ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING BACHELOR OF SCIENCE OPLEIDINGEN en
Regels- en Richtlijnen Examencommissie
Faculteit Economie en Bedrijfskunde Studiejaar 2012-2013
Universiteit van Amsterdam
Onderwijs- en Examenregeling Bachelor of Science Opleidingen
Faculteit Economie en Bedrijfskunde Studiejaar 2012-2013
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
1
Hoofdstuk 2 Toelating tot de opleidingen
3
Hoofdstuk 3 Inhoud en inrichting van de Bachelor of Science opleidingen
5
Hoofdstuk 4 Onderwijs
7
Hoofdstuk 5 Toetsing en examinering
9
Hoofdstuk 6 Studiebegeleiding en studievoortgang
14
Hoofdstuk 7 Overgangs- en slotbepalingen
17
Bijlagen Bijlage A
Regels en Richtlijnen van de Examencommissie
19
Artikel 1 – Algemene bepalingen
19
Artikel 2 – Examencommissie
19
Artikel 3 – Examinatoren
20
Artikel 4 – Tentamens
20
Artikel 5 – Examens
24
Artikel 6 – Vrijstellingen
27
Artikel 7 – Bewaartermijnen
27
Artikel 8 – Hardheidsclausule
27
Artikel 9 – Wijziging
27
Artikel 10 – Inwerkingtreding
27
Bijlage B
Bacheloropleiding Actuariële Wetenschappen
28
B.1
Doel van de opleiding en eindtermen
28
B.2
Onderwijsprogramma
30
B.3
Vakkenlijst
31
B.4
Overgangsregelingen
32
i
Bijlage C
Bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research
33
C.1
Doel van de opleiding en eindtermen
33
C.2
Onderwijsprogramma
36
C.3
Vakkenlijst
38
C.4
Overgangsregelingen
39
Bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde
40
D.1
Doel van de opleiding en eindtermen
40
D.2
Onderwijsprogramma
44
D.3
Vakkenlijst
51
D.4
Overgangsregelingen
55
Bijlage E
Bacheloropleiding Fiscale Economie
56
E.1
Doel van de opleiding en eindtermen
56
E.2
Onderwijsprogramma
58
E.3
Vakkenlijst
59
E.4
Overgangsregelingen
60
Bijlage F
Honoursprogramma Faculteit Economie en Bedrijfskunde
61
Bijlage G
Reglement Bachelorscripties aan de Faculteit Economie en Bedrijfskunde 2012-2013 63
Bijlage D
G.1
Inleiding
63
G.2
Bachelorscriptie
63
Bijlage H
Klachtenregeling Faculteit Economie en Bedrijfskunde
67
Bijlage I
Fraude en Plagiaat Regeling Studenten UvA
71
Toelichting Fraude en Plagiaat Regeling Studenten UvA
74
Bijlage J
Reglement bachelor bijvakstudenten Faculteit Economie en Bedrijfskunde
75
Bijlage K
Reglement Minorprogramma’s aan de Faculteit Economie en Bedrijfskunde
76
ii
Onderwijs- en Examenregeling 2012-2013 Bachelor of Science opleidingen Faculteit Economie en Bedrijfskunde
Onderwijs- en Examenregeling Bachelor of Science opleidingen
Faculteit Economie en Bedrijfskunde Studiejaar 2012-2013 Hoofdstuk 1
Algemene bepalingen
Artikel 1.1 – Toepasselijkheid van de regeling 1. Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de volgende vier bacheloropleidingen: a. Bachelor of Science Actuariële Wetenschappen; b. Bachelor of Science Econometrie en Operationele Research; c. Bachelor of Science Economie en Bedrijfskunde; d. Bachelor of Science Fiscale Economie. 2. Deze opleidingen worden verzorgd binnen door de Faculteit Economie en Bedrijfskunde (FEB), hierna te noemen: de faculteit. 3. Indien in deze regeling gesproken wordt van ‘de opleiding’ zonder nadere toevoeging, dan wordt hiermee de bovengenoemde bacheloropleidingen bedoeld. Artikel 1.2 – Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. b. c.
de wet de universiteit student
d. e. f.
postpropedeutische fase examen programma
g. h.
(studie-)onderdeel praktische oefening
i.
portfolio
j.
werkcollege
k.
scriptie
l.
tentamen
: de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; : de Universiteit van Amsterdam; : hij die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van tentamens en examens van de opleiding; : het tweede en derde studiejaar van de bacheloropleiding; : het bachelorexamen van de opleiding; : het totaal en de samenhang van de onderdelen, de onderwijsvormen, de contacturen, de toets- en tentamenvormen, de voorgeschreven literatuur; : een onderwijseenheid van de opleiding in de zin van de wet; : het deelnemen aan een practicum of andere onderwijsleeractiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde (academische) vaardigheden. Voorbeelden van een praktische oefening: i. het maken van een scriptie; ii. het uitvoeren van een onderzoekopdracht; iii. het deelnemen aan een excursie; iv. het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit die gericht is op het verwerven van bepaalde vaardigheden, of v. het doorlopen van een stage. : de verzameling onderwijsproducten (schriftelijk en/of elektronisch) met betrekking tot de prestaties van de student binnen de door hem gekozen opleiding; : college waarbij een probleem- of casusgerichte behandeling van de stof voorop staat; : een onderdeel dat bestaat uit literatuuronderzoek en/of een bijdrage aan wetenschappelijk onderzoek, in alle gevallen leidend tot een schriftelijk verslag daarover; : onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student betreffende een onderdeel. De beoordeling wordt uitgedrukt in 1
Onderwijs- en Examenregeling 2012-2013 Bachelor of Science opleidingen Faculteit Economie en Bedrijfskunde
m. studielast
:
n. o.
studiepunt fraude en plagiaat
: :
p.
studiejaar
:
q.
opleidingsstatuut
:
een eindcijfer. Een tentamen kan in gedeeltes worden afgenomen met behulp van één of meer deeltentamens; de studielast van de onderwijseenheid waarop een tentamen betrekking heeft, uitgedrukt in studiepunten of EC (European Credits). De studielast van één studiejaar bedraagt 1680 uren studie en is gelijk aan 60 studiepunten of EC; 1 studiepunt of 1 EC is gelijk aan een studielast van 28 uren studie; het handelen of nalaten van een student zodanig dat een juist oordeel over zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk wordt; het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daarop volgende kalenderjaar; het opleidingsspecifieke deel van het studentenstatuut conform Artikel 7.59 van de wet. Het opleidingsstatuut wordt verwerkt in de studiegids.
De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent.
2
Onderwijs- en Examenregeling 2012-2013 Bachelor of Science opleidingen Faculteit Economie en Bedrijfskunde
Hoofdstuk 2
Toelating tot de opleidingen
Artikel 2.1 – Vooropleidingsvereisten 1. Toelating tot de bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde en tot de bacheloropleiding Fiscale Economie is mogelijk op grond van: a. een vwo-diploma met wiskunde A (of wiskunde A1 én A2) en/of wiskunde B (of wiskunde B1); b. een afgerond eerste studiejaar van een hbo-opleiding én met aantoonbare kennis van wiskunde op vwo-niveau zoals hiervoor in dit lid omschreven. 2. Toelating tot de bacheloropleiding Actuariële Wetenschappen en tot de bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research is mogelijk op grond van: a. een vwo-diploma met wiskunde B (of wiskunde B1); b. een afgerond eerste studiejaar van een hbo-opleiding én met aantoonbare kennis van wiskunde op vwo-niveau zoals hiervoor in dit lid omschreven. 3. Bezitters van een buitenlands diploma voldoen aan de eis betreffende voldoende beheersing van de Nederlandse taal (voor de Nederlandstalige programma’s) nadat het staatsexamen Nederlands als tweede taal (NT2), programma II, met goed gevolg is afgelegd, dan wel door het verkrijgen van een vrijstelling voor het afleggen van dit examen. Artikel 2.2 – Nadere vooropleidings- en toelatingsvereisten 1. Een deficiëntie met betrekking tot het vak wiskunde in de vooropleiding van zowel vwoabituriënten als van bezitters van een gelijkwaardig buitenlands diploma, wordt opgeheven door het met goed gevolg afleggen van een door de faculteit erkend tentamen in wiskunde op het niveau van vwo – wiskunde B. Voor toelating tot de opleidingen Economie en Bedrijfskunde en Fiscale Economie volstaat een tentamen in wiskunde op het niveau van vwo – wiskunde A. 2. Een bezitter van een getuigschrift hoger onderwijs (propedeutisch- , kandidaats-, bachelor- of afsluitend examen) wordt alleen met kennis van het vak wiskunde A (of wiskunde A1 én A2) of wiskunde B (of wiskunde B1) op vwo-niveau toegelaten tot de opleidingen Economie en Bedrijfskunde alsmede Fiscale Economie. Voor de opleidingen Econometrie en Operationele Research alsmede Actuariële Wetenschappen geldt als eis wiskunde B (of wiskunde B1) op vwo-niveau. Deze kennis kan desgewenst worden aangetoond door het met goed gevolg afleggen van een door de faculteit erkend tentamen in wiskunde op niveau van vwo – wiskunde B. 3. Voor de Nederlandstalige programma’s binnen de opleiding Economie en Bedrijfskunde en voor de opleiding Fiscale Economie is een specifieke intakeprocedure van kracht. Deelname aan deze procedure is een voorwaarde voor inschrijving. 4. Voor het Engelstalige programma binnen de opleiding Economie en Bedrijfskunde is een specifieke selectieprocedure van kracht. Deelname aan deze procedure is een voorwaarde voor inschrijving. Selectie vindt plaats door een jaarlijks door de decaan in te stellen selectiecommissie op basis van: a. kennis van de Engelse taal Voldoende voorkennis kan worden aangetoond met: i. een vwo-diploma ii. een TOEFL-score van ten minste: 600 (paper based test); 250 (computer based test); 100 (internet test). iii. een IELTS-score van ten minste 6,5, waarbij daarnaast voor elke subscore minimaal een 6.0 behaald dient te zijn. b. kennis van de wiskunde; c. niveau en inhoud van de vooropleiding(en); d. motivatie en communicatieve vaardigheden. Bij gelijke geschiktheid wordt gestreefd naar een evenwichtige opbouw van nationaliteiten. 3
Onderwijs- en Examenregeling 2012-2013 Bachelor of Science opleidingen Faculteit Economie en Bedrijfskunde
Artikel 2.3 – Colloquium doctum Het toelatingsonderzoek, bedoeld in Artikel 7.29 van de wet, heeft betrekking op de volgende vakken op het daarbij vermelde niveau: a. kennis van de Engelse taal op vwo-niveau; b. kennis van de wiskunde: i. op vwo-niveau wiskunde A (of A1 én A2) bij de opleidingen Economie en Bedrijfskunde en Fiscale Economie; ii. op vwo-niveau wiskunde B (of B1) bij de opleidingen Econometrie en Operationele Research en Actuariële wetenschappen. Bij toelating op grond van een buitenlandse vooropleiding is een zogenaamd NT2-II-diploma altijd een aanvullende eis.
4
Onderwijs- en Examenregeling 2012-2013 Bachelor of Science opleidingen Faculteit Economie en Bedrijfskunde
Hoofdstuk 3
Inhoud en inrichting van de Bachelor of Science opleidingen
Artikel 3.1 – Doel van de opleiding en eindtermen 1. Het doel en de eindtermen van de opleiding Actuariële Wetenschappen zijn opgenomen in Bijlage B. 2. Het doel en de eindtermen van de opleiding Econometrie en Operationele Research zijn opgenomen in Bijlage C. 3. Het doel en de eindtermen van de opleiding Economie en Bedrijfskunde zijn opgenomen in Bijlage D. 4. Het doel en de eindtermen van de opleiding Fiscale Economie zijn opgenomen in Bijlage E. Artikel 3.2 – Vorm van de opleiding De opleiding wordt voltijds verzorgd. Artikel 3.3 – Taal waarin de opleiding wordt verzorgd 1. Binnen de opleiding Economie en Bedrijfskunde zijn er Nederlandstalige en Engelstalige programma’s. De opleidingen Actuariële Wetenschappen, Econometrie en Operationele Research en Fiscale Economie hebben alleen Nederlandstalige programma’s. 2. In de Nederlandstalige programma’s wordt het mondelinge onderwijs gegeven en worden de tentamens afgenomen in het Nederlands. In afwijking hiervan kan Engels als taal worden gebezigd, indien het onderwijs betreft dat in het kader van een college door een anderstalige docent gegeven wordt of indien de specifieke aard, de inrichting of de kwaliteit van het onderwijs, dan wel de herkomst van de studenten, daartoe noodzaakt. Jaarlijks zal per vak in de studiegids bekend worden gemaakt of onderwijs in het Engels wordt gegeven en/of tentamens in het Engels worden afgenomen. In de Engelstalige programma’s van de opleiding wordt het onderwijs gegeven en worden de tentamens afgenomen in het Engels. 3. De ‘Gedragscode Vreemde Talen UvA’ en het bepaalde in Artikel 7.2. van de wet zijn van toepassing op dit artikel. Artikel 3.4 – Omvang van de opleiding De in Artikel 3.1 genoemde opleidingen hebben een studielast van 180 studiepunten. Eén studiepunt is gelijk aan 28 uren studieactiviteiten. Artikel 3.5 – Onderwijsprogramma 1. Het onderwijsprogramma van de opleiding Actuariële Wetenschappen staat beschreven in Bijlage B. 2. Het onderwijsprogramma van de opleiding Econometrie en Operationele Research staat beschreven in Bijlage C. 3. Het onderwijsprogramma van de opleiding Economie en Bedrijfskunde staat beschreven in Bijlage D. Deze opleiding kent Nederlandstalige en Engelstalige programma’s. 4. Het onderwijsprogramma van de opleiding Fiscale Economie staat beschreven in Bijlage E. 5. Voor elk onderdeel van de in lid 1 t/m 4 genoemde opleidingen is een beschrijving beschikbaar in de studiegids met de toelatingsvoorwaarden, inhoud, leerdoelen, onderwijsvorm, toetsvorm en eventuele aanwezigheidsplicht. 6. De vrije keuzeruimte van een opleiding kan worden ingevuld met: a. bachelorvakken van de faculteit; b. bachelorvakken bij een andere faculteit van de UvA; c. bachelorvakken bij een andere universiteit in Nederland; d. bachelorvakken bij een andere universiteit in het buitenland.
5
Onderwijs- en Examenregeling 2012-2013 Bachelor of Science opleidingen Faculteit Economie en Bedrijfskunde
Voor de opname van keuzevakken in het programma en voor deelname aan het onderwijs en tentamens van keuzevakken gelden de volgende eisen: a. het eerste studiejaar van de opleiding dient geheel te zijn afgerond; b. aan de gestelde ingangseisen van het betreffende vak moet worden voldaan; c. het vak dient minimaal het niveau van een tweedejaars bachelorvak te hebben, tenzij het een cursus taalverwerving betreft (maximaal 12 studiepunten) of het vak een onderdeel vormt van een door de Examencommissie goedgekeurde minor; d. het vak dient behaald te zijn in de periode dat de student bij een opleiding van de FEB stond ingeschreven; e. het vak heeft geen inhoudelijke overlap met andere vakken binnen het programma van de student; f. voor een vak buiten de faculteit dient vooraf toestemming aan de Examencommissie te worden gevraagd. 7. De opleiding wordt afgesloten met het schrijven van een bachelorscriptie. Afhankelijk van de opleiding kan in samenhang met de bachelorscriptie een scriptiestage worden gelopen. De vereisten waaraan de bachelorscriptie dient te voldoen en de mogelijkheden tot het lopen van een bachelorscriptiestage staan vermeld in het ‘Reglement bachelorscripties aan de FEB 2012-2013’ (Bijlage G) en in de studiegids bij het scriptieonderdeel van het betreffende programma. Artikel 3.6 – Opname van een minor in het studieprogramma Een minor (30 studiepunten) kan alléén binnen het studieprogramma worden opgenomen als: a. de minor bestaat uit vakken die deel uitmaken van een door een faculteit of instituut van de UvA of een andere Nederlandse universiteit goedgekeurde minor; b. het een minor betreft die niet uit vakken bestaat die binnen de opleiding waarvoor de student staat ingeschreven worden aangeboden, met uitzondering van de minor ‘Entrepreneurship’; c. vooraf toestemming is aangevraagd bij de Examencommissie. Artikel 3.7 – Honoursprogramma Tijdens de opleiding kan een student aan de Examencommissie toestemming vragen om aan het universitaire Honoursprogramma te mogen deelnemen. De studielast van het universitaire Honoursprogramma komt bovenop die van de reguliere opleiding. Toestemming voor deelname aan het Honoursprogramma wordt alléén verleend wanneer voldaan is aan de daarvoor gestelde (toelatings-)voorwaarden. Zie Bijlage F voor de regels en procedures op het gebied van het Honoursprogramma.
6
Onderwijs- en Examenregeling 2012-2013 Bachelor of Science opleidingen Faculteit Economie en Bedrijfskunde
Hoofdstuk 4
Onderwijs
Artikel 4.1 – Aanmelding voor het onderwijs en voorrangsregels 1. Elke student dient zich voor elk te volgen vak vooraf aan te melden. Bij de inschrijving voor het onderwijs van het vak is de student tegelijkertijd ook ingeschreven voor het eventuele deeltentamen, het afsluitende tentamen en de herkansing. 2. Voor het deelnemen aan het onderwijs dient de student zich aan te melden voor het betreffende vak via het universitaire studentinformatiesysteem (SIS) tijdens de inschrijfperiode die vermeld wordt in de Academische kalender van de faculteit, die gepubliceerd is op de website voor FEBstudenten, en conform de op deze website aangegeven procedure. Indien de aanmelding niet of niet tijdig heeft plaatsgevonden, wordt deelname aan het onderwijs voor het vak geweigerd. 3. Indien een student zich niet heeft aangemeld via SIS tijdens de inschrijfperiode die vermeld staat in de Academische kalender, is inschrijving alsnog mogelijk door het betalen van € 20,- aan administratiekosten bij de Onderwijsadministratie, uiterlijk op de maandag van de tweede week van de betreffende onderwijsperiode. Toestemming voor deze late inschrijving is altijd op voorwaarde dat er voldoende capaciteit is in de onderwijsgroep en de student niet al bepaalde verplichtingen met betrekking tot de examinering en deelname heeft gemist. 4. Indien tijdige registratie niet mogelijk is doordat de uitslag van een verplicht tentamen nog niet is geregistreerd, zal een student niet worden uitgesloten van het onderwijs en de bijbehorende tentamens op voorwaarde dat de student uiterlijk op de laatste dag van de inschrijfperiode voor het vak contact opneemt met de Onderwijsadministratie. 5. Indien het aantal groepen voor het onderwijs van een vak ontoereikend is om elke student, die zich vóór de aanvang van het onderwijs voor het betreffende vak heeft ingeschreven, een plaats te bieden, dan kunnen door de opleidingsdirecteur studenten uitgesloten worden. Voor uitsluiting kunnen de volgende criteria gehanteerd worden: a. de student staat niet ingeschreven voor een opleiding waarbinnen het betreffende vak een verplicht onderdeel is of kan zijn; b. de student heeft zich ingeschreven voor vakken met een studiebelasting in studiepunten die groter is dan de nominale studiebelasting van het studieprogramma voor de relevante onderwijsperiode. 6. Studenten die niet willen deelnemen aan het onderwijs van een bepaald vak waarvoor zij staan ingeschreven, dienen zich af te melden via SIS uiterlijk op de maandag van de tweede week van de onderwijsperiode. Voor de consequenties van het niet-tijdig afmelden, zie Artikel 5.7 in Hoofdstuk 5 van deze regeling. 7. Een student kan zich per onderwijsperiode voor maximaal achttien studiepunten aan studieonderdelen inschrijven. Na toestemming van de Examencommissie kan dit maximum in individuele gevallen worden verhoogd. De student dient uiterlijk vier weken voor de start van de onderwijsperiode een verzoek in te dienen bij de Examencommissie. Voorwaarden voor toestemming zijn: voldoende capaciteit en een positief advies van de studieadviseur. De student dient, voorafgaande aan het indienen van het verzoek, de studieadviseur te raadplegen. Artikel 4.2 – Volgorde en ingangseisen 1. Binnen de opleiding is er een voorgeschreven volgorde voor het deelnemen aan het onderwijs en de tentamens. Studenten die zich niet houden aan deze volgorde kunnen studievertraging oplopen. 2. Deelname aan het onderwijs en tentamens is alleen mogelijk indien de student voldoet aan de ingangseisen van het vak uiterlijk op de laatste dag van de inschrijfperiode van het vak. 3. De ingangseisen per onderdeel worden per opleiding vermeld in de Bijlagen B tot en met E. 4. In bijzondere gevallen kan de Examencommissie op gemotiveerd verzoek van de student al dan niet onder voorwaarden afwijken van de in het tweede lid genoemde voorwaarde.
7
Onderwijs- en Examenregeling 2012-2013 Bachelor of Science opleidingen Faculteit Economie en Bedrijfskunde
Artikel 4.3 – Studenten met een functiebeperking 1. Studenten met een functiebeperking kunnen op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek in aanmerking komen voor aanpassingen in het onderwijs. Deze aanpassingen worden zoveel mogelijk op hun individuele functiebeperking afgestemd, maar mogen de kwaliteit of moeilijkheidsgraad van het vak niet wijzigen. 2. Bij het in lid 1 genoemd verzoek dient door de student een brief van een arts of psycholoog overlegd te worden waarin verklaard wordt dat de student vanwege een psychische of fysieke handicap belemmerd wordt bij de studie. 3. Verzoeken over aanpassing van het onderwijs kunnen gericht worden aan de studieadviseur. Het verzoek dient uiterlijk vier weken voor de start van het studiejaar te worden ingediend. De opleidingsdirecteur beslist namens de decaan over deze verzoeken.
