www.researchportal.be - 17 Nov 2015 18:08:37
Onderzoeksprojecten (850 - 900 van 3455) Zoekfilter: Classificaties: MENSWETENSCHAPPEN (H)
Binnewaerts sien: Constantijn Huygens Ooghen-troost en de bijzondere visualiteit van de poëtische ervaring Universiteit Gent Abstract: Dit project beoogt een uitvoerige cultuurhistorische analyse van de Ooghen-troost (1647) van de Nederlandse dichter Consantijn Huygens. De analyse tracht de literaire tekst te vatten in de context van contemporaine filosofische, religieuze, esthetische en natuurwetenschappelijke debatten. Centraal staat tevens een poging tot methodologische vernieuwing van het historische literatuuronderzoek en een reflectie op de bijzondere visualiteit van de lectuur van literaire teksten. Organisaties: • Vakgroep Nederlandse literatuur
Onderzoekers: • Jurgen Pieters
De Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden als een literair en cultureel 'entrepôt' voor de zeventiende-eeuwse Britse letterkunde, 1603-1688 Universiteit Gent Abstract: Het project will via 'close reading' van een ruim corpus van niet-canonieke teksten, in samenhang met een sociaalhistorische studie van de diverse Nederlandse loci waarin zij tot stand kwamen en/of waarop zij betrekking hadden, een nieuw perspectief creëren op de continentale inbedding van de zeventiende-eeuwse Britse literatuur. Organisaties: • Vakgroep Engels
Onderzoekers: • Jean Pierre Vander Motten
Datafusie van multi-modale informatie via geavanceerde signaalverwerking, segmentatie en registratietechnieken Universiteit Gent Abstract: In dit project wordt de synthese van eendimensionale signaalinformatie en tweedimensionale beeldinformatie nagestreefd in een raamwerk waarin zowel kenmerkclassificatie, beeldsegmentatie en beeldregistratie worden geïntegreerd. Als inputsignalen worden verschillende medische modaliteiten gebruikt: electro-encephalograms, magnetische resonantie beeldvolumes en echografiebeelden van premature baby's. Het uiteindelijke doel van dit project is een theoretisch kader te ontwikkelen waarin de relevante beeld- en signaalinformatie op een hoog niveau gecombineerd kunnen worden in functie van hun diagnostische waarde. Organisaties: • Vakgroep Telecommunicatie en informatieverwerking
Onderzoekers: • Wilfried Philips
Verbeeldingen van de apocalyps in het hedendaagse Hispano-Amerikaanse verhalend proza, met bijzonder aandacht voor het Cono Sur-gebied Universiteit Gent Abstract: Met dit project willen wij, aan de hand van een concreet corpus van teksten, nagaan hoe de verbeeldingen van de apocalyps in het hedendaagse Hispano-Amerikaanse verhalend proza - vooral dan in dat van Argentinië, Chili en Uruguay - in de loop van de twintigste eeuw zijn geëvolueerd als thema en vorm, en wat hun functie is in een 'post-apocalyptisch' maatschappij (term van Monsivais). Organisaties: • Vakgroep Romaanse talen (andere dan het Frans)
Onderzoekers: • Ilse Logie
Van ruimtelijke analyse tot karakterisering van sites uit de Ijzertijd en de vroeg-Romeinse periode van Noord- en OostGallië Universiteit Gent Abstract: In dit project worden verschillende types archeologische sites (grafvelden, nederzettingen, heiligdommen) uit de late ijzertijd en de vroegRomeinse periode onderworpen aan een grondige gegevensanalyse met de nadruk op kwantificatie, gevolgd door een interne ruimtelijke analyse. Met behulp van een geografisch informatiesysteem en ruimtelijke statistiek wordt getracht meer inzicht te krijgen in de ruimtelijke en socioeconomische organisatie van de sites. Organisaties: • Vakgroep Archeologie
Onderzoekers: • Jean Bourgeois • Philippe De Maeyer
De bevoogding voorbij? Het spanningsveld tussen pedagogisering en commercialisering in de leefwereld van kinderen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De algemene doelstelling van dit onderzoeksproject zijn: nieuwe kennis ontwikkelen over het veranderend kindzijn vanuit interdisciplinair onderzoek, nieuwe methodologische kennis ontwikkelen m.b.t. het onderzoek naar kinderen, alsook een bijdrage te leveren aan het maatschappelijk debat omtrent kindzijn. In dit onderzoeksvoorstel staan de constructie, beleving en invulling van het kindzijn centraal. Wij vatten deze op als een dynamisch proces waarin zowel volwassenen als kinderen een actieve rol vervullen. Vandaag spelen deze processen zich af in het spanningsveld tussen pedagogisering en commercialisering. Dit spanningsveld leidt in de leefwereld van kinderen en in de omgang en relatie tussen kinderen en volwassenen tot wijzigende hiërarchische verhoudingen (cf. Lee, 2001). Deze probleemstelling vertaalt zich naar de volgende twee concrete onderzoeksdoelen en daaruit voortvloeiende onderzoeksvragen: I. Het identificeren en inzicht verwerven in de wijze waarop eigentijdse klassieke en nieuwe pedagogische instanties vorm geven aan het kindzijn met bijzondere aandacht voor de verschillen en overeenkomsten in dit constructieproces. -> Welk kindzijn construeren de klassieke pedagogische instanties (ouders, leerkrachten en klassieke cultuurinstellingen zoals musea) en de nieuwe, meer informele leerplatforms (media, populaire cultuur)? Van welk kindbeeld gaan deze pedagogische instanties uit? Hoe geven deze instellingen het kindzijn vorm? Hoe spreken zij het kind aan, hoe appeleren zij aan het kind?
II. Inzicht verwerven in de constructie van het kindzijn zoals dit door (Vlaamse) kinderen in wisselwerking met het aangereikte en beschikbare symbolische materiaal gebeurt. -> Hoe vullen kinderen zelf hun kindzijn in aan de hand van het hen aangereikte symbolische materiaal? Welke narratieven, verhalen, voorbeelden, rolmodellen die de klassieke pedagogische instanties en nieuwe, informele leerplatforms aanreiken, gebruiken zij om hun kindzijn vorm te geven? Hoe voelen zij zich aangesproken? Hoe beleven zij en gaan zij om met de pedagogisering en/of commercialisering van hun leef- en belevingswereld? Dit onderzoeksvoorstel vindt aansluiting bij een internationale onderzoeksagende die zich in verschillende disciplines die zich met kinderen, media en cultuur bezighouden (pedagogiek, communicatiewetenschap en sociologie) het afgelopen decennium almaar nadrukkelijker heeft geprofileerd. - Ten eerste beschouwt men vandaag kinderen als volwaardige sociale actoren die niet alleen door hun sociale omgeving worden bepaald meer er zelf ook vorm aan geven (cf. Prout, 2002). - Ten tweede heeft het zogenaamde deficitmodel over het bedreigde kind plaats gemaakt voor een meer constructief paradigma dat ernaar streeft de veranderingen in de leefwereld van kinderen, te analyseren, te begrijpen en te verklaren vanuit het perspectief van het kind zelf. Dit sluit niet uit dat kwalijke situaties of evoluties worden gesignaleerd en geïdentificeerd, maar ze vormen niet (langer) het uitgangspunt van onderzoek naar kinderen, media en cultuur (cf. Buckingham, 2000; Marsh et al., 2005). Organisaties: • Communicatiewetenschappen
Onderzoekers: • KATIA SEGERS • Jo Renate BAUWENS
De dynamiek van taalactiviteit - een evolutionaire reconstructie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In dit project wordt de dynamiek van de taalactiviteit bestudeerd vanuit een evolutionair perspectief Organisaties: • Wijsbegeerte-Moraalwetenschappen
Onderzoekers: • JEAN VAN BENDEGEM
De vrijmetselarij en de constructie van nationale identiteiten in België (19e eeuw / vroege 20ste eeuw). Vrije Universiteit Brussel Abstract: De historische relatie tussen vrijmetselarij en de constructie van nationale identiteiten staat volop in de belangstelling. Recent werd een project dat deze problematiek op Europees niveau wil bevragen door de ESF gehonoreerd. Steunend op de jongste theoretische (constructivistische en etno-symbolistische) bevindingen rondom natievorming, wensen de promotoren bij deze werkzaamheden aan te sluiten en de specifieke bijdrage van de Belgische vrijmetselarij tot het construeren van Belgische identiteiten en subidentiteiten te onderzoeken. Daarbij wordt vertrokken van de essentiële spanning tussen het kosmopolitische doel van de organisatie en de reële band met nationalisme. In dat licht wordt de vrijmetselarij, enerzijds, extern beschouwd als afspiegeling van bredere maatschappelijke verschijnselen maar, anderzijds, ook intern als producent van culturele artefacten met expliciet nationaal of nationalistisch karakter. Deze elementen worden onderzocht op diverse niveaus. Vooreerst wordt de graad van "geconstrueerdheid" van nationale identiteiten bevraagd. Vervolgens wordt de relevantie van de lokale, regionale, nationale en koloniale dimensies bekeken. Het recent uit de ex-USSR gerestitueerde archiefmateriaal zal hiervoor ten volle worden benut. Organisaties: • Interdisciplinaire Onderzoeksgroep Vrijmetselarij • Geschiedenis
