ONDERZOEKSWIJZER Inventarisatie onderzoek maatschappelijke erkenning veteranen
Kennis- en onderzoekscentrum Veteraneninstituut Postbus 125 3940 AC Doorn 0343 - 47 42 55
[email protected] www.veteraneninstituut.nl
Veteraneninstituut Kennis- en onderzoekscentrum
Onderzoekswijzer Inventarisatie onderzoek maatschappelijke erkenning veteranen
Onderzoekswijzer Inventarisatie onderzoek maatschappelijke erkenning veteranen
Veteraneninstituut
Drs. M. Elands Drs. J.R. Schoeman
December 2009
Foto omslag: Wiebe Arts / Nederlandse Veteranendag 2008 Vormgeving omslag: Elijzen Grafische Producties
2009 Stichting het Veteraneninstituut, Postbus 125, 3940 AC Doorn
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteurs. De Stichting het Veteraneninstituut (Vi) voert namens het Ministerie van Defensie een belangrijk deel van het Nederlandse veteranenbeleid uit en bevordert de maatschappelijke erkenning en het psychisch, sociaal en lichamelijk welbevinden van Nederlandse veteranen en hun thuisfront.
Inhoudsopgave 1
Inleiding
7
2
Algemeen erkenningsonderzoek
13
2.1
Nederlands-Indië
13
2.2
Overige uitzendingen
15
3
Opinieonderzoek
17
3.1
Publieke Opinieonderzoek
17
3.2
Opinieonderzoek onder veteranen
20
Jonge veteranen en Nieuw-Guineaveteranen
20
Evaluatieonderzoek Nederlandse Veteranendag
21
4
Beeldvormingsonderzoek
23
4.1
Berichtgeving algemeen
23
4.2
Berichtgeving Nederlandse Veteranendag
25
5
Onderzoek „nasleep‟ militaire operaties
27
5.1
Herdenken, gevallenen en monumenten
27
5.2
Decoraties
29
5.3
Maatschappelijke nasleep militaire operaties
30
Vermelde auteurs/onderzoekers
31
Aanmeldings- en wijzigingsformulier
33
1
Inleiding
Sinds de oprichting van het Veteraneninstituut (Vi) in 2000 is het uitvoeren, toegankelijk maken en coördineren van het wetenschappelijk onderzoek in relatie tot veteranen één van de taken die aan het Vi is opgedragen. Daarbij gaat het onder meer over het inventariseren van lopend onderzoek en het ontwikkelen van plannen voor nieuw onderzoek. Deze gedachte is verder uitgewerkt in de opdracht aan het Kennis- en onderzoekscentrum (KOC) van het Vi: dienen als een informatiebron voor het veteranenbeleid en als inspiratiebron voor verder onderzoek naar de gevolgen van de inzet van militairen voor henzelf en hun gezinsleden. Dit heeft geresulteerd in twee hoofdtaken van het KOC:
(1) het verzamelen en verspreiden van informatie die relevant is voor de maatschappelijke positie van veteranen en voor de zorg van veteranen en hun gezinsleden; (2) het stimuleren, begeleiden en (doen) uitvoeren van onderzoek en het opstellen van aanbevelingen voor te verrichten onderzoek, relevant voor veteranenbeleid en nazorg.
In 2006 heeft het KOC een onderzoekswijzer uitgebracht over het onderzoek naar de gezondheid van veteranen en veteranenzorg. Deze onderzoekswijzer wordt digitaal up to date gehouden (www.veteraneninstituut.nl). Onderzoek naar en publicaties over maatschappelijke erkenning voor veteranen waren nog niet op dergelijke wijze in kaart gebracht. Het KOC heeft dit samen met de Afdeling Communicatie & Maatschappelijke Erkenning van het Vi alsnog ter hand genomen.
Met de presentatie van deze tweede onderzoekswijzer wordt de inventarisatie van het onderzoek naar maatschappelijke erkenning voor veteranen aan belangstellenden ter beschikking gesteld. Met maatschappelijke erkenning bedoelen we in deze onderzoekswijzer de belangstelling en waardering die veteranen in het publieke domein ten deel vallen. Het gaat dus om onderzoek naar (aspecten van) de positie van, opvattingen over en beelden van veteranen in onze samenleving.
7
Ontwikkelingen in onderzoek
Tot halverwege de jaren tachtig van de twintigste eeuw was er in Nederland weinig aandacht voor veteranen, hun positie in de samenleving en de gevolgen van hun militaire inzet onder oorlogsomstandigheden. Het waren de Indiëveteranen die in deze periode hun oorloggerelateerde gezondheidsklachten en het gebrek aan maatschappelijke waardering voor hun inzet op de publieke en politieke agenda wisten te krijgen. De beide thema‟s – hoekstenen van het veteranenbeleid sinds 1990 - werden in de aanloop naar de eerste veteranenbeleidsnota en vooral na het verschijnen daarvan in toenemende mate onderwerp van wetenschappelijke studie. Hierbinnen zouden de gezondheidsklachten van veteranen verreweg de meeste aandacht krijgen en bleef maatschappelijke erkenning voor veteranen verhoudingsgewijs een klein onderzoeksthema.
De eerste organisaties die zich in bescheiden mate op de studie naar de positie van (Indië)veteranen in de samenleving richtten, maakten deel uit van of waren gelieerd aan de krijgsmacht. Zo verscheen in 1990 onder auspiciën van de Stichting Maatschappij en Krijgsmacht en met medewerking van defensie-historici de symposiumbundel De Politionele Acties. Afwikkeling en Verwerking. Dit was de eerste wetenschappelijke publicatie waarin meerdere facetten van de maatschappelijke erkenning voor Indiëveteranen werden behandeld. Na deze hoopvolle aftrap zakte de wetenschappelijke aandacht voor de maatschappelijke erkenning voor veteranen weer wat weg, om in de tweede helft van de jaren negentig onder andere via enkele individuele wetenschappers en onderzoekers van de Sectie Militaire Geschiedenis KL weer wat op te leven. Inmiddels was in 1991 in het kader van het veteranenbeleid de Stichting Dienstverlening Veteranen (SDV) in het leven geroepen. Deze beleidsuitvoerende organisatie gaf een eerste aanzet tot het laten uitvoeren van onderzoek naar de publieke opinie over veteranen.
