b o u w e n
veiligheid in ondergrondse bouwwerken
o n d e r g r o n d s e
b i n n e n l a n d s e
z a k e n
e n
l e i d r a a d
v a n
o n d e r g r o n d s m i n i s t e r i e
c e n t r u m
b o u w w e r k e n
k o n i n k r i j k s r e l a t i e s
leidraad ondergrondse bouwwerken
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Centrum Ondergronds Bouwen hebben het initiatief genomen om de gedachten over veiligheid in ondergrondse bouwwerken in kaart te brengen en toegankelijk te maken voor degenen die betrokken zijn bij dergelijke bouwwerken. Dit initiatief heeft geleid tot de start van het project ‘Beveiligingsconcept ondergrondse bouwwerken’. Hieruit is de ‘Leidraad bij de besluitvorming’ ontwikkeld, waarin staat welke veiligheidsaspecten moeten worden meegewogen bij beslissingen over een ondergronds bouwwerk, op welke wijze en wanneer dat moet gebeuren. Daarnaast zijn allerlei achtergrondstudies verricht die ten grondslag liggen aan de leidraad.
COB
Veiligheid in ondergrondse bouwwerken Leidraad bij de besluitvorming
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Centrum Ondergronds Bouwen
W Woord vooraf
V 3
Veiligheid in ondergrondse bouwwerken
In 1996 zijn het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Centrum Ondergronds Bouwen overeengekomen om samen met het bedrijfsleven, mede-overheden en belangengroeperingen een veiligheidsvisie te realiseren voor het veilige gebruik van ondergrondse bouwwerken. Om draagvlak te creëren is het tenslotte noodzakelijk om evenwicht en samenhang aan te brengen tussen veiligheids- en bijvoorbeeld milieu- en economische vraagstukken.
W Vanaf het ontstaan van een idee tot en met het feitelijk gebruik van een ondergronds bouwwerk, zoals een tunnel, een rekencentrum of een museum, zullen tussen de belanghebbenden afspraken over het veilig gebruik gemaakt moeten worden. Het maken van deze (veiligheids)afspraken vraagt een gezamenlijke visie op veiligheid en inzicht in de mogelijke bedreigingen. Het gaat hier om zowel objectieve veiligheidsbedreigingen zoals brand, overstroming, vandalisme, als om subjectieve bedreigingen van veiligheid zoals onveiligheidsgevoelens en imagoschade.
In deze “Leidraad bij de besluitvorming” , en de hieraan ten grondslag liggende studies, kunt u lezen hoe u een verantwoord niveau van veiligheid in het ondergrondse bouwwerk kunt realiseren. Niet alleen analytisch, via allerlei rekenmethodieken, maar ook heel praktisch met diverse voorbeelden en suggesties op het terrein van veiligheidsbeleving, bijvoorbeeld door het toepassen van daglicht. Om meer inzicht in mogelijk veiligheidsbedreigingen te krijgen en daarvoor oplossingen te bedenken, kan ook gebruik worden gemaakt van de inventarisatie van maatregelen en voorzieningen op het gebied van veiligheid in ondergrondse bouwwerken. Om systematisch alle veiligheidsvraagstukken voor het voetlicht te brengen worden in de “Leidraad bij de besluitvorming” stroomschema’s gepresenteerd die zowel in de ontwerp- als de gebruiksfase van een ondergronds bouwwerk kunnen worden toegepast.
De “Leidraad bij de besluitvorming” bevat geen regelgeving, maar wèl een veiligheidsvisie, die u kunt gebruiken als instrument. Een instrument dat kan waarborgen dat veiligheid in alle fasen van de ontwikkeling van het ondergrondse bouwwerk expliciet aan de orde komt. De Leidraad vormt zo een belangrijke basis voor eventueel nog te ontwikkelen regelgeving.
4
Woord vooraf
In het jaar 2000 verschijnen voor ondergrondse parkeergarages en winkelcentra “Specifieke beveiligingsconcepten”. Deze geven voor deze typen bouwwerken aan hoe de beveiligingsmaatregelen en -voorzieningen kunnen worden ingevuld.
V
Wij bevelen deze “Leidraad bij de besluitvorming” van harte bij u aan en hopen dat deze een daadwerkelijke bijdrage zal leveren aan het veilig gebruik van ondergrondse bouwwerken.
Drs. G.M. de Vries Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ir. H.J.C. Oud Voorzitter van het bestuur van het Centrum Ondergronds Bouwen
Den Haag/Gouda, juni 1999
5
0
I nhoudsopgave
0 Woord vooraf 3
Inhoudsopgave 7 Leeswijzer 11
1
Introductie 15 1.1 1.2 1.3 1.4
2
De integrale bandering van veiligheid 23
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
3
Ondergronds bouwen, een nieuwe dimensie 15 Meervoudig ruimtegebruik is beleid 16 Algemeen gedragen visie op veiligheid 18 Een leidraad voor alle betrokkenen 19
Inleiding 23 Objectieve en subjectieve veiligheid 24 Vormen en functies van ondergrondse bouwwerken 26 Veiligheidsbedreigingen 27 Samenhang tussen risico-kans en risico-feit 28 Inbreng van veiligheidsaspecten in de besluitvorming 28
Hoe komt u tot een gewenst veiligheidsniveau 31 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
Inleiding 31 Algemene veiligheidsdoelen 32 De hoogte van het veiligheidsniveau 36 Minimum veiligheidsniveau 37 Gewenst veiligheidsniveau 39 Gerealiseerd veiligheidsniveau 40
7
Veilighe id in o ndergrondse b ouww erken
4
Stroomschema 43 4.1 4.2 4.3
Inleiding 43 Stroomschema ontwikkelingsfase van een bouwwerk 44 Stroomschema gebruiksfase van een bouwwerk 45
5
Literatuuroverzicht 51
B
Bijlagen 53 1 2 3 4
Overzicht van de bij het project betrokken instanties 53 Begripsomschrijvingen 57 Toepassingsgebied 71 Inventarisatie van bedreigingen en gevolgen 79
8
Inhoudsopgave
9
L L eeswijzer
W
De Leidraad kan vanaf de eerste ideevorming over ondergrondse projecten worden gebruikt.
Dankzij dit hulpmiddel kunt u waarborgen dat veiligheid in alle projectfasen expliciet aan de orde komt. Personen en instanties kunnen op het juiste moment en vanuit hun eigen verantwoordelijkheid participeren. Werken volgens de Leidraad staat ook borg voor zorgvuldige vergunningprocedures.
11
Veiligheid in ondergrondse bouwwerken
Dit alles geldt dus voor elke fase van het besluitvormingsproces: zowel de initiatieffase, als de plan-, ontwerp-, bouw- en gebruiksfase. Tenslotte kan de ‘winstverwachting’ van deze Leidraad bij de besluitvorming ook worden uitgedrukt in termen van tijd en geld. In deze Leidraad staat welke veiligheidsaspecten een rol spelen bij beslissingen over een ondergronds bouwwerk en op welke wijze en wanneer ze van toepassing zijn. Door middel van stroomschema’s kunt u de juiste plaats en tijd geven aan onderzoek, analyse, oordeelsvorming en besluitvorming. Verder bent u door gebruik van de Leidraad in staat de overige personen en instanties, op het moment dat zij betrokken zijn bij het besluitvormingsproces, vanuit hun eigen verantwoordelijkheid te laten deelnemen en samenwerken. Hoofdstuk 1 beschrijft de verwachte toename en complexiteit van ondergrondse bouwwerken en de noodzaak om veiligheid vanaf de eerste ideevorming in de besluitvorming te betrekken. Hoofdstuk 2 gaat in op de vraag welke vormen van veiligheid relevant zijn bij de integrale benadering zoals deze Leidraad voorstaat en hoe deze samenhangen. Hoofdstuk 3 stelt vervolgens vast wat de globale doelen zijn op de onderscheiden veiligheidsniveaus. Hoofdstuk 4 biedt stroomschema’s waarin wordt aangegeven op welke wijze die doelen het beste kunnen worden bereikt. Hoofdstuk 5 tenslotte bevat een literatuuroverzicht met publicaties die in het kader van het project "Beveiligingsconcept ondergrondse bouwwerken" al zijn verschenen. Deze hulpmiddelen zijn het resultaat van een proces waarin een reeks overheidsdiensten, bedrijven, belangenorganisaties en kennisinstituten heeft samengewerkt. Wie dat zijn, vindt u terug in bijlage 1 "Overzicht van bij het project betrokken instanties".
12
Leeswijzer
13
0 I ntroductie
1 1.1
Ondergronds bouwen, een nieuwe dimensie
Bouwen in Nederland heeft er een dimensie bij. Naast bouwen in de hoogte en de breedte wordt bouwen onder de grond steeds meer een serieuze optie. In amper tien jaar tijd heeft "ondergronds bouwen" zich van zijn traditionele tunnel-imago weten te bevrijden. Op zoek naar oplossingen voor onze (steden)bouwkundige en infrastructurele vraagstukken richt Nederland in toenemende mate de blik omlaag.
15
Vei li gh eid in o nde rgr ondse bouwwerke n
De uitdaging om die grotendeels ongebruikte dimensie weloverwogen aan te boren, leidt in hoog tempo tot vele verrassende plannen en projecten. Nog eens tien jaar en de bebouwde omgeving in Nederland strekt zich op menige plaats tot diep onder het maaiveld uit. Dat zal zeker het geval zijn in de centra van onze grote steden, maar waarschijnlijk ook elders. Ondergronds bouwen verandert de bebouwde omgeving, maar ook het menselijk gedrag daarin. Het vergroot en compliceert het aantal niveaus waarop menselijke activiteiten als werken, winkelen, recreëren en transporteren zich in de toekomst gaan afspelen. Daarom moet er goed worden nagedacht over de veiligheid van ieder die zich daarin bevindt of beweegt. In het buitenland zijn, los van de grote metrostations, enkele min of meer bekende voorbeelden van ondergronds bouwen: het winkelcentrum Les Halles, de Nationale Bibliotheek en de uitbreiding van het Louvre met de f ameuze glazen piramide in Parijs, het Nationale Museum voor Afrikaanse Kunst in Washington en een groeiend aantal immense shoppingmalls in de Verenigde Staten, Canada en Japan. Verder kent iedereen wel een aantal Europese tunne ls met als onbetwiste koploper de treintunnel onder het Kanaal.
Aansprekende voorbeelden in eigen land zijn de in aanbouw zijnde Westerscheldetunnel, het gedeeltelijk ondergrondse Museonder op de Hoge Veluwe, het Rijksarchief Limburg en onderg rondse centra met winkel-, parkeer- en vervoersvoo rzieningen in onze grote ste den. Minder bekend zijn de honderden projecten die er aan komen en nu nog in studie of voorbereiding zijn. Deze variëren van complete ondertunneling of overkluizing van spoorweggebieden in steden (Delft, Den Haag) tot ondergrondse bedrijfsterreinen en pakhuizen (Sittard, Alphen).
1.2
Meervoudig ruimtegebruik is beleid "Ondergronds bouwen", is alles behalve een modieuze trend. In specifieke situaties kan ondergronds bouwen bijdragen aan de oplossing van een aantal erkende maatschappelijke problemen. Naast ruimteschaarste zijn dat, de bereikbaarheid en de vitaliteit van onze steden en de kwaliteit van ons milieu en leefklimaat.
16
Introductie
Terwille van bereikbare en economisch gezonde steden moeten veel functies in vitale stadscentra worden verenigd. Dat vraagt om een doelmatig en doeltreffend gebruik van de ruimte en - niet enkel voor het vervoer van personen en goederen maar ook voor andere functies - om een beroep op die dimensie onder de grond. Door intensiever ruimtegebruik kunnen binnen compacte gebieden infrastructurele voorzieningen worden gecombineerd met andere bouwwerken, met veel dynamische afwisseling tussen de boven- en ondergrondse ruimten. Dit "méér, dieper en complexer" wordt kenmerkend voor het ondergrondse bouwen in de komende decennia. Ondergrondse bouwwerken worden een belangrijk element in de verdere ruimtelijke en de (steden)bouwkundige ontwikkeling van ons land. Om dit te stimuleren en de expertise te vergroten, stimuleert de rijksoverheid ondergronds bouwen met verschillende onderzoek- en ontwikkelingsprogramma’s. Belangrijke instrumenten in het beleid om onze ruimte meervoudig te benutten, zijn het Stimuleringsprogramma Intensief Ruimtegebruik (STIR), het Expertisenetwerk Meervoudig Ruimtegebruik (in voorbereiding) en het Impulsprogramma Kennisinfrastructuur Ondergronds Bouwen. Dit laatste wordt uitgevoerd door het Centrum Ondergronds Bouwen (COB); een publiek-private organisatie van overheid, wetenschap en bedrijfsleven die in 1995 speciaal is opgericht voor de bevordering van deskundig ondergronds bouwen.