Onderzoekers: • Anais MAES • JEFFREY TYSSENS
Aard en oorsprong van actuele genres binnen televisieproductie. Analyse van de dynamische aard van de productieecologie in dit specifiek veld van culturele productie: een nationaal en transnationaal verhaal. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit onderzoek bestudeert recente evoluties binnenfactuele, documentaire televisiegenres op de Vlaamse openbare omroep. Documentaire genres werden sinds halfweg de jaren '90 verbreed en gepopulariseerd. Deze verschuiving gebeurde in de context van een openbare omroep die nood had aan een legitimering van haar bestaan binnen een competitief medialandschap en gewijzigd politiek klimaat. Deze studie onderzoekt enerzijds hoe genrediscoursen over documentaire- en de achterliggende productiepraktijken en processen - het handelen van documentairemakers binnen de openbare omroep reguleren. anderzijds onderzoeken we hoe deze disciplinering genegotieerd wordt binnen het productieproces en hoe dit handelen van documentairemakers bijdraagt een het genrediscours. In de praktijk betekent deze negotiëring dat documentairemakers tijdens de productie bewust met een zekere vrijheid omgaan met gangbare discoursen, normen en werkwijzen binnen een dynamisch proces van samenwerking en onderhandeling. De studie vertrekt vanuit een cultural studies -paradigma, weliswaar benaderd op een kritische wijze en aangevuld met poststructuralistische, Foucauldiaanse theorieën. Bij het onderzoeken vanhoe disciplinering tijdens het productieproces gebeurt, worden de concepten 'govermentality' en 'technologieën' van Michel Foucault gahanteerd. Bij het bestuderen van negotiëringpraktijken wordt beroep gedaan op de concepten 'professionele reflexiviteit' en 'interpretatieve gemeenschap'. Organisaties: • Communicatiewetenschappen
Onderzoekers: • KRISTEL VANDENBRANDE
Posthumanistische figuraties van subjectiviteit in de hedendaagse Oostenrijkse literatuur. Literair-esthetische concepten en hun consequenties voor de subjecttheorie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: -Uitgangspunt en algemeen doel van het onderzoek Dit project vloeit voort uit de bevindingen van het doctoraatsproject over de concepten subject en subjectiviteit. In mijn doctoraat heb ik strategieën van subjectiviteit in prozateksten van de Oostenrijkse auteur Friederike Mayröcker onderzocht. Uitgangspunt van dat onderzoek was de vaststelling dat het schrijvende subject bij Mayröcker geen identificeerbare gestalte aanneemt, zich niet psychologisch laat duiden en in een chaotische, nietlineaire schriftuur ten onder lijkt te gaan. Bijgevolg is men na een eerste lectuur in de verleiding te spreken van een 'verdwijning' van het subject of van een 'zwak' subject. Daaraan tegengesteld is echter de hoge herkenbaarheidsfactor van een Mayröckertekst: uit haar proza spreekt wel degelijk een heel karakteristieke stem. De analyse van deze discrepantie ontmaskerde het zwakke subject als energiek en doelgericht: precies van de zogenaamde zwakheid wordt een sterkte gemaakt. Meer nog: de zwakte lijkt een voorwaarde te vormen voor de ontplooiing van een sterke, vitale subjectiviteit. Het zwakke ik kan namelijk in een proces van versplintering, ontbinding en desorganisatie deel hebben aan de materiële wereld. Dit proces wordt bepaald door een affectieve dynamiek: een dynamiek van geaffecteerd worden door de materiële wereld en deze ook zelf affecteren. Het schrijvende ik geeft in zijn schriftuur vorm aan deze affectieve versplintering. Daardoor verschijnt in de tekst als het ware het portret van het affecterende en geaffecteerde subject. Zo slaagt het zwakke ik erin om los van concepten als identiteit en individualiteit een tekstuele, esthetische
subjectiviteit te ontwerpen. Het doel van het postdoctorale onderzoek is deze bevindingen te toetsen aan literaire werken van andere hedendaagse Oostenrijkse auteurs en te onderzoeken of en hoe de esthetische ontwerpen van deze auteurs de gebruikte posthumanistische subjecttheorie modifiëren of verrijken. Probleemstelling De volgende vragen zullen centraal staan bij de lectuur van de geselecteerde literaire werken: 1. welke strategieën geven vorm aan het subject? 2. kan men na analyse van de strategieën spreken van een 'zwak' subject? 3. welke esthetische vorm neemt de subjectvorming aan? 4. wat zijn de ethische consequenties van een dergelijk subjectbegrip? Theoretisch kader en methodologie Het theoretisch kader wordt gevormd door filosofische en literatuurwetenschappelijke teksten die de materialiteit van subjectiviteit benadrukken. Deze posthumanistische materiële filosofie overstijgt mijns inziens de discussies tussen de theoretici voor wie het subject een betrouwbaar en noodzakelijk concept is (zie bijvoorbeeld het werk van Manfred Frank, o.a. in Die Unhintergehbarkeit von Individualität, 1986) en diegenen voor wie het subject, door de differentie die in elke taaldaad waarmee het zichzelf wil positioneren werkzaam wordt, nooit met een identiteit kan samenvallen (zie het werk van de meeste poststructuralisten, bijvoorbeeld Gianni Vattimo in Jenseits vom Subjekt). Betekenisvol is de verschillende opvatting over de autoreflexiviteit van het subject. Voor de verdedigers van het subject is autoreflexiviteit een noodzakelijke voorwaarde voor de subjectvorming. Autoreflexiviteit laat het subject toe, zich in een terugplooiing op zijn oorsprong te vormen. Voor de poststructuralisten, die o.a. vanuit Nietzsches "gespleten subject" vertrekken, is autoreflexiviteit een leeg begrip, wanneer daarmee een kenbare oorsprong en een samenvallen, een identificatie van het subject met een 'zelf' wordt nagestreefd. In een posthumanistische subjekttheorie heeft de autoreflexiviteit wel degelijk een functie, met name op het esthetische niveau van de tekst- en subjectconstructie: de autoreflexiviteit houdt geen betrouwbare spiegel voor, maar bouwt een esthetisch spiegelpaleis waarin het subject een gefragmenteerde en gedeformeerde vorm aanneemt. Ijkpunten in de in dit onderzoek gehanteerde materiële subjectfilosofie worden gevormd door de volgende filosofen: Giordano Bruno (2de helft 16e eeuw) heeft de materie en het lichaam opgewaardeerd als bronnen van kennis (zie Von Samsonow, Giordano Bruno, 1995). Zintuiglijkheid is voor hem het kennisinstrument bij uitstek. Het subject bevindt zich in een voortdurende confrontatie met de materiële wereld. Deze confrontatie, het gegrepen worden door de materie, is voor Bruno de definitie van een 'affect'. De kunst vormt voor Bruno het medium bij uitstek voor de presentatie en manipulatie van affecten. De door affecten bepaalde subjectwording van Bruno bevat een materialistische ethische dimensie - het subject ontstaat in afhankelijkheid van de wereld rondom - die we bij Spinoza (17de eeuw) terugvinden (zie Gatens en Lloyd, Collective Imaginings. Spinoza, Past and Present, 1999). Ook Spinoza denkt het subject als het resultaat van affectieve verhoudingen tot de wereld. Spinoza hecht veel belang aan de 'verbeelding', de 'imaginatio', die volgens hem ontstaat uit de zintuiglijke gewaarwordingen en waarnemingen van lichamen, van materie. Op deze door affecten gestimuleerde verbeelding berust de subjectiviteit, de creatie van een 'zelf'. Het subject bevindt zich in een permanente staat van actieve wording; het dankt zijn bestaan aan de ontelbare mogelijkheden waarop het beïnvloed wordt en zelf beïnvloedt. De poststructuralistische filosoof Gilles Deleuze heeft Spinoza intensief gelezen (vooral in Spinoza et le problème de l'expression (1968) maar ook in zijn andere werken). De dynamiek van de affecten leest hij als een relationele structuur van capaciteiten om te affecteren. Welk lichaam is wanneer en hoe in staat om andere lichamen te beroeren of op zijn beurt beroerd te