www.researchportal.be - 12 Jan 2016 21:03:05
Onderzoeksprojecten (1180 - 1200 van 11514) Zoekfilter: Classificaties: BIOMEDISCHE WETENSCHAPPEN (B)
Chitinase (3-like) proteïnen als nieuwe biomerkers voor acute nierschade bij intensieve zorgen patiënten Universiteit Gent Abstract: Tot 2/3 van humane intensieve zorgen patiënten ontwikkelen acute nierschade, een onafhankelijke risicofactor voor ziekenhuismortaliteit. Ook bij caniene patiënten is acute nierschade geassocieerd met een hoge mortaliteit. Urinaire chitinase (3-like) proteïnen zijn beloftevolle biomerkers voor acute nierschade in ons muis sepsis model. Hun oorsprong, functie en eliminatie in pre-klinische, alsook hun diagnostische waarde in klinische omstandigheden, worden nagegaan. Organisaties: • Vakgroep Farmacologie, Toxicologie en Biochemie
Onderzoekers: • Evelyne Meyer • Eric Hoste
CHITINSECT KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Afd. Dierenfysiologie en Neurobiologie
Onderzoekers: • Jozef Vanden Broeck
Chitinsect CHITINSECT: Productie en toepassing van chitosan, gebaseerd op insecten-biomassa op lab en pilotschaal. IWT FISCH 130.787 Universiteit Gent Abstract: niet beschikbaar Organisaties: • Vakgroep Duurzame Organische Chemie en Technologie
Onderzoekers: • Christian Stevens • Tom Desmet
Chlamydia psittaci DNA vaccination and alternatives Universiteit Gent Abstract: DNA vaccinatie voor Chlamydia psittaci zal vergeleken worden met andere alternatieve vaccinatiemethoden. Hierbij zullen we gebruik maken van experimenteel geïnfecteerde SPF kalkoenen Organisaties: • Vakgroep Moleculaire biotechnologie
Onderzoekers: • Daisy Vanrompay • Niek Sanders
Chlamydiascreening in de huisartspraktijk: van een theoretisch model (efficacy) naar de praktijk (effectiveness). Universiteit Antwerpen Abstract: Chlamydia trachomatis is bij ons de meest frequente bacteriële SOA (prevalentie 3-8%); de meeste infecties verlopen asymptomatisch en worden niet gediagnosticeerd. Belangrijke complicaties en sequellen zijn echter PID, tubaire infertiliteit, extra-uteriene zwangerschap en chronische buikpijn. Vooral jonge vrouwen zijn at risk voor het oplopen van de infectie. Door het grote aantal asymptomatische infecties dringt screening zich op. De ontwikkeling en commercialisering van de DNA-amplificatietechnieken, die zeer goede testeigenschappen hebben en non-invasieve staalafname mogelijk maken, opent nieuwe perspectieven voor screening. Screening op Chlamydia heeft een hoge kostprijs en is arbeidsintensief; daarom is selectieve screening, op basis van een risicoprofiel, de meest haalbare strategie. Risicoprofielen zijn traditioneel bepaald bij hoogrisicopopulaties zoals in abortusklinieken, SOA klinieken, of bij bevolkingsgroepen van Afrikaanse afkomst. Deze risicoprofielen zijn niet zonder meer overdraagbaar naar de algemene patiëntenpopulatie in België. Om deze reden is het nodig een specifiek risicoprofiel te bepalen vanuit de huisartspraktijk. Dit project beoogt het ontwikkelen van een model voor selectieve screening op urogenitale Chlamydia bij vrouwen in de huisartspraktijk. Voorts worden de randvoorwaarden onderzocht waaraan moet worden voldaan om deze strategie in de praktijk te brengen. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de feasibility en de aanvaardbaarheid van het model voor de betrokken actoren (m.n. huisartsen en patiënten).In een volgende fase wordt het model geimplementeerd en in de praktijk geëvalueerd. Een economische evaluatie van het screeningsmodel in de praktijk wordt vergeleken met de gezondheidswinst van het theoretische model. Organisaties: • Huisartsgeneeskunde • Eerstelijns - en interdisciplinaire zorg Antwerpen (ELIZA)
Onderzoekers: • Dirk Avonts • Veronique Verhoeven