8
Onderwijs- en Examenregeling 2012-2013 Bachelor of Science opleidingen Faculteit Economie en Bedrijfskunde
Hoofdstuk 5
Toetsing en examinering
Artikel 5.1 – Algemeen 1. Tijdens het vak wordt getoetst of de student in voldoende mate de gestelde leerdoelen heeft bereikt. 2. Bij deelname aan tentamens wordt verondersteld dat de student aan alle eisen van het vak van het lopende studiejaar voldoet. 3. In de studiegids staat beschreven aan welke prestaties de student moet voldoen om het vak met succes af te ronden, wat de criteria zijn waarop de student beoordeeld wordt en wat de wegingsfactor is van de deeltentamens. 4. De examinering van elk vak dient voor ten minste 60% te bestaan uit een individueel te beoordelen prestatie van de student. 5. In het eerste studiejaar van de opleiding dient voor het eindtentamen van elk vak ten minste een 4,5 te worden behaald om het vak met succes te kunnen voltooien. 6. De gang van zaken bij toetsing en de richtlijnen en aanwijzingen om de uitslag van tentamens en examens te beoordelen en vast te stellen, staan beschreven in de ‘Regels en Richtlijnen van de Examencommissie’ ex Artikel 7.1, lid 4 van de WHW (Bijlage A). 7. Op verzoek van de student kan de Examencommissie toestaan dat een tentamen wordt afgenomen op een andere wijze dan in de studiegids is bepaald. 8. Voor studieonderdelen met een schriftelijk tentamen heeft de student recht op een representatief voorbeeldtentamen met uitwerkingen. Dit voorbeeldtentamen dient representatief te zijn wat betreft lengte, soort vragen en inhoud. 9. Voor studieonderdelen binnen de opleiding die door een andere faculteit worden geëxamineerd, gelden de regels en richtlijnen met betrekking tot toetsing en examinering van de Examencommissie van die faculteit. Artikel 5.2 – Toelating tot tentamens 1. Deelname aan een tentamen en registratie van een tentamencijfer is alleen mogelijk als de student een geldige en correcte inschrijving bij de UvA heeft. 2. Voor deelname aan een tentamen is behalve in het lid 1 gestelde, ook verplicht dat de student zich heeft aangemeld voor het betreffende vak conform de procedure zoals vermeld staat in Artikel 4.2 van Hoofdstuk 4 van dit reglement. Indien de aanmelding niet of niet tijdig heeft plaatsgevonden, wordt deelname aan het tentamen geweigerd. Indien tijdige registratie niet mogelijk is doordat de uitslag van een verplicht tentamen, dat is afgelegd vóór de start van het vak, niet tijdig is geregistreerd, dient de student contact op te nemen met de Onderwijsadministratie van de faculteit, uiterlijk op de laatste dag van de inschrijfperiode voor het vak. 3. Studenten die niet willen deelnemen aan de tentamens van een bepaald vak waarvoor zij staan ingeschreven, dienen zich af te melden via het universitaire studentinformatiesysteem (SIS) uiterlijk op de maandag van de tweede week van de onderwijsperiode. Voor de consequenties van het niet-tijdig afmelden, zie Artikel 5.7 in dit hoofdstuk. Artikel 5.3 – Toetsmomenten 1. Voor elk onderwijsonderdeel waarvoor in een studiejaar onderwijs wordt aangeboden geldt dat de student in hetzelfde studiejaar één herkansingsmogelijkheid heeft. De eerste tentamenmogelijkheid is binnen de onderwijsperiode waarin het vak is aangeboden; de herkansingsmogelijkheid wordt aangeboden voor het begin van het volgende studiejaar. 2. In uitzondering op lid 1 wordt een tweede herkansingsmogelijkheid aangeboden voor het opleidingsspecifieke vak dat binnen het Bindend Studie Advies te allen tijde dient te worden behaald. Dit betreft het vak: a. Wiskunde en Statistiek 1 voor de opleiding Economie en Bedrijfskunde en de opleiding Fiscale Economie; b. Wiskunde 1 voor de opleiding Actuariële Wetenschappen en de opleiding Econometrie en Operationele Research. 9
Onderwijs- en Examenregeling 2012-2013 Bachelor of Science opleidingen Faculteit Economie en Bedrijfskunde
3. In uitzondering op lid 1 wordt voor een deeltentamen geen aparte mogelijkheid tot herkansing aangeboden. 4. Bij hertentamens tellen de resultaten van deeltentamens niet mee en wordt de gehele stof geëxamineerd. Een uitzondering hierop kan worden gemaakt voor de resultaten van deeltentamens die bestaan uit praktische oefeningen, zoals schriftelijke werkstukken. Deze resultaten mogen worden meegewogen in het resultaat voor de herkansing op voorwaarde dat de student nog steeds een redelijke kans wordt geboden om het vak met de herkansing te behalen. In alle gevallen dient de wijze van beoordeling en weging in de studiegids duidelijk te worden vermeld. 5. Indien een ter beoordeling ingediende bachelorscriptie niet aan de gestelde eisen voldoet binnen een vooraf gestelde termijn, dan krijgt de student éénmalig de gelegenheid om verbeteringen aan te brengen binnen een daarbij gestelde termijn om daarmee alsnog te voldoen aan de eisen. Een dergelijke verbetering wordt beschouwd als een herkansing. Zowel het resultaat van de eerste beoordeling als het resultaat van de herkansing dienen te worden doorgegeven aan de Onderwijsadministratie van de faculteit. Artikel 5.4 – Studenten met een functiebeperking 1. Studenten met een functiebeperking kunnen op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek in aanmerking komen voor aanpassingen in de wijze van tentaminering. Deze aanpassingen worden zoveel mogelijk op hun individuele functiebeperking afgestemd, maar mogen de kwaliteit of moeilijkheidsgraad van het tentamen niet wijzigen. De aanpassing kan inhouden dat de duur van een tentamen met maximaal een half uur per tentamen kan worden verlengd, en/of dat het tentamen wordt gemaakt in een aparte ruimte. In Artikel 4.7 van de ‘Regels en Richtlijnen van de Examencommissie’ (Bijlage A) zijn de voorwaarden voor en het aanvragen van extra tentamentijd nader uitgewerkt. 2. Studenten met een niet-Nederlandstalige achtergrond kunnen in hun eerste studiejaar van een Nederlandstalig programma een verlenging van de tentamenduur van maximaal een half uur extra per tentamen krijgen. Studenten die hiervoor in aanmerking komen, dienen vooraf toestemming van de Examencommissie te verkrijgen. 3. Op verzoeken over aanpassingen die de tentaminering betreffen, beslist de Examencommissie. Artikel 5.5 - Mondelinge tentamens 1. Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de student daartegen bezwaar maakt dan wel de Examencommissie of de examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald. 2. Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk geëxamineerd, tenzij de examinatoren en studenten anders overeenkomen. 3. Bij mondelinge tentamens zijn altijd twee examinatoren aanwezig. Zij stellen gezamenlijk de uitslag vast. 4. Van een mondeling tentamen wordt door de examinator een verslag gemaakt, waarin de vragen kort samengevat zijn opgenomen. In plaats van een schriftelijk verslag voldoet ook een geluidsopname. De student mag het schriftelijke verslag of de geluidsopname na afloop niet meenemen. Artikel 5.6 - Vaststelling en bekendmaking uitslag 1. De examinator stelt direct na afloop van een mondeling tentamen de uitslag vast en maakt deze bekend aan de student. De examinator verstrekt de geëxamineerde een schriftelijke verklaring waaruit de uitslag blijkt. 2. De examinator stelt de uitslag van een schriftelijk of anderszins examenonderdeel zo snel mogelijk vast, maar in ieder geval binnen dertien werkdagen na de dag waarop het is afgelegd en voorziet de onderwijsadministratie van de gegevens die nodig zijn om de uitslag te kunnen registreren. Op verzoek van de examinator kan deze termijn met vijf werkdagen worden verlengd. Een dergelijk verzoek dient voor de tentamendatum te worden gericht aan de Examencommissie. 10
Onderwijs- en Examenregeling 2012-2013 Bachelor of Science opleidingen Faculteit Economie en Bedrijfskunde
3. De examinator deelt de uitslag van het tentamen schriftelijk mee aan de Onderwijsadministratie. Deze zorgt ervoor dat de uitslag binnen twee werkdagen na inlevering bekend wordt gemaakt aan die studenten, die voor het betreffende tentamen stonden ingeschreven én die voldeden aan de ingangseisen van het betreffende vak. 4. Op het voorblad van een schriftelijk tentamen wordt vermeld wat de uiterste datum is waarop de uitslag aan de student wordt bekendgemaakt. 5. Indien voor een vak een hertentamen plaats vindt binnen zes weken na de tentamendatum, geldt het onder lid 2 gestelde niet. De uitslag van een schriftelijk tentamen dient dan door de examinator binnen tien werkdagen te zijn vastgesteld. 6. Een student kan beroep aantekenen tegen de uitslag bij het College van Beroep voor de Examens binnen een termijn van zes weken na bekendmaking van de uitslag. Ook kan een verzoek tot herbeoordeling worden ingediend bij de examinator. Een verzoek tot herbeoordeling schort de termijn voor het indienen van een beroepschrift niet op. Artikel 5.7 – Cijfers 1. Cijfers worden gegeven op een schaal van 1 tot 10. Alléén hele of halve cijfers, met uitzondering van het cijfer 5,5, mogen worden toegekend. Deze bepaling geldt niet voor cijfers van deeltoetsen. 2. De eindbeoordeling van een onderdeel is voldoende bij een 6,0 of hoger. 3. De eindbeoordeling van een onderdeel wordt afgerond op halve cijfers. 4. De laatst behaalde uitslag is bepalend voor het eindresultaat. 5. Indien het judicium voor een onderdeel niet in een cijfer wordt uitgedrukt, dan is het judicium ofwel ‘aan alle verplichtingen voldaan’ (AVV) ofwel ‘onvoldoende’ (ONV). 6. Studenten die niet deelnemen aan een tentamen waarvoor zij staan ingeschreven, krijgen het resultaat NAP: ‘niet aanwezig met poging’. NAP wordt geregistreerd als een tentamenpoging en kan van invloed zijn op de toekenning van het judicium cum laude. Artikel 5.8 – Geldigheidsduur tentamen 1. De geldigheidsduur van met goed gevolg afgelegde tentamens van de opleiding bedraagt zes jaar. 2. In uitzondering op het in lid 1 gestelde geldt een geldigheidsduur van drie jaar voor met goed gevolg afgelegde tentamens van propedeusevakken die behaald zijn vóór 1 september 2012. 3. In uitzondering op lid 1 en 2 is het resultaat van een deeltentamen geldig tot en met de eerste tentamenmogelijkheid die wordt aangeboden voor het examenonderdeel. Indien een deeltentamen een praktische oefening is, kan worden bepaald dat deze geldig is tot en met de herkansing. 4. De Examencommissie heeft de bevoegdheid in individuele gevallen de geldigheidsduur van met goed gevolg afgelegde tentamens voor een door haar vast te stellen termijn te verlengen. Artikel 5.9 – Inzagerecht 1. Indien een tentamen schriftelijk is afgenomen, verleent de examinator tot dertig dagen nadat de uitslag is meegedeeld op verzoek inzage aan de geëxamineerde in het beoordeelde werk. De geëxamineerde kan tegen kostprijs kopieën (laten) maken van het beoordeelde werk. 2. Op het voorblad van een schriftelijk tentamen wordt aangegeven op welke wijze er inzage is in dat tentamen. Deze informatie wordt ook op Blackboard geplaatst. 3. De examinator kan bepalen dat de inzage collectief geschiedt op een vooraf vastgestelde tijd en plaats. Hierbij blijft lid 1 van dit artikel onverminderd van toepassing. 4. Indien een student het recht op inzage heeft op grond van lid 1 van dit artikel en de student kan aantonen door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid tot inzage geboden. 5. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan elke student die het recht op inzage heeft op grond van lid 1 van dit artikel kennis nemen van de vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede van de normen op grond waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. Zie Artikel 4.4. en 4.6 in de ‘Regels en Richtlijnen van de Examencommissie’ (Bijlage A) voor aanverwante bepalingen inzake inzage tentamens. 11
Onderwijs- en Examenregeling 2012-2013 Bachelor of Science opleidingen Faculteit Economie en Bedrijfskunde
Artikel 5.10 – Vrijstellingen 1. De Examencommissie kan naar aanleiding van een schriftelijk verzoek van een student vrijstelling verlenen voor het afleggen van één of meer examenonderdelen, indien de student een qua niveau, inhoud en studielast overeenkomstig onderdeel van een universitaire bachelor- of masteropleiding heeft voltooid. 2. In uitzondering op het in lid 1 gestelde geldt dat voor de bachelorscriptie geen vrijstelling wordt verleend. 3. In uitzondering op het in lid 1 gestelde geldt dat voor de studieonderdelen van het eerste studiejaar van de opleiding geen vrijstelling wordt verleend. Voor studenten die reeds staan ingeschreven voor een bacheloropleiding aan de faculteit en willen overstappen naar een andere bacheloropleiding aan de faculteit, kan de Examencommissie een uitzondering maken. Deze studenten kunnen op basis van vakken die zij hebben behaald tijdens hun eerste bacheloropleiding, in aanmerking komen voor vrijstelling van studieonderdelen van het eerste studiejaar. 4. De Examencommissie beslist binnen 28 dagen na ontvangst van het verzoek. 5. Voor het voldoen aan de eisen van het bachelorexamen mag voor maximaal 90 studiepunten aan vrijstellingen zijn opgenomen in het studieprogramma van de opleiding van 180 studiepunten. 6. Vrijstellingen hebben dezelfde geldigheidsduur als tentamens, zoals opgenomen in Artikel 5.8, gerekend vanaf de datum waarop met de opleiding is begonnen. Aanvullende regels en richtlijnen met betrekking tot vrijstellingen zijn te vinden in de ‘Regels en Richtlijnen van de Examencommissie’ (Bijlage A). Artikel 5.11 – Scriptie De bachelorscriptie wordt beoordeeld door de begeleider. Nadere regels over de begeleiding en beoordeling zijn uitgewerkt in het ‘Reglement Bachelorscripties en Scriptiestages aan de FEB 20122013’ (Bijlage G) en in de studiegids bij het scriptieonderdeel van het betreffende programma. Artikel 5.12 – Fraude en plagiaat 1. Het bepaalde in de ‘Fraude en Plagiaat Regeling Studenten UvA’ is onverkort van toepassing en maakt onderdeel uit van de onderwijs- en examenregeling. De tekst van de regeling is als Bijlage I bijgevoegd. 2. Bij de detectie van plagiaat in teksten kan gebruik worden gemaakt van elektronische detectieprogramma’s. Met het aanleveren van de tekst geeft de student impliciet toestemming tot het opnemen van de tekst in de database van het betreffende detectieprogramma. Artikel 5.13 – Examen 1. De Examencommissie stelt de uitslag en de datum van het bachelorexamen vast, indien zij heeft geconstateerd dat de student de onderdelen van het examen met goed gevolg heeft afgelegd. 2. De Examencommissie kan een judicium toekennen. Indien de student blijk heeft gegeven van uitzonderlijke bekwaamheid, kan de Examencommissie besluiten dat dit op het getuigschrift wordt vermeld met de kwalificatie cum laude; de criteria hiervoor zijn opgenomen in de ‘Regels en Richtlijnen van de Examencommissie’(zie Artikel 5.4 in Bijlage A). 3. Er zijn voor het bachelorexamen twaalf examendata per studiejaar vastgesteld door het College van Bestuur. 4. Een getuigschrift kan slechts worden uitgereikt nadat is gebleken dat de student aan alle verplichtingen, waaronder de betaling van het collegegeld, heeft voldaan. 5. De Examencommissie kan naar aanleiding van een gemotiveerd verzoek van een student die aanspraak heeft op uitreiking van een getuigschrift het vaststellen van de datum van het afsluitend examen uitstellen.
12
Onderwijs- en Examenregeling 2012-2013 Bachelor of Science opleidingen Faculteit Economie en Bedrijfskunde
Artikel 5.14 – Graad Aan de student die het bachelorexamen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad Bachelor of Science verleend. De verleende graad wordt op het getuigschrift vermeld. Artikel 5.15 – Honoursvermelding op diplomasupplement Indien het Honoursprogramma als bedoeld in Artikel 3.7 met goed gevolg is afgesloten, wordt dit vermeld op het diplomasupplement. Artikel 5.16 – Getuigschriften en verklaringen 1. Ten bewijze dat het examen met goed gevolg is afgelegd, wordt door de Examencommissie een getuigschrift uitgereikt. Bij het getuigschrift wordt een Engelstalig diplomasupplement uitgereikt, ondertekend door de voorzitter van de Examencommissie, waarop de onderdelen van het examen, de studielast en de beoordeling worden vermeld. 2. Degene die meer dan één tentamen met goed gevolg heeft afgelegd en aan wie geen getuigschrift kan worden uitgereikt, ontvangt desgevraagd een door de Examencommissie af te geven verklaring waarin in elk geval de tentamens zijn vermeld die door hem met goed gevolg zijn afgelegd. Artikel 5.17 – Toegang tot de aansluitende masteropleiding De bezitter van het diploma van de hieronder genoemde bacheloropleiding van de UvA wordt geacht te beschikken over de kennis, het inzicht en de vaardigheden die vereist zijn voor toelating tot de hieronder vermelde masteropleiding van de UvA: BSc in Actuariële wetenschappen Aansluitende masteropleiding: MSc in Actuarial Science and Mathematical Finance BSc in Econometrie en Operationele Research i. Studierichting Econometrie Aansluitende masteropleiding: MSc in Econometrics ii. Voor de studierichting Operationele Research en Management wordt voor studenten die niet uiterlijk voor 1 september 2012 de bacheloropleiding hebben voltooid, geen aansluitende masteropleiding meer aangeboden aan de UvA. Na voltooiing van een deficiëntieprogramma is toelating tot MSc in Econometrics mogelijk. BSc in Economie en Bedrijfskunde i. Studierichting Accountancy en Control Aansluitende masteropleiding: MSc in Accountancy and Control ii. Studierichting Bedrijfskunde Aansluitende masteropleiding: MSc in Business Studies iii. Studierichting Economie Aansluitende masteropleiding: MSc in Economics iv. Studierichting Economie en Financiering Aansluitende masteropleidingen: MSc in Economics en MSc in Business Economics, specialisaties Finance en Real Estate Finance v. Studierichting Financiering en Organisatie Aansluitende masteropleiding: MSc in Business Economics BSc in Fiscale economie Aansluitende masteropleiding: MSc in Fiscale economie
13
Onderwijs- en Examenregeling 2012-2013 Bachelor of Science opleidingen Faculteit Economie en Bedrijfskunde
Hoofdstuk 6
Studiebegeleiding en studievoortgang
Artikel 6.1 – Studievoortgangsadministratie De decaan van de faculteit is verantwoordelijk voor een goede registratie van de studieresultaten van de studenten. Hij draagt er zorg voor dat minimaal één keer per studiejaar aan elke student een overzicht verschaft wordt van de door de student behaalde resultaten. Daarnaast heeft iedere student na de registratie van de beoordeling van een examenonderdeel via SIS inzage in de uitslag van dat onderdeel. Artikel 6.2 – Studiebegeleiding 1. Ingeschreven studenten met uitzondering van extraneï, kunnen aanspraak maken op studiebegeleiding. De vormen van studiebegeleiding worden vermeld in de UvA studiegids. 2. Een student kan een klacht indienen tegen de gevolgde procedure van of situatie aan de faculteit. De klachtenregeling is beschreven in Bijlage H. Artikel 6.3 – Studieadvies propedeuse 1. In het eerste jaar van inschrijving ontvangt elke student vóór 15 december een (geaggregeerd) resultatenoverzicht en een voorlopig studieadvies per e-mail op de UvA studentenemailaccount. 2. Elke student op wie dit artikel van toepassing is, ontvangt vóór 15 maart een (geaggregeerd) resultatenoverzicht en een (waarschuwings-) advies én voor 15 mei een tweede (waarschuwings-) advies alsmede een (geaggregeerd) resultatenoverzicht per e-mail op de UvA studentene-mailaccount. 3. Aan het einde van het eerste jaar van inschrijving, doorgaans rond half juli, doch uiterlijk op 31 augustus, ontvangt de student een schriftelijk studieadvies over de voortzetting van zijn opleiding tezamen met een resultatenoverzicht. Aan dit studieadvies wordt een afwijzing met een bindend karakter verbonden indien de student: a. minder dan 42 studiepunten aan onderdelen van de propedeuse heeft behaald, of b. 42 of meer studiepunten aan onderdelen van de propedeuse heeft behaald, maar niet het volgende opleidingsspecifieke wiskunde onderdeel: i. Wiskunde en Statistiek 1 voor de opleidingen Economie en Bedrijfskunde en Fiscale Economie; ii. Wiskunde 1 voor de opleiding Actuariële Wetenschappen en de opleiding Econometrie en Operationele Research. 4. Bij het vaststellen van het aantal behaalde studiepunten als bedoeld in lid 3 tellen de studiepunten van verworven vrijstellingen niet mee. Een student die 18 studiepunten of meer aan vrijstellingen krijgt, dient de gehele propedeuse te halen om een positief advies te krijgen. 5. Aan de student die een verzoek tot uitschrijving vóór 1 februari van het eerste jaar van inschrijving doet, wordt geen studieadvies als bedoeld in lid 3 uitgebracht. Indien de bachelorstudent zich in een volgend studiejaar opnieuw inschrijft, zal in dat volgende studiejaar het studieadvies als bedoeld in lid 3 worden uitgebracht. Studenten kunnen in een volgend studiejaar éénmalig opnieuw met dezelfde opleiding beginnen. Bij herinschrijving geldt (wederom) het in lid 1 tot en met 4 van dit artikel gestelde, waarbij het totaal aantal behaalde studiepunten aan eerstejaars vakken in het jaar van uitschrijving buiten beschouwing wordt gelaten. 6. Zo spoedig mogelijk na afloop van de herkansingstentamens in de zomer van het eerste jaar van inschrijving, wordt aan de student indien het bepaalde in lid 3 van toepassing is, schriftelijk medegedeeld dat de decaan voornemens is hem een negatief Bindend Studieadvies te geven. 7. In de in het vorige lid genoemde mededeling wordt de student er tevens op gewezen dat hij in de gelegenheid wordt gesteld te worden gehoord door de Examencommissie en op welke wijze hij zich voor de hoorzitting kan aanmelden.
14
Onderwijs- en Examenregeling 2012-2013 Bachelor of Science opleidingen Faculteit Economie en Bedrijfskunde
8. Zo spoedig mogelijk na afloop van de hoorzitting wordt, na advies van de Examencommissie, door de decaan bepaald aan welke studenten een negatief Bindend Studieadvies zal worden gegeven. 9. Tegen een besluit inzake een negatief Bindend Studieadvies kan binnen zes weken na de dag waarop het besluit is gedateerd, beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor de Examens van de Universiteit van Amsterdam. 10. Een negatief Bindend Studieadvies heeft tot gevolg dat de betrokken student zich gedurende de daarop volgende drie studiejaren niet kan inschrijven voor dezelfde of een aanverwante bacheloropleiding aan de faculteit. Voor de opleiding Economie en Bedrijfskunde is de opleiding Fiscale Economie aanverwant en omgekeerd. Voor de opleiding Econometrie en Operationele Research is de opleiding Actuariële Wetenschappen aanverwant en omgekeerd. Artikel 6.4 – Persoonlijke omstandigheden en hardheidsclausule 1. De decaan verleent geen negatief Bindend Studieadvies wanneer er sprake is van persoonlijke omstandigheden en de betrokken student op grond hiervan in redelijkheid niet geacht kan worden te hebben kunnen voldoen aan de gestelde studievoortgang. 2. Uitsluitend persoonlijke omstandigheden die door de student na intreden zo spoedig als redelijkerwijs kan worden verlangd bij de studieadviseur zijn gemeld, worden door de decaan betrokken in zijn afweging. 3. Onder persoonlijke omstandigheden wordt verstaan: a. Ziekte van betrokkene De ziekteperiode omvat ten minste twintig dagen, dan wel ten minste vijf relevante toetsmomenten. De ziekte moet tijdens of tot vijf dagen na afloop van de ziekte schriftelijk zijn gemeld aan een van de studieadviseurs. Deze melding dient vergezeld te gaan van een verklaring van een behandelend arts waarin de duur en de periode van de ziekte worden vermeld. In het geval geen verklaring van een behandelend arts kan worden overlegd, dient de student contact op te nemen met een studieadviseur, een studentendecaan of een studentenpsycholoog; b. Bijzondere familieomstandigheden De Examencommissie beoordeelt of de familieomstandigheden van doorslaggevende invloed zijn geweest op de studieresultaten. Alleen omstandigheden betreffende familie tot de eerste graad kunnen worden aangevoerd als bijzondere familieomstandigheid. Binnen een periode van vijf werkdagen vóór, tot vijf werkdagen na de toetsdatum dient door de student schriftelijk bij een studieadviseur te worden gemeld dat een bijzondere familieomstandigheid de reden is van het niet afleggen of mogelijk niet halen van de tentamens. Tevens dient de student te kunnen aantonen dat de aangevoerde bijzondere familieomstandigheid daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. In het geval dat de student niet kan aantonen dat de bijzondere familieomstandigheid heeft plaatsgevonden, dient de student contact op te nemen met een studieadviseur, een studentendecaan of een studentenpsycholoog; c. Lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis van betrokkene Studenten met een functiestoornis dienen bij aanvang van de studie, of zo spoedig mogelijk na het ontstaan van de stoornis, hiervan schriftelijk melding te maken bij een van de studieadviseurs. Indien door de studieadviseur wordt vastgesteld dat de norm voor het Bindend Studieadvies niet gehaald kan worden als gevolg van een functiestoornis, dient de student samen met de studieadviseur een studieplan op te stellen; d. Zwangerschap van betrokkene De zwangerschap dient schriftelijk te worden gemeld bij één van de studieadviseurs. Tevens dient een geboortebewijs, dan wel een doktersverklaring of een verklaring van een verloskundige te worden ingeleverd. In het geval geen verklaring kan worden overlegd, dient betrokkene contact op te nemen met een studieadviseur, een studentendecaan of een studentenpsycholoog; e. Bekleden van een bestuursfunctie door betrokkene De bestuursfunctie wordt vervuld met een volledige bestuursbeurs van twaalf maanden vanwege de universiteit. De student dient hiervan schriftelijk melding te maken bij de 15
Onderwijs- en Examenregeling 2012-2013 Bachelor of Science opleidingen Faculteit Economie en Bedrijfskunde
studieadviseurs, tot uiterlijk twee maanden na toekenning van de beurs; Topsport door betrokkene De student heeft de officiële UvA-topsportstatus van de studentdecanen gekregen en kan aantonen dat zijn sportschema tot studievertraging heeft geleid. Tevens dient de student op tijd, doch uiterlijk twee maanden na de vertraging, hiervan melding te maken bij de studieadviseurs. 4. Een student die meent op basis van de persoonlijke omstandigheden genoemd in het vorige lid in aanmerking te komen voor dispensatie van het Bindend Studieadvies, dient een schriftelijk verzoek in te dienen bij de Examencommissie. Bij de beoordeling van het verzoek hanteert de Examencommissie in ieder geval als één van de criteria dat de student verantwoord studeergedrag dient te vertonen. Dit betekent onder andere dat de student zich moet houden aan het met een studieadviseur afgesproken studieprogramma. 5. De decaan kan in bijzondere gevallen, waar toepassing van een negatief Bindend Studieadvies tot onevenredige benadeling of onbillijkheden van zwaarwegende aard zou leiden, na advies van de Examencommissie, ten gunste van de student hiervan afwijken. 6. Aan een student die dispensatie van het Bindend Studieadvies krijgt, zal bij een herinschrijving in een volgend studiejaar het studieadvies als bedoeld in lid 3 van Artikel 6.3 worden uitgebracht. Daarbij wordt het totale aantal behaalde studiepunten aan eerstejaars vakken in het eerste jaar van inschrijving buiten beschouwing gelaten. Een student die 18 studiepunten of meer aan eerstejaars vakken in het eerste jaar van inschrijving heeft behaald, dient in een volgend studiejaar alle resterende eerstejaars bachelorvakken te halen om een positief studieadvies te krijgen. f.