worden? Deleuzes materieel-filosofisch concept van subjectiviteit vertrekt vanuit een anti-antropomorfe benadering van subjectiviteit en opent het subjectbegrip voor contact met de hele materiële wereld (zie o.a. Rosi Braidotti, metamorphoses. Towards a Materialist Theory of Becoming, 2002, en Elizabeth Grosz, Volatile Bodies. Toward a Corporeal Feminism, 1994). De centrale kracht van dit contact is het affect. Deleuze definieert affectiviteit als grondslag van een posthumanistische, transformerende ethiek. Belangrijk is zijn afwijzing van efficiente, functionele lichamelijkheid en materialiteit, waarvoor hij het concept 'Corps sans Organes' ontwerpt: hij denaturaliseert het menselijk lichaam en plaatst het in directe relatie met de impulsen uitgaande van de omringende materialiteit. Deleuzes subject streeft naar een "devenir imperceptible": dit is een bevrijding van elke vorm van particuliere identificatie, een aanspreken van alle micro-intensiteiten die in de materie werkzaam zijn. Het doel daarvan is te worden "zoals iedereen", m.a.w. een volstrekte anonimiteit, zodat men kan openstaan voor de resonanties van alle posities, identiteiten, en kenmerken, zowel van mensen als van dieren, dingen, atomen, moleculen etc. Relevant zijn ook Deleuzes teksten die zijn zintuiglijke filosofie verbinden met de esthetische structuur van het kunstwerk of de literatuur, zoals in Francis Bacon: Logique de la Sensation (1981), Critique et clinique (1993). Deleuzes uitgangspunt is dat een kunstwerk niet de wereld dient te representeren maar sensaties, zintuiglijke ervaringen moet presenteren. Het kunstwerk is een 'sensatiemachine' en buigt zich niet langer over de vraag welke vorm het moet geven aan de materiële wereld maar hoe het de deformerende krachten werkzaam in de materie kan vatten. Het kunstwerk is een syn-esthetische presentatie van die krachten, een presentatie die op haar beurt de kijker/lezer deformeert. Vanuit dit theoretisch kader zal een aantal literaire werken worden gelezen. Deze werken hebben een experimentele schriftuur gemeen, die geen betrouwbaar en omlijnd subject postuleert maar wel naar mogelijkheden zoekt waarbinnen subjectiviteit vorm kan aannemen. Het is de bedoeling zowel de esthetische als de ethische consequenties van een dergelijk gefragmenteerd en gedeformeerd subjectbegrip te onderzoeken. Zoals ook al in het doctoraat het geval was, zal daarbij vanuit de literaire werken worden vertrokken. De eigenheid van de literaire werken is richtinggevend voor het onderzoek. De gebruikte literatuurtheorie en filosofie reiken instrumenten aan voor de lectuur maar vormen geen doel op zich. Veeleer zal nagegaan worden of en zo ja, hoe literaire werken vormen van subjectiviteit ontwerpen die nieuwe impulsen kunnen geven aan de theorie. Als voorbeelden van de behandelde auteurs vermeld ik hier de volgende schrijvers: Marie-Thérèse Kerschbaumer en haar trilogie Die Fremde (1992), Ausfahrt (1994) en Fern (2000). Deze boeken verkennen het spanningsveld tussen subjectiviteit, identiteit en esthetica in de vorm van een experimentele biografie. Vervreemding en niet-identificatie worden als kansen opgevat: zij openen de mogelijkheid van een intensere zintuiglijke beleving en laten alternatieven toe voor de traditionele oedipale intermenselijke relaties. De esthetica is aanwezig als herschrijving van een esthetische Bildungsroman: het hoofdpersonage wil zichzelf via de esthetica heropvoeden, maar begrijpt esthetisch niet alleen als een attribuut van kunstwerken maar ook als zintuiglijke waarneming en als fantasie. Josef Winkler en zijn trilogie Menschenkind (1979), Der Ackermann aus Kärntnen (1980) en Muttersprache (1982). In tegenstelling tot de trilogie van Kerschbaumer, die zich in verschillende landen en op reis afspeelt, situeren deze boeken zich in een claustrofobische dorpsgemeenschap waar kerkelijke almacht en onderdrukte seksualiteit tot dodelijke intermenselijke relaties leiden. De ik-figuur doorbreekt de taboes door er obsessief over te schrijven, echter niet op een realistische maar op een artificiële, ritualistische manier. Het schrijven voltrekt zich als dwanghandeling die lichaam en bewustzijn foltert maar tegelijk ook opent voor nieuwe vormen van subjectiviteit. Het dierlijke lichaam en het homoseksuele lichaam zijn twee creatieve ontwerpen die uit Winklers schriftuur naar voren treden. Organisaties: • Centrum voor Literatuur- en Cultuurwetenschappen • Taal- en Letterkunde
Onderzoekers: • Margrit MULLER Heidy • Inge ARTEEL
I Promessi Sposi als 'hypotekst': 'verderzettingen' in proza en herwerkingen voor operalibretti. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project neemt in de eerste plaats vanuit een intertekstueel oogpunt de romans tot voorwerp die men traditioneel beschouwt als "verderzettingen" van Manzoni's I Promessi sposi. Ondanks het feit dat deze werken sterker onderworpen geweest zijn aan directe invloeden van Manzoni's roman, zijn ze ten onrechte vergeten door de literatuurstudie. Daar waar ze bij hun eerste uitgave geloofd werden in apologetische recensies, worden ze vandaag nauwelijks nog in beschouwing genomen door moderne onderzoekers, die zich beperken tot enkele oppervlakkige
aanhalingen in literaire naslagwerken (enkel La Monaca di Monza van Giovanni Rosini genoot van enkele beperkte autonome kritische beschouwingen). Hun auteurs hadden zich voorgenomen de inhoud van hun model verder uit te bouwen door een bepaalde episode van de roman aan de basis te leggen van een nieuw verhaal, of door de lezer een proleptische of een analeptische vertelling aan te bieden die bijkomende informatie kon verschaffen over de gebeurtenissen beschreven door Manzoni. Het gaat ook hier om historische romans: La Monaca di Monza van Giovanni Rosini (1829), L'Innominato van Luigi Gualtieri (1860), alsook I Figli di Renzo Tramaglino e di Lucia Mondella en Lasco il bandito della Valsassina van Antonio Balbiani (1870 en 1872-73). Ondanks evidente paratekstuele aanwijzigingen, die de bedoeling van deze werken om zich te meten met hun hypotekst duidelijk naar voor brengen, bestaan tot op heden geen gegronde studies die zowel de linguïstische als de thematische aanknooppunten tussen de romans analyseren. Pretenderen de literaire aspecten van deze werken te minimaliseren door hen eenvoudigweg te classificeren onder de rubriek "verderzettingen" zou zonder twijfel gelijkstaan aan een miskenning van hun intrinsieke waarde. Het tweede deel van het project belicht de vormelijke en inhoudelijke aspecten van de reducties van I Promessi sposi voor de opera. In tegenstelling tot de aangehaalde historische romans gaat het in deze gevallen bijna uitsluitend om herwerkingen in versvorm. Ook hun doelstellingen naar het publiek toe zijn verschillend: daar waar de "verderzettingen" in proza in de eerste plaats streven naar een verder uitdiepen van de plot, proberen de libretti aan de hand van een herwerking van cruciale episodes de inhoud van de roman eerder compact aan het publiek voor te stellen. Organisaties: • Taal- en Letterkunde
Onderzoekers: • Ann PEETERS • DIRK VANDEN BERGHE
Een historisch-sociolinguïstische analyse van egoducumenten in 19de-eeuws Vlaanderen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Sinds 1995 (aanvangdatum eerste aspirantmandaat) onderzoek ik de taalsituatie in het 19de-eeuwse Vlaanderen vanuit een historischsociolinguïstische invalshoek. Er wordt daarbij gestreefd naar een overzicht van de feitelijke taalvariatie in de diverse geledingen van de toenmalige samenleving, op basis van origineel bronnenonderzoek. De taalsituatie in Brugge fungeert als case-study. Na het afgeronde onderzoek naar de taal van de lagere en de middenklasse (doctoraat) wordt nu als sluitstuk het taalgebruik van de hogere klassen onderzocht. Hiervoor zullen in diverse archieven originele documenten verzameld worden, die dan nadien bewerkt worden tot een elektronisch bevraagbaar corpus. Een analyse van de spelling, de grammatica en de stijl wordt gekoppeld aan onderzoek naar de functies van de verschillende gebruikte taalvariëteiten. Organisaties: • Taal- en Letterkunde
Onderzoekers: • WIM VANDENBUSSCHE
