komt cumulatie van de geluidsbelasting alleen aan de orde bij een besluit hogere waarde. Ter plaatse van de locatie wordt de voorkeursgrenswaarde ten gevolge van een gezoneerde weg(en) niet overschreden, waardoor een besluit hogere waarde niet aan de orde is. Cumulatie kan in het kader van de ruimtelijke procedure dan ook achterwege blijven. In het kader van het bouwbesluit is voor de bepaling van het binnenwaardeniveau wel de gecumuleerde geluidsbelasting van alle bronnen noodzakelijk. Dit maakt echter geen onderdeel uit van de ruimtelijke procedure. c. Externe veiligheid Naar aanleiding van het advies van de DCMR wordt de ruimtelijke onderbouwing aangepast c.q. aangevuld conform de punten iv. t/m vi. Uit onderstaande conclusie. Conclusie De overlegreactie geeft aanleiding tot aanpassingen van de ruimtelijke onderbouwing van het projectbesluit op de punten: i. Aan § 2.3 ‘Gemeentelijk beleid’ onder het kopje ‘Woonvisie gemeente Lansingerland 2009-2013 (2009)’ zal de volgende tekst toegevoegd worden: “Een ander beleidsvoornemen heeft betrekking op het aspect duurzaamheid. Hierbij is als uitvoeringmaatregel opgenomen dat de woningbouwvereniging 3B Wonen (de initiator van het project) in 2009 een milieubeleidplan opstelt.” ii. Aan § 2.4 ‘Conclusie’ zal een alinea toegevoegd worden die zal luiden: “Op basis van de afspraak met 3B Wonen uit de ‘Woonvisie gemeente Lansingerland 20092013’ heeft 3B Wonen een milieubeleidsplan opgesteld voor haar bestaande bezit. Voor de nieuwbouwprojecten is geen milieubeleidsplan opgesteld, omdat deze al een energielabel A hebben doordat voldaan wordt aan de EPC van 0,8 of (0,6 per 1-1-2011). Wel wordt er per project onderzocht welke specifieke duurzame maatregelen kunnen worden toegepast. Voor de Rozenhoek zijn deze maatregelen beschreven in § 3.2 ‘Toekomstige situatie’ onder het kopje ‘Duurzaamheid’.” iii. Aan § 3.2 ‘Toekomstige situatie’ zal een kopje ‘Duurzaamheid’ worden toegevoegd met daaronder de volgende tekst: “Voor de Rozenhoek wordt naast duur-
Projectbesluit “Rozenhoek” Nota inspraak- en overlegreacties en staat van wijzigingen
9
iv.
v.
vi.
zaam materiaalgebruik voor het gebouw, een gebouwontwerp op basis van “flexibel bouwen” gehanteerd. Flexibel bouwen heeft tot doel dat de functie van het gebouw in de toekomst kan veranderen indien de huidige gebruiker dit wenst of de gebruiker verandert. Daarnaast wordt tijdens het ontwerpproces rekening gehouden met het beperken van de milieubelastende kringloop van toe te passen materialen. Concreet betekent dit bij de Rozenhoek het volgende: bij de bouw worden methodes en materialen toegepast die niet alleen voldoen aan de gestelde eisen, maar die een meerwaarde creëren, nu en in de toekomst. Voorbeeld is dat daar waar mogelijk FSC-hout en beton met puingranulaat wordt toegepast. de bestaande ecologische omgeving wordt zo veel mogelijk benut ten gunste van de locatie. Voorbeeld is het behoudt van zo veel mogelijk bestaande bomen. Verder worden er nog een aantal maatregelen genomen die boven de wettelijke EPC (energieprestatiecoëfficiënt) van 0,8 uitgaan: een goede isolatiewaarde van de schil, waardoor de warmtebehoefte van de appartementen en het zorggebouw wordt beperkt vergaande aandacht voor detaillering (beperking transmissie- en infiltratieverliezen en koudebruggen) toepassing van passieve zonne-energie, optimaal gebruik maken van daglicht en instraling in koudere seizoenen beperken oververhitting (ter vermijding van koelvraag) toepassen van efficiënte ventilatiesystemen beperking van leidinglengten voor warm tapwater.” In § 4.7 ‘Externe veiligheid’ onder de kopjes ‘Toetsingskader’ en ‘Onderzoek’ zal ook ingegaan worden op het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen. Het toetsingskader wordt gevormd door het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) waarin aangegeven wordt wanneer er (verplicht) berekeningen uitgevoerd dienen te worden met behulp van het voorgeschreven rekenpakket CAROLA. Onder het kopje ‘Onderzoek’ zal