Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 1/343
BIJLAGE C aan het bestek MRMP-I/S Bouwwerken Meerjarige open opdracht (2016-2019) tegen prijslijst voor het uitvoeren van onderhouds-, herstellings-, beperkte aanpassings- en beperkte renovatiewerken aan de bestaande gebouwen in de militaire kwartieren en domeinen van Defensie gelegen in de zone van het respectievelijke Plateau CONTRACTUELE TECHNISCHE BEPALINGEN Deze bijlage omvat: Deel A Deel B Deel C Deel D Deel E Deel F Deel G Deel H Deel I Deel J Deel V
Algemene voorschriften Bouwplaatsvoorzieningen Afbraak- en schoringswerken Onderbouw Bovenbouw Binnenafwerking Gevelsluiting Sanitaire voorzieningen Elektriciteit, brandbeveiliging, data & telefonie Schilder- en behangwerken Veiligheid en gezondheid op de werf
Aanh 1
Algemeen Tarief Elektriciteit Contractuele technische bepalingen - 2010
Opgemaakt door: Defensie Algemene Directie Material Resources Competentiecentrum Infrastructuur Kwartier Koningin Elisabeth Everestraat, 1 1140 BRUSSEL
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 2/343
Deel A ALGEMENE VOORSCHRIFTEN ............................................................................................ 15 A.1.
Algemeen ............................................................................................................................... 15
A.2.
Technische en/of wettelijke documenten die de opdracht regelen ................................. 16
A.3.
Technische documenten voor te leggen door de opdrachtnemer aan de leidende ambtenaar ............................................................................................................................. 17
A.4. Gelijkvormigheidsonderzoek van de technische installaties ........................................... 17 A.4.1. Controle van de geluidsniveau’s͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϳ A.4.2. Controle van de elektrische installatie͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϴ A.4.3. Indienststellingskeuring vernieuwde brandbeveiligingsinstallatie͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϴ A.5.
Plaatsbeschrijving................................................................................................................. 18
A.6.
Werfinstallatie ........................................................................................................................ 18
A.7.
Uitbraak- en afbraakwerken ................................................................................................. 19
A.8.
Ondergrondse installaties .................................................................................................... 19
A.9. Werfinrichtingsplan, signalisaties, bebakeningen, omheiningen .................................... 19 A.9.1. Werfinrichtingsplan, signalisaties, bebakeningen, voorlopige omheiningen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϵ A.9.2. Voorlopige omheining - algemeen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϮϬ A.10. Opruimen werf ....................................................................................................................... 21 A.10.1. Dagelijks opruimen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯϭ A.10.2. Opruimen op het einde van de werken͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯϭ A.11. Stabiliteitsstudie en te leveren documenten ...................................................................... 22 A.12. As Built-dossier en Operating Manual-dossier .................................................................. 22 A.13. Specifieke bepalingen voor asbestverwijderingswerken ................................................. 23 A.13.1. Documenten door de opdrachtnemer voor te leggen aan de leidende ambtenaar͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯϯ A.13.2. Algemene organisatie van de werken͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯϯ A.13.2.1. Kennisgeving van de werken .................................................................................... 23 A.13.2.1.1. Risicobeoordeling .................................................................................................. 24 A.13.2.1.2. Opstellen van een werkplan .................................................................................. 24 A.13.3. Uitvoering van de werken͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯϱ A.13.4. Opruimen van de werken bij asbestverwijderingswerken͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯϳ A.13.4.1. Opruimen voor het begin van de werken.................................................................. 27 A.13.4.2. Opruimen na afloop van de werken.......................................................................... 27 Deel B BOUWPLAATSVOORZIENINGEN ........................................................................................ 29 B.1.
Bouwplaatsvoorzieningen – algemeen ............................................................................... 29
B.2. Gevelsteigers, steigers & hoogwerkers .............................................................................. 29 B.2.1. Algemene principes͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯϵ B.2.2. Gevelsteigers en stellingen met platformhoogte > 2m (= werkhoogte > 4m) en breedte tot 1,6m͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϬ B.2.2.1. Montage / demontage ............................................................................................... 30 B.2.2.2. Huurprijs per werkdag............................................................................................... 30 B.3. Hoogwerkers - schaarliften .................................................................................................. 30 B.3.1. Algemeen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϬ B.3.2. Hoogwerkers met werkhoogte 12m͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϬ B.3.2.1. Prijs voor periode 1 werkdag ................................................................................. 30 B.3.2.2. Prijs per extra werkdag ............................................................................................. 30 B.3.3. Hoogwerkers met werkhoogte 12m x 26m͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϭ B.3.3.1. Prijs voor periode 1 werkdag ................................................................................. 31 B.3.3.2. Prijs per extra werkdag ............................................................................................. 31
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 3/343
Deel C AFBRAAK- & SCHORINGSWERKEN ................................................................................... 32 C.1.
Algemeen ............................................................................................................................... 32
C.2. Asbestverwijderingswerken................................................................................................. 33 C.2.1. Algemeen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϯ C.2.2. Werken die in dit bestek voorzien worden͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϯ C.2.3. Bijzondere bepalingen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϯ C.2.4. Fixeren van het oppervlak van asbesthoudende materialen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϰ C.2.5. Werken voor de afbraak en verwijdering van asbest͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϱ C.2.5.1. Verwijderen van panelen die asbestcement bevatten (dikte tot en met 5mm)......... 35 C.2.5.1.1. Verwijderen van glasal-panelen gebruikt als gevelbekleding, borstwering, paneel in deuren en ramen, enz. ..................................................................................... 35 C.2.5.1.2. Verwijderen van glasal-panelen gebruikt als lambrisering .................................... 35 C.2.5.1.3. Verwijderen van glasal-panelen gebruikt als verlaagd plafond ............................. 35 C.2.5.1.4. Verwijderen van panelen gebruikt als onderdak en scheidingswand ................... 35 C.2.5.1.5. Toeslag per mm dikte boven dikte 5mm ............................................................... 35 C.2.5.2. Verwijderen van golfplaten die asbest bevatten en leien die asbest bevatten ......... 35 C.2.5.2.1. Verwijderen van golfplaten gebruikt als dakbedekking ......................................... 35 C.2.5.2.2. Verwijderen van golfplaten gebruikt als gevelbekleding ....................................... 35 C.2.5.2.3. Verwijderen van leien gebruikt als dakbedekking ................................................. 35 C.2.5.2.4. Verwijderen van leien gebruikt als gevelbekleding ............................................... 36 C.2.5.3. Verwijderen van leidingen die asbest bevatten ........................................................ 36 C.2.5.3.1. Diameter 20cm of omtrek 62,8cm ......................................................................... 36 C.2.5.3.2. Prijsconsequentie per centimeter in min / per centimeter buisomtrek (62,8cm (= buis diameter 20cm)) in meer ten opzichte van buis diameter 20cm .................. 36 C.2.5.4. Verwijderen van asbestplaten type Pical .................................................................. 36 C.2.5.4.1. Verwijderen van asbestplaten gebruikt als wand .................................................. 36 C.2.5.4.2. Verwijderen van asbestplaten gebruikt als afwerking in het onderdak ................. 36 C.2.5.4.3. Verwijderen van asbestplaten gebruikt als plafondbekleding ............................... 36 C.2.5.4.4. Verwijderen van asbestplaten gebruikt als draagstructuur – verticaal .................. 36 C.2.5.4.5. Verwijderen van asbestplaten gebruikt als draagstructuur – horizontaal ............. 36 C.2.5.4.6. Verwijderen van asbestplaten gebruikt als luiken en kasten ................................ 36 C.2.5.4.7. Verwijderen van asbestplaten gebruikt als afwerkingslaag van venstertabletten . 36 C.2.5.5. Verwijderen van vensterbanken/dorpels/urinoirscherm ........................................... 36 C.2.5.5.1. Tot en met 20cm breedte op dikte 2cm................................................................. 36 C.2.5.5.2. Prijsconsequentie voor volume in min/in meer ten opzichte van artikel hiervoor . 36 C.2.5.6. Verwijderen van voegen ........................................................................................... 37 C.2.5.6.1. Stookketels en branders........................................................................................ 37 C.2.5.6.2. Dichting tussen stookketel en schoorsteen ........................................................... 37 C.2.6. Controle van de asbestvezelconcentratie in de lucht (tijdens de werken)͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϳ C.2.6.1. Per sessie ................................................................................................................. 37 C.2.6.2. Per bijkomend meetpunt ........................................................................................... 37 C.2.7. Vrijgave van een werkzone͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϳ C.2.7.1. Metingen voor vrijgave bij werken met de techniek van eenvoudige handelingen: . 37 C.3. Afbraak ruwbouwelementen ................................................................................................ 38 C.3.1. Afbraak en doorboringen metselwerk / vervangen individuele baksteen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϴ C.3.2. Afbraak / doorboringen betonconstructies͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϵ C.3.3. Afbraak betonvloeren en –zolen / zagen van beton͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϰϬ C.3.4. Afbraak schouwen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϰϬ C.3.5. Maken van openingen in wand (zaagwerk)͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϰϭ C.3.6. Uitkappen van voegen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϰϭ C.3.7. Afbraak van voetpaden en boordstenen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϰϭ
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 4/343
C.4.
Afbraak buitenschrijnwerk ................................................................................................... 42
C.5. Afbraak binnenafwerkingen ................................................................................................. 43 C.5.1. Demonteren van houten bekleding – houten balken͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϰϯ C.5.1.1. Demonteren van houten bekleding rond schrijnwerk ............................................... 43 C.5.1.1.1. Tot en met 20cm breedte ...................................................................................... 43 C.5.1.1.2. Meerprijs voor gedeelte breder dan 20cm breedte ............................................... 43 C.5.1.2. Latwerk breedte tot en met 5 cm .............................................................................. 43 C.5.1.3. Latwerk breedte ² ........................... 43 C.5.1.4. Balken met doorsnede meer dan 47 cm² .............................................................. 43 C.5.2. Demonteren metalen bekleding͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϰϯ C.5.2.1. Tot en met 20 cm breedte......................................................................................... 43 C.5.2.2. Meerprijs voor gedeelte breder dan 20 cm ............................................................... 43 C.5.3. Demonteren gordijnkasten͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϰϰ C.5.4. Demonteren van rolluikkasten͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϰϰ C.5.5. Demonteren van rolluiken͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϰϰ C.5.6. Demonteren binnenzonnewering met lamellen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϰϰ C.5.7. Demonteren binnendorpels͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϰϰ C.5.7.1. Wegnemen en stapelen voor hergebruik van dorpels uit steenachtig materiaal...... 44 C.5.7.1.1. T.e.m. 20 cm breedte ............................................................................................ 44 C.5.7.1.2. Meerprijs voor breedte meer dan 20cm ................................................................ 44 C.5.7.2. Wegnemen en afvoeren naar stortplaats van binnendorpels ................................... 44 C.5.7.2.1. Dorpels uit asbestcement: zie deel asbestverwijdering ........................................ 44 C.5.7.2.2. Dorpels uit hout of plaatmateriaal ......................................................................... 45 C.5.7.2.2.1. T.e.m. 20cm breedte ....................................................................................... 45 C.5.7.2.2.2. Meerprijs voor breedte meer dan 20cm .......................................................... 45 C.5.7.2.3. Dorpels uit steenachtig materiaal .......................................................................... 45 C.5.7.2.3.1. T.e.m. 20 cm breedte ...................................................................................... 45 C.5.7.2.3.2. Meerprijs voor breedte meer dan 20cm .......................................................... 45 C.5.8. Afkappen pleisterwerk͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϰϱ C.5.9. Afkappen wandbetegeling͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϰϱ C.5.10. Afbraak holle wanden, plaatafwerkingen en plinten͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϰϲ C.5.10.1. Holle wanden aan beide zijden bekleed met gipskartonplaten en sanitaire scheidingswanden .................................................................................................. 46 C.5.10.2. Wandbekledingen in plaatmaterialen (lambrisering,…)............................................ 46 C.5.10.3. Plinten ....................................................................................................................... 46 C.5.10.3.1. In houtachtige materialen en PVC, geschroefd..................................................... 46 C.5.10.3.2. In houtachtige materialen en PVC, gelijmd ........................................................... 46 C.5.11. Afbraak verlaagde plafonds͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϰϲ C.5.12. Afbraak vloerafwerkingen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϰϳ C.5.13. Afbraak binnendeuren en -ramen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϰϳ C.5.14. Afbraak trappen & leuningen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϰϳ C.5.15. Afbraak keuken- en badkamermeubilair͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϰϴ C.5.16. Afbraak / technieken fluïda͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϰϴ C.5.16.1. Afbraak leidingen (onder- / bovengronds) ............................................................... 48 C.5.16.1.1. Voor bovengrondse leidingen ongeacht de aard maar met uitzondering van asbestbuizen ........................................................................................................ 49 C.5.16.1.2. Voor ondergrondse leidingen ongeacht de aard maar met uitzondering van asbestbuizen (graafwerk niet inbegrepen) ........................................................... 49 C.5.16.2. Afbraak sanitaire toestellen ...................................................................................... 49 C.5.16.3. Afbraak verwarmingstoestellen ................................................................................ 50 C.5.16.4. Afbraak elektro.......................................................................................................... 50 Deel D ONDERBOUW ........................................................................................................................ 51 D.1. Grondwerken onderbouw ..................................................................................................... 51 D.1.1. Voorafgaande afgraving͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϱϭ D.1.2. Sleuven - funderingszolen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϱϭ D.1.3. Sleuven - ondergrondse leidingen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϱϭ D.1.4. Wederaanvullingen en ophogingen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϱϮ
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 5/343
D.2. Funderingen op staal ............................................................................................................ 52 D.2.1. Funderingszolen - stortklaar beton͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϱϮ D.3. Metselwerk onderbouw ........................................................................................................ 53 D.3.1. Funderingsmuren - Algemeen:͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϱϯ D.3.2. Funderingsmuren - baksteen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϱϯ D.3.3. Funderingsmuren - betonblokken / vol - hol͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϱϰ D.3.4. Waterdichting - beraping͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϱϰ D.3.5. Waterdichting - gemodificeerd cement͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϱϰ D.3.6. Waterdichting op basis van bitumen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϱϲ D.4. Vloerlagen onderbouw ......................................................................................................... 56 D.4.1. Draagvloeren op volle grond - stortklaar beton / gewapend͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϱϲ D.4.2. Vochtwerende lagen - folies / PE͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϱϳ D.5. Thermische isolatie onderbouw .......................................................................................... 57 D.5.1. Isolatieplaten op volle grond - polyurethaan (PUR)͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϱϳ D.6. Rioleringselementen onderbouw ........................................................................................ 58 D.6.1. Rioolbuizen - algemeen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϱϴ D.6.2. Rioolbuizen - kunststof / PVC͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϲϬ D.6.3. Rioolbuizen - kunststof / PE͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϲϭ D.6.4. Inspectieputten͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϲϭ D.6.4.1. Inspectieputten - metselwerk .................................................................................... 62 D.6.4.2. Inspectieputten - kunststof / PVC ............................................................................. 63 D.6.5. Putranden en putdeksels͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϲϰ D.6.5.1. Putranden + putdeksels vervaardigd uit gietijzer...................................................... 64 D.6.5.2. Putranden + putdeksels vervaardigd uit aluminium.................................................. 64 D.6.5.3. Putranden + putdeksels met ingewerkte verharding vervaardigd uit aluminium ...... 65 D.6.6. Septictanks – beton / prefab͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϲϱ D.6.7. Regenwaterputten - beton / prefab͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϲϳ D.6.8. Regenwaterputten - overloop & terugslagklep͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϲϵ D.6.9. Installatie voor regenwatervoorziening in het gebouw͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϲϵ D.6.9.1. Pompinstallatie ......................................................................................................... 69 D.6.9.2. Kraanwerk ................................................................................................................. 70 D.6.9.2.1. Veiligheidsvlotterafsluiter ND40 (6/4”) ................................................................... 70 D.6.9.2.2. Magneetklepafsluiter ND40 (6/4”) ......................................................................... 70 D.6.9.2.3. Schuine klepafsluiter ND40 (6/4”) ......................................................................... 71 D.6.9.2.4. Bolafsluiter ND25 (1”) ............................................................................................ 71 D.6.9.2.5. Terugslagklep ND25 (1”) ....................................................................................... 71 D.6.9.2.6. Automatische filter ND25 (1”) ................................................................................ 71 D.6.9.2.7. Aanzuigkorf met terugslagklep .............................................................................. 71 D.6.10. Leveren en plaatsen van kleinschalige waterzuivering͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϳϮ D.7. Ondergrondse watertoevoer ................................................................................................ 73 D.7.1. Ondergrondse watertoevoer – leidingen / HDPE͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϳϯ D.7.2. Ondergrondse watertoevoer - aansluitingen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϳϰ D.7.3. Ondergrondse watertoevoer - afsluitkraan͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϳϰ D.7.4. Straatpotten, omlijstingen en steunkaders͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϳϱ D.7.5. Lekdetectie͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϳϱ D.7.6. Compressor͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϳϱ D.8.
Leveren en plaatsen van verwittigingslint.......................................................................... 75
Deel E BOVENBOUW ........................................................................................................................ 76 E.1. OPGAAND METSELWERK ................................................................................................... 76 E.1.1. Opgaand metselwerk - algemeen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϳϲ E.1.2. Dragende/niet-dragende binnenmuren - baksteen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϳϲ E.1.3. Dragende/niet-dragende binnenmuren - betonblokken͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϳϳ E.1.4. Dragende / niet-dragende binnenmuren - cellenbeton͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϳϴ
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 6/343
E.1.5. Supplementen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϳϵ E.1.5.1. Algemeen .................................................................................................................. 79 E.1.5.2. Wapening metselwerk .............................................................................................. 79 E.1.5.3. Ingewerkte verankeringen in roestvrij staal .............................................................. 80 E.1.5.4. Voegen / zichtbaar metselwerk ................................................................................ 80 E.1.5.5. Klossen voor vastzetten schrijnwerk ........................................................................ 80 E.1.6. Anticapillaire membranen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϴϭ E.1.7. Uitvoeren van werken in regie door geschoolde arbeider͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϴϭ E.2. MUURISOLATIES BOVENBOUW ......................................................................................... 81 E.2.1. Spouwisolatie / thermisch – rotswol͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϴϭ E.2.2. spouwisolatie / thermisch - polyurethaan (PUR)͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϴϮ E.2.3. Buitengevelisolatiesysteem met pleisterafwerking͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϴϯ E.3. GEVELMETSELWERK .......................................................................................................... 85 E.3.1. Parement - algemeen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϴϱ E.3.2. Parement - handvormsteen / machinaal͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϴϱ E.3.3. Parement - strengperssteen / vol͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϴϲ E.3.4. Niet-meegaand voegwerk͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϴϳ E.3.5. Vochtisolatie / spouw - folies / PE͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϴϳ E.4. GEVELELEMENTEN / BOUWSTEEN ................................................................................... 88 E.4.1. Gevelelementen / bouwsteen – algemeen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϴϴ E.4.2. Raam- & deurdorpels - algemeen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϴϵ E.4.3. Raam- & deurdorpels - blauwe steen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϴϵ E.4.4. Raam- & deurdorpels - prefabbeton͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϵϬ E.4.5. GEVELROOSTERS (zie G.1.6.4.)͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϵϭ E.5. STRUCTUURELEMENTEN GEWAPEND BETON ................................................................ 91 E.5.1. Structuurelementen gewapend beton - algemeen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϵϭ E.5.2. Stortklaar beton - algemeen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϵϮ E.5.3. Stortklaar beton - wanden͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϵϯ E.5.4. Stortklaar beton – kolommen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϵϯ E.5.5. Stortklaar beton - balken / gordingen / sokkels / sloffen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϵϯ E.5.6. Stortklaar beton - ring- & verdeelbalken͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϵϯ E.5.7. Stortklaar beton - trappen & bordessen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϵϯ E.5.8. Geprefabriceerd beton - deur-& raamlateien͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϵϯ E.5.9. Geprefabriceerd voorgespannnen beton - deur-& raamlateien͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϵϰ E.5.10. Geprefabriceerde lateien in cellenbeton͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϵϰ E.5.11. Betonrenovatie͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϵϱ E.5.11.1. Voorbehandeling (inbegrepen in prijs art E.5.11.3) .................................................. 95 E.5.11.2. Vrijmaken van niet aangetaste wapening ................................................................. 95 E.5.11.3. Betonrenovatie - herstelling / handmatig te plaatsen mortel .................................... 96 E.6. STRUCTUURELEMENTEN STAAL ....................................................................................... 97 E.6.1. Structuurelementen staal - algemeen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϵϳ E.6.2. Profielstaal - algemeen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϵϴ E.6.3. Profielstaal / blank͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϵϵ E.6.4. Profielstaal / roestvast (RVS)͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϵϵ E.6.5. Corrosiebescherming - algemeen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϵϵ E.6.6. Corrosiebescherming - thermisch verzinken͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϬϬ E.6.7. Corrosiebescherming - metallisatie͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϬϬ E.6.8. Corrosiebescherming - roestwerende verfsystemen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϬϬ E.7. DRAAGVLOEREN ................................................................................................................ 101 E.7.1. Draagvloeren - algemeen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϬϭ E.7.2. Draagvloeren stortklaar beton - gewone bekisting͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϬϮ E.7.3. Draagvloeren balken & vulblokken - gebakken klei͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϬϯ E.8. STRUCTUURELEMENTEN HOUT ...................................................................................... 103 E.8.1. Houtstukken, balkschoenen en balkhangers͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϬϯ
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 7/343
E.9. ISOLATIEDEKENS EN DAMPSCHERMEN ........................................................................ 104 E.9.1. Isolatiedekens - minerale wol͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϬϰ E.9.2. Dampscherm - PE folie͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϬϰ Deel F
BINNENAFWERKING .......................................................................................................... 105
F.1. BINNENPLEISTERWERKEN ............................................................................................... 105 F.1.1. Binnenpleisterwerken - algemeen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϬϱ F.1.2. Wandbepleistering͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϬϵ F.1.2.1. Wandbepleistering – algemeen .............................................................................. 109 F.1.2.2. Wandbepleistering - fabriekspleister / voorgemengde samenstelling .................... 109 F.1.2.3. Wandbepleistering - vliespleister ............................................................................ 110 F.1.2.4. Wandbepleistering - cementmortel ......................................................................... 111 F.1.3. Plafondbepleistering - fabriekspleister / voorgemengde samenstelling͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϭϮ F.1.4. Voegvullingen - uitzettingsprofielen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϭϮ F.2. BINNENPLAATAFWERKINGEN ......................................................................................... 113 F.2.1. Binnenplaatafwerkingen - algemeen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϭϯ F.2.2. Holle scheidingswanden - gipskarton͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϭϰ F.2.3. Plafondafwerking͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϭϳ F.2.3.1. Plafondafwerking – algemeen ................................................................................ 117 F.2.3.2. Plafondafwerking - gipskarton / plafonds en schuine dakvlakken .......................... 117 F.2.3.3. Plafondafwerking - gipskarton / verlaagd plafond .................................................. 118 F.2.3.4. Plafondafwerking - gipskarton / brandwerend ........................................................ 119 F.2.3.5. Plafondafwerking - stalen lamellen ......................................................................... 120 F.2.3.6. Plafondafwerking - mineraalvezelplaten ................................................................. 120 F.2.4. Uitbekleding daklichtopeningen / kokers…met gipskartonplaat͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϮϭ F.2.5. Uitbekleding / leidingkokers - gipskarton͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϮϭ F.2.6. Toegangsluiken / leidingkokers - hout͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϮϮ F.2.7. Sanitaire scheidingswanden͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϮϮ F.3. DEK- & BEDRIJFSVLOEREN .............................................................................................. 123 F.3.1. Dek- & bedrijfsvloeren - algemeen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϮϯ F.3.2. Isolerende uitvullagen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϮϲ F.3.2.1. Isolerende uitvullagen - algemeen .......................................................................... 126 F.3.2.2. Isolerende uitvullagen - gespoten polyurethaan ..................................................... 126 F.3.3. Vochtwerende lagen - folie / PE͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϮϳ F.3.4. Thermische vloerisolaties͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϮϳ F.3.4.1. Thermische vloerisolaties - algemeen .................................................................... 127 F.3.4.2. Thermische vloerisolaties - polyurethaan (PUR) .................................................... 128 F.3.5. Gewone dekvloeren͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϮϵ F.3.5.1. Gewone dekvloeren - algemeen ............................................................................. 129 F.3.5.2. Gewone dekvloeren - niet gewapend ..................................................................... 129 F.3.5.3. Gewone dekvloeren - licht gewapend .................................................................... 130 F.3.6. Bedrijfsvloeren͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϯϬ F.3.6.1. Bedrijfsvloeren - algemeen ..................................................................................... 130 F.3.6.2. Bedrijfsvloeren - monolitisch hechtend / gepolijst .................................................. 131 F.3.6.3. Bedrijfsvloeren - harsgebonden / epoxy ................................................................. 131 F.3.7. Egalisatie͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϯϯ F.4. BINNENVLOERAFWERKINGEN ......................................................................................... 133 F.4.1. Binnenvloerafwerkingen – algemeen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϯϯ F.4.2. Tegelvloeren͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϯϯ F.4.2.1. Tegelvloeren - algemeen ........................................................................................ 133 F.4.2.2. Tegelvloeren - keramisch ....................................................................................... 139 F.4.2.2.1. Lokale herstelling 2 m² (wegnemen vloertegel, ontdoen van mortel of lijm en herplaatsen vloertegel) ....................................................................................... 139 F.4.2.2.2. Lokale herstelling 2 m² (wegnemen, opladen en afvoeren oude tegel, leveren en plaatsen tegels zoals bestaande) ....................................................................... 139 F.4.2.2.3. Nieuwe vloeren ongeacht de oppervlakte en lokale herstellingen > 2 m²........... 139 F.4.2.2.4. Reinigen vloertegels of wandtegels of beton en aanbrengen primer om toe te laten tegels te lijmen op de bestaande ondergrond .................................................... 140
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 8/343