In een breder kader is sinds enige tijd bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het project Veiligheid-effectrapportages gestart. Dit project heeft onder andere tot doel de besluitvorming over de veiligheid bij ruimtelijke en infrastructurele projecten systematisch te beïnvloe den. Gelet op de doelstellingen van het project "Beveiligingsconc ept ondergrondse bouwwerken" hebben zij een relatie met het project Veiligheid-effectrappo rtages. Beide projecten richten zich op de procesmatige kant van een project, maar het project Veiligheid-effectrapportages richt zich ook op andersoortige grote infrastructurele projecten. Daarentegen richt het project "Beveiligingsconcept ondergrondse bouwwerken" zich ook op de inhoudelijke kant van de veiligheidsproblematiek (van kaderstelling tot maatregelen en voorzieningen).
17
Veili gheid in onde rgr ondse bouwwerke n
1.3
A lg e m e e n g e dr a g e n v is i e o p v e i l i g h e i d Ondergrondse bouwwerken en bebouwing met ondergrondse gedeelten bieden tal van interessante mogelijkheden voor de toekomst. Daarbij is ook steeds de veiligheid in het geding. Omdat ze grotendeels bestaan uit meestal besloten ruimten op enkele tot tientallen meters onder het maaiveld, is er in vergelijking met bovengrondse bouwwerken sprake van nieuwe risico’s en gevolgen voor de inzetbaarheid van de hulpverlenende diensten. Bij brand bijvoorbeeld zullen de personen die er verblijven omhoog moeten vluchten in dezelfde richting als waarin de rook en hitte zich verspreiden. Er kan dan ook niet zonder meer worden gesteld dat wat (relatief) veilig is bóven de grond, dat ook is ónder de grond Met het oog daarop hebben het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en het Centrum Ondergronds Bouwen (COB) het initiatief genomen tot het gezamenlijke project "Beveiligingsconcept ondergrondse bouwwerken" (N120). Dit Beveiligingsconcept wordt omschreven als: "een integrale benadering op hoofdlijnen van de beveiliging tegen brand, ongeval, ramp, criminaliteit en onveiligheidsbeleving en de gevolgen daarvan bij planvorming, realisatie en gebruik van een ondergronds bouwwerk".
Het project heeft tot doel te komen tot een algemeen gedragen visie op veiligheid in ondergrondse bouwwerken en het bevorderen van de toepassing ervan met behulp deze Leidraad en specifieke instrumenten als beveiligingsconcepten voor bepaalde objecttypen. Zo zijn de beveiligingsconcepten voor ondergrondse parkeergarages en winkelcentra vanaf het voorjaar van 2000 beschikbaar. Bovendien is voor dit project veel onderzoek verricht en is nuttig documentatiemateriaal in boekvorm bij elkaar gebracht U vindt dit terug in het literatuuroverzicht in hoofdstuk 5. Overigens is de vraag wat precies onder een ondergronds bouwwerk moet worden verstaan, gemakkelijker gesteld dan beantwoord. Tunnels en parkeergarages onder het straatoppervlak zullen snel getypeerd worden als een ondergronds bouwwerk. Met een aantal bouwwerken op het grensvlak van ondergronds en bovengronds is dat moeilijker. Over sommige bouwwerken zal weinig misverstand bestaan, zoals over het NS-metrostation Blaak. Maar bij andere bouwwerken lijkt het lastiger om het predikaat ondergronds bouwwerk te hanteren,
18
Introductie
vanwege hun hybride of beperkte ondergrondse karakter. Moeten we de Koopgoot in Rotterdam, het half ondergrondse museum van Nationaal Park de Hoge Veluwe Museonder, of het gedeeltelijk onder de waterspiegel gebouwde Groninger Museum nu wel of niet als ondergronds bouwwerk beschouwen? Deze Leidraad is van toepassing op alle gebouwen en delen van gebouwen die onder het maaiveld liggen en bij (dreigende) calamiteiten alleen verlaten kunnen worden langs een weg omhoog. Hiertoe rekenen we bijvoorbeeld ook een kantoorgebouw met een onder het maaiveld gelegen archiefruimte. Dat er door technische en bouwkundige voorzieningen soms horizontale vluchtwegen mogelijk zijn naar verder gelegen beveiligde ruimten doet daar niets aan af; ook die liggen immers ondergronds. In Bijlage 2 "Begripsomschrijvingen" staat een uitgebreide omschrijving van wat in het kader van het "Beveiligingsconcept ondergrondse bouwwerken" wordt gerekend tot een ondergronds bouwwerk. 1.4
E e n L e i d r a a d v o o r a ll e b e t r o k k e n e n De Leidraad is allereerst bedoeld voor degenen die betrokken zijn bij de besluitvorming over projecten waarbij ondergronds bouwen aan de orde is. Hierbij kunt u denken aan opdrachtgevers bij overheid en bedrijfsleven, hoofden van gemeentelijke diensten en investeerders. Ook degenen die betrokken zijn bij het ontwerpen, realiseren en gebruiken van het ondergrondse bouwwerk, kunnen gebruik maken van deze publicatie. Deze leidraad is bestemd voor: -
initiatiefnemers
-
vergunningverleners
-
exploitanten
-
financiers
-
adviesbureaus
-
gebruikers
-
regelgevers
-
verzekeraars
-
belangengroeperingen
Al deze partijen moeten op het juiste moment in de menings- en besluitvorming over veiligheid worden betrokken. Wanneer dit niet gebeurt, wordt het gewenste veiligheidsniveau mogelijk niet gerealiseerd vanwege tegengestelde, dubbele, te hoge of zelfs helemaal geen eisen.
19
Veilighe id in on dergrondse b ouwwerken
Wanneer een bepaalde partij gedurende het proces maatregelen of voorzieningen voorstelt die "zijn" veiligheidsprobleem oplossen, moet worden nagegaan wat dit betekent voor de andere aspecten van veiligheid. Zo kan worden bereikt dat afzonderlijke veiligheidsmaatregelen en -voorzieningen -waar mogelijk- tevens een gunstig effect hebben op het totale veiligheidsniveau. Dit lijkt eenvoudiger dan het is, want sommige veiligheidsbelangen staan haaks op elkaar. Zo wil de brandweer bijvoorbeeld gemakkelijk een bouwwerk kunnen binnentreden in geval van een incident, terwijl de politie juist wijst op het goed afsluiten van een bouwwerk om kwaadwillenden buiten te houden. U wilt een ondergronds winkelcentrum bouwen...
Stel, u bent als initiatiefnemer van plan een ondergronds winkelcentrum te bouwen. De meest basale vraag is: past een ondergronds winkelcentrum in het bestemmingsplan? Zo ja, dan die nen reeds in dit stadium naast allerlei ande re a specten ook de veiligheidsaspecten te worde n meegewogen, zoals antwoorden op de volgende vragen: Welke bedreigingen ten aanzien van veiligheid zijn er aanwezig? Bestaat inzicht in de aan te brengen veiligheidsvoorzieningen? Is de situatie bij een ongeval beheersbaar voor de hulpverlening?
Wanneer er een inventarisatie is gemaakt van antwoorden op deze vragen, is ook een inventarisatie nodig van de bijbehorende kosten van bouw en beheer waaronder bijvoorbeeld kosten van toezicht. Aan de hand van de voorziene kosten kan een macro-economische afweging worden gema akt of het wel zinvol is zo’n ondergronds winkelc entrum te bouwen en te exploiteren.
In de initia tieffase moeten diverse afwegingen worden gemaakt om tot een besluit te komen. In de volgende fasen van het besluitvormingsproce s wordt het mogelijk meer in detail invulling te geven aan de veiligheidsvraagstukken en de kosten daarvan. Daarom is het van belang dat in de initiatieffase reeds wordt nagedacht over de uitwerking van de te nemen beslissingen in de volgende fasen van het besluitvormingsproces. Bijvoorbeeld over het aanbrengen van een brandblusinstallatie. In het ontwerp zal rekening gehouden moeten worden met het afvoeren van grote hoeveelheden bluswater.
20
Introductie
Door met elkaar intensief na te denken over de veiligheidskeuzes in de volgende fasen van het besluitvormingsproces vermijdt u zovee l mogelijk kostbare beslissingsfouten.
Beheervraagstuk
Voor toegangscontrole tot de perrons van metrostations kan voor een elektronisch controlesysteem worden gekozen. Met zo’n systeem wordt het mogelijk om mensen zonder toegangskaartje - en daardoor ook ongewenste individuen, zoals zwervers - va n de perrons te weren. Anderszins kan ook worden gekozen voor een vrije toegang tot de perrons, waarbij enkele perronwachters continue toezicht houden. Naast de bestuurlijke afweging van toe gangscontrole versus vrije toegang, moet ook een financiële afweging worden gema akt: een eenmalige forse investering voor een elektronisch toegangssysteem versus een jarenlange investering in menskracht voor het beheer.
21
0
De integrale benadering van veiligheid
2 2.1
Inleiding
Het gewenste veiligheidsniveau vooraf integreren is beter dan het achteraf introduceren. Of, om deze kernboodschap in een eenvoudig Nederlands spreekwoord uit te drukken: ‘Bezint eer ge begint.’ Wie het gewenste veiligheidsniveau in ondergrondse bouwwerken wil waarborgen, doet er verstandig aan om vanaf de initiatieffase het thema veiligheid in het denk- en werkproces mee te nemen. Zo’n integrale benadering van veiligheid kan veel problemen in de latere ontwerp-, bouw- en gebruiksfasen voorkomen.
23
Veilighe id in on dergrondse b ouwwerken
Het ligt voor de hand. Wanneer ondergrondse bouwwerken "meer, dieper en complexer" worden, maakt dat het waarborgen van de veiligheid er niet makkelijker op. Maar ook in eenvoudiger situaties zijn meestal meerdere partijen bij de idee- en planvorming betrokken. De simpele vraag, wie men de ‘eigenaar’ van het veiligheidsvraagstuk kan noemen, is daarom vaak niet eenvoudig te beantwoorden. Pas wanneer een bouwwerk in gebruik is genomen, is er meer duidelijkheid. Dan is het vooral de exploitant die bij een calamiteit op zijn verantwoordelijkheid wordt aangesproken. De integrale benadering stelt betrokkenen in staat het veiligheidsvraagstuk tot een bewust gezamenlijk eigendom te maken en vanaf het begin stapsgewijs na te gaan hoe daarmee zal worden omgegaan. De Leidraad is daarbij een goed hulpmiddel. Ze stelt u in staat om zowel in de ontwikkelingsfase als in de gebruiksfase van een ondergronds bouwwerk heel systematisch alle relevante veiligheidsvragen mee te wegen. Wat voor bouwwerk staat u voor ogen? Welke functie krijgt het? Welke risico’s zijn daarmee verbonden? Hoe worden deze afgedekt door voorzieningen volgens een minimumniveau? En welke andere risico’s wilt u aanvullend afdekken op het door u gewenste niveau? Met de antwoorden op zulke vragen kunt u de criteria voor ontwerpprocessen vanuit een helder veiligheidsperspectief formuleren. Net zozeer als u er bestaande bouwwerken op herziening van het gerealiseerde veiligheidsniveau mee kunt onderzoeken. De Leidraad met bijlagen geven het reisplan waarmee u op deze weg kunt gaan. Essentieel daarin zijn de stroomschema’s (uit hoofdstuk 4) die in de volgende hoofdstukken worden toegelicht. Op bepaalde tussenstations heeft u meer gedetailleerde informatie nodig. Naast de literatuurstudie "Ondergrondse bouwwerken en veiligheid" met een schat aan (inter)nationale gegevens over het onderwerp, vindt u deze met name in de achtergrondstudies die tegelijkertijd met deze publicatie worden uitgegeven (zie literatuuroverzicht, hoofdstuk 5). De informatie is globaal maar goed bruikbaar om de gedachten te bepalen. 2.2
O b j e c t i e v e e n s u bj e c t i e v e v e i l i g h e i d Bij het beoordelen of een bouwwerk als veilig kan worden gekwalificeerd, is het ook van belang hoe de mensen het gebruik van het object zullen beleven. Er kan in de praktijk namelijk een groot
24
De integrale benadering van veiligheid
verschil optreden tussen de feitelijke veiligheidssituatie, gebaseerd op berekeningen en statistieken, en de veiligheidsbeleving van de gebruikers gebaseerd op opgedane indrukken en vermoedens. Deze veiligheidsbeleving is één van de voorwerpen van onderzoek in de literatuurstudie "Ondergrondse bouwwerken en veiligheid". Ondergrondse ruimten blijken een negatief imago te hebben. Men associeert ze met ‘donker, vochtig, instortingsgevaar, overstroming, benauwde atmosfeer, rampen in mijnen, metrobranden’. Over wolkenkrabbers daarentegen wordt veel positiever gedacht, hoewel deze objectief gezien ook negatieve gevolgen voor de veiligheid kunnen hebben. Om de sociaal-negatieve gevoelens over gebruik van ondergrondse ruimten uit te bannen, is een aanzienlijke inspanning noodzakelijk vanuit de technologie, psychologie en de sociologie, aldus de studie. Verblijf in ondergrondse omgevingen kan resulteren in een aantal psychische en fysiologische problemen. Door middel van veilig ontwerpen, bijvoorbeeld het voorkomen van "enge plekke n", kan de veiligheidsbeleving aanmerkelijk worden verbeterd. Het vermijden van onnodige bochten en het aanbrengen van voldoende verlichting kan het (over)zicht in een voetgangerstunnel zodanig verbeteren dat het publiek niet meer het gevoel heeft opeens verrast te worden door kwaadwillenden en maa r liever een kilometer o mloopt.