16
Onderwijs- en Examenregeling 2012-2013 Bachelor of Science opleidingen Faculteit Economie en Bedrijfskunde
Hoofdstuk 7
Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 7.1 – Hardheidsclausule In geval van aantoonbare onredelijkheid of onbillijkheid van overwegende aard kan de Examencommissie toestaan dat ten voordele van de student wordt afgeweken van de bepalingen in deze regeling. Artikel 7.2 – Overgangsbepaling 1. Voor de student die op de datum van de inwerkingtreding van deze regeling één of meer examenonderdelen met goed gevolg heeft afgelegd, maar het examen nog niet geheel met goed gevolg heeft afgelegd en die in zijn belangen geschaad wordt door bepalingen in deze regeling die afwijken van bepalingen in oudere regelingen, wordt door de Examencommissie een overgangsregeling vastgesteld, met inachtneming van hetgeen aangaande examens en examenonderdelen in de wet bepaald is. 2. De vastgestelde overgangsregeling per opleiding is vermeld in de Bijlagen B tot en met E. Artikel 7.3 – Wijzigingen 1. Wijzigingen van deze regeling worden door de decaan – gehoord de Opleidingscommissie en met in achtneming van de bevoegdheden van de medezeggenschapsorganen ter zake – bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 2. Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de belangen van de studenten daardoor niet worden geschaad. Artikel 7.4 – Bekendmaking De decaan draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling en van de ‘Regels en Richtlijnen van de Examencommissie’ als bedoeld in Artikel 7.12b van de wet. De regeling staat vermeld in de digitale studiegids van de opleiding (www.studiegids.uva.nl). Artikel 7.5 - Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 september 2012. Aldus vastgesteld door de decaan van de Faculteit Economie en Bedrijfskunde op 15 oktober 2012.
17
Bijlagen
Bijlage A Regels en Richtlijnen van de Examencommissie
Bijlage A
Regels en Richtlijnen van de Examencommissie
(art.7.12b, derde lid, WHW) De Regels en Richtlijnen van de Examencommissie maken geen onderdeel uit van de Onderwijs- en Examenregeling maar zijn aanvullend. De inhoud van deze Regels en Richtlijnen behoort volgens de wet (art. 7.12b, WHW) tot de exclusieve bevoegdheid van de Examencommissie. Op deze bepalingen hebben de Facultaire Studentenraad (FSR) en Opleidingscommissies van de faculteit geen adviesof instemmingsrecht. Voor een verdere uitleg van de status van de Regels en Richtlijnen is het Kader Toetsbeleid, vastgesteld door het College van Bestuur op 16 december 2010, te raadplegen. Om praktische redenen zijn de Regels en Richtlijnen van de Examencommissie als bijlage toegevoegd aan deze Onderwijs- en Examenregeling. Artikel 1 – Algemene bepalingen Artikel 1.1 – Toepasselijkheid van de regeling Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de volgende bachelor- en masteropleidingen, inclusief de schakeltrajecten: a. b. c. d.
Bachelor of Science Actuariële Wetenschappen Bachelor of Science Econometrie en Operationele Research Bachelor of Science Economie en Bedrijfskunde Bachelor of Science Fiscale Economie
e. f. g. h. i. j. k. l.
Master of Science Actuarial Science and Mathematical Finance Master of Science Accountancy & Control Master of Science Business Economics Master of Science Business Studies Master of Science Econometrics Master of Science Economics Master of Science Fiscale Economie Master of Science Operations Research.
Artikel 1.2 – Begripsbepalingen De in de Onderwijs- en Examenregelingen van de Bachelor- en Masteropleidingen van de Faculteit Economie en Bedrijfskunde omschreven begrippen zijn ook van toepassing op deze regeling. De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent. Artikel 2 – Examencommissie Artikel 2.2 – Samenstelling van de Examencommissie De decaan benoemt de leden van de Examencommissie. De Examencommissie heeft een voorzitter, een plaatsvervangend voorzitter en een ambtelijk secretaris. Van elke groep aanverwante opleidingen is ten minste één docent lid van de Examencommissie. Leden van de Examencommissie nemen niet deel aan de behandeling van klachten en verzoeken waar zij zelf als examinator bij betrokken zijn. Artikel 2.2 – Taken van de Examencommissie De taken van de Examencommissie zijn geregeld in Artikel 7.12 van de WHW. Tot deze wettelijke taken behoort het vaststellen van regels en richtlijnen met betrekking tot: a. de kwaliteit van tentamens en examens; 19
Bijlage A Regels en Richtlijnen van de Examencommissie
b. de beoordeling en vaststelling van de uitslag van tentamens en examens; c. vrijstellingen; d. fraude en plagiaat. Dergelijke regels en richtlijnen zijn vastgelegd in dit reglement en in de Onderwijs- en Examenregelingen van de Bachelor- en Masteropleidingen van de Faculteit Economie en Bedrijfskunde. Artikel 2.3 – Beslistermijn Examencommissie De Examencommissie neemt een beslissing uiterlijk binnen acht weken na ontvangst van een schriftelijk verzoekschrift, tenzij de inhoud van het verzoek een eerdere beslissing vereist of rechtvaardigt. Artikel 2.4 – Vergaderfrequentie Examencommissie De Examencommissie vergadert ten minste één keer per maand. Artikel 3 – Examinatoren Artikel 3.1 – Aanwijzing examinatoren De Examencommissie wijst examinatoren aan voor het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan. In principe is elke vakcoördinator die minimaal een jaarcontract heeft bij de faculteit, automatisch aangewezen als examinator voor het desbetreffende vak. Examinatoren van andere faculteiten van de UvA die tentamens afnemen van de vakken die behoren bij de bacheloren masteropleidingen van de FEB zijn ook examenbevoegd. De Examencommissie kan deskundigen van buiten de instelling aanwijzen als examinatoren. Artikel 3.2 – Handtekeningbevoegdheid De examinator is bevoegd om behalve tentamenlijsten en tentamenbriefjes, ook te tekenen voor adviezen voor vrijstellingen en adviezen met betrekking tot onderdelen behaald aan een andere Nederlandse of buitenlandse universiteit. Artikel 3.3 – Taken en verantwoordelijkheden op het gebied van tentaminering De examinator is primair verantwoordelijk voor de inhoud van de toets, de toetsvorm en de kwaliteit daarvan. De examinator dient ervoor te zorgen dat de leerdoelen en de wijze van toetsen van een vak vooraf gecommuniceerd worden. De examinator dient duidelijk naar studenten te communiceren welke cesuurbepalingen en beoordelingsvoeten worden gehanteerd. De examinator is verantwoordelijk voor een goede gang van zaken tijdens het tentamen. De examinator verstrekt de gevraagde inlichtingen inzake examinering aan de Examencommissie. Artikel 4 – Tentamens In de algemene regels van de Onderwijs- en Examenregelingen van de Bachelor- en Masteropleidingen van de FEB zijn de regels vastgelegd met betrekking tot data, toelating, bekendmaking en inzage van schriftelijke tentamens. In dit artikel zijn nadere regels vastgelegd met betrekking tot schriftelijke tentamens, waaronder het aan- en afmelden, legitimatie, toezicht, orde, extra tentamentijd en bewaartermijnen. Daarbij zijn regels vastgelegd over de beoordeling van tentamens, extra tentamenkansen en de wijze van borging van de kwaliteit van de tentamens door de Examencommissie.
20
Bijlage A Regels en Richtlijnen van de Examencommissie
Artikel 4.1 – Data en tijdstippen tentamens 1. Schriftelijke tentamens worden afgenomen op data en tijdstippen die ten minste dertig dagen voor aanvang van het betreffende onderwijs onder verantwoordelijkheid van de Examencommissie worden vastgesteld. 2. Mondelinge of individueel schriftelijk af te nemen tentamens worden afgenomen op een door de examinator(-en) te bepalen tijdstip, dat zo mogelijk na overleg met de student wordt vastgesteld. 3. Bij het vaststellen van data en tijdstippen van tentamens wordt zoveel mogelijk voorkomen dat tentamens samenvallen. 4. Wijziging van vastgestelde data en tijdstippen vindt uitsluitend plaats in geval van overmacht. Artikel 4.2 – Aanmelding tentamens Zie voor de regels op het gebied van inschrijving met betrekking tot tentamens Artikel 5.2 van de Onderwijs- en Examenregelingen Bacheloropleidingen en Masteropleidingen FEB van het betreffende studiejaar. Hieruit volgt dat een student die niet staat ingeschreven aan de UvA en/of niet tijdig en correct is aangemeld voor het betreffende vak via het universitaire studentinformatiesysteem (SIS), geen recht heeft op een tentamenuitslag, wanneer hij desondanks aan het tentamen behorende bij het vak heeft deelgenomen. Artikel 4.3 – Afmelding tentamens Een student die afziet van deelname aan een tentamen behorende bij het vak waarvoor hij zich heeft ingeschreven via SIS, dient zich uiterlijk op de maandag van de tweede week van de onderwijsperiode af te melden op de voorgeschreven wijze in SIS. Studenten die zich niet tijdig uitschrijven en niet deelnemen aan het tentamen krijgen het resultaat NAP (‘niet aanwezig met poging’) voor het betreffende tentamen. NAP wordt geregistreerd als tentamenpoging en kan gevolgen hebben voor de toekenning van het judicium cum laude. Artikel 4.4 – Orde tijdens tentamens 1. De examinator dient er voor te zorgen dat er bij een schriftelijke tentaminering voldoende surveillanten worden aangewezen, die erop toezien dat het tentamen in goede orde verloopt. 2. Tijdens het tentamen dient ten minste één ter zake kundige aanwezig of telefonisch bereikbaar te zijn, die kan antwoorden op vak- en tentamentechnische vragen op het gebied van het te houden tentamen. 3. Indien er meerdere surveillanten op het tentamen aanwezig zijn, wordt er één hoofdsurveillant aangewezen, die de eindverantwoordelijkheid draagt. 4. De student is verplicht zich op verzoek van de examinator of de surveillant te legitimeren met behulp van een gevalideerde collegekaart van de UvA of een ander geldig identiteitsbewijs. Indien de student zich niet kan legitimeren kan hem de toegang tot het tentamen ontzegd worden. 5. De duur van een tentamen is zodanig dat studenten redelijkerwijs voldoende tijd hebben om de vragen te beantwoorden. 6. Laatkomers worden tot een tentamen toegelaten tot ten hoogste dertig minuten na de aanvang van het tentamen. Indien een student door overmacht niet binnen deze tijdslimiet aanwezig kan zijn beslist de examinator, of de student alsnog tot het tentamen wordt toegelaten. 7. Studenten mogen de zaal waar het tentamen wordt afgenomen niet verlaten binnen dertig minuten na aanvang van het tentamen. De examinator kan ertoe besluiten dat studenten de zaal waar het tentamen wordt afgenomen voorts niet mogen verlaten binnen vijftien minuten voor het einde van het tentamen. 8. Nadat deelnemers de zaal hebben verlaten, worden geen laatkomers meer tot het tentamen toegelaten. 9. De student dient alleen een pen, potlood en gum als hulpmiddel op tafel te hebben, tenzij op het voorblad van het tentamen aanvullende hulpmiddelen aangegeven zijn. Aanvullende hulpmiddelen worden op het college bekendgemaakt. Mobiele telefoons of andere elektronische apparatuur dienen uitgezet te worden en in een tas of koffer naast de tentamentafel opgeborgen te worden. De tas of koffer dient dicht te zijn. 21
Bijlage A Regels en Richtlijnen van de Examencommissie
10. Het gebruik van grafische en/of programmeerbare rekenmachines tijdens het tentamen is nooit toegestaan, tenzij op het voorblad van het tentamen expliciet vermeld wordt dat het gebruik ervan wel is toegestaan. 11. Het gebruik van een woordenboek voor de Engelse taal is toegestaan. 12. Tijdens het tentamen is toiletbezoek niet toegestaan, tenzij de hoofdsurveillant hier toestemming voor geeft. In dat geval dient de student de aanwijzingen van de hoofdsurveillant op te volgen. Tijdens toiletbezoek mag er niet gesproken worden en mag de student niet in het bezit zijn van ongeoorloofde hulpmiddelen. 13. Studenten die zich niet houden aan de onder lid 9, 10 en 12 genoemde regels met betrekking tot hulpmiddelen, kunnen worden uitgesloten van verdere deelname aan het desbetreffende tentamen. Ook kunnen sancties op grond van de ‘Fraude en Plagiaat Regeling Studenten UvA’ worden opgelegd. 14. Aanwijzingen van de Examencommissie, c.q. de examinator of surveillant, die voor, tijdens en onmiddellijk na afloop van het tentamen gegeven worden, dienen door de student te worden opgevolgd. Volgt de student een of meer aanwijzingen niet op, dan kan hij door de Examencommissie c.q. examinator worden uitgesloten van verdere deelname aan het desbetreffende tentamen. 15. Een geconstateerde onregelmatigheid wordt schriftelijk gerapporteerd door de hoofdsurveillant aan de Examencommissie. 16. Als een door de (hoofd-) surveillant geconstateerde onregelmatigheid achteraf onjuist blijkt te zijn en deze geleid heeft tot het voortijdig verlaten van de tentamenzaal door de student, zoals beschreven in lid 12, heeft de student recht op een extra hertentamen op een in overleg met de student nader te bepalen tijdstip. 17. Op elk ingeleverd antwoordformulier dient de naam van de student en zijn collegekaartnummer vermeld te worden. 18. Elke student die het tentamen van de (hoofd-) surveillant in ontvangst heeft genomen, is verplicht het door hem op het antwoordformulier gemaakte werk in te leveren. 19. Voor bachelortentamens geldt dat na afloop van het tentamen de vragen en het voorblad van het tentamen door de student mogen worden meegenomen. In uitzondering hierop geldt deze regel niet voor tentamens waarin met copyright belaste vragen van externe instellingen (‘testbanks’) zijn opgenomen. Artikel 4.5 – Beoordeling 1. Elk tentamen bestaat uit het door de examinator te verrichten onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. 2. De beoordeling van schriftelijke tentamens geschiedt aan de hand van tevoren schriftelijk vastgelegde, en eventueel naar aanleiding van de correctie bijgestelde, normen. 3. In het geval dat bij de beoordeling van een tentamen meer dan één docent is betrokken, ziet de examinator erop toe, dat alle docenten dezelfde normen hanteren bij de beoordeling. 4. De wijze van beoordeling is zodanig dat de student kan nagaan hoe de uitslag van zijn tentamen tot stand is gekomen. 5. De laatst behaalde uitslag is bepalend voor het eindresultaat. 6. De wijze van beoordeling van de bachelorscriptie is vastgelegd in het bachelorscriptiereglement. Bij elke opleiding wordt gewerkt met een beoordelingsformulier. 7. De wijze van beoordeling van de masterscriptie is vastgelegd in het masterscriptiereglement. Bij elke opleiding wordt gewerkt met een beoordelingsformulier. Bij de masterscriptie is altijd een tweede beoordelaar betrokken. Artikel 4.6 – Nabespreking 1. Gedurende een termijn van dertig dagen, die aanvangt op de dag na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen, kan de student de examinator om een nabespreking verzoeken. Ingeval van een mondeling tentamen vindt nabespreking zo spoedig mogelijk na de 22
Bijlage A Regels en Richtlijnen van de Examencommissie
bekendmaking van de uitslag plaats. De nabespreking geschiedt op een door de examinator te bepalen plaats en tijdstip. 2. Indien een collectieve nabespreking wordt georganiseerd, kan de student een verzoek als bedoeld in het eerste lid pas indienen, wanneer hij bij de collectieve bespreking aanwezig is geweest en hij het desbetreffende verzoek motiveert of wanneer hij door overmacht verhinderd is geweest bij de collectieve nabespreking aanwezig te zijn. Zie Artikel 5.9 van de ‘Onderwijs- en Examenregeling 2012-2013 van de FEB’ voor aanverwante bepalingen met betrekking tot het inzagerecht. Artikel 4.7 – Extra tentamentijd voor studenten met een functiebeperking Een student met dyslexie of met een andere psychische of fysieke beperking kan in aanmerking komen voor extra tentamentijd; namelijk een half uur verlenging van de tentamenduur voor tentamens die langer dan anderhalf uur duren en vijftien minuten verlenging van de tentamenduur voor tentamens die anderhalf uur of korter duren. Deze tijden gelden ook voor het maken van het tentamen in een andere tentamenruimte. De extra tentamentijd wordt voor niet meer dan drie tentamens per blok verleend, tenzij de studieadviseur oordeelt dat hiervan kan worden afgeweken. Om voor extra tentamentijd op grond van een functiebeperking in aanmerking te kunnen komen, dient voldaan te worden aan de volgende voorwaarden: a. De student heeft zich deugdelijk en tijdig aangemeld voor het vak conform de regels en procedure genoemd in Artikel 5.2 van de Onderwijs- en Examenregeling 2012-2013 van de FEB. b. De student heeft uiterlijk de woensdag die voorafgaat aan het tentamen een verzoek voor verlenging van de tentamentijd en/of voor een andere tentamenruimte bij de studieadviseurs ingediend. c. Bij het in lid b. genoemde verzoek dient door de student een brief van een studentdecaan van de UvA overlegd te worden, waarin verklaard wordt dat de student vanwege dyslexie of vanwege een andere psychische of fysieke handicap recht heeft op extra tentamentijd en/of op een andere tentamenruimte. d. Als de student zich niet tijdig voor een eerder tentamen, waarvoor hij extra tentamentijd en/of een andere tentamenruimte toegekend heeft gekregen, heeft afgemeld via SIS of via de Onderwijsadministratie, wordt een verzoek van de student zoals aangegeven in lid b. niet meer door de studieadviseurs in behandeling genomen. Tijdig afmelden kan tot de laatste dag vóór het tentamen. Artikel 4.8 – Extra tentamenkansen 1. Een student die vanwege persoonlijke omstandigheden niet optimaal gebruik heeft kunnen maken van de reguliere tentamenkansen, kan in aanmerking komen voor een extra tentamenkans indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan. De Examencommissie maakt jaarlijks deze voorwaarden bekend op de facultaire studentenwebsite: a. Nederlandstalig op www.student.uva.nl/ecb/examencommissie; b. Engelstalig op www.student.uva.nl/eco/examinations-board. 2. Op verzoek van de student kan de Examencommissie toestaan dat een toets op een andere wijze dan in de studiegids is bepaald, wordt afgenomen. Alleen op grond van zeer bijzonder persoonlijke omstandigheden zal de Examencommissie hiervoor toestemming verlenen. 3. Voor studenten met een topsportstatus zijn bijzondere regelingen vastgesteld met betrekking tot tentamendata voor topsporters. De studieadviseurs van de faculteit voeren namens de Examencommissie de topsportregeling uit. De UvA topsportregeling is gepubliceerd op de universitaire studentenwebsite op www.student.uva.nl/a-z/topsport.cfm. Artikel 4.9 – Fraude en Plagiaat Indien de student handelt in strijd met de ‘Fraude en Plagiaat Regeling Studenten UvA’ of met de in Artikel 4.4 opgenomen voorschriften met betrekking tot orde tijdens tentamens, wordt de Examencommissie hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld door de examinator. Eventuele 23
Bijlage A Regels en Richtlijnen van de Examencommissie
bewijsstukken dienen te worden meegestuurd. De Examencommissie bepaalt na het horen van student en docent de sanctie. Artikel 4.10 – Borging kwaliteit tentamens De Examencommissie heeft de taak de kwaliteit van de tentamens te borgen. In het document ‘Toetsbeleid aan de FEB’ is vastgelegd hoe de Examencommissie van de faculteit de kwaliteit van de toetsen borgt, welke kwaliteitsnormen zij hanteert bij het evalueren van toetsen en aan welke facultaire regels en richtlijnen docenten zich dienen te houden bij het organiseren, nakijken en nabespreken van toetsen. Het document kan worden opgevraagd op het secretariaat van de Examencommissie en is gepubliceerd op de facultaire medewerkerswebsite: a. Nederlandstalig op www.medewerker.uva.nl/feb_onderwijszaken b. Engelstalig op www.medewerker.uva.nl/feb_educational_matters Artikel 5 – Examens Artikel 5.1 – Vaststelling afstudeereisen 1. Het door de student gevolgde bachelor- of masterstudieprogramma dient te voldoen aan de Onderwijs- en Examenregeling geldig in het studiejaar waarin het studieprogramma ter beoordeling aan de Examencommissie wordt voorgelegd of waarin de student voldoet aan de afstudeereisen. 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 kan de Examencommissie onderdelen van het studieprogramma goedkeuren die beschreven staan in oudere Onderwijs– en Examenregelingen. Deze regelingen mogen echter niet ouder zijn dan drie studiejaren voorafgaand aan het studiejaar waarin het studieprogramma ter beoordeling aan de Examencommissie wordt voorgelegd. 3. Indien een studieprogramma als gevolg van het vervallen van vakken niet meer afgerond kan worden, beslist de Examencommissie op welke wijze dat studieprogramma alsnog afgerond kan worden. Artikel 5.2 – Uitreiking diploma 1. Indien een student voldoet aan de afstudeervereisten, gaat de Examencommissie in beginsel automatisch over tot uitreiking van het getuigschrift behorende bij het bachelor- of masterexamen, tenzij de student verzoekt dit niet te doen. 2. In het geval dat de Examencommissie niet automatisch kan vaststellen of voldaan is aan de afstudeereisen, zal de Examencommissie studenten periodiek oproepen om een verzoek in te dienen bij de Examencommissie voor controle op de afstudeerbaarheid. Indien voldaan is aan de afstudeervereisten, gaat de Examencommissie over tot uitreiking van het getuigschrift behorende bij het examen, tenzij de student verzoekt dit niet te doen. 3. In het geval dat de student constateert dat hij aan alle afstudeervereisten van het bachelor- of masterexamen, waarvoor hij staat ingeschreven, heeft voldaan, kan een student zelf een diploma aanvragen volgens de op de website van de faculteit aangegeven procedure en termijnen. Voor een diploma-aanvraag is vereist: a. een rechtsgeldige inschrijving voor de betreffende opleiding aan de UvA; b. alle onderdelen van het programma zijn behaald en administratief verwerkt door de Onderwijsadministratie; c. een bij de Examencommissie ingediend verzoek voor controle op de afstudeervereisten. De diploma-aanvraag kan alleen ten behoeve van een bepaalde diplomadatum in behandeling worden genomen, indien het verzoek voor controle op de afstudeervereisten ten minste drie maanden vóór de gewenste diplomadatum bij de Examencommissie is ingediend. De Examencommissie zal dan controleren of de student met de reeds behaalde onderdelen en de nog te behalen onderdelen voldoet aan de afstudeervereisten die zijn vastgelegd in het Onderwijs- en Examenregeling dat op de student van toepassing is. Voor een aantal 24
Bijlage A Regels en Richtlijnen van de Examencommissie
4.
5. 6. 7.
8.
studenten is deze voorcontrole door de examencommissie niet verplicht. Welke groepen studenten dit betreft, is gepubliceerd op de facultaire studentenwebsite: i. Nederlandstalig op www.student.uva.nl/ecb/examencommissie; ii. Engelstalig op www.student.uva.nl/eco/examinationsboard. Uitsluitend aan studenten die vóór 1 september 2012 zijn gestart met de propedeuse van de bacheloropleiding aan de faculteit en alle propedeusevakken volledig afronden binnen drie jaar na het behalen van het eerste vak, reikt de Examencommissie op verzoek van de student nog een propedeusediploma uit. Deze studenten dienen uiterlijk binnen drie maanden na het behalen van hun laatste propedeuseonderdeel het propedeusediploma aan te vragen. Voor deze diplomaaanvraag is verder vereist: a. een rechtsgeldige inschrijving voor de betreffende opleiding aan de UvA; b. alle onderdelen van het programma zijn behaald en administratief verwerkt door de Onderwijsadministratie. Een student kan uiterlijk binnen zes weken nadat de Examencommissie de student op de hoogte heeft gesteld van de diploma-aanvraag, hiertegen bezwaar maken. Voor de toekenning van een diploma is een rechtsgeldige inschrijving voor de opleiding aan de UvA vereist. Diploma’s dienen door de student zelf te worden opgehaald, tenzij de student door het Onderwijsinstituut van de faculteit is uitgenodigd voor een diploma-uitreiking. Voor elke opleiding vindt ten minste één diploma-uitreiking per jaar plaats. De data van de diplomauitreikingen worden jaarlijks bekend gemaakt op de studentenwebsite van de faculteit. De Universiteit van Amsterdam kent twaalf examendata. Als examendatum geldt de laatste werkdag van de maand.