Een historisch-sociolinguïstische analyse van egodocumenten in 19de-eeuws Vlaanderen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Sinds 1995 (aanvangdatum eerste aspirantmandaat) onderzoek ik de taalsituatie in het 19de-eeuwse Vlaanderen vanuit een historischsociolinguïstische invalshoek. Er wordt daarbij gestreefd naar een overzicht van de feitelijke taalvariatie in de diverse geledingen van de toenmalige samenleving, op basis van origineel bronnenonderzoek. De taalsituatie in Brugge fungeert als case-study. Na het afgeronde onderzoek naar de taal van de lagere en de middenklasse (doctoraat) wordt nu als sluitstuk het taalgebruik van de hogere klassen onderzocht. Hiervoor zullen in diverse archieven originele documenten verzameld worden, die dan nadien bewerkt worden tot een elektronisch bevraagbaar corpus. Een analyse van de spelling, de grammatica en de stijl wordt gekoppeld aan onderzoek naar de functies van de verschillende gebruikte taalvariëteiten. Organisaties: • Taal- en Letterkunde
Onderzoekers: • ROLAND WILLEMYNS
De veranderende rol van de Europese Raad in het institutionele kader van de Europese Unie: gevolgen voor het Europees integratieproces. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De Europese Raad die in 1974 werd opgericht, heeft een zeer specifieke rol aangenomen in het integratieproces. Niet enkel heeft hij in bepaalde gevallen dit integratieproces. Niet enkel heeft hij in bepaalde gevallen dit integratieproces afgeremd, maar daarnaast heeft de Europese Raad ook dienst gedaan als katalysator voor verdere integratie. De relatie tussen de Europese Raad en de EG-instellingen (Commissie, Raad, Europees parlement) is verfijnder dan op het eerste zicht wordt aangenomen. Zo maakt de Commissie zeer weloverwogen gebruik van dit orgaan om de Raad tot het aannemen van voorstellen aan te zetten. Hoe kan de Commissie, als exponent van surpranationaliteit, gebruikmaken van de Europese Raad, als exponent van intergouvernementele samenwerkin, om verdere impulsen te geven aan het communautaire integratieproces? De evolutie in de verhouding Europese Raad-instellingen zal diepgaand worden onderzocht om duidelijker de plaats te bepalen van de Europese Raad - instellingen zal diepgaand worden onderzocht om duidelijker de plaats te bepalen van Europese Raad in het Europese besluitvormingsproces. Organisaties: • Internationaal en Europees recht
Onderzoekers: • TONY JORIS
Een historisch-sociolinguïstische analyse van egodocumenten in 19de-eeuws Vlaanderen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Sinds 1995 (aanvangdatum eerste aspirantmandaat) onderzoek ik de taalsituatie in het 19de-eeuwse Vlaanderen vanuit een historischsociolinguïstische invalshoek. Er wordt daarbij gestreefd naar een overzicht van de feitelijke taalvariatie in de diverse geledingen van de toenmalige samenleving, op basis van origineel bronnenonderzoek. De taalsituatie in Brugge fungeert als case-study. Na het afgeronde onderzoek naar de taal van de lagere en de middenklasse (doctoraat) wordt nu als sluitstuk het taalgebruik van de hogere klassen onderzocht. Hiervoor zullen in diverse archieven originele documenten verzameld worden, die dan nadien bewerkt worden tot een elektronisch bevraagbaar corpus. Een analyse van de spelling, de grammatica en de stijl wordt gekoppeld aan onderzoek naar de functies van de verschillende gebruikte taalvariëteiten. Organisaties: • Centrum voor Linguistiek
Onderzoekers: • WIM VANDENBUSSCHE
ACQUILANG. The development of proficiency in a second language: the role of language status and learning context. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Vergelijkende studie van de verwerving van twee vreemde talen (Engels en Frans) in verschillende leercontexten door leerlingen, waarvan de moedertaal niet hetzelfde taalstatuut bezit.
Organisaties: • Taal- en Letterkunde
Onderzoekers: • MICHEL PIERRARD • Alexis HOUSEN
Toekenning subsidie aan het Brussels Informatie-, documentatie- en onderzoekscentrum (BRIO 2007 tem 2014) Vrije Universiteit Brussel Abstract: In 2007 is het precies dertig jaar geleden dat Els Witte het initiatief nam tot de oprichting van het Centrum voor Interdisciplinair Onderzoek naar de Brusselse Taaltoestanden. Sedertdien heeft dit centrum niet alleen in Vlaanderen en in België maar ook daarbuiten, zowel in academische middens als bij beleidsmakers, in de media en bij het geïnteresseerde publiek ruime bekendheid verworven als het BRUT. Dat dertigjarig bestaan werd recent bekroond met de definitieve ombouw van het BRUT tot BRIO, voluit: Brussels Informatie-, Documentatie- en Onderzoekscentrum. Als interuniversitair onderzoeksconsortium zal BRIO de activiteiten van het BRUT verderzetten, zowel op het vlak van wetenschappelijk onderzoek als van de uitgave van wetetenschappelijke publicaties en het organiseren van seminaries, workshops en colloquia. Naast fundamenteel onderzoek zal BRIO tevens de traditie van beleidsrelevant onderzoek en maatschappelijke dienstverlening voortzetten, terwijl het bestaande onderzoeksnetwerk en de interdisciplinaire en interuniversitaire samenwerkings¬verbanden verder zullen worden uitgebouwd. Organisaties: • Brussels Informatie-, Documentatie- en Onderzoekscentrum
Onderzoekers: • RUDI JANSSENS • ROEL DE GROOF • MACHTELD DE METSENAERE • ELS WITTE
Kunstenplatform Vrije Universiteit Brussel Abstract: Kunstenplatform Organisaties: • Communicatiewetenschappen
Onderzoekers: • KATIA SEGERS
Onderschikking in Frans, Engels en Nederlands. Een onderzoek naar informatiestructuur in complexe zinnen Hogeschool Gent Abstract: De algemene doelstelling van het onderzoeksproject is na te gaan, op basis van corpusonderzoek, zowel in ééntalige corpora als in vertaalcorpora (o.a. het vertaalcorpus dat aan de Hogeschool Gent in de maak is) wat het gewicht is van vier factoren in het Frans, het Nederlands en het Engels bij de ordening van hoofd- en bijzin, en dit voor alle geregistreerde vormen van onderschikking: parsingcomfort, organisatie van de discourse, semantisch verband, tekstgenre. Er zal ook dieper ingegaan worden op de fundamentele vraag of de drie talen in dezelfde mate gebruik maken van onderschikking. Organisaties: • Departement Vertaalkunde • Vakgroep Frans • Vakgroep Engels
Onderzoekers: • Joost Buysschaert • Bart Defrancq
Trans-Caribische connecties: Franstalige en Engelstalige migratieliteratuur uit de Caraïben (1950 tot heden). Universiteit Antwerpen Abstract: Dit onderzoeksproject ambieert de connecties tussen naoorlogse Frans- en Engelstalige literatuur uit het Caribische gebied te onderzoeken met nadruk op de narratologische vormen, stijl en de verbeelding van culturele gemeenschappen uit deze regio. Door "close reading" van een aantal fictionele werken wordt het fenomeen diaspora zichtbaar onder de vorm van een opmerkelijke linguïstische, etnische en culturele parallellen tussen Caribische literaturen die tot op heden van elkaar gescheiden bleven in het wetenschappelijk onderzoek. Organisaties: • Literatuur van de moderniteit
Onderzoekers: • Kathleen Gyssels
De zenuw van de oorlog? Geld en logistiek in de Nederlandse Opstand (1567-1590). Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van het project is licht werpen op de wijze waarop de overheden in de opstandige gewesten poogden de enorme kosten van de oorlog tegen koning Filips II te ondervangen. Het meeste geld dat zij opbrachten diende tot betaling van hun troepen, beroepssoldaten die ook grote hoeveelheden voedsel, munitie, uitrusting, paarden etc. nodig hadden. Onderzoek naar deze kwesties kan helpen verklaren waarom de Opstand succes had in de noordelijke gewesten, terwijl Vlaanderen en Brabant werden heroverd door het koninklijke leger. De financiering van de oorlog in de loyale, koningsgetrouwe gewesten zal waar mogelijk als referentiekader dienen. Organisaties: • Centrum voor stadsgeschiedenis
Onderzoekers: • Guido Marnef
Geheugen, oraliteit en overlevering van laatmiddeleeuwse balladen. Universiteit Antwerpen Abstract: Het onderzoek richt zich op het mechanisme van de mondelinge overlevering van laatmiddeleeuwse balladen uit de Nederlanden die tot diep in de twintigte eeuw gezongen werden, en maakt daarbij gebruik van Hongaarse (Midden-Europese) theorieën. Door te zoeken naar parallellen met betrekking tot het overleveringsmechanisme van balladen in de twee taalgebieden, beogen we meer inzicht te krijgen in een algemeen menselijk cognitief proces. Dat inzicht willen we vervolgens toetsen aan ander Nederlands liedmateriaal uit de late middeleeuwen. Organisaties: • Instituut voor de studie van de letterkunde in de Nederlanden (ISLN)