Wie recentelijk een goed ontworpen ondergronds bouwwerk heeft bezocht, zal zich daarin meestal niet onveiliger hebben gevoeld dan in een willekeurig kantoorgebouw of wolkenkrabber. Architecten en stedenbouwkundigen slagen er tegenwoordig soms in ondergrondse ruimten zo vorm te geven dat men die nauwelijks meer als ondergronds ervaart. Belangrijke ontwerpelementen daarin zijn de constructie van grote open ruimten, de toetreding van veel daglicht via atria en lichtvensters, en toepassing van perspectivische zichtlijnen met een blikverwijdend effect. Objectief zijn ook andere verschillen waarneembaar. Incidenten die zich ondergronds afspelen, (bijvoorbeeld brand, lekkage) zijn alleen ter plaatse of met detectiemiddelen waarneembaar. Terwijl bovengrondse bouwwerken het "voordeel" hebben dat incidenten vaak ook van buitenaf waarneembaar zijn. Daarentegen is een ondergronds bouwwerk minder gevoelig voor
25
Veilighe id in on dergrondse b ouwwerken
allerlei weersinvloeden. Hierbij kan worden gedacht aan mist en gladheid op de openbare weg in vergelijking tot een tunnel. Ook al is een ondergrondse situatie objectief gezien veilig, dan nog kunnen mensen deze toch als onveilig ervaren. Dit kan er uiteindelijk toe leiden dat ze een ondergronds bouwwerk gaan mijden. Daarom kan met deze onveiligheidsgevoelens het beste al rekening worden gehouden bij de inventarisatie van de risico’s. 2.3
V o r m e n e n f u n c t i e s v a n o n d e r g r o n d se b o u w w e r k e n Net als in bovengrondse bouwwerken lopen mensen ook in ondergrondse bouwwerken een aantal risico’s. Welke dat zijn en hoe zwaar ze wegen, is afhankelijk van verschillende factoren, waaronder de aard en gebruikswijze van het bouwwerk. Zo zal het vluchten uit een diepgelegen ondergrondse ruimte in bij een calamiteit veel meer tijd en inspanning vergen dan het vluchten uit een bovengrondse ruimte. Maar of het nu gaat om een concept voor een niet ingewikkeld bouwwerk of om een nieuwe configuratie voor de veiligheid van een complex geheel van onder- en bovengrondse bouwwerken, een integrale benadering van veiligheid betekent altijd winst. De integrale benadering heeft een inhoudelijke en een procesmatige kant. In deze paragraaf gaan we in op de inhoudelijke kant: het soort gebouwen, hun specifieke veiligheidsrisico’s en de samenhang daartussen. In de volgende paragraaf behandelen we de proceskant, met name het inbrengen van de veiligheidsaspecten in de besluitvorming. Ondergrondse bouwwerken kunnen we onderscheiden naar hun bouwkundige vorm en naar hun functie. a. Bo uw ku ndige vormen
De belangrijkste bouwkundige vormen zijn: -
26
gebouwen met een ondergronds gedeelte geheel ondergrondse gebouwen met bebouwing overkluisde gebieden tunnels combinaties van deze vormen
De integ ra le be nad er ing v an v ei li gh ei d
b . F uncties
De belangrijkste functies van ondergrondse bouwwerken zijn: -
-
-
2.4
Bouwwerken met een transportfunctie, zoals verkeerstunnels voor voetgangers, fietsers, auto, trein en metro, maar ook bouwwerken ten behoeve van goederenvervoer. Bouwwerken met een publieksfunctie, zoals gebouwen voor recreatie (bioscopen, discotheken e.d.), gebouwen voor consumptie (o.a. winkels, warenhuizen en horeca) en gebouwen bestemd voor verplaatsingen. Bij deze laatste moet men denken aan trein-, metro- en busstations en parkeergarages. Bouwwerken met een opslagfunctie, zoals archieven, bunkers voor militaire goederen, en parkeergarages. Bouwwerken met een gecombineerde opslag- en arbeidsfunctie, zoals ondergrondse computercentra, telecommunicatiecentrales, bemande archieven, bibliotheken, commando- en crisiscentra.
Veiligheidsbedreigingen Voor elk van zulke bouwwerken bepaalt u zelf de specifieke veiligheidsbedreigingen voor personeel, publiek en voor het object. De belangrijkste categorieën bedreigingen zijn: -
bedreigingen van natuurlijke aard, zoals overstroming, aardschokken en onweer; bedreigingen van niet-opzettelijke aard, zoals brand, explosie, lekkage en stroomuitval; bedreigingen van opzettelijke (criminele) aard, zoals diefstal, geweldpleging en vandalisme; bedreigingen door afwijkend menselijk gedrag zoals rellen en drugshandel; bedreigingen door menselijk gedrag met als achtergrond politiek motief, zoals bezetting en bomaanslagen.
In de bijlagen 1, 2 en 3 van deze Leidraad staat een volledig overzicht van soorten bouwwerken, functies en veiligheidsbedreigingen. Bovendien wordt in tabellen getoond hoe gebouwen vanuit hun functie aan belangrijke bedreigingen als brandgevaar en criminaliteit gerelateerd kunnen worden om aldus zicht te krijgen op het gewenste veiligheidsniveau.
27
Vei li ghe id in o nde rgr on dse bouwwerke n
2.5
Samenhang tussen risico-kans en risico-feit U inventariseert alle relevante typen bedreigingen van de veiligheid met betrekking tot het betreffende object. Daarbij zult u rekening houden met de kans dat deze daadwerkelijk optreden en wat in zo’n geval de gevolgen kunnen zijn. Verder wilt u nagaan wat de mogelijkheden zijn van de hulpverlenende diensten om bij het daadwerkelijk optreden van de bedreiging nog afdoende te kunnen reageren. Wordt een risico een feit, dan ontlokt dat in de werkelijkheid niet zelden een hele keten van gebeurtenissen. Zo kan bijvoorbeeld - feit één - door een verkeerde manoeuvre met een vorkheftruck in een ondergronds magazijn, een stelling met daarop opgeslagen goederen worden geraakt. Daardoor kan een deel van de goederen vallen - feit twee -. Wordt door de val de verpakking van giftige stoffen beschadigd - feit drie - en verspreiden deze stoffen zich door het gebouw - feit vier - dan moet het gebouw direct worden ontruimd - feit vijf -. De beschrijving van een mogelijke kettingreactie wordt een scenario genoemd. Een methodiek waarin niet alleen mogelijke gebeurtenissen en hun gevolgen worden beschreven, maar ook hoe ze elkaar direct of indirect kunnen beïnvloeden. Bijvoorbeeld, hoe een groot incident, dat breed in de media wordt uitgemeten, niet alleen directe schade oplevert maar ook kan resulteren in imagoschade en daarmee samenhangend vermijdingsgedrag van het publiek. Het opstellen van scenario’s - in dit geval functioneel ‘doemdenken’ - is een uitstekende methode voor het ontwikkelen en uitvoeren van een veiligheidsplan voor een ondergronds bouwwerk. Het maken ervan dwingt de partijen na te denken over de samenhang tussen optredende incidenten, het ontwerp van het bouwwerk, de mogelijke zelfredzaamheid en de organisatie van de hulpverlening. In de studie "Scenario’s voor ondergrondse bouwwerken" wordt onder andere een lijst met onderwerpen voor algehele scenario’s gepresenteerd. Die kunnen als voorbeeld dienen bij het maken van uw eigen maatgevend scenario (zie literatuuroverzicht, hoofdstuk 5).
2 .6
I n br e n g v a n v e i l i g h e i d s a s p e c t e n i n d e b e s l u i t v o r m i n g De levenscyclus van een (ondergronds) bouwwerk bestaat uit de volgende fasen:
28
De integra le ben ader ing van v ei ligheid
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Initiatieffase Planfase Ontwerpfase Bouwfase Gebruiksfase Sloopfase
De Sloopfase wordt voor de volledigheid genoemd, maar is voor de Leidraad niet verder uitgewerkt. Alhoewel er ook dan - denk alleen maar aan het verschijnsel asbest - sprake kan zijn van risico’s voor de veiligheid. In de fasen 1 tot en met 5 hoort veiligheid op de agenda. Wanneer dat in de eerste twee fasen niet gebeurt, blijken in de ontwerpfase problemen, bewust of onbewust, vaak door te schuiven naar de volgende fase. Met als resultaat niet zelden dure en onbevredigende ‘achteraf-oplossingen’, tijdens de bouw of zelfs nog later. Wanneer bij het ontwerpen van een gebouw bijvoorbeeld onvoldoende rekening is gehouden met de veiligheid van de gebruikers, is zo’n gebouw meestal slechts veilig te exploiteren door een hoge inzet aan toezichthoudend personeel. Ervaring heeft geleerd dat het voordeliger is om in een zo vroeg mogelijke fase van de levenscyclus van een bouwwerk al rekening te houden met veiligheid. Vragen die men bij zo’n start vanuit de proceskant kan stellen zijn onder meer: wat worden de aard en inhoud van onze gesprekken over veiligheid in de verschillende fasen van het besluitvormingsproces en welke actoren zijn daarbij van belang? In het proces zal snel duidelijk worden dat veiligheid geen kwestie is van simpel kiezen voor één bepaalde benadering door één partij. De integrale benadering vraagt erom de veiligheidsdiscussie niet alleen tijdig te starten samen met de verschillende betrokkenen, maar ook goed te structureren. Men moet met elkaar een objectief afwegingskader willen scheppen om tenminste maatregelen te nemen, daar waar ze het meest nodig zijn. Het besef dat de veiligheidsgelden maar één keer kunnen worden uitgegeven, kan daarbij helpen. Bij de verschillende fasen in de levenscyclus van een bouwwerk is het raadzaam om alle relevante partijen (actoren) met hun verschillende (veiligheids)eisen en wensen erin te betrekken. Deze partijen zijn dezelfde als voor wie deze Leidraad is bedoeld.
29
0
Hoe komt u tot een gewenst veiligheidsniveau
3 3.1
Inleiding
De veiligheid van ondergrondse bouwwerken is niet apart bij wet geregeld. Het niveau daarvan behoort evenals die van alle andere gebouwen te voldoen aan de geldende regels op het gebied van veiligheid, arbeidsomstandigheden en milieubeheer. Deze regels geven een minimumniveau aan. Om dit wettelijk verplichte veiligheidsniveau voor ondergrondse bouwwerken vast te stellen, moet worden voldaan aan de vereisten uit onder andere de Arbowet, Wet Milieubeheer en Woningwet, waaronder het Bouwbesluit en de gemeentelijke Bouwverordening.
31
Veiligheid in on dergrondse b ouwwerken
Op sommige gebieden, zoals voor de sociale aspecten van veiligheid, is er geen minimumniveau vastgelegd. De betrokken partijen moeten dit dan zelf overeenkomen. Op basis daarvan wordt onderzocht welk niveau de initiatiefnemers - en in de toekomst de exploitant - gewenst vinden vanuit de functie, het bedoeld gebruik en het voorgestane rendement van het object. Deze laatste drie factoren kunnen belangrijke redenen zijn om bij het ontwerpen, bouwen en gebruiken van een ondergronds gebouw een hoger dan het minimaal verplichte veiligheidsniveau te kiezen. Door het bepalen van het gewenste veiligheidsniveau kiezen de betrokkenen vooraf wat ze willen bereiken, hoe ze dat doen en op welke manier ze later gaan onderzoeken of dat is gelukt. Aanbevolen wordt om dat schriftelijk vast te leggen. Na de ontwikkelingsfase kunnen ze vervolgens in een nieuwe cyclus (tijdens de gebruiksfase) wederom de Leidraad hanteren. Maar dan om systematisch na te gaan wat het verschil is tussen het gewenste en bereikte niveau, en of er wel of geen aanpassingen en nieuwe voorzieningen geboden zijn. In dit hoofdstuk worden de begrippen veiligheidsniveau en bedoeld gebruik verduidelijkt en verder uitgewerkt. 3.2
A l g e m e n e v e i l ig h e i ds d o e l e n Bij het bepalen van het veiligheidsniveau voor een specifiek object staan de volgende vragen centraal: -
wat zijn de veiligheidsdoel(en); door wie worden ze nagestreefd; welke maatregelen of voorzieningen zijn nodig om tot het gewenste veiligheidsniveau te komen; hoe kan later worden gemeten of dat is bereikt?