CHLAMYSUIS Universiteit Gent Abstract: Het project heeft tot doel om de bacterie gastheercel interactie van Chlamydia suis te bestuderen Organisaties: • Vakgroep Moleculaire biotechnologie
Onderzoekers: • Daisy Vanrompay
Chlorofylfluorescentie beeldanalyse : de plantenvitaliteitsmeter. Universiteit Hasselt Abstract: Ter voorbereiding van het opstarten van een spin-off voor de productie van het draagbare FIS-apparaat werd een uitgebreid marktonderzoek uitgevoerd. De spin-off dient op korte termijn opgestart te worden. Het doel van dit project is de aanmaak van een aantal supplementaire, goed onderbouwde databanken met zoveel mogelijk marktrelevante gegevens die een belangrijke rol zullen spelen in de onderhandelingen met potentiële klanten. Dit omvat het uitvoeren van reeksen metingen en verwerking van de gegevens (met o.a. beeldanalyse, statistische verwerking). Organisaties: • Moleculaire en Fysische Plantenfysiologie • Centrum voor Milieukunde
Onderzoekers: • Roland VALCKE
Chlorofyl fluorescentiebeelvorming van planten blootgesteld aan biotische en abiotische stressoren in een toekomstig klimaat. Universiteit Antwerpen Abstract: Chlorofyl (chl) a fluorescentie heeft reeds bewezen een geschikte techniek te zijn voor de studie van stressresponsen bij planten. Omdat chl fluorescentie op complexe wijze gerelateerd is met processen in fotosynthese verschaffen fluorescentiemetingen gedetailleerde informatie over de integriteit en kwantumefficiëntie van fotosysteem II (PSII). De overkoepelende doelstelling van deze studie is het karakteriseren van veranderingen in primaire fotochemische processen van verschillende plantensoorten in functie van de meest voorkomende stresssituaties (milieuen omgevingsstress) en dit zowel onder de huidige als toekomstige klimaatsomstandigheden (global change). Door dit te doen binnen een groot experiment waarbij meerdere stressoren afzonderlijk en in combinatie worden opgelegd, kan ondergezocht worden welke mechanismen gemeenschappelijk, respectievelijk specifiek, zijn voor de respons van planten t.o.v. verschillende stressoren. Objectieven: - Karakteriseren van de veranderingen in kwantumefficiëntie van fotosysteem II (PSII) in relatie tot afzonderlijke en gecombineerde stressoren onder huidige en toekomstige klimaatscondities voor verschillende plantensoorten - Een beter inzicht krijgen in de processen van niet-fotochemische quenching door dit te bestuderen onder verschillende stress- en klimaatscondities binnen hetzelfde experiment - Patronen en variatie van fotochemische efficiëntie binnen een individueel blad koppelen aan een bepaalde stressor en nagaan of de patronen verschillend zijn onder huidige en toekomstige klimaatsomstandigheden - Onderzoeken of chl fluorescentiesignalen onder alle omstandigheden een goede indicatie geven van de werkelijke fotochemische capaciteit Dit onderzoek zal kaderen binnen een groot experiment in onze onderzoeksgroep. De doelstelling van die grootschalige studie is nagaan of ecosystemen en de verschillende afzonderlijke plantensoorten voldoende resistent zullen blijven aan verschillende stressoren onder toekomstige klimaatsomstandigheden. Meer specifiek wilt men onderzoeken of de dosis-respons relaties voor de stressoren wijzigen en of er synergistische of antagonistische effecten optreden tussen de verschillende stressoren. Grasland mesocosmossen (eenheden van bodem + vegetatie) zullen in PVC-containers geplaatst worden binnen computer-gestuurde, doorzichtige groeikamers waarvan de helft de huidige CO2 concentraties en luchttemperaturen volgt en in de andere helft toekomstige condities worden gesimuleerd. Organisaties: • Planten- en vegetatie-ecologie (PLECO)
Onderzoekers: • Birgit Gielen • Reinhart Ceulemans