F.4.2.3. Tegelvloeren - natuursteen ..................................................................................... 140 F.4.2.4. Tegelvloeren – leveren en verwerken elastische voegvulling ................................ 141 F.4.2.5. Tegelvloeren - betontegels ..................................................................................... 141 F.4.3. Houten vloerbekledingen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϰϮ F.4.3.1. Houten vloerbekledingen - algemeen ..................................................................... 142 F.4.3.2. Houten vloerbekledingen - plaatvloer ..................................................................... 143 F.4.3.3. Houten vloerbekledingen - laminaatparket ............................................................. 144 F.4.4. Soepele vloerbekledingen - linoleum͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϰϰ F.4.5. Plinten͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϰϲ F.4.5.1. Plinten - algemeen .................................................................................................. 146 F.4.5.2. Plinten - keramisch ................................................................................................. 146 F.4.5.3. Plinten - natuursteen............................................................................................... 147 F.4.5.4. Plinten - hout / massief ........................................................................................... 148 F.4.5.5. Plinten - hout / MDF ................................................................................................ 148 F.4.5.6. Plinten - linoleum .................................................................................................... 149 F.4.6. Tussendorpels͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϰϵ F.4.6.1. Tussendorpels – natuursteen ................................................................................. 149 F.4.6.2. Tussendorpels – geborsteld chroomnikkelstaal ..................................................... 150 F.4.7. Trapbekledingen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϱϭ F.4.7.1. Trapbekledingen – algemeen ................................................................................. 151 F.4.7.2. Trapbekledingen - keramisch ................................................................................. 152 F.4.7.3. Trapbekledingen - marmermozaïek ........................................................................ 152 F.4.7.4. Trapbekledingen - natuursteen ............................................................................... 153 F.4.8. Toebehoren - scheidingsprofielen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϱϯ F.5. BINNENDEUREN ................................................................................................................. 154 F.5.1. Binnendeuren - algemeen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϱϰ F.5.2. Deurkozijnen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϱϲ F.5.2.1. Deurkozijnen - algemeen ........................................................................................ 156 F.5.2.2. Deurkozijnen - hout................................................................................................. 159 F.5.2.3. Deurkozijnen - staal ................................................................................................ 160 F.5.3. Deurbladen - hout / volle kern͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϲϬ F.5.4. Deurgehelen / brandwerend͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϲϮ F.5.4.1. Deurgehelen / brandwerend - algemeen ................................................................ 162 F.5.4.2. Deurgehelen / brandwerend - volle deur / houten kozijn ........................................ 163 F.5.4.3. Deurgehelen / brandwerend - volle deur / stalen kozijn ......................................... 164 F.5.5. Hang- & sluitwerk͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϲϰ F.5.5.1. Hang- & sluitwerk – algemeen ................................................................................ 164 F.5.5.2. Hang- & sluitwerk - scharnieren & paumellen (PM) ............................................... 165 F.5.5.3. Hang- & sluitwerk – deursloten (PM) ...................................................................... 165 F.5.5.4. Hang- & sluitwerk – deurkrukken (PM) ................................................................... 165 F.5.5.5. Hang- & sluitwerk - deurdrangers ........................................................................... 166 F.5.6. Toebehoren͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϲϲ F.5.6.1. Toebehoren - deurstoppen ..................................................................................... 166 F.5.6.2. Toebehoren - deurroosters ..................................................................................... 167 F.5.6.3. Toebehoren – beschermplaten ............................................................................... 167 F.6. TRAPPEN, LEUNINGEN & BORSTWERINGEN ................................................................. 167 F.6.1. Binnentrappen & leuningen - algemeen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϲϳ F.6.2. Houten trappen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϲϵ F.6.2.1. Trappen / hout - algemeen ..................................................................................... 169 F.6.2.2. Houten trappen ....................................................................................................... 172 F.6.2.3. Houten zoldertrap ................................................................................................... 173 F.6.3. Leuningen en borstweringen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϳϯ F.6.3.1. Leuningen en borstweringen - algemeen ............................................................... 173 F.6.3.2. Leuningen en borstweringen - roestvast staal (RVS) ............................................. 174 F.6.4. Handgrepen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϳϱ F.6.4.1. Handgrepen - algemeen ......................................................................................... 175 F.6.4.2. Handgrepen - roestvast staal (RVS) ....................................................................... 176
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 9/343
F.7. VAST BINNENMEUBILAIR .................................................................................................. 176 F.7.1. Badkamermeubilair͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϳϲ F.8. TABLET- & WANDBEKLEDINGEN ..................................................................................... 180 F.8.1. Venstertabletten - algemeen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϴϬ F.8.2. Venstertabletten – blauwe hardsteen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϴϭ F.8.3. Venstertabletten - hout / laminaat͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϴϭ F.8.4. Polyethyleen afdichtingsmat aan beide zijden voorzien van vliesweefsel͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϴϮ F.8.5. Wandbetegeling - keramisch͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϴϯ F.8.5.1. Afkappen wandtegel, ontdoen van mortel of lijm en herplaatsen wandtegel ( lokale herstelling met oppervlakte minder dan 2m²) ....................................................... 183 F.8.5.2. Vervangen van wandtegel door te leveren wandtegel zoals bestaande (lokale herstelling met oppervlakte minder dan 2m²) ....................................................... 184 F.8.5.3. Leveren en plaatsen van nieuwe wandtegels ongeacht de oppervlakte en lokale herstellingen > 2 m² .............................................................................................. 184 F.8.5.4. Leveren en plaatsen van PVC hoekprofiel ............................................................. 186 Deel G GEVELSLUITING ................................................................................................................. 187 G.1. BUITENRAMEN & -DEUREN ............................................................................................... 187 G.1.1. Buitenramen & -deuren - algemeen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϴϳ G.1.2. Houten buitenschrijnwerk (afzelia):͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϵϰ G.1.3. Aluminium buitenschrijnwerk - thermisch onderbroken / gemoffeld͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϭϵϲ G.1.4. PVC buitenschrijnwerk͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϮϬϬ G.1.5. Hang- & sluitwerk͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϮϬϮ G.1.5.1. Hang- & sluitwerk - scharnieren & paumellen ........................................................ 203 G.1.5.2. Hang- & sluitwerk - sloten ....................................................................................... 203 G.1.5.3. Hang- & sluitwerk - raamkrukken ........................................................................... 204 G.1.5.4. Hang- & sluitwerk - deurkrukken ............................................................................ 204 G.1.5.5. Hang- & sluitwerk - vaste handgrepen ................................................................... 205 G.1.5.6. Hang- & sluitwerk - deurdrangers ........................................................................... 205 G.1.5.7. L-vormige kruk ........................................................................................................ 206 G.1.6. Ventilatieroosters͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϮϬϲ G.1.6.1. Ventilatieroosters - algemeen ................................................................................. 206 G.1.6.2. Ventilatieroosters - inbouwrooster .......................................................................... 207 G.1.6.3. Ventilatieroosters - opbouwrooster ......................................................................... 208 G.1.6.4. Ventilatieroosters – gevelrooster ............................................................................ 208 G.1.6.4.1. Rooster met vaste lamellen ................................................................................. 208 G.1.6.4.2. Rooster met beweegbare lamellen ..................................................................... 209 G.1.6.5. Brandrooster ........................................................................................................... 210 G.1.6.6. Deurrooster ............................................................................................................. 210 G.1.7. Raamdorpels - aluminium͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϮϭϬ G.1.8. Toebehoren - muggenramen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯϭϭ G.1.9. Uitbekleding / buitenramen & -deuren͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯϭϭ G.1.9.1. Uitbekleding / buitenramen & -deuren - algemeen ................................................. 211 G.1.9.2. Uitbekleding / buitenramen & -deuren - hout .......................................................... 212 G.1.9.2.1. Vierzijdig geschaafde lat ..................................................................................... 212 G.1.9.2.1.1. Dikte 10mm en doorsnede 10 cm² ............................................................ 212 G.1.9.2.1.2. Meerprijs per cm² doorsnede in meer........................................................... 212 G.1.9.2.2. Multiplexbekleding ............................................................................................... 212 G.1.9.2.3. Deklijsten ............................................................................................................. 212 G.1.9.3. Uitbekleding / buitenramen - kunststof / PVC ......................................................... 213 G.1.9.4. Uitbekleding / buitenramen & -deuren - aluminium ................................................ 213 G.2. BUITENBEGLAZING & VULELEMENTEN ......................................................................... 213 G.2.1. Buitenbeglazing & vulelementen - algemeen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯϭϯ G.2.2. Enkelvoudige beglazing͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯϭϱ G.2.2.1. Algemeen ................................................................................................................ 215 G.2.2.2. Enkelvoudige beglazing - klaar glas ....................................................................... 216 G.2.2.3. Enkelvoudige beglazing - mat glas ......................................................................... 216
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 10/343
G.2.3. Thermisch isolerende beglazing͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯϭϲ G.2.3.1. Algemeen ................................................................................................................ 216 G.2.3.2. Thermisch isolerende beglazing - klaar glas .......................................................... 217 G.2.3.3. Thermisch isolerende beglazing - mat glas ............................................................ 218 G.2.3.4. Thermisch isolerende beglazing - zonwerend ........................................................ 218 G.2.4. Veiligheidsbeglazing͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯϭϴ G.2.4.1. Veiligheidsbeglazing - algemeen ............................................................................ 218 G.2.4.2. Veiligheidsbeglazing - enkelvoudig / gelaagd ........................................................ 219 G.2.4.3. Veiligheidsbeglazing - thermisch isolerend / gelaagd ............................................ 220 G.2.4.4. Veiligheidsbeglazing – thermisch isolerend / gelaagd / mat................................... 220 G.2.4.5. Veiligheidsbeglazing – thermisch isolerend / gelaagd / zonwerend ....................... 220 G.2.5. Discretiefolie͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϮϮϭ G.2.6. Vulelementen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϮϮϭ G.2.6.1. Vulelementen – algemeen ...................................................................................... 221 G.2.6.2. Vulelementen - kunststof / thermisch isolerend ...................................................... 222 G.2.6.3. Vulelementen - aluminium / thermisch isolerend .................................................... 222 G.2.7. Uitvoeren van werken in regie door geschoolde arbeider͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϮϮϯ G.2.8. Specifieke taken͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϮϮϯ G.2.8.1. Wegnemen glaslat, zuiver maken glassponning en glaslat, herplaatsen glaslat ... 223 G.2.8.2. Leveren en plaatsen van stangbediening ............................................................... 223 G.2.8.3. Leveren en plaatsen van koordbediening............................................................... 224 G.2.8.4. Leveren en plaatsen van deurstop ......................................................................... 224 G.2.8.5. Leveren en plaatsen van deurvastzetter ................................................................ 224 G.2.8.6. Leveren en plaatsen gordijnkast ............................................................................. 224 G.2.8.7. Opmeten te vervangen schrijnwerk ........................................................................ 225 Deel H SANITAIRE VOORZIENINGEN............................................................................................ 226 H.1. SANITAIR / LEIDINGNET .................................................................................................... 226 H.1.1. Sanitair / leidingnet - algemeen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϮϮϲ H.1.2. Afvoerbuizen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϮϮϴ H.1.2.1. Afvoerbuizen - algemeen ........................................................................................ 228 H.1.2.2. Afvoerbuizen - kunststof / PE ................................................................................. 232 H.1.3. PP Sifon diameter 40mm͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯϯϰ H.1.4. Verluchtingsbuizen - beluchtingsventielen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯϯϰ H.1.5. Klokroosters / intern – kunststof / RVS͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯϯϱ H.1.6. Putdeksels / intern - aluminium͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯϯϱ H.1.7. Aanvoerleidingen & toebehoren͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯϯϱ H.1.7.1. Aanvoerleidingen & toebehoren – algemeen ......................................................... 235 H.1.7.2. Aanvoerleidingen & toebehoren - buizen / verzinkt staal ....................................... 239 H.1.7.3. Aanvoerleidingen & toebehoren - buizen / rvs ....................................................... 241 H.1.7.4. Aanvoerleidingen & toebehoren - buizen / kunststof .............................................. 241 H.1.7.5. Aanvoerleidingen & toebehoren - leidingisolatie .................................................... 243 H.2. SANITAIR / TOESTELLEN & TOEBEHOREN .................................................................... 244 H.2.1. Sanitair / toestellen & toebehoren – algemeen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯϰϰ H.2.2. Closetpotten & toebehoren͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯϰϱ H.2.2.1. Closetpotten & toebehoren - algemeen .................................................................. 245 H.2.2.2. Closetpotten – staand ............................................................................................. 246 H.2.2.3. Closetpotten - hangend .......................................................................................... 247 H.2.2.4. Toiletpapierrolhouder .............................................................................................. 248 H.2.3. Handwastafels - wandmodel / porselein͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯϰϴ H.2.4. Wastafels & toebehoren͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯϰϵ H.2.4.1. Wastafels & toebehoren - algemeen ...................................................................... 249 H.2.4.2. Wastafels & toebehoren - wandmodel / porselein .................................................. 250 H.2.4.3. Wastafels & toebehoren – inbouwmodel / porselein .............................................. 250 H.2.4.4. Wastafels & toebehoren - spiegel ........................................................................... 251 H.2.4.5. Wastafels & toebehoren - zeepverdeler ................................................................. 251 H.2.4.6. Wastafels & toebehoren - papierverdeler ............................................................... 252
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 11/343
H.2.5. Douches͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϮϱϮ H.2.5.1. Douches – algemeen .............................................................................................. 252 H.2.5.2. Douches - geëmailleerd staal ................................................................................. 253 H.2.5.3. Speciale toebehoren ............................................................................................... 253 H.2.5.3.1. Speciale toebehoren - algemeen ........................................................................ 253 H.2.5.3.2. Speciale toebehoren - rail & douchegordijn ........................................................ 253 H.2.5.3.3. Speciale toebehoren - douchedeuren / -wanden ................................................ 254 H.2.5.3.4. Speciale toebehoren - douchezitjes .................................................................... 254 H.2.5.3.5. Speciale toebehoren - kleerhaak ........................................................................ 255 H.2.5.4. Prefab douchecabine .............................................................................................. 255 H.2.6. Afwastafels - inbouwmodel / roestvast staal (RVS)͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯϱϱ H.2.7. Uitgietbakken - sanitair porselein͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯϱϲ H.2.8. Wandurinoirs en toebehoren͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯϱϳ H.2.8.1. Wandurinoirs ........................................................................................................... 257 H.2.8.2. Scheidingsscherm uit kunststof .............................................................................. 258 H.3. SANITAIR / KRANEN & KLEPPEN ..................................................................................... 258 H.3.1. Sanitair / kranen & kleppen – algemeen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯϱϴ H.3.2. Terugslagkleppen - messing͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯϱϵ H.3.3. Installatiekranen - afsluitkranen / messing͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϮϲϬ H.3.4. Wandafsluitkranen - enkelvoudige stopkraan͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯϲϭ H.3.5. Dienstkranen - dubbele dienstkraan͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϮϲϮ H.3.6. Eéngatskranen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯϲϯ H.3.6.1. Eéngatskranen - algemeen .................................................................................... 263 H.3.6.2. Eéngatskranen – (hand)wastafelkraan ................................................................... 265 H.3.6.3. Eéngatskranen - lavabomengkraan........................................................................ 265 H.3.6.4. Eéngatskranen - afwastafelmengkraan .................................................................. 266 H.3.7. Muurmengkranen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯϲϲ H.3.7.1. Muurmengkranen - algemeen ................................................................................ 266 H.3.7.2. Muurmengkranen - douchemengkraan & armatuur en douchekop (vandaalbestendig) 267 H.3.8. Urinoirbediening / manueel͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯϲϴ H.3.9. Urinoirbediening / automatisch͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯϲϴ H.4. BRANDBESTRIJDING ......................................................................................................... 269 H.4.1. Brandbestrijding - algemeen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯϲϵ H.4.2. Bluswatervoorziening / intern – muurhaspel en toebehoren͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯϲϵ H.4.3. Bluswatervoorziening / intern - muurhydrant DSP 45 en toebehoren͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϮϳϬ H.4.4. Leveren en plaatsen van kast voor brandhaspel en muurhydrant͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϮϳϬ H.4.5. Bluswatervoorziening / intern – manometers:͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯϳϭ H.4.6. Uitvoeren van werken in regie door geschoolde arbeider͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯϳϭ H.5. HVAC .................................................................................................................................... 271 H.5.1. HVAC - algemeenheden͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯϳϭ H.5.2. Leidingen voor verwarming͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯϳϯ H.5.2.1. Stalen leidingen ...................................................................................................... 273 H.5.2.2. Kunststof leidingen ................................................................................................. 274 H.5.3. Kraanwerk͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯϳϱ H.5.3.1. Afsluitkranen ........................................................................................................... 275 H.5.3.2. Regelkranen ........................................................................................................... 275 H.5.3.3. Handbediende radiatorkraan .................................................................................. 275 H.5.3.4. Thermostatische radiatorkraan ............................................................................... 276 H.5.3.5. Regelbare radiatorkoppeling .................................................................................. 276 H.5.3.6. Gemotoriseerde driewegkranen ............................................................................. 277 H.5.3.7. Drukverschilkleppen ............................................................................................... 277 H.5.3.8. Terugslagkleppen ................................................................................................... 277 H.5.4. Toebehoren͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯϳϳ H.5.4.1. Thermometers ........................................................................................................ 277 H.5.4.2. Manometers ............................................................................................................ 278 H.5.4.3. Luchtafscheiders ..................................................................................................... 278 H.5.4.4. Aflaatkranen ............................................................................................................ 278
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 12/343
H.5.5. Pompen en circulatoren͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯϳϵ H.5.5.1. Gemotoriseerde circulatiepompen met veranderlijke snelheid voor centrale verwarming .............................................................................................................................. 279 H.5.5.2. Gemotoriseerde circulatiepompen voor sanitair warm water ................................. 279 H.5.6. Boilers en warmwateraccumulatoren͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϮϴϬ H.5.6.1. Elektrische boiler 10 liter......................................................................................... 280 H.5.6.2. Elektrische Accumulatieboiler ................................................................................. 280 H.5.6.3. Warmtewisselaar – accumulatieboiler .................................................................... 281 H.5.7. Radiatoren͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯϴϭ H.5.7.1. Nieuwe radiatoren ................................................................................................... 281 H.5.7.2. Demonteren en opnieuw plaatsen van bestaande radiator .................................... 282 H.5.7.3. Verplaatsen van radiatoren .................................................................................... 282 H.5.8. Luchtbehandeling – Ventilatie͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϮϴϮ H.5.8.1. Verluchtingsgroep Type D ...................................................................................... 282 H.5.8.2. Dakextractoren ....................................................................................................... 283 H.5.8.3. Axiale kanaalventilatoren ........................................................................................ 283 H.5.9. Luchtbehandeling – kanalen en eindelementen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯϴϰ H.5.9.1. Luchtkanalen .......................................................................................................... 284 H.5.9.2. Brandkleppen .......................................................................................................... 285 H.5.9.3. Luchtafvoermonden ................................................................................................ 285 H.5.9.4. Luchtmond, regelbaar, inbegrepen montagekast en ophangingen zonder soepele aansluiting ............................................................................................................. 286 H.5.9.5. Soepele luchtmondaansluiting ................................................................................ 286 H.5.9.6. Manuele luchtregelschuiven ................................................................................... 286 H.5.10. HVAC – Allerhande werken͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯϴϲ H.5.10.1. Boringen ................................................................................................................. 286 H.5.10.2. Schilderwerk ........................................................................................................... 286 H.5.10.3. Thermische isolatie van de leidingen ..................................................................... 287 H.5.10.4. Proeven en indienststelling van de installatie ......................................................... 287 H.5.10.5. Voorlopige en definitieve opleveringen, waarborg ................................................. 288 H.5.10.6. Regeling voor ventilatie met klok en vochtigheidmeting ......................................... 289 Deel I
ELEKTRICITEIT, BRANDBEVEILIGING, DATA & TELEFONIE ........................................ 290
I.1. ELEKTRICITEIT.................................................................................................................... 290 I.1.1. Aardingsinstallaties͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϮϵϬ I.1.1.1. Aardelektrode ......................................................................................................... 290 I.1.1.2. Aardingsonderbreker .............................................................................................. 290 I.1.1.3. Aardgeleider ........................................................................................................... 291 I.1.1.4. Hoofdequipotentiale verbindingen .......................................................................... 291 I.1.1.5. Bijkomende equipotentiale verbindingen ................................................................ 292 I.1.1.6. Plannen ................................................................................................................... 292 I.1.2. Elektrische leidingen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϮϵϮ I.1.3. Zelfdragende rails (kabelgoten), draadgoten, kunststof wandgoten en verdeelzuilen͘͘͘Ϯϵϰ I.1.3.1. Kabelgoot ................................................................................................................ 294 I.1.3.2. Draadgoot ............................................................................................................... 294 I.1.3.3. Wandgoot ............................................................................................................... 294 I.1.3.4. Verdeelzuil .............................................................................................................. 295 I.1.3.5. Voetzuil ................................................................................................................... 295 I.1.4. Schakelaars, drukknoppen, bewegingsschakelaars, wandcontactdozen en aftakdozen ͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯϵϱ I.1.4.1. Bedieningsschakelaars en drukknoppen voor verlichting ...................................... 296 I.1.4.2. Wandcontactdozen – huishoudelijk type ................................................................ 296 I.1.4.3. Wandcontactdozen – industrieel type CEE 17 ....................................................... 296 I.1.4.4. Bewegingsschakelaar ............................................................................................. 297 I.1.4.5. Schemerschakelaar met fotogevoelig element....................................................... 297 I.1.4.6. Aftakdozen .............................................................................................................. 297 I.1.5. Binnen- en buitenverlichtingstoestellen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘Ϯϵϳ I.1.5.1. Binnen- en buitenverlichtingstoestellen - algemeen ............................................... 297 I.1.5.2. Verlichtingstoestellen voor plafond- en/of muurbevestiging ................................... 298
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 13/343
I.1.5.3. Noodverlichtingstoestellen ...................................................................................... 299 I.1.5.4. Buitenverlichtingstoestellen .................................................................................... 299 I.1.6. Schakelkasten met montagematerieel͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϬϬ I.1.7. Beveiligings- en laagspanningsmaterieel͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϬϮ I.1.7.1. Beveiligings- en laagspanningsmaterieel - algemeen ............................................ 302 I.1.7.2. Automatische schakelaar........................................................................................ 302 I.1.7.3. Differentieelinrichting .............................................................................................. 302 I.1.7.4. Overspanningsbeveiliging....................................................................................... 302 I.1.7.5. Lastschakelaars ...................................................................................................... 302 I.1.7.6. Impulsschakelaars .................................................................................................. 302 I.1.7.7. Trappenhuisautomaat ............................................................................................. 303 I.1.8. Herstellingswerken͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϬϯ I.1.9. Uitvoeren van werken in regie door geschoolde arbeider͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϬϯ I.2. BRANDBEVEILIGING .......................................................................................................... 303 I.2.1. Algemeen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϬϯ I.2.2. Erkenning en goedkeuringen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϬϰ I.2.3. Normen, richtlijnen en wetten͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϬϰ I.2.4. Werking van de installatie͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϬϰ I.2.5. Handbrandmelders͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϬϱ I.2.5.1. Klassieke handbrandmelder ................................................................................... 305 I.2.5.2. Analoge adresseerbare handbrandmelder ............................................................. 305 I.2.6. Puntdetectoren͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϬϲ I.2.6.1. Klassieke optische detector .................................................................................... 307 I.2.6.2. Analoge adresseerbare optische detector .............................................................. 307 I.2.6.3. Klassieke thermovelocimetrische detector ............................................................. 308 I.2.6.4. Analoge adresseerbare thermovelocimetrische detector ....................................... 308 I.2.7. Alarminstallatie en sirenes͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϬϴ I.2.8. Deurmagneten͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϬϵ I.2.9. Test / Sluitschakelaar (drukknop)͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϬϵ I.2.10. Elektrische deurdranger en sluitvolgorderegelaar͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϭϬ I.2.11. Centrale en herhaalbord͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϭϬ I.2.12. Automatische telefoonkiezer͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϭϮ I.2.13. Bekabeling͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϭϯ I.2.14. Kabelgoten͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϭϯ I.2.15. Buizen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϭϰ I.2.16. Maken en dichten van gaten voor de bekabeling͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϭϰ I.2.17. Opleiding voor de gebruiker͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϭϰ I.2.18. Oplevering en in dienst stellen van de installatie͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϭϱ I.2.19. Herstellingswerken͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϭϱ I.3. DATA & TELEFONIE ........................................................................................................... 316 I.3.1. Data & telefonie - algemeen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϭϲ I.3.2. FTP-datakabels͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϭϲ I.3.3. Data-wandcontactdozen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϭϲ I.3.4. Patchkast͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϭϳ I.3.5. Patchpaneel 19”͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϭϳ I.3.6. Herstellingswerken͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϭϳ Deel J
SCHILDER- EN BEHANGWERKEN .................................................................................... 318
J.1. BINNENSCHILDERWERKEN .............................................................................................. 318 J.1.1. Binnenschilderwerken - algemeen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϭϴ J.1.2. Binnenschilderwerk op pleisterwerk & gipskartonplaten͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϮϮ J.1.2.1. Binnenschilderwerk op pleisterwerk & gipskartonplaten - algemeen ..................... 322 J.1.2.2. Vinyllatex of acryllatex ............................................................................................ 323 J.1.2.3. Structuurverf ........................................................................................................... 324 J.1.3. Binnenschilderwerken op vliesbehang: zie J.1.2͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϮϱ J.1.4. Binnenschilderwerken op betonvloeren - epoxyverf͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϮϱ J.1.5. Binnenschilderwerken op blank en verzinkt staal͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϮϱ
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 14/343
J.1.6. Binnenschilderwerk op hout & houtachtige platen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϮϲ J.1.6.1. Binnenschilderwerk op hout & houtachtige platen - algemeen .............................. 326 J.1.6.2. Dispersieverf ........................................................................................................... 327 J.1.6.3. Verf / alkydharsen ................................................................................................... 327 J.1.6.4. Vernis / polyurethaan in dispersie .......................................................................... 328 J.1.7. Behangwerken͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϮϵ J.1.7.1. Verwijderen van behangpapier ............................................................................... 329 J.1.7.2. Behangen met glasvlies.......................................................................................... 329 J.1.7.3. Behangen met vinyl ................................................................................................ 330 J.1.7.4. behangen met glasvezeldoek ................................................................................. 330 J.1.8. Acrylaatkit͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϯϭ J.2. BUITENSCHILDERWERKEN .............................................................................................. 331 J.2.1. Nabehandelingen op metselwerk - hydrofobering͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϯϭ J.2.2. Betonrenovatie - herstelling / coating͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϯϮ J.2.3. Schilderen van hout͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϯϯ J.2.3.1. Schilderen van ramen en deuren ........................................................................... 333 J.2.3.2. Schilderen van goten .............................................................................................. 333 J.2.3.2.1. Nieuw hout:.......................................................................................................... 333 J.2.3.2.2. Onderhoudsschilderwerk van geschilderd hout. ................................................. 333 J.2.4. VERNISSEN VAN HOUT͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϯϯ J.2.5. SCHILDEREN VAN METAAL͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϯϰ J.2.6. Verfsysteem op buitenoppervlakken - acrylharsen in dispersie͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϯϰ J.2.7. Afdichting voegen in buitengevels͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϯϱ J.2.7.1. Elastische voegvulling op drager voor afdichten van voegen ................................ 335 J.2.7.2. Geïmpregneerde voorgecomprimeerde schuimband ............................................. 335 J.3.