Onderzoekers: • Frank Willaert
Woordspel in de Hebreeuwse Bijbel en de versiones antiquae Universiteit Antwerpen Abstract: Woordspel in de Hebreeuwse Bijbel en de versiones antiquae Organisaties: • Instituut Joodse Studies
Onderzoekers: • Vivian Liska • Karolien Vermeulen
Taxonomie en evolutie van de cyperus soorten (Cyperaceae) met een C3 fotosynthese type Universiteit Gent Abstract: De relaties in Cyperus (Cyperaceae) zijn nog onduidelijk. Deze studie zal helpen bij de reconstructie van de moleculaire 'backbone' van Cyperus. De nadruk ligt op de taxa met C3 fotosynthese en het ontstaan van de C4 clade. Er wordt eveneens gestreefd naar een beschrijvende en fylogenetische revisie van de C3 groep, die beschikbaar zal worden gemaakt via een interactive database. Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Paul Goetghebeur • Paul De Vos
Woord en beeld: literaire werken en de beeldende kunsten. Brussel-11 mei 2007 Vrije Universiteit Brussel Abstract: Word & Image / Woord & Beeld / Wort & Bild Literature and the Pictorial Arts in the Twentieth Century Literatuur en de beeldende kunst in de twintigste eeuw Literatur und die bildenden Künste im 20. Jahrhundert 11 May 2007 / 11 mei 2007 / 11. Mai 2007 Paleis der Academiën - Brussels / Brussel / Brüssel
Program / Programma / Programm
9.00 : Welcome, registration and coffee / Verwelkoming, registratie en koffie / Begrüßung, Registration, Kaffee
09.30: KEYNOTE SESSION 09.30: Introduction of the keynote speakers by Prof. Dr. Bart Vervaeck (Vrije Universiteit Brussel) 09.45: Prof. Dr. Jan Baetens (Katholieke Universiteit Leuven), 'The Visual Within the Text. Models and References of Contemporary Writing' (30') discussion (30')
10.45-11.00 : Coffee break / Koffiepauze / Kaffeepause
11.00: Dr. Irina O. Rajewsky (Freie Universität Berlin), 'Intermediality and Medial Difference. Reflections on the Dynamics of Medial Boundaries in the Context of Intermediality' (30') - discussion (30') 12.00: Dr. Yra van Dijk (Universiteit van Amsterdam), 'Into thin air: the subject and the blank spaces in modern poetry' (30') - discussion (30')
13.00-14.00 : Lunch
14.00: SITZUNG I -14.00: Drs. Noël Reumkens (Vrije Universiteit Brussel), 'Inter- oder intramedial? Über das Zitieren von verbalsprachlichen Elementen visueller Kunstwerke in literarischen Texten' (20') - Diskussion (10') -14.30: Dr. Silke Horstkotte (Universität Leipzig), 'Das gespiegelte, unsichtbare Land: Spektrale Fotografien und die Topografie der Erinnerung in der deutschen Gegenwartsliteratur' (20') - Diskussion (10') -15.00: Dr. Gunther Martens (Universiteit Gent), 'Bildkonjekturen in Karl Kraus' Die Fackel und Alexander Kluges Chroniken' (20') - Diskussion (10')
14.00: SESSION I -14.00: Prof. Dr. Christophe Den Tandt (Université Libre de Bruxelles): 'Graphic Evidence: The Referential Value of Photographs in Crime Novels and Films' (20') - discussion (10') -14.30: Dra. Sien Uytterschout (Universiteit Gent): 'Visualised Incomprehensibility of Trauma in Jonathan Safran Foer's Extremely Loud and Incredibly Close' (20') - discussion (10') -15.00: Drs. Patrick Lennon (Vrije Universiteit Brussel): 'Memory and the Use of Photography in Recent Memoirs' (20') - discussion (10') 14.00: SESSIE I
-14.00: Dra. Kim Gorus (Vrije Universiteit Brussel), '"Construire en détruisant": tijd vs. ruimte in Verhemelte van Peter Verhelst' (20') - discussie (10') -14.30: Dr. Odile Heynders (Universiteit van Tilburg), '"Hölderlin via Stammheim", Dirk van Bastelaere in dialoog met Gerhard Richter' (20') discussie (10') -15.00: Prof. Dr. Erik Spinoy (Université de Liège), 'Sprekend en gesproken subject. Hugo Claus over Hugo van der Goes' (20') - discussie (10')
15.30 - 15.45 : Coffee break / Koffiepauze / Kaffeepause
15.45: SITZUNG II -15.45: Dr. Ulrike Weymann (Johannes Gutenberg-Universität Mainz), 'Visualität im literarischen Frühwerk von Peter Weiss' (20') - Diskussion (10') -16.15: Dr. Antje Büssgen (Université catholique de Louvain), Das Medium 'Farbe' in der deutschsprachigen Literatur des 20. Jahrhunderts: Von Hofmannsthal bis Handke' (20') - Diskussion (10')
15.45: SESSION II -15.45: Dr. Sascha Bru (Universiteit Gent): 'The Eye's Disenchantment. On Anti-ocularcentrism in Modernist Vanguard Magazines' (20') - discussion (10') -16.15: Dr. Raphael Ingelbien (Katholieke Universiteit Leuven): 'Ekphrasis and Lyric in Philip Larkin's 'The Card Players' (20') - discussion (10')
15.45: SESSIE II -15.45: Dr. Elke Brems (Katholieke Universiteit Leuven), 'De jongen op de foto ben ik zelf. Over het gebruik van foto's in genealogisch proza.' (20') discussie (10') -16.15: Dr. Ad Zuiderent (Vrije Universiteit Amsterdam), 'Plaatjes bij Gerrit Krol' (20') - discussie (10')
16.45 - 17.00 : Coffee break / Koffiepauze / Kaffeepause
17.00: SITZUNG III -17.00: Dra. Indra Noël (Université de Mons-Hainaut), 'Sprachräume: Intermedialität in sprachreflexiven Gedichten um die Jahrtausendwende' (20') - Diskussion (10') -17.30: Drs. Stephan Kurz (Universität Wien), 'Kompression: Zeichen zeichnen. Kurt Schwitters' i-Gedicht' (20') - Diskussion (10')
17.00: PETER VERHELST
+/- 18.00: Conclusion and coffee / Afsluiting en koffie / Abschluss und kaffee Organisaties: • Germaanse Talen
Onderzoekers: • BART VERVAECK
Boven Schelde - Vernieuwen en ontdubbelen van de stuw te Kerkhove - Archeologisch vooronderzoek Universiteit Gent Abstract: Dit project beoogt een verkennend en waarderend booronderzoek in functie van archeologie van een zone gelegen in het Schelde alluvium te Kerkhove die bedreigd wordt door de aanleg van een nieuw sluis. Organisaties: • Vakgroep Archeologie
Onderzoekers: • Philippe Crombé
Zäsur, Differentie, Ursprung, Ironie: Hölderlin en de goden van onze tijd Hogeschool Gent Abstract: Dit onderzoek vangt aan bij de vraag naar de betekenis van de ‘Zäsur’ in Hölderlins vroege poëticale denken, en voert naar een verruiming van dit motief in zijn teksten over de Griekse tragedie. Wij gaan meer bepaald in op de problematiek van de ‘Zäsur’, zoals gesteld in Hölderlins Anmerkungen zum Ödipus en Anmerkungen zur Antigonä. Deze hyperbolische notie van de Zäsur blijkt bepalend voor het breukbesef van de moderniteit (Büchner, Lenz, Von Hoffmannsthal, Celan, Nietzsche, en van daaruit ook Heidegger). Het tweede luik onderzoekt de betekenis van Antigone in Hölderlins denken als chiffre van de differentie in de noties van de Griekse Polis. Het 'body politic' dat door Antigone wordt geïncorporeerd, blijkt verwant aan het lichaam van het dionysische offer, en bezet daarmee ook de aporetische plek van de Zäsur in het wetsdenken van een toenemende rationaliteit. Het onderzoek naar de cesuur verruimt zich hier tot een confrontatie met de ontologische en seksuele differentie. In het derde deel wordt ingegaan op Hölderlins eigen pogingen een tragedie te schrijven met Der Tod des Empedokles. Totnogtoe heeft de Hölderlin Forschung de teksten niet getoetst aan de studie van de Griekse fragmenten van de historische Empedokles, die met de publicatie van de Straatsburger Papyrus in de jaren negentig tot een vernieuwde interpretatie leidde. Het cesurale denken blijkt structurele verwantschap te vertonen met Empedokles' oorspronkelijke wereldbeeld, en uiteindelijk te leiden naar de onmogelijkheid van een ‘Real-Politik’ (en tevens tot een idealistisch/revolutionaire politiek), omdat de modern-tragische existentie in het teken staat van de onmogelijke terugkeer van het goddelijke. De Ursprung, begrepen als onmogelijke terugkeer naar de Oer-sprong, blijkt het finale punt waar de terugtrekking van de antieke goden geactualiseerd verschijnt in het licht van Hölderlins jakobijns-revolutionaire aspiraties. In het vierde deel komt de behandeling van de literaire ironie versus de 'Weltironie' aan bod, zoals ze zich heeft ontwikkeld in het denken van Friedrich Schlegel, en haar toepassing op de historische positie van Hölderlin. Uiteindelijk leidt dit cesurale denken naar het denken van de 'plooi' in het spreken van de moderniteit,, met name zoals dat zich manifesteert in 'Le Pli'.