De oprichting van het Veteraneninstituut in 2000, dat over een eigen kennis- en onderzoekscentrum ging beschikken, gaf een impuls aan het onderzoek naar de maatschappelijke erkenning voor veteranen. Dit beperkte zich nu ook niet langer tot de Indiëveteranen. Vanuit het Veteraneninstituut werd, deels in samenwerking met onder meer het Nederlands Instituut voor Militaire Historie, de Koninklijke Militaire Academie, het Koninklijk Instituut voor de Marine en het Legermuseum, verkennend onderzoek uitgevoerd naar de maatschappelijke positie van diverse groepen veteranen. Het Veteraneninstituut liet bovendien,
8
in aansluiting op het onderzoek dat de SDV eerder had laten verrichten, jaarlijks de publieke opinie over veteranen onderzoeken, terwijl in nauwe samenwerking met de Erasmus Universiteit Rotterdam diverse onderzoeken naar de beeldvorming van veteranen in de media werden uitgevoerd. In 2006 werd bovendien een omvangrijk interviewproject gestart om militaire ervaringen en de ervaringen als veteraan (o.m. zorg en erkenning) vast te leggen en vanaf 2010/2011 onder meer voor onderzoek ter beschikking te stellen. Met deze activiteiten bracht het Vi overigens veel ideeën in de praktijk die de Commissie maatschappelijke erkenning veteranen al in 1991 formuleerde. Deze commissie Thoenes pleitte destijds voor de oprichting van een Instituut voor Veteranen dat zich onder meer zou inspannen voor een evenwichtiger beeldvorming van veteranen in de media, een betere zichtbaarheid van veteranen in de media, het (laten) uitvoeren van onderzoek naar de ervaringen te velde en het starten van een „oral history‟-project om de verhalen van veteranen vast te leggen.
De impuls die het Veteraneninstituut sinds 2000 gaf aan het onderzoek naar maatschappelijke erkenning voor veteranen betekent niet dat dit type onderzoek inmiddels tot volle wasdom is gekomen. De interesse vanuit de academische wereld – zowel binnen als buiten defensie – bleef incidenteel. De tot op heden geïnitieerde onderzoeken – met daarin historische, politicologische en sociologische componenten – kenmerken zich door een kleinschalig karakter en relatief veel aandacht voor de groepen oudere veteranen die in de jaren 1945-1962 werden uitgezonden. De diverse onderzoekers reconstrueerden vooral op hoofdlijnen wat er in beleidsmatig opzicht op het gebied van erkenning is gerealiseerd en hoe er in de samenleving over veteranen wordt gedacht en geschreven. Er was geen samenhangend onderzoeksprogramma en het ontbrak tot op heden aan omvangrijke en diepgravende (promotie)onderzoeken. Verder valt op dat de mate waarin veteranen zich in onze samenleving gewaardeerd voelen nog nauwelijks onderwerp van wetenschappelijke studie is geweest. Onderzoek onder de doelgroep zelf – en dan vooral onder veteranen van vredesoperaties – is nog altijd een grotendeels braakliggend terrein. Dit kan echter – mede dankzij de sterk verbeterde veteranenadministratie en de door het Vi aangelegde collectie interviews – op korte termijn verder verkend worden.
In deze onderzoekswijzer definiëren we maatschappelijke erkenning als de belangstelling en waardering die veteranen in het publieke domein ten deel vallen. Het gaat in deze onderzoekswijzer, als gezegd, in eerste instantie om onderzoek naar (aspecten van) de positie van, opvattingen over en beelden van veteranen in onze samenleving. Er is de laatste jaren echter ook relevant onderzoek uitgevoerd naar onderwerpen die in het verlengde liggen van de
9
maatschappelijke erkenning voor veteranen en die in ieder geval invloed hadden op de mate waarin (groepen) veteranen zich gewaardeerd voelden. Dit betreft thema‟s als herdenken en decoraties, maar ook historische onderzoeken naar de maatschappelijke nasleep van militaire operaties. Gezien het grote raakvlak met het thema van deze onderzoekswijzer zijn de belangrijkste onderzoeken op dit gebied in een apart hoofdstuk toegevoegd.
Onderzoekswijzer
Deze tweede onderzoekswijzer van het Veteraneninstituut is het eerste systematische overzicht van onderzoek dat in Nederland is verricht of wordt uitgevoerd naar maatschappelijke erkenning voor veteranen. Hiermee wordt een boeiend onderzoeksthema nadrukkelijk onder de aandacht gebracht van wetenschappelijke instellingen binnen en buiten defensie. Uit de onderzoekswijzer blijkt bovendien welke deelgebieden nog (goeddeels) onontgonnen zijn en welke mogelijkheden er zijn voor verbredend of verdiepend wetenschappelijk onderzoek. In die zin kan de onderzoekswijzer dienen als inspiratiebron en katalysator voor nieuw onderzoek.
De onderzoekswijzer is als volgt opgebouwd. In vier hoofdstukken wordt afgerond en lopend onderzoek naar maatschappelijke erkenning voor veteranen in kaart gebracht. In tegenstelling tot bij de onderzoekswijzer over veteranenzorg is niet gekozen voor een indeling naar instellingen en organisaties, maar voor een indeling naar onderzoeksvelden. Achtereenvolgens komen aan de orde: algemeen erkenningsonderzoek, opinieonderzoek, beeldvormingsonderzoek en onderzoek „nasleep‟ militaire operaties. De hoofdstukken worden ingeleid met een algemene beschrijving van het betreffende onderzoeksveld, een vermelding van de verrichte onderzoeken en een korte beschrijving (met vraagstellingen en/of conclusies) van de belangrijkste studies. Ieder hoofdstuk bevat een overzicht van relevante publicaties. Aanvullende informatie over de beschreven onderzoeken is te verkrijgen bij het Kennis- en onderzoekscentrum van het Veteraneninstituut (zie www.veteraneninstituut.nl).
De versie die nu wordt gepresenteerd zal regelmatig worden geactualiseerd. Naast een papieren versie zal ook een digitale versie van deze onderzoekswijzer worden gepubliceerd via de website van het Veteraneninstituut (www.veteraneninstituut.nl/onderzoekswijzer). Zoals gezegd, is de onderzoekswijzer bedoeld als een dynamisch instrument om belangstellenden te informeren over onderzoek naar maatschappelijke erkenning voor veteranen en als inspiratiebron voor
10
nieuw onderzoek op dit terrein. Indien u reacties of aanvullingen heeft, horen wij dat graag van u. Met uw feedback, aanvullingen en algemeen commentaar kunnen wij de onderzoekswijzer immers actueel houden en verder verbeteren.