UITVOEREN VAN WERKEN IN REGIE DOOR GESCHOOLDE ARBEIDER .................... 336
J.4. SIGNALISATIE ..................................................................................................................... 336 J.4.1. Signalisatie – algemeen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϯϲ J.4.2. Pictogrammen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϯϲ J.4.3. Evacuatieborden͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϯϳ J.5. UITRUSTING ........................................................................................................................ 337 J.5.1. Binnenzonwering / met verticale lamellen͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϯϳ Deel V - Veiligheid en gezondheid op de werf ................................................................................ 339 V.1. Algemene preventiemaatregelen ....................................................................................... 339 V.1.1. Herinnering van de opdrachtgever͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϯϵ V.1.2. Veiligheidsinformatie door de Opdrachtnemer͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϯϵ V.1.3. Onthaal van het personeel in de aanneming͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϯϵ V.1.4. Onthaal van het personeel op de werf: KICK-OFF͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϯϵ V.1.5. Toolboxmeetings͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϯϵ V.1.6. Administratieve prestaties͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϰϬ V.1.6.1. Voor de start van de werken – Preconstruction Meeting ........................................ 340 V.1.6.2. Tijdens de werken ................................................................................................... 340 V.1.6.3. Bij het einde van de werken ................................................................................... 342 V.1.7. De verantwoordelijkheden betreffende toegang tot de werf͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘͘ϯϰϮ V.2.
Coördinatie van de veiligheid op de werf ......................................................................... 342
V.3.
Bijzondere preventiemaatregelen...................................................................................... 343
V.4.
Veiligheids- en gezondheidsplan ...................................................................................... 343
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 15/343
Deel A ALGEMENE VOORSCHRIFTEN De begunstigde van de opdracht wordt hierna aangeduid als ‘de opdrachtnemer’.
A.1.
Algemeen
De hieronder vermelde algemeenheden zijn een aanvulling op de AUR (algemene uitvoeringsregels; KB van 14 januari 2013) en zijn van toepassing op het geheel van de andere delen van huidige bijlage. De werken zullen worden uitgevoerd met naleving van de regels van de kunst (Art 34 KB2) en volgens de voorschriften van de fabrikant van de materialen. Onder regels van de kunst wordt de knowhow en de zorg verstaan zoals die beroepstechnisch gebruikelijk is en de wetenschappelijke kennis ter zake. In de praktijk gelden de specificaties van de normen die werden opgesteld of geregistreerd door het Belgisch Instituut voor Normalisatie (BIN) (en de specificaties van Europese of buitenlandse normen die van toepassing zijn), de specificaties in de voorschriften van de verzekeraars, in specifieke opleidingen en professionele naslagwerken enz. Dit impliceert dat vooraf wordt nagegaan in welke mate de Belgische normen van toepassing zijn bij de installatie in kwestie, en dat, bij gebrek aan aangepaste Belgische normen, moet worden nagegaan welke de algemeen aanvaarde regels zijn (bijv. Europese of internationale gerespecteerde normen (CEN, ISO, …) en welke de voorschriften van de verzekeraars zijn (CEA, VdS, FM, …)). Deze normen en regels van de kunst moeten bovendien integraal worden toegepast zonder onderlinge combinatie van de specificaties. Indien de Opdrachtnemer bouwproducten gebruikt die onder een geharmoniseerde norm vallen of in overeenstemming zijn met de desbetreffende Europese technische beoordeling, moeten die bouwproducten voorzien zijn van de CE-markering en dienen verplicht vergezeld van een prestatieverklaring. Eén kopie van de prestatieverklaring van elk bouwproduct die de Opdrachtnemer gebruikt, zal zowel in papiervorm als langs elektronische weg aan de Leidend Ambtenaar overgemaakt worden. De werken worden met de grootste zorg uitgevoerd teneinde de te behouden bouwwerken te vrijwaren. Bij de uitvoering van de werken en vooraleer de bestelling te plaatsen voor materialen die een nauwkeurige meting vereisen (deuren, ramen, …), is de opdrachtnemer ertoe gehouden de werkelijke maten van de volgens de plannen uit te voeren werken te controleren en nadien die werken uit te voeren volgens de werkelijke maten. Behoudens andersluidende voorschriften in de gedetailleerde omschrijving van de posten worden de levering, plaatsing en speciale onderdelen samen met eventuele aansluitingen die nodig zijn voor de uitvoering opgenomen in de respectieve posten van huidig bijzonder bestek. Behoudens andersluidende voorschriften in de gedetailleerde omschrijving van de posten moeten alle materialen en materieel nieuw zijn (met uitzondering van materialen die met het akkoord van de Leidend Ambtenaar gerecupereerd worden). De opdrachtnemer gaat op zijn kosten over tot het afleiden van druipwater, afval- en regenwater, zodat de werken worden uitgevoerd in volledig droge sleuven en gebouwen. De opdrachtnemer is verantwoordelijk voor de coördinatie van de eventuele onderaannemers en leveranciers en dit zowel op het niveau van de detailstudies als van de planning en de uitvoering zelf. De leidende ambtenaar zal bijgevolg alle uitvoeringsplannen, berekeningsnota's, technische fiches of andere documenten weigeren die niet voldoende werden gecoördineerd door de opdrachtnemer. Alle schade aangericht uit gebrek aan zorg en/of nauwkeurigheid zal door en op kosten van de opdrachtnemer worden hersteld. De opdrachtnemer draagt te allen tijde het risico en is volledig verantwoordelijk voor de goede bewaring van de materialen. Hij moet o.a. op zijn kosten de producten vervangen of herstellen die zouden worden beschadigd tijdens het stockeren, laden, vervoeren, monteren, afwerken, enz. De opslagkosten kunnen in geen geval worden teruggeëist.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 16/343
Aansluiting op het water- en elektriciteitsnet: De kosten voor de aansluiting van de werf aan het elektriciteitsnet, aan het waterbedelingsnet, aan het rioleringsnet en aan het telefoonnet zijn ten laste van de opdrachtnemer. Er wordt geen extra vergoeding betaald voor uitvoeren van werken op verdiepingen. Evenmin kunnen verplaatsingskosten aangerekend worden.
A.2.
Technische en/of wettelijke documenten die de opdracht regelen
Algemene documenten Sommige van deze documenten kunnen gratis worden ingezien via https://enot.publicprocurement.be. De andere documenten zijn verkrijgbaar bij de respectieve uitgevers. Bij tegenstrijdigheid in de documenten die de opdracht reglementeren, primeert het bijzonder bestek steeds op de algemene aannemingsvoorwaarden, die zelf primeren op alle andere documenten die de opdracht reglementeren. De wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en uitvoeringsbesluiten. De Codex over het welzijn op het werk. Het Algemeen Reglement op de Arbeidsbescherming (ARAB). Het KB van 25 januari 2001 betreffende de tijdelijke of mobiele werkplaatsen (en meer in het bijzonder het onderdeel V “werken uitgevoerd door een aannemer”). De normen, PTV, STS, TV enz. waar de verschillende documenten naar verwijzen. NBN B06-001: meetcode (behalve wanneer er uitdrukkelijk van wordt afgeweken in het bijzonder bestek). Het Algemeen Reglement voor de Elektrische Installaties (AREI). De Typebestekken 104 en 400 van het Ministerie van Openbare Werken. Het door het betrokken gewest uitgegeven typebestek voor wegenwerken. Typebestek 105, uitgave 1990, van de Regie der Gebouwen, met zijn errata en addenda, betreffende de centrale verwarming, verluchting en airconditioning. VLAREM I en II. Het KB van 31 augustus 2005 verschenen in het Belgisch Staatsblad op 15 september 2005 betreffende de tijdelijke werkzaamheden op hoogte. Het KB van 07 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen alsook de latere aanpassingen aan het KB. De Europese, nationale en communautaire wetgeving inzake afval. De milieuwetgeving van het betreffende gewest. De Europese, nationale en regionale wetgeving inzake afval. In het bijzonder voor het vervoer van gevaarlijk afval: Europees akkoord betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR) (Bijlage B.S. 04.12.1993). De gewestelijke milieuwetgevingen, in het bijzonder deze met betrekking tot de hygiëne en milieubescherming, tot de milieuvergunningen, tot de bescherming tegen de gevaren van asbest, van afval, van lozing van afvalwater en tot bescherming van de waterwingebieden. Documenten eigen aan asbestverwijderingswerken -
-
KB 16 maart 2006 betreffende de verwijdering van asbesthoudende producten NBN T 96-102 “Werkplaatsatmosferen – Bepaling van de asbestvezelconcentratie – Membraanfiltermethode met optische fasecontrastmicroscopie”, 3e uitgave, december 1999. Lozing van afvalwater in de openbare riolering: VLAREM II (voor werken in het Vlaams Gewest).
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 17/343
A.3.
Technische documenten voor te leggen opdrachtnemer aan de leidende ambtenaar
door
de
Documenten met betrekking tot de veiligheid: Zie punt A.12 ‘Dossier As Built’ en ‘Dossier Operating Manual’ en deel V ‘Veiligheid en gezondheid op de werf’ hierna.
Specifieke technische documenten Goedkeuring van de leidende ambtenaar: De aandacht van de opdrachtnemer wordt gevestigd op het feit dat elk materieel, materiaal, uitrusting of installatie, van welke aard ook, ter goedkeuring moet worden voorgelegd aan de leidende ambtenaar, vóór de uitvoering. Met dit doel voor ogen moeten alle documenten (plannen, uitvoeringsplannen, technische fiches, PV, controlevoorschriften – berekeningsnota’s – studies – attesten, …), die ter goedkeuring aan de leidende ambtenaar moeten worden voorgelegd, zonder uitzondering aan deze laatste worden overhandigd, rekening houdend met de termijnen voorgeschreven in de AUR.
A.4.
Gelijkvormigheidsonderzoek van de technische installaties
De conformiteitscontroles van de nieuwe of gewijzigde installaties in het kader van de huidige opdracht (elektriciteit, brandbeveiliging, HVAC, …) zullen plaatsvinden vóór iedere voorlopige oplevering van de betreffende installatie. Bij bestelling van de opdracht wordt door het Bestuur bepaald of de conformiteitcontroles deel uitmaken van de bestelling. De conformiteitscontroles worden uitgevoerd door een Externe Dienst voor Technische Controles op de werkplaats (EDTC), onafhankelijk van het Ministerie van Landsverdediging. Deze dienst wordt door de opdrachtnemer voorgesteld. De opdrachtnemer zal aanwezig zijn tijdens de conformiteitsonderzoeken. Na de overhandiging van de conformiteitsverslagen van het organisme aan de leidende ambtenaar kan de opdrachtnemer niet in beroep gaan tegen de verbeteringen die gevraagd worden door dit controleorganisme. De opdrachtnemer is ertoe gehouden om alle verbeteringen aan te brengen die voortvloeien uit de opmerkingen geformuleerd door het controleorganisme. - Voor de verbeteringen ingevolge opmerkingen van de EDTC die niet voortvloeien uit lacunes in het bijzonder bestek of op de plannen, heeft de opdrachtnemer geen recht op een schadevergoeding. - Voor de verbeteringen die voortvloeien uit lacunes in het bijzonder bestek of op de plannen, conform de AUR, heeft de opdrachtnemer geen recht op schadevergoeding BEHALVE indien deze lacunes kenbaar gemaakt werden tijdens de uitvoering der werken. De opdrachtnemer dient in zijn planning de nodige tijd te voorzien voor deze onderzoeken (voor het oproepen van de EDTC, voor de tussenkomst van de EDTC, voor het verkrijgen van de verslagen van de EDTC en voor de verbeteringen die moeten worden aangebracht ten gevolge van de opmerkingen van de EDTC), vóór de voorlopige oplevering, zodat aan deze opmerkingen kan worden verholpen voor de voorlopige oplevering. De volgende delen van het bijzonder bestek zijn onderworpen aan een conformiteitscontrole door de EDTC:
A.4.1. Controle van de geluidsniveau’s Voor aanpassingen en/of nieuwe installaties “HVAC”: Het uitvoeren van de controle van de geluidsniveau’s in alle lokalen met ventilatie, de naastliggende lokalen, de technische ruimtes en in de buitenomgeving bij maximaal werkende installaties van de met de bestelling uitgevoerde installaties door een erkend organisme
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 18/343
A.4.2. Controle van de elektrische installatie Voor aanpassingen en/of nieuwe elektrische installaties: Het uitvoeren van de controle van de volledige elektrische installatie van de met de bestelling uitgevoerde installaties door een erkend organisme .
A.4.3. Indienststellingskeuring vernieuwde brandbeveiligingsinstallatie Voor aanpassingen en/of nieuwe installaties. ‘Brandbeveiliging’: Indienststellingskeuring van de met de bestelling uitgevoerde of vernieuwde brandbeveiligingsinstallaties.
A.5.
Plaatsbeschrijving
Dit punt is van toepassing voor alle militaire installaties die door de opdrachtnemer worden gebruikt, evenals de bouwelementen gelegen in de werfzone en in de onmiddellijke omgeving, en die behouden blijven na de werken. De post omvat het opstellen van een plaatsbeschrijving bij de aanvang en op het einde van de werken volgens de richtlijnen van de AUR. Bij de aanvang en op het einde van de werken zal een tegensprekelijke plaatsbeschrijving worden opgesteld door de opdrachtnemer en de leidende ambtenaar, met betrekking tot de huidige opdracht, betreffende de wegen van het kwartier en de parkings die zich bevinden op de weg die de opdrachtnemer tijdens de hele duur van de werken zal gebruiken, met vaststelling van de eventuele door de opdrachtnemer berokkende schade. Het dossier van de plaatsbeschrijving omvat eveneens een dossier met kleurenfoto's die de beschreven zones duidelijk in beeld brengen. Het dossier plaatsbeschrijving bij het begin van de opdracht zal in één exemplaar geleverd worden en dit voor de aanvangsdatum van de werken. Na beëindigen van alle werken wordt door de leidende ambtenaar, in aanwezigheid van de opdrachtnemer of zijn afgevaardigde, de toestand vergeleken met de plaatsbeschrijving die werd opgemaakt bij de aanvang der werken. De opdrachtnemer is ertoe gehouden om deze eventuele schade op zijn kosten te herstellen vóór de datum van de voorlopige oplevering of ten laatste op het einde van de eerste maand van de waarborgperiode.
A.6.
Werfinstallatie
Voor de lokalen en het materieel dat ter beschikking gesteld wordt van het Bestuur. Het personeel van het Bestuur installeert zich in een gebouw van het kwartier buiten de perimeter der werken. De opdrachtnemer moet daartoe dus geen speciale inrichting voorzien. Voor het oplossen van sommige technische problemen tijdens de uitvoering, kan het nodig zijn om documenten (of uittreksels van documenten) te raadplegen zoals de typebestekken, normen, meetcodes of andere voorschriften waar huidig bijzonder bestek naar verwijst. In voorkomend geval, zal de opdrachtnemer, op vraag van de leidende ambtenaar, de vermelde documenten die nodig zijn om de problemen op te lossen ter beschikking stellen van deze laatste, en dit voor de tijd die nodig is om een oplossing te bereiken. Daarbij zal de opdrachtnemer, op vraag van de leidende ambtenaar, alle meetinstrumenten die nodig zijn voor de controles en de goede uitvoering van de werken (decameters, waterpas, …) ter beschikking stellen van deze laatste.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 19/343
A.7.
Uitbraak- en afbraakwerken
De afbraak- en demontagewerken worden uitgevoerd volgens de voorschriften van de AUR, aangevuld als volgt: Deze post betreft de richtlijnen betreffende de uitbraak- en afbraakwerken, evenals de verwerking van het afval. Behoudens andersluidende bepaling in de volgende technische delen worden de product van de afbraak- en demonteringswerken evenals de producten van de uitgravingen die eigendom worden van de opdrachtnemer, door hem en op zijn kosten afgevoerd buiten het militair domein, conform aan de geldende wetgeving. De opdrachtnemer dient zelf en op eigen kosten te voorzien in de faciliteiten om het afval correct af te voeren, zoals containers, big bags, vuilniszakken… Daartoe voorziet de opdrachtnemer, voor de aanvang van de werken, alle inlichtingen over de recyclage-installaties die door de Leidend Ambtenaar noodzakelijk worden geacht. Tijdens de werken zullen de vernietigings-, herwaardering- of recyclageattesten van deze afgevoerde producten verplicht aan het Bestuur worden overgemaakt. De opdrachtnemer zal tevens het officiële bewijs leveren (erkenning van het betrokken Gewest) van zijn hoedanigheid van ophaler/transporteur voor de af te voeren producten uit de huidige opdracht en die onderworpen zijn aan erkenning. Bij gebrek hieraan, verbindt hij zich ertoe het ophalen of het transport van deze producten toe te vertrouwen aan een door het betrokken gewest erkende onderaannemer, waarvoor hij tevens het officiële bewijs zoals hoger gevraagd zal leveren. Alle kosten voortvloeiend uit de afbraak en demontage zijn ten laste van de opdrachtnemer. Voor asbestverwijderingswerken zijn bijkomende specifieke richtlijnen van toepassing. Deze worden vermeld in het desbetreffende hoofdstuk van dit bestek.
A.8.
Ondergrondse installaties
De aandacht van de opdrachtnemer wordt in het bijzonder gevestigd op het bestaan van de ondergrondse leidingen en kabels gelegen in de werkzone. Dit punt geldt voor alle kabels en leidingen die zich in de werfzone bevinden. Er dient bijzondere aandacht te worden besteed aan het behoud van de bestaande nutsvoorzieningen, al dan niet gekend, die men tijdens de werken aantreft. In alle gevallen wordt de plaats van de kabels en leidingen louter ter inlichting op de plannen – die bij de bestelling worden overgemaakt - aangegeven. De opdrachtnemer moet voor het begin van de werken de nutsleidingen opsporen en markeren. Geen enkele vergoeding zal worden toegekend voor bijzondere werken die nodig zijn om de bestaande, in de technische voorschriften van dit bijzonder bestek en/of op de plannen aangeduide, nutsleidingen om te leiden. In geval de onderbreking van deze nutsleidingen nodig is, zal de opdrachtnemer de leidende ambtenaar hiervan schriftelijk op de hoogte brengen, ten laatste 3 werkdagen op voorhand, zodat bewarende maatregelen kunnen worden getroffen. Deze werken worden uitgevoerd in samenspraak met de leidende ambtenaar voor wat betreft de datum, het uur en de uitvoeringswijze. Behoudens tegenstrijdige richtlijnen gegeven door de leidende ambtenaar zal in alle gevallen, bij het optreden van een probleem, de onderbreking niet langer mogen duren dan 8 opeenvolgende uren en de verschillende nutsleidingen zullen verplicht moeten worden hersteld, zelfs tijdelijk, op het eind van de dag voor 17u00.
A.9.
Werfinrichtingsplan, omheiningen
A.9.1. Werfinrichtingsplan, omheiningen
signalisaties, signalisaties,
bebakeningen,
bebakeningen,
voorlopige
De opdrachtnemer zal een werfinrichtingsplan opstellen, met ten minste: - de organisatie en de signalisatie van het verkeer, het beheer van de voornaamste, bijkomende en voorlopige toegangen tot de werf;
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 20/343
- de ligging van de lokalen en van de opslagzones of specifieke werkzones en van de eventuele specifieke machines op de werf. De opdrachtnemer staat in voor de signalisatie, de verlichting en de bebakening van de werf tijdens de hele duur van de werken, met behulp van de gepaste middelen, conform de wegcode en het ARAB. Deze middelen worden vóór de aanvang der werken ter goedkeuring voorgelegd aan de leidende ambtenaar. In voorkomend geval neemt de opdrachtnemer de nodige contacten op met de verschillende betrokken overheden. De opdrachtnemer staat in voor de handhaving, het onderhoud en de herstellingen van de signalisatie, verlichting en bebakening van de werf gedurende de volledige periode van de werken, tot en met de datum van de voorlopige oplevering. Meting: Pro Memorie (PM): Deze prestaties zijn inbegrepen in alle eenheidsprijzen van de prijslijst. De nodige borden, signalisatie, verlichting, overdekkingen, voetgangerspaden, taksen, enz. worden hierbij inbegrepen.
