Onderzoeksrapport “ Economische activiteiten op het platteland door niet-agrariërs”
Groningen, 15 oktober 2009 Onderzoekers P. Boeters H. Koornstra W. de Niet W. Oostra T. de Vries
Opdrachtgever Mevrouw M. Markantoni Rijksuniversiteit Groningen
Coach De heer J. van Omme Instituut voor Bedrijfskunde, Hanzehogeschool
2
Voorwoord Vijf studenten op pad in het Friese en Groninger platteland, bestemming onbekend. Dit typeert eigenlijk de start van het onderzoek. Nu ligt er een volwassen onderzoeksrapport wat niet zonder hulp tot stand had kunnen komen. Wij willen via deze weg mevrouw Marianna Markantoni bedanken. Zonder haar enthousiasme en optimisme had dit onderzoek geen vorm gekregen. Daarnaast willen we medecoach mevrouw Olga Buiter bedanken. Zonder een correct codeboek waren er geen correcte resultaten geweest. Als laatste willen wij onze coach de heer van Omme bedanken. Zonder de kritische noten hadden wij nu nog steeds een verslag gehad wat in de kinderschoenen stond.
3
Managementsamenvatting Er is onderzoek gedaan naar nevenactiviteiten op het platteland door niet agrariërs. Dit is gedaan in opdracht van mevrouw M. Markantoni in het kader van haar promotie onderzoek. Het probleem is dat er weinig bekend is over nevenactiviteiten op het platteland door niet agrariërs. Om een beter beeld te krijgen van de nevenactiviteiten door niet agrariërs is dit onderzoek van belang. Het onderzoeksrapport bestaat uit twee verschillende onderzoeken. Enerzijds is er een nieuw onderzoek gestart in de gemeenten Hoogezand-Sappemeer en Menterwolde. Anderzijds heeft er een vervolgonderzoek plaatsgevonden in de gemeenten Noordenveld en Oostellingwerf. Het doel van het onderzoek is behaald aan de hand van de 6W formule. Omdat bij het onderzoek geen relevante probleemstelling ontstaat, is deze formule aangepast. Nevenactiviteiten kunnen worden gedaan door iedereen. Het zijn werkzaamheden die naast het hoofdberoep worden uitgevoerd. Er is echter geen duidelijkheid wanneer nevenactiviteiten zijn ontstaan. Er is aangenomen dat de start te maken heeft met de verkleining van de agrarische functie van het platteland en het verdwijnen van voorzieningen. Er is begonnen met een bureauonderzoek waarin een inhoudelijke oriëntatie werd gemaakt. In het onderzoek is gebruik gemaakt van triangulatie. Dit is een combinatie van kwalitatief en kwantitatief onderzoek door middel van enquêtes die face tot face worden afgenomen. In het onderzoek wordt er gebruik gemaakt van een beschrijvend vraagtype. Dit sluit aan op de onderzoeksdoelen die behaald moeten worden. Doormiddel van een persbericht in de desbetreffende gemeente is er bekend gemaakt dat het onderzoek plaatsvindt. Op deze manier waren de mensen op de hoogte gebracht van het onderzoek. De populatie binnen dit onderzoek zijn burgers op het platteland die zich bezig houden met nevenactiviteiten. Er is geen steekproef gedaan, omdat een hele groep is onderzocht. Alle agrariërs met nevenactiviteiten zijn ook onderzocht. Deze zijn met een ander formulier geobserveerd. Dit betekent ook dat de uitkomsten generaliseerbaar zijn naar de twee gemeenten toe. Bij veel gevallen blijkt de nevenactiviteit een uit de hand gelopen hobby te zijn. Deze categorie springt er boven uit. Uit het veldonderzoek is gebleken dat het aspect hobby en interesse de grootste beweegreden is om een nevenactiviteit uit te oefenen. Voor 78% van de ondervraagden in Hoogezand-Sappemeer en Menterwolde is de hoofdreden voor het uitoefenen van de nevenactiviteit hobby en interesse. In de gemeenten Noordenveld en Oostellingwerf zijn nevenactiviteiten overwegend gestart om extra inkomen te genereren. De toekomstverwachting van nevenactiviteiten heeft twee kanten. Aan de ene kant is het voor een grote groep een hobby en dus kan deze blijven voortbestaan. Aan de andere kant is de grootste groep mensen vertegenwoordigd in de leeftijdscategorie 64-69 jaar. Hier tegenover staat de groep van 42 jaar en jonger. Hier is slechts 22% van de ondervraagden in vertegenwoordigd. Ook nevenactiviteiten ontkomen niet aan vergrijzing. Er is nog wel een grote groep ondervraagden van 51,2% die binnen twee jaar verwacht uit te breiden. De periode dat een nevenactiviteit in stand wordt gehouden ligt doorgaans op vijf jaar of langer.
4
Op het gebied van gemeentelijk beleid is er weinig onderscheid te maken tussen de vier gemeenten. De gemeente Hoogezand-Sappemeer heeft echter geen beleid op het gebied van nevenactiviteiten. Deze is dan ook niet in de conclusies meegenomen. Voor de overige gemeenten geld dat deze veel waarde hechten aan nevenactiviteiten. Deze zorgen voor toestroom van toeristen. Op het gebied van wonen stelt de gemeente als eis dat het pand van de nevenactiviteit ook de primaire functie van wonen heeft. Daarnaast is er in het bestemmingsplan rekening gehouden met nevenactiviteiten. Hierdoor kunnen mensen werken en wonen vanuit hun eigen woning.
5
Inhoud 1.Inleiding ................................................................................................................................... 7 2. Begripsafbakening ................................................................................................................ 11 3. Verwachtingen voorafgaand aan het onderzoek ................................................................. 13 4. Onderzoeksmethode ............................................................................................................ 16 5. Verwerking ........................................................................................................................... 20 6. Resultaten............................................................................................................................. 22 7. Conclusies ............................................................................................................................. 37 8. Aanbevelingen ...................................................................................................................... 40 9. Literatuurlijst ........................................................................................................................ 42 10. Bijlagen. .............................................................................................................................. 43
6
1.Inleiding In het verleden zijn er veel onderzoeken geweest naar nevenactiviteiten op het platteland. Het ging hier echter om agrariërs met nevenactiviteiten. Er is weinig bekend over nevenactiviteiten op het platteland door niet agrariërs. Zo moet er meer bekend worden over de effecten van deze activiteiten. In eerdere onderzoeken is naar voren gekomen dat door de vergrijzing op het platteland voorzieningen steeds schaarser worden1. Dit lijkt zich vooralsnog te concentreren op dorpen met minder dan 500 inwoners2. Daarnaast moet er worden gekeken naar de rol van de overheid. Wat is het beleid van overheden op deze activiteiten. Worden nevenactiviteiten juist gestimuleerd door overheden of laten zij het over aan de burgers. Overheden hebben de mogelijkheid om subsidies te verlenen aan deze initiatieven. Daarnaast heeft de overheid invloed aan de hand van het bestemmingsplan. Hierin wordt opgenomen of er in het gebied gewoond of gewerkt mag worden. Verder is de overheid verantwoordelijk voor de vergunningen die worden afgegeven. Ook zijn beweegredenen van belang van degene die de nevenactiviteiten uitvoeren. Komen nevenactiviteit voort uit intrinsieke of extrinsieke waarden. Aan de hand van deze uitkomsten kan worden bekeken of nevenactiviteiten invloed hebben op de invulling van het platteland. Wat wordt er verstaan onder nevenactiviteiten?. Volgens M. Markantoni3 zijn de nevenactiviteiten op het platteland onder te verdelen in vijf categorieën, • Toerisme (bed and breakfast, camping, restaurant) • Recreatie (paard rijden, groepsuitjes) • Verkoop (eigen verbouwde) producten (honing, groente, keien) • Kunst, antiek en handwerk (schilderijen, potten) • Dienstverlening (kinderopvang, kappers, honden trimmers) Nevenactiviteiten kunnen gezien worden als activiteiten waarmee men geld bijverdient naast baan of uitkering. Het Van Dale woordenboek geeft de volgende beschrijving: ne·ven·ac·ti·vi·teit de; v -en werk dat iemand doet naast zijn eigenlijke beroep.4 Om ook een beter beeld te krijgen over het platteland is hier dieper op ingegaan. Wat is platteland? Het platteland is het gebied wat buiten de bebouwde kom ligt. Volgens de Van Dale betekent het: plat·te·land het; o het buiten de steden gelegen land.4 Het beeld wat veel mensen hebben over het platteland is vooral agrariërs met land en akkerbouw, tuinbouw of veeteelt. Uit het rapport “Thuis op het platteland”5 kwam een ander beeld naar voren. Eerder leefden dorpen zonder stad. Dit veranderde door mechanisering. Er was op het platteland minder werk, daarentegen was er in de stad meer 1 2 3 4
Voorzieningen op het platteland. De toekomst voorzien. Auteur: Astrid van der Kooij Voorzieningen op het platteland. De toekomst voorzien. Auteur: Astrid van der Kooij SIDE-ACTIVITIES IN THE RURAL NETHERLANDS WEBSITE VAN DALE www.vandale.nl
7
werkgelegenheid. In de jaren ‘70 heeft er een migratie plaats gevonden van de stad naar het platteland. Hierdoor zijn de dorpen veranderd van werkdorpen naar woondorpen. De meeste mensen die naar het platteland verhuisden waren hoger opgeleiden. Men werkte in de stad en zocht de rust op het platteland. Thuis op het platteland, dit is een rapport geschreven in opdracht van het sociaal plan bureau. Dit rapport is afkomstig uit het jaar 2006.5 Omdat overheden een behoorlijke invloed hebben op gebiedsontwikkeling, werk, wonen, activiteiten, etc. is het ook belangrijk om het beleid van overheden te onderzoeken. In het onderzoek is een ambtenaar geïnterviewd van de desbetreffende gemeente. Overheden oefenen invloed uit via bestemmingsplannen, ruimtelijke bepalingen maar ook via subsidiëring van projecten. Over dit laatste is de provincie Drenthe actief in de vorm van de STIPO- regeling. Dit staat voor Stimuleringsproject voor Innovatie in Plattelandsondernemingen. Voor een sterk platteland is een gezonde economie nodig. De provincie werkt daarom actief aan versterking van de innovatiekracht van bedrijven op het platteland. Zoals de website van de provincie weergeeft.6 Dit gaat niet direct over nevenactiviteiten maar indirect geeft dit wel een indicatie van de problematiek op het platteland. De bevindingen in de deelnemende gemeenten zullen in hoofdstuk 7 worden besproken.