vermeld worden dat langs de N209 een hoge drukaardgasleiding van de Gasunie aanwezig is met een diameter van 12 inch en een druk van 40 bar. De inventarisatie afstand van deze buisleiding bedraagt 140 m. Het project ligt op 220 m vanaf de leiding. Hierdoor is het op basis van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) niet verplicht om berekeningen uit te voeren met behulp van het voorgeschreven rekenpakket CAROLA. In § 4.7 ‘Externe veiligheid’ onder het kopje ‘Toetsingskader’ zal de zin “In 2010 zal naar verwachting het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV) worden vastgesteld.” worden vervangen door “Naar verwachting zal het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV) in 2012 in werking treden.” In § 4.7 ‘Externe veiligheid’ onder het kopje ‘Onderzoek’ zal de tekst over de toename van het aantal verblijvende personen in het gebied worden verduidelijkt: de toename van het aantal verblijvende personen in het gebied heeft naar verwachting echter geen rekenkundige gevolgen voor de hoogte van het groepsrisico. Zekerheidshalve wordt er toch aandacht besteed aan de verantwoording van het groepsrisico. De subparagraaf ‘Verantwoording GR’ wordt aangepast op basis van de toegevoegde bijlage 7 waarin kort wordt ingegaan op de groepsrisicoverant-
Projectbesluit “Rozenhoek” Nota inspraak- en overlegreacties en staat van wijzigingen
10
woording naar aanleiding van de vereisten van de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (cRVGS). Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard Samenvatting Op pagina 28 van de voorontwerpruimtelijke onderbouwing staat in paragraaf 4.10.2 onder het kopje ‘toekomstige situatie’ en onderdeel ‘waterkwantiteit’ de volgende zin: “De aanvullende waterberging dient zo dicht mogelijk bij de locatie gerealiseerd te worden/zijn op het moment van toename van het verhard oppervlak.” Op basis van het beleid van het hoogheemraadschap zou deze zin als volgt moeten zijn: “De aanvullende waterberging moet worden gerealiseerd in hetzelfde peilgebied als waar de toename van het verhard oppervlak plaats zal vinden. Verder moet de aanvullende waterberging zo dicht mogelijk bij de projectlocatie gerealiseerd worden gerealiseerd voorafgaand aan de toename van het verhard oppervlak.” Reactie De zin zal conform advies worden overgenomen in de ruimtelijke onderbouwing. Conclusie De overlegreactie geeft aanleiding tot aanpassing van de ruimtelijke onderbouwing van het projectbesluit op het punt: i. In paragraaf 4.10.2 ‘Water’, onder het kopje ‘Toekomstige situatie’ en onderdeel ‘Waterkwantiteit’ zal de zin: “De aanvullende waterberging dient zo dicht mogelijk bij de locatie gerealiseerd te worden/zijn op het moment van toename van het verhard oppervlak.” Worden vervangen door de zin “De aanvullende waterberging moet worden gerealiseerd in hetzelfde peilgebied als waar de toename van het verhard oppervlak plaats zal vinden. Verder moet de aanvullende waterberging zo dicht mogelijk bij de projectlocatie gerealiseerd worden gerealiseerd voorafgaand aan de toename van het verhard oppervlak.” 2.3
Eindconclusie overleg De overlegreacties geven aanleiding tot aanpassingen van de ruimtelijke onderbouwing van het projectbesluit op de punten: i. Aan de ruimtelijke onderbouwing zal een bijlage 7 worden toegevoegd waarin wordt opgenomen: a. Waar mogelijk zijn de uitgangen en/of nooduitgangen van de N209 af gericht en in voldoende mate aangesloten op de (bestaande) infrastructuur binnen en buiten het plangebied, die van de N209 af gericht is. Dit om ervoor te zorgen dat de aanwezige personen veilig in de tegengestelde richting van het incident kunnen vluchten. Vanwege de situering en verschillende functies in de verschillende delen van het gebouw kunnen niet alle (nood)uitgangen van de N209 af gericht worden. Gezien de lage kans op een BLEVE en om de thans logische indeling van het gebouw in stand te houden, achten wij het feit dat er in geringe mate niet wordt voldaan aan het advies aanvaardbaar.