De betrokken partijen kunnen langs deze weg de verschillende gemeenschappelijke of tegenstrijdige - belangen zichtbaar maken en afwegen. Specifieke belangen zijn goed af te leiden uit de algemene (wat abstractere) veiligheidsdoelen. De volgende algemene veiligheidsdoelen worden voor een ondergronds bouwwerk nagestreefd:
32
Hoe komt u tot een gewenst ve iligheidsniv eau
1 . Het zoveel mogelijk v oo rk omen v an p ersoon lijk l et sel
De bestaande wetten en regels geven voorschriften voor het gezond en veilig werken. Gebouwen moeten beveiligd worden tegen calamiteiten van allerlei aard, maar ook tegelijkertijd gezond zijn om in te werken. Zo bestaan er op basis van diverse wetten gedetailleerde regels met betrekking tot brandpreventie, veilige vluchtwegen, nooduitgangen, brand- en rookwerende voorzieningen e.d., maar ook voorschriften over hoe lang mensen mogen werken of verblijven op plaatsen waar geen of weinig daglicht binnenkomt. Zowel het Bouwbesluit, het Arbeidsomstandighedenbesluit en de brandbeveiligingsconcepten gaan er van uit dat mensen een gebouw bij brand binnen 30 minuten veilig moeten kunnen ontvluchten; en dat men bij een brand maximaal 30 seconden de adem kan inhouden om door een levensbedreigende omgeving met rook te lopen. Calamiteiten kunnen zich altijd voordoen. Met de kans daarop moet dus rekening worden gehouden. De vraag is dan hoe in zo’n situatie persoonlijk letsel beperkt kan blijven. Tegen die achtergrond moet het eerste algemene veiligheidsdoel worden gelezen en begrepen: "het zoveel mogelijk voorkomen en beperken van doden en/of gewonden."
Het concretiseren van de begrippen "zoveel mogelijk voorkomen" en "zoveel mogelijk beperken" levert ongetwijfeld discussie op over de vraag welke omvang van het persoonlijk letsel wél of niet wordt geaccepteerd. De wettelijke voorschriften voor het minimum veiligheidsniveau bieden hierbij maar ten dele houvast. Betrokkenen zullen bij het bepalen van het gewenste veiligheidsniveau, zulke begrippen veelal zelf concreet moeten invullen. 2. Het zoveel mogelijk v oorkomen v an materiële s chade
Wordt een bedreiging werkelijkheid, dan moeten de gevolgen zo beheerst kunnen worden dat de materiële schade beperkt blijft. Uiteraard kan er sprake zijn van verschillende vormen van schade. Naast directe schade aan gebouw en inhoud, kan dat ook schade zijn die wordt toegebracht aan het milieu of aan de b e d r i j f s v o e r i n g.
33
Vei li ghe id in o nde rgr ond se bouwwerke n
Zo kan een relatief kleine brand het uitvallen van de computers veroorzaken en daarmee de volledige leverantie van onaangetaste voorraden lam leggen. Het tweede algemene veiligheidsdoel kan gelezen worden als: "zo veel mo gelijk voorkomen van materiële schade binnen een vooraf bepaald gebied"
Dit kan vervolgens leiden tot afspraken over zeer specifieke maatregelen en voorzieningen, zoals: een brand mag niet onbeheersbaar zijn. Er moeten om die reden ook in dit opzicht vooraf keuzen worden gemaakt om de gevolgen beheersbaar te houden. Het moge duidelijk zijn dat de keuzevrijheid - buiten het wettelijk verplichte - maximaal is. Het scala loopt van niets doen en de mogelijkheid tot grote schade aanvaarden, via het beschermen van het meest kwetsbare deel, tot het wegnemen van de gehele bedreiging. Dat bij het nemen van deze beslissingen ook de inschatting van verzekeraars meeweegt, behoeft nauwelijks betoog. Deze maximale keuzevrijheid begint pas buiten het verplichte veiligheidsniveau. Daarbinnen zal de vergunningverlener - op de milieuwetgeving na is dat meestal de gemeentelijke overheid toetsen aan minimum eisen. Zo is het uitgangspunt van de bouwregelgeving dat een brand niet tot onbeheersbare gevolgen mag leiden. Om dit te bereiken worden bijvoorbeeld eisen gesteld aan de grootte van (brand)compartimenten en het materiaalgebruik in een gebouw. Een ander belangrijk uitgangspunt is dat een brand geen schade naar derden mag opleveren. Naast deze bouwregelgeving stelt de Wet milieubeheer eisen om onverantwoorde schade aan milieu en omwonenden tegen te gaan. De vergunningen op dat gebied komen van de provincie. Het algemene veiligheidsdoel wordt in het volgende voorbeeld zo geconcretiseerd dat de materiële schade in geval van een calamiteit beheersbaar is. Voorbeeld
Het bouwen van een ondergronds rekencentrum biedt voordelen ten aanzien van criminaliteitspreventie. Wateroverlast kan in een onderg ronds rekencentrum echter tot grote gevolgen leiden. De gevolgen van deze dreiging kunnen worden beperkt door het creëren van een vloeistofdichte vloer boven de computer-
34
Hoe komt u tot ee n gewe nst ve il igheidsniv ea u
ruimten, drempels om horizontaal instromen van water te voorkomen, een voldoende grote (blus-)wateropvang onder het rekencentrum, waterdetectie in ruimten, zoals de verhoogde computervloer en/ of door het aanbreng en van een bedrijfszekere (dus niet van het lichtnet afha nkelijke) pompinstallatie.
3 . H et zove e l mo g el ij k v oo rk o men v an i ma go - e n/o f fun ct i eve rl ie s
Dit algemene veiligheidsdoel kan voor verschillende betrokkenen van belang zijn, maar het is van primair belang voor de eigenaar c.q. de toekomstige exploitant van het ondergrondse bouwwerk. Een groot aantal risico’s uit deze Leidraad veroorzaakt in verschillende scenario’s een zodanige aantasting van het gewenste gebruik van het gebouw dat daarmee niet alleen het imago maar zelfs de functie wordt bedreigd. De eigenaar/exploitant heeft er het grootste belang bij het ondergrondse bouwwerk te gebruiken zoals het is bedoeld, niet alleen qua functie maar ook qua imago. In een aantal situaties kunnen ook andere partners - bijvoorbeeld de publieke - er belang bij hebben dit derde veiligheidsdoel zo concreet mogelijk in te vullen en bij te dragen aan de realisatie ervan. Sociale veiligheid kan daarvoor een reden zijn. Het derde algemene veiligheidsdoel "het zoveel mogelijk voorkomen van imago- en/of functieverlies", kan als volgt worden gelezen en begrepen: "Vooraf zal moeten worden vastgeleg d waaraan he t ge bruik van een bouwwerk moet voldoen: aan het vooraf bepaalde imago en daa rbij behorende functie"
Het volgende, eenvoudige voorbeeld maakt duidelijk dat een toekomstige exploitant van een ondergronds bouwwerk er goed aan doet met andere betrokkenen verder te kijken dan het minimum veiligheidsniveau. Het illustreert dat ook dit derde algemene veiligheidsdoel met stip op de agenda hoort. Voorbeeld
De exploitant van een ondergrondse parkeergarage wil zijn garage een bepaald ima go geven. Met dat imago hoopt de exploita nt die klanten aan te trekke n die binnen zijn doelgroep passen. Op een zeker moment kan de situatie ontstaan dat in de parkeergarage verloederingsverschijnselen optreden door aanwezigheid van vuil en ongewenste figuren.
35
Vei lighe id in o nde rgr ond se bou wwerke n
Door die verloedering zal een deel van het bestaande klantenbestand zich niet meer veilig voelen en laat de garage links liggen. Dit kan een kettingreactie geven in de vorm va n toename van de verloedering en ve rdere daling van het aantal gewenste klanten. Ergo, imagoverlies via vermijdingsgedrag leidt tot functieverlies. Juist door het voorzien van verloederingsverschijnselen in alle fasen van het besluitvormingsproces, kan hierop geanticipeerd worden.
3.3
De hoogte van het veiligheidsniveau De Leidraad werkt met drie niveaus van veiligheid: -
het minimum veiligheidsniveau; het gewenste veiligheidsniveau; het gerealiseerde veiligheidsniveau.
Voor het vaststellen van welk veiligheidsniveau dan ook is het van essentieel belang vooraf precies vast te stellen waarvoor het ondergrondse bouwwerk gaat worden gebruikt. Tot aan de gebruiksfase wordt met nadruk gesproken over het "bedoeld gebruik" van het bouwwerk. Immers, wanneer het bouwwerk in gebruik is, kan pas worden bezien hoe het feitelijk gebruik is en in hoeverre dat eventueel afwijkt van het bedoeld gebruik. Wanneer overeenstemming bestaat over het bedoeld gebruik van het ondergrondse bouwwerk, de risico’s en de gevolgen in bepaalde scenario’s, stelt het bevoegd gezag de hoogte van het minimum veiligheidsniveau vast. Eventuele aanvulling boven het minimum veiligheidsniveau, resulterend in het gewenste veiligheidsniveau, wordt in gezamenlijk overleg met de betrokken partijen bepaald. Voorbeeld
Wanneer het voornemen besta at e en tunnel te bouwen voor treinverkeer is het van groot belang van tevoren vast te stellen wat het bedoeld gebruik is. Moet deze tunnel geschikt zijn voor personen- en goederenvervoe r of alleen voor goederenvervoer? Als de tunnel alleen bestemd is voor goederenvervoer, moet men weten of door de tunnel gevaarlijke (brandbare of zelfs explosie ve) stoffen gaan worden vervoerd. Naast alle rlei randvoorwaarden voor het gebruik va n de tunnel, wordt aan de hand hiervan een veiligheidsniveau bepaald.
36
Hoe komt u tot ee n gew enst ve il igheidsniv ea u
Bestaat het voo rnemen de tunnel later eveneens te benutten voor personenvervoer (dus een wijziging van het bedoeld gebruik), dan is er reden voor een nieuwe veiligheidsafweging.
3.4
M i n i m u m v e i l i gh e i d s n i v e a u Het minimum veiligheidsniveau is het niveau dat de overheid noodzakelijk vindt om in ondergrondse bouwwerken een adequaat veiligheidsregime te kunnen garanderen.
De hieruit voortvloeiende prestatie-eisen kunnen - op basis van de definitie van het bouwwerk - worden geformuleerd en in de regelgeving, zoals Bouwbesluit, Bouwverordening en Arbo-besluit worden vastgelegd. Het gewenste veiligheidsniveau wordt per objecttype (bijvoorbeeld parkeergarages, winkelcentra, spoortunnels voor personenvervoer) na onderzoek door betrokken partijen in overleg geformuleerd. Het streven van de overheid is er op gericht het minimum veiligheidsniveau voor de diverse bedreigingen - waar noodzakelijk vast te leggen. Voor die ondergrondse bouwwerken waarvoor echter (nog) geen regelgeving bestaat, zullen betrokken partijen bij het maken van een veiligheidsplan zelf een acceptabel minimum veiligheidsniveau moeten vaststellen. Vervolgens kunnen zij dit in de vorm van een convenant zichtbaar maken. Hierbij zal er zoveel als mogelijk naar worden gestreefd dat het minimum veiligheidsniveau van het ondergrondse bouwwerk niet minder is, dan dat van een bovengronds bouwwerk met dezelfde functionaliteit. In de studie "Fysieke aspecten van veiligheid voor ondergrondse faciliteiten op het gebied van de utiliteitsbouw"(zie literatuuroverzicht, hoofdstuk 5) worden drie elementen onderscheiden voor de bepaling van een minimum veiligheidsniveau : 1. Een "zuivere probabilistische norm": een norm die stelt dat de kans op een ongeval met bepaalde effecten niet groter mag zijn dan een van te voren vastgestelde waarde. Met een dergelijke norm is de ontwerper vrij om de maatregelen te kiezen in elk onderdeel van de veiligheidsketen. 2. Een maximum toelaatbaar schadeniveau voor elk schade-element.
37
Veiligheid in on dergrondse b ouwwerken
3. Een minimumgrens voor de mogelijkheden ter beheersing van de incidenten. Er moeten maatregelen getroffen (kunnen) worden om de schade ten gevolge van een calamiteit te beperken, ook al is de kans op die calamiteit klein. Hiervoor moeten scenario’s opgesteld worden. Deze drie elementen behoren tot de beschrijving van een maatschappelijk geaccepteerd en bestuurlijk hanteerbaar veiligheidsniveau. De verdeling van het veiligheidsrisico (maatschappelijk geaccepteerd en bestuurlijk hanteerbaar) over de veiligheidsketen speelt hierbij een rol. Dan gaat het met name over een evenwichtige verdeling van preventieve maatregelen en maatregelen op het gebied van de zelfredzaamheid en hulpverlening. Daartoe moet de kosteneffectiviteit van mogelijke maatregelen inzichtelijk worden gemaakt om op basis daarvan daaruit te kiezen. Met een eenvoudig voorbeeld van een calamiteit - overstroming lichten wij deze gemengde normbepaling toe. We vullen daarbij de drie genoemde elementen in. Voorbeeld
Stel u heeft een kunstcollectie van 50 meesterwerken. U wilt deze collectie ergens onderbre ngen in een gebouw.
Ad 1. Uitgaan van een norm: U schat de waarde van de collectie (bijvoorbeeld de verzekerde waarde) en bepaalt de kans dat (een deel van) de collectie verloren gaat do or een potentiële bedreiging zoals een overstroming in een ondergrondse ruimte. Deze twee elementen bepalen het risico dat de collectie verloren kan gaan. Bedrijfseconomisch gezien kan dit risico te hoog zijn. Door extra maatregelen te nemen kunt u wellicht het risico verlagen. De kosten van de extra maatregelen worden in de risicobeschouwing meegenomen. Daarmee wordt duidelijk of de extra maatregelen wel of geen bijdrage leveren aan het verlagen van het risico.