1.1 Onderzoeksdoel De opdrachtgever wil aan de hand van dit onderzoek antwoord krijgen op de volgende vragen: •
Wat is de motivatie van niet-agrariërs om nevenactiviteiten te starten op het platteland?
•
Wat zijn de toekomstige ontwikkelingen van deze activiteiten?
• Wat voor effect hebben nevenactiviteiten op het platteland en wat voor plattelandsontwikkelingen brengt het met zich mee?
1.2 Praktijkdoel Het doel van het onderzoek is om meer inzicht te krijgen in de nevenactiviteiten van de bewoners op het platteland. Hierbij wordt er rekening gehouden met de motivatie om nevenactiviteiten te starten op het platteland. Daarnaast moet er inzicht worden verkregen in wat er van invloed kan zijn op de toekomstige ontwikkeling van deze activiteiten. Verder is het van belang om inzicht te krijgen in de impact van nevenactiviteiten op het platteland en of deze activiteiten gevolgen hebben voor het beleid in deze gebieden.
5 6
THUIS OP HET PLATTELAND. SOCIAAL EN CULTUREEL PLANBUREAU. WEBSITE PROVINCIE DRENTHE
8
De reden van dit onderzoek is om inzicht te krijgen wat van invloed is op de nevenactiviteiten door de plattelandbewoners(niet-agrariërs). De uitkomst van dit onderzoek is bruikbaar voor zowel centrale als lokale overheden omdat zij met de uitkomst van dit onderzoek beter in kunnen spelen op de behoefte van de plattelandsbewoners.
1.3 Onderzoeksdoel Het onderzoeksteam zal een bijdrage leveren aan de grotere doelstelling van de opdrachtgever. In de eerste plaats zullen de typen nevenactiviteiten in kaart worden gebracht in de gemeenten die bezocht zullen worden. Deze worden in kaart gebracht aan de hand van face to face interviews met betrokkenen.
1.4 Probleemdiagnose Om het onderzoeksonderwerp af te bakenen maken wij gebruik van de 6w formule. Deze formule wordt gebruikt om een probleemdiagnose vast te stellen. Uit gesprekken met de opdrachtgever is naar voren gekomen dat er geen relevante probleemstelling te benoemen is. Wel is het relevant om toch deze 6w formule toe te passen voor afbakening van het onderwerp.
1.5 6W formule Deze formule bestaat uit de volgende vragen: Wat houdt het onderzoek in? Hoe ziet het eruit, is het compleet, wat ontbreekt. Wie doen nevenactiviteiten? Wie zijn de spelers, de betrokken eenheden. Wanneer zijn nevenactiviteiten ontstaan?Tijdbepaling. Waarom worden nevenactiviteiten uitgevoerd? De daadwerkelijke reden van het onderwerp. Waar komen nevenactiviteiten voor? Zijn bepaalde aspecten van het probleem belangrijker dan andere, zijn er bepaalde probleemgebieden aan te wijzen. Wat is de aanleiding? Hoe is het probleem ontstaan? Welke geschiedenis heeft het? Omdat bij het onderzoek geen relevante probleemstelling ontstaat, is deze formule aangepast.
1.5.1 Wat houdt het onderzoek in? Het probleem is dat er weinig bekend is over nevenactiviteiten op het platteland door niet agrariërs. Wel is onderzoek gedaan naar de nevenactiviteiten van agrariërs. Om een beter beeld te krijgen van de nevenactiviteiten door niet agrariërs is dit onderzoek van belang. Het is de bedoeling om in kaart te brengen welke en hoeveel nevenactiviteiten er zijn op het platteland. Ook de beweegredenen van het uitvoeren van activiteiten zal onderzocht worden. Zijn er ook economische gevolgen door deze activiteiten en wat betekent dit voor het platteland?
1.5.2 Wie doen nevenactiviteiten? Nevenactiviteiten kunnen door iedereen en overal uitgevoerd worden. Het zijn werkzaamheden naast het hoofdberoep. Dit is een te groot onderzoek om in één keer uit te voeren. De afbakening die in dit onderzoek gemaakt wordt zijn niet agrariërs op het platteland.
9
1.5.3 Wanneer zijn nevenactiviteiten ontstaan? Dit is per gebied verschillend, in de veenkoloniën is dit al van oudsher men verdiende in de rustige periodes bij naast hun baan als (veen)arbeider. Dit kwam naar voren in het interview. In de meeste gevallen is het echter niet duidelijk wanneer dit ontstaan is. Het kan te maken hebben met de verkleining van de agrarische functie van het platteland en het verdwijnen van voorzieningen. Dit werd in meerder bronnen omschreven. Dit zal wel verder onderzocht moeten worden.
1.5.4 Waarom worden nevenactiviteiten uitgevoerd? Het onderzoek is deels op deze vraag berust. Waarom niet agrariërs op het platteland nevenactiviteiten uitvoeren is nog niet bekend. In het onderzoek zal aandacht besteedt worden naar de beweegredenen van deze mensen.
1.5.5 Waar komen nevenactiviteiten voor? Nevenactiviteiten kunnen overal voor komen. Het is overal mogelijk om werkzaamheden naast het hoofdberoep uit te voeren. Wel is het afhankelijk van de activiteit welke elementen aanwezig moeten zijn. Voor een bed and breakfast is er een slaapvertrek nodig. Voor paardrijden is de omgeving belangrijk. In de meeste gevallen is er ruimte nodig. Dit is een reden dat het onderzoek op het platteland plaats vind. Of de ruimte die het platteland biedt ook een belangrijke beweegreden is voor degene die nevenactiviteiten verricht zal ook onderzocht worden.
1.5.6 Wat is de aanleiding voor het onderzoek? Er is weinig bekend over nevenactiviteiten op het platteland door niet agrariërs. Daarom wordt het onderzoek uitgevoerd. Zo moet er meer bekend worden over de effecten van deze activiteiten. Wat is het beleid van overheden op deze activiteiten en wat zijn de beweegredenen van degene die nevenactiviteiten uitvoeren. Daarnaast zal de opdrachtgever, mevrouw M. Markantoni, de uitkomsten van het onderzoek gebruiken in haar promotieonderzoek.
1.6 Deelvragen
Wat is het gemeentelijk beleid ten opzichte van de nevenactiviteiten van de plattelandsbewoners(niet-agrariërs)? Deze vraag wordt beantwoord aan de hand van kwalitatief onderzoek met een face to face interview
Voor welke doeleinden oefenen de niet-agrariërs hun nevenactiviteit uit?(hobby, extra inkomen) Deze vraag wordt beantwoord aan de hand van kwantitatief onderzoek met een face to face vragenlijst
Wat zijn de kansen en bedreigingen voor de nevenactiviteiten van niet- agrariërs op het platteland? Deze vraag wordt beantwoord aan de hand van kwantitatief onderzoek met een face to face vragenlijst 10
Op welke wijze beïnvloeden de nevenactiviteiten van de bewoners(niet-agrariërs) het platteland? Deze vraag wordt beantwoord aan de hand van kwantitatief onderzoek met een face to face vragenlijst
Wat betekenen de ontwikkelingen van de nevenactiviteiten voor de omgeving? Deze vraag wordt beantwoord aan de hand van kwantitatief onderzoek met een face to face vragenlijst
2. Begripsafbakening Duidelijkheid is erg belangrijk in een onderzoek. Door het duidelijk formuleren van de probleemstelling wordt de interne validiteit van het onderzoek vergroot. Er wordt gemeten wat de onderzoeker wil meten. De externe validiteit houdt in of je de uitkomsten van de steekproef vertalen naar de populatie. Dit geld alleen voor kwantitatief onderzoek, dit zal nader worden toegelicht in hoofdstuk 5. Een duidelijke begripsbetekenis is dus erg belangrijk voor de validiteit van een onderzoek. Daarom is er een begripsafbakening gemaakt van de meest essentiële begrippen, dit zijn de volgende begrippen: o Nevenactiviteiten; o Platteland; o Niet-agrariërs; o Ondernemen. o Respondenten o Populatie o Snowballing
2.1 Nevenactiviteiten De van Dale is erg duidelijk in zijn omschrijving van het woord nevenactiviteiten, namelijk: werk dat iemand doet naast zijn eigenlijke beroep. Als betekenis van het begrip nevenactiviteiten kunnen we concluderen dat het gaat om werkzaamheden die naast de hoofdwerkzaamheden worden uitgevoerd. De Van Dale omschrijft ook de term ‘economische nevenactiviteiten’. Als omschrijving wordt gegeven: “het werk dat iemand doet naast zijn eigenlijke beroep”. Enkele voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld een bed and breakfast, een honden trimsalon of een recreatiegelegenheid bij de deur. In dit onderzoek schijnen we ons licht op niet-agrariërs die naast het hun hoofdactiviteit een zo geheten nevenactiviteit beoefenen. Verderop in zullen we in deze afbakening een duidelijke uit leg geven op de term ‘niet-agrariërs’.