Chloroplasteiwitten en oxidatieve stress: een correlatie in cadmium-blootgestelde Arabidopsis thaliana zaailingen. Universiteit Hasselt Abstract: Metalen, zoals cadmium (Cd), hebben een sterke impact op de ontwikkeling en groei van planten door te interageren op cellulair en moleculair niveau. Planten beschikken over verdedigingsmechanismen tegen metalen, maar die kunnen ontoereikend worden bij langdurige blootstellingen of bij blootstelling aan hoge concentraties van metalen. De aanwezige Cd concentraties in het milieu leiden tot verstoringen in de cellulaire redox balans van planten wat aanleiding geeft tot signaaltransductie en verdedigingsresponsen en/of schade. Reactieve zuurstofvormen (ROS) vormen belangrijke moleculen in de cellulaire redox balans die kunnen interageren met cellulaire componenten en interfereren met enzymregulatie via oxido-reductie reacties. Om een beter inzicht te verwerven in de Cd-geïnduceerde oxidatieve stress responsen, gebruiken we in dit project verschillende benaderingen om de responsen op eiwitniveau verder te ontrafelen. Hierbij zal een bijzondere aandacht gegeven worden aan de chloroplasten, de plaats waar fotosynthese gebeurt. Dit is bijgevolg een zeer belangrijke plaats voor de energieproductie van de planten alsook vindt in dit organel de biosynthese van verschillende antioxidanten plaats. Organisaties: • Milieubiologie • Centrum voor Milieukunde
Onderzoekers: • Ann CUYPERS
CHLOROPROT : Chloroplast proteïnen en oxidatieve stress: Een correlatie in Cd-blootgestelde Arabidopsis thaliana zaailingen Universiteit Hasselt Abstract: Metalen, zoals cadmium (Cd), hebben een sterke impact op de ontwikkeling en groei van planten door te interageren op cellulair en moleculair niveau. Planten beschikken over verdedigingsmechanismen tegen metalen, maar die kunnen ontoereikend worden bij langdurige blootstellingen of bij blootstelling aan hoge concentraties van metalen. De aanwezige Cd concentraties in het milieu leiden tot verstoringen in de cellulaire redox balans van planten wat aanleiding geeft tot signaaltransductie en verdedigingsresponsen en/of schade. Reactieve zuurstofvormen (ROS) vormen belangrijke moleculen in de cellulaire redox balans die kunnen interageren met cellulaire componenten en interfereren met enzymregulatie via oxido-reductie reacties. Om een beter inzicht te verwerven in de Cd-geïnduceerde oxidatieve stress responsen, gebruiken we in dit project verschillende benaderingen om de responsen op eiwitniveau verder te ontrafelen. Hierbij zal een bijzondere aandacht gegeven worden aan de chloroplasten, de plaats waar fotosynthese gebeurt. Dit is bijgevolg een zeer belangrijke plaats voor de energieproductie van de planten alsook vindt in dit organel de biosynthese van verschillende antioxidanten plaats. Organisaties: • Milieubiologie • Centrum voor Milieukunde
Onderzoekers:
• Ann CUYPERS
Cholesterol receptoren en transporters als cruciale regulatoren van ontstekingen in de hersenen Universiteit Hasselt Abstract: Multiple sclerose (MS) is een chronische auto-immuunziekte van het centrale zenuwstelsel (CZS), dat vooral jonge volwassenen treft in de bloei van hun leven. Er is geen geneesmiddel is beschikbaar en daarom heeft MS hoge sociaal-economische gevolgen. Er wordt gedacht dat MS wordt geïnitieerd door autoreactieve T-cellen die fagocyten de opdracht geven de isolerende myelineschede af te breken. Diverse pathologische mechanismen bepalen het verdere verloop van de ziekte. Recente bevindingen tonen aan dat receptoren geactiveerd door cholesterol metabolieten de expressie van de betrokken genen bij ontstekingen en lipide homeostase regelen. Myeline heeft een uitzonderlijk hoog cholesterol gehalte en tijdens de demyelinisatie van de MS-laesies nemen macrofagen grote hoeveelheden myeline op die hun fenotype moduleren. Bovendien is cholesterol homeostase in oligodendrocyten essentieel voor een goede myelinisatie. Deze bevindingen geven aan dat cholesterol