Projectbesluit “Rozenhoek” Nota inspraak- en overlegreacties en staat van wijzigingen
11
b.
ii.
iii.
iv.
Het gebouw zal geschikt zijn om hier enkele uren in te schuilen. Dit aspect wordt verder niet in de ruimtelijke onderbouwing van het projectbesluit meegenomen, maar wordt verder uitgewerkt bij de bouwplantoetsing. c. Bij de informatie aan huurders en kopers bij oplevering van het gebouw ook informatie wordt verstrekt over de campagne “Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand”. Aan § 2.3 ‘Gemeentelijk beleid’ onder het kopje ‘Woonvisie gemeente Lansingerland 2009-2013 (2009)’ zal de volgende tekst toegevoegd worden: “Een ander beleidsvoornemen heeft betrekking op het aspect duurzaamheid. Hierbij is als uitvoeringmaatregel opgenomen dat de woningbouwvereniging 3B Wonen (de initiator van het project) in 2009 een milieubeleidplan opstelt.” Aan § 2.4 ‘Conclusie’ zal een alinea toegevoegd worden die zal luiden: “Op basis van de afspraak met 3B Wonen uit de ‘Woonvisie gemeente Lansingerland 20092013’ heeft 3B Wonen een milieubeleidsplan opgesteld voor haar bestaande bezit. Voor de nieuwbouwprojecten is geen milieubeleidsplan opgesteld, omdat deze al een energielabel A hebben doordat voldaan wordt aan de EPC van 0,8 of (0,6 per 1-1-2011). Wel wordt er per project onderzocht welke specifieke duurzame maatregelen kunnen worden toegepast. Voor de Rozenhoek zijn deze maatregelen beschreven in § 3.2 ‘Toekomstige situatie’ onder het kopje ‘Duurzaamheid’.” Aan § 3.2 ‘Toekomstige situatie’ zal een kopje ‘Duurzaamheid’ worden toegevoegd met daaronder de volgende tekst: “Voor de Rozenhoek wordt naast duurzaam materiaalgebruik voor het gebouw, een gebouwontwerp op basis van “flexibel bouwen” gehanteerd. Flexibel bouwen heeft tot doel dat de functie van het gebouw in de toekomst kan veranderen indien de huidige gebruiker dit wenst of de gebruiker verandert. Daarnaast wordt tijdens het ontwerpproces rekening gehouden met het beperken van de milieubelastende kringloop van toe te passen materialen. Concreet betekent dit bij de Rozenhoek het volgende: bij de bouw worden methodes en materialen toegepast die niet alleen voldoen aan de gestelde eisen, maar die een meerwaarde creëren, nu en in de toekomst. Voorbeeld is dat daar waar mogelijk FSC-hout en beton met puingranulaat wordt toegepast. de bestaande ecologische omgeving wordt zo veel mogelijk benut ten gunste van de locatie. Voorbeeld is het behoudt van zo veel mogelijk bestaande bomen. Verder worden er nog een aantal maatregelen genomen die boven de wettelijke EPC (energieprestatiecoëfficiënt) van 0,8 uitgaan: een goede isolatiewaarde van de schil, waardoor de warmtebehoefte van de appartementen en het zorggebouw wordt beperkt vergaande aandacht voor detaillering (beperking transmissie- en infiltratieverliezen en koudebruggen) toepassing van passieve zonne-energie, optimaal gebruik maken van daglicht en instraling in koudere seizoenen beperken oververhitting (ter vermijding van koelvraag) toepassen van efficiënte ventilatiesystemen beperking van leidinglengten voor warm tapwater.”