2.2 Platteland Een veel gebruikt synoniem voor platteland is landelijk gebied. Van Dale geeft als omschrijving het buiten de steden gelegen gebied. Dit wil zeggen dat het gaat om al het gebied buiten de bebouwde kom. Volgens het CBS omvat het platteland in de indeling van 11
gemeenten naar stedelijkheidsklasse de categorieën weinig tot niet stedelijk, dus met minder dan 1000 adressen per km2.
2.3 Niet- Agrariërs Dit is uiteraard alles wat niet onder agrariërs valt. Veel gebruikte synoniemen voor agrariër is ook wel ‘boer’ of ‘landbouwer’. Dit is een ondernemer die met landbouw of veeteelt zijn geld verdient. Alles wat niet in deze omschrijving past valt in de categorie ‘niet-agrariër’ en deze komen zodoende in aanmerking voor dit onderzoek.
2.4 Ondernemen Met de term ondernemen bedoelen wij in dit onderzoek: het starten van een neven activiteiten van niet agrariërs.
2.5 Respondenten/eenheden Met de term ‘respondenten’ worden de personen bedoeld die worden ondervraagd.
2.6 Populatie Dit zijn de niet agrariërs die op het platteland een nevenactiviteit hebben.
2.7 Snowballing ‘Snowballing’ is de Engelse term voor ‘sneeuwballen’. Hiermee word bedoeld dat respondenten worden gevraagd of zij meerdere locaties weten waar neven activiteiten plaatsvinden.
12
3. Verwachtingen voorafgaand aan het onderzoek Naar aanleiding van de individuele oriëntaties zijn er bepaalde verwachtingen over de onderzoeksresultaten. Deze verwachtingen zullen per deelvraag behandeld worden in dit hoofdstuk.
3.1 Wat is het gemeentelijk beleid ten opzichte van de nevenactiviteiten van de plattelandsbewoners (niet-agrariërs)? Het beleid zal per gemeente verschillen. We proberen er achter te komen door een interview te gaan doen met beleidsmakers van de desbetreffende gemeentes. De verwachting is dat gemeentes de nevenactiviteiten zullen stimuleren om het platteland levendig te houden.7
3.2 Wat zijn de kansen en bedreigingen voor de nevenactiviteiten van nietagrariërs op het platteland? De grootste kansen zullen naar de verwachting zijn dat veel stedelingen het platteland bezoeken. De grootste bedreiging zal de ontgroening van het platteland worden. Hierdoor zullen veel voorzieningen gaan verdwijnen. Dit biedt natuurlijk ook weer kansen.8
3.3 Op welke wijze beïnvloeden de nevenactiviteiten van de bewoners (nietagrariërs) het platteland? De invloed die deze nevenactiviteiten hebben op het platteland. De verwachting is dat vooral sociale contacten bevorderd worden. Men vindt het gezellig. Verder is er weinig te doen op het platteland.9
3.4 Wat betekenen de ontwikkelingen van de nevenactiviteiten voor de omgeving? De meeste nevenactiviteiten zijn kleinschalig er wordt dus ook verwacht dat de invloed op de omgeving erg klein zal zijn. Misschien kan er in de toekomst meer toerisme komen richting het platteland doordat er veel leuke activiteiten zijn.10
3.5 Wat betekenen de ontwikkelingen voor de toekomst van het platteland? De toekomst van het platteland heeft weinig te maken met de nevenactiviteiten. De ontwikkeling van het platteland heeft meer met technologische ontwikkelingen te maken. Wel zouden er meer nevenactiviteiten kunnen ontstaan door minder boeren en voorzieningen.11Wel denken wij dat levendigheid van het platteland zal worden vergroot.
3.6 Voor welke doeleinden oefenen de niet-agrariërs hun nevenactiviteit uit? (hobby, extra inkomen) Mevrouw M. Markantoni heeft al eerder onderzoek gedaan naar nevenactiviteiten. Hieruit is gebleken dat agrariërs voornamelijk nevenactiviteiten uitvoeren om extra inkomen te 7
Ministerie van Landbouw, Natuurbehoud en Visserij (2001). Plattelands ontwikkelingsprogramma Nederland, samenvatting. Den Haag.
Verkregen op 10 september 2009 via: www.netwerkplatteland.nl 8
SIDE-ACTIVITIES IN THE RURAL NETHERLANDS, M. Markantoni INTERVIEW VERENIGING HISTORIES NIEUW WEERDINGE 10 SIDE-ACTIVITIES IN THE RURAL NETHERLANDS, M. Markantoni 11 SIDE-ACTIVITIES IN THE RURAL NETHERLANDS, M. Markantoni 9
13
genereren. Niet-agrariërs doen vooral nevenactiviteiten als hobby. Met gegevens van het vorige onderzoek is onderstaand tabel gemaakt.12 Motivations to start a side-activity 60,0
Percentage (%)
50,0 40,0
Non-farmer (N=102)
30,0
Farmer (N=34)
20,0 10,0
th er
pl oy m
O
en t
es ne m U
ili ty
of r
es ou rc
nc e
ts
A
va ila b
In de pe nd e
on ta c ial c So c
In co m e
H
ob by
0,0
12
Markantoni, M., Koster, S., Strijker, D. (2009). Side activities of non-farmers in rural areas in The Netherlands. Groningen: University of Groningen
14
3.7 Conceptueel model Ook dit conceptueel model komt uit het eerdere onderzoek van M. Markantoni. De directe omgeving van de niet agrariërs is het micro niveau. Hierop kan men enigszins invloed op uitoefenen. Het macro niveau zijn landelijke ontwikkelingen, hierin spelen overheden en belangrijke rol daarom worden de overheden ook meegenomen in het onderzoek. Op basis van deze factoren zullen mensen vaak besluiten om hun nevenactiviteit uit te voeren.
15
4. Onderzoeksmethode Er zijn op twee manieren onderzoek gedaan, hierdoor zijn er twee onderzoeksmethoden. Bij de gemeenten Hoogezand-Sappemeer en Menterwolde start er een nieuw onderzoek. Bij de gemeenten Noordenveld en Ooststellingwerf is er sprake van een herhalingsonderzoek. In het laatste geval heeft er twee jaar geleden een onderzoek plaats gevonden en deze resultaten zullen vergeleken worden met die nieuwe uitkomsten van het lopende onderzoek.
4.1 Hoogezand-Sappemeer en Menterwolde De onderzoeksonderwerpen zijn: • Verklaren wat de reden is dat mensen starten met nevenactiviteiten op het platteland. • Beschrijven wat voor effect nevenactiviteiten hebben op het platteland en wat voor plattelandsontwikkelingen het met zich meebrengt.
4.2 Populatie De populatie binnen dit onderzoek zijn burgers op het platteland die zich bezig houden met nevenactiviteiten. Er is geen steekproef gedaan, omdat een hele groep is onderzocht. Alle informatie die we hebben gekregen wordt gebruikt. Dit betekent ook dat agrariërs met nevenactiviteiten worden onderzocht. Deze zijn met een ander formulier geobserveerd. Dit betekent ook dat de uitkomsten generaliseerbaar naar de twee gemeenten toe.
4.3 Onderzoeksmethode Er is begonnen met een bureauonderzoek. Om inzicht te krijgen in het onderwerp heeft er een individuele oriëntatie plaatsgevonden. Hierin is aan de hand van verschillende bronnen een beeld gevormd. Er is een enkel interview afgenomen en dit had een open karakter. In het onderzoek is gebruik gemaakt van triangulatie. Dit is een combinatie van kwalitatief en kwantitatief onderzoek door middel van enquêtes die face tot face worden afgenomen. Op deze manier hebben we de mogelijkheid om naast het afnemen van de enquêtes ook zelf nog vragen te stellen die een dieper antwoord kunnen geven dan enquêtes doen. Op deze manier wordt er een completer beeld geschetst dan wanneer er slechts één methode wordt gebruikt. Daarnaast is het van belang te weten wat de gemeente voor beleid heeft. Bij de vier onderzoeksgemeenten is er een interview afgenomen. Dit interview was halfgestructureerd. Hierdoor kon er dieper op de topics worden ingegaan. In het onderzoek wordt er gebruik gemaakt van een beschrijvend vraagtype. Dit sluit aan op de onderzoeksdoelen die behaald moeten worden. Dit kwam al naar voren in de doelen zelf en is doorgezet in de deelvragen.