A.9.2. Voorlopige omheining - algemeen Algemeen De opdrachtnemer dient ervoor te zorgen dat het betreden van de bouwplaats door derden wordt verhinderd, een behoorlijke afsluiting is dienaangaande aangewezen. Waar de bouwplaats grenst aan openbaar terrein, plaatst de opdrachtnemer een voorlopige omheining en de nodige signalisatie, die voldoende doeltreffend is om onbevoegde personen te weren, alsook de veiligheid van het verkeer te waarborgen. In geval een VGP (zie deel V) werd opgemaakt dienen de richtlijnen betreffende de voorlopige omheining beschreven in het VGP gevolgd te worden. Deze zal behouden blijven tot op het ogenblik van de volledige afwerking van de werken en tot na de voorlopige oplevering. Indien nodig kan het Bestuur de opdrachtnemer vragen ook andere delen van de bouwplaats van een omheining te voorzien. De opdrachtnemer is volledig zelf verantwoordelijk voor alle gebeurlijke diefstallen en/of vandalisme. Materiaal De hoogte van de voorlopige omheining bedraagt tenminste 1,80 m. De afsluiting is voorzien van de nodige afsluitbare toegangen. De omheining kan bestaan uit: • een verticale houten beplanking (dikte 3/4", met maximale tussenafstand van 15 cm) • geprefabriceerde panelen uit gegalvaniseerde of geplastificeerde metalen buiskaders, waartussen een draadnet van het kleine ruittype is bevestigd. De panelen worden geplaatst in verplaatsbare voetstukken. De hekken worden op regelmatige afstanden voorzien van een bordje “verboden de werf te betreden”, “verboden toegang voor onbevoegden” of dergelijke. Uitvoering Ingeval van inplanting op openbaar domein zijn inplanting, materiaal, afmetingen en uitrusting in overeenstemming te brengen met de geldende gemeentelijke voorschriften. De opdrachtnemer doet de vereiste aanvragen en betaalt de verschuldigde taksen zonder hiervoor bijkomend vergoed te worden. De omheining wordt voldoende stevig uitgevoerd, onderhouden en zo nodig hersteld. Zij wordt voorzien van de nodige signalisatie, verlichting en beveiliging overeenkomstig de voorschriften van het Ministerieel Besluit van 25/3/1977.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 21/343
De afsluiting wordt voorzien van de nodige afsluitbare toegangen, waarbij de poorten worden voorzien van stevige grendels en sloten. De opdrachtnemer zorgt er evenwel voor dat de opdrachtgever permanent toegang tot de werf heeft, ook buiten de werkuren. Sleutels van alle afgesloten gedeelten zijn op eenvoudig verzoek te bezorgen aan het Bestuur. De omheining blijft eigendom van de opdrachtnemer en wordt pas weggenomen zodra dit, op grond van de vordering van de werken en mits akkoord van het Leidend Ambtenaar mogelijk is. Meting Pro Memorie (PM): Deze prestaties zijn inbegrepen in alle eenheidsprijzen van de prijslijst. De nodige borden, signalisatie, verlichting, overdekkingen, voetgangerspaden, taksen, enz. worden hierbij inbegrepen.
A.10.
Opruimen werf
Dit punt betreft de werfzone en de toegangswegen.
A.10.1.
Dagelijks opruimen
Tijdens de volledige duur van de werken dient de opdrachtnemer op zijn kosten de werf en omgeving elke dag op te ruimen, met inbegrip van het afvoeren en vervoeren van afval. Wekelijks, of dagelijks indien de leidende ambtenaar dit nodig acht, zal de opdrachtnemer de door zijn voertuigen en werktuigen gebruikte wegen van het kwartier schoonmaken, vanaf de werf tot en met de toegang tot het kwartier, door met een borstel puin en modder weg te vegen. Deze post omvat eveneens alle kosten voor vrachtwagens, containers, stortkosten en de desbetreffende taksen. De prijs voor de hiervoor vermelde opruiming is begrepen in de eenheidsprijzen
A.10.2.
Opruimen op het einde van de werken
Bovendien zal de opdrachtnemer op het einde van de werken de gebouwen en de omgeving, inclusief wegen en parking, over de volledige oppervlakte van de werf en gebruikte wegen grondig opruimen. Deze opruiming zal gebeuren tot volledige voldoening van de leidende ambtenaar. Deze post omvat eveneens alle kosten voor vrachtwagens, containers, stortkosten en de desbetreffende taksen. De volledige opruiming omvat onder andere (niet beperkende lijst): - het verwijderen van alle klevers, etiketten, enz. op vensters, deuren, spiegels, sanitaire toestellen en andere bouwelementen: inbegrepen in de eenheidsprijzen van de desbetreffende artikels - het verwijderen van alle verpakkingen, papier, karton, ongebruikte bouwmaterialen in en om het gebouw inbegrepen in de eenheidsprijzen van de desbetreffende artikels - het verwijderen van cement- en lijmresten, enz. van vloeren, plinten, vensterbanken, schrijnwerk, verlaagde plafonds, … inbegrepen in de eenheidsprijzen van de desbetreffende artikels - het reinigen met een aangepast schoonmaakproduct (volgens goed te keuren technische fiche) van volgende elementen: vensters en beglazingen binnen en buiten het gebouw, vensterbanken, sanitaire toestellen en spiegels, deuren, vloeren en plinten, radiatoren, raam- en deurkozijnen (alle zichtbare vlakken),… die zich in het lokaal, de lokalen van de werfzone bevinden maar die geen deel uitmaken van de opdracht volgens noodzaak en volgens vermeldingen in de opdracht. De prijs voor de hiervoor vermelde opruiming is begrepen in de eenheidsprijzen
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 22/343
A.11.
Stabiliteitsstudie en te leveren documenten
Alleen de detail- en/of uitvoeringsplannen moeten ter goedkeuring worden voorgelegd aan de leidende ambtenaar. Die documenten worden overhandigd aan de leidende ambtenaar binnen een termijn die rekening houdt met: - de uitvoeringsplanning van de werken; - wat voorafgaat aan deze werken; - de termijn nodig voor goedkeuring door de leidende ambtenaar zoals voorzien in de AUR.
A.12.
As Built-dossier en Operating Manual-dossier
Van elk materiaal dat zal gebruikt worden dient vooraleer er wordt overgegaan tot bestelling een technische fiche aan de leidende ambtenaar bezorgd. Pas nadat de materiaalfiche is goedgekeurd mag er overgegaan worden tot bestelling van het materiaal. VOOR de voorlopige oplevering dient de opdrachtnemer een kaft over te maken waarin, in volgorde van de artikels van de opdracht, van elk materiaal de goedgekeurde technische fiche is opgenomen en ook de gebruiksaanwijzing (Dossier Operating Manual) van goedgekeurde technische installaties is opgenomen. Dossier Operating Manual Dit dossier wordt opgesteld voor de geautomatiseerde installaties, verluchtingsinstallaties, elektromechanische installaties (bruggen, perslucht, …) . Ieder Operating Manual-dossier wordt eveneens in drie exemplaren opgesteld, waarvan één reproduceerbaar, en bevat volgende documenten: Een algemene beschrijving van de installatie met schema's, plannen en beschrijving van alle eigenschappen van het materieel; Een gedetailleerde gebruiksaanwijzing die minstens het volgende omvat: • Een beschrijving van de werking van de volledige installatie en van de controleen veiligheidsuitrustingen; • De gedetailleerde procedures voor indienststelling van alle installaties; • Procedures voor de stopzetting van de installaties; • Een gedetailleerde beschrijving van de onderhoudswerken en producten gebruikt per type uitrusting; Alle montageplannen van de uitrusting en toebehoren; Een gedetailleerde lijst van de vervangstukken die in het magazijn op voorraad moeten zijn; De adressen en telefoonnummers van de te contacteren leveranciers in geval van defect; Een lijst van de speciale onderhoudswerktuigen of onderhoudsproducten; De lijsten en proefattesten van de leveranciers en/of controlebureaus; De opleveringsattesten van de installaties door een erkend organisme. De gebruiksaanwijzingen, onderhoudsmanuals, veiligheidsinstructies, plannen, schema’s technische fiches,… zullen geleverd worden in de taal van de gebruiker (Frans of Nederlands), voor zover ze in deze taal bestaan. Ze worden slechts in een andere taal geleverd na uitdrukkelijke goedkeuring door de leidende ambtenaar (in volgorde van voorrang: Nederlands/Frans, Engels, dan Duits). Deze dossiers worden geleverd VOOR de voorlopige oplevering, tot volledige voldoening van de leidende ambtenaar. Deze post omvat eveneens het op de hoogte brengen van het personeel van het Bestuur door een gekwalificeerde technicus volgens de richtlijnen van de leidende ambtenaar. De prijs voor de hiervoor vermelde As Builtdossier en Operating Manuel-Dossier is begrepen in de eenheidsprijzen
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 23/343
A.13.
Specifieke bepalingen voor asbestverwijderingswerken
A.13.1. Documenten door de opdrachtnemer voor te leggen aan de leidende ambtenaar • • • •
• • •
Het werknemersregister volgens afdeling VII, onderafdeling II van het KB van 16 maart 2006. De lijst met personeel dat kan deelnemen aan de werken en de wettelijke opleiding heeft gevolgd. Deze lijst vermeldt de gegevens van de identiteitskaart; Indien gebruik wordt gemaakt van een toestel voor de behandeling van afvalwater, een kopie van de analyses van de waterkwaliteit. De technische fiches en gelijkvormigheidsattesten van de toestellen (stroomgeneratoren, afzuiggroepen, toestellen voor de behandeling van afvalwater, enz.); Het attest van de erkende ophaler van het asbestafval; De verwerkingsattesten van het afval; Het bijzonder veiligheids- en gezondheidsplan (BVGP) met betrekking tot de werken van elke bestelling, evenals het goedkeuringsattest van het BVGP, ondertekend door elke eventuele onderaannemer, en elk ander document waar de coördinatorverwezenlijking in het kader van zijn opdracht om verzoekt;
Prijs en meting: Alle kosten die voortvloeien uit de toepassing van de voorschriften van de in deze post vermelde documenten zijn inbegrepen in de prijzen van de prijslijst. OPGELET: De inschrijver mag geen enkele opdracht van werken aanvatten voordat hij: • een kopie van de asbestinventaris heeft ontvangen; • een risicobeoordeling heeft gemaakt; • algemene maatregelen bij blootstelling aan asbest heeft genomen; • een milieuvergunning heeft verkregen (alleen in Wallonië en Brussel) indien dit noodzakelijk is; • de procedures voor het afvalbeheer heeft bepaald.
A.13.2.
Algemene organisatie van de werken
A.13.2.1. Kennisgeving van de werken Onverminderd de bepalingen van artikel 45 van het koninklijk besluit van 25 januari 2001 betreffende de tijdelijke en mobiele werkplaatsen, zijn de werken onderwerp van een kennisgeving aan de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg, in overeenstemming met de bepalingen van afdeling VII, onderafdeling I van het KB 16 maart 2006. De melding wordt uiterlijk vijftien (15) kalenderdagen voor de aanvang van de werken voor verwijdering en afbraak van asbest gedaan. De inhoud van de melding is bepaald in art. 28 van het KB 16 maart 2006. Om te beantwoorden aan punt 6° i.v.m. de inhoud van de melding voegt de opdrachtnemer bij de melding een kopie van de risicobeoordeling, en het werkplan (met inbegrip van het noodplan en het signalisatieplan). Een kopie van de melding en bijlagen wordt, minstens 8 (acht) kalenderdagen voor de start van de werken voor de verwijdering en afbraak van asbest aangebracht bij de ingang van de zone van de werken, op een plaats die gemakkelijk toegankelijk is voor de werknemers, de leidende ambtenaar en de medische inspecteurs van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 24/343
Prijs: vaste prijs (enkel aan te rekenen indien de kennisgeving aan de FOD werkgelegenheid noodzakelijk is). A.13.2.1.1.
Risicobeoordeling
Zie Afdeling V en VI van het KB 16 maart 2006 en de bijzondere punten waar rekening mee moet worden gehouden, vermeld in deze bijlage. Afhankelijk van de resultaten van de risicobeoordeling mag de opdrachtnemer – voor zover de toestand van verstoring van het asbest de meetmethode toepasbaar maakt – de concentratie aan asbestvezels in de lucht laten meten, met dien verstande dat: Een meting alleen de toestand van dat ogenblik weergeeft. • Daarom moeten meetresultaten worden beschouwd als aanvullende informatie, in het bijzonder wanneer men een sterke besmetting van de betreffende zones vermoedt. In dat geval worden de metingen gebruikt als een hulpmiddel om in te schatten welke maatregelen moeten worden genomen. Om de metingen meer betekenis te geven, kan men ventilatoren inschakelen die de lucht vermengen, om zo een activiteit te simuleren. •
Metingen mogen niet worden gebruikt om de keuze voor een techniek voor asbestverwijdering en de bijbehorende preventiemaatregelen te verantwoorden. De metingen worden uitgevoerd door een labo dat erkend is door de federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en in overeenstemming met de norm NBN T 96-102. •
Tijdens de metingen moeten de preventiemaatregelen vermeld in art. 41 van het KB 16 maart 2006 worden genomen. Prijs: deze post is ten laste van de aannemer A.13.2.1.2.
Opstellen van een werkplan
De werkmethode moet op voorhand geëvalueerd worden teneinde te bevestigen of de limiet van 0,01 vezels/m³ al of niet overschreden wordt. Conform het KB van 16 maart 2006 worden deze testen uitgevoerd door een erkend laboratorium. Het werkplan vermeldt de maatregelen die worden genomen en de informatie die wordt verstrekt om de veiligheid en de gezondheid van de werknemers te waarborgen, in het bijzonder: • opgave van de aard, de opeenvolging en de waarschijnlijke duur van de werkzaamheden; • een schematisch overzicht van de plaats waar de werken zullen worden uitgevoerd; • een overzicht van de collectieve preventiemaatregelen zoals de isolering, ventilatie, afzuiging, bevochtiging, onderhoud van de lokalen, de keuze van de technieken, apparatuur en gereedschap en het ter beschikking stellen van sanitaire installaties; • de opgave van de methodes die worden gebruikt bij het behandelen van het asbest of asbesthoudend materiaal; • het verstrekken van persoonlijke beschermingsmiddelen: passende ademhalingstoestellen en andere persoonlijke beschermingsmiddelen waarvan het dragen verplicht is;
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 25/343
• preventieve maatregelen en beschermingsuitrustingen, opgave van de uitrustingen die worden gebruikt om: o de werknemers die belast zijn met de werkzaamheden te beschermen en te ontsmetten; o andere personen die zich op of nabij de plaats van de werken bevinden te beschermen; • opgave van de procedure die zal worden gevolgd wanneer de werken voor afbraak en verwijdering van asbest of asbesthoudende materialen zijn beëindigd, om vast te stellen dat er op de plaats van de werken geen risico’s meer zijn voor blootstelling aan asbest wanneer de ruimten opnieuw in gebruik worden genomen. Indien de opdrachtnemer meerdere werkfasen en -zones voorziet, zal hij in zijn werkplan een schematisch overzicht geven van de werken per type werkzone voor elk fase. Het werkplan bevindt zich op de plaats waar de werken worden uitgevoerd en kan worden ingezien door de werknemers, de leidende ambtenaar en de medische inspecteurs van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. De opdrachtnemer moet ook de volgende documenten opstellen, die integraal deel uitmaken van het werkplan: • Een noodplan Dat plan voorziet o.m. noodsituaties zoals brand, explosie, ongeval, een defect aan het systeem om in onderdruk te brengen, een stroomonderbreking, gevaar voor elektrocutie, enz. Het noodplan bevat gegevens van de hulpdiensten (medisch urgentieteam, politie, brandweer, enz.), het algemeen noodnummer en de nooduitgangen van het gebouw. • Een installatieplan voor de omheiningen, signalisatie en bebakening Ondanks de goedkeuring van zijn werkplan blijft de opdrachtnemer volledig verantwoordelijk voor de goede uitvoering van de werken, in overeenstemming met de geldende wetgeving en met de voorschriften van dit bijzonder bestek. Prijs: inbegrepen in prijs van kennisgeving der werken
A.13.3.
Uitvoering van de werken
Specifieke maatregelen bij de afbraak en verwijdering van asbest: Afhankelijk van de staat van het asbest of de asbesthoudende materialen moet de asbestverwijdering gebeuren door middel van één van de technieken vermeld in art. 55 van het KB 16 maart 2006. Indien de contractant de werken zelf uitvoert, moet hij zich beperken tot ‘eenvoudige handelingen’ (KB 16 maart 2006, Afd X). Algemeen neemt de opdrachtnemer alle preventiemaatregelen en zorgt hij voor alle persoonlijke en collectieve beschermingsmiddelen voor zijn werknemers. Personeel van de opdrachtnemer Het personeel van de opdrachtnemer dat belast is met het toezicht op de werken (werfverantwoordelijken) en met de uitvoering van de werken moet de opleiding hebben gekregen die wordt vermeld in afdeling X – onderafdeling VI van het KB 16 maart 2006.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 26/343
ALLEEN de werknemers die deze opleiding hebben gevolgd, worden toegelaten op de werf. • Het aangeworven personeel dient een zekere ervaring te hebben met asbestverwijdering en perfect de risico's te kennen die verbonden zijn aan de blootstelling aan asbest en aan het werken in een asbesthoudende omgeving. Zij zijn vanuit medisch oogpunt geschikt bevonden om dit soort werk te doen. • Het personeel van de opdrachtnemer beschikt onder meer over een goede praktische kennis over de behandeling en verwijdering van asbesthoudende materialen, evenals over de reiniging van besmette zones volgens de geldende wetgeving. Bovendien kent het personeel van de opdrachtnemer perfect de voorgeschreven maatregelen en de manier waarop het deze dient toe te passen. Blootstelling aan asbestvezels: Tijdens de werken moet de opdrachtnemer alles in het werk stellen om de risico’s voor blootstelling aan asbest tot een minimum te beperken en in elk geval de blootstelling onder de grenswaarde houden. Hiertoe: • Beperkt de opdrachtnemer zoveel mogelijk het risico op verspreiding van besmetting door asbestvezels door steeds dezelfde vooraf bepaalde en beschermde routes te volgen; • Gebruikt het opgeleide personeel van de opdrachtnemer, aangeduid om het werk uit te voeren, steeds aangepast gereedschap rekening houdend met de beperkingen van art. 15 van het KB 16 maart 2006. Afhankelijk van het gebruikte soort gereedschap beperkt de opdrachtnemer de uitstoot van stof, hetzij door het gereedschap uit te rusten met opvangmiddelen voor stof die zijn aangesloten op een afzuigcentrale met absoluutfilter; hetzij door het stof aan de bron op te vangen met een stofzuiger met absoluutfilter. • Draagt het opgeleid personeel van de opdrachtnemer: o Persoonlijke beschermingsmiddelen (wegwerppakken en wasbare schoenen). De beschermende kledij bestaat meer bepaald uit wegwerp of katoenen ondergoed, kousen, een wegwerppak en veiligheidsschoenen of -laarzen. Deze beschermen maximaal tegen de blootstelling aan asbest, in overeenstemming met de bepalingen van het koninklijk besluit van 13 juni 2005 betreffende het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen; o Ademhalingsmaskers die geschikt zijn volgens de toegepaste techniek voor asbestverwijdering volgens Afdeling X van het KB 16 maart 2006: Bijlage II.B.4° (eenvoudige handelingen); Vanuit praktisch oogpunt moet het vrijkomen van stof vermeden worden. De materialen moeten in elk geval gefixeerd worden en element per element verwijderd worden zonder ze te breken. Het is verboden om te gooien met het asbestafval of stortkokers te gebruiken. De elementen moeten echter voorzichtig behandeld worden een voorzichtig manueel of met behulp van de geschikte heftoestellen gestapeld en geladen worden om de afvoer te vergemakkelijken. Bovendien kan de hoeveelheid vrijkomend stof beperkt worden door water te verstuiven. Om de bevestiging van de materialen te verwijderen (of, als dat niet kan, om de elementen te sectioneren) en om de asbesthoudende materialen naar behoren te demonteren zonder ze te breken, kunnen een vlechttang, een kniptang, een leidekkershamer en ander handgereedschap gebruikt worden. Dat betekent natuurlijk niet dat er nooit een element kan breken of gebroken moet worden om het te kunnen verwijderen, maar dat moeten uitzonderingen blijven die niet leiden tot een systematische vernietiging. De geschikte methodes voor de demontage worden in het werkplan beschreven.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 27/343
Tijdens het eventuele uitsnijden en doorboren moeten de asbesthoudende materialen plaatselijk worden doordrenkt met water of elke andere gepaste vloeistof – indien mogelijk over de hele dikte van het materiaal. De opdrachtnemer zal er echter op letten dat dit doordrenken geen gevaar oplevert dat de materialen zouden worden beschadigd of zelfs zouden kunnen vallen (bijvoorbeeld: spuitasbest, brosse materialen); Voordat de opdrachtnemer met de werken start, bepaalt hij de procedures voor de afvoer van het afval; De opdrachtnemer stelt ook alles in het werk om de fysieke belasting van zijn personeel te beperken tot een aanvaardbaar niveau, rekening houdend met de zwaarte van het werk en de werkomstandigheden. Materialen afkomstig van afbraak en demontages Behoudens andersluidende bepaling in de volgende technische delen, worden de producten van de afbraak- en demontagewerken die eigendom worden van de opdrachtnemer door hem en op zijn kosten afgevoerd buiten het militair domein, in overeenstemming met de geldende wetgeving. Hiertoe zal de opdrachtnemer zich houden aan de voorschriften van dit bestek betreffende het beheer van asbesthoudend afval. Prijs:
Deze prestaties zijn inbegrepen in Asbestverwijderingswerken van de prijslijst
de
eenheidsprijzen
Deel
C.2.
Buiten dienst stellen verwarmingssysteem Indien nodig wordt het bestaande verwarmingssysteem buiten dienst gesteld, waarbij men er echter op zal letten de verwarming te behouden voor de zones die tijdens de werken worden gebruikt. Prijs:
A.13.4.
Deze prestaties zijn inbegrepen asbestverwijderingswerken.
in
de
eenheidsprijzen
van
de
Opruimen van de werken bij asbestverwijderingswerken
A.13.4.1. Opruimen voor het begin van de werken Tijdens de opruiming voorafgaand aan het begin van de werken, is het aan te raden een stofzuiger met absoluutfilter te gebruiken. Vervolgens worden alle oppervlakken van de werkzone nat gereinigd. Er wordt net zolang schoongemaakt tot er in de werkzone geen spoor meer te zien is van stof, afval of resten. Meting: stuk en m²
A.13.4.2. Opruimen na afloop van de werken Op het eind van de werken zal de opdrachtnemer de zones waar asbest werd verwijderd of afgebroken volledig opruimen. Deze schoonmaak omvat onder andere (niet-beperkende lijst): • de verwijdering van alle zelfklevers, etiketten, enz. op vensters, deuren, spiegels, sanitaire toestellen en elk ander bouwelement; • de verwijdering van alle verpakkingen, papier, karton, overtollige bouwmaterialen in en om het gebouw; • de verwijdering van stof, cement- en lijmresten, enz. van vloeren, plinten, vensterbanken, schrijnwerk, verlaagde plafonds, enz.;
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 28/343
• reiniging met een aangepast schoonmaakproduct (volgens goed te keuren
technische fiche) van volgende elementen: vensters en beglazingen binnen en buiten het gebouw, vensterbanken, sanitaire toestellen en spiegels, deuren, vloeren en plinten, radiatoren, ramen en deurlijsten (alle zichtbare vlakken), ; • reiniging van riolering en de sterfputten met aangepaste producten. Meting: stuk en m²
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 29/343
Deel B BOUWPLAATSVOORZIENINGEN B.1.
Bouwplaatsvoorzieningen – algemeen
Omschrijving De voorbereidende werkzaamheden, inzake de inrichting van de bouwplaats, omvatten alle administratieve, organisatorische maatregelen en technische middelen, om de werken volgens de bepalingen van het aanbestedingsdossier mogelijk te maken, dit overeenkomstig de omvang van de opdracht, de moeilijkheidsgraad en de eisen van veiligheid en hygiëne.
B.2.