homeostase een belangrijke rol speelt in auto-immuun-geïnduceerde demyelinisatie in het CZS. In deze studie onderzoeken we hoe cholesterolreceptoren en -vervoerders de- en remyelinisatie reguleren in een dierlijk model van MS, en bepalen we welke cellen en moleculaire mechanismen betrokken zijn. De verkregen resultaten zullen het belang van de cholesterol homeostase in MS en andere CZS-inflammatoire ziekten verduidelijken en kunnen nieuwe doelwitten onthullen voor de behandeling van deze ziekten. Organisaties: • Biofysica • Immunologie - Biochemie • Biomedisch Onderzoeks Instituut
Onderzoekers: • Marcel AMELOOT • Jerome HENDRIKS
Cholesterol receptoren en transporters als cruciale regulatoren van ontstekingen in de hersenen Universiteit Hasselt Abstract: Multiple sclerose (MS) is een chronische auto-immuunziekte van het centrale zenuwstelsel (CZS), dat vooral jonge volwassenen treft in de bloei van hun leven. Er is geen geneesmiddel is beschikbaar en daarom heeft MS hoge sociaal-economische gevolgen. Er wordt gedacht dat MS wordt geïnitieerd door autoreactieve T-cellen die fagocyten de opdracht geven de isolerende myelineschede af te breken. Diverse pathologische mechanismen bepalen het verdere verloop van de ziekte. Recente bevindingen tonen aan dat receptoren geactiveerd door cholesterol metabolieten de expressie van de betrokken genen bij ontstekingen en lipide homeostase regelen. Myeline heeft een uitzonderlijk hoog cholesterol gehalte en tijdens de demyelinisatie van de MS-laesies nemen macrofagen grote hoeveelheden myeline op die hun fenotype moduleren. Bovendien is cholesterol homeostase in oligodendrocyten essentieel voor een goede myelinisatie. Deze bevindingen geven aan dat cholesterol homeostase een belangrijke rol speelt in auto-immuun-geïnduceerde demyelinisatie in het CZS. In deze studie onderzoeken we hoe cholesterolreceptoren en -vervoerders de- en remyelinisatie reguleren in een dierlijk model van MS, en bepalen we welke cellen en moleculaire mechanismen betrokken zijn. De verkregen resultaten zullen het belang van de cholesterol homeostase in MS en andere CZS-inflammatoire ziekten verduidelijken en kunnen nieuwe doelwitten onthullen voor de behandeling van deze ziekten. Organisaties: • Immunologie - Biochemie • Biomedisch Onderzoeks Instituut
Onderzoekers: • Niels HELLINGS • Jerome HENDRIKS
Cholinerge modulering van het mucosale immuunsysteem. KU Leuven Abstract: Het centrale zenuwstelsel interageert op een dynamische wijze met het immuunsysteem dmv humorale en neurale mechanismen. Onlangs werd aangetoond dat het parasympathische zenuwstelsel, via de nervus vagus, (VN) een belangrijke rol speelt in het moduleren van het immuunsysteem via het cholinerge anti-inflammatoire systeem. Stimulatie van de VN veroorzaakt vrijstelling van acetylcholine met reductie van activatie van macrofagen, via interactie met alfa7 nicotinerge receptoren, tot gevolg. We hebben recent aangetoond dat VN stimulatie op een potente wijze darmontsteking veroorzaakt door abdominale chirurgie remt, wat vagus-gemedieerde modulatie van het immuunsysteem suggereert. Gebaseerd op deze bevindingen stellen we de hypothese voor dat vagale innervatie van de darm een belangrijkerol speelt in het onderhouden van immuun homeostasis in de darm. In preliminaire experimenten hebben we inderdaad aangetoond dat vagotomie resulteert in een reductie van regulatoire T cellen en verlies van ora Organisaties: • TARGID
Onderzoekers: • Guy Boeckxstaens • Gianluca Matteoli
Cholinerge tonus en immuun-gemediëerde ziekten van de darm KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • TARGID
Onderzoekers: • Guy Boeckxstaens • Gianluca Matteoli • Goele Bosmans
Cholinergic modulation of immune homeostasis: new opportunities for treatment (Cholstim). KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • TARGID