16
4.4 Selectie Doormiddel van een persbericht in de desbetreffende gemeente is er bekend gemaakt dat het onderzoek plaatsvindt. Op deze manier waren de mensen op de hoogte gebracht van het onderzoek. De verwachting was dat hierdoor de respons hoger zal zijn. Tijdens het onderzoek zijn hier veel positieve reacties op gekomen. Een andere methode om zoveel mogelijk mensen uit de gemeente te enquêteren is snowballing. Geënquêteerden zijn gevraagd of er nog meer nevenactiviteiten in de buurt plaatsvinden. Bij de nieuwe nevenactiviteit kon er verwezen worden naar de bekenden. De populatie bestaat uit niet agrariërs die in de te onderzoeken gebieden wonen en die nevenactiviteiten hebben. De onderzoeksgemeenten zijn: Hoogezand-Sappemeer, Menterwolde, Noordenveld en Oostellingwerf. De respondenten zijn geënquêteerd en geïnterviewd.
4.5 Hoogezand-Sappemeer en Menterwolde De enquête bevat open en gesloten vragen en is verdeeld in vijf delen. Het eerste deel bestaat uit basis informatie en de persoonlijke achtergrond van de ondervraagde van de nevenactiviteit. Het tweede deel van de vragen heeft betrekking op de soort nevenactiviteit en de beweegreden om een nevenactiviteit te ondernemen. Dan volgt de vraag waarom mensen juist op deze locatie begonnen zijn met de desbetreffende nevenactiviteit. Het vierde deel bestaat uit toekomstperspectieven voor de nevenactiviteiten om door te ontwikkelen, om stabiel te blijven of om te moeten stoppen. Als laatste worden vragen gesteld over de invloed van nevenactiviteiten op het platteland. Wanneer er geen gehoor was tijdens het veldwerk waren er verschillende mogelijkheden om de respondent alsnog te bereiken. Ten eerste werd er op een later tijdstip teruggekomen. Was dit niet afdoende dan werd een enquête in de brievenbus gepost. Hier zat een begeleidende brief bij van de opdrachtgever waarin is beschreven wat het onderzoek inhoudt en wat er met uitkomsten gebeurd. Tijdens het veldwerk is er twee keer negatief gereageerd op de vraag of de burger wilde meewerken. De eerste keer was in Menterwolde, het betrof hier een tweedehands speelgoed verkoop aan huis. De eigenaresse was resoluut in haar afwijzing maar kon geen duidelijke reden geven. De tweede afwijzing betrof een hondentrimsalon aan huis. Hier werden nog producten verkocht en schoonheidsbehandelingen aangeboden. Het werd niet duidelijk wat precies de nevenactiviteit was. De werknemer of eigenaar had geen tijd en verwachtte dit ook niet in de toekomst te hebben. Op het moment van aanspreken had deze net drie klanten in de winkel. Wij verwachtten dat de tweede afwijzing te maken had met stress omtrent de nieuwe klanten. De enquêtes werden afgenomen door twee of drie personen, dit had te maken met de opsplitsing van de onderzoeksgroep. Uit geografische overweging was besloten om enquêtes af te nemen in de omgeving van het thuisadres. Dit betekent dat de gemeenten HoogezandSappemeer en Menterwolde werden onderzocht door drie studenten. 17
Het onderzoeksteam was in het bezit van identificatie en een brief van de Rijksuniversiteit waarin aangegeven wordt waarom dit onderzoek wordt gedaan. De identificatie bestond uit een wettelijk identificatiemiddel zoals een paspoort en een collegekaart van de Hanzehogeschool. Als de interviewer aanwezig was heeft de onderzoeker deze mondeling geïnterviewd aan de hand van de vragenlijst. Wanneer bij mensen van 60 jaar of ouder de enquêtes worden afgenomen, zullen we de gegevens zelf invullen om tijd te besparen. De afname van de enquête werd niet opgenomen, de verkregen informatie wordt niet elders verstrekt en de mensen blijven anoniem. Ook zijn we met de gemeente in gesprek gegaan om erachter te komen wat voor effect de nevenactiviteiten hebben op de ontwikkelingen van het platteland. Dit werd gedaan aan de hand van een halfgestructureerd interview. Andere opvallende zaken tijdens het veldwerk hadden te maken met een bijzondere nevenactiviteit en het gesprek met de gemeente Hoogezand-Sappemeer. In Kielwindeweer was er een bed and breakfast met uitstekende faciliteiten. Dit bedrijf werd geleid door een vrouw die rechercheur is bij de politie. Hoewel het een nevenactiviteit betrof had het bed and breakfast faciliteiten die je doorgaans bij de betere hotels tegenkomt. Het onderkomen van de gasten was in een apart gebouw. Deze had zijzelf gebouwd. Evenals het binnenzwembad met sauna. Daarnaast was er een grote afgesloten tuin waar de gasten konden afkoelen na het saunabezoek. Deze investeringen waren mogelijk omdat zij het meeste zelf kon bouwen. Het tweede opvallende punt was het beleid van de gemeente Hoogezand-Sappemeer. Deze ontbrak namelijk. De reden hiervoor was het kleine aantal nevenactiviteiten wat plaatsvond in de gemeente. Omdat deze op een zodanig kleine schaal was vond de gemeente het niet nodig om een beleid op te stellen.
4.6 Noordenveld en Oostellingwerf Voor de gemeenten Noordenveld en Oostellingwerf is een herhalend onderzoek uitgevoerd. Dit om te bekijken wat de ontwikkelingen zijn ten opzichte van twee jaar geleden. De respondenten van twee jaar geleden werden bezocht met een controlerende vragenlijst. Daarnaast is er een gesprek geweest met de betreffende gemeenten. Hieruit is duidelijk geworden in hoeverre de nevenactiviteiten zich hebben ontwikkeld in de afgelopen twee jaren. Ook in deze twee gemeenten is de onderzoeksmethode triangulatie gebruikt. De enquêtes zijn face tot face afgenomen. Wanneer er geen gehoor was tijdens het veldwerk waren er verschillende mogelijkheden om de respondent alsnog te bereiken. Ten eerste werd er op een later tijdstip teruggekomen. Was dit niet afdoende dan werd een enquête in de brievenbus gepost. Hier zat een begeleidende brief bij van de opdrachtgever waarin is beschreven wat het onderzoek inhoudt en wat er met uitkomsten gebeurd. Ook in de gemeenten Noordenveld en Oostellingwerf is een persbericht verspreid. Hiermee is getracht de bewoners van de gemeenten op de hoogte stellen van het onderzoek om een hogere respons te krijgen. Voor de gemeenten Noordenveld en Oostellingwerf zijn twee 18
onderzoekers het veld ingetrokken. Dit heeft te maken met de geografische ligging van de woonplaats van de onderzoekers. De verzamelde gegevens zijn in SPSS ingevoerd en de uitkomsten worden vergeleken met de uitkomsten van vorig jaar.
19
5. Verwerking De gegevens uit de enquête zullen worden verwerkt in SPSS. De gegevens moeten worden ingevoerd aan de hand van een codeboek. Deze is opgesteld in samenwerking met de opdrachtgever mevrouw M. Markantoni en de coach mevrouw O. Buiter van het project. Aan iedere vraag met uitkomst is een waarde toegekend. Aan de hand hiervan kunnen de gegevens worden verwerkt in verschillende tabellen en grafieken dit verschilt per meetniveau. Kwalitatieve variabelen zullen worden omgezet in een cirkeldiagram of staafdiagram. Kwantitatieve variabelen komen normaal gesproken in een boxplot of histogram. De enige kwantitatieve gegevens die wij hebben zijn afkomstig van de interviews met de gemeenten. De informatie hiervan wordt naast de uitkomsten van de enquêtes gelegd. De validiteit van het onderzoek komt terug op twee niveaus: • •
Interne validiteit: meet je wel wat je wilt weten Externe validiteit: kun je de uitkomsten van de steekproef vertalen naar de populatie (alleen bij kwantitatief onderzoek)
In het geval van dit onderzoek zijn de enquêtes opgesteld door de opdrachtgever. Om te kunnen voldoen aan de interne kwaliteit is de enquête afgestemd op het onderzoeksdoel. De motivatie en gedachte achter de nevenactiviteiten is het belangrijkste. Dit komt in de eerste plaats terug in de opbouw van de vragen. Er wordt eerst ingegaan op de motivatie van het opstarten; geld, sociale of vestigingsredenen. Daarna is er gekeken naar de middelen die voorhanden waren bij het opstarten zoals; ruimte, tijd en geld. Verder zijn er controlevragen opgenomen in de vorm van een waardeoordeel. Deze wordt gegeven aan de onderwerpen waar eerder een motivatie voor werd gevraagd. In de eerste plaats zorgt dit voor een afgebakend antwoord op de motivatie van het beginnen van een nevenactiviteit. Daarnaast kunnen deze uitkomsten vergeleken worden met andere respondenten. Het geheel geeft een beeld van de gemeenten waarin de respondenten acteren. Externe validiteit is gebaseerd op het vertalen van de steekproef naar de populatie. In dit onderzoek wordt de gehele populatie onderzocht. Echter werkt niet iedereen mee aan het onderzoek. Hierdoor zullen we een ondergrens moeten aangeven zodat we de uitkomsten kunnen generaliseren naar de hele populatie. In dit onderzoek wordt er gewerkt met een kleine groep respondenten dit betekend dat ieder persoon die niet meewerkt van een grotere impact heeft op de populatie. De interviews met de gemeenten werden afgenomen in tweetallen. Hierdoor kon één persoon zich bezighouden met het stellen van de vragen en de ander met het noteren van de antwoorden. Het interview werd niet opgenomen op audio- of videoapparatuur omdat deze niet beschikbaar waren. De topics die werden aangestipt hadden vooral te maken met de criteria die werden gesteld aan de nevenactiviteit. Daarnaast werd de procedure doorgelicht die hieraan is verbonden. Ook is er nagegaan of de nevenactiviteiten in aanmerking kwamen voor subsidies. In beide gemeenten kwam hier een negatief antwoord op. 20
Nadat de interviews hadden plaatsgevonden is de relevante informatie uit het interview gehaald. Hierdoor kon er een lijst worden opgesteld met criteria en procedures.