Gevelsteigers, steigers & hoogwerkers
B.2.1. Algemene principes Tenzij anders vermeld in de specifieke uitvoeringsposten zijn alle kosten voor het plaatsen van gevelsteigers, gewone steigers en hoogwerkers in volgende gevallen inbegrepen in de eenheidsprijzen: • voor alle werken uit te voeren binnenin gebouwen • tot en met platformhoogte van 2 meter (= werkhoogte 4m) voor werken uit te voeren buiten gebouwen Rolstellingen zijn steeds inbegrepen in de eenheidsprijzen van de respectievelijke uitvoeringsposten, ongeacht de hoogte (zowel bij werken binnenin gebouwen als bij werken buiten gebouwen). De kosten voor de keuring door een erkend organisme zijn steeds inbegrepen in de eenheidsprijzen van de respectievelijke uitvoeringsposten. De kosten voor de eventuele tijdelijke inname van het openbaar domein dienen gerechtvaardigd worden met de nodige bewijsstukken (aanvraagformulier, factuur,…) en worden apart vergoed d.m.v. een BT (Bijzonder Tarief), zonder hierop winst te maken. De opdrachtnemer zal, in overeenstemming met het veiligheids- & gezondheidsplan zoals opgemaakt door de veiligheidscoördinator-ontwerp, aangevuld met de richtlijnen van de veiligheidscoördinator-verwezenlijking, voorzien in alle nodige beschermingsmaatregelen om de veiligheid van zijn personeel te verzekeren. Referentienormen ARAB art. 434.7 – Collectieve beschermingsmiddelen–– ARAB art. 440 – 451 – Algemene bepalingen betreffende stellingen (voor zover niet opgeheven door KB van 31 aug 2005) KB 12 augustus 1993 – Gebruik van arbeidsmiddelen KB 31 augustus 2005 – Gebruik van arbeidsmiddelen voor tijdelijke werkzaamheden op hoogte NBN EN 12810-1 - Gevelsteigers vervaardigd van Productvoorschriften (2004)
geprefabriceerde
bouwdelen -
Deel
1:
NBN EN 12810-2 - Gevelsteigers vervaardigd uit geprefabriceerde onderdelen - Deel 2: Bijzondere methoden van constructief ontwerp (2004) NBN EN 12811-1 - Tijdelijke bouwplaatsuitrusting - Steigers - Prestatie-eisen en algemeen ontwerp (2004) NBN EN 12811-2 - Tijdelijke bouwplaatsuitrusting - Deel 2: Informatie over materialen (2004) NBN EN 12811-3 - Tijdelijke bouwplaatsuitrusting - Deel 3: Laadbeproeving (2003) NBN EN 13374 – Tijdelijke randbeschermingssystemen (2004) NBN EN 795 – Persoonlijke valbeveiliging (1996)
Materiaal / Uitvoering: • De steiger voldoet wat materialen en opbouw betreft aan de hoger vermelde voorschriften. • De classificatie van de steiger, overeenkomstig NBN EN 12810, wordt bepaald door de opdrachtnemer, rekening houdend met o de te verwachten gebruiksbelastingen ingevolge de bestelde werken
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 30/343
de blijvende en veranderlijke werkingen en de combinatie ervan, te bepalen overeenkomstig de geldende Europese en Belgische normen (o.a. NBN EN 1990, NBN EN 1991-1-4, e.v.). o de ruimte die vereist is voor een goede uitvoering van de werken o de veiligheid van de werknemers en van de bouwplaats in het algemeen De steiger zal, indien de aard van de werken en de omgeving zulks vereisen, voorzien worden van een stofscherm. De steiger dient opgebouwd overeenkomstig de gebruiksaanwijzing van de fabrikant en wordt aangepast aan de omgeving (o.a. oneffenheden en helling van het terrein). De toegang tot de gebouwen dient gedurende de volledige duur van de werken verzekerd. De toegang wordt beschermd tegen vallende voorwerpen. Overeenkomstig de bepaling van het KB van 31 augustus 2005, art. 12, dient de werkgever die de stelling monteert, demonteert of ombouwt beschikken over de gebruiksaanwijzing, inclusief sterkte- en stabiliteitsberekening. Het montageschema, zoals bepaald in art. 13 van vernoemd KB, dient gedurende de hele duur van de werken ter beschikking gehouden. Het etiket op de steiger, verplicht aan te brengen overeenkomstig NBN EN 12810, zal alle elementen van de classificatie vermelden. o
• • • • •
B.2.2. Gevelsteigers en stellingen met platformhoogte > 2m (= werkhoogte > 4m) en breedte tot 1,6m Binnen de gebouwen: steeds inbegrepen in de eenheidsprijzen Buiten de gebouwen: gevelsteigers en stellingen met een platformhoogte < 2 m (werkhoogte < 4m) en rolstellingen: Pro Memorie (PM) Inbegrepen in respectievelijke uitvoeringsposten. Het eventuele stofscherm wordt afzonderlijk in rekening gebracht.
B.2.2.1. Montage / demontage De post omvat het ter plaatse brengen, het monteren, het gebruik, het demonteren, het opladen en het afvoeren van de steiger. Meting: per m² geveloppervlakte (de hoogte wordt gerekend vanaf de begane grond tot de platformhoogte).
B.2.2.2. Huurprijs per werkdag Meting: per m² geveloppervlakte / werkdag
B.3.
Hoogwerkers - schaarliften
B.3.1. Algemeen Dit artikel komt enkel voor betaling in aanmerking als het onmogelijk is met passende persoonlijke beschermingsmiddelen de werken uit te voeren. Voor hoogwerkers > 26m zal de opdrachtnemer een prijs voorstellen op basis van huurprijzen bij een gespecialiseerde firma.
B.3.2. Hoogwerkers met werkhoogte 12m B.3.2.1. Prijs voor periode 1 werkdag Voor het ter plaatse brengen en het terug afvoeren van een hoogwerker/schaarlift, beiden zonder operator, inclusief het gebruik gedurende één dag, aandrijving diesel.
B.3.2.2. Prijs per extra werkdag Vergoeding voor de dagen dat de hoogwerker effectief gebruikt wordt.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 31/343
B.3.3. Hoogwerkers met werkhoogte 12m ޒx 26m B.3.3.1. Prijs voor periode 1 werkdag Voor het ter plaatse brengen en het terug afvoeren van een hoogwerker/schaarlift, beiden zonder operator, inclusief het gebruik gedurende één dag, aandrijving diesel.
B.3.3.2. Prijs per extra werkdag Vergoeding voor de dagen dat de hoogwerker effectief gebruikt wordt.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 32/343
Deel C AFBRAAK- & SCHORINGSWERKEN C.1.
Algemeen
VOORZORGEN - VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN Het uitvoeren van alle afbraak en stutwerken geschiedt onder volledige verantwoordelijkheid van de opdrachtnemer en voldoet aan de geldende reglementeringen van het ARAB. De opdrachtnemer zal de afbraakwerken met de grootste voorzichtigheid uitvoeren, op zijn kosten, risico en gevaar. Alle schade door de afbraakwerken veroorzaakt aan omliggende gebouwen of wegen, moet door zijn toedoen hersteld of vergoed zijn vooraleer tot de voorlopige oplevering wordt overgegaan. Bij gedeeltelijke afbraakwerken is het gebruik van compacte laders of compacte graafmachines binnenin het betreffende gebouw strikt verboden, tenzij het Bestuur hiertoe zijn voorafgaandelijke schriftelijke toestemming zou geven. De opdrachtnemer blijft evenwel volledig aansprakelijk bij gebeurlijke ongevallen of het berokkenen van schade. Gedurende de uitvoering zal hij alle voorzorgsmaatregelen treffen teneinde geen boven- en ondergrondse nutsleidingen (elektriciteit, gas, water, telefoon, TV-distributie, e.d.) te beschadigen door neervallende brokstukken, het opstellen van werktuigen, stellingen of welke handeling ook. De opdrachtnemer draagt alle kosten voor eventuele bijkomende werken, leveringen, testmetingen, uitgevoerd door de betrokken distributiemaatschappijen, zo deze noodzakelijk worden bevonden. Er wordt rekening gehouden met de eventueel noodzakelijke opvang en afvoer van overtollig oppervlaktewater. De opdrachtnemer kan onder geen beding overmacht inroepen tengevolge van eigen nalatigheden dienaangaande. Bij de afbraakwerken dient de opdrachtnemer alle nodige stut- en schoringwerken uit te voeren om de integriteit van de aanpalende constructies en zijn eigen werken te verzekeren. De opdrachtnemer zal zonder meerprijs alle tijdelijke versterkingen en/of verbeteringen aanbrengen die hem door het Bestuur zouden opgelegd worden. De wijze van stut- & schoringwerken zal op technisch verantwoorde wijze geconcipieerd worden en zal ter goedkeuring worden voorgelegd aan het Bestuur, alvorens tot de afbraakwerken over te gaan. Algemeen gelden de welzijnswet van 4/8/1996, met de algemene preventieprincipes, de meest recente voorschriften van het ARAB (Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming), CODEX en publicaties van het NAVB (Nationaal Actiecomité voor de Veiligheid en hygiëne in het Bouwbedrijf - http://www.navb.be), de reglementering op persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) en arbeidsmiddelen (artikel 52 KB), overige bepalingen inzake welzijn van de werknemers bij uitvoering van hun werk (artikel 51 KB). AFBRAAKMATERIALEN - AFVOER VAN PUIN De afbraakmaterialen die eigendom blijven van het Bestuur worden voor de aanvang van de werken door het Bestuur aangeduid. Ze worden door de opdrachtnemer omzichtig afgebroken en gestapeld op een plaats, aangeduid door het Bestuur, en gelegen binnen het Kwartier waarin de betreffende werken plaatsgrijpen. Alle overige afbraakmaterialen worden na de afbraak eigendom van de opdrachtnemer. Het is verboden de openbare weg te belemmeren met de van de afbraak voortkomende materialen, zij zullen volgens vordering van de werken worden weggevoerd. De opdrachtnemer staat in voor de afvoer van alle puin en afbraakmaterialen naar officieel erkende stortplaatsen of verwerkingscentra, hij dient hiervoor op eenvoudig verzoek de nodige bewijzen kunnen leveren aan het Bestuur. Onder geen beding zullen afbraakmaterialen, puin, vuilnis of afval op de werf achtergelaten, ingegraven of verbrand worden.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 33/343
WERKEN IN BEWOONDE GEBOUWEN Bij werken binnen gebouwen die bewoond blijven gedurende de uitvoering van de werken zal de opdrachtnemer alle nodige maatregelen nemen om de veiligheid van de bewoners te verzekeren en de inhoud van de gebouwen te beschermen. De duur van de werken en voortkomende hinder voor de bewoners dient tot een minimum beperkt te blijven. Elke aangevatte werkzaamheid wordt volledig afgewerkt vooraleer een andere wordt aangevat. In overleg met het Bestuur, zal de opdrachtnemer zelf instaan voor de toegankelijkheid van de gebouwen.
C.2.
Asbestverwijderingswerken
C.2.1. Algemeen Definities a.
Asbest en asbesthoudende materialen De term « AHM » (asbesthoudende materialen) duidt op materialen waarvan het zeker is dat ze asbest bevatten en materialen waarvan vermoed wordt dat ze asbest bevatten.
b.
KB 2006 Het KB van 16 maart 2006 betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan asbest.
C.2.2. Werken die in dit bestek voorzien worden De werken die door de opdrachtnemer zelf worden uitgevoerd, beperken zich tot de techniek van ‘eenvoudige handelingen’ (Afdeling X van het KB 2006) en worden uitgevoerd volgens de regels van de kunst, de richtlijnen gegeven door de leidende ambtenaar en deze hierna volgend. Indien blijkt dat de asbestverwijderingswerken niet kunnen uitgevoerd worden d.m.v. ‘eenvoudige handelingen’ zal beroep gedaan worden op ondernemingen die hiervoor erkend zijn door de Minister van Werk. Naargelang het Gewest waar de werken zullen worden uitgevoerd zal dit gebeuren volgens de in dat Gewest van toepassing zijnde milieuwetgeving. In geval van tegenspraak tussen de bepalingen van de typebestekken en de algemene voorschriften hernomen in deze bijlage, zal deze bijlage voorrang hebben op de typebestekken.
C.2.3. Bijzondere bepalingen De opdrachtnemer mag geen bijkomende kosten aanrekenen voor de volgende elementen of posten: • de maatregelen om andere oppervlakken dan de te behandelen oppervlakken te beschermen tegen besmetting; • de verwijdering en afvoer van de bevestigingsmiddelen van asbesthoudende materialen; • de prijs van de afvalzakken, kleefband, enz… De verwijdering van AHM wordt uitgevoerd door de zogenaamde techniek van “eenvoudige handelingen” (Afd X – KB 2006). Het gaat om een verwijderingsmethode met als bedoeling een zorgvuldige demontage van AHM te doen, waarbij het risico dat asbest vrijkomt zodanig beperkt is dat de concentratie van 0,01 vezels per cm³ niet overschreden wordt. De techniek van eenvoudige handelingen wordt enkel gebruikt voor de verwijdering van (zie Bijl II van het KB 2006): • Hechtgebonden asbest dat niet beschadigd is of waarbij geen vrije vezels zichtbaar zijn en waarvan verwijdering geen aanleiding geeft tot een wijziging van de toestand;
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 34/343
• Hechtgebonden asbest dat beschadigd is of waarbij vrije vezels zichtbaar zijn en dat verwerkt is in een buitentoepassing waarbij geen derden aanwezig zijn, voor zover de verwijdering geen aanleiding geeft tot een wijziging van de toestand; • Asbesthoudende dichtingen of pakkingen; • Asbesthoudende koorden en geweven materialen; • Asbesthoudende remvoeringen en gelijkaardige materialen; • Plaatmateriaal dat losgebonden asbest bevat, asbestkarton, voor zover het asbest gefixeerd is en het eenvoudig kan worden gedemonteerd, weggenomen en verpakt zonder de asbesthoudende materialen te breken of te beschadigen; • Asbestbesmetting van een lokaal, ruimte, gebouw of technische installatie waarbij er geen zichtbare asbestresten aanwezig zijn, voor zover het lokaal, de ruimte, het gebouw of de technische installatie kan worden gereinigd met stofzuigers met een absoluutfilter en door middel van vochtige doeken. De algemene preventiemaatregelen (KB 2006 – Afd VII) en de specifieke technische maatregelen aan de methode van eenvoudige handelingen (KB – 2006 – Afd X) zijn van toepassing. In het geval van interventies vermeld in KB 2006 –Afd VIII - Art 41 a) tot d), wanneer het gaat om korte en punctuele verwijderingswerken van kleine hoeveelheden AHM, waarbij het risico dat asbest vrijkomt zeer laag is (<0,1 vezels/cm³; drempelwaarde volgens KB 2006 – Art 3,4°) en de blootstelling aan asbest als zeer beperkt gekwallificeerd wordt, zijn de bepalingen in Art 24, 28 tot 36, 39 § 3 en de afdeling X echter niet van toepassing. Voor de interventies die hierboven beschreven worden, moet de opdrachtnemer niet erkend zijn voor werken van afbraak of verwijdering van AHM. Voor alle werken betreffende de verwijdering van AHM, moet de opdrachtnemer de werkmethode (laten) evalueren teneinde er zich van te vergewissen dat de vezelconcentratie in de omgevingslucht niet overschreden wordt. In onderstaande gevallen moeten de werken gestopt worden tot de asbestverwijdering uitgevoerd werd door een aannemer die erkend is voor werken van afbraak of verwijdering van AHM: • De controles van de concentratie asbestvezels in de lucht bevestigen un overschrijding van de toegestane blootstellingswaarden en het is niet mogelijk de werkmethode aan te passen zodat de verwijdering verdergezet kan worden onder deze waarden. • In het geval van de ontdekking van beschadigde AHM gebruikt in een binnentoepassing (vb. in een lokaal van een gebouw). Prijs: Pro Memorie (PM)
C.2.4. Fixeren van het oppervlak van asbesthoudende materialen Toepassing: op aanduiding leidende ambtenaar en dit enkel voor het geval er aan het te verwijderen element beschadigingen zijn Asbesthoudende materialen moeten vooraf worden gefixeerd door de opdrachtnemer, om te vermijden dat bij het verwijderen ervan asbestvezels loskomen. Een vloeibare stof, fixeermiddel genaamd, wordt aangebracht op de te behandelen oppervlakken van de asbesthoudende materialen, om te vermijden dat asbestvezels van deze materialen loskomen. Het fixeermiddel beschermt doordat het een dicht membraan vormt op het oppervlak (oppervlaktefixeermiddel) of doordat het in het materiaal binnendringt en zich mengt met de componenten ervan (in de diepte werkend fixeermiddel). Het gevormde membraan moet schokbestendig zijn en bestand tegen temperatuurschommelingen. Het fixeermiddel mag niet giftig zijn en geen irritatie van de ogen of huid veroorzaken. De opdrachtnemer controleert vooraf de kwaliteit van het gebruikte product.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 35/343
Attesten die de efficiëntie van het product waarborgen moeten ter goedkeuring worden voorgelegd aan de leidende ambtenaar voor de uitvoering van de werken. De opdrachtnemer let erop een doorlopende laag te verkrijgen. De eerste laag moet droog zijn voor de tweede wordt aangebracht. De opdrachtnemer volgt de aanwijzingen van de fabrikant voor wat betreft het aanbrengen, het aantal lagen en de droogtijd. Qua brandreactie behoort het fixeermiddel tot klasse A1 volgens de norm NBN S 21-203. Meeteenheid: m² Meetcode: netto uitgevoerde oppervlakte
C.2.5. Werken voor de afbraak en verwijdering van asbest De materialen in asbestcement moeten volledig worden verwijderd. Men moet vermijden de materialen te breken en ermee te gooien. Het verwijderen van asbestcement impliceert dat alle samenstellende delen van het element of zijn constructie (platen, profielen, spijkers, andere bevestigingselementen, enz.) worden verwijderd. Voor de verwijdering van elementen in asbestcement buiten gebruikt de opdrachtnemer de volgende werkwijze: “Ontmanteling van elementen uit asbestcement in buitenomstandigheden” - WTCB-dossiers – Nr. 2/2008 - Tijdschrift nr. 8.
C.2.5.1. Verwijderen van panelen die asbestcement bevatten (dikte tot en met 5mm) Opladen, vervoeren en afleveren op passende stortplaats in de prijs begrepen. C.2.5.1.1.
Verwijderen van glasal-panelen gebruikt borstwering, paneel in deuren en ramen, enz.
als
gevelbekleding,
C.2.5.1.2.
Verwijderen van glasal-panelen gebruikt als lambrisering
C.2.5.1.3.
Verwijderen van glasal-panelen gebruikt als verlaagd plafond
C.2.5.1.4.
Verwijderen van panelen gebruikt als onderdak en scheidingswand
C.2.5.1.5.
Toeslag per mm dikte boven dikte 5mm
C.2.5.2. Verwijderen van golfplaten die asbest bevatten en leien die asbest bevatten Opladen, vervoeren en afleveren op passende stortplaats in de prijs begrepen. Het verwijderen van de houten drager wordt verrekend tegen de prijzen van de artikels die hiervoor van toepassing zijn (zie ‘afbraak binnenafwerking’). Meetcode: netto verwijderde oppervlakte ongeacht de dikte van de plaat C.2.5.2.1.
Verwijderen van golfplaten gebruikt als dakbedekking
Naast de golfplaten moeten ook andere bijbehorende elementen worden verwijderd, zoals verluchtingsroosters, nokken, zadelvoeten, kilgoten, randplaten, dakkapellen, spijkers, schroeven, bouten, enz. C.2.5.2.2. Verwijderen van golfplaten gebruikt als gevelbekleding Naast de golfplaten moeten ook het toebehoren worden verwijderd, zoals windveren, spijkers, schroeven, bouten, enz. C.2.5.2.3.
Verwijderen van leien gebruikt als dakbedekking
Naast de leien moeten ook de bevestigingselementen (haken, spijkers en stormkrammen) en ander toebehoren (nokken, dakranden, slabben, …) verwijderd worden.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 36/343
C.2.5.2.4.
Verwijderen van leien gebruikt als gevelbekleding
Naast de leien moeten ook de bevestigingselementen (haken, spijkers en stormkrammen) en ander toebehoren (nokken, dakranden, slabben, …) verwijderd worden.
C.2.5.3. Verwijderen van leidingen die asbest bevatten Opladen, vervoeren en afleveren op passende stortplaats in de prijs begrepen. Het betreft de rioleringsleidingen, verluchtingsbuizen en de buizen voor de afvoer van regenwater en het afvalwater van de sanitaire installaties. C.2.5.3.1.
Diameter 20cm of omtrek 62,8cm
C.2.5.3.2.
Prijsconsequentie per centimeter in min / per centimeter buisomtrek (62,8cm (= buis diameter 20cm)) in meer ten opzichte van buis diameter 20cm
C.2.5.4. Verwijderen van asbestplaten type Pical Opladen, vervoeren en afleveren op passende stortplaats in de prijs begrepen. Het verwijderen van de houten drager wordt verrekend tegen de prijzen van de artikels die hiervoor van toepassing zijn (zie ‘afbraak binnenafwerking’). Meetcode: netto verwijderde oppervlakte ongeacht de dikte van de plaat C.2.5.4.1.
Verwijderen van asbestplaten gebruikt als wand
C.2.5.4.2.
Verwijderen van asbestplaten gebruikt als afwerking in het onderdak
C.2.5.4.3.
Verwijderen van asbestplaten gebruikt als plafondbekleding
C.2.5.4.4.
Verwijderen van asbestplaten gebruikt als draagstructuur – verticaal
C.2.5.4.5.
Verwijderen horizontaal
C.2.5.4.6.
Verwijderen van asbestplaten gebruikt als luiken en kasten
C.2.5.4.7.
Verwijderen van asbestplaten gebruikt als afwerkingslaag van venstertabletten
van
asbestplaten
gebruikt
als
draagstructuur
–
Het betreft de afwerklaag (thermische bescherming) van de onderzijde van de vensterbanken (bijvoorbeeld boven de centrale verwarming).
C.2.5.5. Verwijderen van vensterbanken/dorpels/urinoirscherm Het verwijderen van asbestplaten omvat het verwijderen van alle samenstellende delen van het element of zijn constructie (profielen, spijkers, andere bevestigingselementen, enz.). Het werk omvat steeds de demontage en het afvoeren van de elementen en de materialen in hun geheel, met inbegrip van de ophangingen, stutten, bevestigingen en al het toebehoren. Als de asbestplaten werden gelijmd, moet het geheel worden gereinigd: alle lijmresten moeten worden verwijderd. C.2.5.5.1.
Tot en met 20cm breedte op dikte 2cm
Meetcode: netto verwijderde oppervlakte C.2.5.5.2.
Prijsconsequentie voor volume in min/in meer ten opzichte van artikel hiervoor
Meetcode: netto verwijderd volume in min/in meer ten opzichte van volume vermeld in artikel hiervoor.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 37/343
C.2.5.6. Verwijderen van voegen Meetcode: netto verwijderd aantal C.2.5.6.1.
Stookketels en branders
C.2.5.6.2.
Dichting tussen stookketel en schoorsteen
C.2.6. Controle van de asbestvezelconcentratie in de lucht (tijdens de werken) Algemene voorschriften betreffende de metingen tijdens de werken voor de verwijdering en afbraak van asbest: zie Afdeling VI van het KB 2006. Bij de metingen moeten de preventiemaatregelen bepaald door art. 41 van het KB 2006 worden genomen. De metingen met behulp van een optische microscoop worden uitgevoerd in overeenstemming met de norm NBN T 96-102. De staalneming van de lucht en de bijbehorende analyse worden uitgevoerd door een labo erkend door de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. De voortdurende aanwezigheid van een afgevaardigde van het labo is verplicht gedurende de hele duur van de metingen, voor toezicht op de staalneming. De opdrachtnemer ziet erop toe dat geen van zijn werknemers wordt blootgesteld aan een asbestconcentratie in de lucht die hoger is dan de grenswaarde. De metingen worden uitgevoerd volgens bijlage II.B.2° en 3° van het KB 2006. De metingen met betrekking tot de controles voor vrijgave zijn niet omvat in deze post. Alle meetresultaten worden bewaard in het werfregister. De prijs van een meetcampagne omvat: • De verplaatsingskosten en -tijd van de uitvoerder; • 4 uren effectieve aanwezigheid op de werf tijdens de uitvoering van de metingen; • Het plaatsen en verwijderen van de apparatuur voor staalneming; • Het voorbereiden en meten van de filter; • Het analyserapport. Een standaard meetcampagne bestaat uit een reeks van maximaal 6 gelijktijdige meetpunten. In het geval dat bijkomende metingen nodig zijn, wordt de prijs gerekend per bijkomende pomp. Elke overschrijding van de grenswaarden zal bij ontvangst van de resultaten worden gesignaleerd aan de leidende ambtenaar.
C.2.6.1. Per sessie C.2.6.2. Per bijkomend meetpunt Meeteenheid: stuk
C.2.7. Vrijgave van een werkzone De gebruikers mogen de ruimten waarin de werken voor verwijdering en afbraak van asbest werden uitgevoerd pas opnieuw in gebruik nemen wanneer werd vastgesteld dat er geen risico meer bestaat voor blootstelling aan asbest. De gevolgde procedures worden beschreven in het werkplan.
C.2.7.1. Metingen voor vrijgave bij werken met de techniek van eenvoudige handelingen: Prijs inbegrepen in de prijzen van artikels C.2.5.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 38/343
C.3.