Projectbesluit “Rozenhoek” Nota inspraak- en overlegreacties en staat van wijzigingen
12
v.
vi.
vii.
viii.
In § 4.7 ‘Externe veiligheid’ onder de kopjes ‘Toetsingskader’ en ‘Onderzoek’ zal ook ingegaan worden op het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen. Het toetsingskader wordt gevormd door het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) waarin aangegeven wordt wanneer er (verplicht) berekeningen uitgevoerd dienen te worden met behulp van het voorgeschreven rekenpakket CAROLA. Onder het kopje ‘Onderzoek’ zal vermeld worden dat langs de N209 een hoge drukaardgasleiding van de Gasunie aanwezig is met een diameter van 12 inch en een druk van 40 bar. De inventarisatie afstand van deze buisleiding bedraagt 140 m. Het project ligt op 220 m vanaf de leiding. Hierdoor is het op basis van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) niet verplicht om berekeningen uit te voeren met behulp van het voorgeschreven rekenpakket CAROLA. In § 4.7 ‘Externe veiligheid’ onder het kopje ‘Toetsingskader’ zal de zin “In 2010 zal naar verwachting het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV) worden vastgesteld.” worden vervangen door “Naar verwachting zal het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV) in 2012 in werking treden.” In § 4.7 ‘Externe veiligheid’ onder het kopje ‘Onderzoek’ zal de tekst over de toename van het aantal verblijvende personen in het gebied worden verduidelijkt: de toename van het aantal verblijvende personen in het gebied heeft naar verwachting echter geen rekenkundige gevolgen voor de hoogte van het groepsrisico. Zekerheidshalve wordt er toch aandacht besteed aan de verantwoording van het groepsrisico. De subparagraaf ‘Verantwoording GR’ wordt aangepast op basis van de toegevoegde bijlage 7 waarin kort wordt ingegaan op de groepsrisicoverantwoording naar aanleiding van de vereisten van de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (cRVGS). In paragraaf 4.10.2 ‘Water’, onder het kopje ‘Toekomstige situatie’ en onderdeel ‘Waterkwantiteit’ zal de zin: “De aanvullende waterberging dient zo dicht mogelijk bij de locatie gerealiseerd te worden/zijn op het moment van toename van het verhard oppervlak.” Worden vervangen door de zin “De aanvullende waterberging moet worden gerealiseerd in hetzelfde peilgebied als waar de toename van het verhard oppervlak plaats zal vinden. Verder moet de aanvullende waterberging zo dicht mogelijk bij de projectlocatie gerealiseerd worden gerealiseerd voorafgaand aan de toename van het verhard oppervlak.”
Projectbesluit “Rozenhoek” Nota inspraak- en overlegreacties en staat van wijzigingen
13
3.
STAAT VAN WIJZIGINGEN
3.1
Inleiding Op basis van een ambtshalve beoordeling van de voorontwerpruimtelijke onderbouwing van het projectbesluit “Rozenhoek” zijn een aantal onjuistheden, onduidelijkheden en/of gebreken geconstateerd.
3.2
Ambtshalve wijzigingen en motivering
1.