21
6. Resultaten De bevindingen die tijdens het onderzoek zijn opgedaan worden in dit hoofdstuk beschreven. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de gemeentes Hoogezand-Sappemeer, Menterwolde en Oostellingwerf, Noordenveld. Dit omdat dit twee verschillende onderzoeken zijn. In de gemeentes Oostellingwerf, Noordenveld is een herhaal onderzoek uitgevoerd.
6.1 Gemeente Menterwolde Buiten de bebouwde kom zijn weinig niet boeren te vinden met nevenactiviteiten. Er is slechts een enkeling die eigen verbouwde producten verkoopt. In de gemeente Menterwolde is vooral het dorpje Noordbroek erg actief qua nevenactiviteiten. In het dorp zijn meerdere kleine musea te vinden. Ook aardewerk en kunst zijn goed vertegenwoordigd. Het aantal enquêtes die tot nu toe in deze gemeente afgenomen zijn, is weergegeven in onderstaande tabel. Ingevulde enquêtes Achtergelaten enquêtes Boeren met nevenactiviteiten Geen medewerking
10 stuks 4 stuks 11 stuks n.v.t.
Tabel 6.1 resultaten enquêtes gemeente Menterwolde
6.2 Gemeente Hoogezand-Sappemeer De gemeente Hoogezand-Sappemeer is niet te vergelijken met de gemeente Menterwolde. In Hoogezand-Sappemeer is bijna geen buiten de bebouwde kom te vinden. De dorpen lopen in elkaar over. Ook zijn er minder nevenactiviteiten te vinden met uitzondering van het dorp Kielwindeweer. In dit dorp zijn langs het kanaal meerder activiteiten te vinden. Een enkele voorbeelden hiervan zijn bed and breakfast, kano verhuur, antiek en theehuizen. Het aantal afgenomen enquêtes is in onderstaande tabel weergegeven Ingevulde enquêtes Achtergelaten enquêtes Boeren met nevenactiviteiten Geen medewerking
8stuks 4 stuks 3 stuks 1 stuk
Tabel 6.2 resultaten enquêtes gemeente Hoogezand-Sappemeer
6.3 Bevindingen De bevindingen die tijdens de interviews naar voren zijn gekomen worden in deze paragraaf beschreven, dit aan de hand van de voorafgestelde deelvragen. Te beginnen met: Wat is het gemeentelijk beleid ten opzichte van de nevenactiviteiten van de plattelandsbewoners(nietagrariërs)?
6.3.1 Het beleid van de gemeente Menterwolde De gemeente Menterwolde heeft een notitie over nevenactiviteiten gemaakt aan de hand van de nieuwe Wro. De inhoud van deze notitie wordt verwerkt in de nieuwe bestemmingsplannen waar op dit moment aan gewerkt wordt. Het bestemmingsplan van de 22
gemeente Menterwolde staat alleen nevenactiviteiten binnen de bebouwde kom toe. Deze nota is bijgevoegd in bijlage 1. Volgens de gemeente Menterwolde hebben de nevenactiviteiten geen effect op het toerisme. Nevenactiviteiten zorgen wel voor bevordering van de leefbaarheid in de gemeente. Wanneer wordt voldaan aan de gestelde criteria, is de gemeente dan ook blij met de nevenactiviteiten. Er wordt in de gemeente gebruik gemaakt van handhaving wanneer blijkt dat er op een onrechtmatige wijze is begonnen met de nevenactiviteit. Criteria De gemeente Menterwolde hanteert een aantal criteria voor de uitvoering van nevenactiviteiten. - De woonfunctie moet in ruimtelijke en visuele zin primair blijven; - beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten mogen uitsluitend inpandig worden verricht; - maximaal 25% van hoofd- en bijgebouwen mag worden gebruikt voor de nevenactiviteiten, met een maximum van 60m²; - degene die de activiteit uitvoert dient ook de hoofdbewoner te zijn; - reclame uitingen dienen zich te beperken tot een bord of borden van beperkte omvang, niet hoger dan 1 meter en het oppervlak mag niet groter zijn dan 0,5m². Voor het plaatsen van een bord moet een vergunning worden aangevraagd bij de gemeente; - als er sprake is van verkoop van producten mag dit worden uitgevoerd. Voor de verkoop mag maximaal 10% van het toegestane oppervlak worden gebruikt; - het gebruik van de nevenactiviteit mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. De procedure Bij een verzoek van een initiatiefnemer om nevenactiviteiten te mogen uitvoeren, wordt eerst bepaald of het een vrij beroep is ofwel een aan huis verbonden beroep. Verder wordt er gekeken of het een beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteit is, detailhandel activiteiten aan huis of aan (agrarisch) bedrijf zijn. Nadat bepaald is onder welke categorie de activiteit valt, moet het geldende bestemmingsplan geraadpleegd worden om te bepalen wat is toegestaan en wat niet. Het uitoefenen van een vrij beroep ofwel een aan huis verbonden beroep is bij recht toegestaan. Er moet wel aan de gestelde criteria worden voldaan, zodat de woonfunctie intact blijft. Wanneer er sprake is van beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten of detailhandel activiteiten aan huis of aan (agrarisch) bedrijf en er wordt voldaan aan de gestelde criteria, kan het college van burgemeester en wethouders ontheffing verlenen ex. Artikel 3.23 Wro juncto artikel 4.1.1 lid 1 sub i Bro. Belanghebbenden kunnen zienswijze naar voren brengen. De termijn voor het naar voren brengen van zienswijze bedraagt 6 weken. Na afloop van de termijn wordt een besluit genomen.
23
Moet voor het uitoefenen van de activiteit nog worden verbouwd dan moet hier nog een bouwvergunning voor worden aangevraagd. Vaak is dit een volledige bouwvergunning.
6.3.2 Het beleid van de gemeente Hoogezand-Sappemeer De meeste burgers weten niet veel over het beleid van de gemeente. Ook bij de gemeente is er niet veel duidelijk. De afdeling ruimtelijke ordening heeft ons door verwezen naar economische zaken. Er is een mail gestuurd naar de gemeente met een aantal vragen. De gemeente heeft beloofd om deze vragen door te nemen en daarna een afspraak te maken om de antwoorden op de vragen toe te lichten. Dit is echter niet gebeurd. Na verscheidende pogingen om in contact te komen met de gemeente is dit opgegeven. Wel is telefonisch meegedeeld dat de gemeente geen notitie heeft over nevenactiviteiten zoals gemeente Menterwolde. Dit omdat volgens de gemeente Hoogezand-Sappemeer te weinig nevenactiviteiten plaatsvinden in hun gemeente om hier een nota voor te maken.
6.3.6 Voor welke doeleinden oefenen de niet-agrariërs hun nevenactiviteit uit? Uit het veldonderzoek is gebleken dat het aspect hobby en interesse de grootste beweegreden is om een nevenactiviteit uit te oefenen. Voor 78% van de ondervraagden is de hoofdreden voor het uitoefenen van de nevenactiviteit hobby en interesse (grafiek 6.1).
Grafiek 6.1: Reden uitoefenen van de nevenactiviteit
Voor 70% procent van de ondervraagden zal de nevenactiviteit in de toekomst ook een hobby blijven(Grafiek 6. ). Voor 20% zal het in de toekomst geen hobby meer zijn.
24
Grafiek 6.2: Blijft de activiteit een hobby in de toekomst? Activiteit in toekomst hoofdberoep frequentie Nee
Percentage
14
77,8%
Ja
1
5,6%
Weet niet
3
16,7%
18
100%
Totaal
Tabel 6.1 Activiteiten in de toekomst
Een deel van de mensen die in de toekomst de activiteit niet meer uitvoert als hobby zal stoppen met de activiteit. Het andere deel van de mensen zal van de nevenactiviteit in de toekomst het hoofdberoep maken namelijk 5,6%. 16,7% weet nog niet of ze van de nevenactiviteit in de toekomst het hoofdberoep zullen maken.
25
Naast het hobby aspect vinden veel mensen het belangrijk om door de nevenactiviteit met andere mensen in contact te komen (grafiek 6. ). Er zijn ook veel mensen die doormiddel van de nevenactiviteit andere mensen te helpen die het financieel moeilijk hebben, door producten te verkopen zonder winst te maken.
Grafiek 6.3: Gelegenheid om sociale contacten op te doen
Er blijkt dan ook uit het onderzoek dat veel mensen de nevenactiviteit niet uitvoeren om extra inkomen te verwerven. Wel vinden de mensen het fijn de kosten die gemaakt worden gedekt worden. Meerdere malen gaf men aan dat het verdiende geld gebruikt word om een hobby te financieren.