Afbraak ruwbouwelementen
ALGEMEEN: Omschrijving De werken omvatten het slopen van ruwbouwelementen. Overeenkomstig de aard van het werk zijn hierbij inbegrepen : o Het aanbrengen van de nodige beschermingen, met windvaste zeilen en dergelijke, tegen hemelwater volgens de voorschriften van T.B. 100; o Het treffen van de nodige veiligheidsmaatregelen aan de straatzijde; o Het herstellen van de losgekomen en afbrokkelende constructiedelen met gelijkwaardige materialen volgens de instructies, gegeven door het Bestuur; o Het verwijderen van alle afvalmaterialen en puin naar officieel erkende stortplaatsen of recyclagecentra.
Uitvoering Voor de aanvang van de werken zal de opdrachtnemer de geplande werkwijze voorleggen aan het Bestuur en de aangestelde veiligheidscoördinator. De opdrachtnemer zorgt dat de niet te slopen gebouwelementen afdoende beschermd en niet beschadigd worden. Waar dragende delen van de bestaande ruwbouw weggebroken worden zal de opdrachtnemer de afbraakwerken met de nodige zorg uitvoeren, zodanig dat de stabiliteit van het volledige gebouw of de zone waarin de werken plaatsvinden niet in gevaar komen. Hiertoe worden de nodige stellingen, beveiligingen, tijdelijke schoren, onderstuttingen en alle nodige beschermingsmaatregelen aangewend. Er wordt uiterst omzichtig tewerk gegaan. Beschadigingen aan te behouden constructiedelen worden door de opdrachtnemer en op zijn kosten in hun oorspronkelijke toestand hersteld.
C.3.1. Afbraak en doorboringen metselwerk / vervangen individuele baksteen Omschrijving Het betreft: • Het voorzichtig afbreken van metselwerkelementen van binnen- en/of buitenmuren, uit divers steenmateriaal (baksteen, cellenbeton, silikaatblokken, betonblokken, parement, e.d.), zoals het verwijderen van overtollige dragende- en niet-dragende muren volgens aanduiding op plan of ter plaatse gegeven, alsook het verwijderen van niet betrouwbare slechte muurdelen, zowel binnen- als bovendaks en ongeacht de hoogte. Met inbegrip van eventuele, binnen de begrenzing gesitueerde lateien, dorpels, muurblokken, natuursteenplinten, verankeringen, haken, spouwopvullingen, en alle andere bevattende constructiedelen. • Het uitkappen van individuele bakstenen • Het leveren van steen zoals bestaande, met cementmortel plaatsen en rondom de steen hervoegen met mortel, tint en textuur zoals bestaande voegmortel. • Het maken voor doorboringen om toevoerbuizen en afvoerbuizen te plaatsen Uitvoering Het afbreken van de muren uit metselwerk en eventuele geïncorporeerde elementen gebeurt met aangepaste middelen, zonder de te behouden constructies en/of afwerkingen te beschadigen. Het uitkappen van individuele bakstenen omvat het op volle dikte van de baksteen verwijderen ervan, met aangepaste middelen, zonder de aanpalende, te behouden bakstenen te beschadigen. De doorboringen moeten uitgevoerd worden met passende boormachine.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 39/343
Toepassing Slopen van gemetselde gewelven / gemetselde wanden / gemetselde rook- en verluchtingskanalen / ondergronds metselwerk / ... Materialen: metselwerk, ongeacht de aard van het materiaal (baksteen / snelbouwsteen, cellenbeton, silikaatsteen, holle betonblokken …) Uit te breken muren : zie gedetailleerde opmeting en/of aanduidingen op plan Meting: Meeteenheid: • Voor afbraak metselwerk: m³ • Voor boring door wand in baksteenmetselwerk, cellenbeton, holle betonblokken: cm • Voor leveren, plaatsen en opvoegen steen zoals bestaande: stuk Meetcode • Voor afbraak metselwerk: netto te slopen volume • Voor boring door wand in baksteenmetselwerk, cellenbeton, holle betonblokken: netto geboord aantal cm. • In het geval de diameter van de doorboring groter is dan 300 mm: verhouding tussen omtrek te maken gat in mm en 942mm (omtrek gat diameter 300mm) x 5 euro / cm • Voor leveren, plaatsen en opvoegen steen zoals bestaande: stuk
C.3.2. Afbraak / doorboringen betonconstructies Omschrijving Het betreft het uitbreken van zowel gewapende, ongewapende betonconstructies als wanden in volle beton van binnen- en/of buitenmuren met inbegrip van alle andere bevattende constructiedelen; het verwijderen van overtollige dragende- en niet-dragende betonnen constructiedelen, alsook het verwijderen van niet betrouwbare slechte muurdelen, zowel binnen- als bovendaks en ongeacht de hoogte. Uitvoering Het afbreken van de betonelementen gebeurt met aangepaste middelen, volgens TV 144 Slooptechnieken voor betonconstructies. Inventaris van de procedés (WTCB, 1982). Het doorboren van gewapend beton moet met diamantboor uitgevoerd worden. Toepassing Slopen van gewapende / ongewapende betonconstructies Materialen: gewapend beton / ongewapend beton Uit te breken betonelementen: zie ook gedetailleerde opmeting en/of aanduidingen op plan Meting Meeteenheid: • Voor afbraak gewapend beton: m³ • Voor boring door wand in volle betonblokken of (gewapend) beton: cm • Voor uitkappen van individuele volle betonblok met omtrek in zichtvlak 96cm: stuk • Prijsconsequentie per cm omtrek in zichtvlak in min/in meer ten opzichte van 96cm: cm • Voor leveren, plaatsen en opvoegen volle betonblok zoals bestaande: stuk
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 40/343
Meetcode: • Voor afbraak gewapend beton : netto te slopen volume • Voor boring door wand in volle betonblokken of (gewapend) beton: netto aantal cm. • In het geval de diameter van de doorboring groter is dan 300 mm: verhouding tussen omtrek te maken gat in mm en 942mm (omtrek gat diameter 300mm) x 5 euro / cm • Voor uitkappen van individuele volle betonblok met omtrek in zichtvlak 96cm: netto uitgevoerd aantal • Prijsconsequentie per cm omtrek in zichtvlak in min/in meer ten opzichte van 96cm: netto lengte in min of in meer ten opzichte van 96cm omtrek ik het zichtvlak • Voor leveren, plaatsen en opvoegen volle betonblok zoals bestaande: netto uitgevoerd aantal
C.3.3. Afbraak betonvloeren en –zolen / zagen van beton Omschrijving Het betreft het met aangepaste middelen slopen van vloerlagen op volle grond uit gewapend / ongewapend beton en vloerplaten in gewapend beton en cellenbeton tussen verdiepingen. De afbraak is bedoeld teneinde te kunnen overgaan tot het graafwerk voor funderingen, leidingen, putten, e.d.. Uitvoering Het afbreken van gewapende / ongewapende betonelementen gebeurt met aangepaste middelen, volgens TV 144 - Slooptechnieken voor betonconstructies. Inventaris van de procedés (WTCB, 1982) en "Lawaai en trillingen bij het aanwenden van verschillende technieken voor het slopen van beton" (WTCB, nr. 1987/3). Met inbegrip van : • Het verwijderen van zich (eventueel) onder de beton bevindende steenslagfundering (al dan niet omhuld met hydraulische bindmiddelen). • Het beschermen van ondergrondse en/of in de beton of fundering gevatte leidingen allerhande, met aanwending van alle daartoe benodigde materialen en middelen. Toepassing Slopen van gewapende / ongewapende betonvloer / betonfundering / ... Meting Meeteenheid : • m² voor afbraak vloeren en zolen • m voor zagen van beton Meetcode: • netto te slopen oppervlakte • netto gezaagde lengte
C.3.4. Afbraak schouwen Omschrijving Het slopen van bovendaks schoorsteenmetselwerk. De sloopwerken van de schouwen omvatten alle op plan of ter plaatse aangeduide schouwelementen, ongeacht hun plaats van voorkomen en hoogte. Alle metselwerk schouwelementen dient voorzichtig verwijderd, gedemonteerd en/of weggebroken met aangepaste middelen, er zorg voor dragend dat eender welke te behouden constructiedelen niet beschadigd worden. Indien de schouw asbesthoudende elementen zou bevatten, dienen de posten uit het hoofdstuk asbestverwijdering gebruikt te worden.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 41/343
Meting Meeteenheid: • m² (verschillende prijs in functie van de muurdikte) Meetcode: • netto af te breken oppervlakte (omtrek van de schouw x hoogte)
C.3.5. Maken van openingen in wand (zaagwerk) Uitvoering Alle zaagwerk dient met materieel geschikt voor het volledig doorzagen van de muren uitgevoerd worden. Meting Meeteenheid: m Meetcode: netto gezaagde lengte
C.3.6. Uitkappen van voegen Omschrijving De werken omvatten het uitkappen van alle voegmortel tot op een diepte van minstens 1,5 cm. Uitvoering Het voegwerk wordt uitgekapt met aangepaste middelen, zonder de stenen te beschadigen. Met inbegrip van het geheel stofvrij maken van het te hervoegen muuroppervlak, en het opladen en afvoeren van alle puin naar een stortplaats. Meting Meeteenheid: m² muuroppervlak
C.3.7. Afbraak van voetpaden en boordstenen Omschrijving Het betreft het afbreken van verharding bestaande uit betontegels of betonklinkers, het afbreken van boordstenen en onder de verharding gelegen fundering bestaande uit met cement gestabiliseerd zand. Meting Meeteenheid: • m² voor betontegels en klinkers tot en met 5cm dikte • m voor boordstenen met doorsnede tot en met 3dm² • m³ voor gedeelte van betontegels en klinkers dikker dan 5cm en voor gedeelte doorsnede boordstenen groter dan 3dm² • m³ voor fundering bestaande uit met cement gestabiliseerd zand Meetcode: • netto af te breken oppervlakte betontegels/klinkers • netto af te breken lengte boordsteen • netto af te breken volume in meer ten opzichte van 5cm dikte voor betontegels en klinkers en ten opzichte van doorsnede 3dm² boordsteen • netto af te breken volume fundering
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 42/343
C.4.
Afbraak buitenschrijnwerk
Omschrijving De sloopwerken van buitenramen en -deuren omvatten het uitnemen van buitenschrijnwerk, ongeacht het type, samenstelling en plaatsing, materiaal (hout, staal, aluminium, kunststof, glas,…), plaats of hoogte en met inbegrip van de beglazing, bevestigingsmiddelen, ankerdoken, klossen, enz., .... Uitvoering Voor de aanvang van de werken zal de opdrachtnemer de geplande werkwijze voorleggen aan de Leidend Ambtenaar en de aangestelde veiligheidscoördinator. De buitenschrijnwerk elementen worden voorzichtig uitgenomen, rekening houdend met onderstaande uitvoeringsvoorwaarden : Het uitnemen zal pas gebeuren wanneer de nieuwe ramen en deuren met beglazing geleverd zijn. Ramen of deuren die niet onmiddellijk kunnen worden vervangen moeten onmiddellijk winddicht afgesloten worden. De opdrachtnemer wordt er in het bijzonder op attent gemaakt dat bij dergelijke uitbraakwerken, de grootste voorzichtigheid aan de dag dient gelegd te worden voor de desgevallend te behouden elementen, in hun ongeschonden staat van afwerking, zoals raamtabletten, plafonds, muur- en plafondplakwerk, eventuele behang- en verfwerken, alsook van alle roerende en onroerende goederen. Hij neemt daartoe alle voorzorgsmaatregelen evenals ter beveiliging van personen in -en buiten het gebouw. Alle ontstane beschadigingen aan raamaanslagen, meubilair, goederen, plakwerk, plafonds, muren, tabletten, faience, e.d., dienen op kosten van de opdrachtnemer hersteld in hun oorspronkelijke toestand. Indien het werk zulks vereist zullen de venstertabletten voorzichtig uitgenomen en teruggeplaatst worden, waarbij elke beschadiging aan te behouden constructiedelen door de opdrachtnemer zal hersteld worden. Bij renovatiewerken met blijvende bewoning worden de lokalen waarin er gewerkt wordt, dagelijks gereinigd, met bijzondere aandacht voor glassplinters. Alle voorzorgsmaatregelen ter beveiliging van personen in en buiten het gebouw en het opladen en afvoeren van alle afbraakmaterialen naar passende stortplaats te begrijpen in de prijs van de afbraakwerken. Enkel als het onmogelijk is om het schrijnwerk te vervangen zonder bekledingen en/of vensterbanken te verwijderen zullen bekledingen en/of venstertabletten met de nodige voorzichtigheid vervangen of uitgenomen worden en teruggeplaatst worden. Indien het schrijnwerk van buitenaf gedemonteerd wordt, zijn de kosten voor de eventuele stelling en hoogwerker te koste van de opdrachtnemer. Meting: Meeteenheid: • Voor ramen met oppervlakte 1m²: per stuk • Toeslag voor ramen > 1m²: per m² • Voor deuren: toeslag ten opzichte van prijs voor afbraak ramen: m² Meetcode: • Meetcode ramen met oppervlakte 1m²: netto weggenomen aantal (Gemeten aan buitenzijde gebouw). • Meetcode voor toeslag ramen > 1m²: netto weggenomen oppervlakte berekend door product van breedte ramen, gemeten aan buitenzijde gebouw, en hoogte schrijnwerk, gemeten aan buitenzijde gebouw verminderd met 1m² (= dagmaat) • Meetcode toeslag deuren: netto weggenomen oppervlakte berekend door product van breedte deur, gemeten aan buitenzijde gebouw, en hoogte schrijnwerk, gemeten aan buitenzijde gebouw
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 43/343
C.5.
Afbraak binnenafwerkingen
ALGEMEEN: Omschrijving: Het betreft het verwijderen van alle volgens de aard van de werkzaamheden vereiste en/of op plan aangeduide binnenafwerkingen. Het demonteren en verwijderen van asbesthoudende materialen maakt geen voorwerp uit van de navolgende artikelen. Uitvoering Bij renovatiewerken met blijvende bewoning zal met de nodige omzichtigheid te werk worden gegaan teneinde te behouden decoratieve afwerkingen zo min mogelijk te beschadigen. De opdrachtnemer dient alle materialen van de werf te verwijderen. In geen geval mogen de afbraakmaterialen op de werf gestockeerd worden. Het staat de opdrachtgever echter vrij om bepaalde materialen volgens zijn keuze te behouden. De opdrachtnemer dient deze materialen te stockeren in een door de opdrachtgever aan te duiden stapelruimte. De materialen die door het Bestuur worden opgeëist, vormen geen enkele aanleiding tot enige schadevergoeding voor de betrokken opdrachtnemer.
C.5.1. Demonteren van houten bekleding – houten balken C.5.1.1. Demonteren van houten bekleding rond schrijnwerk De werken omvatten het uitnemen van de bekleding met inbegrip van alle bevestigingsmiddelen en het afvoeren naar passende stortplaats C.5.1.1.1.
Tot en met 20cm breedte
Meetcode: netto gedemonteerde lengte C.5.1.1.2.
Meerprijs voor gedeelte breder dan 20cm breedte
Meetcode: netto weggenomen oppervlakte berekend door product van breedte bekleding verminderd met 20cm te vermenigvuldigen met de gedemonteerde lengte.
C.5.1.2. Latwerk breedte tot en met 5 cm Meetcode: netto gedemonteerde lengte
C.5.1.3. Latwerk breedte ² Meetcode: netto gedemonteerde lengte
C.5.1.4. Balken met doorsnede meer dan 47 cm² Meetcode: netto gedemonteerd volume
C.5.2. Demonteren metalen bekleding C.5.2.1. Tot en met 20 cm breedte Meetcode: netto gedemonteerde lengte
C.5.2.2. Meerprijs voor gedeelte breder dan 20 cm Meetcode: netto weggenomen oppervlakte berekend door product van breedte bekleding verminderd met 20cm te vermenigvuldigen met de gedemonteerde lengte.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 44/343
C.5.3. Demonteren gordijnkasten De werken omvatten het demonteren van de gordijnkasten met inbegrip van alle bevestigingsmiddelen, ongeacht het materiaal waaruit ze vervaardigd zijn en ongeacht de dwarsdoorsnede van de gordijnkasten, het opladen en het afvoeren naar passende stortplaats. Meetcode: netto gedemonteerde oppervlakte van de kast (= oppervlakte parallel met het muuroppervlak)
C.5.4. Demonteren van rolluikkasten De werken omvatten het demonteren van rolluikkasten met inbegrip van en alle bevestigingsmiddelen ongeacht het materiaal waaruit ze vervaardigd zijn, het opladen en afvoeren naar passende stortplaats. Meetcode: netto gedemonteerde oppervlakte van de kast (= oppervlakte parallel met het muuroppervlak)
C.5.5. Demonteren van rolluiken De werken omvatten het demonteren van het rolluik met inbegrip van de as, de geleiders en alle bevestigingsmiddelen ongeacht het materiaal waaruit ze vervaardigd zijn, het opladen en afvoeren naar passende stortplaats. Meetcode: netto gedemonteerde rolluikoppervlakte
C.5.6. Demonteren binnenzonnewering met lamellen Demontage van binnenzonwering met verticale of horizontale lamellen / andere lijnvormige elementen, uit allerlei materialen en structuren, ongeacht het type, hun afmetingen, de samenstelling en plaatsing, met inbegrip van rail en alle bevestigingsmiddelen
C.5.7. Demonteren binnendorpels Toepassing Deze post handelt over dorpels palend aan ramen
C.5.7.1. Wegnemen en stapelen voor hergebruik van dorpels uit steenachtig materiaal De werken omvatten het vrijmaken van de dorpel, het wegnemen van de dorpel, het afkappen van de legmortel van zowel de voor hergebruik te stapelen dorpel als van het muurvlak waarop de dorpel draagt, het stapelen voor hergebruik van de dorpel, het afvoeren naar passende stortplaats van de afgekapte mortel. C.5.7.1.1.
T.e.m. 20 cm breedte
Meetcode: netto weggenomen lengte C.5.7.1.2.
Meerprijs voor breedte meer dan 20cm
Meetcode: netto weggenomen oppervlakte berekend door de volledige breedte te verminderen met 0,2m en dit resultaat te vermenigvuldigen met de netto lengte
C.5.7.2. Wegnemen en afvoeren naar stortplaats van binnendorpels De werken omvatten het vrijmaken van de dorpel, het wegnemen van de dorpel, het afkappen van de legmortel van het muurvlak waarop de dorpel draagt, het opladen van de dorpel en het afvoeren van de dorpel en de afgekapte legmortel naar passende stortplaats. C.5.7.2.1.
Dorpels uit asbestcement: zie deel asbestverwijdering
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 45/343
C.5.7.2.2.
Dorpels uit hout of plaatmateriaal
C.5.7.2.2.1. T.e.m. 20cm breedte Meetcode: netto weggenomen lengte C.5.7.2.2.2. Meerprijs voor breedte meer dan 20cm Meetcode: netto weggenomen oppervlakte berekend door de volledige breedte te verminderen met 0,2m en dit resultaat te vermenigvuldigen met de netto lengte C.5.7.2.3.
Dorpels uit steenachtig materiaal
C.5.7.2.3.1. T.e.m. 20 cm breedte Meetcode: netto weggenomen lengte C.5.7.2.3.2. Meerprijs voor breedte meer dan 20cm Meetcode: netto weggenomen oppervlakte berekend door de volledige breedte te verminderen met 0,2m en dit resultaat te vermenigvuldigen met de netto lengte
C.5.8. Afkappen pleisterwerk Omschrijving / Uitvoering Het afkappen van bepleistering omvat het verwijderen van hetzij het volledige bestaande pleisterwerk (gips- of cementbezetting), hetzij de door het Bestuur aangeduide loszittende wand- en/of plafondbepleisteringen. De te behouden draagwanden of plafondstructuren worden volledig zuiver gezet zonder deze te beschadigen. Het geheel wordt ontstoft en pleisterklaar afgewerkt. Voor een verzorgde uitvoering wordt in het bijzonder gelet op: • Het beveiligen van alle te behouden constructiedelen en aan de wanden vastgemaakte installaties. • Het doeltreffend afschermen van ramen en deuren gedurende de uitvoering. Toepassing De af te kappen binnenbepleisteringen bestaan uit cementbepleistering / kalk- of gipsbepleistering of sierbepleistering aangebracht op wanden en plafonds. Meting Meeteenheid: m² Meetcode: netto afgekapte oppervlakte
C.5.9. Afkappen wandbetegeling Omschrijving / Uitvoering Het afkappen van wandbetegeling omvat het verwijderen van de betegeling van alle aard en afmetingen, met of zonder inbegrip van de drager (pleisterwerk, mortel,…) tot op het metselwerk. De te behouden draagwanden worden volledig zuiver gezet zonder deze te beschadigen. Het geheel wordt ontstoft en pleisterklaar afgewerkt. Voor een verzorgde uitvoering wordt in het bijzonder gelet op: het beveiligen van alle te behouden constructiedelen en aan de wanden vastgemaakte installaties. het doeltreffend afschermen van ramen en deuren gedurende de uitvoering. Meting Meeteenheid: m² Meetcode: netto afgekapte oppervlakte
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 46/343
C.5.10.
Afbraak holle wanden, plaatafwerkingen en plinten
C.5.10.1. Holle wanden aan beide zijden bekleed met gipskartonplaten en sanitaire scheidingswanden Omschrijving Het betreft het demonteren en verwijderen van holle wanden, voorzetwanden en sanitaire wanden, met inbegrip van alle erop aangebrachte bekledingen (behang, schilderwerk, lambrisering, tegels, enz.) en eventuele isolatie, ongeacht de samenstelling en bevestigingswijze van de wand. Meting Meeteenheid: m² Meetcode : netto te verwijderen oppervlakte (er wordt slechts langs één kant van de wand gemeten)
C.5.10.2. Wandbekledingen in plaatmaterialen (lambrisering,…) Omschrijving Het betreft het (lambriseringen,…)
afbreken
van
wandbekledingen
in
plaatmaterialen
Meting Meeteenheid: m² Meetcode : netto te verwijderen oppervlakte
C.5.10.3. Plinten Omschrijving Het betreft het wegbreken van plinten in houtachtige materialen (hout, MDF,…) en PVC. Meting Meeteenheid: m Meetcode: netto te verwijderen lengte C.5.10.3.1.
In houtachtige materialen en PVC, geschroefd
C.5.10.3.2.
In houtachtige materialen en PVC, gelijmd
C.5.11.
Afbraak verlaagde plafonds
Omschrijving Het betreft het demonteren en verwijderen van verlaagde plafonds, bestaande uit allerlei afwerkingsmaterialen zoals zichtbare houten lamellen, houten schroten, kunststoflamellen, kunststofplaten, houten platen, gipskartonplaten, gipsplaten, mineraalvezelplaten, platen uit gebonden houtwol, fibersilicaatplaten, stalen of aluminium lamellen, enz., en uit allerlei draagstructuren zoals hout, metalen ophanging, enz., en de eventuele isolatie. Uitvoering De verlaagde plafonds worden samen met de randprofielen, de ophanging, de eventuele draagstructuur en de isolatie afgebroken en van de werf verwijderd. Meting Meeteenheid: m² volgens de aard van het plafond; Het verwijderen van los op het verlaagd plafond liggende isolatie wordt afzonderlijk in rekening gebracht. Zie post C.5.11.6.1 en C.5.11.6.2.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 47/343
C.5.12.
Afbraak vloerafwerkingen
Omschrijving / Uitvoering De afbraakwerken van bevloeringen omvatten het verwijderen van de in de bestelling omschreven vloerbekledingen, ongeacht het type, de dikte, de afmetingen, de samenstelling, legwijze of bevestigingswijze, e.d.. De bedoelde vloerlagen worden omzichtig verwijderd met inbegrip van : • het beschermen van ondergelegen en/of in de vloer gevatte leidingen allerhande. • het zorgvuldig zuiver maken van de alzo bekomen draag- of ondervloer (beton, dekvloer, stenen vloeren, planken, houtvezelplaten, e.d.), ten einde alle gruis, lijmsporen of gelijk welke uitslag te verwijderen. Toepassing De werken omvatten de verwijdering van volgende vloerbekledingselementen: • Verwijderen van de zachte vloerbedekking (uit linoleum / vinyl / kurktegels / vol gekleefd tapijt / gespannen tapijt / …) Inbegrepen de eventueel bestaande onderlagen (kurk, vilt, karton, jute, e.d.) en eventuele plinten in hetzelfde materiaal. • Opbreken van vloertegel op een zandbed of dekvloer. Inbegrepen het verwijderen van het legbed. • Opbreken van dekvloeren met alle aangepaste middelen. Inbegrepen: het verwijderen van de eventueel aanwezige wapeningen. • Afbreken van stenen plinten, met inbegrip van het afkappen van de mortellaag of lijmlaag • Verwijderen van tussendeurdorpels Meting Meeteenheid: • m² voor vloeren, volgens aard (zachte – harde vloeren) • m² voor dekvloeren, ongeacht de dikte • m³ voor zandbed • SOG stuks voor kleine, aaneensluitende hoeveelheden tegels, ongeacht de afmetingen • m voor plinten en binnendeurdorpels
C.5.13.