Artikel 5.3 – Extra curriculaire vakken 1. Op het supplement van het bachelordiploma kan voor maximaal 30 studiepunten aan extra vakken worden vermeld, mits voldaan is de volgende eisen: a. het vak wordt behaald aan de UvA, of aan een andere Nederlandse universiteit, of aan een buitenlandse universiteit; b. het vak wordt behaald in de periode dat de student bij een opleiding van de FEB stond ingeschreven; c. het vak dient minimaal het niveau van een tweedejaars bachelorvak te hebben, tenzij het een cursus taalverwerving betreft (maximaal 12 studiepunten); d. het vak heeft geen overlap met andere vakken binnen het programma van de student. Een minorprogramma mag niet als extra onderdeel worden opgenomen. 2. Op het supplement van het masterdiploma kan voor maximaal 15 studiepunten aan extra vakken worden vermeld mits voldaan is de volgende eisen: a. het vak wordt behaald aan de UvA, of aan een andere Nederlandse universiteit, of aan een buitenlandse universiteit; b. het vak wordt behaald in de periode dat de student bij een opleiding van de FEB stond ingeschreven; c. het vak dient het niveau van een mastervak te hebben; d. het vak is inhoudelijk gerelateerd aan de masteropleiding; e. het vak heeft geen overlap met andere vakken binnen het master programma van de student. Artikel 5.4 – Cum laude 1. Aan het bachelordiploma wordt het judicium cum laude toegekend, indien: a. het gewogen gemiddelde judicium van alle op de cijferlijst vermelde studieonderdelen ten minste 8 is; b. het judicium van de bachelorscriptie ten minste het cijfer 8 bedraagt; c. er in geen enkel vak een hertentamen is afgelegd; d. er voor maximaal 30 studiepunten aan vrijstelling is verleend. 2. Aan het masterdiploma wordt het judicium cum laude toegekend, indien: 25
Bijlage A Regels en Richtlijnen van de Examencommissie
a. het judicium van elk afzonderlijk vak ten minste het cijfer 8 bedraagt. In uitzondering hierop mag voor maximaal één vak (uitgezonderd de masterscriptie) een 7 of 7.5 zijn behaald; b. het gewogen gemiddelde judicium van alle op de cijferlijst vermelde studieonderdelen ten minste het cijfer 8 bedraagt; c. er in geen enkel vak een hertentamen is afgelegd; d. er voor maximaal 12 studiepunten aan vrijstelling is verleend. 3. Extra curriculaire studieonderdelen worden niet meegewogen bij de beoordeling van het judicium cum laude. 4. De Examencommissie behoudt zich het recht voor andere factoren bij de beoordeling te betrekken. Artikel 5.5 – Speciale vermeldingen op de bulbijlage 1. Een minorprogramma van maximaal 30 studiepunten kan als zodanig worden vermeld op de bulbijlage van het bachelordiploma als toestemming is verleend door de Examencommissie en als het een minor betreft die niet uit vakken bestaat die binnen de opleiding waarvoor de student staat ingeschreven worden aangeboden, met uitzondering van de minor ‘Entrepreneurship’. 2. De bachelorscriptiestage van de bacheloropleidingen en de scriptiestage van de masteropleiding Operations Research worden vermeld op het diplomasupplement, indien aan de voorwaarden is voldaan die vermeld staan in de studiegids bij de vakbeschrijving van het betreffende onderdeel. Overige stages zijn geen onderdeel van het programma en kunnen derhalve niet worden vermeld op het diplomasupplement. Artikel 5.6 – Borging kwaliteit examens De Examencommissie stelt op objectieve en deskundige wijze vast of een student beschikt over kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad. De Examencommissie hanteert daarbij de volgende werkwijze: 1. Van elke bachelor- en masterstudent wordt gecontroleerd of het gevolgde vakkenpakket voldoet aan de eisen zoals vastgelegd in de Onderwijs- en Examenregelingen van de Bachelor- en Masteropleidingen van de Faculteit Economie en Bedrijfskunde (FEB). Bij afwijkingen wordt de opleidingsdirecteur om inhoudelijk advies gevraagd. 2. De Examencommissie borgt de kwaliteit van tentamens (zie Artikel 4.4). In het document ‘Toetsbeleid aan de FEB’ is opgenomen hoe de Examencommissie de toetskwaliteit borgt. 3. Voor de beoordeling van de eindproducten van het bachelor- en masterexamen werkt elke opleiding met beoordelingsformulieren. 4. Bij de beoordeling van de masterscriptie is altijd een tweede beoordelaar betrokken. 5. De Examencommissie evalueert scripties steekproefsgewijs. De wijze waarop de Examencommissie steekproeven neemt, hoe de evaluatie plaatsvindt en welke acties er volgen op de bevindingen wordt jaarlijks door de Examencommissie bekendgemaakt. 6. Voor elke opleiding is een afstudeerprotocol beschikbaar, waarin is vastgelegd aan welke eisen een eindscriptie moet voldoen. Zie hiervoor de scriptiereglementen die als bijlagen zijn toegevoegd aan de Onderwijs- en Examenreglementen van de Bachelor- en Masteropleidingen FEB 2012-2013, en daarbij aanvullend ook de studiegids bij de beschrijving van het scriptieonderdeel van de betreffende opleiding.
26
Bijlage A Regels en Richtlijnen van de Examencommissie
Artikel 6 – Vrijstellingen In Hoofdstuk 5 van de Onderwijs- en Examenregelingen van de Bachelor- en Masteropleidingen van de Faculteit Economie en Bedrijfskunde (FEB) zijn regels vastgelegd over vrijstellingen. In dit artikel zijn aanvullende regels en richtlijnen met betrekking tot vrijstellingen opgenomen. 1. Vrijstellingen op grond van onderdelen die behaald zijn aan een buitenlandse instelling worden alleen verleend indien de student een verklaring van de Nuffic kan overhandigen waaruit blijkt dat het niveau van de opleiding waarbinnen de onderdelen zijn behaald, van overeenkomstig academisch niveau is. 2. Indien vrijstelling wordt aangevraagd op grond van vakken die geen onderdeel uitmaken van een afgeronde opleiding houdt de Examencommissie als richtlijn aan dat de betreffende tentamenresultaten niet ouder mogen zijn dan drie jaar (bij mastervakken) respectievelijk zes jaar (bij tweedejaars en derdejaars bachelorvakken), tenzij de vakdocent een dergelijke overschrijding inhoudelijk verantwoord vindt. Indien de vakken wel onderdeel uitmaken van een afgeronde opleiding, dan mag de geldigheidstermijn van drie respectievelijk zes jaar worden overschreden. 3. Studenten met een universitair bachelor- of masterdiploma kunnen worden vrijgesteld van de minorruimte of van de vrije keuzeruimte in het studieprogramma van de bacheloropleiding, ongeacht de grootte hiervan. Studenten met een hbo-bachelordiploma krijgen maximaal 12 studiepunten van de vrije keuzeruimte in de bacheloropleiding vrijgesteld. Artikel 7 – Bewaartermijnen 1. Tentamenopgaven en uitwerkingen, waaronder begrepen werkstukken en andere schriftelijke materialen waarvoor een (deel-) cijfer is toegekend, worden ten minste twee jaar na vaststelling van de tentamenuitslag bewaard. 2. Bachelorscripties of –eindwerkstukken en Masterscripties worden ten minste zeven jaar bewaard. 3. Tentamenuitslagen (diplomasupplementen, brondocumenten) worden ten minste dertig jaar bewaard. Artikel 8 – Hardheidsclausule In gevallen waar de bepalingen van deze regeling onredelijk en onbillijk uitwerken voor de student, kan de Examencommissie een uitzonderingsregeling treffen. Artikel 9 – Wijziging Deze regeling wordt niet gewijzigd tijdens het lopende studiejaar, tenzij de belangen van studenten hierdoor redelijkerwijs niet worden geschaad. Artikel 10 – Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 september 2012. Vastgesteld door de Examencommissie voor de opleidingen als vermeld bij Artikel 1.1 van dit reglement op 15 juli 2012.
27
Bijlage B Bachelor of Science in Actuariële Wetenschappen
Bijlage B B.1
Bacheloropleiding Actuariële Wetenschappen
Doel van de opleiding en eindtermen
B.1.1 Doel van de opleiding De opleiding is gericht op vorming tot een academisch niveau van denken en werken. Studenten verwerven hiertoe kennis van en vaardigheden in de verschillende methoden alsmede de daaraan ten grondslag liggende literatuur op het vakgebied van het actuariaat. Aldus worden zij opgeleid tot beroepen in bedrijf, beleid of onderzoek waarin op een wetenschappelijk niveau met actuariële kennis wordt gewerkt. Binnen de opleiding wordt de basis gelegd voor een analyse van de financiële vertaling, herverdeling en afwikkeling van risicoprocessen en spaarprocessen die optreden in het financiële systeem van een samenleving. Een diepgaande kennis van de wiskunde en de kansrekening en statistiek is hiervoor essentieel. Hierbij dienen methoden en technieken toegepast te kunnen worden die (1) risico’s vertalen in een verantwoord en hanteerbaar, op statistieken gestoeld beeld in termen van kasstromen; (2) dit beeld vertalen in een deterministisch of stochastisch tijdsafhankelijk kasstroommodel waarmee de werkelijkheid kan worden nagebootst, zodat die met minder onzekerheid en meer doelgericht kan worden beheerst. Voor de beheersing van risico’s in de financiële, verzekerings- en pensioenpraktijk worden gangbare financieringsmethodieken aangeleerd. Tevens leert men de modelveronderstellingen die gehanteerd worden voortdurend en systematisch te toetsen aan de gerealiseerde uitkomsten. Naast deze wetenschappelijke basis is een afgestudeerde in staat een adequate wisselwerking tussen theorie en beroepspraktijk te onderhouden. Hoewel oriëntatie op het beroep van belang is, staat de academische vorming voorop. De bacheloropleiding actuariaat biedt een voorbereiding op de masteropleiding Actuariële wetenschappen, waarin de specialistische vakken actuariaat aan bod komen, maar waarin ook een verdere verdieping plaatsvindt van de kennis op het gebied van financiering en beleggingen. B.1.2 Eindtermen Er worden drie categorieën eindtermen onderscheiden, te weten: 1. Kennis 2. Vaardigheden 3. Attitude. Eindtermen qua kennis Kennis en inzicht dienen opgebouwd te worden over de probleemgebieden en praktische toepassingsvelden waarop de actuaris zich begeeft, de methoden en technieken die hiertoe beschikbaar zijn en de wijze waarop deze kunnen worden uitgevoerd en toegepast. Inzicht in vraagstukken houdt in dat de afgestudeerde in staat is deze vanuit theoretische concepten te analyseren, alsmede in staat is kritisch te zijn ten opzichte van de in de theorie en praktijk gekozen oplossingen voor problemen. Deze kennis en inzichten dienen zowel nationaal als internationaal aan te sluiten. Qua inhoudelijke kennis wordt onderscheid gemaakt in drie niveaus: 1. niveau A: inleidende kennis Dit betreft kennis van de basisbegrippen, standaard theorieën en algemene inzichten van het vakgebied. Tevens inzicht in de relevantie van het vak voor de opleiding Actuariaat; 2. niveau B: basiskennis Hierbij gaat het om een gedegen kennis van de belangrijkste methoden en technieken van het vakgebied. Veelal zal dit gepaard gaan met een nadere bestudering van praktijkvoorbeelden; 3. niveau C: uitgebreide kennis Op dit niveau wordt de basiskennis uitgebreid met kennis van alternatieve methoden en technieken binnen het vakgebied. Ook wordt de student geleerd deze kennis op wetenschappelijk niveau toe te passen. 28
Bijlage B Bachelor of Science in Actuariële Wetenschappen
Studenten hebben na het voltooien van de opleiding de volgende kennis: a. kennis op niveau B van wiskundige en statistische methoden, voor zover deze gebruikt worden in het actuariaat: kansrekening, mathematische statistiek, lineaire algebra, calculus, optimalisatie, differentiaal- en differentievergelijkingen en beschrijvende statistiek; b. kennis op niveau A van micro- en macro-economie; c. kennis op niveau B van de kwantitatieve financiering; d. kennis op niveau B van de technieken van de mathematische besliskunde; e. kennis op niveau B van de econometrie; f. kennis op niveau C van de toepasbaarheid, reikwijdte en beperkingen van actuariële methoden in praktijksituaties. De actuariële methoden omvatten: stochastische en deterministische financiële wiskunde, sterftemodellen en demografie, stochastische kasstroommodellen voor elementaire en meervoudige levensverzekeringen, financieringsvormen voor levensverzekeringen, spaar- en risicoprocessen, opbouw van financiering van pensioenen, solidariteit en risicodeling, risicotheorie, het verwachte nutsmodel, het collectieve en het individuele risicomodel, het klassieke ruïnemodel, premieprincipes en risicomaten, bonus-malus systemen en ordening van risico's. Eindtermen qua vaardigheden a. in staat zijn een praktijkprobleem te vertalen naar een probleemstelling die met actuariële methoden kan worden geanalyseerd, en de resultaten van dergelijke analyses terug te vertalen naar de praktijksituatie; b. zich toegang kunnen verschaffen tot relevante literatuurbronnen; c. het gebruik kunnen maken van moderne informatietechnologie; dit houdt in het gebruik van standaard softwarepakketten en van een programmeertaal, en het gebruik van het internet als informatiebron; d. in staat zijn om op zorgvuldige en heldere wijze schriftelijk en mondeling te rapporteren, zowel aan vakgenoten als aan niet-vakgenoten; e. in staat zijn actuariële resultaten te interpreteren en evalueren. Eindtermen qua attitude a. een primair kwantitatieve en analytische benadering van probleemstellingen uit de financiële of verzekeringspraktijk; b. een besef van de maatschappelijke context waarbinnen het vak wordt beoefend; dit houdt onder meer in de maatschappelijke rol van op actuariële analyses gebaseerde beleidsaanbevelingen (zowel bij de overheid als in het bedrijfsleven); c. het vermogen om zowel zelfstandig te functioneren, als in teamverband constructief samen te werken; d. een multidisciplinaire instelling; de actuaris heeft in zijn beroepsuitoefening rechtstreeks te maken met onder meer econometristen, statistici, accountants, economen, fiscalisten, juristen, demografen, medici, technici en risicomanagers.
29
Bijlage B Bachelor of Science in Actuariële Wetenschappen
B.2
Onderwijsprogramma
Het onderstaande onderwijsprogramma is tevens opgenomen in de digitale studiegids van studiejaar 2012-2013. Alle onderdelen hebben een studielast van 6 studiepunten, uitgezonderd de scriptie. B.2.1 Bacheloropleiding Actuariële Wetenschappen studiejaar 1 Het eerste bachelorjaar omvat algemeen verplichte onderdelen met een totale studielast van 60 studiepunten. Het eerste studiejaar is als volgt opgebouwd: Eerste semester Periode 1
Periode 2
Wiskunde 1
Kansrekening en Statistiek 1
Financiering voor AEO
Microeconomie voor AEO
Tweede semester Periode 3 Oriëntatie AEO 1
Periode 4
Periode 5
Wiskunde 2
Kansrekening en Statistiek 2
Macroeconomie voor AEO
Programmeren en Numerieke Wiskunde
Periode 6 Oriëntatie AEO 2
B.2.2 Bacheloropleiding Actuariële Wetenschappen studiejaar 2 Het tweede bachelorjaar omvat algemeen verplichte onderdelen met een totale studielast van 60 studiepunten. Het tweede studiejaar is als volgt opgebouwd: Eerste semester Periode 1
Periode 2
Wiskunde 3
Kansrekening en Statistiek 3
Inleiding Levenactuariaat
Tweede semester Periode 3
Periode 4
Periode 5
Econometrie 1
Schade Actuariaat
Operationele Research 2
Wiskundige Economie 1
Wiskunde 4
Operations Research 1
Periode 6 Mathematical and Empirical Finance
B.2.3 Bacheloropleiding Actuariële Wetenschappen studiejaar 3 Het derde bachelorjaar omvat algemeen verplichte onderdelen met een totale studielast van 30 studiepunten en keuzeonderdelen met een totale studielast van 30 studiepunten. Het derde studiejaar is als volgt opgebouwd: Eerste semester Periode 1
Periode 2
Gerestricteerd Vak naar Keuze
Pensioen Actuariaat
Gerestricteerd Vak naar Keuze
Gerestricteerd Vak naar Keuze
Tweede semester Periode 3 Gerestricteerd Vak naar Keuze
Periode 4
Periode 5
Verslaglegging Levenactuariaat
Stochastische Modellen Levenactuariaat
Gerestricteerd Vak naar Keuze
Afstudeerseminar en Bachelor-scriptie Actuariële Wetenschappen
Periode 6 Afstudeerseminar en Bachelorscriptie Actuariële Wetenschappen
Invulling van de keuzeruimte is aan de beperkingen onderhevig zoals wordt vermeld in Artikel 3.5 in Hoofdstuk 3 van de Onderwijs- en Examenregeling. De keuzeruimte kan onder andere worden gebruikt voor het volgen van een minor of voor het doorbrengen van een semester in het buitenland. In het laatste geval dient contact te worden opgenomen met de opleidingsdirecteur om te bespreken hoe aan de verplichting tot het volgen van het vak Pensioen Actuariaat kan worden voldaan. Minorstudenten volgen dit vak in blok 2 van het eerste semester. 30
Bijlage B Bachelor of Science in Actuariële Wetenschappen
B.3
Vakkenlijst
B.3.1 Vakkenlijst bacheloropleiding Actuariële Wetenschappen studiejaar 1 Alle vakken hebben een omvang van 6 studiepunten, tenzij anders vermeld. Vakcode
Vaknaam
Periode
6011P0098
Financiering voor AEO
1
6011P0099
Kansrekening en Statistiek 1
2
6011P0100
Kansrekening en Statistiek 2
5
6011P0101
Macro-economie voor AEO
4
6011P0102
Micro-economie voor AEO
2
6011P0103
Oriëntatie AEO 1
3
6011P0104
Oriëntatie AEO 2
6
6011P0105
Programmeren en Numerieke Wiskunde
5
6011P0106
Wiskunde 1
1
6011P0107
Wiskunde 2
4
Ingangseis
B.3.2 Vakkenlijst bacheloropleiding Actuariële Wetenschappen studiejaar 2 en 3 Alle vakken hebben een omvang van 6 studiepunten, tenzij anders vermeld. Vakcode
Vaknaam
Periode
6013B0317
Bachelorscriptie en Afstudeerseminar Actuariële Wetenschappen (samen 12 EC)
6012B0285
Econometrie 1
4
6012B0283
Inleiding Levenactuariaat
1
6012B0286
Kansrekening en Statistiek 3
2
6012B0287
Mathematical and Empirical Finance
6
6012B0288
Operationele Research 1
2
6012B0289
Operationele Research 2
4
6012B0298
Pensioen Actuariaat
2
Inleiding Levenactuariaat (6012B0283)
6012B0284
Schade Actuariaat
5
Kansrekening en Statistiek 2 (6011P0100)
6012B0296
Stochastische Modellen Levenactuariaat
5
Inleiding Levenactuariaat (6012B0283)
6012B0295
Verslaglegging Levenactuariaat
4
Inleiding Levenactuariaat (6012B0283)
6012B0328
Verzekerings- en Pensioenrecht
1
Eerste studiejaar afgerond
6012B0291
Wiskunde 3
1
6012B0292
Wiskunde 4
3
6012B0290
Wiskundige Economie 1
5
5+6
Ingangseis ≥120 EC behaald en eerste studiejaar afgerond
31
Bijlage B Bachelor of Science in Actuariële Wetenschappen
B.4
Overgangsregelingen
Er zijn geen overgangsregelingen voor de bacheloropleiding Actuariële Wetenschappen die betrekking hebben op studiejaar 2012-2013. De overgangsregelingen die zijn vastgesteld vanwege de curriculumwijzigingen in studiejaar 20112012 zijn te vinden in de Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleidingen van studiejaar 20112012. Studenten die in studiejaar 2012-2013 de bacheloropleiding voorzetten en die vóór 1 oktober 2011 vakken daarvan hebben behaald, zijn verplicht om aan de hand van deze overgangsregelingen over te stappen op het in september 2011 ingevoerde nieuwe curriculum.
32
Bijlage C Bachelor of Science in Econometrie en Operationele Research
Bijlage C C.1
Bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research
Doel van de opleiding en eindtermen
C.1.1 Doel van de opleiding De opleiding is gericht op vorming tot een academisch niveau van denken en werken. Studenten verwerven hiertoe kennis en vaardigheden van de verschillende concepten en methoden alsmede de daaraan ten grondslag liggende literatuur op de vakgebieden van de Econometrie en van de Operationele research en management (ORM). Aldus worden zij opgeleid tot beroepen in bedrijf, beleid of onderzoek waarin op een wetenschappelijk niveau met econometrische en ORM kennis wordt gewerkt. Binnen de opleiding wordt de wetenschappelijke basis gelegd voor de uitoefening van beroepen waarin statistische en wiskundige methoden worden gebruikt ter analyse en oplossing van algemeen- of bedrijfseconomische problemen. Een diepgaande kennis van de wiskunde en de kansrekening en statistiek is hiervoor essentieel. Daarnaast biedt de opleiding, afhankelijk van de gekozen variant, een voorbereiding op de masteropleiding Econometrics. Binnen de Econometrie worden metingen van economische variabelen, wiskundig geformuleerde economische modellen en statistische methoden gecombineerd om economische verbanden te kwantificeren. Met deze kennis wordt aan economische theorieën praktische inhoud gegeven en kunnen toekomstige ontwikkelingen voorspeld worden of kan een strategisch beleid ontworpen worden om gewenste ontwikkelingen te bewerkstelligen (door de overheid, de centrale bank, het management van een bedrijf, etc.). Binnen de Operationele research en het Operationeel management staat centraal het oplossen van logistieke en operationele problemen met behulp van kwantitatieve methoden en optimalisatietechnieken. Globaal worden drie doelstellingen onderscheiden: 1. het herkennen van praktijk-probleemstellingen waarvoor methoden en modelvorming uit de ORM gewenst zijn; 2. het in staat zijn deze probleemstellingen om te zetten in wiskundige of relationele modellen die door middel van ORM-kennis, inzichten en technieken kwantitatief en kwalitatief te analyseren zijn; 3. het zowel analytisch als met softwarematige ondersteuning toepassen van deze methoden en technieken en het terugvertalen van de resultaten voor de praktische of theoretische probleemstellingen. C.1.2 Eindtermen Er worden drie categorieën eindtermen onderscheiden, te weten: 1. Kennis 2. Vaardigheden 3. Attitude. Eindtermen qua kennis Kennis en inzicht dienen opgebouwd te worden over de probleemgebieden en praktische toepassingsvelden waarop de Econometrie en ORM zich begeven, de methoden en technieken die hiertoe beschikbaar zijn en de wijze waarop deze kunnen worden uitgevoerd en toegepast. Inzicht in vraagstukken houdt in dat de afgestudeerde in staat is deze vanuit theoretische concepten te analyseren, alsmede in staat is kritisch te zijn ten opzichte van de in de theorie en praktijk gekozen oplossingen voor problemen. Deze kennis en inzichten dienen zowel nationaal als internationaal aan te sluiten. Qua inhoudelijke kennis wordt onderscheid gemaakt in drie niveaus: 1. niveau A: inleidende kennis Dit betreft kennis van de basisbegrippen, standaardtheorieën en algemene inzichten van een 33
Bijlage C Bachelor of Science in Econometrie en Operationele Research
vakgebied. Tevens behelst dit inzicht in de relevantie van een vakgebied voor de opleiding in zijn geheel; 2. niveau B: basiskennis Hierbij gaat het om een gedegen kennis van de belangrijkste stromingen van een vakgebied. Veelal zal dit gepaard gaan met een nadere bestudering van praktijkvoorbeelden; 3. niveau C: uitgebreide kennis Op dit niveau wordt de basiskennis uitgebreid met kennis van alternatieve stromingen binnen het vakgebied. Ook wordt de student geleerd deze kennis op academisch niveau toe te passen. Studenten hebben na het voltooien van de opleiding de volgende kennis: a. kennis op niveau A van micro-economie, macro-economie en financiering; b. kennis op niveau B van wiskundige en statistische methoden, voor zover deze gebruikt worden in de econometrie en operationele research: lineaire algebra, calculus, optimalisatie, differentiaal- en differentievergelijkingen, kansrekening, beschrijvende statistiek en mathematische statistiek; c. kennis op niveau B van de econometrie en operationele research; d. kennis op niveau B van de kwantitatieve financiering; Verder, afhankelijk van de gekozen studierichting: bij Econometrie: e. kennis op niveau C van de econometrie en wiskundige economie. Wat betreft econometrie omvat dit het lineaire regressiemodel en de gewone kleinste-kwadraten techniek, alsmede de meest gangbare uitbreidingen daarvan (gegeneraliseerde kleinste-kwadraten, niet-lineaire regressiemodellen, maximum likelihood, instrumentele variabelen). Wat betreft de wiskundige economie omvat dit de theorie van consumenten- en producentengedrag, marktvormen en speltheorie. bij Operationele Research en Management: e. kennis op niveau C van operationele research. Dit betreft lineaire, geheeltallige en niet-lineaire programmering, dynamische programmering, netwerktheorie, simulatie, wachttijdtheorie en combinatorische optimalisering; f. kennis op niveau C van operationeel management. Dit betreft enerzijds technieken als project management, lijn balanceren, MRP, als in breder verband de velerlei vraagstellingen en technieken op het gebied van geaggregeerde planning en voorraadbeheer; g. voor zowel operationele research als operationeel management kennis van de diversiteit aan toepassingsgebieden en de daarbij behorende probleemstellingen. Eindtermen qua vaardigheden a. in staat zijn een praktijkprobleem te vertalen naar een probleemstelling welke met methoden uit de econometrie en operationele research kan worden geanalyseerd, en de resultaten van dergelijke analyses terug te vertalen naar de praktijksituatie; b. zich toegang kunnen verschaffen tot relevante literatuurbronnen; c. het gebruik kunnen maken van moderne informatietechnologie; dit houdt in het gebruik van standaard softwarepakketten en van een programmeertaal, en het gebruik van het internet als informatiebron; d. in staat zijn om op zorgvuldige en heldere wijze schriftelijk en mondeling te rapporteren, zowel aan vakgenoten als aan niet-vakgenoten; e. in staat zijn resultaten van econometrische en/of operationele research en management analyses te interpreteren, de rol daarin van aannames te onderkennen, en waar mogelijk dergelijke aannames empirisch te verifiëren. Eindtermen qua attitude a. een primair kwantitatieve en analytische benadering van praktische maatschappelijke dan wel bedrijfsmatige probleemstellingen; b. een besef van de maatschappelijke context waarbinnen het vak wordt beoefend; dit houdt onder 34
Bijlage C Bachelor of Science in Econometrie en Operationele Research
meer in de maatschappelijke rol van op econometrische en/of operationele research en management analyses gebaseerde beleidsaanbevelingen (zowel bij de overheid als in het bedrijfsleven); c. het vermogen om zowel zelfstandig te functioneren, als in teamverband constructief samen te werken; d. een multidisciplinaire instelling.