Drs. J.M.P. Weerts, Hoofd Kennis- en onderzoekscentrum Drs. J.R. Schoeman, Hoofd Afdeling Communicatie & Maatschappelijke Erkenning December 2009
11
12
2
Algemeen erkenningsonderzoek
2.1
Nederlands-Indië
Vanaf het einde van de jaren tachtig van de vorige eeuw trok de emancipatie van de veteranen die in voormalig Nederlands-Indië hadden gediend niet alleen de aandacht van beleidsmakers, maar ook van diverse wetenschappers en onderzoeksinstellingen. Hierbij lag de nadruk op de Indiëveteranen van de dekolonisatiestrijd (1945-1950). Het merendeel van het onderzoek was van militair-historische en sociologische aard en zocht – met verschillende invalshoeken en zwaartepunten - een antwoord op de volgende hoofdvragen:
Hoe heeft de positie van de Indiëveteranen in de Nederlandse samenleving zich ontwikkeld? Op welke wijze hebben de Indiëveteranen zelf bijgedragen aan het totstandkomen van veteranenbeleid en de daartoe behorende erkenningsmaatregelen? Welke vormen van maatschappelijke erkenning zijn de Indiëveteranen sinds het einde van de jaren tachtig ten deel gevallen?
Het algemene beeld dat uit deze onderzoeken oprijst is dat de Indiëveteranen in de periode 1985-2000 als groep een zichtbare plek in de samenleving (politiek en publiciteit) hebben gekregen. De Indiëveteranen hebben zich vanaf die periode actief gemengd in de publieke debatten over de inzet in voormalig Nederlands-Indië, hebben zich op grote schaal in verenigingsverband georganiseerd en wisten hun belangen bij het publiek, parlement en regering steeds beter over het voetlicht te brengen. Zij hebben zodoende zelf actief bijgedragen aan het totstandkomen van het veteranenbeleid en de diverse materiële en immateriële vormen van erkenning die daarvan deel uitmaakten.
Publicaties: Schulten, J.W.M., “Het afgeschreven leger. De Indiëveteranen en hun strijd om erkenning.”, in: G. Teitler en J. Hoffenaar (redactie), De Politionele Acties. Afwikkeling en verwerking (Amsterdam, 1990).
13
Doorn, J.A..A. van, “De verwerking van het einde van Indië.”, in: G. Teitler en J. Hoffenaar (redacties), De Politionele Acties. Afwikkeling en verwerking (Amsterdam, 1990). Doorn, J.A.A. van, Indische lessen. Nederland en de koloniale ervaring (Amsterdam, 1995). Elands, M., Gils, R.J.A. van, Schoenmaker, B., De geschiedenis van 1 Divisie ‘7 December’ 1946-1996 (Den Haag, 1996). Elands, M., “Oudere veteranen en de roep om maatschappelijke erkenning”, in: Militaire Spectator (jrg 146, 5-2000) 219-230. Elands, M., “Van dader tot slachtoffer? De Indië-veteranen in samenleving, publiciteit en geschiedschrijving.”, in: Martin Elands (redactie), Uit Indonesië. De erfenis van de soevereiniteitsoverdracht (Den Haag, 2000). Doorn, J.J.A., Gevangen in de tijd. Over generaties en hun geschiedenis (Sint Geertruid, 2002).
Behalve de onderzoeken die vooral de maatschappelijke positie van de Indiëveteranen tot onderwerp hebben, is er ook wetenschappelijk onderzoek verricht naar de wijze waarop zij na afloop van hun uitzending in Nederland zijn opgevangen. Dit betreft ook (groepen) veteranen van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL). De specifiek op (groepen) Indiëveteranen gericht onderzoek naar hun opvang kende de volgende hoofdvragen:
Op welke wijze heeft de overheid de gedemobiliseerde Indiëveteranen direct na hun terugkeer gesteund bij het hervinden van een plaats in de samenleving? Wat was het lot van de Molukse KNIL-militairen die na de opheffing van het KNIL naar Nederland werden gehaald? Op welke wijze heeft Nederland steun verleend aan (gepensioneerde) KNIL-veteranen?
Uit het onderzoek is gebleken dat de opvang van de teruggekeerde Indiëveteranen (1948-1951) in materieel en praktisch oogpunt (huisvesting, werk, scholing e.d.) naar de maatstaven van die tijd de toets der kritiek kon doorstaan, maar dat de bureaucratische wijze waarop dit gebeurde en het gebrek aan aandacht en waardering tot frustraties onder een deel van de Indiëveteranen heeft geleid. De afwikkeling van de strijd voor de KNIL-veteranen had eveneens verschillende gezichten. Enerzijds was er voor gepensioneerde en invalide KNIL-militairen al sinds 1863 in Arnhem een Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen (Bronbeek) en konden vele KNIL-militairen na de opheffing van het KNIL in 1950 een overstap maken naar de Nederlandse krijgsmacht.
14
Anderzijds waren tal van KNIL-veteranen en vooral de naar Nederland overgekomen Molukse KNIL-militairen bij uitstek het kind van de rekening van een mislukt Indiëbeleid. Zij moesten hun militaire loopbaan beëindigen en afscheid nemen van het land waar zij waren geboren of een leven hadden opgebouwd.
Publicaties: Hoffenaar, J., “Geen woorden maar daden. De terugkeer van de Nederlandse militairen uit Indonesië (1947-1951), in: G. Teitler en J. Hoffenaar (redactie), De Politionele Acties. Afwikkeling en verwerking (Amsterdam, 1990). Manuhutu, W., “De Molukse KNIL-militairen. Tussen wal en schip.”, in: G. Teitler en J. Hoffenaar (redactie), De Politionele Acties. Afwikkeling en verwerking (Amsterdam, 1990). Bevaart, W., Bronbeek. Tempo doeloe der liefdadigheid (Utrecht, 1998). Elands, M. (redactie), Van strijd tot veteranenbeleid. Het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger en zijn veteranen, 1941-2001 (Amsterdam, 2001) Piersma, H. (redactie), Mensenheugenis. Terugkeer en opvang van de Tweede Wereldoorlog. Getuigenissen (Amsterdam, 2001). Meijer, H. en Brocades Zaalberg, T., “De verloren slag om het moederland. De ervaringen van de KNIL-militairen 1944-1951.”, in: H. Piersma (redactie), Mensenheugenis. Terugkeer en opvang van de Tweede Wereldoorlog. Getuigenissen (Amsterdam, 2001). Meijer, Hans, “Zo snel mogelijk gedumpt? De opvang van de uit Indië teruggekeerde KLmilitairen, 1948-1951.”, in: Martin Elands (redactie), Oost west, thuis best? De opvang van uit Nederlands-Indië teruggekeerde militairen 1948-1951 (Doorn, 2004).