Onderzoekers: • Guy Boeckxstaens
Chromatinesignalering door het eiwitfosfatase PP1/Repo-man. KU Leuven
Abstract: In dit project willen we een meer geïntegreerd beeld krijgen van defuncties en regulering van het PP1γ/Repoman holo-enzym tijdens interfase en mitose. De specifieke vragen die we willen beantwoorden zijn: nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp; Hoe wordt het complexPP1γnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp; Hoe wordt het complexPP1γnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp; Hoe wordt het complexPP1γnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp; Hoe wordt het complexPP1γnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp; Hoe wordt het complexPP1γnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp; Hoe wordt het complexPP1γnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp; Hoe wordt het complexPP1γnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp; Hoe wordt het complexPP1γnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp; Hoe wordt Organisaties: • Labo Biosignalering & Therapeutica
Onderzoekers: • Monique Beullens • Mathieu Bollen • Bart Lesage
Chromosomale afwijkingen in menselijke preimplantatie embryo's en embryonale stamcellen: oorzaken, mechanismen en gevolgen voor in vitro fertilisatie en regeneratieve geneeskunde. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Verschillende studies melden dat 40 tot 70 % van de menselijke preimplantatie embryo's chromosomale abnormaliteiten vertonen (Fauser, 2008). De meeste van deze afwijkingen werden gevonden in embryo's die werden gebiopsieerd, waarna de gebiopsieerde cellen werden geanalyseerd door middel van FISH met een maximum van negen chromosomen, tijdens een IVF cyclus met preimplantatie genetische screening (PGS). PGS wordt toegepast bij IVF patiënten met een slechte prognose om IVF resultaten te verbeteren. Hoewel de aangetroffen aneuploidieën wellicht de meest belangrijke factor zijn met een invloed op de implantatie van het embryo in de uterus, is het niet duidelijk in welke mate deze abnormaliteiten een rol spelen. Ten eerste, zouden het aantal aangetroffen aneuploidieën een lagere verhouding van geïmplanteerde embryo's voorspellen na transfer, and ten tweede heeft de aanwezigheid van mosaicisme ertoe geleid dat een aantal onderzoekers vermoeden dat sommige aneuploidieën en het mosaicisme op latere stadia van het embryo worden gecorrigeerd, mogelijk door ofwel door selectieve migratie van abnormale cellen naar de trophectoderm of door apoptose. Deze factoren zouden kunnen uitleggen waarom PGS er niet in is geslaagd om het aantal zwangerschappen na IVF te verhogen, als aangetoond door onze eigen groep (Staessen et al., 2004 en 2008) en door anderen (Twisk et al., 2006). Daarentegen is er weinig geweten op het cellulair niveau over hoe deze afwijkingen ontstaan, hoe ze zichzelf corrigeren, en wat hun invloed op de ontwikkeling van het embryo is. Menselijke embryonale stamcellen (hESC) worden afgeleid uit preimplantatie embryo's, en vormen een grote belofte op het gebied van regeneratieve geneeskunde omdat ze zich kunnen ontwikkelen naar om het even welk celtype in het volwassen menselijk lichaam. De laatste jaren werd door intensief onderzoek een aantal protocollen ontwikkeld voor de differentiatie van hESC naar volwassen celtypes (vb insulineproducerende cellen, Kroon et al., 2008). Op dit ogenblik bestaat er een zekere bezorgdheid omtrent de genomische instabiliteit van hESC tijdens in vitro cultuur. Wij (Spits et al., 2008) en anderen (Baker et al., 2007) hebben aangetoond dat hESC de neiging hebben om chromosomale abnormaliteiten te ontwikkelen, zoals aneuploidieën, uitdrukking van fragiele sites en kleine duplicaties met een hotspot op 20q21.11. Deze genomische