Op die manier komen Zäsur, differentie, politiek en 'Geschichtlichkeit' centraal te staan in de behandeling van de Griekse tragedie als dialectiek in de moderniteit, uitgaande van Hölderlins denken daaromtrent. In het laatste hoofdstuk worden deze bevindingen getoetst aan de postdramatische theorievorming van o.m. Hans-Thies Lehmann. Het is de bedoeling dat dit onderzoek een bijkomend licht kan werpen op het fundamentele belang van Hölderlins tragedietheorie voor de postdramatische esthetiek. Organisaties: • Departement Koninklijke Academie voor Schone Kunsten • Vakgroep Theoretische omkadering van de kunstpraktijk
Onderzoekers:
Verbeelding. Tussen rede en passies, tussen lichaam en geest Hogeschool Gent Abstract: De filosofie heeft altijd haar favorieten en zwarte schapen gehad. Het hoeft geen betoog dat rede en verstand tot haar gunstelingen behoorden, en dat het filosofische discours – zeker in de moderne tijden – scherper en helderder articuleerde waarom de zogenaamde opponenten van rede en verstand te mijden waren. Vertegenwoordigers bij uitstek van het niet-rationele en het onverstandelijke waren het lichaam en wat intiem aan het lichamelijke gekoppeld is: de zintuiglijkheid, de passies of emoties en ook de verbeelding. Sinds de 20ste eeuw zijn lichaam, zintuiglijke waarneming, emoties en – langzamerhand – ook de verbeelding aan een openlijke herwaardering vanuit filosofische hoek toe. In de eerste plaats komt dat duidelijk naar voren in het verlaten van de ongenuanceerde oppositie tussen rede en emotie, of tussen rationeel verstand en lichamelijk onverstand. Lichaam en emoties blijken niet enkel aan de marge cognitief-rationele processen te beïnvloeden, maar zelfs cruciaal te zijn voor het verstandelijk functioneren. In dat opzicht heeft de filosofie zichzelf gecorrigeerd, in interactie met een aantal andere disciplines die steeds meer aandacht zijn gaan besteden aan het lichaam en de wisselwerking met cognitieve processen. Vooral een onderlinge samenwerking van neurowetenschappelijke disciplines, 'embodiment studies' en filosofische studies heeft nieuwe perspectieven op deze vaak complexe problematiek geopend. Nochtans mogen we niet naïef zijn: lichaam, passies en verbeelding hebben zich van in het begin opgedrongen aan het filosofische denken. Wat het zuivere denken leek te hypothekeren, is steeds ook iets geweest wat zelf moest worden gedacht. Naast de orthodoxe filosofische geschiedenis van de rede, is er ook altijd een filosofie van het lichaam, de passies en de verbeelding geweest. Zonder die soms onderhuidse, soms ook zeer expliciete filosofie van het sub- en arationele had een filosofie van de rede zich niet gehandhaafd. In dit onderzoek halen we die filosofie van het lichaam en de verbeelding naar boven. We gaan na welke cruciale etappes de filosofie in haar denken over verbeelding en lichaam heeft afgelegd, en hoe de drie registers van rede, verbeelding en lichaam annex zintuiglijkheid en passies zich tegenover elkaar verhouden. In deze tracering komt ook aan bod op welke manier de studie van de verbeelding zowel verbonden als afgescheiden is geweest van pogingen om vat te krijgen op processen van inspiratie. Deze processen werden nu eens toegeschreven aan fenomenen die het subject te boven gaan, dan weer aan gebeurtenissen die zich in de onpersoonlijke dieptes van het lichaam afspelen. Van daaruit gaan we na hoe de interdisciplinaire samenwerking tussen de bovenstaande domeinen een kader kan bieden voor een hedendaagse kritiek van de verbeelding, tussen cognitie en belichaming in. Deze kritiek kan niet tot stand komen zonder een beroep te doen op de kunsten, en in het bijzonder die artistieke disciplines die het thema van de verbeelding en de lichamelijkheid impliciet of expliciet tot uitgangspunt nemen. Daarbij gaan we in op hoe het lichaam zich niet als een monoliet presenteert, maar een gelaagd gegeven is waarin lichaamsbeeld, lichaamsschema en dieptelichaam elk op een andere wijze constitutief zijn voor motoriek, sensoriek, emoties, (inter)subjectiviteit en het in-de-wereld-zijn van een belichaamd subject. Organisaties: • Departement Koninklijke Academie voor Schone Kunsten • Vakgroep Theoretische omkadering van de kunstpraktijk
Onderzoekers: • Helena De Preester
Educatief cultuurhistorisch project "Cornelis Kiliaan en de geboorte van het Nederlandse woordenboek". Universiteit Antwerpen Abstract: Cornelis Kiliaan was een van de belangrijkste taalkundigen uit het Nederlands taalgebied. Hij werkte als proeflezer voor Christoffel Plantin, verzorgde verschillende vertaalopdrachten en was een succesvol dichter. Met zijn woordenboek, het Dictionarium Teutonico-Latinum, is hij de grondlegger van de Nederlandse lexicografie. In 2007 zal het vierhonderd jaar geleden zijn dat Kliaan is overleden. De provincie Antwerpen wil deze veelzijdige figuur, geboren en werkzaam in de huidige provincie Antwerpen passend herdenken met een tentoonstelling, een catalogus en een compacte en van plaats tot plaats reizende spin-off van het gebeuren en doet hierbij beroep op de expertise en ervaring van de Universiteit Antwerpen (onderzoeksgroep "Boekwetenschap"). Organisaties: • Centrum voor stadsgeschiedenis
Onderzoekers: • Pierre Delsaerdt
FWO senior vis. Postdoc fellow Corsi Cristina Universiteit Gent Abstract: Studie van de topografie en chronologische evolutie van Romeinse steden in Marche (Midden-Italië) met behulp van gecombineerde afstandswaarnemingen en oppervlakteprospectie en tevens door systematisch archiefonderzoek voor de reconstructie van de historische cartografie van deze verlaten stadssites. Organisaties: • Vakgroep Archeologie
Onderzoekers: • Frank Vermeulen
Internationale conferentie "Perspectives on Mathematical practices 2007" Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project heeft als bedoeling de organisatie van een internationale conferentie als follow-up van een eerdere conferentie in 2003. Organisaties: • Wijsbegeerte-Moraalwetenschappen
Onderzoekers: • Bart VAN KERKHOVE • JEAN VAN BENDEGEM
Tussenkomst publicatie van een wetenschappelijk verantwoorde editie van de correspondentie tussen Hugo Claus en schilder Roger Raveel (periode 1947-1962). Universiteit Antwerpen Abstract: Tussenkomst publicatie van een wetenschappelijk verantwoorde editie van de correspondentie tussen Hugo Claus en schilder Roger Raveel (periode 1947-1962).