2.2
Overige uitzendingen
Aan het einde van de vorige eeuw stonden Indiëveteranen centraal in het onderzoek naar maatschappelijke erkenning. Sinds 2000 is er – vooral vanuit het Veteraneninstituut – ook onderzoek gedaan naar de maatschappelijke positie van en maatschappelijke erkenning voor andere groepen veteranen. Dit zijn algemeen beschrijvende historische studies naar de ervaringen van groepen veteranen (Korea, Nieuw-Guinea en Libanon) sinds hun uitzending die meestal deel uitmaken van een bredere studie naar de betreffende uitzending. Hierin komen vragen aan bod als:
15
Hoe is het met de gezondheid van de betreffende groep veteranen gesteld? Op welke wijze(n) onderhouden de veteranen van een missie onderling contact? Welke algemene en specifiek op hun groep toegesneden vormen van erkenning is de groep veteranen ten deel gevallen? Hoe oordeelt de publieke opinie over een groep veteranen?
Uit de verrichte onderzoeken blijkt onder meer dat een kleine minderheid (5-10%) van de veteranen gezondheidsklachten aan hun uitzending heeft overgehouden, dat zij – meestal pas vele jaren na afloop van de missie – een veteranenvereniging hebben opgericht, dat de onderzochte groepen enkele bijzondere vormen van (internationale) waardering ten deel is gevallen, dat de betreffende missies geen grote publieke bekendheid genieten en dat een meerderheid van de Nederlanders aangeeft (veel) waardering voor deze groepen veteranen te hebben.
Publicaties: Martin Elands (red), Vechten, verbeelden en verwerken. Nederland en zijn Koreaveteranen (Amsterdam, 2001). Martin Elands en Alfred Staarman (red), Afscheid van Nieuw-Guinea. Het NederlandsIndonesisch conflict 1950-1962 (Bussum, 2003). Martin Elands en Joanne Mouthaan, "Terug in Nederland: over en sluiten?", in: Ben Schoenmaker en Herman Roozenbeek (redactie), Vredesmacht in Libanon. De Nederlandse deelname aan UNIFIL 1979-1985 (Amsterdam, 2004).
16
3
Opinieonderzoek
3.1
Publieke Opinieonderzoek
In de periode dat de toenmalige minister van Defensie, A.L. ter Beek, een eerste veteranennota uitbracht, riep hij een commissie in het leven die moest onderzoeken op welke wijze de maatschappelijke erkenning voor veteranen kon worden verbeterd en uitgedragen. Deze Commissie Maatschappelijke Erkenning Veteranen liet als eerste in 1990 onderzoek verrichten naar de publieke opinie over een groep veteranen (Indiëveteranen). De Stichting Dienstverlening Veteranen, een beleiduitvoerende organisatie die op advies van de eerder genoemde commissie in 1991 was opgericht, liet dit onderzoek in 1995 opnieuw uitvoeren en stond in 2000 aan de wieg van het bredere publieke opinieonderzoek over veteranen dat voortaan jaarlijks – en vanaf 2003 onder de vlag van het Veteraneninstituut – zou worden uitgevoerd.
In de opinie-onderzoeken, een representatieve steekproef van de Nederlandse (volwassen) bevolking) van rond de 1000 personen, stonden sinds 2000 grosso modo de volgende vragen centraal: Hoe is het gesteld met de publieke bekendheid van de Nederlandse deelname aan diverse militaire oorlogen en vredesoperaties sinds 1940? Hoe is het gesteld met de publieke waardering voor (diverse groepen) Nederlandse veteranen? In hoeverre beoordeelt het Nederlandse publiek de inzet van Nederlandse militairen tijdens oorlogen en vredesoperaties achteraf als terecht? Hoe beoordeelt het publiek de rol van Nederland tijdens de diverse oorlogen en vredesoperaties? Welke associatie roept de term „veteraan‟ op bij het Nederlandse publiek?
Hoewel de uitkomsten van de opinieonderzoeken in deze periode van tien jaar op onderdelen enige fluctuaties vertonen, kunnen de volgende conclusies worden getrokken: De bekendheid met militaire optredens was vrij constant en varieerde van rond de 40% voor de minst bekende bevraagde missie (Korea 1950-1955) tot tussen de 90 en 100%
17
voor de bekendste missies (Indië, Bosnië en WO II). Het overgrote deel van de bevraagde militaire optredens was bekend bij een (ruime) meerderheid van de Nederlanders. Ongeveer 75% van de Nederlanders gaf aan (zeer) veel waardering voor veteranen te hebben. De waardering voor de diverse groepen veteranen varieerde van ruim 60% tot ruim 90%, waarbij veteranen van de Tweede Wereldoorlog het hoogst scoren, en vertoont een licht stijgende tendens. Ondanks de redelijk hoge waardering voor de groepen veteranen was het publiek beduidend kritischer en verdeelder over de algehele rol van Nederland tijdens diverse conflicten. In veel gevallen beoordeelde een minderheid die rol als eervol. Een dergelijk gespreid antwoordpatroon was doorgaans ook zichtbaar bij de vraag in hoeverre de inzet van Nederlandse militairen bij diverse conflicten terecht was. Ondanks het snel toenemende aantal jonge veteranen van vredesoperaties werd het begrip „veteraan‟ de afgelopen jaren nog altijd sterk geassocieerd met de aanduidingen „oorlogsveteraan (oud-strijder)‟, „oudgediende‟ en „oude mensen in het algemeen‟.