instabiliteit doet erg denken aan het gedrag van kankercellen, en veroorzaakt grote bezorgdheid omtrent het gebruik van hESC voor therapeutische doeleinden en als betrouwbaar onderzoeksmodel. Desondanks is ook hier weinig geweten over de ontstaansmechanismen van en de invloed van de cultuuromstandigheden op deze afwijkingen. Onze hypothese is dat menselijke embryo's en stamcellen een celcyclus hebben die verschillend is van somatische cellen wat betreft de checkpunten, en dat dit de gevoeligheid van deze cellen voor chromosomale afwijkingen uitlegt. De eukaryote cel vertoont vier checkpunten: het start checkpunt in de late G1 fase, het S fase checkpunt, het G2 naar M checkpunt en het spindle attachment checkpunt (SAC) gedurende de metafase naar anafase overgang. Het eerste checkpunt beslist of de cel zal starten met replicatie van de chromosomen, en zal de celdeling stoppen in G1 wanneer het DNA beschadigd is, maar ook in geval van contact inhibitie, tekort aan groeifactoren en replicatieve veroudering. Het intra-S checkpunt checkt of er beschadigd DNA aanwezig is, en of de DNA replicatie is voltooid, door vb te zoeken naar replication forks. De rol van het G2 naar M checkpunt is voornamelijk het nakijken van DNA beschadiging gebruikmakende van een pathway die sterk op het G1 checkpunt lijkt. Tenslotte gaat het SAC na of alle centromeren correct gehecht zijn aan de mitotische spoelfiguur. De verschillend checkpunten staan onder controle van grote proteïne complexen en cascades voor activatie, inductie en gecontroleerde degradatie. In de meeste cellen zal arrest door langdurige checkpunt activatie leiden tot apoptose. Daarentegen werd gerapporteerd dat embryonale stamcellen (ESC) van de meeste species in staat zijn om deze apoptose te vermijden door het checkpunt te negeren (Syljuasen, 2007), door het checkpunt los te koppelen, of door een inactief checkpunt. G1 checkpunt ontkoppeling werd gevonden in ESC van de resusaap (Fluckiger et al., 2006), de muis (Aladjem et al., 1998) en de mens (Qin et al., 2007). Het G2 checkpunt is nog niet in detail bestudeerd in stamcellen, hoewel de resultaten van Chuykin et al. (2008) in de muis suggereren dat het detectie systeem voor beschadigd DNA actief is in deze cellen. Het SAC is actief in mESC, maar er werd aangetoond dat de cellen in staat zijn om aan arrest te ontsnappen en apoptose te vermijden (Mantel et al., 2007). Het lijkt er op dat alle checkpunten volledig actief worden en dus ook in staat zijn om apoptose te induceren wanneer stamcellen gaan differentiëren. Daartegenover staat dat de cel cyclus controle in menselijke preimplantatie embryo's grotendeels onbekend terrein is. Het frequente voorkomen van aneuploidieën in menselijke embryo's lijkt er op te wijzen dat embryo's geen SAC hebben of dat ze checkpunt adaptatie ondergaan. HESC worden afgeleid van de kiemknop van preimplantatie embryo's, en worden dikwijls beschreven als een goed model voor het onderzoek naar vroege menselijke ontwikkeling. Onze hypothese is dat de drie celcyclus checkpunten inactief zijn gedurende vroege menselijke preimplantatie ontwikkeling, mogelijk enkel gedurende de klievingstadia, of misschien enkel vóór de activatie van het embryonaal genoom op het vier-tot-achtcellig stadium (Caufmann et al., 2006). Het SAC zou het eerste volledig functionele checkpunt zijn (mogelijk in de late klievingstadia of in het blastocyststadium, waardoor zelfcorrectie in blastocysten zou kunnen worden uitgelegd) en de twee andere checkpunten zouden later in de ontwikkeling geactiveerd worden naargelang de differentiatie van de cellen en in analogie met hESC, waar men weet dat minstens één checkpunt (het G1) volledig functioneel is in gedifferentieerde maar niet in ongedifferentieerde cellen. De doelen van dit project zijn: * Een vergelijkende