Wijziging Op het voorblad/kaft dienen de “vierkanten van RBOI” verwijderd te worden en een grotere foto van het projectgebied opgenomen te worden. Motivering De huisstijl van de gemeente Lansingerland moet hier gehanteerd worden.
2.
Wijziging In de inhoud dient te worden vermeld dat er ook nog een verbeelding bij de ruimtelijke onderbouwing hoort. Motivering Deze vermelding ontbreekt.
3.
Wijziging § 4.3, conclusie, laatste zin: 'woningen' in de zin 'De geluidsbelasting door … niet in de weg.’ vervangen door ‘wegen' Motivering Hier wordt ‘wegen’ bedoeld in plaats van ‘woningen’.
4.
Wijziging Op het schutblad bijlagen dienen de “vierkanten van RBOI” verwijderd te worden. Motivering De huisstijl van de gemeente Lansingerland moet hier gehanteerd worden.
Projectbesluit “Rozenhoek” Nota inspraak- en overlegreacties en staat van wijzigingen
14
Bijlage 9 Overlegreacties, brieven
Bijlage 10 Staat van wijzigingen 25 oktober 2011
Staat van wijzigingen 25 oktober 2011
STAAT VAN WIJZIGINGEN, 25 OKTOBER 2011 1.
In § 3.2. onder het kopje 'Situering, vorm en indeling nieuwe Rozenhoek' is het woord 'circa' voor de hoogtematen verwijderd en deze maten zijn vervangen door respectievelijk 9,87 en 9,27 m, zijnde de maten van de waarneembare bouwhoogte van het middengedeelte en de vleugels van het gebouw.
2.
In § 3.2. onder het kopje 'Inpassing nieuwe Rozenhoek' is de zin "Voor de vleugel aan de Pastoor Canniuslaan … de Verzetstraat aangehouden." vervangen door "Voor de vleugel aan de Pastoor Canniuslaan komt de rooilijn van de begane grond van de starterswoningen gelijk met de gevellijn van de bestaande bebouwing. Deze ligt op 12,9 meter uit de zijgevel van de woning Laan der Vrijheid 82 en ongeveer 1 meter terug ten opzichte van de rooilijn in de Verzetstraat. Op de eerste en tweede verdieping is deze maat iets kleiner, tussen de 60 en 70 centimeter, vanwege de 30 cm overstek van de nieuwe Rozenhoek op de eerste en tweede verdieping.".
3.
In § 4.7. onder het kopje 'Onderzoek', subkopje 'Buisleidingen' is toegevoegd dat uit onderzoek van de Gasunie is gebleken dat het plangebied buiten de 1% letaliteitgrens van de hogedrukaardgasleiding valt, waarmee vaststaat dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling.
4.
In paragraaf 4.8, 'Kabels en leidingen', is de zin "Tevens is er een laagspanningsverdeelkastje aanwezig." toegevoegd.
5.
In paragraaf 4.8, 'Kabels en leidingen', is de zin "In de directe omgeving … leidingen gelegen." aangepast naar: "In het plangebied en in de directe omgeving … leidingen gelegen.".
6.
Bijlage 6, 'Vleermuisonderzoek, 1e veldbezoek', is vervangen door 'Resultaten vleermuisonderzoek Bergschenhoek'.
7.
In paragraaf 4.11, 'Ecologie', zijn de teksten van de subparagrafen 'Onderzoek' en 'Toetsing en conclusie' aangepast conform het eindrapport "Resultaten vleermuisonderzoek Bergschenhoek".
8.
In de inhoudsopgave is melding gemaakt van de nieuwe bijlage 6.
9.
Aan de inhoudsopgave, onder de kop 'Bijlagen', en aan de bijlagen zelf is deze 'Staat van wijzigingen, 25 oktober 2011' toegevoegd.
2
Ruimtelijke onderbouwing projectbesluit Rozenhoek te Bergschenhoek Ontwerp
VERBEELDING