Grafiek 6.4: Extra inkomen
26
6.3.3 Wat zijn de kansen en bedreigingen voor de nevenactiviteiten van nietagrariërs op het platteland? De meeste ondervraagden geven aan steeds meer klanten te krijgen via internet. Een aantal jaar geleden had men nauwelijks klanten via internet. Nu geeft 20% aan dat internet een belangrijk middel is om klanten te werven. Dit percentage is nog laag hier liggen nog kansen.
Grafiek 6.5: Klandizie via internet
De vergrijzing op het platteland kan kansen bieden. Veel ondervraagden geven aan vooral aan ouderen te verkopen, als deze groep toeneemt, kan de klandizie ook toenemen. Ook is de vergrijzing een bedreiging, veel mensen die nevenactiviteiten uitvoeren zijn ouderen. Deze geven aan in de toekomst met de activiteit te stoppen. In de onderstaande grafiek is te zien dat 22% van de ondervraagden 42 jaar of jonger is en 56% ouder is als 55 jaar. De grootste groep is de leeftijdsklasse 64 t/m 69 jaar.
Grafiek 6.6: Leeftijdsklasse ondervraagden
27
Ook wordt aangegeven door 50% van de ondervraagden dat men toeristen heeft als klanten. De rust die op het platteland heerst ten opzichte van stedelijk gebied kan een kans bieden om meer toeristen naar het platteland te laten komen dit biedt kansen voor de nevenactiviteiten.
6.3.4 Op welke wijze beïnvloeden de nevenactiviteiten van de bewoners(nietagrariërs) het platteland? Door de ontgroening van het platteland verdwijnen voorzieningen zoals supermarkten, recreatie etc. Hierdoor vertrekken inwoners van het platteland naar de stad. Door nevenactiviteiten wordt het platteland aantrekkelijker gemaakt volgens een groot deel van de ondervraagden. Een van de redenen dat het platteland aantrekkelijker wordt door nevenactiviteiten, is dat de sociale contacten een positieve wending krijgen. Mensen komen meer met elkaar in contact en dit wordt als positief ervaren.
Grafiek 6.7: Aantrekkelijkheid van de regio voor inwoners door de nevenactiviteit
28
Nevenactiviteiten blijken ook een goede bron van toerisme te zijn. Nevenactiviteiten zoals musea, bed and breakfast, mini campings en recreatie zijn een trekker voor toeristen.
Grafiek 6.8: Aantrekkelijkheid door nevenactiviteiten voor toeristen
6.3.5 Wat betekenen de ontwikkelingen van de nevenactiviteiten voor de omgeving? De meeste ondervraagden geven aan dat nevenactiviteiten een positief effect heeft op het landschap. Dit komt doordat het landschap niet aangetast wordt door de activiteiten. Wel blijven op deze wijze oude winkeltjes en musea in stand. Ook kunnen mensen meer genieten van het landschap door bijvoorbeeld een kano te huren of een weekend gaan fietsen en blijven overnachten in een bed and breakfast.
Grafiek 6.9: Meningen van effecten op het landschap
29
6.4 Beleid gemeente Oostellingwerf Om een goed beeld van de gemeente te krijgen is er besloten eerst een groot aantal enquêtes af te nemen om zelf de ervaringen van mensen in de gemeente te proeven. Dit vergrootte de kennis voor het gesprek met de gemeente. Aangezien er twee jaar terug ook al een interview met de gemeente is geweest, is er vooral naar de ontwikkelingen gevraagd in de afgelopen twee jaar. Toerisme De gemeente Oostellingwerf is van mening dat de nevenactiviteiten wel degelijk invloed hebben op de toeristen. Uit het onderzoek van de eerste weken bleek dat er veel mini campings in dit gebied liggen. Hier was de gemeente het mee eens en vertelde dat daar veel toeristen op af komen om hier in de gemeente te genieten van de bosrijke natuur. De overige nevenactiviteiten trekken ook op hun eigen manier ook toeristen, maar deze toeristen komen hier niet primair heen voor deze activiteiten. Doordat er veel toeristen stromen in dit gebied zijn, proberen ondernemers van nevenactiviteiten hier slim op in te spelen. Gemeentelijk beleid Het gemeentelijk beleid is meestal gemaakt voor een periode van 10 jaar. Dit omdat een bestemmingsplan 10 jaar geldig is. In het bestemmingsplan van een gemeente wordt aangegeven welke activiteiten wel of niet worden geaccepteerd. Uit dit interview blijkt dat de gemeente niet actief bezig is met het stimuleren of belemmeren van de nevenactiviteiten. Zolang mensen zich aan de regels van het bestemmingsplan houden, vind de gemeente het prima. Criteria Over de criteria is de gemeente heel duidelijk. Indien aan het bestemmingsplan wordt voldaan, mag de nevenactiviteit gewoon plaatsvinden. Er mogen alleen zonder toestemming vergunningsvrije bouwwerken worden gebouwd. Voor een lichte bouwvergunning of een reguliere bouwvergunning moet wel toestemming gevraagd worden, net als de overige bewoners van de gemeente. Op dit gebied is de gemeente zeer nadrukkelijk betrokken omdat de aanvragen allemaal conform het geldende bestemmingsplan moeten worden getoetst. Gebruik Het pand moet gebruikt worden voor primair woongebruik. Het mag niet als tweede woning gelden. Degene die de nevenactiviteit uitvoert moet tevens de hoofdbewoner zijn van de woning. Tevens mag de activiteit niet in strijdt zijn met het woonmilieu in de omgeving van de activiteit. Reclame Zoals het bestemmingsplan ook voorschrijft, dient voor reclame aan huis en in het openbaar een reclamevergunning aangevraagd te worden. Indien het reclamebord niet hoger is dan 1,20 meter en een kleinere oppervlakte heeft dan 0,75 vierkante meter hoeft er geen vergunning aangevraagd te worden. 30
6.5 Beleid gemeente Noordenveld Toerisme De gemeente Noordenveld weet dat de nevenactiviteiten die plaats vinden op het platteland in de gemeente van ongekende waarde zijn voor het toerisme en dus de economie van Noordenveld. “Het es- en beekdallandschap en met name het bosrijke gebied ten noorden van Norg zijn belangrijke dagrecreatieve gebieden, waar je veel van deze nevenactiviteiten vind.” Aldus mevrouw M. Brink-Veerma van de gemeente Noordenveld. Verspreid over de gehele gemeente liggen meer dan 20 campings en minicampings. Ruim de helft hiervan is te vinden in en om het plaatsje Norg wat ten zuiden van Leek ligt. Gemeentelijk beleid De gemeente Noordenveld heeft een erg open en stimulerend beleid met betrekking tot nevenactiviteiten. Dit komt met name omdat de provincie Drenthe de recreatieve nevenfuncties op het platteland wil stimuleren. Zo spitst Noordenveld zich bijvoorbeeld erg op toe dat het voor kleine bedrijven makkelijker word om zich door te ontwikkelen en dat starters niet veel problemen ondervinden met bijvoorbeeld aankoop van extra bouwgrond. Criteria De leidraad die de gemeente volgt in het Bestemmingsplan. Hier heeft de gemeente Noordenveld beschreven wat wel en wat niet mag worden gebouwd. Bouwaanvragen worden behandeld zoals in de wet staat. Hoewel de gemeente een vrij progressiebeleid voert ten opzichte van nevenactiviteiten moet er dus wel degelijk worden voldaan aan een aantal eisen. Gebruik Het pand moet gebruikt worden voor primair woongebruik. Het mag niet als tweede woning gelden. Degene die de nevenactiviteit uitvoert moet tevens de hoofdbewoner zijn van de woning. Tevens mag de activiteit niet in strijdt zijn met het woonmilieu in de omgeving van de activiteit. Reclame Het plaatsen van een reclame-uiting kan een ingrijpende verandering aan een bouwwerk zijn die het straatbeeld kan aantasten. Bij het beoordelen van vergunningaanvragen voor reclame-uitingen, maakt de gemeente onderscheid tussen de verschillende gebiedstypen. Een woonwijk vraagt natuurlijk een andere benadering het buitengebied. Voor de exacte maatstaven word verwezen naar de welstandsnota van 2008. Procedures Oostellingwerf en Noordenveld De procedures voor het starten van een nevenactiviteit zijn zowel bij Oostellingwerf als bij de Noordenveld vrijwel het zelfde. Bij een verzoek voor het starten van een nevenactiviteit bij de gemeente moet eerst bepaald worden of het een vrije uitoefening van een beroep is of een aan huis gebonden beroep. Dan wordt er bepaald in welke categorie het verzoek valt. Na deze keuze wordt de aanvraag weer aan het bestemmingsplan getoetst en volgt de standaard procedure.
31
6.6 Bevindingen In dit hoofdstuk wordt in gegaan op de resultaten dat het vervolg onderzoek heeft opgeleverd in de gemeenten Oostellingwerf en Noordenveld. De deelvragen, samen met de resultaten, worden in dit hoofdstuk weer gegeven.