Ad 2. Uitgaan van een maximum toelaatbaar schadeniveau: U kunt op voorhand stellen dat het onacceptabel is dat de gehele collectie in één keer verloren gaat. Dan is het te overwegen de collectie op twee onafhankelijke plaatsen onder te brengen. Onafhankelijk wil in dit voorbeeld zeggen dat de twee plaatsen niet op hetzelfde moment blootstaan aan dezelfde bedreiging. Met deze
38
Hoe komt u t ot ee n gewe nst veili gh ei dsnivea u
maatregel wordt bereikt dat in plaats van de kans te lopen dat in één keer de collectie verloren gaat, er nu een maal de kans (twee gebouwen) bestaat om slechts de helft van de collectie te verliezen. Vervolgens zal nagegaan moeten worden of de kosten van het explo iteren van twee gebouwen in verhouding staan tot de voordelen van de eis.
Ad 3. Hanteren minimumgrens voor de mogelijkheden tot beheersing: Tot slot kan nog de eis gesteld worden dat bij een optrede nde bedreiging, de hulpverlenende diensten (politie, brandweer) de mogelijkheid hebben om de collectie op eenvoudige wijze uit het gebouw te halen. Hiervoor zullen aanvullende maatregelen moeten worden getroffen. Gedacht kan worden aan speciale brandweertoegangen. Ook van deze maatregelen moeten de kosten worden afgewogen.
3.5
Gewenst veiligheidsniveau Zoals uit het voorafgaande blijkt, zijn er in Nederland verschillende wetten en besluiten met voorschriften voor het vastleggen van een minimum veiligheidsniveau. Op andere gebieden, zoals de sociale veiligheid, is nog weinig geregeld en heeft u als betrokkene tot taak om zelf een minimum veiligheidsniveau overeen te komen, tezamen met de andere partijen. Het gewenste veiligheidsniveau is het veiligheidsniveau dat uitgaat van het minimum veiligheidsniveau plus een door belanghebbende partijen gewenste aanvulling dan wel ophoging.
In de studie "Normering sociale aspecten van veiligheid in ondergrondse bouwwerken" (zie literatuuroverzicht, hoofdstuk 5) worden interessante suggesties gedaan voor de verbetering van de sociale veiligheid. Aangezien dit aspect van veiligheid tot op heden amper onderwerp van regelgeving is geweest, is deze studie een nuttige handreiking om het veiligheidsniveau ook op dit punt te optimaliseren. Zo worden tal van ontwerpvoorstellen uitgewerkt om bepaalde voorwaarden voor sociale veiligheid (bijvoorbeeld "zien en gezien worden", "toegankelijkheid", "attractiviteit" en de "markering van territoria") concreet gestalte te geven. U doet er goed aan het hele afwegingsproces rond uw gewenste veiligheidsniveau goed te documenteren. Moet later van dat niveau worden afgeweken, bijvoorbeeld door een gewijzigd gebruik van het
39
Vei lighe id in o nde rgr ond se bouwwerke n
ondergrondse bouwwerk (zoals het plaatsen van een winkelcentrum in een ondergrondse opslagruimte), dan is er al een veiligheidsbasis om gefundeerd van af te wijken. 3.6
G e r e al i se e r d v e i l i g h e i d s n i v e a u Het gerealiseerde veiligheidsniveau is het niveau dat in de gebruiksfase - dus tijdens het feitelijk gebruik - wordt bereikt.
Voor het meten daarvan staan allerlei monitor-instrumenten ter beschikking. Suggesties hiervoor vindt u in de achtergrondstudie "Methodieken veiligheid ondergrondse bouwwerken" (zie literatuuroverzicht, hoofdstuk 5). Om allerlei redenen kan het gerealiseerde veiligheidsniveau belangrijk afwijken van het gewenste veiligheidsniveau. Zo kunnen zich onvoorziene omstandigheden voordoen waardoor het feitelijk gebruik anders is dan het bedoelde gebruik. Bijvoorbeeld door de vestiging van een criminaliteitsaantrekkende functie in of nabij het object, of doordat men een inschattingsfout heeft gemaakt en de bezoekersaantallen veel hoger blijken te zijn dan was verwacht. Daarom is het aanbevelenswaardig om naast het monitoren van het feitelijk gebruik van het bouwwerk, ook te monitoren op de doelmatige werking van de aangebrachte voorzieningen en de getroffen maatregelen (procedures). Het regelmatig monitoren van het gerealiseerde veiligheidsniveau is een vereiste, met regelmatige tussenpozen of continue. Wanneer negatieve discrepantie optreedt tussen het gerealiseerde en het gewenste veiligheidsniveau, kunnen extra maatregelen en voorzieningen worden getroffen om het verschil te verkleinen.
40
Hoe komt u tot ee n gewe nst ve ili ghei dsn ivea u
41
0
S troomschema
4 4.1
Inleiding
In de voorgaande hoofdstukken is aangegeven welke stappen in de ontwikkelingsfase van een ondergronds bouwwerk doorlopen moeten worden om te komen tot een gewenst veiligheidsniveau. Daarnaast is aangegeven dat in de gebruiksfase een regelmatige toetsing (monitoring) moet plaatsvinden om te bezien in hoeverre het gerealiseerde veiligheidsniveau nog overeenstemt met het vooraf bepaald bedoelde gebruik van het ondergrondse bouwwerk en het hierbij behorende gewenste veiligheidsniveau.
43
Vei li gh eid in o nde rgr ondse bouwwerke n
Op de volgende pagina’s worden in stroomschema’s procesmatig de veiligheidsstappen voor de ontwikkelingsfase en de gebruiksfase uiteengezet. De stroomschema’s laten zien wat bestuurlijk (strategisch) en qua uitvoering (operationeel) moet worden gedaan. 4.2
S t r o o m s c h e m a t e n b e h o e v e v a n h e t b e s l u i t v o r m i n g sp r o c e s b i j d e o n t w i k k e l i n g s f a s e v a n e e n b o u w we r k Bij de ontwikkeling van een bouwwerk is het van belang dat allereerst het bedoeld gebruik wordt vastgesteld. De globale functiebeschrijving van het bouwwerk kan via verschillende kenmerken worden gepreciseerd. Bijvoorbeeld met een omschrijving van het aantal verwachte bezoekers, de verhouding publiek-medewerkers, de openingstijden of de verblijfstijden. Als het bedoeld gebruik bekend is, kunnen de daarbij behorende risico’s worden geïnventariseerd. Hulpmiddelen hierbij zijn de "Inventarisatie van bedreigingen en gevolgen" (zie bijlage 4) en de studie "Methodieken veiligheid ondergrondse bouwwerken", waarin allerlei meettechnieken worden aangegeven (zie literatuuroverzicht, hoofdstuk 5). Daarna kunt u vaststellen welke risico’s worden afgedekt door wettelijke regelingen (minimum veiligheidsniveau). Omdat wettelijke regelingen niet alle risico’s afdekken, moeten betrokken partijen op bepaalde gebieden soms zelf het minimum veiligheidsniveau overeenkomen. Met het vaststellen van het bedoeld gebruik en het daarbij behorende minimum veiligheidsniveau, zal macro gezien een afweging moeten worden gemaakt in hoeverre het ondergrondse bouwwerk als de meest optimale optie wordt beoordeeld. Indien dat niet het geval is zullen andere opties (bijvoorbeeld een bovengrondse oplossing of een andere modaliteit) verder moeten worden uitgewerkt. De uitwerking hiervan valt buiten het kader van deze Leidraad. In het geval er voor de ondergrondse optie wordt gekozen, zal u vervolgens vast moeten stellen welke aanvullende eisen nodig zijn om het gewenste veiligheidsniveau overeen te komen. Het is de bedoeling dat hierover bestuurlijke afspraken worden gemaakt, al vóórdat de ontwerpfase van start gaat. Na het vastleggen van de bestuurlijke afspraken kan het ontwerpproces beginnen. Het resultaat daarvan toetst u aan de bestuurlijke afspraken die eerder over het gewenste veiligheidsniveau zijn gemaakt.
44
Stroomschema
Met behulp van allerlei methodieken kan al in de ontwikkelingsfase op basis van het ontwerp (inclusief de gekozen maatregelen en voorzieningen) worden berekend wat het veiligheidsniveau in werkelijkheid zal zijn. Voor een uitgebreid overzicht van mogelijke technieken wordt verwezen naar de studie "Methodieken veiligheid ondergrondse bouwwerken" (zie literatuuroverzicht, hoofdstuk 5). De volgende vraag is of dit berekende veiligheidsniveau gelijk is aan het bestuurlijk afgesproken gewenste veiligheidsniveau. Bij discrepantie zijn achtereenvolgens de volgende twee vragen relevant: 1. K unnen d e a fwijki ngen in d e u itv oeri ng w orden o pgelo st?
In dit geval zullen betrokken partijen het nog tijdens het ontwerpproces eens moeten worden over maatregelen in inrichting of beheer, die de discrepantie opheffen. Voor meer inzicht in de mogelijk toe te passen maatregelen en voorzieningen zie "Beveiligingsmaatregelen en -voorzieningen voor ondergrondse bouwwerken"( Literatuuroverzicht, hoofdstuk 5). 2 . Kunn en d e a fwijki ngen b estuur lij k w orden o pgelo st?
Afwijkingen die niet kunnen worden opgelost tijdens de uitvoering, vragen om een bestuurlijke oplossing. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als blijkt dat de extra maatregelen en voorzieningen door financiële beperkingen niet zijn te realiseren. In dat geval ligt heroverweging van het bedoelde gebruik voor de hand. Als ook dat niet lukt, kan uiteindelijk worden besloten af te zien van de bouw van het ondergrondse bouwwerk. 4.3
S t r o o m sc h e m a t e n b e h o e v e v a n h e t b e s l u i t v o r m in g s p r o c e s b i j d e g e b r u i k s fa s e v a n e e n o n d e r g r o n d s b o u w w e r k Het realiseren van het gewenste veiligheidsniveau op basis van het bedoeld gebruik en het controleren van dit gerealiseerde veiligheidsniveau is een dynamisch proces. In de gebruiksfase van het bouwwerk gaat de ijking van het gerealiseerde veiligheidsniveau aan het bestuurlijk overeengekomen gewenste veiligheidsniveau gewoon door. Door middel van monitoring (vraaggesprekken, statistisch onderzoek, waarnemingen ter plaatse enzovoorts) kunnen het feitelijk gebruik en het gerealiseerde veiligheidsniveau worden vastgesteld. Bij afwijkingen in positieve of negatieve zin kan er worden opgetreden.
45
Vei lighe id in o nde rgr ond se bouwwerke n
Het dynamische proces is noodzakelijk, omdat: 1. Door wijziging in wettelijke regelingen het gewenste veiligheidsniveau kan veranderen (bestuurlijk). 2. Er een nieuw bedoeld gebruik kan worden vastgesteld (bestuurlijk). 3. Uit monitoring kan blijken dat het feitelijke gebruik in de loop van de tijd is gaan afwijken van het oorspronkelijk vastgestelde bedoelde gebruik, waardoor discrepantie is ontstaan tussen het gewenste veiligheidsniveau en het gerealiseerde veiligheidsniveau (uitvoering). 4. Het gerealiseerde veiligheidsniveau in de praktijk blijkt af te wijken van het gewenste veiligheidsniveau (uitvoering). Bij constatering van één van deze bovengenoemde feiten is het noodzakelijk om het stroomschema voor de gebruiksfase van een ondergronds bouwwerk door te lopen, te beginnen bij de relevante startpunten. U kunt vervolgens nagaan of de afwijkingen direct in de uitvoering kunnen worden opgelost, of dat er nieuwe bestuurlijke afspraken nodig zijn.