Met het instellen van de Nederlandse Veteranendag is in 2005 is een tweede jaarlijks publieke opinieonderzoek over veteranen gestart. Het betreft een onderzoek van de Afdeling Gedragswetenschappen (Ministerie van Defensie) naar de publieke opvattingen over de Nederlandse Veteranendag. Een steekproef van ruim 500 personen kreeg op drie momenten (doorgaans juni, juli en augustus) vragen voorgelegd over de bekendheid met de veteranendag, het beeld en imago van Nederlandse veteranen en de invloed van de Nederlandse Veteranendag op dat imago en de waardering voor veteranen. De respons (circa 50%) leverde op hoofdlijnen de volgende conclusies op:
De kennis over de veteranendag (eind juni) is voorafgaand aan dit evenement gering en bedraagt in de maanden erna ruim 50%. De bekendheid onder ouderen (>46 jaar) is het grootst. Ongeveer 75% van de respondenten vindt dat veteranen openlijke waardering verdienen en vindt de Nederlandse Veteranendag een uitstekende manier om deze te geven. Ongeveer 55% van de respondenten vindt dat er jaarlijks een Nederlandse Veteranendag georganiseerd moet worden. Ruim 40% van de respondenten vinden dat er te weinig openlijke waardering voor veteranen is en ongeveer 20% van de respondenten vindt dat de waardering voor veteranen als gevolg van de Nederlandse Veteranendag is toegenomen. 18
Publicaties: Nederlanders over tropenveteranen (Bureau Lagendijk / Commissie Maatschappelijke Erkenning Veteranen, Apeldoorn 1990) Nederlands publiek over Indië-veteranen. Toen en nu. (Bureau Lagendijk / Stichting Dienstverlening Veteranen, Apeldoorn 1995) Maatschappelijke waardering voor veteranen 2000 (Bureau Lagendijk / Stichting Dienstverlening Veteranen, Apeldoorn 2000) Schoeman, J.R., “Ooorlog … welke oorlog? De publieke opinie en de Korea-veteranen”, in: Martin Elands (red), Nederland en zijn Korea-veteranen (Amsterdam, 2001) Veteranenmonitor 2001 (Bureau Lagendijk / Stichting Dienstverlening Veteranen, Rotterdam 2001) Veteranenmonitor 2002 (Blauw Research bv / Stichting Dienstverlening Veteranen, Rotterdam 2002) Veteranenmonitor 2003 (Blauw Research bv / Veteraneninstituut, Rotterdam 2003) Veteranenmonitor 2004 (Blauw Research bv / Veteraneninstituut, Rotterdam 2004) Veteranenmonitor 2005 (Blauw Research bv / Veteraneninstituut, Rotterdam 2005) Veteranenmonitor 2006 (Blauw Research bv / Veteraneninstituut, Rotterdam 2006) Veteranenmonitor 2007 (Blauw Research bv / Veteraneninstituut, Rotterdam 2007) Veteranenmonitor 2008 (Blauw Research bv / Veteraneninstituut, Rotterdam 2008) Veteranenmonitor 2009 (Blauw Research bv / Veteraneninstituut, Rotterdam 2009) Publieke Opinie Nederlandse Veteranendag 2005 (uitgave Ministerie van Defensie/DPD/GW, Den Haag 2005) Publieke Opinie Nederlandse Veteranendag 2006 (uitgave Ministerie van Defensie/DPD/GW, Den Haag 2006) Publieke Opinie Nederlandse Veteranendag 2007 (uitgave Ministerie van Defensie/DPD/GW, Den Haag 2007) Publieke Opinie Nederlandse Veteranendag 2008 (uitgave Ministerie van Defensie/DPD/GW, Den Haag 2008) Publieke Opinie Nederlandse Veteranendag 2009 (uitgave Ministerie van Defensie/DPD/GW, Den Haag 2009)
19
3.2
Opinieonderzoek onder veteranen
Jonge veteranen en Nieuw-Guineaveteranen
In de inleiding van deze onderzoekswijzer werd opgemerkt dat onderzoek naar maatschappelijke erkenning onder de doelgroep zelf (veteranen) nog in de kinderschoenen staat. De vraag in hoeverre veteranen zich erkend voelen, wat zij van de verschillende vormen van erkenning vinden en of deze aansluiten bij hun behoefte is nog nauwelijks onderzocht. Toch is er de laatste jaren op dit gebied wel enige vooruitgang geboekt. Zo hebben drie adelborsten/cadetten van respectievelijk het Koninklijk Instituut voor de Marine (2) en de Koninklijke Militaire Academie (1) enkele jaren geleden (verkennende) eindstudies verricht onder jonge veteranen en Nieuw-Guineaveteranen naar de mate waarin deze veteranen maatschappelijke erkenning ervaren. Deze relatief kleinschalige onderzoeken (100-300 respondenten) leverden informatie op over de kenmerken van jonge veteranen die zich meer of minder erkend voelen, over de verwachtingen van jonge veteranen op het gebied van erkenning en over het belang dat Nieuw-Guineaveteranen toekennen aan verschillende vormen van maatschappelijke erkenning.
De genoemde eindstudies van de adelborsten/cadetten naar opvattingen van veteranen over maatschappelijke erkenning hadden in 1993 een voorloper. De Stichting Dienstverlening Veteranen liet toen een enquête uitvoeren onder 1.049 Nieuw-Guineaveteranen (respons 65%). Verreweg het grootste deel van de vragen had betrekking op de inzetperiode zelf, maar enkele vragen - bijvoorbeeld over de opvang in Nederland, het decoratiebeleid en reünies – gingen over maatschappelijke erkenning. Uit het vragenlijstonderzoek bleek dat 40% van de NieuwGuineaveteranen de toenmalige materiële opvang als (zeer) slecht beoordeelde (29% was wel tevreden), dat driekwart van de respondenten voorstander was van het toekennen van het Nieuw-Guineakruis aan de veteranen die voor 27 juni 1958 op Nieuw-Guinea hadden gediend (wat later ook beleid werd) en dat 70% wel eens een reünie van de eigen eenheid had bijgewoond.
20
Publicaties: Staat, D.W., Om het laatste stukje Indië. Eindrapport Nieuw-Guinea enquête 1993 (uitgave Stichting Dienstverlening Veteranen). Ardon, M.P., Onbekend maakt onbemind? Onderzoek naar de opvattingen van NieuwGuineaveteranen over maatschappelijke erkenning (Eindstudie KIM, Den Helder 2000). Antonisse, M.M.M., Veteranen en Erkenning. De erkenning die jonge veteranen ervaren van maatschappij en krijgsmacht (Eindstudie KIM, Den Helder 2002). Dekker, O., (H)Erkenning? Een onderzoek naar de meningen en wensen van jonge veteranen met betrekking tot maatschappelijke erkenning (Eindstudie KMA, Breda 2004).
Evaluatieonderzoek Nederlandse Veteranendag
Nadat in 2005 de eerste Nederlandse Veteranendag was georganiseerd wilde het Comité Nederlandse Veteranendag de meningen van de veteranen hierover laten peilen. Dit evalutieonderzoek is in de jaren 2005-2009 jaarlijks uitgevoerd door het Veteraneninstituut. Jaarlijks kreeg een steekproef van ongeveer 2.400 veteranen uit het veteranenpasbestand van het Veteraneninstituut een vragenlijst met gesloten en open vragen opgestuurd. De respons schommelde doorgaans rond de 40%. Het belangrijkste deel van de vragenlijst werd gevormd door de waarderingsvragen. De veteranen werd onder meer gevraagd hun oordeel aan te geven over het thema van de betreffende veteranendag, de belangrijkste onderdelen van de veteranendag, de lokale en regionale veteranendagen en het scholenproject. Ook werd hen gevraagd aan te geven of de Nederlandse Veteranendag geleid heeft tot meer waardering voor hem/haar als veteraan.