6.6.1 Wat is het beleid van de gemeente ten aanzien van nevenactiviteiten van de plattelandsbewoners(niet-agrariërs)? Door middel van het enquêteren van plattelandsbewoners zijn verschillende aspecten die voor de plattelandsbewoners gelden in kaart gebracht. Om inzicht te krijgen in de rol van de overheid konden mensen aangeven in hoeverre het gemeentelijke beleid van invloed is op hun nevenactiviteit. De uitkomst hiervan is dat de overheid in de meeste gevallen geen strenge regels stelt betreffende nevenactiviteiten. Beperkingen vanuit de lokale overheden Aantal Aantal mensen
Geen last overheid in mindere mate last van
Percentage 15
35
3
7
2
5
23
54
43
100
overheid redelijke beperking vanuit overheid Geen mening Totaal aantal geënquêteerden
Tabel 6.2: Beperkingen vanuit de lokale overheden
Toelichting: Uit dit onderzoek blijkt dat 35% van de ondervraagden geen last had van de overheid. 7% had in mindere mate met de overheid te maken en 5% van de ondervraagden had redelijk last van de regels van de overheid.
6.6.2 Voor welke doeleinden oefenen de niet-agrariërs hun nevenactiviteit uit?(hobby, extra inkomen) Bij veel gevallen blijkt de nevenactiviteit een uit de hand gelopen hobby te zijn. Deze categorie springt er boven uit. Verder zijn de andere categorieën in kaart gebracht doormiddel van een cirkel diagram.
32
Grafiek 6.10: Belangrijkste motief starten nevenactiviteit
In het diagram is duidelijk te zien dat de meeste mensen hun nevenactiviteit beoefenen om een extra inkomen te genereren. Veel mensen bedrijven hun activiteit ook omdat het hun hobby is. Onder de categorie ‘overige’ vallen antwoorden zoals “Mensen magisch laten denken.“ (Hekstopia) en ‘Mensen vermaken.’ (De Fochtel).
33
6.6.3 Wat zijn de kansen en bedreigingen voor de nevenactiviteiten van nietagrariërs op het platteland? Om erachter te komen welke kansen en bedreigingen er spelen voor de nevenactiviteiten van plattelandsbewoners, is het belangrijk de mening van de mensen op het platteland(nietagrariërs) te formuleren. Ontbreken van vergunningen
Een van de uitkomsten uit dit onderzoek is wel dat als mensen gaan stoppen met hun nevenactiviteit dit niet ligt aan de overheid die vergunningen niet wil verstrekken maar aan een variëteit van persoonlijke overwegingen.
Aantal helemaal niet
8
in mindere mate
5
redelijk
5
in meerdere mate
2
Totaal
Uit het vervolg onderzoek blijkt dat in bijna alle gevallen de nevenactiviteit zal gaan groeien. Dit betekent dus dat de ondernemers kansen zien in groei van hun nevenactiviteit. De veranderingen zijn vastgelegd gedurende een periode van twee jaar. Uit het onderzoek blijkt dat de investering die nodig is om uit te breiden in veel gevallen geen belemmering vormt om de stap richting uitbreiding te zetten.
20
Tabel 6.3: Ontbreken van vergunningen
Investering > 2 jaar
Aantal
%
Stabiel
16
37,2
Groei
22
51,2
Tabel 6.4: Soort investering in de toekomst
Samenvattend kunnen we stellen dat in de gemeentes Oostellingwerf en Noordenveld een gunstig klimaat heerst met betrekking tot het stichten en uitbreiden van de nevenactiviteiten. Burgers zien hun lokale overheid niet als obstakel en de verwachting dat de onderneming de komende 2 jaar zal groeien, geeft aan dat de mensen erg positief gestemd zijn over de toekomst van hun activiteit.
34
6.6.4 Op welke manier beïnvloeden nevenactiviteiten van niet-agrariërs het platteland? Om erachter te komen op welke manier nevenactiviteiten van niet-agrariërs het platteland beïnvloeden is hieronder in kaart gebracht hoe de mensen er over denken. Past bij het leven op het platteland Aantal Keuze
Niet ingevuld
Percentage
helemaal niet
5
11,6
in mindere mate
2
4,7
redelijk
3
7,0
in meerdere mate
8
18,6
goed
20
46,5
Total
38
88,4
N.v.t.
5
11,6
43
100,0
Total
Tabel 6.5: Invloed platteland
Toelichting: 20 van de 38(46,5%) ondervraagden vind dat hun nevenactiviteit past bij de manier van leven op het platteland. 5 van de 38(11,6%) vind dat hun nevenactiviteit totaal niet past bij de manier van leven. De categorieën hier tussen in vallen te lezen in de bovenstaande tabel.
35
6.6.5 Wat betekenen de ontwikkelingen op het gebied van nevenactiviteiten van niet-agrariërs op het platteland voor de omgeving/regio?
Bijdrage leveren aan de gemeenschap Aantal keuze
helemaal niet
2
4,7
10
23,3
9
20,9
ja
17
39,5
Total
38
88,4
N.v.t.
5
11,6
43
100,0
gedeeltelijk in meerdere mate
niet ingevuld
Percentage
Total
Tabel 6.6: Bijdrage aan de gemeenschap
Toelichting: Uit deze tabel valt af te lezen dat 39,5% van de ondervraagden zegt dat de nevenactiviteit die ze uitvoeren een bijdrage levert aan de gemeenschap. 20,9% zegt in meerdere mate een bijdrage te leveren. 23,3% van de ondervraagden geeft te kennen dat ze gedeeltelijk een bijdrage leveren en 4,7% vind niet dat ze een bijdrage leveren aan de gemeenschap.
36
7. Conclusies Hoogezand-Sappemeer & Menterwolde Wat is het gemeentelijk beleid in deze gemeenten? De gemeente Menterwolde is zeer tevreden met de ondernemers van nevenactiviteiten. Indien deze ondernemers voldoen aan de eisen om te starten met een activiteit, is de gemeente zeker blij met deze activiteiten. De gemeente is heel duidelijk met de eisen betreffende nevenactiviteiten. Indien blijkt dat mensen handelen in strijd met de regels uit het bestemmingsplan, treedt de gemeente handhavend op. De gemeente Hoogezand-Sappemeer heeft over het algemeen geen beleid op het gebied van nevenactiviteiten. De inwoners krijgen de vrije hand bij het uitvoeren van hun activiteit. Deze gemeente heeft voor dit beleid gekozen omdat er volgens de gemeente te weinig nevenactiviteiten plaatsvinden om hier een nota voor te maken. Verder heeft deze gemeente geen medewerking verleend aan een interview dus over deze gemeente is verder geen informatie. Wat zijn de kansen en bedreigingen voor deze gemeenten? Voor de ondernemers van nevenactiviteiten liggen er vele kansen en bedreigingen. De meeste ondervraagden geven aan steeds meer klanten via internet te krijgen. Het aantal nevenactiviteiten dat klanten heeft via internet ligt nog maar op 20% van de ondervraagden. Hier ligt nog een grote kans om te benutten. De vergrijzing speelt ook een grote rol bij kansen en bedreigingen. De vergrijzing kan zowel een kans als een bedreiging zijn. Op welke wijze beïnvloeden de nevenactiviteiten van de bewoners(niet-agrariërs) het platteland? Nevenactiviteiten worden op het platteland steeds meer gebruikt om ook sociale contacten een positieve wending te geven. Zo blijkt uit het onderzoek dat mensen nevenactiviteiten ook zien als een middel om sociale contacten met andere mensen op te doen. Wat betekenen de ontwikkelingen van de nevenactiviteit voor de omgeving? De ontwikkelingen van de nevenactiviteiten op het platteland hebben een positief gevolg voor het platteland. De nevenactiviteiten tasten het milieu op het platteland niet aan waardoor de culture waarde behouden blijft en mensen kunnen blijven genieten van de rust en ruimte op het platteland. Voor welke doeleinden oefenen de niet- agrariërs hun nevenactiviteit uit? Uit het onderzoek blijkt dat de motivatie van mensen om een nevenactiviteit uit te oefenen voor het grootste deel bestaat uit hobby en interesse. Doordat in veel gevallen de nevenactiviteiten een sterke groei vertonen, zullen ook een aantal nevenactiviteiten doorgroeien tot een hoofdactiviteit. Hierdoor zal de motivatie van deze groep waarschijnlijk veranderen van hobby naar inkomen. Veel ondervraagden geven aan de nevenactiviteit ook deels te gebruiken om sociale contacten op te doen. Aangezien de activiteit voor veel mensen een hobby is, lopen deze doeleinden(hobby en sociale contacten) vaak groten deels samen.
37
Oostellingwerf & Noordenveld Voor welke doeleinden oefenen de niet- agrariërs hun nevenactiviteit uit? Uit het onderzoek is gebleken dat de meeste ondervraagden de nevenactiviteit uitoefenen om extra inkomen te genereren of als hobby. Dit zijn twee aparte doeleinden. Uit het onderzoek blijkt dat een groot deel van de mensen het wenselijk vind om een extra inkomen te hebben naast het hoofdinkomen. Deze mensen oefenen de activiteit voor grotendeels uit om extra middelen tot hun beschikking te hebben. Tevens is er een grote groep mensen die de activiteit uitoefent met als doeleinde ‘uit de hand gelopen hobby’. Deze mensen hebben de activiteit puur omdat ze het leuk vinden en op deze manier hun hobby uitoefenen. Wat is het beleid van de gemeente ten aanzien van nevenactiviteiten van niet-agrariërs op het platteland? 35% van de ondervraagden had geen last van belemmeringen vanuit de overheid. 7% had in mindere mate last van de overheid en maar 5% voelde wel duidelijk beperkingen vanuit de lokale overheid. Uit de interviews met de gemeenten blijkt dat ze wel degelijk eisen stellen met betrekking tot de activiteiten. Indien de mensen zich aan het bestemmingsplan houden, is de gemeente groot voorstander van nevenactiviteiten. Het oordeel van de gemeenten is dat de nevenactiviteiten de werkgelegenheid laat toenemen op het platteland en het ook vaak gunstig is voor het toerisme.