46
START
vaststellen/aanpassen bedoeld gebruik
Stroomschema Veiligheidsmodel
inventariseren risico's
Ontwikkelingsfase van het bouwwerk
4 vaststellen welke risico's worden afgedekt door wettelijke regelingen (minimum veiligheidsniveau)
is ondergronds bouwen de meest optimale optie
vaststellen eigen eisen om de (overige) risico's af te dekken (aanvullen minimum veiligheidsniveau)
gewenst veiligheidsniveau
bestuurlijke afspraken (gereed voordat de ontwerpfase start)
ontwerpproces (inrichting en beheer)
ontwerpresultaat
het bouwwerk kan worden gerealiseerd
is resultaat toetsing voldoende
kunnen de afwijkingen bestuurlijk worden opgelost
kunnen de afwijkingen in de uitvoering worden opgelost
toetsen van het ontwerp aan de bestuurlijke afspraken
zoeken naar alternatieven
bestuurlijk
uitvoering
START
START
1
2
0 zijn er afwijkingen t.o.v. gewenst veiligheidsniveau en bedoeld gebruik
nieuw bedoeld gebruik
wijziging in de wettelijke regelingen
inventariseren risico's
vaststellen welke risico's worden afgedekt door wettelijke regelingen (minimum veiligheidsniveau)
vaststellen eigen eisen om de (overige) risico's af te dekken (aanvullen minimum veiligheidsniveau)
nieuw gewenst veiligheidsniveau
bestuurlijke afspraken
zoeken naar alternatieven
kunnen de afwijkingen bestuurlijk worden opgelost
bestuurlijk
START
3-4
4 monitoring
feitelijk gebruik
gerealiseerd veiligheidsniveau
zijn er afwijkingen t.o.v. het bedoeld gebruik
zijn er afwijkingen t.o.v. het gewenst veiligheidsniveau
kunnen de afwijkingen direct in de uitvoering opgelost worden
aanpassen ontwerp (inrichting en beheer)
ontwerpresultaat
toetsen van het ontwerp aan de bestuurlijke afspraken
is resultaat toetsing voldoende
het bouwwerk voldoet aan het gewenste veiligheidsniveau
kunnen de afwijkingen in de uitvoering worden opgelost
Stroomschema Veiligheidsmodel
uitvoering
Gebruiksfase van het bouwwerk
0
Literatuuroverzicht
5
Beveiligingsmaatregelen en -voorzieningen Rapportage taakgroep "Beveiligingsmaatregelen en -voorzieningen voor ondergrondse bouwwerken"/door S. Boonstra, et al.: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties; Centrum Ondergronds Bouwen, 1998. Methodieken Rapportage taakgroep "Methodieken veiligheid ondergrondse bouwwerken"/door G.E.G. Beroggi: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties; Centrum Ondergronds Bouwen, 1998. Normering fysieke aspecten van veiligheid Rapportage taakgroep "Fysieke aspecten van veiligheid op het gebied van de utiliteitsbouw"/ door E. Horvat, et al.: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties; Centrum Ondergronds Bouwen, 1998. Normering sociale aspecten van veiligheid Rapportage taakgroep "Normering sociale aspecten van veiligheid in ondergrondse bouwwerken"/ door H.J. Korthals Altes, et al.: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties; Centrum Ondergronds Bouwen, 1998. Ondergrondse bouwwerken en veiligheid Rapportage taakgroep Literatuurstudie "Ondergrondse bouwwerken en veiligheid"/samengesteld door T. van Ees: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties; Centrum Ondergronds Bouwen, 1997. Projectinformatie ondergrondse bouwwerken Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties; Centrum Ondergronds Bouwen, 1999. Scenario’s voor ondergrondse bouwwerken Rapportage taakgroep "Scenario’s"/ door H.J. Korthals Altes, et al.: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties; Centrum Ondergronds Bouwen, 1998.
51
B
Overzicht van de bij het project
betrokken instanties
1
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Centrum Ondergronds Bouwen zijn de opdrachtgevers van het project "Beveiligingsconcept ondergrondse bouwwerken" (N 120).
Het project staat onder leiding van een Stuurgroep waarin naast het ministerie van BZK en het COB ook de ministeries van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en Verkeer en Waterstaat zijn vertegenwoordigd. Daarnaast hebben zitting de projectleider, tevens secretaris van de Stuurgroep en de hoogleraar Ondergronds bouwen aan de Technische Universiteit Delft.
53
Vei li ghe id in o nde rgr on dse bouwwerke n
In de verschillende taak- en functiegroepen van het project zijn meer dan honderd deskundigen uit overheid, wetenschap, het bedrijfsleven en maatschappelijke belangengroeperingen actief bij het project betrokken (zie voor uitvoerige beschrijving de "projectinformatie ondergrondse bouwwerken", zie literatuuroverzicht hoofdstuk 5). Initiatiefnemers
-
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Centrum Ondergronds Bouwen
V er tegen woor di ger s ri jk soverheid
-
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Ministerie van Economische Zaken Ministerie van Justitie Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Ministerie van Verkeer en Waterstaat Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
Hu lpv erlenende d ie ns ten
-
Gemeentelijke brandweer Amsterdam Gemeentelijke brandweer Rotterdam Gemeentelijke brandweer Utrecht Regionale brandweer Achterhoek Regionale politie Flevoland Regionale politie Rijnmond
K en nis - en w etenschapp elij ke in stit uten
-
Haagse Hogeschool Technische Universiteit Delft Universiteit Twente TNO
Ingenieur s- en adv ie sbur eau s
-
54
ARCADIS BOUW/INFRA BV De Weger Architecten- en Ingenieursbureau bv DHV Milieu en Infrastructuur BV Van Dijk, van Soomeren en Partners Eysink Smeets & Etman Fugro Ingenieursbureau BV Grontmij
Overzi cht va n de bij het projec t be trokke n insta nties
-
HASKONING BV Holland Railconsult Ingenieursbureau Wolter & Dros BV Lloyds Registers PRC Bouwcentrum BV SAT Engineering v.o.f. TEC Veiligheidskundig adviesbureau Kindunos Witteveen & Bos, raadgevende ingenieurs
Bedrijven
-
Croon Elektrotechniek BV Heijmans Beton- en Waterbouw ING Vastgoed Nationale Nederlanden NV Nederlandse Spoorwegen NS Railinfrabeheer Railned BV Saval BV Siemens Nederland NV
O ve rko epelen de or ga ni saties
-
Algemeen Verbond Bouwbedrijf Centrum Ondergronds Bouwen Instalcob Nationaal Centrum voor Preventie Nederlandse Brandweer Federatie Nederlands Politie Instituut Nederlandse vereniging van fabrikanten en importeurs op beveiligingsgebied Transport en Logistiek Nederland VEBON Vereniging van Nederlandse Gemeenten Verbond van Verzekeraars Vereniging VNO-NCW
M aatschapp elij ke o rg anis ati es
-
ANWB ROVER
Diverse vertegenwoordigers van de genoemde organisaties hebben zowel namens hun eigen organisatie, als wel voor overkoepelende organisaties aan het project Beveiligingsconcept ondergrondse bouwwerken (N 120) deelgenomen.
55
B
Begripsomschrijvingen
2
Een aantal begrippen in deze Leidraad worden hier nader omschreven en aan de hand van enkele specifieke kenmerken toegelicht, waar nodig met behulp van schetsen.
Verder is omschreven wat binnen het project "Beveiligingsconcept ondergrondse bouwwerken (N120)" onder het betreffende begrip wordt verstaan. D e c u r s i e v e g e d r u k t e d e l e n k u n t u o p v a t t e n a l s d e p r ojectdefinities.
57
Veiligheid in ondergr ondse bouwwerk en
Het betreft de volgende begrippen: - ondergronds - tunnel - bedoeld gebruik - onveiligheidsgevoelens - vermijdingsgedrag - (maatgevend) scenario - veilige plaats - vluchtroute - bereikbaarheid veilige plaats/obstakels In deze paragraaf worden een aantal maten en afstanden genoemd, die deels reeds gedurende een aantal jaren zijn ingeburgerd, maar waarvan de juistheid niet altijd wetenschappelijk is vastgesteld. Nader onderzoek zal hieromtrent worden geïnitieerd. Ondergronds bouwwerk Het begrip ondergronds bouwwerk laat zich niet exact definiëren. Over een aantal bouwwerken is iedereen het wel eens dat het een ondergronds bouwwerk is, zoals het NS-/metrostation Blaak. Over veel andere bouwwerken, zoals onder andere de "Koopgoot’ in Rotterdam, verschillen de meningen. Om te bepalen wanneer een bouwwerk onder het "Beveiligingsconcept ondergrondse bouwwerken" valt, moet worden gezocht naar de karakteristieke verschillen met een bovengronds bouwwerk. Om een bovengronds bouwwerk te verlaten naar een veilige plaats buiten, moet de gebruiker/hulpverlener zich horizontaal verplaatsen of naar beneden begeven, naar de uitgang en het omringende terrein. Een karakteristiek kenmerk van een ondergronds bouwwerk is juist dat de vluchtrichting naar een veilige plaats buiten het gebouw naar boven is. Wanneer men eenmaal buiten een bovengronds bouwwerk is, kan men in principe (als er geen obstakels zijn) "oneindig" ver weg van het bouwwerk vluchten. Bij ondergrondse bouwwerken met een verdiepte binnenplaats zal dat niet het geval zijn, als men naar de binnenplaats vlucht (zie figuur 1a). Evenals bij ondergrondse bouwwerken waarvan het aansluitend terrein aan een of meer zijden lager ligt (zie figuur 1b).
58
Figuur 1a Doorsnede van een bouwwerk met een verdiept gelegen binnenplaats
2
Figuur 1b Doorsnede van een bouwwerk dat aan een of meer zijden grenst aan een verdiept gelegen maaiveld
Veiligheid in on dergrondse b ouwwerken
Van belang is hoeveel lager het verdiepte maaiveld is. Een hoogteverschil van bijvoorbeeld 20 centimeter (de normale hoogte van een optrede van een trap) zal voor bijna niemand (rolstoelgebruikers uitgezonderd) een bezwaar zijn. Drie meter hoogteverschil daarentegen is voor praktisch iedereen onoverkomelijk. Als grens is gekozen een hoogteverschil van 1 meter. Hierdoor vallen zogeheten souterrains niet onder ondergrondse bouwwerken, maar kelders die als verblijfsruimte gelden, wel. In het bijzondere geval dat de toegang tot een bouwwerk alleen op de eerste verdieping ligt, wordt de begane grond als ondergronds bouwwerk gezien (zie figuur 2). Binnen het project wordt e en deel van een bouwwerk als ondergronds betiteld, wanneer een deel van de vluchtroute die voert vanaf de verblijfplaats in dat deel van het bouwwerk naar een veilige plaats meer dan 1 meter hoger ligt dan de laa gste verblijfsruimte. Eventueel kan dus een heel bouwwerk als ondergronds worden betiteld.
Tunnel Een tunnel is een omsloten constructie die een verbinding vormt tussen twee eindpunten, elk gelegen aan een uiteinde van deze constructie en bedoeld om personen de mogelijkheid te geven zich via deze constructie te verplaatsen van het ene punt naar het andere. Daarbij kan de verplaatsing in het horizontale vlak of onder een beperkte hellingshoek plaatsvinden. Een tunnel kan ook een omsloten constructie zijn, die alleen geschikt is voor het verplaatsen van goederen met de mogelijkheid dat personen (bijvoorbeeld onderhoudspersoneel, hulpverleningsdiensten) deze constructie incidenteel betreden.
In deze werkdefinitie liggen tunnels niet per definitie onder de grond, maar geven door hun omsluiting toch het gevoel van onder de grond te zijn. Tunnels zijn dan bijvoorbeeld: - een doorgang onder een waterweg, dijk of berg die twee punten van een verkeersweg verbindt; - een overkapte verkeersweg; - een ondergronds logistiek systeem (bijvoorbeeld Aalsmeer/Schiphol); - een metrostelsel dat geheel ondergronds is gelegen; - een overkapte passage voor voetganger en langzaam verkeer.
60
2
Figuur 2 Een bouwwerk dat alleen via de "eerste" verdieping te bereiken is
Veilighe id in o ndergrondse bouw werken
Geen tunnels zijn dan: - een rioolstelsel; - een pijpleiding. B e d o e l d g e b r u ik De partijen in het besluitvormingsproces staat een bepaald gebruik voor ogen, het bedoeld gebruik. Een bouwwerk kan voor één soort gebruik zijn ontworpen (bijvoorbeeld een voetgangersdoorgang onder een spoorbaan om de mensen een veilige kruising met de spoorbaan te garanderen) of voor meerdere soorten gebruik (bijvoorbeeld een winkelcentrum dat na sluitingstijd de functie van doorgang of verbindingsweg heeft). Door externe oorzaken kan dit gebruik geheel of gedeeltelijk verloren gaan. Zo kan een samenscholing van jongeren bij passanten onveiligheidsgevoelens opwekken waardoor die de doorgang gaan mijden. Het gebruik verandert dan duidelijk, namelijk van een veilige verbindingsweg voor voetgangers in een ontmoetingscentrum voor jongeren. Daarnaast kan het bedoeld gebruik bewust veranderen. Bijvoorbeeld doordat men een ondergronds magazijn herbestemt tot discotheek. Binnen het project wordt onder bedoeld gebruik verstaan: het gebruik dat door de partijen in het besluitvormingsproces is aangegeven.
Onveiligheidsgevoelens Het begrip "onveiligheidsgevoelens" is een containerbegrip; het omvat een verzameling van verschillende vormen van gevaar. Het kunnen onderkennen van een onveilige omgeving is een menselijke eigenschap. Het komt voort uit het vermogen om via opgedane ervaringen gevaren en risico’s in te schatten en te waarderen. Onveiligheidsgevoelens worden individueel bepaald. Belangrijke invloeden komen uit de directe sociale omgeving of breder, uit het maatschappelijke klimaat. Binnen het project wordt onder onveiligheidsgevoelens verstaan: persoonlijk bepaalde inschattingen over de onveiligheid van de omgeving.