35
Bijlage C Bachelor of Science in Econometrie en Operationele Research
C.2
Onderwijsprogramma
Het onderstaande onderwijsprogramma is tevens opgenomen in de digitale studiegids van studiejaar 2012-2013. Alle onderdelen hebben een studielast van 6 studiepunten, uitgezonderd de scriptie. C.2.1 Bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research studiejaar 1 Het eerste bachelorjaar omvat algemeen verplichte onderdelen met een totale studielast van 60 studiepunten. Het eerste studiejaar is als volgt opgebouwd: Eerste semester Periode 1
Periode 2
Wiskunde 1
Kansrekening en Statistiek 1
Financiering voor AEO
Microeconomie voor AEO
Tweede semester Periode 3 Oriëntatie AEO 1
Periode 4
Periode 5
Wiskunde 2
Kansrekening en Statistiek 2
Macroeconomie voor AEO
Programmeren en Numerieke Wiskunde
Periode 6 Oriëntatie AEO 2
C.2.2 Bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research studiejaar 2 Het tweede bachelorjaar omvat algemeen verplichte onderdelen met een totale studielast van 60 studiepunten. Het tweede studiejaar is als volgt opgebouwd: Eerste semester Periode 1
Periode 2
Wiskunde 3
Kansrekening en Statistiek 3
Inleiding Levenactuariaat
Operationele Research 1
Tweede semester Periode 3 Wiskunde 4
Periode 4
Periode 5
Econometrie 1
Schade Actuariaat
Operationele Research 2
Wiskundige Economie 1
Periode 6 Mathematical and Empirical Finance
C.2.3 Bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research studiejaar 3 Het derde studiejaar van de bachelorfase is specialistisch, studenten kiezen één van de volgende twee studierichtingen: 1. Econometrie 2. Operationele Research en Management. C.2.3.1 Studierichting Econometrie studiejaar 3 Het derde bachelorjaar omvat algemene verplichte onderdelen met een totale studielast van 30 studiepunten en keuzeonderdelen met een totale studielast van 30 studiepunten. Het derde studiejaar van de studierichting Econometrie is als volgt opgebouwd: Eerste semester Periode 1
Periode 2
Econometrie 2
Dynamische Modellen
Gerestricteerd Vak naar Keuze
Gerestricteerd Vak naar Keuze
Tweede semester Periode 3 Wiskundige Economie 2
Periode 4
Periode 5
Gerestricteerd Vak naar Keuze
Gerestricteerd Vak naar Keuze
Gerestricteerd Vak naar Keuze
Bachelorscriptie en Afstudeerseminar Econometrie
Periode 6 Bachelorscriptie en Afstudeerseminar Econometrie
36
Bijlage C Bachelor of Science in Econometrie en Operationele Research
Invulling van de keuzeruimte is aan de beperkingen onderhevig zoals wordt vermeld in Artikel 3.5 in Hoofdstuk 3 van de Onderwijs- en Examenregeling. Daarbovenop geldt dat ten minste twee bachelorvakken (12 studiepunten in totaal) van ten minste tweedejaars bachelorniveau die worden aangeboden door de faculteit dienen worden opgenomen in de keuzeruimte. De keuzeruimte kan ook worden gebruikt voor het volgen van een minor van 30 studiepunten of voor het doorbrengen van een geheel semester (30 studiepunten) in het buitenland. Alleen in dat geval kan de scriptie worden geschreven in het eerste semester van het derde jaar; de scriptie heeft dan een omvang van 12 studiepunten en de verplichting om deel te nemen aan het Afstudeerseminar vervalt. Eveneens vervalt dan de verplichting ten minste 12 studiepunten aan vakken aangeboden door de faculteit in de keuzeruimte op te nemen. C.2.3.2 Studierichting Operationele Research en Management studiejaar 3 Het derde bachelorjaar omvat algemene verplichte onderdelen met een totale studielast van 30 studiepunten en keuzeonderdelen met een totale studielast van 30 studiepunten. Het derde studiejaar van de studierichting Operationele Research en Management is als volgt opgebouwd: Eerste semester Periode 1
Periode 2
Operationele Research – Methoden
Operationele Research Stochastische Methoden
Gerestricteerd Vak naar Keuze
Gerestricteerd Vak naar Keuze
Deterministische
Tweede semester Periode 3
Gerestricteerd Vak naar Keuze
Periode 4
Periode 5
Gerestricteerd Vak naar Keuze
Operations and Process Management
Gerestricteerd Vak naar Keuze
Bachelorscriptie en Afstudeerseminar Operationele Research
Periode 6 Bachelorscriptie en Afstudeerseminar Operationele Research
Invulling van de keuzeruimte is aan de beperkingen onderhevig zoals wordt vermeld in Artikel 3.5 in Hoofdstuk 3 van de Onderwijs- en Examenregeling. De keuzeruimte kan onder andere worden gebruikt voor het volgen van een minor van 30 studiepunten of voor het doorbrengen van een geheel semester (30 studiepunten) in het buitenland. Alleen in dat geval kan de scriptie (eventueel) worden geschreven in het eerste semester van het derde jaar; de scriptie heeft dan een omvang van 12 studiepunten en de verplichting om deel te nemen aan het Afstudeerseminar vervalt. Indien een semester in het buitenland wordt doorgebracht, vervalt de verplichting tot het volgen van het vak Operations and Process Management. Mocht een student minder dan 30 studiepunten aan vakken in het buitenland behalen, dan dient hij/zij over te stappen op het reguliere programma en dus alsnog het vak Operations and Process Management te behalen.
37
Bijlage C Bachelor of Science in Econometrie en Operationele Research
C.3
Vakkenlijst
C.3.1 Vakkenlijst bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research studiejaar 1 Alle vakken hebben een omvang van 6 studiepunten, tenzij anders vermeld. Vakcode
Vaknaam
Periode
6011P0098
Financiering voor AEO
1
6011P0099
Kansrekening en Statistiek 1
2
6011P0100
Kansrekening en Statistiek 2
5
6011P0101
Macro-economie voor AEO
4
6011P0102
Micro-economie voor AEO
2
6011P0103
Oriëntatie AEO 1
3
6011P0104
Oriëntatie AEO 2
6
6011P0105
Programmeren en Numerieke Wiskunde
5
6011P0106
Wiskunde 1
1
6011P0107
Wiskunde 2
4
Ingangseis
C.3.2 Vakkenlijst bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research studiejaar 2 en 3 Alle vakken hebben een omvang van 6 studiepunten, tenzij anders vermeld. Vakcode
Vaknaam
Periode
Ingangseis
6013B0318
Bachelorscriptie en Afstudeerseminar Econometrie (samen 12 EC)
5+6
≥120 EC behaald en eerste studiejaar afgerond
6013B0319
Bachelorscriptie en Afstudeerseminar Operationele Research (samen 12 EC)
5+6
≥120 EC behaald en eerste studiejaar afgerond
6012B0293
Dynamische modellen
2
6012B0285
Econometrie 1
4
6012B0294
Econometrie 2
1
6012B0283
Inleiding Levenactuariaat
1
6012B0286
Kansrekening en Statistiek 3
2
6012B0287
Mathematical and Empirical Finance
6
6012B0247
Operations and Process Management
5
6012B0288
Operationele Research 1
2
6012B0289
Operationele Research 2
4
6012B0326
Operationele Research – Deterministische Methoden
1
6012B0297
Operationele Research – Stochastische Methoden
2
[Wiskunde 3 (6012B0291) óf Wiskunde 4 (6012B0292] + [Kansrekening en Statistiek 3 (6012B0286) óf Econometrie 1 (6012B0285)] [Wiskunde 3 (6012B0291) óf Wiskunde 4 (6012B0292] + [Kansrekening en Statistiek 3 (6012B0286) óf Econometrie 1 (6012B0285)]
Operationele Research 1 (6012B0288)
38
Bijlage C Bachelor of Science in Econometrie en Operationele Research
C.4
6012B0284
Schade Actuariaat
5
6012B0291
Wiskunde 3
1
6012B0292
Wiskunde 4
3
6012B0290
Wiskundige Economie 1
5
6012B0302
Wiskundige Economie 2
3
Kansrekening en Statistiek 2 (6011P0100)
Overgangsregelingen
Er zijn geen overgangsregelingen voor de bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research vastgesteld die betrekking hebben op studiejaar 2012-2013. De overgangsregelingen die zijn vastgesteld vanwege de curriculumwijzigingen in studiejaar 20112012 zijn te vinden in de Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleidingen van studiejaar 20112012. Studenten die in studiejaar 2012-2013 de bacheloropleiding voorzetten en die vóór 1 oktober 2011 vakken hebben behaald, zijn verplicht om aan de hand van deze overgangsregelingen over te stappen op het in september 2011 ingevoerde nieuwe curriculum.
39
Bijlage D Bachelor of Science in Economie en Bedrijfskunde
Bijlage D D.1
Bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde
Doel van de opleiding en eindtermen
D.1.1 Doel van de opleiding De opleiding is gericht op vorming tot een academisch niveau van denken en werken. Studenten verwerven kennis van de wetenschappelijke literatuur op het vakgebied van de economie en bedrijfskunde en krijgen training in methoden en vaardigheden om deze kennis toe te passen. Aldus worden de studenten opgeleid voor beroepen waarin met deze kennis wordt gewerkt. De economische wetenschap in brede zin bestudeert processen en instituties die te maken hebben met de aanwending en verdeling van schaarse, alternatief aanwendbare middelen. Binnen de opleiding worden een vijftal studierichtingen onderscheiden die zich op verschillende deelaspecten van deze algemene problematiek richten. De studierichting Economie richt zich met name op onderwerpen uit de algemene economie en concentreert zich op de theorie en praktijk van allocatie via markten en overheidsinstituties. De studierichtingen Accountancy en Control en Financiering en Organisatie zijn vooral gericht op onderwerpen uit de bedrijfseconomie en bestuderen het functioneren van ondernemingen vanuit de economische theorie, zowel intern als in de context waarin ze werkzaam zijn. De studierichting Economie en Financiering houdt zich zowel met algemeen economische als bedrijfseconomische onderwerpen bezig. De studierichting Bedrijfskunde houdt zich bezig met de bedrijfsvoering in de markt- en publieke sector en streeft een integrale en interdisciplinaire aanpak na voor de benadering van complexe bedrijfsproblemen. Alle afgestudeerden dienen een brede inleidende kennis van de economie en bedrijfskunde te combineren met kernkennis van de verschillende vakgebieden binnen één van de vijf genoemde studierichtingen. De eindtermen qua kennis zijn daarom gedeeltelijk gedifferentieerd naar een door de student te kiezen studierichting. D.1.2 Eindtermen Er worden drie categorieën eindtermen onderscheiden, te weten: 1. Kennis 2. Vaardigheden 3. Attitude. Eindtermen qua kennis De opleiding biedt kennis en inzicht gericht op zowel nationale als internationale economische en bedrijfskundige vraagstukken. Kennis van en inzicht in vraagstukken houdt in dat de afgestudeerde in staat is deze vanuit theoretische inzichten te analyseren, in staat is kritisch te zijn ten opzichte van de in de theorie en praktijk gekozen oplossingen voor problemen, alsmede geoefend is in het zelf aandragen van oplossingen. Qua inhoudelijke kennis wordt onderscheid gemaakt in drie niveaus: 1. niveau A: inleidende kennis Dit betreft kennis van de basisbegrippen, standaardtheorieën en algemene inzichten uit de economische wetenschap in brede zin. Tevens gaat het hierbij om de oriëntatie op de verschillende studierichtingen en de daartoe behorende vakgebieden; 2. niveau B: basiskennis Hierbij gaat het om het verwerven van de kernkennis van de verschillende vakgebieden van een studierichting en van de belangrijkste stromingen binnen een vakgebied. Veelal zal dit gepaard gaan met een nadere bestudering van praktijkvoorbeelden; 3. niveau C: uitgebreide kennis Op dit niveau wordt de kernkennis verdiept en uitgebreid met kennis van alternatieve
40
Bijlage D Bachelor of Science in Economie en Bedrijfskunde
stromingen binnen een vakgebied. Ook wordt de student geleerd deze kennis op academisch niveau toe te passen. Studenten hebben na het voltooien van de opleiding de volgende kennis: a. kennis op niveau A van consumenten- en producententheorie, de werking van markten, macroeconomische processen en verbanden, financial en management accounting, inrichting en aansturing van bedrijfsorganisaties, marketing en strategie; en financiering; b. kennis op niveau A van de beginselen van wiskunde en statistiek, benodigd voor elke onderscheiden studierichting; c. kennis op niveau A van algemeen wetenschapsfilosofische beginselen en van methodologische beoordelingscriteria binnen de economische wetenschap in brede zin; Verder, afhankelijk van de gekozen studierichting: bij de studierichting Accountancy en Control: d. kennis op niveau B van de wijze waarop investerings-, beleggings- en financieringsbeslissingen in organisaties worden genomen; e. kennis op niveau B van economische organisatietheorie, in het bijzonder de wijze waarop de marktomgeving de keuze voor een bedrijfsstrategie bepaalt en hoe de bedrijfsstrategie en marktomgeving de interne organisatie beïnvloeden; f. kennis op niveau B van de wijze waarop de financiële administratie in organisaties plaatsvindt; g. kennis op niveau B van de hoofdlijnen van het privaatrecht, in het bijzonder het vermogensrecht en het ondernemingsrecht; h. kennis op niveau B van de wijze waarop het management van organisaties kan worden ondersteund door middel van financiële inzichten en rapportages; i. kennis op niveau B van de meest gangbare statistische methoden die binnen de bedrijfseconomie worden gebruikt; j. kennis op niveau C van auditing, externe verslaggeving, en management accounting & control. bij de studierichting Bedrijfskunde: d. kennis op niveau B van het management van organisaties, menselijk gedrag binnen organisaties, alsmede de wijze waarop organisaties hun strategie bepalen en uitvoeren; e. kennis op niveau B van de aard, doelstellingen en effecten van marketingactiviteiten in organisaties; f. kennis op niveau B van: de wijze waarop investerings- en financieringsbeslissingen in organisaties worden genomen; g. kennis op niveau B van de bijdrage van informatie en ICT aan het functioneren en innoveren van organisaties, alsmede de wijze waarop het management van deze bijdrage plaatsvindt; h. kennis op niveau B van de wijze waarop het management van organisaties kan worden ondersteund door middel van financiële inzichten en rapportages; i. kennis op niveau C van ten minste twee van de vier vakgebieden Human Resource Management, Marketing Management, Strategie en Organisatie en Informatie Management, in relatie met het richten (‘strategie’), inrichten (‘ontwerpen’) en het verrichten (‘uitvoeren’) van activiteiten van organisaties; j. kennis van op niveau B van inzichten uit andere vakgebieden die de student in staat stelt zijn kennis over organisaties te verbreden, situaties beter te begrijpen en hierover vanuit meerdere gezichtspunten te communiceren; k. kennis op niveau B van de meest gangbare onderzoeks- en organisatieveranderingsmethoden binnen de bedrijfskunde. bij de studierichtingen Economie en Economie en Financiering: d. kennis op niveau B van de micro-economie, in het bijzonder de werking van markten in een gemengde economische orde; e. kennis op niveau B van macro-economische vraagstukken en de daarvoor gebruikte analysemethoden; 41
Bijlage D Bachelor of Science in Economie en Bedrijfskunde
f. g. h. i. j. k. l. m. n.
kennis op niveau B van de wijze waarop allocatie via het budgetmechanisme plaatsvindt, de wijze waarop overheidsbeslissingen worden genomen en de invloed van de overheid op economische beslissingen van individuen; kennis op niveau B van de rol van geld en krediet én van monetaire instituties en financiële instellingen in de economie; kennis op niveau B van de internationale handelstheorie en -politiek, wisselkoersen, het internationaal financieel verkeer en internationale economische instituties; kennis op niveau B van economische organisatietheorie, mededingingsvraagstukken, en industriële organisatie; kennis op niveau B van de wijze waarop investerings-, beleggings- en financieringsbeslissingen in organisaties worden genomen; kennis op niveau B van econometrische onderzoeksmethoden, met name regressieanalyse; kennis op niveau B van de meest gangbare wiskundige technieken die in de algemene economie worden toegepast; kennis op niveau B van speltheorie en relevante toepassingen daarvan binnen het vakgebied; kennis op niveau C van ten minste twee van de volgende vakgebieden: macro-economie, microeconomie, internationale economische betrekkingen, economie van de publieke sector, monetaire economie en financiële instellingen, industriële organisatie, ondernemingsfinanciering, beleggings- en portefeuilletheorie.
bij de studierichting Financiering en Organisatie: d. kennis op niveau B van de wijze waarop investerings-, beleggings- en financieringsbeslissingen in organisaties worden genomen; e. kennis op niveau B van economische organisatietheorie, in het bijzonder de wijze waarop de marktomgeving de keuze voor een bedrijfsstrategie bepaalt en hoe de bedrijfsstrategie en marktomgeving de interne organisatie beïnvloeden; f. kennis op niveau B van de wijze waarop de financiële administratie in organisaties plaatsvindt; g. kennis op niveau B van de hoofdlijnen van het privaatrecht, in het bijzonder het vermogensrecht en het ondernemingsrecht; h. kennis op niveau B van de wijze waarop het management van organisaties kan worden ondersteund door middel van financiële inzichten en rapportages; i. kennis op niveau B van de rol van geld en krediet én van monetaire instituties en financiële instellingen in de economie; j. kennis op niveau B van de meest gangbare statistische methoden die binnen de bedrijfseconomie worden gebruikt; k. kennis op niveau B van econometrische onderzoeksmethoden, met name regressieanalyse; l. kennis op niveau B van speltheorie en relevante toepassingen daarvan binnen het vakgebied; m. kennis op niveau C van beleggings- en portefeuilletheorie, ondernemingsfinanciering en economische organisatietheorie. Eindtermen qua vaardigheden a. het kritisch kunnen beoordelen van theorieën uit diverse subdisciplinaire achtergronden en deze kunnen combineren voor het oplossen van economische en/of bedrijfskundige vraagstukken; b. het kritisch kunnen beoordelen van wetenschappelijk onderzoek op deugdelijkheid en relevantie; c. het kunnen uitvoeren van toegepast of theoretisch wetenschappelijk onderzoek, waarbij vraagstukken worden geanalyseerd en oplossingsrichtingen worden ontwikkeld; d. het gebruik kunnen maken van moderne ICT-middelen voor bronnenonderzoek, dataverwerking, mondelinge en schriftelijke verslaggeving; e. het kunnen construeren en managen van nieuwe informatie op wetenschappelijk niveau; f. het in teamverband kunnen ontwikkelen van nieuwe kennis; g. het helder en bondig zowel mondeling als schriftelijk kunnen rapporteren; h. op adequate wijze kunnen communiceren met personen die in organisaties in andere disciplines werkzaam zijn.
42
Bijlage D Bachelor of Science in Economie en Bedrijfskunde
Eindtermen qua attitude a. een multidisciplinaire instelling, blijkend uit een besef dat maatschappelijke vraagstukken ook zinvol vanuit een niet-primair (bedrijfs-) economische invalshoek kunnen worden benaderd; b. het vermogen om zowel zelfstandig te functioneren, als in teamverband constructief samen te werken; c. een besef van de cruciale rol die mensen spelen in het functioneren en veranderen van organisaties; d. een besef van de maatschappelijke context waarbinnen de economie en bedrijfskunde worden beoefend.
43
Bijlage D Bachelor of Science in Economie en Bedrijfskunde
D.2
Onderwijsprogramma
Binnen de bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde zijn er Nederlandstalige en Engelstalige programma’s. Toelating tot de Engelstalige programma’s is aan selectie onderhevig (zie Artikel 2.2 in Hoofdstuk 2 van de Onderwijs- en Examenregeling). Onderstaande onderwijsprogramma’s zijn tevens opgenomen in de digitale studiegids van studiejaar 2012-2013. De bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde kent een gemeenschappelijke eerste studiejaar. Het tweede en derde studiejaar van de opleiding is specialistisch; studenten kiezen één van de volgende vijf studierichtingen: 1. Accountancy en Control 2. Bedrijfskunde (Business Studies) 3. Economie (Economics) 4. Economie en Financiering (Economics and Finance) 5. Financiering en Organisatie. De studierichtingen Accountancy en Control en Financiering en Organisatie worden alleen binnen de Nederlandstalige programma’s aangeboden. De drie studierichtingen Bedrijfskunde, Economie, en Economie en Financiering worden zowel binnen het Nederlandstalige programma als binnen het Engelstalige programma aangeboden. D.2.1 Bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde studiejaar 1 Het eerste bachelorjaar omvat algemeen verplichte onderdelen met een totale studielast van 60 studiepunten. Het eerste bachelorjaar wordt in twee varianten aangeboden: een Nederlandstalig en een Engelstalig programma. Het eerste studiejaar van het Nederlandstalige programma is als volgt opgebouwd: Eerste semester Periode 1
Periode 2
Wiskunde en Statistiek 1
Accounting
Marketing en Strategie
Microeconomie
Tweede semester Periode 3 Fiscale Economie en Vaardigheden
Periode 4
Periode 5
Wiskunde en Statistiek 2
Financiering
Organisatie en Management
Macroeconomie
Periode 6 Onderzoeksproject
Vaardigheden en Mentoraat 1
1 De opdrachten van Vaardigheden en Mentoraat tellen mee in resp. het vak Marketing en Strategie en Accounting. De opdrachten moeten met een voldoende worden afgerond om resp. Marketing en Strategie en Accounting te kunnen behalen.
44
Bijlage D Bachelor of Science in Economie en Bedrijfskunde
Het eerste studiejaar van het Engelstalige programma is als volgt opgebouwd: Eerste semester
Tweede semester
Periode 1
Periode 2
Periode 3
Mathematics and Statistics 1
Accounting
Academic English and Skills
Marketing and Strategy
Microeconomics
Periode 4
Periode 5
Mathematics and Statistics 2
Finance
Organisation and Management
Macroeconomics
Periode 6 Research Project
Academic and Study Skills 2
D.2.2.1 Studierichting Accountancy en Control studiejaar 2 Het tweede bachelorjaar van de studierichting Accountancy en Control omvat algemeen verplichte onderdelen met een totale studielast van 60 studiepunten. Het tweede studiejaar is als volgt opgebouwd: Eerste semester Periode 1
Periode 2
Voorgezette Statistiek
Financiering
Economie van Markten en Organisaties
Intermediate Financial Accounting 1
Tweede semester Periode 3 Wetenschapsleer
Periode 4
Periode 5
Vermogensrecht
Intermediate Financial Accounting 2
Management Accounting, Intermediate
Internal Accounting Control 1
Periode 6 Onderzoekspracticum AC & FE
D.2.2.2 Studierichting Accountancy en Control studiejaar 3 Het derde bachelorjaar van de studierichting Accountancy en Control omvat algemene verplichte onderdelen met een totale studielast van 30 studiepunten en keuzeonderdelen met een totale studielast van 30 studiepunten. Het derde studiejaarjaar kent de volgende opbouw: Eerste semester Periode 1
Periode 2
Gerestricteerd Vak naar Keuze
Gerestricteerd Vak naar Keuze
Gerestricteerd Vak naar Keuze
Gerestricteerd Vak naar Keuze
Tweede semester Periode 3 Gerestricteerd Vak naar Keuze
Periode 4
Periode 5
Financial Statement Analysis
Management Accounting, Advanced
Auditing
Bachelorscriptie en Afstudeerseminar Accountancy en Control
Periode 6 Bachelorscriptie en Afstudeerseminar Accountancy en Control
Invulling van de keuzeruimte is aan de beperkingen onderhevig, zoals wordt vermeld in Artikel 3.5 in Hoofdstuk 3 van de Onderwijs- en Examenregeling. De keuzeruimte kan onder andere worden gebruikt voor het volgen van een minor van 30 studiepunten of voor het doorbrengen van een geheel semester (30 studiepunten) in het buitenland. Studenten die na de masteropleiding door willen gaan met de post-master in Accountancy en Control (registeraccountant / registercontroller) dienen in de keuzeruimte de volgende keuzevakken op te nemen: a. Internal Accounting Control 2 2 De opdrachten van Academic and Study Skills tellen mee in resp. het vak Marketing and Strategy en Accounting. De opdrachten moeten met een voldoende worden afgerond om Marketing and Strategy resp. Accounting te kunnen behalen.