Afbraak binnendeuren en -ramen
Omschrijving / Uitvoering Het betreft de demontage en verwijdering van binnendeuren en –ramen en bijhorende omlijstingen en beglazing. Er wordt met de nodige omzichtigheid te werk gegaan teneinde te behouden wandafwerkingen, e.d. niet onnodig te beschadigen. Meting Meeteenheid: • binnendeuren: per stuk, uitgesplitst volgens aard (enkele / dubbele deur), ongeacht het materiaal • binnenramen: o stuk tot en met 1m² ongeacht het materiaal o per m² voor het gedeelte groter dan 1m², ongeacht het materiaal
C.5.14.
Afbraak trappen & leuningen
Omschrijving / Uitvoering Het betreft de demontage, ontmanteling en verwijdering van de aangeduide trap- & leuningelementen ongeacht het materiaal waaruit deze bestaan.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 48/343
Er wordt met de nodige omzichtigheid te werk gegaan teneinde te behouden constructieelementen en afwerkingen niet onnodig te beschadigen. Meting Meeteenheid : per meter.
C.5.15.
Afbraak keuken- en badkamermeubilair
Omschrijving Het betreft de ontmanteling van het bestaande keuken- en/of badkamermeubilair, met inbegrip van de werkbladen, corpussen, hangkastjes, plinten, kraanwerk, e.d. … Het wegnemen van tabletten wordt aangerekend tegen prijs van de post ‘afbraak binnendorpels’. Meting Meeteenheid : per m³ voor keuken- en badkamermeubilair, met inbegrip van alle vermeld toebehoren voor steenachtige tabletten van keuken- en badkamermeubilair komt bijkomend prijs van artikel C.5.7.2.3.1 en C.5.7.2.3.2 voor betaling in aanmerking
C.5.16.
Afbraak / technieken fluïda
Algemeen: Het tijdelijk afsluiten van het bestaande, in dienst blijvende, toevoerleidingennet gebeurt in samenspraak met de Leidend Ambtenaar en mag in geen geval worden uitgevoerd zonder voorafgaandelijke toestemming. Bij onderbrekingen van de watertoevoer zal de opdrachtnemer instaan voor het tijdig verwittigen van de Leidend Ambtenaar omtrent het te verwachten tijdstip en de tijdsduur. Meting Pro Memorie (PM).
C.5.16.1. Afbraak leidingen (onder- / bovengronds) Omschrijving De sloopwerken van onder- en/of bovengrondse leidingen omvatten het verwijderen van alle aangeduide leidingen, in diverse materialen en formaten, met inbegrip van alle bijhorende koppel-, verbindings- en bevestigingsstukken, e.d., ongeacht de aanwezigheid van eventuele andere leidingen of constructiedelen. Uitvoering De toevoer- en afvoerleidingen en bijhorigheden worden voorzichtig gedemonteerd, uitgebroken en/of uitgegraven. Bij renovaties met blijvende bewoning zal met de nodige omzichtigheid te werk worden gegaan teneinde de te behouden decoratieve afwerkingen zo min mogelijk te beschadigen. Inbegrepen is tevens de afbraak van alle toebehoren bij de af te breken leidingen, zoals isolatiematerialen, kraanwerk, verbindingsstukken, ophang- en bevestigingsmiddelen, e.d.. Ingeval het ondergrondse leidingen betreft, zoals niet meer bruikbare, verstopte en/of gebroken rioleringsleidingen zijn bijkomend inbegrepen : • het treffen van alle voorzorgen opdat het hemelwater bij regenbuien en/of vuil water gedurende deze werken afdoende en wel geëvacueerd wordt, met aanwending van alle daartoe benodigde materialen, middelen en prestaties; • het afdoende afdichten van de graafputten indien deze tijdelijk blijven openliggen, met materialen welke weerstaan aan de wiellasten van de voertuigen gebruikt door de opdrachtnemer om aldus de veiligheid op de werf te vrijwaren.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 49/343
Tevens inbegrepen in de eenheidsprijs zijn : • het afsluiten en aflaten van de nog onder druk staande toevoerleidingen (water, gas, verwarming). • het voorzichtig afkoppelen van de eventueel aangesloten toestellen of meters. • het beveiligen van de te behouden delen en hun ophanging. • het aanbrengen van dichtingstoppen of beveiligingen bij te behouden leidingen. • het herstellen van beschadigingen aan te behouden constructiedelen. • het verwijderen van alle afvalmaterialen en puin naar officieel erkende stortplaatsen of recyclagecentra. Toepassing Watertoevoerleidingen / Afvoerleidingen / Gasleidingen / Centrale verwarmingsleidingen / buizen met inbegrip van de elektrische leiding die zich in de buis bevindt. Kabelgoten met inbegrip van de kabels die zich in de kabelgoot bevinden Meting meeteenheid : per lopende m meetcode: netto afgebroken lengte C.5.16.1.1.
Voor bovengrondse leidingen uitzondering van asbestbuizen
ongeacht
de
aard
maar
met
C.5.16.1.2.
Voor ondergrondse leidingen ongeacht de aard maar uitzondering van asbestbuizen (graafwerk niet inbegrepen)
met
C.5.16.2. Afbraak sanitaire toestellen Omschrijving De sloopwerken van sanitaire toestellen omvatten het demonteren en van de werf verwijderen van alle aangeduide toestellen met inbegrip van afkoppelen van toevoeren afvoerleidingen, afvoerstelsel, muurafsluitkraanwerk, uitbekledingsmaterialen, bijhorend kraanwerk als het kraanwerk deel uitmaakt van het af te breken toestel, ophang- en bevestigingsstukken, e.d.. Indien het toestel niet vervangen wordt, moeten de aan- en afvoerleiding afgesloten worden. Uitvoering De toestellen worden losgekoppeld en gedemonteerd, met zo min mogelijk randschade, en verwijderd van de werf. Bij renovaties met blijvende bewoning zal met de nodige omzichtigheid te werk worden gegaan teneinde de te behouden decoratieve afwerkingen zo min mogelijk te beschadigen. Beschadiging van te behouden faience dient door de opdrachtnemer op eigen kosten hersteld. Inbegrepen het tijdelijk of definitief afdichten van de bestaande toevoer- en afvoerleidingen, t.t.z. dat deze leidingen hermetisch worden afgedicht, teneinde waterschade te voorkomen. Toepassing Closetpotten, urinoirs, wastafels, douches, kranen, toebehoren … Warmwatertoestellen tot en met een inhoud van 200 l. Meting meeteenheid : stuk - per toestel, ongeacht de aard
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 50/343
C.5.16.3. Afbraak verwarmingstoestellen Omschrijving De sloopwerken van verwarmingstoestellen omvatten het demonteren en van de werf verwijderen van alle aangeduide toestellen met inbegrip van afkoppelen van toevoer- en afvoerleidingen, uitbekledingsmaterialen, bijhorend kraanwerk, ophangen bevestigingsstukken, e.d. Indien het toestel niet vervangen wordt, moeten de aan- en afvoerleiding afgesloten worden. Uitvoering Overeenkomstig rubriek ‘afbraak sanitaire toestellen’ Toepassing Verwarmingselementen, ongeacht het type (radiator, convector,..), het materiaal (gietijzer, staal,…) en of de grootte Meting Meeteenheid: stuk
C.5.16.4. Afbraak elektro Omschrijving De sloopwerken van onder- en/of bovengrondse elektrische installaties omvatten het verwijderen van de in de bestelling beschreven toestellen met inbegrip van bijhorende leidingen (opbouw/inbouw), ongeacht de aanwezigheid van andere leidingen of constructiedelen. Uitvoering De lichttoestellen, (data)wandcontactdozen, kabels, enz. worden afgekoppeld, gedemonteerd en verwijderd van de werf. Fasering: de nodige maatregelen dienen getroffen om de af te breken installaties af te koppelen van de nog in dienst blijvende bouwdelen, zodat deze zoveel mogelijk verder in dienst kunnen blijven. Hiertoe dient men voor de in dienst blijvende installaties, waar noodzakelijk tijdelijke aansluitingen te voorzien, met inbegrip van de nodige veiligheidsmaatregelen conform het AREI. Het tijdelijk afsluiten van het bestaande, in dienst blijvende, leidingnet gebeurt in samenspraak met de Leidend Ambtenaar en mag in geen geval worden uitgevoerd zonder voorafgaandelijke toestemming. Bij onderbrekingen van de stroomtoevoer zal de opdrachtnemer instaan voor het tijdig verwittigen van de bewoners omtrent het te verwachten tijdsstip en de tijdsduur. Meting Meeteenheid: per stuk, volgens type toestel: lichttoestel: het afbreken van schakelaars, verbindingsdozen en bijhorende bekabeling is begrepen in de prijs van de afbraak van het lichttoestel wandcontactdoos: het afbreken van bekabeling, verbindingsdozen, wandgoten en ander bevestigingsmateriaal is begrepen in de prijs van de afbraak van de wandcontactdozen datawandcontactdoos: het afbreken van de bekabeling tot aan de datakast en bevestigingsmateriaal is begrepen in de prijs van de afbraak van de wandcontactdoos.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 51/343
Deel D ONDERBOUW D.1.
Grondwerken onderbouw
D.1.1. Voorafgaande afgraving Omschrijving Deze post heeft betrekking op afgravingen binnen en buiten gebouwen. Uitvoering: De grond wordt afgegraven tot het vereiste peil op het peil aangeduid op de uitvoeringsplannen, en genivelleerd. Alle overtollige grond wordt eigendom van de opdrachtnemer en wordt afgevoerd buiten het Militair Domein. Meting: Meeteenheid: m³ Meetcode: • Voor alle artikels met uitzondering van graafwerken voor plaatsen put en met uitzondering van sleuven voor funderingszolen en sleuven voor ondergrondse leidingen: Netto uitgegraven volume • Graafwerken in het geval van een plaatsing van een put: het volume dat voor betaling in aanmerking komt wordt als volgt bepaald: o bodemoppervlakte = product van zijden gelijk aan de basisafmetingen van de geplaatste put vermeerderd met 1 meter o hoogte gelijk aan de diepte van de gegraven put o oppervlakte op niveau maaiveld wordt bepaald vertrekkend van de oppervlakte op bodem put en rekening houdend met taluds van 60°
D.1.2. Sleuven - funderingszolen Omschrijving / Uitvoering Het betreft de nodige uitgravingen tot realisatie van sleuven, voor de funderingszolen, inclusief het verwijderen van de werf van alle overtollige grond. De funderingssleuven worden uitgegraven tot op de juiste diepte en breedte bepaald vóór de aanvang van de uit te voeren werken. Meting: Meeteenheid: m³ Meetcode: het volume wordt gemeten volgens de theoretische doorsnede, die wordt begrensd door de buitenomtrek van de funderingszolen
D.1.3. Sleuven - ondergrondse leidingen Omschrijving / Uitvoering: Het betreft de nodige uitgravingen tot realisatie van de sleuven voor het plaatsen van de voorziene riolerings- en watertoevoerbuizen. Er dient steeds rekening gehouden te worden met de vorstvrije diepte. De uitgravingen voor leidingen gebeuren volgens de aanduidingen op de plannen of ter plaatse gegeven, rekening houdend met de vereiste hellingen en de nodige werkruimte. De breedte aan de basis van de sleuven is gelijk aan de leidingdiameter verhoogd met 30 cm en garandeert een gemakkelijke uitvoering en controle. Alle te recupereren grond voor wederaanvullingen en/of ophogingen, wordt gestapeld binnen de bouwplaats op een door het Bestuur aan te duiden plaats. De overtollige grond wordt eigendom van de opdrachtnemer en moet op kosten van de opdrachtnemer afgevoerd worden naar passende stortplaats wordt afgevoerd buiten het bouwterrein.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 52/343
Prijs voor alle schoor- en stutwerken te begrijpen in de prijs van de graafwerken. Prijs voor het opladen, vervoeren naar passende stortplaats en afladen op passende stortplaats begrepen in de prijs van de riolering/toevoerbuis. Meting: Meeteenheid: m³ Meetcode: voor het bepalen van het volume komt een breedte in aanmerking die gelijk is aan de diameter van de leiding vermeerderd met 30cm
D.1.4. Wederaanvullingen en ophogingen Omschrijving De wederaanvullingen betreffen alle randopvullingen en/of ophogingen van de respectievelijke zone rondom of tussen de gerealiseerde funderingen; kortom, het terug onder profiel brengen ervan overeenkomstig de uitvoeringsplannen. De onder deze post begrepen eenheidsprijzen dienen steeds te omvatten: • het spreiden van de aanvullingsmaterialen en de in correct opeenvolgende lagen (bv. laatste laag teelaarde) • de verdichting (aandamming, walsen, …) van het aanvullingsmateriaal volgens de regels van de kunst. Materialen: De aanvulling gebeurt met materialen, afkomstig van de uitgravingen Wederaanvullingen met door contractant te leveren grond of teelaarde: uitvoering zoals hiervoor beschreven maar de aannemer dient zuivere, niet kleihoudende zuivere grond of teelaarde te leveren en te verwerken. Leveren en verwerken van gering zandvolume Toepassing: • bodem van sleuf voor ondergrondse leidingen (enkel voor het geval de grond niet geschikt is de leiding rechtstreeks in de sleuf te leggen) • onder regenwaterput en septictank en kleinschalige waterzuivering (enkel voor het geval de grond niet geschikt is om de put rechtstreeks op de aanzet van de uitgravingen te plaatsen) Meting • m³, netto uitgevoerd volume • m², netto genivelleerde grondoppervlakte
D.2.
Funderingen op staal
D.2.1. Funderingszolen - stortklaar beton Omschrijving De post ‘funderingen op staal’ omvat de ondiepe fundering van het bouwwerk, bestaande uit funderingszolen of -stroken, die op vorstvrije diepte aangezet worden. Materiaal Betonkwaliteit: conform NBN EN 206-1 & NBN B 15-001 (2004) Sterkteklasse
Omgevingsklasse
Consistentieklasse
Maximale korrelgrootte
minimum
minimum
keuze opdrachtnemer
keuze opdrachtnemer
C20/25
EE3
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 53/343
Vochtwerende laag: PE-folie, dikte min. 0,2 mm In geval van gewapende funderingszolen: wapeningsnet uit staal BE 500 S of DE 500 BS, wapeningstaven: staal BE 400 voor diameter 8mm, staal BE 500 voor grotere diameters. Uitvoering Dieptepeilingen – Afmetingen De afmetingen van de funderingen op staal worden opgegeven in de uitvoeringsplannen. Storten De funderingen worden pas volgestort nadat de afmetingen en peilen samen met het Bestuur werden gecontroleerd. Het beton wordt zo vlug mogelijk na de uitgraving van de sleuven gestort op een horizontaal effen, droge, stabiele en schone ondergrond. Het beton wordt zodanig gestort en verdicht dat er geen enkele holte tot stand komt. Het bovenvlak wordt horizontaal en effen afgewerkt tot op de vereiste peilen. De opdrachtnemer voorziet de nodige bescherming van de betonoppervlakken bij nadelige weersomstandigheden. De wapening (zie betreffende post in dit bestek) wordt aangebracht zoals aangeduid op de wapeningsplannen of volgens de aanduidingen ter plaatse gegeven. Het leveren en plaatsen van een voldoende aantal, aangepaste, afstandshouders dient in de prijs per meter wapening en per m² wapeningsnet begrepen. Voor het geval de bovenkant van het te betonneren volume hoger ligt dan het aanpalend maaiveld dient op aanduiding van het bestuur passende verloren bekisting geleverd en geplaatst. Deze bekisting moet de druk van het betonvolume kunnen weerstaan. Meting • • • • •
D.3.
beton: m³, netto uit te voeren hoeveelheid wapening: zie artikels E.7. DRAAGVLOEREN ter beschikking stellen van betonpomp ongeacht de duur: SOG PE-folie: zie draagvloeren op volle grond verloren bekisting: m², netto geplaatste oppervlakte
Metselwerk onderbouw
D.3.1. Funderingsmuren - Algemeen: Materialen Het funderingsmetselwerk bestaat uit bouwelementen aangepast aan het modulestelsel volgens NBN B 04-001. Het metselwerk wordt uitgevoerd volgens de voorschriften van NBN EN 1996-2. Alle horizontale en verticale voegen worden goed vol gemetst. Metselwerken en betonkolommen in de doorgaande buitenmuren worden volgens de regels van de kunst om de 0,60 m mechanisch met elkaar verbonden.
D.3.2. Funderingsmuren - baksteen Materiaal • De bakstenen beantwoorden aan NBN B 23-003, er wordt gebruik gemaakt van volle bakstenen met minder dan 20% perforaties volgens NBN EN 771-1. • Formaat (lxbxh) : 90 x 90 x 190 mm • Karakteristieke druksterkte (f'bk) : minstens 10N/mm2 • Gemiddelde druksterkte (f’bm) : minstens 15 N/mm2 • Vorstbestandheid : minstens normaal vorstbestand (+) (~klasse 4)volgens NBN B 23003, addendum 1 (1996))
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 54/343
Uitvoering De metselmortel beantwoordt aan categorie M10 (cementmortel) (volgens NBN EN 998-2). Meting: m³, netto uit te voeren volume ongeacht de muurdikte. Openingen kleiner dan 0,30m² worden niet afgetrokken
D.3.3. Funderingsmuren - betonblokken / vol - hol Materiaal Het betreft volle – holle betonblokken beantwoordend aan NBN EN 771-3. Afmetingen : modulair formaat op voorstel van de opdrachtnemer De volle blokken behoren tot de kwaliteitscategorie 8-1,9 Klasse f (f'bk in N/mm2)
rho-klasse (ρ ρ in kg/m3)
Kwaliteitscategorie
F 8 (f'bk > 8)
1,9 (ρ < 1900 kg/m3)
8-1,9
Uitvoering De metselmortel beantwoordt aan categorie M10 (cementmortel) (volgens NBN EN 998-2). De mortel dient meegaand te worden afgestreken, teneinde een verzorgd geheel te verkrijgen. De wanden van het ondergronds metselwerk in aanraking met de grond worden aan de buitenzijde volledig bepleisterd met een cementmortel (zie artikel D.3.4) in dit geval dienen de voegen een minimale diepte van 1cm te hebben teneinde een goede hechting toe te laten. Meting m² netto uitgevoerde oppervlakte m³, netto uit te voeren volume ongeacht de muurdikte. Openingen kleiner dan 0,30 m² worden niet afgetrokken
D.3.4. Waterdichting - beraping Materiaal / uitvoering Dikte beraping: minimum 10 mm. De wanden van het ondergronds metselwerk in aanraking met de grond worden aan de buitenzijde volledig bepleisterd met een cementmortel beantwoordend aan categorie M20 volgens NBN EN 998-2. Bij vorstgevaar voegt de opdrachtnemer een antivries of een verhardingsversneller als hulpstof toe. Meting Meeteenheid: m² Meetcode: netto uit te voeren hoeveelheid
D.3.5. Waterdichting - gemodificeerd cement Omschrijving De aan te brengen bekuiping heeft als doel ondergrondse constructies, waar rekening moet gehouden worden met druk van het oppervlaktewater of een te hoge waterspiegel, volledig waterdicht te maken door middel van een volledige buiten en/of binnenbekuiping. Rekening houdend met de vloerpeilen van de ingegraven constructies en met het hoogste peil van het grondwater brengt de opdrachtnemer een cementering aan die alle waarborgen biedt voor een volmaakte waterdichtheid. De werken omvatten de voorbereiding van de ondergrond, het uitvoeren en bescherming van de eigenlijke cementering.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 55/343
Materiaal De opdrachtnemer legt het systeem en keuze van producten ter goedkeuring voor aan het Bestuur. Voor het geval alle wanden van een volledige kelder van een nieuwe worden voorzien dient de opdrachtnemer bij de voorlopige oplevering een 10-jarige garantie over te maken. Deze garantie moet de volledige waterdichtheid van de bekuiping omvatten. Specificaties Mortelsamenstelling : (ofwel)
(ofwel)
een hydraulische dichtingsmortel op basis van cement, zand en toevoeging van een polymeer (acrylaat, …). De mortel beschikt over een doorlopende technische goedkeuring ATG (of gelijkwaardig) voor de betrokken toepassing. 400 kg cement PPz 30 per m³ droog zand (één volume cement voor drie volumes zand). Het zand heeft een fijnheidsmodulus 3,40 tot 1,70 volgens NBN EN 12620 en NBN EN 13242. Aan het aanmaakwater wordt een vochtwerend product toegevoegd dat de sterkte-eigenschappen van de cementpleister niet aantast en vrij is van organische stoffen en oliën;
Totale laagdikte: minimum 20 mm Uitvoering Verwerking overeenkomstig de richtlijnen van de systeemleverancier en/of de technische goedkeuring. De cementering wordt uitgevoerd nadat de ruwbouw is voltooid, en voor het uitvoeren van de aanvullingen rondom de ondergrondse wanden. De cementering mag niet worden aangebracht bij stortregen, bij temperaturen onder het vriespunt of wanneer nachtvorst te verwachten is. Eveneens wordt er voor gezorgd dat de bouwput droog blijft tot na verharding van de cementering. De bouwput wordt in stand gehouden gedurende de cementeringswerken en tot na de volledige uitharding van de cementering. Vóór het aanbrengen van de cementering wordt de ondergrond vrij gemaakt van alle onzuiverheden en oneffenheden. Geen enkel spoor van vet, olie, ontkistingsproducten, zand of mortel mag nog voorkomen. Barsten worden voorafgaand aan de cementering met daartoe geschikte opvoegmortels dichtgemaakt. Eveneens onderzoekt de opdrachtnemer de verenigbaarheid van de ondergrond met de voorziene cementering en neemt de nodige maatregelen. Gladde ondergronden worden over het gehele oppervlak gebikt. Op het voorbereide oppervlak wordt met de borstel een hechtingslaag van rijke cementspecie aangebracht. De eigenlijke cementering wordt aangebracht in meerdere lagen, één hechtingslaag en tenminste twee daarop geworpen mortellagen. Geen enkele laag mag dikker zijn dan 1,5 cm. Een nieuwe laag wordt pas aangebracht nadat de vorige laag voldoende verhard is, zuiver is en bevochtigd werd. Een tijdspanne van 12 uur tussen het aanbrengen van twee opeenvolgende lagen is gewenst. Elke laag wordt continu uitgevoerd. Wanneer naden onvermijdelijk zijn, worden de verschillende lagen trapsgewijze gelegd zodat ze elkaar steeds 20 tot 30 cm overlappen. De verticale oppervlakken worden effen afgewerkt, gladgestreken en staan volkomen in het lood. Bovenaan worden de dichtingslagen nauwkeurig horizontaal beëindigd. Alle hoeken zijn goed afgerond: de kromtestraal mag niet minder dan 4 cm bedragen: de afronding wordt uitgevoerd bij het aanbrengen van de eerste cementeerlaag. De dichtingslagen, inclusief de hechtingslaag, hebben een totale dikte van minimum 20 mm. Meting: Meeteenheid: m² Meetcode: netto uit te voeren hoeveelheid
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 56/343
D.3.6. Waterdichting op basis van bitumen Bestrijking bestaande uit 1 laag flexibele, ééncomponent bitumineuze emulsie. Minstens 300gr/m² aan te brengen. Geschikt voor het beschermen van ondergrondse betonconstructies en beraping. Zorgt voor een bescherming tegen water- en vochtindringing. Uitvoering volgens voorschriften van de fabrikant. Meting: Meeteenheid: m² Meetcode: netto uit te voeren hoeveelheid
D.4.
Vloerlagen onderbouw
D.4.1. Draagvloeren op volle grond - stortklaar beton / gewapend Omschrijving Het betreft het leveren, uitstorten en spreiden op de gewenste dikte van beton, en het horizontaal vlak maken van het bovenvlak. Deze betonlaag is dienstig als dragend structuurelement voor de verdere vloeropbouw en de voorziene gebruikslast. De werken omvatten: • de eventueel vereiste randbekistingen en ontkistingswerken; • de voorziene uitsparingen; • de levering en verwerking van het stortklaar beton; • de uitvoering van de nodige scheidings- en verdeelvoegen; • de eventuele bescherming van de betonoppervlakken bij nadelige weersomstandigheden; Materiaal De draagvloeren op volle grond of op isolatieplaten bestaan uit (licht) gewapend stortklaar beton. Specificaties Betonkwaliteit volgens NBN EN 206-1 + NBN B 15-001 (2004) Sterkteklasse Omgevingsklasse
Consistentieklasse
Maximale korrelgrootte
minimum
minimum
keuze opdrachtnemer
keuze opdrachtnemer
C20/25
EE3
Laagdikte: overeenkomstig de aanduidingen op de plannen of ter plaatse gegeven. Wapening: gepuntlaste wapeningsnetten, BE 500S of DE 500 BS, afmetingen: 150x150x6x6 mm Uitvoering De ondervloeren worden gestort na uitvoering van de funderingen en voor de aanvang van het opgaand werk. De opdrachtnemer verwittigt het Bestuur minstens 2 werkdagen op voorhand voor een controle van de ondergrond. De vloeren worden over de gehele omtrek gescheiden van de andere bouwelementen door een samendrukbare voeg (bijvoorbeeld van geëxpandeerd polystyreen, dikte 3 mm). Bij grote lengten wordt minstens om de 15 m een verdeelvoeg uitgevoerd. De eventueel vereiste randbekistingen worden uitgevoerd met ongeschaafde planken van grenenhout of evenwaardig ter goedkeuring voorgelegd materiaal. Zij zijn voldoende dicht uitgevoerd om verlies van cementmelk te voorkomen. Vochtwerende isolatie: onder de draagvloeren worden een vochtwerende laag geplaatst: PE-folie minstens 0,1mm dikte (zie D.4.2).