62
Begripsomschrijvingen
Vermijdingsgedrag Mensen schatten niet alleen risico’s in, ze nemen ook maatregelen om ze te vermijden of aanvaardbaar te maken. Eén van deze maatregelen is het ontlopen, het vermijden van het gevaar. Hierdoor kan het functioneren van een (ondergrondse) omgeving worden aangetast. Zo ernstig zelfs dat het bedoeld gebruik, zowel op economisch als op sociaal en op maatschappelijk niveau, niet wordt gehaald. Of mensen een omgeving zullen vermijden hangt af van verschillende factoren, te weten: - De intensiteit van het individuele onveiligheidsgevoel. - De aanwezigheid van alternatieven. Vindt men een ondergrondse winkelcentrum eng, dan zoekt men alternatieven. Vindt men een rit met de trein door een lange tunnel gevaarlijk, dan neemt men de auto of bus. - De balans tussen de persoonlijke baten en lasten van het nemen van een als zodanig gevoeld risico. De hogere verdiensten voor bepaalde werkzaamheden in een ondergrondse omgeving compenseren het risico. Het plezier in een disco compenseert de negatieve gevoelens voor de ondergrondse omgeving. - De weerbaarheid van de persoon. Als men het gevoel heeft het gevaar in een omgeving aan te kunnen, zal men de omgeving minder snel als een risico beoordelen. Binnen het project wordt onder vermijdingsgedrag verstaan: het gedrag gebaseerd op onveiligheidsgevoelens, dat er toe leidt dat een persoon geen of verminderd gebruik maakt van de bedoelde functies van de directe omgeving, waardoor het bedoeld gebruik niet wordt gehaald.
( M a at g e v e n d ) s c e n a r i o Het begrip scenario wordt op veel terreinen toegepast. Bijvoorbeeld op het terrein van de krijgsmacht, het bedrijfsleven en de filmindustrie. Daardoor heeft het in de loop der tijd tot diverse definities geleid. Als gevolg daarvan kunnen er gemakkelijk communicatieproblemen ontstaan wanneer mensen met een verschillende achtergrond het over scenario’s hebben.
63
Vei li ghe id in o nde rgr ondse bouwwerke n
In een scenario worden handelingen en gebeurtenissen beschreven die (naar verwachting) kunnen plaatsvinden. In geval van filmscenario’s liggen de handelingen en gebeurtenissen volledig vast en is bekend wat het resultaat van een bepaalde handeling zal zijn. De acteurs worden geacht daarnaar te handelen. In geval van ongevallen, rampen, bedreiging van de openbare veiligheid en dergelijke, ligt dit volstrekt anders. Hoe bepaalde ongewenste gebeurtenissen zich ontwikkelen is voor een belangrijk deel afhankelijk van de omgeving en van het optreden van de ‘acteurs’. Elk scenario dat men van een ongeval of bedreiging kan maken, leidt - als het zich in werkelijkheid volledig zo voltrekt - tot een bepaalde schade, een bepaald aantal slachtoffers en/of een bepaalde mate van vermijdingsgedrag. De schade kan variëren van nul tot vele honderden miljoenen guldens en het aantal slachtoffers van geen doden of gewonden tot honderden doden en gewonden. Niet alle scenario’s zullen echter even aannemelijk zijn. Door vòòraf maatregelen en voorzieningen te treffen die bepaalde gebeurtenissen volledig uitsluiten of de kans daarop zeer gering maken, kan men bepaalde scenario’s terzijde schuiven. Van de overblijvende scenario’s kunnen er één of meer bepalend zijn voor de maatregelen die men moet treffen. Dit worden de maatgevende scenario’s genoemd. Het ene scenario kan bijvoorbeeld maatgevend zijn voor de benodigde hoeveelheid bluswater, een ander voor het aantal ambulances dat binnen een bepaalde tijd ter plaatse moet zijn en weer een ander voor de aanwezigheid van toezicht ter voorkoming van onveiligheid(gevoelens). Voor één bouwwerk kunnen dus meerdere scenario’s worden gemaakt. Binnen dit project wordt onder een scenario verstaan: een voo raf gemaakte, gemodelleerde en stapsgewijze beschrijving in trefwoorden van een ongewenste gebeurtenis, of keten van ongewenste gebeurtenissen, die zou kunnen plaatsvinden.
Bij dit project wordt onder een maatgevend sc enario verstaan: een scenario dat aannemelijk gemaakt kan worden en dat de grootste impact heeft op een bepaald terrein van de beveiliging (zoals de benodigde hoeveelheid bluswater, de benodigde tijd om ter plaatse te zijn en op te kunnen treden, enzovoort).
64
Begripsomschrijvingen
Wat moet worden verstaan onder ‘aannemelijk gemaakt kan worden’, is afhankelijk van onder anderen de situatie, het object en het soort gebruik ervan, en zal zeker voor grote unieke projecten steeds opnieuw moeten worden vastgesteld. V e i l i g e p l a a ts Wanneer zich in een bouwwerk een incident voordoet, zal men de mogelijkheid moeten hebben een plaats te bereiken waar veilig het einde van de bedreiging kan worden afgewacht, of waar men veilig is totdat men door de hulpverlenende diensten wordt gered. Deze plaats kan zich binnen of buiten het bouwwerk bevinden. In principe is de verblijfstijd daar niet aan een bepaalde duur gebonden. In geval van gewonden, kunnen de aard en de ernst van de te verwachten verwonding(en) bepalend zijn voor de maximale duur. De verblijfstijd zal sowieso niet ‘oneindig’ kunnen zijn in verband met andere medische en sociale aspecten (dorst, honger, veel mensen in een te kleine ruimte, enzovoorts). De hulpdiensten moeten indien nodig de veilige plaats dus wél tijdig kunnen bereiken en verlaten. Wat een veilige plaats is, wordt bepaald door het soort incident. Een veilige plaats in het geval van een brand, behoeft geen veilige plaats te zijn in het geval van een overstroming. Evenzo geldt dit in geval van een bedreiging van de sociale veiligheid. Van belang is daarom te beoordelen welke scenario’s maatgevend zijn. Voor een veilige plaats buiten het gebouw is - in geval van brand de afstand tot het gebouw van belang, vooral als men niet verder kan vluchten. Bijvoorbeeld wanneer men zich op een binnenplaats bevindt. In geval van een overstroming is een veilige plaats een plaats die hoger ligt dan de te verwachten waterstand. In geval van een explosie komt de bedreiging zo snel, dat er niet op kan worden gereageerd, waardoor op dat moment daar geen veilige plaats is. Men is dan eventueel pas weer in staat te reageren op de daaropvolgende dreigingen, zoals de gevolgen van de explosie (brand of dreigende instorting). In geval van het vrijkomen van een giftige gaswolk zijn het soortelijk gewicht, concentratieverschillen, de windrichting en -sterkte en het daarmee samenhangende verspreidingsmodel van belang om vast te kunnen stellen wat een veilige plaats is. Voor elke bedreiging kan zo worden vastgesteld wat en waar een veilige plaats is.
65
Veilighe id in on dergrondse b ouwwerken
Als men niet onbeperkt verder kan vluchten, zijn van belang de beschikbare oppervlakte en de helling van het terrein waar men het einde van het incident af moet wachten. Om als veilige plaats te kunnen worden aangemerkt moet het beschikbare oppervlak zodanig zijn, dat een ieder daar plaats kan nemen met een redelijke bewegingsvrijheid. Daarbij wordt uitgegaan van een benodigde ruimte van 1 m2 per persoon voor validen, zodat mensen kunnen zitten, eventueel liggen of een klein beetje heen en weer wandelen. Voor rolstoelgebruikers moet op 2 m2 ruimte worden gerekend. Als maximale helling geldt 10°. Voor het geval van brand is in onderstaande plattegrond aangegeven wat bij een bepaald scenario als veilige plaats kan worden beschouwd in een gebouw met een verdiept gelegen binnenplaats. Als het gebouw aan een of meer zijden grenst aan een verdiept gelegen maaiveld, is ook weer van belang hoever men van het gebouw weg kan komen. Bij het verlaten van het gebouw aan één van die zijden bevindt men zich dan namelijk in een "put". Als daar een veilige plaats kan worden gevonden, is er geen probleem. Anders moet er een mogelijkheid zijn op eigen kracht de "put" te verlaten om verder te kunnen vluchten. Bij dit project wordt onder een veilige plaats, in geval van bedreiging van de fysieke veiligheid verstaan: een plaats waar men veilig het einde van het incident kan afwachten, dan wel ve ilig kan wachten totdat men door de hulpverlenende diensten wordt gered, en die voldoende ruimte biedt voor allen die van deze plaats gebruik moeten maken, waarbij is uitgegaan van een benodigde ruimte van 1 m 2 voor validen en 2 m 2 v o o r rolstoelgebruikers en waarvan de helling plaatselijk niet groter is dan 10°.
In vergelijking met fysieke aspecten van de onveiligheid hebben de bedreigingen die worden ingeschat bij de sociale onveiligheid een meer dynamisch karakter. Een groep rondhangende jongeren behoeft niet op één plaats te blijven. Ze kan zich in de omgeving van de ene naar de andere plek bewegen, of van de ene omgeving naar de andere. Ook kan een persoon of groep personen die als bedreigend wordt ervaren, ook werkelijk bedreigend zijn. De te bereiken veilige plaats moet aan dit dynamische karakter tegemoet komen. Dit zou kunnen via het denken in (dynamische) compartimentering. In een omgeving moeten zodanige maatregelen
66
Figuur 3 Plattegrond van een bouwwerk met een verdiept gelegen binnenplaats met bepaling van gedeelte dat als veilige plaats kan worden aangemerkt
2 veilige afstanden bij maatgevend scenario
veilige plaats
Figuur 4 Doorsnede van een gebouw dat aan een of meer zijden grenst aan een verdiept gelegen maaiveld met bepaling van gedeelte dat als veilige plaats kan worden aangemerkt in geval van brand (straling) veilige afstand bij maatgevend scenario
veilige plaats
Veilighe id in on dergrondse b ouwwerken
worden getroffen dat iemand vanuit welke specifieke plaats in een bepaalde omgeving dan ook, binnen 30 seconden een sociaal veilige plaats kan bereiken. Wanneer bescherming geboden wordt door middel van voorzieningen zoals noodknoppen, camera’s enzovoorts, geldt dat de organisatie zo moet zijn ingericht, dat binnen twee minuten hulp aanwezig kan zijn. Sociale veiligheid kan vanuit drie invalshoeken, al of niet in samenhang, worden bezien: - een omgeving waar door derden bescherming wordt geboden. Deze bescherming kan worden geboden door het aanwezige publiek (informeel toezicht) of door daarvoor aangestelde hulpdiensten (formeel toezicht); - een omgeving waar de bedreiging is weggenomen of sterk is gereduceerd; - een omgeving die zo is ingericht en kan worden gebruikt, dat eventuele gevaren gemakkelijk in de hand kunnen worden gehouden. Deze situatie ontstaat wanneer men de ruimte kan overzien en deze bij een potentiële bedreiging kan vermijden door op veilige afstand te blijven en/of uit de ruimte te vluchten. Bij dit project wordt onder een sociaal veilige plaats verstaan: een plaats die voor 85% van de aanwezigen geen aanleiding (meer) geeft voor onveiligheidsgevoelens.
Vluchtroute Op het moment dat het incident plaatsvindt, moet men op eigen kracht een veilige plaats kunnen bereiken. Bij aanwezigheid van minder validen wordt er vanuit gegaan dat er slechts een beperkt aantal niet-zelfredzame personen in het gebouw aanwezig zijn en dat die worden geholpen door de aanwezige zelfredzame personen. Als het gebruik van het gebouw met zich meebrengt dat er meer dan een normaal aantal niet-zelfredzame personen aanwezig is (bijvoorbeeld bij een theatervoorstelling uitsluitend voor bewoners van bejaardenoorden in een ondergrondse schouwburg), dan zijn extra voorzieningen geboden. Bij dit project wordt onder een vluc htroute verstaan: de route die vanaf een verblijfplaats in ee n bouwwerk leidt naar een veilige plaats en die voldoet aan bepaalde veiligheidseisen.
68
Begripsomschrijvingen
B e r e i k b a a r h e i d v e i l i g e p l a a t s / o b s ta k e l s Het bereiken van de veilige plaats moet via twee onafhankelijke routes kunnen gebeuren, omdat één van de vluchtroutes geblokkeerd kan zijn door een andere bedreiging. Een vluchtroute moet over de gehele route zoveel mogelijk vrij zijn van acute bedreigingen. Wanneer dit niet het geval is (bijvoorbeeld door dichte rook in een gang), dan is de maximaal mogelijke verblijftijd in dat deel van de vluchtroute afhankelijk van de aard van de acute bedreiging. Komt men bij het vluchten voor een vijf meter hoge muur te staan, dan is het duidelijk dat dit een onoverkomelijk obstakel vormt op de weg naar een veilige plaats. Het probleem is dat wat voor de ene persoon een obstakel is, voor de andere beslist niet behoeft te zijn. In hoeverre een hek waar men overheen kan klimmen of onderdoor kan kruipen een obstakel vormt, hangt af van iemands validiteit maar ook van het aantal mensen dat het hek ‘tegelijkertijd’ moet passeren. Een nadere omschrijving is dus nodig van wat onder een obstakel wordt verstaan. Als obstakels kunnen worden beschouwd, alle veranderingen op een bepaalde route die een onderbreking vormen van de normale verplaatsing en een extra inspanning vereisen. Dit kan dus een muur zijn, maar ook een sloot, een steile trap, enzovoorts. Soms kan de extra inspanning te groot zijn voor bepaalde categorieën van personen, waardoor de vluchtmogelijkheid in die richting voor hen blijkt afgesloten. Bij dit project wordt onder een obstakel verstaan, elke omstandigheid die een onbelemmerde doorgang op een route verhindert. Voor valide personen wordt hieronder verstaan, een trap met een helling van meer dan 45° of een optrede van meer dan 25 cm., een schuin vlak (hellingbaan of talud) met een helling van meer dan 30°, alsmede dicht struikgewas, een waterloop met een breedte van meer dan één meter en een muur c.q. balustrade met een hoogte van meer dan één meter, enzovoorts. Wanneer minder valide personen zonder hulp van de route gebruik moeten maken, is elke hoogteverschil bij een helling groter dan 10° al een obstakel.