45
Bijlage D Bachelor of Science in Economie en Bedrijfskunde
b. Inleiding Belastingheffing Algemeen c. Inleiding Belastingheffing Ondernemingen d. Ondernemingsrecht. D.2.3.1 Studierichting Bedrijfskunde (Business Studies) studiejaar 2 Het tweede bachelorjaar van de studierichting Bedrijfskunde omvat algemeen verplichte onderdelen met een totale studielast van 60 studiepunten. Het tweede studiejaar wordt in twee varianten aangeboden: een Nederlandstalig en een Engelstalig programma. Het tweede studiejaar van het Nederlandstalige programma is als volgt opgebouwd: Eerste semester Periode 1
Periode 2
Strategisch Management
Financiering
MR 1: Inleiding Wetenschappelijk Onderzoek
Marketing
Tweede semester Periode 3
Periode 4
Periode 5
Periode 6
Project 1: Wetenschappelijk Schrijven en Literatuurstudie
Management Accounting, Intermediate
Organisatie Psychologie
MR2: Kwantitatieve Onderzoeksmethoden
Project 2: Kwalitatief Onderzoek
Operations and Process Management
Het tweede studiejaar van het Engelstalige programma is als volgt opgebouwd: Eerste semester Periode 1
Periode 2
Strategic Management
Finance
MR 1: Introduction to Academic Research.
Marketing
Tweede semester Periode 3
Periode 4
Periode 5
Periode 6
Project 1: Academic Writing and Literature Study
Management Accounting, Intermediate
Organisational Psychology
MR 2: Quantitative Research Methods
Project 2: Qualitative Research
Operations and Process Management
D.2.3.2 Studierichting Bedrijfskunde (Business Studies) studiejaar 3 Het derde bachelorjaar van de studierichting Bedrijfskunde omvat algemene verplichte onderdelen met een totale studielast van ten minste 30 studiepunten en keuzeonderdelen met een totale studielast van hoogstens 30 studiepunten. Het derde studiejaar wordt in het Engels aangeboden en is als volgt opgebouwd: Eerste semester
Tweede semester
Periode 1
Periode 2
Periode 3
Periode 4
Periode 5
Human Resource Management
Information Management
Project 3: Quantitative Research
Marketing Management
Restricted Elective of Internship
Restricted Elective
Restricted Elective
Strategy and Organisation
Bachelor’s Thesis and Thesis Seminar Business Studies
Periode 6 Bachelor’s Thesis and Thesis Seminar Business Studies
46
Bijlage D Bachelor of Science in Economie en Bedrijfskunde
De gerestricteerde keuzeruimte in het eerste semester van het derde studiejaar dient te worden gevuld met (ten minste) twee van de volgende drie vakken: a. Corporate Social Responsibility b. Entrepreneurship and Innovation c. Intermediate Financial Accounting 1. Invulling van de keuzeruimte van periode 5 is aan de beperkingen onderhevig zoals wordt vermeld in Artikel 3.5 in Hoofdstuk 3 van de Onderwijs- en Examenregeling. Relevante (bedrijfskundige) keuzevakken zijn E-Business, Cultural Industries en Retail Marketing. Studenten die een minor van 30 studiepunten willen volgen of een geheel semester (30 studiepunten) in het buitenland willen doorbrengen kunnen daarvoor het eerste semester van het derde studiejaar gebruiken. Alleen in dat geval hoeven de vakken die in dat semester geprogrammeerd staan, niet te worden opgenomen in het studieprogramma. In het bijzonder geldt dat, wanneer gekozen wordt voor een minor of een periode in het buitenland, de verplichte vakken van het eerste semester van het derde studiejaar vervallen, te weten: Human Resource Management (6012B0222), Information Management (6012B0224) en Project 3: Quantitative Research (6012B0253). Studenten zijn dan wel verplicht ten minste 30 studiepunten te besteden aan een minor die gevolgd wordt aan de UvA of een andere Nederlandse universiteit of aan keuzevakken behaald tijdens een uitwisseling met een buitenlandse universiteit. D.2.4.1 Studierichting Economie (Economics) studiejaar 2 Het tweede bachelorjaar van de studierichting Economie omvat algemeen verplichte onderdelen met een totale studielast van 60 studiepunten. Het tweede studiejaar wordt in twee varianten aangeboden: een Nederlandstalig en een Engelstalig programma. Het tweede studiejaar van het Nederlandstalige programma is als volgt opgebouwd: Eerste semester Periode 1
Periode 2
Voortgezette Statistiek
Financiering
Economie van Markten en Organisaties
Geld en Bankwezen
Tweede semester Periode 3 Wetenschapsleer
Periode 4
Periode 5
Periode 6
Microeconomie
Macroeconomie
Speltheorie
Wiskundige Economie
Internationale Monetaire Betrekkingen
Het tweede studiejaar van het Engelstalige programma is als volgt opgebouwd: Eerste semester Periode 1
Periode 2
Intermediate Statistics
Finance
Economics of Markets and Organisations
Money and Banking
Tweede semester Periode 3 Economic Methodology
Periode 4
Periode 5
Microeconomics
Macroeconomics
Mathematical Economics
International Money
Periode 6 Game Theory
47
Bijlage D Bachelor of Science in Economie en Bedrijfskunde
D.2.4.2 Studierichting Economie (Economics) studiejaar 3 Het derde bachelorjaar van de studierichting Economie omvat algemene verplichte onderdelen met een totale studielast van ten minste 30 studiepunten en keuzeonderdelen met een totale studielast van hoogstens 30 studiepunten. Het derde studiejaar wordt in het Engels aangeboden en is als volgt opgebouwd: Eerste semester
Tweede semester
Periode 1
Periode 2
Periode 3
Periode 4
Periode 5
Public Economics
Industrial Organisation
Monetary and Fiscal Policy
Restricted Elective
Elective of Thesis Internship
Econometrics
International Trade and Investment
Restricted Elective
Bachelor’s Thesis and Thesis Seminar Economics
Periode 6 Bachelor’s Thesis and Thesis Seminar Economics
Invulling van de keuzeruimte is aan de beperkingen onderhevig zoals wordt vermeld in Artikel 3.5 in Hoofdstuk 3 van de Onderwijs- en Examenregeling. Relevante (algemeen economische) keuzevakken voor de studierichting Economie zijn: a. Behavioural Economics b. Development Economics c. Economie van de Sociale Zekerheid d. Labour Economics e. Regulation, Regulatory Impact and Reform f. Transition Economics. Studenten die een minor van 30 studiepunten willen volgen of een geheel semester (30 studiepunten) in het buitenland willen doorbrengen kunnen daarvoor het tweede semester van het derde studiejaar gebruiken. In dat geval verschuiven het scriptieseminar en de scriptie naar het eerste semester van het derde studiejaar, ter vervanging van Monetary and Fiscal Policy en ófwel Industrial Organisation ófwel International Trade and Investment. Studenten zijn dan wel verplicht ten minste 30 studiepunten te besteden aan een minor die gevolgd wordt aan de UvA of een andere Nederlandse universiteit of aan keuzevakken behaald tijdens een uitwisseling met een buitenlandse universiteit.
48
Bijlage D Bachelor of Science in Economie en Bedrijfskunde
D.2.5.1 Studierichting Economie en Financiering (Economics and Finance) studiejaar 2 Het tweede bachelorjaar van de studierichting Economie en Financiering komt overeen met het tweede studiejaar van de studierichting Economie; zie paragraaf D.2.4.1 voor een beschrijving van het tweedejaars programma. D.2.5.2 Studierichting Economie en Financiering (Economics and Finance) studiejaar 3 Het derde bachelorjaar van de studierichting Economie en Financiering omvat algemene verplichte onderdelen met een totale studielast van 48 studiepunten en keuzeonderdelen (uit een beperkte lijst) met een totale studielast van 12 studiepunten. Het derde studiejaar wordt in het Engels aangeboden en is als volgt opgebouwd: Eerste semester
Tweede semester
Periode 1
Periode 2
Periode 3
Periode 4
Periode 5
Advanced Corporate Finance
Restricted Elective
Monetary and Fiscal Policy
Investment and Portfolio Theory 1
Investment and Portfolio Theory 2
Econometrics
Restricted Elective
Management Accounting, Intermediate
Bachelor’s Thesis and Thesis Seminar Economics
Periode 6 Bachelor’s Thesis and Thesis Seminar Economics
In het eerste semester van het derde studiejaar dienen (ten minste) twee van de volgende vier vakken worden opgenomen in de keuzeruimte: a. Industrial Organisation b. Intermediate Financial Accounting 1 c. International Trade and Investment d. Organisational Economics. D.2.6.1 Studierichting Financiering en Organisatie studiejaar 2 Het tweede bachelorjaar van de studierichting Financiering en Organisatie omvat algemeen verplichte onderdelen met een totale studielast van 60 studiepunten. Het tweede studiejaar is als volgt opgebouwd: Eerste semester Periode 1
Periode 2
Voorgezette Statistiek
Financiering
Economie van Markten en Organisaties
Geld en Bankwezen
Tweede semester Periode 3 Wetenschapsleer
Periode 4
Periode 5
Investment and Portfolio Theory 1
Investment and Portfolio Theory 2
Management Accounting, Intermediate
Internationale Monetaire Betrekkingen
Periode 6 Speltheorie
49
Bijlage D Bachelor of Science in Economie en Bedrijfskunde
D.2.6.1 Studierichting Financiering en Organisatie studiejaar 3 Het derde bachelorjaar van de studierichting Financiering en Organisatie omvat algemene verplichte onderdelen met een totale studielast van 30 studiepunten en keuzeonderdelen met een totale studielast van 30 studiepunten. Het derde studiejaar is als volgt opgebouwd: Eerste semester Periode 1
Periode 2
Advanced Corporate Finance
Organisational Economics
Econometrics
Intermediate Financial Accounting 1 óf Industrial Organisation
Tweede semester Periode 3 Ondernemingsrecht
Periode 4
Periode 5
Periode 6
Vermogensrecht
Keuzevak of scriptiestage
Vak naar Keuze
Bachelor’s Thesis and Thesis Seminar Finance and Organisation
Bachelor’s Thesis and Thesis Seminar Finance and Organisation
Invulling van de vrije keuzeruimte is aan de beperkingen onderhevig zoals wordt vermeld in Artikel 3.5 in Hoofdstuk 3 van de Onderwijs- en Examenregeling. Relevante algemeen economische keuzevakken staan vermeld in paragraaf D.2.4.2. Andere relevante bedrijfseconomische keuzevakken zijn: a. Transport and Mobility: Implications for Consumers, Business and Society b. Corporate Governance c. Vastgoedkunde. Studenten die een minor van 30 studiepunten willen volgen of een geheel semester (30 studiepunten) in het buitenland willen doorbrengen kunnen daarvoor het tweede semester van het derde studiejaar gebruiken. In dat geval verschuiven het scriptieseminar en de scriptie naar het eerste semester van het derde studiejaar, ter vervanging van Ondernemingsrecht en de gerestricteerde keuzeruimte (beperkt tot Intermediate Financial Accounting 1 en Industrial Organisation). De verplichting tot het volgen van Vermogensrecht vervalt dan ook. Studenten zijn dan wel verplicht ten minste 30 studiepunten te besteden aan een minor die gevolgd wordt aan de UvA of een andere Nederlandse universiteit of aan keuzevakken behaald tijdens een uitwisseling met een buitenlandse universiteit.
50
Bijlage D Bachelor of Science in Economie en Bedrijfskunde
D.3
Vakkenlijst
D.3.1 Vakkenlijst bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde studiejaar 1 Alle vakken hebben een omvang van 6 studiepunten, tenzij anders vermeld. Nederlandstalig programma Vakcode
Vaknaam
Periode
6011P0121
Accounting*
2
6011P0122
Financiering
5
6011P0130
Fiscale Economie en Vaardigheden
3
6011P0125
Macro-economie
5
6011P0126
Micro-economie
2
6011P0129
Marketing en Strategie*
1
6011P0127
Onderzoeksproject
6
6011P0128
Organisatie en Management
4
6011P0131
Vaardigheden en Mentoraat (2 EC)
6011P0123
Wiskunde en Statistiek 1
1
6011P0124
Wiskunde en Statistiek 2
4
Ingangseis
1+2
*De opdrachten van Vaardigheden en Mentoraat (6011P0131) tellen mee in resp. het vak Marketing en Strategie en Accounting. De opdrachten moeten met een voldoende worden afgerond om Marketing en Strategie resp. Accounting te kunnen behalen.
Engelstalig programma Vakcode
Vaknaam
Periode
6011P0144
Academic and Study Skills (2 EC)
6011P0143
Academic English and Skills
3
6011P0134
Accounting*
2
6011P0135
Finance
5
6011P0136
Mathematics and Statistics 1
1
6011P0137
Mathematics and Statistics 2
4
6011P0138
Macroeconomics
5
6011P0139
Microeconomics
2
6011P0142
Marketing and Strategy*
1
6011P0141
Organisation and Management
4
6011P0140
Research Project
6
Ingangseis
1+2
*De opdrachten van Academic and Study Skills (6011P0144) tellen mee in resp. het vak Marketing and Strategy en Accounting. De opdrachten moeten met een voldoende worden afgerond om Marketing and Strategy resp. Accounting te kunnen behalen.
51
Bijlage D Bachelor of Science in Economie en Bedrijfskunde
D.3.2 Vakkenlijst bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde studiejaar 2 en 3 Alle vakken hebben een omvang van 6 studiepunten, tenzij anders vermeld. Vakcode
Vaknaam
Periode
Ingangseis
6013B0320
Bachelorscriptie en Afstudeerseminar Accountancy en Control (12 EC)
5+6
≥120 EC behaald en eerste studiejaar afgerond
6013B0321
Bachelorscriptie en Afstudeerseminar Accountancy en Control met Scriptiestage (18 EC)
5+6
≥120 EC behaald en eerste studiejaar afgerond
6013B0322
Bachelor's Thesis and Thesis Seminar Business Studies (12 EC)
5+6
≥120 EC behaald en eerste studiejaar afgerond
6013B0323
Bachelor's Thesis and Thesis Seminar Business Studies with Thesis Internship (18 EC)
5+6
≥120 EC behaald en eerste studiejaar afgerond
6013B0324
Bachelor's Thesis and Thesis Seminar Economics (12 EC)
5+6
≥120 EC en eerste studiejaar afgerond
6013B0325
Bachelor's Thesis and Thesis Seminar Economics with Thesis Internship (18 EC)
5+6
≥120 EC behaald en eerste studiejaar afgerond
6013B0326
Bachelor's Thesis and Thesis Seminar Finance and Organisation (12 EC)
2+3 5+6
≥120 EC behaald en eerste studiejaar afgerond
6013B0327
Bachelor's Thesis and Thesis Seminar Finance and Organisation with Thesis Internship (18 EC)
5+6
≥120 EC behaald en eerste studiejaar afgerond
6012B0207
Advanced Corporate Finance
1
Eerste studiejaar afgerond + Financiering (6012B0217) / Finance (6012B0315)
6012B0208
Auditing
4
6012B0265
Behavioural Economics
5
Eerste studiejaar afgerond
6012B0266
Corporate Governance
4
Eerste studiejaar afgerond
6012B0211
Corporate Social Responsibility
2
Eerste studiejaar afgerond
6012B0267
Cultural Industries
1
Eerste studiejaar afgerond
6012B0269
Development Economics
4
Eerste studiejaar afgerond
6012B0268
E-Business
5
Eerste studiejaar afgerond
6012B0212
Econometrics
1
Voortgezette Statistiek (6012B0264) / Intermediate Statistics (6012B0319)
6012B0213
Economic Methodology
3
6012B0214
Economics of Markets and Organisations
1
6012B0314
Economie van Markten en Organisaties
1
6012B0272
Economie van de Sociale Zekerheid
5
Eerste studiejaar afgerond
6012B0215
Entrepreneurship and Innovation
1
Eerste studiejaar afgerond
6012B0315
Finance
2
6012B0216
Financial Statement Analysis
4
6012B0217
Financiering
2
Intermediate Financial Accounting 1 (6012B0227) / (6012B0317)
52
Bijlage D Bachelor of Science in Economie en Bedrijfskunde
6012B0220
Game Theory
6
6012B0221
Geld en Bankwezen
2
Micro-economie (6011P0126) óf Micro-economie voor AEO (6011P0102) óf Principles of Economics (6012B0303)
6012B0222
Human Resource Management
1
Eerste studiejaar afgerond
6012B0223
Industrial Organisation
2
Eerste studiejaar afgerond
6012B0224
Information Management
2
Eerste studiejaar afgerond
6012B0225
Inleiding Belastingheffing Algemeen
1
6012B0226
Inleiding Belastingheffing Ondernemingen
2
6012B0227
Intermediate Financial Accounting 1
2
Accounting (6011P0121)
6012B0317
Intermediate Financial Accounting 1 (Engelstalig)
2
Accounting (6011P0134)
6012B0228
Intermediate Financial Accounting 2
5
Accounting (6011P0121) / (6011P0134)
6012B0319
Intermediate Statistics
1
6012B0229
Internal Accounting Control 1
5
6012B0230
Internal Accounting Control 2
1
6012B0231
Internationale Monetaire Betrekkingen
5
Macro-economie (6011P0125) óf Macro-economie voor AEO (6011P0101) óf Principles of Economics (6012B0303)
6012B0320
International Money
5
Macroeconomics (6011P0138)
6012B0232
International Trade and Investment
2
Micro-economie (6011P0126) óf Microeconomics (6011P0139) óf Microeconomie voor AEO (6011P0102) óf Principles of Economics (6012B0303)
6012B0233
Investment and Portfolio Theory 1
4
Financiering (6012B0217) óf Finance (6012B0315)
6012B0234
Investment and Portfolio Theory 2
5
Financiering (6012B0217) óf Finance (6012B0315)
6012B0275
Labour Economics
4
Eerste studiejaar afgerond
6012B0235
Macro-economie
5
[Micro-economie (6011P0126) óf Micro-economie voor AEO (6011P0102)] + [Macro-economie (6011P0125) óf Macro-economie voor AEO (6011P0101)] óf Principles of Economics (6012B0303)
6012B0321
Macroeconomics
5
Macroeconomics (6011P0138) + Microeconomics (6011P0139)
6012B0237
Management Accounting, Intermediate
4
6012B0322
Management Accounting, Intermediate (Engelstalig)
4
53
Bijlage D Bachelor of Science in Economie en Bedrijfskunde
6012B0236
Management Accounting, Advanced
5
Management Accounting, Intermediate (6012B0237) / (6012B0322)
6012B0238
Marketing
2
6012B0323
Marketing (Engelstalig)
2
6012B0239
Marketing Management
4
Marketing (6012B0238) / (6012B0323)
6012B0240
Mathematical Economics
4
Mathematics and Statistics 1 (6011P0136) + Mathematics and Statistics 2 (6011P0137)
6012B0241
Micro-economie
4
Micro-economie (6011P0126) óf Micro-economie voor AEO (6011P0102) óf Principles of Economics (6012B0303)
6012B0324
Microeconomics
4
Microeconomics (6011P0139)
6012B0242
Monetary and Fiscal Policy
3
Geld en Bankwezen (6012B0221) óf Money and Banking (6012B0316)
6012B0316
Money and Banking
2
Microeconomics (6011P0139)
6012B0306
MR1: Inleiding Wetenschappelijk Onderzoek
1
6012B0243
MR1: Introduction to Academic Research
1
6012B0307
MR2: Kwantitatieve Onderzoeksmethoden
4
6012B0244
MR2: Quantitative Research Methods
4
6012B0245
Ondernemingsrecht
3
6012B0246
Onderzoekspracticum AC & FE
6
6012B0247
Operations and Process Management
5
6012B0308
Organisatie Psychologie
5
6012B0248
Organisational Economics
2
6012B0249
Organisational Psychology
5
6012B0327
Political Economy: Dialectical Methodology
5
6012B0309
Project 1: Wetenschappelijk Schrijven en Literatuurstudie
3
6012B0251
Project 1: Academic Writing and Literature Study
3
6012B0310
Project 2: Kwalitatief Onderzoek
6
6012B0252
Project 2: Qualitative Research
6
6012B0253
Project 3: Quantitative Research
3
6012B0254
Public Economics
1
Eerste studiejaar afgerond
MR2: Kwantitatieve Onderzoeksmethoden (6012B0307) óf MR2: Quantitative Research Methods (6012B0244)
54
Bijlage D Bachelor of Science in Economie en Bedrijfskunde
D.4
6012B0279
Regulation, Regulatory Impact and Reform
4
Eerste studiejaar afgerond
6012B0280
Retail Marketing
1
Eerste studiejaar afgerond
6012B0311
Speltheorie
6
6012B0312
Strategisch Management
1
6012B0256
Strategic Management
1
6012B0257
Strategy and Organisation
4
Strategisch Management (6012B0312) óf Strategic Management (6012B0256)
6012B0281
Transition Economics
4
Eerste studiejaar afgerond
6012B0162
Transport and mobility: Implications for consumers, business and society
5
Eerste studiejaar afgerond
6012B0282
Vastgoedkunde
5
Eerste studiejaar afgerond
6012B0263
Vermogensrecht
4
6012B0264
Voortgezette Statistiek
1
6012B0313
Wetenschapsleer
3
6012B0325
Wiskundige Economie
4
Wiskunde en Statistiek 1 (6011P0123) + Wiskunde en Statistiek 2 (6011P0124)
Overgangsregelingen
Er zijn geen overgangsregelingen voor de bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde die betrekking hebben op studiejaar 2012-2013. De overgangsregelingen die zijn vastgesteld vanwege de curriculumwijzigingen in studiejaar 20112012 zijn te vinden in de Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleidingen van studiejaar 20112012. Studenten die in studiejaar 2012-2013 de bacheloropleiding voorzetten en die vóór 1 oktober 2011 vakken hebben behaald, zijn verplicht om aan de hand van deze overgangsregelingen over te stappen op het in september 2011 ingevoerde nieuwe curriculum.
55
Bijlage E Bachelor of Science in Fiscale Economie
Bijlage E E.1
Bacheloropleiding Fiscale Economie
Doel van de opleiding en eindtermen
E.1.1 Doel van de opleiding De opleiding heeft tot doel studenten op te leiden zodat zij beschikken over een wetenschappelijk kennisniveau van de moderne fiscaal economische literatuur, alsmede de vaardigheid om deze kennis adequaat toe te passen. Hoewel oriëntatie op een beroep van belang is, staat de academische vorming voorop. De Fiscale economie houdt zich bezig met het bestuderen van het belastingrecht vanuit een economisch perspectief. E.1.2 Eindtermen Er worden drie categorieën eindtermen onderscheiden, te weten: 1. Kennis 2. Vaardigheden 3. Attitude. Eindtermen qua kennis De opleiding biedt kennis en inzicht gericht op zowel de nationale als de internationale fiscaal economische situatie en opvattingen. Inzicht in vraagstukken houdt in dat de afgestudeerde in staat is deze vanuit theoretische concepten te analyseren, alsmede in staat is kritisch te zijn ten opzichte van de in de theorie en praktijk gekozen oplossingen voor problemen. Qua inhoudelijke kennis wordt onderscheid gemaakt in drie niveaus: 1. niveau A: inleidende kennis Dit betreft kennis van de basisbegrippen, standaardtheorieën en algemene inzichten van het vakgebied tevens inzicht in de relevantie van een vakgebied voor de opleiding in zijn geheel; 2. niveau B: basiskennis Hierbij gaat het om een gedegen kennis van de belangrijkste stromingen van het vakgebied. Veelal zal dit gepaard gaan met een nadere bestudering van praktijkvoorbeelden; 3. niveau C: uitgebreide kennis Op dit niveau wordt de basiskennis verdiept en uitgebreid met kennis van alternatieve stromingen binnen het vakgebied. Ook wordt de student geleerd deze kennis op academisch niveau toe te passen. Studenten hebben na het voltooien van de opleiding de volgende kennis: a. kennis op niveau A van consumenten en producenten theorie, de werking van markten, macroeconomische processen en verbanden, economie van de publieke sector, financial accounting, management accounting & control, organisatie theorie, interne organisatie, marketing, informatie management en financiering, vermogens- en ondernemingsrecht; b. kennis op niveau A van de benodigde beginselen van wiskunde en statistiek met betrekking tot elk onderscheiden economisch vakgebied; c. kennis op niveau A van algemeen filosofische en theoretische principes en theorieën over het beoefenen van de economische wetenschap; d. kennis op niveau B van de verhouding tussen economie en recht in zijn algemeenheid, van boekhouden, van financiering en financial accounting en van omzetbelasting; e. kennis op niveau C van de relatie tussen overheid en fiscaliteit, van comptabele externe verslaggeving, en van inkomstenbelasting. Eindtermen qua vaardigheden a. het kritisch kunnen beoordelen en analyseren van fiscaal-economische vraagstukken; b. het helder en bondig zowel mondeling als schriftelijk kunnen rapporteren; c. op adequate wijze kunnen communiceren met personen die in organisaties in andere disciplines werkzaam zijn; 56
Bijlage E Bachelor of Science in Fiscale Economie
d. het zowel kunnen communiceren met juristen als met economen vanuit het inzicht de samenhang tussen beide disciplines naar voren te brengen; e. het vermogen om zelfstandig te kunnen werken. Eindtermen qua attitude a. een multidisciplinaire instelling; b. het vermogen om zowel zelfstandig te functioneren als in teamverband constructief samen te werken; c. een besef van de maatschappelijke context waarbinnen de Fiscale economie wordt beoefend.