Welke kansen en bedreigingen spelen een rol in de ontwikkeling van toekomstige nevenactiviteiten van niet-agrariërs op het platteland? In deze gemeenten zijn de mensen positief gestemd over de kansen die er liggen. Zo blijkt dat maar liefst 51,2% van de ondervraagden verwacht dat de activiteit de komende 2 jaar zal groeien. Dit betekent dus dat mensen veel kansen zien om te groeien. Een bedreiging op dit gebied zou kunnen zijn dat de overheid sterke beperkingen oplegt aan de inwoners van de gemeenten. Uit het onderzoek blijkt dat de ondervraagden in de meeste gevallen geen problemen kennen met de lokale overheden. Deze bedreiging is in dit geval dus om te vormen in een kans omdat er weinig regels zijn vanuit de lokale overheden. Op welke manier beïnvloeden nevenactiviteiten van niet-agrariërs het platteland? Uit het onderzoek blijkt dat maar liefst 46,5% vindt dat de nevenactiviteit past bij de manier van leven op het platteland. De overige categorieën vinden dat de nevenactiviteit gedeeltelijk pas bij de manier van leven op het platteland en 11,6% heeft een nevenactiviteit die totaal niet past bij de manier van leven op het platteland. Hieruit blijkt dat het grootste deel van de ondervraagden een activiteit uitoefent die mooi aansluit bij het platteland.
Wat betekenen de ontwikkelingen op het gebied van nevenactiviteiten van niet-agrariërs op het platteland voor de omgeving/regio? Uit het onderzoek is gebleken dat het grootste deel van de ondernemers van de nevenactiviteiten vindt dat ze een wenselijke bijdrage leveren aan het platteland. Hieruit blijkt dat mensen bewust bezig zijn om de leefbaarheid op het platteland op niveau te houden. Dit is een belangrijk aspect met het oog op te toekomst. De trend van de afgelopen jaren was vooral dat veel ondernemers de dorpen en streken moesten verlaten omdat ze te
38
weinig omzet draaiden. Door de steeds meer groeiende opkomst van nevenactiviteiten blijft de leefbaarheid op het platteland tot op een zekere hoogte op niveau.
39
8. Aanbevelingen Het onderzoek dat wij hebben uitgevoerd in opdracht van de Rijksuniversiteit Groningen is ten eerste het in kaart brengen van de nevenactiviteiten van niet- agrariërs op het platteland. Hierbij hebben we niet alleen de activiteiten in kaart gebracht maar ook de beweegredenen en andere motivaties die gemoeid gaan met de activiteiten. Ten tweede hebben wij een vervolg onderzoek mogen doen in de gemeentes Noordenveld en Oostellingwerf. Hierbij hebben is onderzocht wat de status was van de nevenactiviteiten en hoe deze zich hebben ontwikkeld over de afgelopen twee jaar. In de gemeente HoogezandSappemeer en Menterwolde is er een nieuw onderzoek gedaan naar de nevenactiviteiten. Het onderzoek is gedaan voor Mevrouw M. Markantoni met als doel om zoveel mogelijk data te verschaffen voor haar onderzoek. De enquêtes zullen worden gebruikt voor haar promotie onderzoek. Door dit gegeven kunnen wij daarom geen directe aanbevelingen doen met betrekking tot het onderzoeksresultaat. Wel zullen wij aanbevelingen doen met betrekking tot de methode van het onderzoek. Door de enquêtes duidelijker en overzichtelijker te maken zal het voor de respondent makkelijker maar ook leuker worden om de enquête in te vullen. Door dit te doen zal de response worden verhoogd en tegelijkertijd zal de meetbaarheid van het onderzoek positief worden gestimuleerd. Tevens is het onderzoek dat wij hebben verricht gedaan in de maanden september en oktober dit kan in het onderzoek een scheef beeld schetsen omdat veel nevenactiviteiten zijn gericht op toerisme. Door dit feit kan het mogelijk zijn dat mensen alleen hun neven activiteit verrichten in het hoogseizoen en na het hoogseizoen hun activiteit laten rusten. Onze aanbeveling is dan ook om wat meer in de zomermaanden dit onderzoek te doen zodat de response hoger is en het onderzoek beter en vooral betrouwbaarder zal zijn. Wanneer het onderzoek wordt vervolgt in andere gemeenten of dat er net als in Oostellingwerf en Noordenveld een herhaalonderzoek komt, is het aan te bevelen om de populatie verder uit te breiden dan alleen het platteland. Uit de praktijk blijkt dat er veel nevenactiviteiten plaats vinden de dorpen die het platteland omringen, dit zou de respons ten goede komen. Daarnaast hebben wij kunnen concluderen dat er in veel gemeentes weinig ‘buitengebied’ bestaat. Veel dorpjes, voornamelijk in zuid Groningen en in Drenthe overlappen elkaar zodat het ‘buitengebied’ zoals beschreven staat in het onderzoek van Mevrouw M. Markantoni niet of nauwelijks bestaat. Door de uitbreiding van het gebied zal er automatisch een hogere response worden behaald. Zoals gezegd is er in dit onderzoek gekeken naar nevenactiviteiten door niet agrariërs op het platteland. In dit kader is er alleen informatie over de mensen die nevenactiviteiten uitvoeren. In het onderzoek is er gekeken naar het beeld van deze mensen met betrekking op de nevenactiviteit en de relatie tot het platteland. Aan de andere kant zijn er nog vele duizenden mensen in het noorden die geen nevenactiviteit hebben, maar wel op het platteland wonen. Het lijkt ons interessant om onderzoeken wat de kijk is van deze mensen. Hiervoor kan in grote lijnen dezelfde enquête gebruikt worden maar wel ingekort. Het gaat
40
erom de twee groepen met elkaar te vergelijken. Topics die in onze ogen van belang zijn hierin zijn: • Motivatie • Invloed op de omgeving • Invloed op het platteland • Effect op het toerisme • Geschiedenis platteland • Urbanisatie • Overheidsbeleid Daarnaast moet er gekeken worden naar de motivatie en de duur van de woonplek. Hoe lang woont men er al. In dit opzicht kan er gekeken worden naar de situatie zoals die was toen de respondent er kwam wonen en naar de huidige situatie. In het afgelopen onderzoek waren er veel mensen die al 15 jaar of langer in de huidige woning wonen. Met de resultaten van het vervolgonderzoek kan gekeken worden naar de situatie zoals die minimaal 15 jaar geleden was. Hoe was het overheidsbeleid destijds, hoeveel toeristen kwamen er op het platteland. Dit soort informatie kan met bureauonderzoek worden uitgevoerd. Als laatste is er dus een deel persoonlijke informatie nodig. Hoelang woont men er al, hoe ziet men het leven op het platteland en wat zijn de verwachtingen voor de toekomst. Het onderzoek zal dus face tot face moeten worden uitgevoerd. Het zal voor een groot gedeelte gepaard gaan met kwantitatief onderzoek. Het is echter wel van belang om te weten te komen wat er achter de keuze schuilgaat. Er komt dus ook een stukje kwalitatief onderzoek naar voren. De combinatie van deze onderzoeksmethode is triangulatie. Het vraagtype van het onderzoek zal wederom beschrijvend zijn. Met als doel: “Wat is de beweegreden om te wonen op het platteland?” Dit onderzoek zal moeten worden uitgevoerd in de gemeenten: Hoogezand-Sappemeer, Menterwolde, Noordenveld en Oostellingwerf. Van deze gemeenten is al bekend hoe er wordt gedacht met betrekking tot nevenactiviteiten. Daarnaast moeten de ondervraagden buiten de bebouwde kom wonen. Dit betekend dat deze achter en tussen de blauwe gemeenteborden moeten wonen.
41
9. Literatuurlijst Van der Kooij. A, 2003, Voorzieningen op het platteland. De toekomst voorzien, Nederland Website van Dale, 10 september 2009, www.vandale.nl Website provincie Drenthe, 12 september 2009, www.drenthe.nl Markantoni, M., Koster, S., Strijker, D. (2009). Side activities of non-farmers in rural areas in The Netherlands. Groningen: University of Groningen Steenbekkers. A, Simon. C, Veldheer. V, 2006, Thuis op het platteland: De leefsituatie van platteland en stad vergeleken Ministerie van Landbouw, Natuurbehoud en Visserij (2001). Plattelands ontwikkelingsprogramma Nederland, samenvatting. Den Haag. Verkregen op 10 september 2009 via: www.netwerkplatteland.nl
42
10. Bijlagen.
Notitie beleidsregels voor nevenactiviteiten. In deze bijlage vindt u de notitie van de gemeente Menterwolde met betrekking tot nevenactiviteiten. Deze notitie is enkel bijgevoegd in de versie van de opdrachtgever, dit om verkregen vertrouwen niet te schaden.
43