69
B
Toepassingsgebied
3
Onderverdeling ondergrondse bouwwerken
Voor de structuur en de herkenbaarheid worden de ondergrondse bouwwerken onderverdeeld naar de onderscheiden functies van het bouwwerk. Totaal zijn er vier hoofdfuncties in de ondergrondse bouwwerken:
1. Transportfunctie 2. Publieksfunctie 3. Opslagfunctie 4. Combinatie van opslag- en arbeidsfunctie
(in navolgende uitwerking worden 3 en 4 samengenomen)
71
Veilighe id in on dergrondse b ouwwerken
In de tabellen worden aan aantal begrippen gebruikt, die hieronder nader zijn verklaard. N ad e r e v e r k l a r i ng v a n e e n aa n t a l b e g r i p p e n vuurbelasting:
laag normaal hoog zeer hoog
< _ 570 kJ/m 2 > 570 kJ/m2 en < _ 1140 kJ/m2 2 > 1140 kJ/m en < _ 2280 kJ/m2 2 > 2280 kJ/m
aantal aanwezigen/ ruimte:
laag matig hoog zeer hoog
< _ 10 > 10 en < _ 25 > 25 en < _ 100 > 100
verhouding publiek/ werknemers:
matig hoog zeer hoog
> 1 en < _ 10 > 10 en < _ 50 > 50
verblijfstijd:
zeer kort kort lang zeer lang
< _ 5 min > 5 min en < _ 30 min > 30 min en < _ 2 uur > 2 uur
De criminaliteitsbelasting is meer gevoelsmatig dan statistisch bepaald.
Tabel 1
wegtunnels
Specifieke kenmerken per gebouwtyp e met
vuurbelasting
een transport functie
bouwwerk voertuig
laag
criminaliteitsbelasting
aantal aanw ezigen * De verwachting is
laag normaal tot zeer hoog
voertuig totaal
zeer laag tot hoog zeer hoog
dat in de toekomst bij de zogeheten onder-
verhouding publiek/werknemers
groot
verblijfstijd
zeer kort
openingstijd
continu
mate van sturing proces
onvoorspelbaar/laag
grondse logistieke systemen (OLS) alle soorten goederen zullen worden vervoerd, van bloemen tot zeer brandbare stoffen.
72
Toepassingsgebied
1
B o u w w e r k e n m e t e e n t r an s p o r tf u n c t i e
1.1
Vo orbeelde n va n obj ect en
De volgende bouwwerken zijn in de transportfunctie te onderscheiden: Bouwwerken met een verkeersinfrastructuur: - tunnels (voetganger, fiets, auto, metro, tram, trein). Bouwwerken met een infrastructuur ten behoeve van vervoer van goederen/materie: - buisleidingen voor goederentransport (shuttles, bulk); De opsomming is niet limitatief, doch geeft een indruk. 1.2
Al geme ne kenme rke n
De algemene kenmerken zijn: - voor ‘iedereen’ gecontroleerd toegankelijk, al dan niet tegen betaling (gecontroleerd heeft betrekking op het betreden van de tunnel); - hoofdtoegang van het complex op maaiveldniveau of hoger; - bouwwerken worden gebruikt om personen en/of goederen te verplaatsen.
railtunnels
goederentransport
voetgangers/langzaam verkeer
laag normaal tot zeer hoog
laag normaal tot zeer hoog*
laag laag
laag
laag
normaal tot hoog
zeer hoog zeer hoog
geen geen/sporadisch
laag laag tot hoog
groot
nul
nul
zeer kort tot kort
kort tot lang
kort
grootste deel van een etmaal
continu
continu
hoog
hoog
laag
73
Vei li ghe id in o nde rgr ond se bouwwerke n
2
2.1
B o u ww e r k e n m e t e e n p u b l i e k s f u n ct i e Voorbeelden van obj ect en
De volgende bouwwerken met een publieksfunctie zijn te onderscheiden: Bouwwerken bestemd voor recreatie en ontspanning, e.d.): - bioscopen; - discotheken; - theaters; - gokhallen; - feestzalen. Bouwwerken bestemd voor consumptie: - winkelcentra; - warenhuizen; - horecagebouwen (cafés, restaurants). Bouwwerken bestemd voor verplaatsingen: - treinstations; - metrostations; - busstations; - parkeergarages. De opsomming is niet limitatief, doch geeft een indruk. 2.2
A lgeme ne kenme rk en
De algemene kenmerken zijn: - voor ‘iedereen’ toegankelijk al dan niet tegen betaling; - hoofdtoegang van het complex op maaiveldniveau of hoger; - toegangen tot de aparte onderdelen van het bouwwerk (bijvoorbeeld winkels in een winkelcentrum) op maaiveldniveau of op een niveau één of meerdere lagen onder de grond; - overwegend grote mensenmassa’s; - verhouding gebruikers/werknemers hoog tot zeer hoog; - bouwwerken worden gebruikt: - om te recreëren; - om te consumeren; - om zich te verplaatsen.
74
Toepassingsgebied
Tabel 2 - Specifieke kenmerken per gebouwtype met een publieksfunctie
recreatie
consumeren
verplaatsen
laag normaal
laag normaal tot hoog
laag laag tot normaal
criminaliteitsbelasting
normaal tot hoog
normaal
hoog
aantal
ruimte
aanwezigen
totaal
zeer laag tot hoog m a t i g zeer hoog zeer hoog
zeer laag tot z. hoog zeer laag tot z. hoog
hoog tot zeer hoog
matig tot hoog
zeer hoog
publiek/werknemers
verblijfstijd
lang
zeer kort tot lang
kort tot lang
openingstijd
op vaste uren in de middag of avond/nacht
op vaste uren overdag en/of ‘s avonds
continu
mate van sturing proces
bep. voorspelbaar
bep. voorspelbaar
onvoorspelbaar
vuurbelasting
permanent variabel
verhouding
3
3.1
B o u w we r k e n m e t e e n o p s l ag - e n / o f a r b e id s f u n c t i e Voorbeelden van objecten
De volgende bouwwerken met een opslag/arbeidsfunctie zijn te onderscheiden: Bouwwerken bestemd voor de opslag van goederen: - opslag gevaarlijke stoffen (in emballage); - bunkers voor opslag van (militaire) goederen; - parkeergarages (mechanische opslag). Bouwwerken bestemd voor arbeid: - ondergronds computercentrum; - ondergrondse telecommunicatiecentrales; - commando/crisiscentra. Bouwwerken bestemd voor opslag en arbeid: - ondergrondse opslag van archief / boeken (bibliotheken). De opsomming is niet limitatief, doch geeft een indruk.
75
Vei li ghe id in o nde rgr on dse bouwwerke n
3.2
A lgemene ken mer ke n
De algemene kenmerken zijn: - worden uitsluitend gebruikt voor de opslag van goederen; - personen zijn uitsluitend aanwezig om arbeid te verrichten; - personen verrichten arbeid in een ruimte met opslag van goederen; - normaliter zal geen publiek aanwezig zijn. Tabel 3 - Specifieke kenmerken per gebouwtype met een opslag/arbeidsfunctie
opslag
arbeid
laag hoog tot zeer hoog
laag normaal
criminaliteitsbelasting
laag
laag
aantal
ruimte
aanwezigen
totaal
nul tot zeer laag zeer laag
laag matig
verhouding publiek/werknemers
nul
zeer laag
verblijfstijd
zeer kort
zeer lang
openingstijd
incidenteel
periodiek of continu
mate van sturing proces
voorspelbaar
voorspelbaar
vuurbelasting
permanent variabel
76
Toepassingsgebied
77
B
I nventarisatie van bedreigingen en gevolgen
4
Veiligheidsbedreigingen en het welbevinden van de gebruiker van het bouwwerk, alsmede het in stand houden van het bouwwerk zelf, kunnen verschillend worden geordend.
De hierna weergegeven opsomming is niet specifiek voor ondergrondse bouwwerken, maar geeft inzicht in algemene zin in het soort bedreigingen en de mogelijke gevolgen.
79
Vei li ghe id in o nde rgr on dse bouwwerke n
In de hoofdtekst is de volgende onderverdeling aangehouden: -
Bedreigingen van natuurlijke aard: overstroming, extreme temperaturen, aardschokken, verzakking/aardverschuiving, onweer
-
Bedreigingen van niet opzettelijke aard: beperkte brand, omvangrijke brand, catastrofale brand, explosie, waterlekkage, gaslekkage, vloeistoflekkage, instorting, stroomuitval, conditioneringsuitval, uitval communicatie-apparatuur, uitval transportsystemen, uitval beheerssystemen, blokkering toegangen, blokkering vluchtwegen, wegvallen waterdruk, beschadiging imago, ongeval voertuigen
-
Bedreigingen van opzettelijke aard met als doel directe vermogens overdracht: diefstal met braak, beroving, afpersing, overval, zakkenrollerij, eenvoudige diefstal (winkeldiefstal, fietsdiefstal, diefstal bagage, diefstal van voertuig, diefstal uit auto (alleen parkeergarage), automatenkraak)
-
Bedreigingen van opzettelijke aard in de vorm van geweldsuitoefening tegen personen: mishandeling, doodslag/moord, dreiging met geweld, belediging, seksueel (schennis eerbaarheid, verkrachting, aanranding), groepsterreur
-
Bedreigingen van opzettelijke aard in de vorm van geweldsuitoefening tegen objecten: vandalisme, vernieling, graffiti, bekladding, vervuiling, brandstichting, ontploffing, overstroming, sabotage
-
Bedreigingen door verstoring van de openbare orde door (afwijkend) menselijk gedrag: rondhangende zwervers, rondhangende verslaafden, rondhangende jeugdgroepen, druggebruik, drugshandel, supporters, hooligans, rellen/onlust, bommelding, zelfdoding
-
Bedreigingen met als doel het verwezenlijken van een politiek of ideëel doel: terrorisme, bomaanslag met explosieven gericht tegen object/publiek, bomaanslag met gifgas, brandbomaanslag, bezetting, sabotage
80
Inv entar is atie va n bed reigin ge n en gevolge n
Bovengenoemde bedreigingen kunnen voor mensen en/of bouwwerken tot de volgende gevolgen leiden: -
81
disfunctioneren van het ondergrondse bouwwerk; blootgesteld worden aan een emotionele belasting; blootgesteld worden aan verstikkende rook; blootgesteld worden aan te hoge temperaturen; blootgesteld worden aan toxische stoffen; blootgesteld worden aan een overstroming; blootgesteld worden aan te grote mechanische belastingen; blootgesteld worden aan te zware drukgolven, instortingen.
Meer informatie Wanneer u meer informatie wil over deze Leidraad of over de achtergrondstudies, kunt u contact opnemen met: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Directie Brandweer en Rampenbestrijding tel. 070 - 302 73 75 Centrum Ondergronds Bouwen tel. 0182 - 54 06 60 Colofon Uitgave Centrum Ondergronds Bouwen Postbus 420 2800 AK Gouda Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Directie Brandweer en Rampenbestrijding Postbus 20011 2500 EA Den Haag Ontwerp Studio Tennekes, Amsterdam Druk Sdu Grafisch Bedrijf, Den Haag mei 1999 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op enigerlei andere wijze, zonder voorafgaande toestemming van de uitgevers. Aansprakelijkheid Ondanks alle aan de samenstelling van de tekst bestede zorg kan de samensteller geen aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele schade, die zou kunnen voortvloeien uit enige fout of onvolledigheid die in dit boek kan voorkomen. Bestellen De leidraad met de achtergrondstudies kunt u voor een bedrag van f 100,- bestellen bij: Centrum Ondergronds Bouwen Postbus 420, 2800 AK Gouda Telefax: 0182-540661 ISBN 90-5414-067-4
b o u w e n
veiligheid in ondergrondse bouwwerken
o n d e r g r o n d s e
b i n n e n l a n d s e
z a k e n
e n
l e i d r a a d
v a n
o n d e r g r o n d s m i n i s t e r i e
c e n t r u m
b o u w w e r k e n
k o n i n k r i j k s r e l a t i e s
leidraad ondergrondse bouwwerken
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Centrum Ondergronds Bouwen hebben het initiatief genomen om de gedachten over veiligheid in ondergrondse bouwwerken in kaart te brengen en toegankelijk te maken voor degenen die betrokken zijn bij dergelijke bouwwerken. Dit initiatief heeft geleid tot de start van het project ‘Beveiligingsconcept ondergrondse bouwwerken’. Hieruit is de ‘Leidraad bij de besluitvorming’ ontwikkeld, waarin staat welke veiligheidsaspecten moeten worden meegewogen bij beslissingen over een ondergronds bouwwerk, op welke wijze en wanneer dat moet gebeuren. Daarnaast zijn allerlei achtergrondstudies verricht die ten grondslag liggen aan de leidraad.
COB