Uit de resultaten van de opeenvolgende evaluatieonderzoeken blijkt dat Nederlandse veteranen – zowel de oudere als jongere – de Nederlandse Veteranendag en de verschillende onderdelen daarvan een redelijk hoog rapportcijfer toekennen (7 à 8). Vooral het veteranendéfile door de Haagse binnenstad en de lokale/regionale bijeenkomsten worden door de veteranen bijzonder gewaardeerd. Daarnaast geven jaarlijks steeds meer veteranen aan dat de Nederlandse Veteranendag heeft geleid tot meer waardering voor hem/haar als veteraan. Dit percentage steeg sinds 2005 van 35% tot 73%.
21
Publicaties: Huls-van Zijl, P.A., Evaluatie Eerste Nederlandse Veteranendag 29 juni 2005. Resultaten van de enquête onder veteranenpashouders (uitgave Veteraneninstituut, Doorn 2005). Huls-van Zijl, P.A., Evaluatie Nederlandse Veteranendag 29 juni 2006. Resultaten van de enquête onder veteranenpashouders (uitgave Veteraneninstituut, Doorn 2006). Huls-van Zijl, P.A., Evaluatie Nederlandse Veteranendag 29 juni 2007. Resultaten van de enquête onder veteranenpashouders (uitgave Veteraneninstituut, Doorn 2007). Huls-van Zijl, P.A., Evaluatie Nederlandse Veteranendag 28 juni 2008. Resultaten van de enquête onder veteranenpashouders (uitgave Veteraneninstituut, Doorn 2008). Huls-van Zijl, P.A., Evaluatie Nederlandse Veteranendag 27 juni 2009. Resultaten van de enquête onder veteranenpashouders (uitgave Veteraneninstituut, Doorn 2009).
22
4
Beeldvormingsonderzoek
4.1
Berichtgeving algemeen
De mate waarin veteranen zich gewaardeerd voelen, hangt mede samen met de wijze waarop de media over hen en hun militaire ervaringen berichten. Zo was het gevoel van miskenning onder een deel van Indiëveteranen mede het gevolg van de sinds 1969 bij tijd en wijlen oplevende discussie in de media over geweldsexcessen en oorlogsmisdaden. Gezien de invloed van de berichtgeving in de media op de mate waarin veteranen zich gewaardeerd voelen, besloot het Veteraneninstituut in 2004 te starten met een onderzoek naar die berichtgeving. Hierbij zochten de Vi-onderzoekers aansluiting bij de Erasmus Universiteit (Rotterdam). De Knipselkrant van Defensie, waarin het overgrote deel van alle krantenberichten over Defensie worden opgenomen, vormde de belangrijkste bron voor het vinden van krantenartikelen. Hoewel dit krantenoverzicht niet helemaal volledig is, vormt het een grote en representatieve afspiegeling van de berichtgeving in de kranten. Berichtgeving op radio en televisie viel buiten het kader van dit onderzoek. De onderzochte periode was 2002-2005 en 2008. In de onderzoeken naar de algemene beeldvorming van veteranen in de media stonden vooral de volgende vragen centraal:
Wat is de toonzetting van de berichtgeving (positief, neutraal of negatief)? Welke stereotype beelden komen in welke mate voor in de berichtgeving: „held‟, „dader‟ of „slachtoffer‟? Welke groepen veteranen worden aan welke stereotype beelden verbonden en hoe is de aandacht over de groepen veteranen verdeeld? Wat zijn de belangrijkste thema‟s in de berichtgeving?
Op grond van het verrichte onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:
De toonzetting in de berichtgeving is overwegend neutraal of positief. Het aanvankelijk overheersende stereotype beeld van „slachtoffer‟ heeft tussen 2002 en 2008 terrein verloren en het stereotype beeld van „held‟ won juist terrein.
23
Het sterotype „held‟ is vooral verbonden met de veteranen uit de Tweede Wereldoorlog en de veteranenpopulatie als geheel. Het stereotype „dader‟ komt het meest voor in relatie met Indiëveteranen en Srebrenica-veteranen. Het stereotype „slachtoffer‟ heeft vooral betrekking op jonge veteranen van vredesoperaties, vooral als het over psychische gezondheidsklachten gaat. De aandacht voor jongere (vredesoperatie)veteranen en oudere (oorlogs)veteranen is redelijk in evenwicht, zij het dat het aandeel van de berichten over jongere veteranen geleidelijk toeneemt. De belangrijkste vier thema‟s in de berichtgeving zijn gezondheid, beschuldigingen (verwijten), miskenning en waardering. Vooral het laatste thema heeft de laatste jaren terrein gewonnen.
Publicaties: Gielt Algra en Martin Elands, Shifting images. The public image of Dutch veterans, past and present (paper Bienal Conference Inter University Seminar on Armed Forces and Society, Chicago 2005) Elands, M., “Verschuivende beelden. Het imago van Nederlandse veteranen na WO-2.”, in: Carré, jrg. 28, nr. 6 (2005-6) 16-18. Beveren, E. van, Held, dader of slachtoffer? De veteraan in de media (masterthesis Erasmus Universiteit, Rotterdam 2007) Gielt Algra, Martin Elands en Jan Schoeman, Dutch veterans in public opinion and press (paper Bienal Conference Inter University Seminar on armed Forces and Society, Chicago 2007). Algra, G.E., Elands, M., Schoeman, J.R., "The media and the public image of Dutch veterans from World War II to Srebrenica.", in: Armed Forces and Society 33 (April 2007) 1-18. Steffen Jongh, Passie voor onze veteranen? Een onderzoek naar de berichtgeving over veteranen in de Nederlandse gedrukte media (masterthesis Erasmus Universiteit, Rotterdam 2009). Angelique van Tilburg, Held, dader en slachtoffer. Onderzoek naar de beelden van veteranen in artikelen in de Nederlandse dagbladen van 2008 (Angelique van Tilburg Journalistiek & Tekst, Rotterdam 2009). Elands, M., Algra, G.E. e.a., Combat and Commemoration. The public image of Dutch veterans and the influence of Afghanistan and Dutch Veterans Day (paper Bienal Conference Inter University Seminar on armed Forces and Society, Chicago 2009).