57
Bijlage E Bachelor of Science in Fiscale Economie
E.2
Onderwijsprogramma
Het onderstaande onderwijsprogramma is tevens opgenomen in de digitale studiegids van studiejaar 2012-2013. Alle onderdelen hebben een studielast van 6 studiepunten, uitgezonderd de scriptie. E.2.1 Bacheloropleiding Fiscale Economie studiejaar 1 Het eerste bachelorjaar omvat algemeen verplichte onderdelen met een totale studielast van 60 studiepunten. Het eerste studiejaar is als volgt opgebouwd: Eerste semester
Tweede semester
Periode 1
Periode 2
Periode 3
Wiskunde en Statistiek 1
Accounting
Marketing en Strategie
Microeconomie
Fiscale Economie en Vaardigheden
Periode 4
Periode 5
Wiskunde en Statistiek 2
Financiering
Organisatie en Management
Macroeconomie
Periode 6 Onderzoeksproject
Vaardigheden en Mentoraat 3
E.2.2 Bacheloropleiding Fiscale Economie studiejaar 2 Het tweede bachelorjaar omvat algemeen verplichte onderdelen met een totale studielast van 60 studiepunten. Het tweede studiejaar is als volgt opgebouwd: Eerste semester Periode 1
Periode 2
Inleiding
Belastingheffing
Algemeen
Inleiding Belastingheffing Ondernemingen
Oriëntatie Economie en Recht
Intermediate Financial Accounting 1
Tweede semester Periode 3 Ondernemingsrecht
Periode 4
Periode 5
Belasting Toegevoegde Waarde BTW
Intermediate Financial Accounting 2
Management Accounting, Intermediate
Rechtseconomie
Periode 6 Onderzoekspracticum AC & FE
E.2.3 Bacheloropleiding Fiscale Economie studiejaar 3 Het derde bachelorjaar omvat algemeen verplichte onderdelen met een totale studielast van 48 studiepunten en keuzeonderdelen met een totale studielast van 12 studiepunten. Het derde studiejaar is als volgt opgebouwd: Eerste semester Periode 1
Periode 2
Fiscaliteit en Overheid
Financiering
Gerestricteerd Vak naar Keuze
Fiscale Winstberekening
Tweede semester Periode 3
Wetenschapsleer
Periode 4
Periode 5
Vermogensrecht
Belastingheffing
Gerestricteerd Vak naar Keuze
Bachelorscriptie en Afstudeerseminar Fiscale Economie
MKB
Periode 6 Bachelorscriptie en Afstudeerseminar Fiscale Economie
De gerestricteerde keuzeruimte in het derde studiejaar dient te worden gevuld met (ten minste) twee bachelorvakken van ten minste tweedejaars bachelorniveau die onderdeel zijn van de bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde van de faculteit. Invulling van de keuzeruimte is ook 3 De opdracht van Vaardigheden en Mentoraat telt mee in resp. het vak Marketing en Strategie en Accounting. De opdracht moet met een voldoende worden afgerond om Marketing en Strategie en Accounting te kunnen behalen.
58
Bijlage E Bachelor of Science in Fiscale Economie
aan de beperkingen onderhevig zoals wordt vermeld in Artikel 3.5 in Hoofdstuk 3 van de Onderwijs- en Examenregeling. E.3
Vakkenlijst
E.3.1 Vakkenlijst bacheloropleiding Fiscale Economie studiejaar 1 Alle vakken hebben een omvang van 6 studiepunten, tenzij anders vermeld. Vakcode
Vaknaam
Periode
6011P0121
Accounting*
2
6011P0122
Financiering
5
6011P0130
Fiscale Economie en Vaardigheden
3
6011P0125
Macro-economie
5
6011P0126
Micro-economie
2
6011P0129
Marketing en Strategie*
1
6011P0127
Onderzoeksproject
6
6011P0128
Organisatie en Management
4
6011P0131
Vaardigheden en Mentoraat (2 EC)
1+2
6011P0123
Wiskunde en Statistiek 1
1
6011P0124
Wiskunde en Statistiek 2
4
Ingangseis
*De opdrachten van Vaardigheden en Mentoraat (6011P0131, periode 1 en 2) tellen mee in resp. het vak Marketing en Strategie en Accounting. De opdrachten moeten met een voldoende worden afgerond om Marketing en Strategie resp. Accounting te kunnen behalen.
59
Bijlage E Bachelor of Science in Fiscale Economie
E.3.2 Vakkenlijst bacheloropleiding Fiscale Economie studiejaar 2 en 3 Alle vakken hebben een omvang van 6 studiepunten, tenzij anders vermeld.
E.4
Vakcode
Vaknaam
Periode
Ingangseis
6013B0328
Bachelorscriptie en Afstudeerseminar Fiscale Economie (samen 12 EC)
5+6
≥120 EC behaald en eerste studiejaar afgerond
6013B0329
Bachelorscriptie en Afstudeerseminar Fiscale Economie met Scriptiestage (samen 18 EC)
4+5+6
≥120 EC behaald en eerste studiejaar afgerond
6012B0210
Belastingheffing MKB
5
6012B0209
Belasting Toegevoegde Waarde BTW
4
6012B0217
Financiering
2
6012B0218
Fiscale Winstberekening
2
6012B0219
Fiscaliteit en Overheid
1
6012B0225
Inleiding Belastingheffing Algemeen
1
6012B0226
Inleiding Belastingheffing Ondernemingen
2
6012B0227
Intermediate Financial Accounting 1
2
Accounting (6011P0121)
6012B0228
Intermediate Financial Accounting 2
5
Accounting (6011P0121)
6012B0237
Management Accounting, Intermediate
4
6012B0245
Ondernemingsrecht
3
6012B0246
Onderzoekspracticum AC & FE
6
6012B0250
Oriëntatie Economie en Recht
1
6012B0255
Rechtseconomie
5
6012B0263
Vermogensrecht
4
6012B0313
Wetenschapsleer
3
Overgangsregelingen
Studenten die het Afstudeerseminar Fiscale Economie (6012B0262, 6 EC) of Afstudeerseminar FE (3017, 5 EC) hebben behaald, schrijven een scriptie van 6 studiepunten. Overige studenten behalen het onderdeel Afstudeerseminar en scriptie Fiscale economie voor 12 studiepunten. De overgangsregelingen die zijn vastgesteld vanwege de curriculumwijzigingen in studiejaar 20112012 zijn te vinden in de Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleidingen van studiejaar 20112012. Studenten die in studiejaar 2012-2013 de bachelor voorzetten en die vóór 1 oktober 2011 vakken hebben behaald, zijn verplicht om aan de hand van deze overgangsregelingen over te stappen op het in september 2011 ingevoerde nieuwe curriculum.
60
Bijlage F Honoursprogramma Faculteit Economie en Bedrijfskunde 2012-2013
Bijlage F
Honoursprogramma Faculteit Economie en Bedrijfskunde
De Universiteit van Amsterdam kent een Honoursprogramma voor bijzonder gemotiveerde en getalenteerde studenten die meer willen en meer kunnen dat het volgen van alleen een reguliere bacheloropleiding en zich breder willen ontwikkelen. Het Honoursprogramma omvat 30 studiepunten verspreid over vijf opeenvolgende semesters, startend in het tweede semester van het eerste studiejaar van de bacheloropleiding. Deze studielast van 30 studiepunten komt bovenop de studielast van de reguliere opleiding. Deelname is alleen mogelijk voor studenten die voldoen aan het vereiste studietempo en bovendien bovengemiddelde studieresultaten behalen. F.1
Toelating en aanmelding
Een eerstejaars student kan deelnemen aan het Honoursprogramma indien hij voldoet aan de volgende voorwaarden: 1. de student studeert nominaal, dat wil zeggen de student heeft alle 30 studiepunten van het eerste semester bij de eerste tentamenpoging behaald; 2. het gemiddelde studieresultaat (gewogen naar studiepunten) is 7,5 of hoger. Tot uiterlijk 1 februari van zijn eerste studiejaar kan de student zich aanmelden voor het Honoursprogramma. De procedure van aanmelding voor het Honoursprogramma is opgenomen in de programmabeschrijving Honours Programma van de Faculteit Economie en Bedrijfskunde in de digitala UvA studiegids. De Examencommissie geeft de student uitsluitsel over deelname, zodra alle door de student behaalde resultaten van het eerste semester bekend zijn. Aan het eind van elk studiejaar beoordeelt de Examencommissie of de student de mogelijkheid wordt geboden door te gaan met het Honoursprogramma. De student krijgt deze mogelijkheid indien hij voldoet aan de volgende voorwaarden: 1. de student heeft in het afgelopen studiejaar alle 60 studiepunten van het reguliere programma behaald; 2. het gemiddelde tentamencijfer van de vakken behaald in het afgelopen studiejaar van het reguliere programma is (gewogen naar studiepunten) 7,5 of hoger; 3. de student heeft de door hem gevolgde onderdelen van het Honoursprogramma van het afgelopen studiejaar behaald. De Examencommissie stelt de student op de hoogte of het Honoursprogramma kan worden voortgezet of niet. F.2
Het programma
Het Honoursprogramma omvat 30 studiepunten (dus in de regel vijf vakken van 6 EC) en voldoet aan de volgende inhoudelijke vereisten: 1. minimaal 18 studiepunten bestaat uit honoursvakken buiten het vakgebied of uit interdisciplinaire vakken; 2. de overige twee vakken (12 studiepunten) in het Honoursprogramma mogen zowel interdisciplinaire vakken als disciplinaire vakken zijn. Met een interdisciplinair vak wordt bedoeld: een interdisciplinair vak aangeboden door het Instituut voor Interdisciplinaire Studies (IIS) van de UvA of het Amsterdam University College (AUC), of aangeboden in het kader van het Honoursprogramma van de VU.
61
Bijlage F Honoursprogramma Faculteit Economie en Bedrijfskunde 2012-2013
Met een disciplinair honoursvak wordt bedoeld: een tweede- of derdejaars vak aangeboden door de FEB of een andere economische faculteit. Disciplinaire vakken mogen qua inhoud niet of nauwelijks overlappen met elkaar of vakken uit het reguliere bachelorprogramma. F.3 Vermelding op diplomasupplement De student krijgt een speciale vermelding op het diplomasupplement van het bachelordiploma indien: 1. alle onderdelen van het Honoursprogramma met goed gevolg zijn afgerond; 2. het totaal aantal studiepunten van het Honoursprogramma 30 studiepunten of hoger is; 3. het gemiddelde tentamencijfer van de vakken behaald in het reguliere programma (gewogen naar studiepunten) 7,5 of hoger is; 4. het studieprogramma (inclusief het Honoursprogramma) is afgerond binnen drie jaar; 5. binnen het reguliere programma voor niet meer dan 30 studiepunten aan vrijstellingen is verleend. Indien het reguliere studieprogramma dat toestaat, kan een student die het Honoursprogramma niet afmaakt, de door de student met een voldoende afgesloten onderdelen van het Honoursprogramma inbrengen in de vrije keuzeruimte van het reguliere studieprogramma. Als het reguliere studieprogramma dat niet toestaat, kan de student met toestemming van de Examencommissie de behaalde onderdelen van het Honoursprogramma toevoegen aan de vakken op de vakkenlijst die behoort bij het bachelordiploma.
62
Bijlage G Reglement Bachelorscripties aan de Faculteit Economie en Bedrijfskunde 2012-2013
Bijlage G
G.1
Reglement Bachelorscripties aan de Faculteit Economie en Bedrijfskunde 2012-2013
Inleiding
Dit reglement voorziet in de algemene voorwaarden en vormeisen voor bachelorscripties. De procedure rondom het schrijven van een bachelorscriptie en de specifiekere inhoudelijke en vormeisen die betrekking hebben op de scriptie van een bepaalde opleiding en studierichting zijn opgenomen in de studiegids bij het scriptieonderdeel van het betreffende programma. In dit reglement wordt veelvuldig gesproken van de ‘beoordelaar’ (zie paragraaf G.2.2); veelal zal dit ook de feitelijke begeleider zijn. In alle opleidingen is een afstudeerseminar geprogrammeerd om het schrijven van de bachelorscriptie te faciliteren. Voor alle opleidingen en studierichtingen geldt dat het afstudeerseminar en de bachelorscriptie één geïntegreerd geheel vormen. Deelname aan dit afstudeerseminar is verplicht. G.2
Bachelorscriptie
In alle bacheloropleidingen van de FEB zijn het volgen van een afstudeerseminar en het schrijven van een bachelorscriptie verplichte onderdelen. De bachelorscriptie dient aan het einde van de opleiding te worden geschreven over een door de opleidingsdirecteur of studierichtingcoördinator goedgekeurd onderwerp binnen de opleiding. Het onderwerp van de bachelorscriptie dient aan te sluiten bij een relevant vakgebied van het door de student gekozen studieprogramma. Binnen de bacheloropleidingen is het mogelijk een bachelorscriptie te combineren met een stage, de bachelorscriptiestage. Voor meer informatie over de bachelorscriptiestage, zie paragraaf G.2.9. G.2.1 Wat is een bachelorscriptie? Inhoudelijke eisen Onder een bachelorscriptie wordt verstaan ‘een schriftelijk verslag van een leeronderzoek’. Hieraan worden de volgende inhoudelijke eisen gesteld. Het moet gaan om een zelfstandig werkstuk dat speciaal voor deze gelegenheid is vervaardigd en dat het creatieve gedachtegoed van de student zelf bevat. Dit wil zeggen dat de bachelorscriptie niet mag bestaan uit overgeschreven bronnen (internet, boeken, tijdschriften) en dat het niet elders (ander vak, andere studie, andere universiteit) al mag zijn ingeleverd en gewaardeerd met een cijfer. Het leeronderzoek moet een duidelijk wetenschappelijk karakter hebben. Gedacht moet worden aan een werkstuk waarin een beoordelende of adviserende onderzoeksvraag wordt beantwoord. Het onderzoek dient zelfstandig door de student te zijn uitgevoerd. Naast bovenstaande inhoudelijke eisen gelden de algemene eisen voor de inhoud en de vormgeving van wetenschappelijke teksten, onder meer als het gaat om de omgang met bronnen en de literatuurverwijzingen. Binnen de Nederlandstalige programma’s mag de bachelorscriptie zowel in het Nederlands als in het Engels geschreven worden. Gegevens voorblad Het voorblad van de scriptie dient ten minste de volgende gegevens te bevatten: titel, naam auteur, collegekaartnummer, datum definitieve versie, opleiding, studierichting, FEB, UvA, en de naam van de beoordelaar. Gemeenschappelijke scriptie Als studenten de bachelorscriptie samen willen schrijven, is het verplicht vooraf een schriftelijke aanvraag ter goedkeuring aan de Examencommissie voor te leggen. In deze aanvraag moeten de studenten aangeven welk deel van het onderzoek zij elk afzonderlijk en welk deel zij 63
Bijlage G Reglement Bachelorscripties aan de Faculteit Economie en Bedrijfskunde 2012-2013
gemeenschappelijk zullen verrichten. Elke student dient een substantieel deel van het onderzoek te verrichten. Hij dient afzonderlijk verslag te doen van het verrichte onderzoek. De omvang en het niveau van het verrichte werk bij een gemeenschappelijke scriptie dienen vergelijkbaar te zijn met het werk dat moet worden gedaan door een student die een scriptieonderzoek alleen uitvoert. De aanvraag dient te worden ondertekend door de aanvragende studenten en de begeleidende docent. G.2.2 Examenbevoegdheid en beoordelaar bachelorscriptie Alleen docenten van de FEB, en bij de opleiding Fiscale Economie ook docenten van de FdR, die examenbevoegd zijn, mogen als beoordelaar optreden; zie hiervoor Artikel 3 van de ‘Regels en Richtlijnen van de Examencommissie’ (Bijlage A). De opleidingsdirecteur of de studierichtingcoördinator bepaalt welke docent de scriptie gaat begeleiden en welke docent optreedt als beoordelaar. G.2.3 Beoordeling In navolging van Artikel 5.3 van Hoofdstuk 5 van de Onderwijs- en Examenregeling voor de Bacheloropleidingen kan de opleidingsdirecteur bepalen dat de eindversie van de scriptie binnen een bepaalde termijn wordt ingediend bij de beoordelaar. Deze termijn staat in de studiegids bij het betreffende scriptieonderdeel vermeld. Als de eindversie niet tijdig wordt ingediend, wordt het resultaat 1 geregistreerd. Als de bachelorscriptie tijdig is ingeleverd maar niet voldoende is (lager dan 6), krijgt de student eenmalig binnen een bepaalde termijn de gelegenheid de scriptie te verbeteren volgens de aanwijzingen van de beoordelaar. Als vervolgens een verbeterde definitieve versie (geprint en digitaal) wordt ingeleverd, hoort de student binnen vier weken te vernemen tot welk cijfer de beoordelaar heeft besloten. Als onderdeel van de beoordeling controleert de docent de digitale versie van de scriptie standaard op plagiaat (zie paragraaf G.2.8). G.2.4 Invullen beoordelingsformulier Als de bachelorscriptie voldoende is, vult de beoordelaar het beoordelingsformulier in. Op het beoordelingsformulier wordt de datum vermeld waarop het cijfer door de beoordelaar is vastgesteld; zoals hiervoor vermeld is dit binnen vier weken na inlevering van de bachelorscriptie. De beoordelaar levert het beoordelingsformulier en de digitale versie van de bachelorscriptie met zijn handtekening in bij de Onderwijsadministratie. Als niet aan deze vereisten is voldaan, wordt de scriptie niet door de Onderwijsadministratie geaccepteerd. De student krijgt ook een exemplaar van het beoordelingsformulier van de beoordelaar. Indien er sprake is van een bachelorscriptiestage, dan geldt bovenstaande procedure onverminderd. Extra is dat het digitale stageverslag gezamenlijk met de scriptie wordt ingeleverd. Op het beoordelingsformulier wordt aangegeven dat het een bachelorscriptiestage betreft. Een aantal studenten heeft van de Examencommissie toestemming gekregen om de bachelorscriptie uit te breiden met 3 studiepunten vanwege de curriculumwijzigingen die in studiejaar 2011-2012 zijn doorgevoerd. Deze studenten dienen een formulier van de Examencommissie te kunnen overleggen waaruit deze toestemming blijkt. Op dit formulier staat aangegeven welke procedure de docent bij de beoordeling en vaststelling van het cijfer dient te volgen. G.2.5 Opschorting van de openbaarheid De bachelorscriptie is in beginsel openbaar. Als de student van mening is dat bepaalde gegevens die hij gebruikt in de bachelorscriptie vertrouwelijk dienen te blijven, moet hij een verzoek doen om opschorting van de openbaarheid. De student kan opteren voor één van de volgende drie mogelijkheden: een beperkte vertrouwelijkheid (tot maximaal drie jaar) of een uitbreiding hiervan (tot maximaal zes jaar, echter 64
Bijlage G Reglement Bachelorscripties aan de Faculteit Economie en Bedrijfskunde 2012-2013
slechts in uitzonderlijke gevallen), of een parallel versie van de scriptie, dat wil zeggen een scriptie waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn verwijderd of anderszins zijn geanonimiseerd. In alle gevallen geldt dat voor opschorting van de openbaarheid goedkeuring door de Examencommissie is vereist. Het verzoek moet schriftelijk en goed gemotiveerd worden gedaan en mede ondertekend zijn door de beoordelaar. Het verzoek moet worden ingediend bij de Examencommissie van de faculteit. Op de facultaire studentenwebsite van de Examencommissie www.student.uva.nl/ecb/examencommissie is een speciaal formulier beschikbaar. De student behoort het verzoek in te dienen zodra hem bekend is dat de te gebruiken gegevens vertrouwelijk zijn. Uiterlijk vier weken voor het indienen van de scriptie bij de Onderwijsadministratie dient het verzoek tot opschorting van de openbaarheid te zijn ingediend bij de Examencommissie. G.2.6 Opslag en bewaring van bachelorscripties Nadat de beoordelaar de bachelorscriptie heeft goedgekeurd, stuurt hij het beoordelingsformulier én de digitale versie van de scriptie met zijn handtekening door naar de Onderwijsadministratie. Alleen de digitale versie van de bachelorscriptie wordt opgeslagen in de Pierson Révész Bibliotheek. Als een bachelorscriptie (met verleende toestemming) vertrouwelijk is, dan wordt de scriptie opgeslagen door de Onderwijsadministratie, maar kan, afhankelijk van de beslissing van de Examencommissie, in uitzonderlijke gevallen maximaal zes jaar niet worden ingezien. De scriptie kan in dat geval alleen worden ingezien door de schrijver, de scriptiebeoordelaars, de opleidingsdirecteur, de scriptiecoördinator, de voorzitter van de Examencommissie, de coördinator van de Onderwijsadministratie en de directeur van het College. Desgevraagd mogen de vertrouwelijke scripties ook worden ingezien door externe Visitatiecommissies, die landelijk de kwaliteit van onderwijs beoordelen. G.2.7 Bezwaar en beroep In geval van een conflict is het de student aan te raden eerst zelf door middel van een gesprek met de begeleider te proberen het probleem op te lossen voordat het formele traject wordt gevolgd dat hieronder is beschreven. Studenten kunnen ook altijd terecht bij de studieadviseurs; zij kunnen de student van onpartijdig advies voorzien. In geval van een conflict tussen student en docent kan de student een aantal acties ondernemen. In eerste instantie moet hij zich wenden tot de opleidingsdirecteur of studierichtingcoördinator; deze wordt geacht te bemiddelen. Als dit geen bevredigende oplossing biedt, kan de student terecht bij de Examencommissie van de opleiding door schriftelijk het probleem voor te leggen. Deze stuurt binnen uiterlijk zes weken een antwoord. In laatste instantie kan hij/zij zich wenden tot het College van Beroep voor de Examens (COBEX) van de UvA. G.2.8 Plagiaat De faculteit ziet er strikt op toe dat studenten zich bij schriftelijke opdrachten niet schuldig maken aan plagiaat. Als er sprake is van plagiaat, wordt de Examencommissie ingeschakeld. Deze bepaalt welke sanctie aan de student wordt opgelegd. Bijlage I bevat de specifieke regelgeving hieromtrent. G.2.9 Bachelorscriptiestages Binnen de bachelor Fiscale economie en binnen een aantal studierichtingen van de bachelor Economie en Bedrijfskunde kan met een scriptiestage 6 studiepunten worden behaald. Een bachelorscriptiestage wordt alleen als bachelorscriptiestage erkend als deze volgens de hiervoor vastgelegde procedure is doorlopen. De leerdoelen en de procedure voor de erkenning van een bachelorscriptiestage staan vermeld in de digitale studiegids bij de volgende onderdelen: a. Bachelorscriptie en Afstudeerseminar Accountancy & Control met Scriptiestage (6013B0321); b. Bachelor’s Thesis and Thesis Seminar Business Studies with Thesis Internship (6013B0323); 65
Bijlage G Reglement Bachelorscripties aan de Faculteit Economie en Bedrijfskunde 2012-2013
c. Bachelor’s Thesis and Thesis Seminar Economics with Thesis Internship (6013B0325); d. Bachelor’s Thesis and Thesis Seminar Finance and Organisation with Thesis Internship (6013B0327); e. Bachelorscriptie en Afstudeerseminar Fiscale Economie met Scriptiestage (6013B0329). Binnen de opleidingen Actuariële Wetenschappen en Econometrie en Operationele Research is er een mogelijkheid voor een bachelorscriptiestage maar worden er geen studiepunten aan toegekend. De naam van het stagebedrijf wordt wel afzonderlijk op het diplomasupplement vermeld. De student ontvangt één cijfer voor de bachelorscriptie en het stageverslag. De beoordelend docent dient de stage en het judicium duidelijk op het scriptiebeoordelingsformulier te vermelden. Een stageverslag is openbaar, tenzij in het overeengekomen stageplan tijdelijke opschorting of beperking van de openbaarheid van de gegevens is verkregen (zie paragraaf G.2.5).
66
Bijlage H Klachtenregeling Faculteit Economie en Bedrijfskunde
Bijlage H H.1
Klachtenregeling Faculteit Economie en Bedrijfskunde
Algemene Bepalingen
Artikel 1 1. Iedere studerende aan de Faculteit Economie en Bedrijfskunde van de Universiteit van Amsterdam (zowel reguliere als niet-reguliere studerenden, als ook promotiestudenten) heeft de mogelijkheid om over de wijze waarop een orgaan (bestuurlijke- of organisatorische eenheid) van de faculteit zich in een bepaalde aangelegenheid jegens hem/ haar heeft gedragen, een mondelinge of schriftelijke klacht in te dienen bij de decaan. 2. Een gedraging van een persoon, werkzaam onder de verantwoordelijkheid van een orgaan van de faculteit, wordt aangemerkt als een gedraging van dat orgaan. Artikel 2 De decaan draagt zorg voor behoorlijke behandeling van schriftelijke en mondelinge klachten. Artikel 3 De decaan belast een klachtenpersoon met de behandeling van en de advisering over klachten. De klachtenpersoon behandelt elke klacht die volgens deze regeling is ingediend. Artikel 4 De behandeling van de klacht gebeurt door een persoon die niet betrokken is geweest bij de gedraging waarop de klacht betrekking heeft. Artikel 5 De persoon als bedoeld in artikel 3, tracht de klacht zo mogelijk via bemiddeling op te lossen. H.2
Het indienen van klachten
Artikel 6 1. Het indienen van klachten dient mondeling en/of schriftelijk via de klachtenpersoon te gebeuren. 2. Ingediende klachten worden door de klachtenpersoon dusdanig frequent verzameld, dat de klachtenpersoon kan voldoen aan het gestelde in Artikel 15, lid 1. Artikel 7 1. De klachtenpersoon dient altijd de privacy van de klager in acht te nemen. 2. Indien het klaagschrift niet in het Nederlands of Engels is gesteld en een vertaling voor een goede behandeling van de klacht noodzakelijk is, dient de indiener van de klacht zorg te dragen voor een vertaling. Artikel 8 1. Een ingediende klacht dient minimaal de onderstaande gegevens te bevatten: a. persoonsgegevens van de indiener (naam en adres); b. datum van indienen klacht; c. omschrijving tegen wie de klacht gericht is; d. omschrijving klacht. 2. Indien het klaagschrift niet voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in dit artikel, wordt de klager in de gelegenheid gesteld alsnog aan zijn / haar verplichtingen te voldoen.