Organisaties: • Instituut voor de studie van de letterkunde in de Nederlanden (ISLN)
Onderzoekers: • Katrien Jacobs
Symposium Complexity, Fluency and Accuracy in Second Language Learning Use, Learning and Teaching. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Met het huidige project wil deze onderszoeksgroep, in samenwerking met Belgische en buitenlandse partners, haar onderzoeksdomein uitbreiden naar wat de fluency-accuracy-complexity paradox of second language acquisition (Ellis 1994) genoemd wordt. Deze paradox bestaat erin dat de drie belangrijkste parameters van taalcompetentie, nl. vlotheid, accuraatheid en complexiteit, zich schijnbaar onafhankelijk van elkaar ontwikkelen in het tweede-taalleerproces. Sommige tweede-taal (T2) leerders of groepen T2-leerders ontwikkelen een vlot maar weinig complex en weinig accuraat taalgebruik in hun T2, anderen worden accuraat maar weinig vlot en complex in hun taalgebruik, enz. Het voorgestelde onderzoek wil een theoretisch en empirisch gefundeerde verklaring vinden voor deze paradox door de ontwikkeling van deze drie parameters te bestuderen in de taalproductie van Nederlandstalige leerders van het Frans en het Engels. De empirische bevindingen zullen worden gerelateerd aan drie factoren die de hoofdcomponenten vormen in een geïntegreerd model van T2-verwerving en -verwerking. (a)contextuele factoren: de aard en de hoeveelheid van de T2 input en output van de leerder. Deze factoren veroorzaken variatie in vlotheid, complexiteit en accuraatheid tussen verschillende groepen T2-leerders (inter-groep variatie). (b) individuele factoren : persoonlijkheidskenmerken van de individuele leerder (bijv. graad van extraversie) en zijn socio-psychologische oriëntatie (bijv. sterkte en orientatie van taalleermotivatie). Deze factoren zijn verantwoordelijk voor variatie tussen individuele leerders van eenzelfde groep (inter-individuele variatie). (c) psycholinguïstische factoren: de cognitieve en psycholinguïstische processen en mechanismen in de verwerving en verwerking van T2-kennis. De hypothese is dat deze factoren verantwoordelijk zijn voor de a-synchrone ontwikkeling van vlotheid, complexiteit en accuraatheid in het T2gebruik van de individuele leerder (intra-individuele variatie). De klemtoon in het onderzoek zal vooral liggen op de derde component, de rol van psycholinguïstische factoren in de ontwikkeling van linguïstische T2-compententie. Hierin onderscheiden wij vier subprocessen: verwerving, herstructuring, implementatie en automatisering. 1. Verwerving van nieuwe linguïstische kennis (mentale representaties: symbolen, regels, structuren) door analyse van de T2-input en de integratie van relevante informatie als declaratieve kennis in het lange-termijn geheugen. 2. Implementatie (activering) van taalkennis voor taalgebruik (productie en comprehentie). In navolging van Levelt (1989) en De Bot (1992) wordt aangenomen dat het taalproductieproces drie componenten omvat: een conceptualizer, een formulator en een articulator. Deze componenten werken op basis van procedurale kennis. 3. Automatisering van de aanvankelijk declaratieve kennis in procedurale kennis. Automatisering omvat verschillende fases en subprocessen, zoals compositie (compilatie en proceduralisering) en tuning (generalisatie en discriminatie) (Anderson 1983, 1993). Automatisering maakt verwerkingscapaciteit vrij die wordt aangewend voor de verwerving en implementatie van nieuwe linguïstische kennis (McLaughlin 1987; Van Patten 1987). 4. Herstructuring van bestaande, procedurale kennis als gevolg van de verwerving, implementatie en automatisering van nieuwe declaratieve kennis (McLaughlin 1987, 1990; Karmiloff-Smith 1986). Organisaties: • Taal- en Letterkunde
Onderzoekers: • MICHEL PIERRARD
Linguïstische indicatoren van vertaald Nederlands: een kwantitatief corpusonderzoek naar de status van grammaticale alternanties Hogeschool Gent Abstract: Het onderhavige onderzoeksproject beoogt op een objectieve, generaliseerbare en repliceerbare manier na te gaan in welke mate de functie van grammaticale-variatiefenomenen in vertaald Nederlands verschilt van die in nietvertaald Nederlands. Inzicht in dat voorlopig nog onverkende aspect van vertalingen zal niet alleen een diepgaander en fijnkorreliger beeld vande specificiteit van vertaalde teksten opleveren, maar zal daarenboven ook voorzien in indirecte informatie over het vertaalproces in het algemeen en, meer in het bijzonder, over de mate waarin universele vertaalmechanismen als motivatie voor de functieverschillen aangewend kunnen worden. Om de doelstelling te realiseren, zal gebruik gemaakt worden van corpuslinguïstische onderzoeksmethoden. Het project zal zo ook bijdragen tot de methodologische innovatie die momenteel in de vertaalwetenschap aan de gang is, enerzijds door de aandacht te verschuiven van oppervlaktefenomenen naar de onderliggende motivaties van die fenomenen, en anderzijds door resoluut te kiezen voor een combinatie van complexe kwantitatieve (statistische) technieken en kwalitatieve interpretaties. Tot slot heeft het onderhavige project ook als doel om het Nederlands als object van vertaalwetenschappelijk onderzoek aansluiting te laten vinden bij de recente ontwikkelingen binnen de internationale vertaalwetenschap: ondanks het feit dat het Nederlands tot de top-tien behoort van talen die als doeltaal van vertaling fungeren (volgens de Index Translationum van UNESCO), blijft de studie van vertaalde teksten in het Nederlands grotendeels afwezig in het internationale debat. Organisaties: • Departement Vertaalkunde • Vakgroep Nederlands
Onderzoekers: • Gert De Sutter • Willy Vandeweghe
IRISnet II:Analyse van internationale best practices met betrekking tot glasvezel breedband communicatienetwerken in een stedelijk milieu. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In Europe overwegen vele steden om te investeren in breedband optische netwerken. Dit rapport werd besteld door het Centrum voor Informatica van het Brussels Hoofdstedelijk gewest in het kader van het nadenken over de toekomst van het bestaande breedband netwerk IRISNET. Het rapport start van de assumptie dat de belangrijkste doelstelling van een toekomstig IRISNET II nog steeds het verbinden van administratieve en publieke sites zal zijn in een volledig geconvergeerd breedband netwerk. Echter, gezien vele steden een rol spelen in het stimuleren van fibre to the home (FTTH) netwerken, zal deze studie ook deze evoluties bespreken. Dit rapport omvat een literatuurstudie over fibre networks in steden, de onderliggende doelstellingen, de mogelijke business modellen en de rol van de overheid. Daarnaast worden vijf casestudies uitgevoerd die representatief zijn voor wat er gebeurd in Europese steden. Deze cases staan op zichzelf, maar dienen ook als voorbeeld in de meer algemene delen van het rapport. De terms of reference van dit rapport omvatten het uitzetten van best practices met betrekking tot fibre netwerken in Europa.
Organisaties: • Studies van Media Informatie en Tele-Communicatie • Communicatiewetenschappen
Onderzoekers: • CAROLINE PAUWELS • PIETER BALLON • Leo VAN AUDENHOVE
Samenwerkingsovereenkomst in het kader van het Kansai University EU - Japan Centrum K.U.Leuven. KU Leuven Abstract: In november 2006, Japan's Kansai University founded the Japan-EU Research Center at its sister institution, the Catholic University of Leuven. The Center is tasked with the active promotion of Japanese culture in Belgium in general, and the support and promotion of Japanese Studies in particular. Our first major project was the organisation of the Japan Week, a cultural and educational event that took place in the city of Leuven from March 10 to March 13, 2008. Organisaties: • OG Japanse Studies Leuven
Onderzoekers: • Willy Vande Walle
Uitbouw van een virtueel informatie- en documentatiecentrum over de Vlaamse rand rond Brussel (naar analogie met de BRIO-website). Vrije Universiteit Brussel Abstract: www.docu.vlaamserand.be is de website van het virtueel documentatiecentrum over de Vlaamse Rand. Op deze website wordt getracht om alle wetenschappelijke en andere relevante informatie met betrekking tot de Vlaamse Rand samen te brengen en via een databestand toegankelijk te maken. De situatie van de randgemeenten rond Brussel was de afgelopen decennia bijna voortdurend in de actualiteit, wat het belang van het centraliseren van wetenschappelijke informatie erover versterkt. Met dit werkinstrument hopen we een ruime doelgroep van gespecialiseerde onderzoekers, studenten, overheden, administraties, het middenveld en alle andere geïnteresseerden snel en efficiënt informatie te verstrekken over de Vlaamse Rand in al haar aspecten. Behalve kennisverspreiding, bestaat tevens de ambitie om met een gespecialiseerde website het wetenschappelijk onderzoek over de Vlaamse Rand aan te moedigen en te ondersteunen. Dat trachten we concreet te doen door alle literatuur, onderzoeksrapporten, scripties, jaarverslagen, statistieken en andere informatie met betrekking tot de Vlaamse Rand in een bibliografisch apparaat op te nemen en te ontsluiten. Is deze informatie digitaal beschikbaar, dan kan die via de website worden gedownload. Naast deze bibliografie en virtuele bibliotheek werden de kerncijfers bijeengebracht om bezoekers wegwijs te maken in de veelheid van statistische informatie over de 19 gemeenten die samen de Vlaamse Rand vormen. Het documentatiecentrum tracht tevens de vragen van bezoekers te beantwoorden of door te verwijzen naar andere informatiebronnen. Deze website is een initiatief van de cel Coördinatie Vlaamse Rand, die behoort tot de Stafdienst van de Vlaamse Regering en deel uitmaakt van het beleidsdomein Diensten voor het Algemeen Regeringsbeleid (DAR). De website wordt uitgebouwd door BRIO, in samenwerking met de Studiedienst van de Vlaamse Regering, vzw 'de Rand' en de Provincie Vlaams-Brabant. Organisaties: • Centrum voor de Interdisciplinaire Studie van Brussel • Brussels Informatie-, Documentatie- en Onderzoekscentrum
Onderzoekers: • RUDI JANSSENS • ANN MARES • MACHTELD DE METSENAERE • ELS WITTE
Publicatie monografie "Ecrire l'expérience totalitaire". Universiteit Antwerpen Abstract: Publicatie monografie "Ecrire l'expérience totalitaire". Organisaties: • Literatuur van de moderniteit
Onderzoekers: • Luc Rasson
Visuele communicatie en Contra Reformatie in Antwerpen: 1566-1801. Universiteit Antwerpen Abstract: De opzet van dit onderzoeksproject bestaat erin de eerste synthese te schrijven over de contrareformatorische kunst in Antwerpen. De centrale gedachte hierachter is dat de visuele kunst, in tegenstelling tot de protestantse regio's, een centrale rol heeft gespeeld in de confessionalisering. In het boek zullen voornamelijk de belangrijke innovatie- en transformatieprocessen bestudeerd worden die zich op dit vlak hebben afgespeeld gedurende een periode van ongeveer tweehonderd jaar. Organisaties: • Centrum voor stadsgeschiedenis
Onderzoekers: • Bruno Blondé
Publicatie van de monografie "Writing and Speech Recognition: Observing Error Correction Strategies of Professional Writers". Universiteit Antwerpen Abstract: Publicatie van de monografie "Writing and Speech Recognition: Observing Error Correction Strategies of Professional Writers". Organisaties: • Management
Onderzoekers: • Mariëlle Leijten
Tekens van de Macht, de Macht van Tekens. Heraldisch en para-heraldisch vertoon van het barokke pausdom, 1585-1667.