24
4.2
Berichtgeving Nederlandse Veteranendag
In het onderzoek naar beeldvorming van veteranen in de media hebben drie studenten van de Erasmus Universiteit specifiek gekeken naar de berichtgeving over veteranen rondom de Nederlandse Veteranendag, zodat duidelijk wordt of de berichtgeving in deze periode afwijkt van die in het rest van het jaar. De onderzoeksvragen waren op hoofdlijnen dezelfde als in het algemene onderzoek naar beeldvorming van veteranen in de media. De belangrijkste conclusies uit deze drie onderzoeken waren: In vergelijking met de berichtgeving rond Bevrijdingsdag is er rond de Nederlandse Veteranendag veel meer (positieve) aandacht voor Nederlandse veteranen. Rond de Nederlandse Veteranendag is er niet (vrijwel) uitsluitend aandacht voor WO II-veteranen, maar ook - en in toenemende mate - voor de jongere generaties veteranen. Rondom de Nederlandse Veteranendag is er in de kranten meer aandacht voor veteranen en wordt er positiever over hen geschreven dan in de rest van het jaar. Het stereotype „held‟ en het thema „waardering‟ zijn dominant in de berichtgeving, hoewel het stereotype „slachtoffer‟ en het thema „gezondheid‟ ook prominent vertegenwoordigd blijven. Het stereotype „dader‟ komt in de berichten niet of nauwelijks aan bod. Dit gold zowel voor de berichtgeving in de landelijke dagbladen als in de regionale/lokale kranten.
Publicaties: Judith Plantinga, Dat mag in de krant. Een onderzoek naar de berichtgeving over veteranen rond bevrijdings- en veteranendag (masterthesis Erasmus Universiteit, Rotterdam 2007). Tilburg, A. van, De helden van de Veteranendag. Een onderzoek naar de beeldvorming over veteranen in de berichtgeving in de landelijke Nederlandse dagbladen rondom de Nederlandse Veteranendag 2007 (masterthesis Erasmus Universiteit, Rotterdam 2008). Goettsch, M., Veteranen: een levend verleden. Een onderzoek naar de berichtgeving over veteranen rondom de regionale veteranendagen in de regionale weekbladen van 2007 (masterthesis Erasmus Universiteit, Rotterdam 2008). Elands, M., Algra, G.E. e.a., Combat and Commemoration. The public image of Dutch veterans and the influence of Afghanistan and Dutch Veterans Day (paper Bienal Conference Inter University Seminar on armed Forces and Society, Chicago 2009).
25
26
5
Onderzoek „nasleep‟ militaire operaties
5.1
Herdenken, gevallenen en monumenten
Het op uiteenlopende wijzen herdenken van militaire slachtoffers van oorlogen en vredesmissies is in eerste instantie een vorm van erkenning voor de gevallenen en hun directe nabestaanden. Herdenken heeft echter ook een onmiskenbaar raakvlak met erkenning voor veteranen. Tijdens herdenkingen wordt immers ook het conflict als geheel herdacht en de militaire inspanningen die destijds werden verricht. Onderzoek naar herdenken, gevallenen en monumenten valt derhalve strik genomen niet binnen de kaders van deze onderzoekswijzer, maar is er vanwege het grote raakvlak met maatschappelijke erkenning toch (in bescheiden mate) in meegenomen.
Om te beginnen is er in algemene zin wetenschappelijke onderzoek gedaan naar herdenken als activiteit (vormen, functie e.d.). Dit onderzoek wordt hier verder niet beschreven. We beperken ons tot het vermelden van enkele recente publicaties die betrekking hebben op het herdenken van (onder andere) gevallen militairen.
Publicaties: Locher-Scholten, E., “Van Indonesische urn tot Indisch monument: vijftig jaar Nederlandse herinnering aan de Tweede Wereldoorlog in Azië.”, in: Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden (BMGN) 14 (1999) 192222. Maas, M. en Hopman, B., “De betekenis van herdenken.”, in: Militaire Spectator 196 (mei 2000) 265-274. Hopman, B., “Een eigen plaats in de geschiedenis. Militaire en collectieve herdenkingen in Nederland.”, in: Carré 26-4/5 (2003) 34-37. Iersel, A.H.M. van, Bijkerk, R.P.F., Herinneren en herdenken. Oude en jonge veteranen en de verwerking van oorlogservaringen (Tilburg, 2007).
27
Naast het algemene onderzoek naar herdenken hebben diverse instellingen en personen onderzoek verricht naar de tijdens oorlogen en vredesoperaties omgekomen Nederlandse militairen. Dit was en is uiterst tijdrovend en lastig onderzoek, omdat de gegevens over met name de gevallenen in de jaren 1940-1962 over diverse vindplaatsen verspreid waren, de gegevens over het overlijden van militair personeel onder oorlogsomstandigheden niet altijd secuur gebeurde, tal van documenten tijdens de oorlog zijn vernietigd en bronnen regelmatig tegenstrijdige informatie bevatten. Enkele belangrijke instellingen en personen die (grootschalig) onderzoek hebben verricht naar militairen die tijdens/door oorlogen en vredesoperaties zijn gevallen zijn:
De Oorlogsgravenstichting (www.ogs.nl met Slachtofferregister) die een groot bestand beheert en diverse gedenkboeken heeft uitgegeven. Kolonel b.d. J.W. de Leeuw die (samen met anderen) het digitale namenbestand voor het Nationaal Indiëmonument (1945-1962) in Roermond heeft gevuld en bijgehouden en die momenteel onderzoek verricht naar omgekomen militairen en leden van het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het Nederlands Instituut voor Militaire Historie beschikt over een recente versie van de databank van De Leeuw. De heer H.J.G. Floor die onderzoek heeft verricht naar de gevallenen van de Koninklijke Marine in de jaren 1939-1962. De heer J. Kooistra die onderzoek heeft verricht naar de gevallenen tijdens de Indonesische dekolonisatiestrijd.
Verder is het Nationaal Comité 4 en 5 mei enkele jaren geleden gestart met het inventariseren van alle oorlogsmonumenten in Nederland. Hieronder vallen ook de monumenten die betrekking hebben op vredesoperaties. Zie www.oorlogsmonumenten.nl
Publicaties: Palmam qui meruit ferat – Ere wie ere toekomt (meerdelige uitgave van de Stichting nationaal Indië-monument 1945-1962 met verlieslijsten, Melick 1996). Floor, H.J.G. (samensteller), Gedenkrol Koninklijke Marine 1939-1962 (Weesp 2004) Kooistra, J., Laatste bericht. Ereveld van Indië en Nieuw-Guinea. Opgedragen aan ruim 5300 slachtoffers (Leeuwarden 2009). Monumenten/gedenktekens in de provincie Zuid-Holland voor overleden militairen in het voormalig Nederlands-Indië en Nieuw-Guinea in de periode 1945-1962 (uitgave Vereniging Oud Militairen Indië-Nieuw Guineagangers Zuid-Holland Noord en Zuid-Holland Zuid).
28
5.2
Decoraties
Net als bij het vorige onderzoeksthema (herdenken, gevallenen en monumenten) hebben decoraties in essentie betrekking op militairen. Toch zijn decoraties ook een vorm van erkenning voor veteranen, omdat decoraties regelmatig (jaren) na het verlaten van de militaire organisatie worden toegekend of uitgereikt en omdat decoraties voor militairen – zeker als het om dapperheidsonderscheidingen gaat – in zekere zin ook als een eerbetoon aan de gehele groep ingezette militairen mogen worden beschouwd. Bij dit onderzoeksthema beperken we ons tot het vermelden van enkele (recente) publicaties, die overigens meer algemeen beschrijvend van aard dan wetenschappelijk-analytisch zijn.