67
Bijlage H Klachtenregeling Faculteit Economie en Bedrijfskunde
H.3
Het in behandeling nemen van klachten
Artikel 9 1. Klachten over de klachtenpersoon en de decaan kunnen door de klager worden voorgelegd aan de Ombudsman van de Universiteit van Amsterdam. 2. Wanneer een klacht betrekking heeft op de decaan of de klachtenpersoon wordt de student gewezen op de mogelijkheid de klacht direct voor te leggen aan de ombudsman van de Universiteit. Artikel 10 De klachtenpersoon is niet verplicht de klacht te behandelen indien: a. het klaagschrift niet voldoet aan de vereisten van Artikel 8 lid 1; b. de klacht een gedraging betreft die langer dan een jaar voor indiening van de klacht heeft plaatsgevonden; c. de klager een ander is dan degene tegenover wie de gedraging heeft plaatsgevonden; d. een klacht al eerder op een in dit reglement beschreven wijze is afgehandeld Artikel 11 De klachtenpersoon als bedoeld in Artikel 3 is niet bevoegd een klacht te behandelen indien ten aanzien van de gedraging voor de klager een wettelijke, dan wel binnen de Universiteit van Amsterdam geregelde klachten-, bezwaar-, of beroepsprocedure open staat, dan wel open heeft gestaan en de klager daarvan geen gebruik heeft gemaakt. Artikel 12 1. Van het niet in behandeling nemen van de klacht wordt de klager zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van het klaagschrift schriftelijk in kennis gesteld onder vermelding van de redenen. 2. Indien tegen de gedraging waarop de klacht betrekking heeft een andere klacht, bezwaar-, of beroepsmogelijkheid bestaat, stelt de klachtenpersoon de klager daarvan zo spoedig mogelijk in kennis. H.4
Afhandeling van klachten
Artikel 13 1. De decaan draagt zorg voor een goede registratie van de ingediende mondelinge, schriftelijke en digitale klachten (e-mail). 2. De volgende gegevens kunnen per klacht worden vermeld: a. persoonsgegevens van de indiener; b. datum van indienen klacht; c. omschrijving klacht; d. verantwoordelijke voor afhandeling; e. genomen acties; f. datum van afhandeling. Artikel 14 1. Zodra de eenheid/het orgaan, al dan niet via bemiddeling, naar tevredenheid van de klager aan diens klacht tegemoet is gekomen, vervalt de verplichting de bepalingen van dit reglement verder toe te passen. 2. Van het niet verder behandelen van de klacht als bedoeld in dit artikel wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de klager en aan degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft. Artikel 15 1. Binnen vijf werkdagen na ontvangst van de klacht wordt een schriftelijke ontvangstbevestiging naar de indiener gestuurd. 2. Een afschrift van het klaagschrift wordt binnen vijf werkdagen gezonden naar de beklaagde. 68
Bijlage H Klachtenregeling Faculteit Economie en Bedrijfskunde
Artikel 16 De klacht wordt zo spoedig mogelijk door de klachtenpersoon behandeld. Daarin wordt bepaald: a. waarop of op wie de klacht betrekking heeft; b. welke acties er door de klachtenpersoon worden genomen, wat betreft de ingediende klacht. Artikel 17 1. De klachtenpersoon stelt klager en degene op wiens gedragingen de klacht betrekking heeft in de gelegenheid te worden gehoord. Het horen geschiedt door de klachtenpersoon. 2. Van het horen van de klager kan worden afgezien indien deze heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord. 3. Van het horen wordt een kort verslag gemaakt. Artikel 18 De klachtenpersoon die belast is met de behandeling van klachten stuurt een rapport van bevindingen, vergezeld van een advies en eventuele aanbevelingen aan de decaan. Het rapport bevat tevens het verslag van het horen. Artikel 19 1. De decaan handelt de klacht af binnen zes weken na ontvangst van het klaagschrift. 2. De decaan kan de afhandeling met ten hoogste vier weken uitstellen. Van het uitstel wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de klager en aan degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft. Artikel 20 1. De decaan stelt de klager en degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft schriftelijk en gemotiveerd in kennis van de bevindingen van het onderzoek naar de klacht alsmede van de eventuele conclusies die de decaan daaraan verbindt. 2. Indien de conclusies van de decaan afwijken van het advies wordt in de conclusies de reden voor afwijking vermeld en wordt het advies meegezonden met de kennisgeving, bedoeld in lid 1. 3. Indien vervolgens nog een klacht kan worden ingediend bij een persoon of college aangewezen om klachten over de faculteit te behandelen, wordt daarvan bij de kennisgeving melding gemaakt. Artikel 21 1. Tegen een besluit inzake de behandeling van een klacht over een gedraging van een orgaan kan geen beroep worden ingesteld. 2. Tegen het oordeel over de klacht en de daaraan verbonden conclusies kan geen beroep worden ingesteld. H.5
Overige Bepalingen
Artikel 22 De decaan draagt zorg voor de bekendmaking van deze klachtenregeling. Artikel 23 Een verwijzing van deze regeling wordt in ieder geval opgenomen in de studiegids en op de website van de faculteit. Artikel 24 1. De decaan brengt jaarlijks over elk kalenderjaar een openbaar verslag uit. In dit verslag wordt aangegeven: a. het aantal behandelde klachten; b. de aard en inhoud van de klachten; c. de conclusies over de klachten. 69
Bijlage H Klachtenregeling Faculteit Economie en Bedrijfskunde
2. Het verslag wordt toegezonden aan: a. de decaan; b. de Facultaire Studentenraad; c. het College van Bestuur; d. de Ombudsman; e. de Opleidingscommissies; f. het Onderwijsinstituut; g. de Examencommissie. H.6
Slotbepaling
Artikel 25 Dit reglement is in werking getreden op 1 februari 2001
70
Bijlage I Fraude en Plagiaat Regeling Studenten UvA
Bijlage I
Fraude en Plagiaat Regeling Studenten UvA
Vastgesteld door het College van Bestuur in 2008, laatstelijk gewijzigd mei 2010. Artikel 1 - Definities 1. Onder fraude en plagiaat wordt verstaan het handelen of nalaten van een student waardoor een juist oordeel over zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk wordt. 2. Onder fraude wordt in ieder geval verstaan: a. tijdens het tentamen in het bezit zijn van hulpmiddelen (voorgeprogrammeerde rekenmachine, mobiele telefoon, boeken, syllabi, aantekeningen etc.), waarvan de raadpleging niet uitdrukkelijk is toegestaan; b. tijdens het tentamen afkijken of, binnen of buiten de tentamenruimte uitwisselen van informatie; c. zich tijdens het tentamen uitgeven voor iemand anders; d. zich tijdens het tentamen door iemand anders laten vertegenwoordigen; e. zich voor de datum of het tijdstip waarop het tentamen zal plaatsvinden, in het bezit stellen van de opgaven van het desbetreffende tentamen; f. fingeren en/of vervalsen van enquête- of interviewantwoorden of onderzoekgegevens. 3. Onder plagiaat wordt in ieder geval verstaan: a. het gebruik maken dan wel overnemen van andermans teksten, gegevens of ideeën zonder volledige en correcte bronvermelding; b. het presenteren als eigen werk of eigen gedachten van de structuur dan wel het centrale gedachtegoed uit bronnen van derden, zelfs indien een verwijzing naar andere auteurs is opgenomen; c. het niet duidelijk aangeven in de tekst, bijvoorbeeld via aanhalingstekens of een bepaalde vormgeving, dat letterlijke of bijna letterlijke citaten in het werk werden overgenomen, zelfs indien met een correcte bronvermelding; d. het parafraseren van de inhoud van andermans teksten zonder voldoende bronverwijzingen; e. het overnemen van beeld-, geluids- of testmateriaal, software en programmacodes van anderen zonder verwijzing en zodoende laten doorgaan voor eigen werk; f. het indienen van een eerder ingediende of daarmee vergelijkbare tekst voor opdrachten van andere opleidingsonderdelen; g. het overnemen van werk van medestudenten en dit laten doorgaan voor eigen werk; h. het indienen van werkstukken die verworven zijn van een commerciële instelling of die (al dan niet tegen betaling) door iemand anders zijn geschreven. 4. Met Examencommissie is bedoeld de Examencommissie van de opleiding die verantwoordelijk is voor het desbetreffende studieonderdeel. 5. Met tentamen is bedoeld een onderzoek per onderdeel naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student, waaraan een beoordeling is verbonden. Artikel 2 - Medeplichtigheid 1. Zowel de pleger als de medepleger van fraude en plagiaat (kunnen) worden bestraft. 2. Indien het overnemen van werk van medestudenten gebeurt met toestemming en/of medewerking van de medestudent is deze laatste medeplichtig aan plagiaat. 3. Wanneer in een gezamenlijk werkstuk door een van de auteurs plagiaat wordt gepleegd, zijn de andere auteurs medeplichtig aan plagiaat, indien zij hadden kunnen of moeten weten dat de ander plagiaat pleegde. Artikel 3 - Plagiaatdetectie Bij de detectie van plagiaat in teksten kan gebruik worden gemaakt van elektronische detectieprogramma’s. Met het aanleveren van de tekst geeft de student impliciet toestemming tot het opnemen van de tekst in de database van het betreffende detectieprogramma.
71
Bijlage I Fraude en Plagiaat Regeling Studenten UvA
Artikel 4 - Procedure 1. Wanneer fraude en/of plagiaat wordt geconstateerd deelt de examinator dit direct mee aan de student en tevens schriftelijk aan de Examencommissie onder overlegging van de schriftelijke stukken en bevindingen. 2. De Examencommissie stelt de student binnen een termijn van twee weken in de gelegenheid te worden gehoord. 3. De Examencommissie stelt vast of er sprake is van fraude of plagiaat en deelt de student schriftelijk haar besluit en de sancties conform het bepaalde in Artikel 4 jo. Artikel 5 mede binnen een termijn van vier weken, onder vermelding van de beroepsmogelijkheid bij het College van beroep voor de examens. 4. Indien plagiaat wordt geconstateerd of vermoed in een bepaald werkstuk, kan de examencommissie besluiten eerder door dezelfde student(en) ingeleverde werkstukken te onderzoeken op plagiaat. De student is verplicht aan een dergelijk onderzoek mee te werken en kan worden verplicht digitale versies van eerdere werkstukken aan te leveren. 5. De opgelegde sancties worden vastgelegd in het studentendossier. Artikel 5 - Sancties bij fraude Fraude wordt door de Examencommissie als volgt bestraft: 1. Bij gedragingen zoals omschreven in Artikel 1, tweede lid onder a en b volgt ongeldig verklaring van het ingeleverde tentamen en uitsluiting van deelname aan de eerstkomende en eventueel tweede tentamengelegenheid van het desbetreffende vak. 2. Bij gedragingen zoals omschreven in Artikel 1, tweede lid onder c tot en met f volgt ongeldig verklaring van het werk dat tot stand is gekomen met behulp van fraude en volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens, examens of andere vormen van toetsing van de opleiding voor een periode van maximaal twaalf maanden. Bij ernstige fraude kan het College van Bestuur op voorstel van de Examencommissie de inschrijving van de betrokkene definitief beëindigen. 3. Bij gedragingen waarin deze regeling niet voorziet, kan de Examencommissie afhankelijk van de ernst van de gepleegde fraude een sanctie opleggen inhoudende ongeldig verklaring van het ingeleverde tentamen, uitsluiting van het desbetreffende tentamen voor ten hoogste twaalf maanden, dan wel volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens, examens of andere vormen van toetsing van de opleiding voor een periode van ten hoogste twaalf maanden. Ook kan bij ernstige fraude het College van Bestuur op voorstel van de Examencommissie de inschrijving van de betrokkene definitief beëindigen. 4. Indien de student reeds eerder een sanctie heeft gekregen in verband met geconstateerde fraude dan wel plagiaat volgt volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens, examens of andere vormen van toetsing van de opleiding voor een periode van maximaal twaalf maanden en het advies de opleiding te verlaten. Ook kan bij ernstige fraude het instellingsbestuur op voorstel van de Examencommissie de inschrijving van de betrokkene definitief beëindigen. 5. De Examencommissie verleent geen vrijstellingen op grond van elders behaalde resultaten, behaald in de periode waarvoor de student, krachtens dit artikel, was uitgesloten van deelname aan tentamens bij de opleiding. 6. Indien de student staat ingeschreven voor meer dan een opleiding, dan treedt de Examencommissie in overleg met de Examencommissies van de desbetreffende opleidingen alvorens een sanctie toe te passen. 7. Indien de geconstateerde gedraging betrekking heeft op een module van het Honoursprogramma kan de Examencommissie bepalen dat verdere deelname aan het Honoursprogramma wordt ontzegd. Artikel 6 - Sancties bij plagiaat Plagiaat wordt door de Examencommissie als volgt bestraft: 1. Bij gedragingen zoals omschreven in Artikel 1, derde lid, waarbij bepaalde gedeeltes uit bestaande teksten zijn overgenomen maar de student nog wel eigen onderzoek heeft verricht, volgt ongeldig verklaring van het ingeleverde werkstuk en uitsluiting van deelname aan het tentamen van het desbetreffende vak dan wel volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens, examens of andere vormen van toetsing van de opleiding voor een periode van maximaal zes maanden. Indien het werkstuk betrekking heeft op een bachelor- dan wel 72
Bijlage I Fraude en Plagiaat Regeling Studenten UvA
2.
3. 4.
5.
6. 7. 8.
masterscriptie worden de begeleidingswerkzaamheden van de scriptiebegeleider voor duur van deze periode opgeschort. Bij gedragingen zoals omschreven in Artikel 1, derde lid, waarbij het hele werkstuk dan wel aanzienlijke delen daarvan, inclusief het als eigen werk gepresenteerde onderzoek, afkomstig is van bestaand materiaal en elders gepubliceerd onderzoek dan wel literatuur, volgt ongeldig verklaring van het ingeleverde werkstuk en uitsluiting van deelname aan het tentamen van het desbetreffende vak dan wel volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens, examens of andere vormen van toetsing van de opleiding voor een periode van maximaal twaalf maanden. Bij ernstige fraude kan het College van Bestuur op voorstel van de Examencommissie de inschrijving van de betrokkene definitief beëindigen. Indien het werkstuk betrekking heeft op een bachelor- dan wel masterscriptie worden de begeleidingswerkzaamheden van de scriptiebegeleider voor duur van deze periode opgeschort. Indien na onderzoek ex Artikel 4, vierde lid, blijkt dat eerder plagiaat is gepleegd kan de examencommissie besluiten eerder behaalde resultaten van onderdelen waarbij plagiaat is vastgesteld, ongeldig te verklaren. Bij gedragingen waarin deze regeling niet voorziet, kan de Examencommissie afhankelijk van de ernst van het gepleegde plagiaat een sanctie opleggen inhoudende ongeldig verklaring van het ingeleverde werkstuk en uitsluiting van deelname aan het tentamen van het desbetreffende vak dan wel volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens, examens of andere vormen van toetsing van de opleiding voor een periode van ten hoogste twaalf maanden. Bij ernstige fraude kan het College van Bestuur op voorstel van de Examencommissie de inschrijving van de betrokkene definitief beëindigen. Indien het werkstuk betrekking heeft op een bachelor- dan wel masterscriptie worden de begeleidingswerkzaamheden van de scriptiebegeleider voor de duur van deze periode opgeschort. Indien de student reeds eerder een sanctie heeft gekregen in verband met geconstateerde fraude dan wel plagiaat volgt volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens, examens of andere vormen van toetsing van de opleiding voor een periode van maximaal twaalf maanden en het advies de opleiding te verlaten. Bij ernstige fraude kan het College van Bestuur op voorstel van de Examencommissie de inschrijving van de betrokkene definitief beëindigen. De Examencommissie verleent geen vrijstellingen op grond van elders behaalde resultaten, behaald in de periode waarvoor de student, krachtens dit artikel was uitgesloten van deelname aan tentamens bij de opleiding. Indien de student staat ingeschreven voor meer dan een opleiding, dan treedt de Examencommissie in overleg met de Examencommissies van de desbetreffende opleidingen alvorens een sanctie toe te passen. Indien de geconstateerde gedraging betrekking heeft op een module van het Honoursprogramma kan de Examencommissie bepalen dat verdere deelname aan het Honoursprogramma wordt ontzegd.
Artikel 7 - Inwerkingtreding, citeertitel Deze regeling treedt, onder gelijktijdige intrekking van de ‘Regeling Fraude en Plagiaat Studenten UvA 2007’, in werking op 1 september 2010 en kan worden aangehaald als ‘Regeling Fraude en Plagiaat Studenten UvA’.
73
Bijlage I Fraude en Plagiaat Regeling Studenten UvA
Toelichting Fraude en Plagiaat Regeling Studenten UvA Op advies van de Werkgroep ter voorkoming en bestrijding van plagiaat en fraude door studenten en in samenspraak met de Examencommissies is deze uniforme regeling opgesteld. De regeling maakt onderdeel uit van een breder fraude en plagiaatbeleid en geeft vooral duidelijke definities van fraude en plagiaat en richtlijnen voor op te leggen sancties. Definities De regeling geldt voor alle studenten die aan de UvA studeren, dat wil zeggen ook voor uitwisselingstudenten, extraneï en contractstudenten. Hoewel plagiaat ook kan worden aangemerkt als een vorm van fraude, zijn de twee begrippen afzonderlijk benoemd. Dit vergemakkelijkt het geven van definities en het uitwerken van de verschillende sancties. De definitie in Artikel 1 ziet slechts op tentamen- en examensituaties. Dit betekent dat de regeling niet ziet op plagiaat in ontwerphoofdstukken en andere voorbereidende documenten voor een scriptie of paper. Indien de docent in de voorbereidende fase plagiaat constateert, ligt het in de rede dat de docent de student daarop aanspreekt en de student erop wijst dat in het geval de ontwerptekst als definitieve tekst wordt ingeleverd er een probleem ontstaat. Het is van belang dat steeds volkomen duidelijk is welke Examencommissie een kwestie behandelt. Vooral bij keuzevakken kan dit tot problemen leiden. In de regeling is als uitgangspunt opgenomen dat de Examencommissie waaronder het betreffende onderwijs/onderdeel valt verantwoordelijk is. Indien de student staat ingeschreven voor meer dan een opleiding, dan zal de Examencommissie in overleg moeten treden met de Examencommissie van de desbetreffende opleiding alvorens een sanctie toe te passen. In Artikel 2 is aangeven dat naast de pleger ook de medepleger strafbaar is. De ‘pleger’ neemt het initiatief tot de daad, terwijl een ‘medepleger’ hier actief aan meedoet. Lid 2 en lid 3 stellen de medeplichtigheid strafbaar. Een medeplichtige is bepaald gedrag dan wel het nalaten van bepaald gedrag te verwijten. Procedure In het geval er een vermoeden van fraude of plagiaat wordt geconstateerd deelt de examinator dit terstond mee aan de Examencommissie. Bij de Examencommissie ligt vervolgens de verantwoordelijkheid voor de procedure. Met deze bepaling wordt voorkomen dat er een onwenselijke onderhandelingsruimte ontstaat tussen de examinator en de student. Bovendien kan de Examencommissie beter waken over de vereiste zorgvuldigheid in de procedure en de rechtszekerheid van de student. De opgelegde sancties worden vastgelegd in het ‘studentendossier’. Hiermee is bedoeld de map – hetzij in schriftelijke hetzij in elektronische vorm – die iedere facultaire onderwijsadministratie van de studenten beheert.
74
Bijlage J Reglement Bachelor Bijvakstudenten Faculteit Economie en Bedrijfskunde
Bijlage J
Reglement bachelor bijvakstudenten Faculteit Economie en Bedrijfskunde
1. Studenten die ingeschreven staan bij een wetenschappelijke bacheloropleiding van de UvA buiten de FEB mogen aan het onderwijs en tentamen van een vak deelnemen op voorwaarde dat: a. zij kunnen aantonen dat zij het eerste studiejaar van hun bacheloropleiding volledig hebben afgerond; b. zij voldoen aan de gestelde vakinhoudelijke ingangseisen van het betreffende vak; c. zij beschikken over een vwo-diploma met wiskunde B of een vwo-certificaat voor wiskunde B indien zij vakken van de bacheloropleidingen Econometrie en Operationele Research en Actuariële wetenschappen willen volgen; d. zij zich voor het deelnemen aan het onderwijs hebben aangemeld in het universitaire studentinformatiesysteem gedurende de, op de website voor FEB-studenten, aangegeven periode en volgens de aldaar aangegeven procedure. Aanmelding gebeurt vooraf voor het gehele blok. Indien de aanmelding niet of niet tijdig heeft plaatsgevonden, wordt deelname aan het onderwijs voor het vak en de bijbehorende tentamens geweigerd. Zie voor de regels omtrent deelname aan onderwijs en tentamens Artikel 4.1. en Artikel 5.2. van de Onderwijsen Examenregeling Bacheloropleidingen FEB van het betreffende studiejaar; 2. Studenten die ingeschreven staan bij een in het CROHO geregistreerde hbo-opleiding of bacheloropleiding van een andere Nederlandse universiteit dan de UvA, mogen aan het onderwijs en tentamen van een vak deelnemen als zij voldoen aan de voorwaarden die vermeld staan bij lid 1 en bovendien staan ingeschreven bij de UvA als bijvakstudent voor de bacheloropleiding waar het te volgen vak onder valt. 3. Studenten die voor een bacheloropleiding staan ingeschreven bij het Instituut van Interdisciplinaire Studies van de UvA (IIS) mogen vakken van de voor hen geldende major volgen, zodra minimaal 50 studiepunten in hun eerste studiejaar zijn behaald. Indien tussen 42 en 50 studiepunten zijn behaald, kan bij een positief advies van de opleiding (IIS) alsnog toelating plaatsvinden. Studenten kunnen hiervoor informatie inwinnen bij de studieadviseur van IIS.
75
Bijlage K Reglement Minorprogramma’s aan de Faculteit Economie en Bedrijfskunde
Bijlage K
Reglement Minorprogramma’s aan de Faculteit Economie en Bedrijfskunde
De FEB biedt een aantal minorprogramma’s aan die in een apart document staan beschreven. Alle studenten die een minorprogramma volgen aan de FEB zijn gehouden aan de regels met betrekking tot deelname aan colleges en tentamens zoals vastgelegd in de Onderwijs- en Examenregeling 20112012 van de bacheloropleidingen FEB. K.1
Toelating
De minorprogramma’s van de FEB zijn alleen toegankelijk voor studenten met een afgerond eerste jaar van de bacheloropleiding (hbo of wo) waarvoor zij staan ingeschreven. Studenten die niet staan ingeschreven voor een opleiding dienen ook over ten minste een afgerond eerste studiejaar van een bacheloropleiding te beschikken. Niet reguliere FEB-studenten dienen zich als bijvakstudent of als contractstudent (KHO) in te schrijven. De minorprogramma’s van de afdelingen Algemene Economie en Business Studies zijn niet toegankelijk voor reguliere studenten Economie en Bedrijfskunde van de FEB, met uitzondering van het minorprogramma Entrepreneurship (30 studiepunten). De minorprogramma’s van de afdelingen Algemene Economie en Business Studies zijn wel toegankelijk voor reguliere FEB-studenten van de bacheloropleidingen Econometrie en Operationele Research en Actuariële Wetenschappen, mits het gekozen minorprogramma geen overlap heeft met het eigen bachelorprogramma. De minorprogramma’s van de afdeling Kwantitatieve Economie zijn omwille van de noodzakelijke voorkennis in de wiskunde en statistiek alleen toegankelijk voor studenten die een afgerond eerste studiejaar hebben van de Bachelor of Science (BSc) in de Wiskunde, Natuurkunde, Informatica of equivalente exacte wetenschappelijke opleiding. K.2
Minorcertificaat
Reguliere FEB-studenten krijgen geen minorcertificaat. Indien zij goedkeuring hebben van de Examencommissie om een bepaald minorprogramma op te nemen in hun bachelorprogramma, wordt de minor inclusief de afzonderlijke vakken van deze minor vermeld op hun cijferlijst. Niet-reguliere FEB-studenten krijgen een minorcertificaat op grond van een in overleg met de minorcoördinator vastgesteld minorprogramma. Vrijstellingen zijn niet toegestaan op een minorcertificaat. In het geval een student een bepaald vak van een minorprogramma elders heeft behaald, dient in overleg met de minorcoördinator een ander vak te worden gekozen. K.3
Procedure toelating masteropleiding aan de FEB
Op de mastersite van de UvA staat bij de betreffende masteropleiding de procedure voor aanmelding en toelating vermeld.
76