Universiteit Antwerpen Abstract: Het barokke pausdom maakt intens gebruik van heraldisch en para-heraldisch vertoon om zijn macht te legitimeren. Heraldische symbolen worden toegeëigend en van nieuwe betekenissen voorzien. Dit project onderzoekt achtereenvolgens de media die zijn aangewend, de strategieën waarmee die voorstellingen zijn ingezet en de betekenissen die ze meekrijgen. Het wil zo tot een dynamische cultuurgeschiedenis van politieke representaties in het barokke Rome komen. Organisaties: • Power in History - Centrum voor Politieke Geschiedenis
Onderzoekers: • Luc Duerloo
Schrijven tot "vernieting". De performatieve werking van "Le miroir des simples âmes anéanties" van Marguerite Porete als mystagogisch instrument. Universiteit Antwerpen Abstract: Het project wil inzicht verwerven in de performatieve werking (agency) van Le Miroir des simples âmes anéanties van Marguerite Porete (d. 1310), een mystieke tekst die door de inquisitie werd veroordeeld. De tekst wordt ontleed vanuit drie onderzoeksvragen: de representatie van het 'ik', het intertekstuele netwerk, en de retorische dynamiek van de compositie. Het analytische instrumentarium wordt samengesteld uit de hedendaagse discoursanalyse (o.m. Bakhtin, Certeau) en de middeleeuwse profane en monastieke retorica. Het onderzoek draagt bij tot een beter begrip van de 'heterodoxie', op het vlak van de literaire middelen, van de laat-middeleeuwse vernaculaire mystiek. Organisaties: • Onderzoekscentrum Ruusbroecgenootschap
Onderzoekers: • Veerle Fraeters • Virginie Minet
Der Einzige - het vergeten existentialisme van Max Stirner. Universiteit Antwerpen Abstract: Het project beoogt een studie van het vergeten existentialisme van Max Stirner (1806-1856). Eerst wordt onderzocht in hoeverre Stirner naast Kierkegaard kan beschouwd worden als voorloper en grondlegger van het existentialisme ¿ een denkpiste die al vaak is gesignaleerd maar nog nooit is uitgewerkt. Daarna wordt nagegaan wat Stirners filosofische notie van de 'Einzige' kan toevoegen aan het belangrijke twintigsteeeuwse, door het existentialisme aangetrokken debat over de verhouding tussen nihilisme en authenticiteit. Organisaties: • Centrum voor Europese Filosofie
Onderzoekers: • Geert Van Eekert
Text Mining met heterogene databanken. Een toepassing op de optimale ontdekking van genetische varianten relevant voor ziekten. Universiteit Antwerpen Abstract: Het project introduceert een methodologie voor "text mining" met heterogene informatiebronnen en de toepassing ervan in moleculaire genetica en kennismanagement. Bestaande tekstanalyse en graaf-gebaseerde data mining technieken zullen worden uitgebreid om deze methodologie mogelijk te maken. De methodologie wordt toegepast in een biomedische toepassing (ordening van kandidaat ziekte veroorzakende genen) en een kennismanagement toepassing (bepalen van profiel van personen op basis van www informatie). Organisaties: • Centrum voor Computerlinguïstiek en Psycholinguïstiek (CLiPS)
Onderzoekers: • Jurgen Del-Favero • Peter De Rijk • Jan Paredaens • Walter Daelemans
Topstukken en de kunst van het erven. De collectie De Fraula (1690-1738) revisited. Universiteit Antwerpen Abstract: Topstukken en de kunst van het erven. De collectie De Fraula (1690-1738) revisited. Organisaties: • Centrum voor stadsgeschiedenis
Onderzoekers: • Bruno Blondé
Tikkun en Tekhne: joodse antwoorden op Heidegger's 'Frage nach der Technik'. Universiteit Antwerpen Abstract: Tikkun en Tekhne: joodse antwoorden op Heidegger's 'Frage nach der Technik'. Organisaties: • Instituut Joodse Studies
Onderzoekers: • Vivian Liska • Nathan Van Camp
Vectorisering en karakterisering nederzettingskernen op basis van het zgn. 'gereduceerd kadaster' Vrije Universiteit Brussel Abstract: On request of the Flemish Heritage Institute a project was started July 1st 2007 by the Vrije Universiteit Brussel to create a digital map of indicative historical centres for Flanders based upon the reduced cadastral maps (ca. 1850). The reduced cadastral maps have a large potential for the reconstruction, analysis and interpretation of landscapes and settlements because they reflect the landscape before the disturbances of the 19th century. By georeferencing, these maps can be fit in as graphic and spatial data in existing and new GIS applications. As historical settlement cores are vectorised and related to a complex system of data from a broad spectrum of sources, a tool is developed for reconstructing property relations and landscape morphology. Because the settlement patterns and the morphology of parcels reflect the former property relations and settlement structures, the digital map will be composed by defining the historical core settlements and their parcel-based related morphology. This way, an open view is given of the nucleus cadastral situation and outline. The direct goal of the project is to set up a georeferenced GIS based upon the reduced cadastral maps to study the archaeological and historical heritage in Flanders. Regarding the future this project is the first start to develop an integrated historical GIS as an interdisciplinary research method
for landscapes in their broad historical context. By creating from the start a flexible system for study and analysis, all possibilities towards future extension and refinement of the data and integration of other data types are kept open. Organisaties: • Cartografie en Geo-informatiekunde • Kunstwetenschappen en Archeologie
Onderzoekers: • Eline BUYLE • FRANK CANTERS • Dries TYS • Inge VERDURMEN
Prijs Onderzoeksraad 2007 (Prijs H. Deleeck - Gedrags- en Cultuurwetenschappen) Universiteit Antwerpen Abstract: Prijs Onderzoeksraad 2007 (Prijs H. Deleeck - Gedrags- en Cultuurwetenschappen) Organisaties: • Centrum voor Computerlinguïstiek en Psycholinguïstiek (CLiPS)
Onderzoekers: • Karen Schauwers
Consortiumovereenkomst. Digitale hefbomen voor Innovatie bij Micro-ondernemingen (DIGIMO) Innovatief project om de professionalisering van micro-ondernemingen te versterken door middel van ICT-stimulering. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het DIGIMO-project heeft als onderzoeksonderwerp het bezit en het gebruik van ICT in Vlaamse micro-ondernemingen. Het project heeft twee doelstellingen. Het eerste doel van het project is een beschrijving van het huidige bezit en gebruik van informatie- en communicatietechnologie door micro-ondernemingen (minder dan 10 werknemers) in Vlaanderen. Deze beschrijving vormt de basis voor de tweede doelstelling van DIGIMO, namelijk een beleidsadvies gericht naar de Vlaamse regering ten einde het bezit en gebruik van relevante technologie in de relevante doelgroep te stimuleren. In het project wordt beroep gedaan op meerdere onderzoeksmethoden, zoals studie van de relevante literatuur, expertinterviews, case studies, focusgroepen en een telefonische bevraging bij micro-ondernemingen. DIGIMO vormt een samenwerking tussen SMIT en het KMO-IT Centrum, wiens doelstelling de bevordering van het gebruik van ICT in KMO's is. Zowel de expertise in het onderwerp als de verschillende benaderingen van de partners zouden moeten resulteren in een allesomvattende evaluatie van het onderzochte onderwerp. Organisaties: • Communicatiewetenschappen
Onderzoekers: • Jos PIERSON
Literatuur en cultuur in beweging: literaire vertalers (m/v) in Vlaanderen, 1830-1914. Een analyse van hun bemiddeling bij de receptie van literatuur, hun vertaalopvattingen en de culturele beeldvorming via tekstinterne vertaalstrategieën en procedés. Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Vertaalkunde • Vakgroep Nederlands
Onderzoekers: • Stefaan Evenepoel • Liselotte Vandenbussche