Publicaties: Maalderink, P.G.H., De Militaire Willems-Orde sedert 1940 (Rijswijk, 1982). Meijer, H.G., Bronzen Leeuw / Bronzen Kruis. Militaire dapperheidsonderscheidingen (Amsterdam, 1990). Eindverslag van werkzaamheden 1990-1994 / Comité Draaginsigne Gewonden. (Den Haag, 1994). Register van dragers van het draaginsigne gewonden / Comité Draaginsigne Gewonden. (Den Haag, 1994). Meijer, H.G. en Vis, R., Het Vliegerkruis. Voor initiatief, moed en volharding (Amsterdam, 1997). Evers, C.H., Onderscheidingen. Leidraad voor de decoraties van het Koninkrijk der Nederlanden (Amsterdam, 2001). Eindrapport Commissie Toekomst Decoraties van de Minister van defensie (Den Haag, 2001). Handboek Onderscheidingen (www.mindef.nl). Meijer, H.G., De Gespen voor krijgsverrichtingen. Van pacificatie tot vredesmissies. Studie naar ontwikkeling, invloeden, traditie en praktijk (Venray, 2009).
29
5.3
Maatschappelijke nasleep militaire operaties
De laatste categorie in dit hoofdstuk met onderzoek dat een sterk raakvlak met maatschappelijke erkenning heeft, is het recente en niet-gezondheidsgerelateerde onderzoek naar de maatschappelijke nasleep van militaire operaties. De laatste jaren zijn in dat kader drie relevante studies verricht die we hier kort toelichten. De eerste studie was een promotieonderzoek van de historica Stef Scagliola naar het langdurige maatschappelijke discours over de tijdens de dekolonisatiestrijd in voormalig Nederlands-Indië gepleegde oorlogsmisdaden en naar de verwerking van die oorlogsmisdaden. Scagliola concludeert onder meer dat politici, historici, journalisten en veteranen het over dit beladen thema niet eens konden worden en dat – onder het mom van collectieve schuld - uiteindelijk niemand echt verantwoordelijk werd gesteld voor geweldsexcessen en oorlogsmisdaden. Deze conclusie sluit bijna naadloos aan bij de conclusie van Christ Klep in zijn promotieonderzoek naar de maatschappelijke nasleep van mislukte vredesoperaties. Hierin vergelijkt hij de politieke en publieke nasleep in respectievelijk Nederland, België en Canada van de drama‟s in Srebrenica, Rwanda en Somalië en analyseert hij het zijns inziens in alle drie de landen onbevredigend verlopen verantwoordingsproces en de daarmee samenhangende gebrekkige verantwoordelijkheidsinvulling. Ook in de derde studie, het onderzoek van de historicus Hans Meijer naar de zogeheten „backpay-kwestie‟, luidt de conclusie dat de nasleep of afhandeling voor de betrokken veteranen onbevredigend is verlopen. De backpay-kwestie betrof het niet uitbetalen van achterstallig loon/soldij aan de gouvernementsambtenaren en KNIL-militairen over de periode van de Japanse bezetting. Meijer beschrijft de decennialange en grotendeels mislukte pogingen van de betrokken groepen om hun claim bij de Nederlandse regering alsnog gehonoreerd te zien.
Publicaties: Scagliola, S.I., Last van de oorlog. De Nederlandse oorlogsmisdaden in Indonesië en hun verwerking (Amsterdam, 2002). Meijer, H., Indische rekening. Indië, Nederland en de backpay-kwestie 1945-2005 (Amsterdam, 2005). Klep, C.P.M., Somalië Rwanda Srebrenica. De nasleep van drie ontspoorde vredesmissies (Amsterdam, 2008).
30
Vermelde auteurs/onderzoekers
Algra, G.E.
24, 25
Locher-Scholten, E.
27
Antonisse, M.M.M.
21
Maalderink, P.G.H.
29
Ardon, M.P.
21
Maas, M.
27
Bevaart, W.
15
Manuhutu, W.
15
Beveren, E. van
24
Meijer, H.
Bijkerk, R.P.F.
27
Meijer, H.G.
29
Brocades Zaalberg, T.
15
Mouthaan, J.
16
Dekker, O.
21
Piersma, H.
15
13, 14
Plantinga, J.
25
Roozenbeek, H.
16 30
Doorn, J.A.A.
15, 30
Elands, M.
3, 14, 15, 16, 19, 24, 25
Evers, C.H.
29
Scagliola, S.I.
Floor, H.J.G.
28
Schoeman, J.R.
Gils, R.J.A. van
14
Schoenmaker, B.
14, 16
Goettsch, M.
25
Schulten, J.W.M.
13
Hoffenaar, J.
13, 15
Staarman, A.
16 21
3, 11, 19, 24
Hopman, B.
27
Staat, D.W.
Huls-van Zijl, P.A.
22
Teitler, G.
Iersel, A.H.M. van
27
Thoenes, P.
Jongh, S.
24
Tilburg, A. van
Klep, C.P.M.
30
Vis, R.
29
Kooistra, J.
28
Weerts, J.M.P.
11
Leeuw, J.W. de
28
31
13, 15 9 24, 25
32
Aanmeldings- en wijzigingsformulier
Titel: ________________________________________________________ Betrokken organisatie(s): ________________________________________________________ Betrokken personen: ________________________________________________________ Trefwoorden: ________________________________________________________ Looptijd: ________________________________________________________ Status: lopend/afgesloten/dissertatie Contactpersoon: ________________________________________________________ Website: ________________________________________________________ Samenvatting: __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ Vraagstellingen: __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ Conclusies en aanbevelingen: __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ Publicaties: __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ U kunt dit formulier ingevuld retourneren aan: Veteraneninstituut, Kennis- en onderzoekscentrum T.a.v. mw. S. Philips Postbus 125, 3940 AC Doorn E-mail :
[email protected] Fax: 0343-474157 Dit formulier kunt u ook via onze website www.veteraneninstituut.nl invullen.
33
ONDERZOEKSWIJZER Inventarisatie onderzoek maatschappelijke erkenning veteranen
Kennis- en onderzoekscentrum Veteraneninstituut Postbus 125 3940 AC Doorn 0343 - 47 42 55
[email protected] www.veteraneninstituut.nl
Veteraneninstituut Kennis- en onderzoekscentrum