studie maken van de sleutelelementen van de celcyclus in menselijke preimplantatie embryo's en menselijke embryonale stamcellen, om zo het nut van hESC als model voor vroege menselijke ontwikkeling te evalueren. * De belangrijke chromosomale instabiliteit van hESC verklaren en zo cultuurcondities aanpassen om chromosomale afwijkingen te minimaliseren. * De hoge frequentie aan aneuploidieën in menselijke embryo's uitleggen, het mechanisme van ontstaan van deze afwijkingen en van de zelfcorrectie ontrafelen, en het belang van hun aanwezigheid evalueren, en eventueel een betrouwbare en snelle screening tool ontwikkelen om PGS te vervangen. Organisaties: • Hematologie • Embryologie en Menselijke Genetica
Onderzoekers: • Kurt JACOBS • Hilde VAN DE VELDE • INGEBORG LIEBAERS • KAREN SERMON • CLAUDIA SPITS
Chromosomale instabiliteit tijdens de vroege embryonale ontwikkeling: ophelderen van sleutelmechanismen met een rundermodel. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Departement Menselijke Erfelijkheid
Onderzoekers: • Joris Vermeesch
Chromosomale oorzaken van onvruchtbaarheid en de nieuwe ontwikkelingen in de voortplanting en de genetica. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dragers van structurele chromosoomherschikkingen zoals inversies of translocaties hebben frequent te maken met een fertilisatieprobleem. Daar een fractie van de gameten van deze patiënten karyotypisch normaal zijn, is een procedure die deze detectie preconceptueel of in de pre-implantatie diagnostiek mogelijk zou maken van groot belang. De fluorescentie in situ hybridisatie (FISH), dmv. een combinatie van verschillend gemerkte centromeerprobes en locus-specifieke probes, biedt in dit domein ontzettende voordelen. De chromosoominhoud van gameten en pre-implantatie embryo's kan met FISH worden nagegaan en bovendien kunnen de verschillende chromosoomsegregaties worden bepaald. Het onderzoek naar de frequentie van structurele afwijkingen in humane ganeten zal bijdragen tot het nauwkeurig bepalen van de kans op zwangerschap met goede afloop bij toekomstige ouders waarvan één van de partners drager is van een structurele chromosoomafwijking. Dankzij de combinatie van de IVF-technologie en de één-cel genetica, kunnen enkel niet-ziekte enmbryo's worden teruggeplaatst zodat zwangerschapsafbreking kan vermeden worden. Organisaties: • Embryologie en Menselijke Genetica
Onderzoekers: • ANDRE VAN STEIRTEGHEM • INGEBORG LIEBAERS
Chromosonale oorzaken van onvruchtbaarheid en de nieuwe ontwikkelingen in de voortplanting en de genetica. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dragers van structurele chromosoomherschikkingen zoals inversies of translocaties hebben frequent te maken met een fertilisatieprobleem. Daar een fractie van de gameten van deze patiënten karyotypisch normaal zijn, is een procedure die deze detectie preconceptueel of in de pre-implantatie diagnostiek mogelijk zou maken van groot belang. De fluorescentie in situ hybridisatie (FISH), dmv. een combinatie van verschillend gemerkte centromeerprobes en locus-specifieke probes, biedt in dit domein ontzettende voordelen. De chromosoominhoud van gameten en pre-implantatie embryo's kan met FISH worden nagegaan en bovendien kunnen de verschillende chromosoomsegregaties worden bepaald. Het onderzoek naar de frequentie van structurele afwijkingen in humane ganeten zal bijdragen tot het nauwkeurig bepalen van de kans op zwangerschap met goede afloop bij toekomstige ouders waarvan één van de partners drager is van een structurele chromosoomafwijking. Dankzij de combinatie van de IVF-technologie en de één-cel genetica, kunnen enkel niet-ziekte enmbryo's worden teruggeplaatst zodat zwangerschapsafbreking kan vermeden worden. Organisaties: • Embryologie en Menselijke Genetica
Onderzoekers: • INGEBORG LIEBAERS