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 57/343
Het beton wordt zodanig gestort en verdicht dat er geen enkele holte tot stand komt. Het bovenvlak van de vers gegoten betonplaat wordt afgestreken met een rei. De opdrachtnemer voorziet de nodige bescherming van de betonoppervlakken bij nadelige weersomstandigheden. Als er een netwapening dient geplaatst: Er wordt een enkel net geplaatst op 1/3 van de onderkant van de betonplaat. De nodige afstandshouders worden geplaatst om de vereiste betondekking te bekomen, prijs te begrijpen in de prijs van de wapening Meting • beton: m³, netto uit te voeren volume (nominale afmetingen tussen de muren). Uitsparingen groter dan 1m² worden niet meegerekend. • wapeningsstaal: zie artikels E.7. DRAAGVLOEREN • randbekistingen en randvoegen: Pro Memorie (PM), prijzen inbegrepen in de eenheidsprijzen van de draagvloeren in beton.
D.4.2. Vochtwerende lagen - folies / PE Omschrijving De vochtwerende lagen in de ondervloeren op volle grond bestaan uit één of meerdere waterkerende scheidingslagen aangebracht tussen de grond en/of in de vloeropbouw. De werken omvatten: • de voorbereiding van de ondergrond; • de nodige maatregelen nemen om te vermijden dat de folie kan scheuren • de levering en de verwerking van de materialen, met inbegrip van de eventuele scheidingslagen; • de eventuele voorlopige beschermingsmaatregelen; Materialen De vochtwerende laag bestaat uit een waterdichte (visqueen-) polyethyleenfolie. De folie mag niet kleven of gescheurd zijn. Dikte: minimum 0,1 mm. Zij wordt gestapeld op een beschutte plaats. Uitvoering De folies worden zoveel mogelijk in 1 stuk gelegd; niet te vermijden naden zullen een overlapping hebben van minstens 30 cm en dubbel in elkaar worden geplooid. Hiervoor wordt de eerste folie 30 cm dubbel geplooid, de tweede folie wordt erover gelegd en het geheel wordt dan 15 cm teruggeplooid. Ze worden voldoende opgetrokken tegen de muren. De folie wordt haaks omgebogen tegen het opgaand metselwerk tot minstens 2 cm boven het afgewerkte vloerpeil. De opdrachtnemer neemt de nodige voorzorgen tegen beschadiging van de folie. De beschadigde delen worden hersteld met een bijkomend stuk folie, steeds met minstens 30 cm overlapping. Meting • m², netto ontwikkelde oppervlakte, zonder rekening te houden met overlappingen
D.5.
Thermische isolatie onderbouw
D.5.1. Isolatieplaten op volle grond - polyurethaan (PUR) Materiaal De opbouw van de isolatielaag bestaat uit harde polyurethaanschuimplaten (PUR) overeenkomstig NBN EN 13165 – Producten voor thermische isolatie van gebouwen Fabrieksmatig vervaardigde producten van hard polyurethaanschuim (PUR) - Specificatie (2013).
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 58/343
Specificaties Dikte: 60 mm Randafwerking: sponning / tand en groef Oppervlakteafwerking: alu-kraftlaminaat Prestatiecriteria: • Gedeclareerde warmtegeleidingscoëfficiënt (d) : maximum 0,025 W/mK • Gemiddelde volumemassa : minimum 30 kg/m³. • Druksterkte: minimum 0,2 N/mm² (bij een vervorming van maximum 10%) • De isolatieplaten bezitten een technische goedkeuring ATG (of gelijkwaardig). Uitvoering Het werkoppervlak zal pas en vlak uitgevoerd worden. Er dient een PE-folie van minimum 0,1 mm dikte op het werkoppervlak gelegd, vooraleer de isolatie mag worden aangebracht (aanrekening tegen de prijs van artikel D.4.2). De folie wordt voldoende opgetrokken tegen de muren. De folie wordt haaks omgebogen tegen het opgaand metselwerk tot minstens 2 cm boven het afgewerkte vloerpeil. De platen worden in verband en aaneengesloten gelegd en in zo groot mogelijke afmetingen verwerkt. Beschadigde plaatdelen mogen niet verwerkt worden. Koudebruggen en grote vervormingen van de isolatielaag worden vermeden. Indien de isolatie bestaat uit meerdere lagen worden de voegen geschrankt. Naargelang de aard van de platen worden ze koud tegen elkaar of met tand en groef op de vorm geplaatst. De randen en spleten worden opgespoten met een aangepast voegvullend en thermisch isolerend schuim. Na afloop van de werken worden de nodige beschermingsmaatregelen getroffen, alsook de nodige bevestigingen om de isolatieplaten op hun plaats te houden. De waterdichte afdekking boven de isolatie bestaat uit een PE-folie dikte minimum 0,1 mm. en wordt afzonderlijk beschreven onder artikel D.4.2 en aangerekend tegen de prijs van artikel D.4.2. De folie wordt voldoende opgetrokken tegen de muren. De folie wordt haaks omgebogen tegen het opgaand metselwerk tot minstens 2 cm boven het afgewerkte vloerpeil. Meting • m², netto vloeroppervlakte, gemeten tussen de naakte muren. Uitsparingen groter dan 0,5 m² worden afgetrokken. Randisolaties: zie F.3. - DEK- & BEDRIJFSVLOEREN.
D.6.
Rioleringselementen onderbouw
D.6.1. Rioolbuizen - algemeen Het betreft alle ingegraven afvoerleidingen bestemd voor de afvoer van afvalwater en regenwater. afkomstig van leidingen, toestellen en putten. De onder deze post begrepen eenheidsprijzen dienen, hetzij volgens uitsplitsing in de samenvattende opmeting, hetzij in hun globaliteit, steeds te omvatten: • het leveren en plaatsen van de leidingen • het leveren en plaatsen van de hulpstukken • alle werken voor het voorlopig afvoeren van het oppervlaktewater. De graafwerken en de wederaanvullingen zijn niet in de prijs begrepen. Voor de berekening van het volume grondwerken komt er enkel een rechthoekige doorsnede in aanmerking voor betaling met breedte gelijk aan diameter van de buis vermeerderd met 30cm. Voor het geval er een zandfundering nodig is: aanrekening tegen prijs artikel D.1.4.6.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 59/343
Materialen & Uitvoering BUIZEN - BOCHTSTUKKEN De rioolbuizen zijn bestand tegen corrosie, tegen oplosmiddelen en wasmiddelen, alsook bestand tegen temperaturen tot 90°C. Alle buizen en hulpstukken nodig voor een goede uitvoering zijn onderling compatibel. Het gamma van de fabrikant voorziet daarbij in alle vereiste bocht- en verloopstukken, eindinspectiestukken, sifonstukken, … De te voorziene diameters van de buizen stemmen overeen met de aanduidingen op de rioleringsplannen. Elke richtingsverandering geschiedt met aangepaste bochtstukken, en dit volgens de aanwijzingen op de grondplannen. De aftakkingen van verticale en horizontale leidingen worden uitgevoerd onder hoeken van maximaal 45°. Wanneer de hoek tussen twee op elkaar aan te sluiten leidingen meer bedraagt dan 45° zal de aansluiting gebeuren bij middel van twee opeenvolgende bochtstukken elk met een hoek kleiner dan 45°. Ter plaatse van de aansluiting van standleidingen op de riolering voorziet de opdrachtnemer twee verloopstukken van 45° en brengt hij de riolering tot op 5 cm boven de vloer. Waar aangegeven op de plannen worden er in het tracé sifons ingebouwd bestaande uit 4 bochtstukken van 45°. MONTAGE - VERBINDINGEN - AANSLUITINGEN Het montagewerk en verbindingen worden uitgevoerd door daartoe opgeleide en bekwame vaklui. Er wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van rechte buizen uit één stuk. De plaatsing van buizen met vaste of losse moffen begint stroomafwaarts, met het mofeind stroomopwaarts gericht. Wanneer buizen op maat moeten worden gebracht, dienen ze haaks gezaagd; voor het inschuiven in de verbinding wordt de gezaagde kant van bramen ontdaan en desgevallend afgeschuind. Voor het samenvoegen van de buizen worden de mof en het spie-einde zorgvuldig gereinigd en verbonden volgens de voorschriften van de fabrikant. Alle beschadigde buizen worden vervangen. De opdrachtnemer verwezenlijkt alle aansluitingen op leidingen, toestellen en putten. De uiteinden van de afleiders, overlopen van putten enz. moeten zorgvuldig met de afvoer worden verbonden en zullen waar nodig waterdicht worden uitgewerkt in het metselwerk. Binnen het gebouw worden de buizen gebracht tot in het vlak van de betonnen welfsels of van de keldermuren waar ze eindigen met een mof. Tijdens de werken worden de moffen afgedekt met een beschermkapje. Buiten worden op analoge wijze de voorlopig openstaande buizen afgedekt zodat er geen vuilresten, grond e.d. in kunnen terechtkomen. DOORVOEREN Geen enkele buisverbinding of koppeling mag in een muurdoorvoering aangebracht worden. De doorvoeringen zijn zo voorzien dat muur- of vloerzettingen de buis niet kunnen belasten. Bij doorgangen doorheen muren of platen worden de leidingen vrij geplaatst, hetzij d.m.v. een ontlastingsbalk, hetzij d.m.v. andere voorzieningen waarbij boven of naast de buis een vrije ruimte van minimum 5 cm overblijft (soepele koppelingen, isolatie- of vezelcementbuizen met aangepaste diameter, …). Doorgangen doorheen bouwdelen (muren, vloeren, …) dienen na afwerking aan dezelfde prestaties (waterdichtheid, brandveiligheid, stabiliteit, …) te voldoen als de respectievelijke prestaties gesteld aan deze bouwdelen.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 60/343
GRAAFWERKEN - BESCHERMINGSMAATREGELEN De afmetingen van de uitgravingen zijn zodanig dat een vlotte en onberispelijke plaatsing van de rioleringselementen mogelijk is. De opdrachtnemer voert de nodige schoring- en stutwerken uit om inkalven van de uitgravingen te vermijden. Er mag slechts overgegaan worden tot wederaanvullingen van putten en/of sleuven na keuring door het Bestuur. LEIDINGTRACE - SLEUVEN - HELLING Het leidingtracé wordt door de opdrachtnemer zorgvuldig uitgezet, overeenkomstig de aanduidingen op de riolerings- en/of grondplannen. Tussen twee putten of toestellen moet daarbij zoveel mogelijk met rechte stukken worden gewerkt. De breedte van de sleuven is minimaal gelijk aan de buitendiameter van de buis, vermeerderd met 30 cm. De wanden worden waar nodig geschoord teneinde inkalven te vermijden. Na het graafwerk wordt de bodem van de sleuf geëffend en ontdaan van scherpe voorwerpen. De juiste peilen van de riolering zullen in aanwezigheid van de leidende ambtenaar correct worden uitgepast in functie van de vereiste helling, het uitpassen vangt steeds aan bij het laagste punt. De rioleringsbuizen worden gelegd met een minimale en constante helling, waarbij de diameter van de buis in verhouding tot de helling en het af te voeren volume een minimale afwateringssnelheid van 0,60 m/sec. en een maximale snelheid van 2,50 m/sec. garanderen. Als richtwaarden voor de helling kunnen circa 0,5 cm/m voor regenwater, 1 cm/m voor vuil water en 2 cm/m voor fecaal water worden vooropgesteld. De wederaanvulling van de ingegraven riolering mag pas uitgevoerd worden na goedkeuring door het Bestuur.
D.6.2. Rioolbuizen - kunststof / PVC Materiaal De rioolbuizen uit hard niet-geplastificeerd PVC dragen het overeenkomstigheidsmerk "PVC- UD of U-RIOOL-BENOR" met vermelding van : de naam van de fabrikant, de overeenkomstigheidsnorm, de nominale diameter, wanddikte en afbuigingshoek. Overeenkomstig het toepassingsgebied beantwoorden zij respectievelijk aan de typecodering “U” of “UD” volgens NBN EN 1401-1 - Kunststofleidingsystemen voor ondergrondse drukloze rioleringen - Ongeplasticeerd poly(vinylchloride) (PVC-U) - Deel 1 : Eisen voor buizen, hulpstukken en het systeem (2009). Specificaties Markering “UD - RIOOL-EGOUT - NBN EN 1401 - PVC-U - SN klasse - Fabrikant - BENOR – diam x dikte - fabricatiecode” (voor riool – ondergronds, zowel binnen als buiten het gebouw) “U - RIOOL-EXT-EGOUT - NBN EN 1401 - PVC-U - SN klasse - Fabrikant - BENOR – diam x dikte - fabricatiecode” (voor riool – ondergronds, vanaf 1 meter buiten het gebouw (SN 4) Kleur: • Roodbruin voor vuilwaterleidingen (fecaliën, sanitaire waters..). • Grijs voor gemengde stelsels of voor regenwaterleidingen Wanddikte buis: minimum 3,2 mm.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 61/343
Uitvoering: De PVC buizen worden gekoppeld d.m.v. verlijming op basis van PVC.moffen met rubberring De verwerking en verbindingen worden uitgevoerd volgens de voorschriften van de fabrikant. De leidingen die blootgesteld zijn aan temperaturen lager dan 5°C, en die mogelijk stoten kunnen ontvangen, dienen hiertegen te worden beschermd. Meting: • meeteenheid: m voor de buizen, stuks voor alle hulpstukken • meetcode : netto geplaatst aantal voor de hulpstukken, netto te plaatsen lengte van de leidingen, gemeten volgens de aslijn over de hulpstukken heen
D.6.3. Rioolbuizen - kunststof / PE Materiaal Het betreft afvoerbuizen uit hard polyethyleen, met hoge dichtheid, voor lage druk (reeks 12,5 ), gekend onder de benaming PE 50 volgens NBN T 42-112 (NBN EN 1519-1). De hulpstukken (T-stukken, bochten enz.) hebben dezelfde herkomst en wanddikte als de buis. De leidingen met bijhorende koppelstukken en hulpstukken beschikken over het BENORkeurmerk, een technische goedkeuring ATG of gelijkwaardig. Specificaties Markering “PE AFVOER-EVACUATION - Producent – diameter x dikte - fabricatiecode BENOR” Uitvoering De samenvoegingen van buizen en stukken gebeuren conform de voorschriften van de fabrikant, (ofwel) d.m.v. een ‘spiegellas’, zonder bijvoeging van materiaal, volgens NBN T 42010 - Buizen en hulpstukken van polyethyleen - Richtlijnen voor het uitvoeren en beproeven van lasverbindingen (2007). (ofwel) d.m.v. een ‘elektro-las’ volgens NBN B 32-001 - Krimpmoffen van vernet warmtekrimpend polyethyleen voor de verbinding van drukloze afvoerleidingen - al dan niet met verschillende bouwstoffen - met nominale middellijn van DN 80 tot DN 500 (1989). De prijs van de ‘spiegellas’ of de ‘elektro-las’ is inbegrepen in de prijs van de hulpstukken en in de prijs van de buizen. Meting: • meeteenheid: m voor de buizen, stuks voor alle hulpstukken • meetcode: netto geplaatst aantal voor de hulpstukken, netto te plaatsen lengte van de leidingen, gemeten volgens de aslijn over de hulpstukken heen
D.6.4. Inspectieputten Algemeen De inspectieputten worden zorgvuldig ingegraven en voorzien van een aangepaste funderingsvoet. Teneinde verzakking te voorkomen, reiken de funderingen minstens 10 cm buiten de putwanden. In opgevoerde grond moeten de putten zoveel mogelijk aan het gebouw verbonden worden, door een ondersteuning uit de fundering uit te kragen of door het voorzien van betonzolen. De funderingsplaten mogen worden uitgevoerd in een schraal beton (samenstelling: 300 kg cement sterkteklasse 32,5, 800 liter steenslag 7/14 of 7/20 of grind 4/14 of 4/28 en 400 liter zand voor beton volgens NBN EN ISO 2081 (2009) & NBN EN 13242.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 62/343
De inspectieputten zullen afgedekt worden met een deksel met gepaste maatvoering, overeenkomstig de rubriek D.6.5. putdeksels. Wederaanvullingen worden uitgevoerd in te verdichten lagen van maximaal 30 cm (oorspronkelijke dikte) met te verdichten grond, voortkomend van de uitgravingen.
D.6.4.1. Inspectieputten - metselwerk Materiaal Het betreft inspectieputten, uit ter plaatse opgetrokken metselwerk op een fundering uit beton en voorzien van een beraping van waterdichte cement. Specificaties Funderingsplaat: dikte 15 cm uit ongewapend / gewapend beton met sterkteklasse C20/25 (samenstelling: 300 kg cement sterkteklasse 32,5, 800 liter steenslag 7/14 of 7/20 of grind 4/14 of 4/28 en 400 liter zand voor beton volgens NBN EN ISO 2081 (2009) en NBN EN 13242). Bij putten met een binnenafmeting groter dan 50 cm dient de betonplaat te worden gewapend met een wapeningsnet 150/150/6/6 mm. Metselwerk: dikte 19 cm (volle betonblok of volle baksteen volgens NBN EN 771-1 en index 02.11A van het T.B. 104.) Het gedeelte van de inspectieput, beneden 1,40 m diepte heeft wanden van 29 cm dikte. Metselmortel: categorie M10 volgens NBN EN-998-2. Beraping & bestrijking: waterdichte cementering binnenzijde (20 mm), cementering & bestrijking buitenzijde, volgens artikel D.3.4 waterdichting - beraping & bestrijking. Uitvoering Na de nodige graafwerken wordt de inspectieput aangezet op een funderingsplaat, die aan de 4 zijden tot minstens 10 cm buiten de metselwerkwand reikt. Het metselwerk wordt uitgevoerd volgens NBN EN 1996-2. De putwanden worden opgetrokken in steens metselwerk, beantwoordend aan index 02.11.B-TB 104. Aan de binnenkant worden de voegen tijdens het metselen uitgekrabd en naderhand platvol gevoegd met een mortel op basis van portland composietcement CEM II / BM 42.5 en scherpe zand in een verhouding 1/3. De inspectieput wordt aan de binnenzijde bepleisterd met een waterdichte mortel in meerdere lagen tot een dikte van 10 mm. Aan het aanmaakwater wordt een vochtwerend product toegevoegd dat de sterkte-eigenschappen van de cementpleister niet aantast en vrij is van organische stoffen en oliën; het product wordt vooraf ter goedkeuring voorgelegd aan de LA. De laatste laag wordt vlak geëffend en glad afgestreken; de hoeken worden mooi uitgerond. De buitenvlakken in aanraking met de grond worden uitbepleisterd tot 10 mm dikte. De wederaanvullingen rond de inspectieput worden uitgevoerd met grond voortkomend van de uitgravingen Meting • de meetstaat voorziet afzonderlijk post voor uitgravingen, aanvullingen, funderingsbeton (m³), wapening voor funderingsbeton (m) en metselwerk (m³). • uitgravingen worden voorzien volgens desbetreffend artikel van deel D.1. • aanvullingen worden voorzien volgens desbetreffend artikel van deel D.1.4. • funderingsbeton wordt voorzien onder artikel D.4.1.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 63/343
• wapening voor funderingsbeton wordt voorzien DRAAGVLOEREN • metselwerk wordt voorzien onder artikel D.3. • de beraping wordt voorzien onder artikel D.3.4. • de deksels worden voorzien onder artikel D.6.5.
onder
artikel
E.7.
-
D.6.4.2. Inspectieputten - kunststof / PVC Materiaal De prefab inspectieputten zijn vervaardigd uit niet-geplastificeerd hard PVC (volgens NBN EN 1401-1). De bodems zijn voorgevormd en geprofileerd in de vloeirichting van de buizen. Zij zijn voorzien van de de nodige geschikte inlaatstukken, standaard leverbaar en/of in de fabriek geprefabriceerd volgens de plaatsingsplannen te leveren door de opdrachtnemer. Voor de aansluitingen worden PVC-hulpstukken gebruikt volgens NBN EN 1329-1, voorzien van lippendichtingen uit StyreenButadeen-Rubber (SBR). Specificaties: Conform NBN EN 13598-1 Putdiameter: 315mm / 400 mm Wanddikte: afhankelijk van de dikte volgens norm. • Uitgravingen: zijden 20cm groter dan diameter van de put tot 15cm onder niveau putbodem • 15cm dikke laag met cement gestabiliseerd zand onder de put en dit over de volledige oppervlakte die uitgegraven werd • funderingsplaat met dikte 15 cm (uitvoering overeenkomstig rubriek D.4.1. • aanvullingen met gestabiliseerd zand, 100kg cement per m³ rondom de put tot 15cm onder niveau bovenkant put • De prefabinspectieputten bezitten een technische goedkeuring ATG of gelijkwaardig. • Hoogte minstens 40cm voor diameter 315mm en minstens 50cm voor diameter 400mm 60cm hoogte, af te zagen op passende hoogte als de riolering op kleinere diepte dient geplaatst. Uitvoering De wederaanvullingen rond de inspectieputten worden tot 15cm onder bovenkant put uitgevoerd met: te verdichten gestabiliseerd zand, samengesteld uit 100 kg cement sterkteklasse 32,5 per m³ zand. Meting • Stuk voor toezichtput. In de prijs te begrijpen: leveren en plaatsen van toezichtput voorzien van 3 aansluitingen (160mm of 125mm of 110mm) , de uitgravingen, opladen en afvoeren van overtollige grond, fundering bestaande uit 15cm dikke laag met cement gestabiliseerd zand, aanvullingen door middel van met cement gestabiliseerd zand tot 15cm onder bovenkant put • Stuk voor leveren en plaatsen van opzetstuk. In de prijs te begrijpen: de uitgravingen, opladen en afvoeren van overtollige grond, aanvullingen met gestabiliseerd zand (voor het geval de put diameter 315mm dieper is dan 40cm en de put diameter 400mm dieper is dan 60cm) • Stuk voor aansluiting in meer of in min ten opzichte van de 3 aansluitingen die in de prijs van de put begrepen zijn
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 64/343
• De meetstaat voorziet afzonderlijk posten voor funderingsbeton, eventuele wapening voor funderingsbeton en kunststof inspectieputten • De deksels worden voorzien onder artikel D.6.5.
D.6.5. Putranden en putdeksels D.6.5.1. Putranden + putdeksels vervaardigd uit gietijzer Materiaal Het betreft enkelvoudige en reukdichte dubbele deksels en bijhorende putranden, beantwoordend aan NBN B 54-101 (minimum proeflast 15 kN). Specificaties Gietijzer volgens NBN B 53-101/A1 - Rioleringsonderdelen uit gietijzer of uit vormgietstaal - Algemene technische voorschriften (1985). Buitenafmetingen van de putrand: 300mm x 300mm / 400mm x 400mm / 500mm x 500mm / 600mm x 600mm Afmetingen van de bijhorende deksel: respectievelijk minstens 200mm x 200mm, 300mm x 300mm, 400mm x 400mm, 500mm x 500mm. Belastingsklasse: B 125 (lichte voertuigen), C 250, D 400 (volgens NBN EN 124) Uitvoering De gietijzeren geprefabriceerde putrand wordt op het juiste peil gesteld t.o.v. de voorziene afwerking en ingegoten in een omkadering uit beton (samenstelling: 350 kg cement van de sterkteklasse 42,5, 780 l rolgrind 4/28 en 380 l zand voor beton). Dit kader wordt zichtbaar in de bevloering geplaatst. Putranden met dubbel deksel die niet in een bevloering worden voorzien hebben steeds een zichtbare betonnen omkadering met dikte 15cm, overmeten zijden minstens 30cm groter dan diameter of zijden van de put. Alle vlakken van de deksels en de putranden worden ontroest, geschilderd met 1 laag antiroestverf en afgeschilderd met 2 lagen verf met roestwerende eigenschapen op basis van alkydharsen. De kleur is te bepalen door het Bestuur. De oplegrand van de omkadering wordt afgedicht met vet. Betonnen omkadering wordt aangerekend tegen prijs artikel beton vermeld bij E.7. DRAAGVLOEREN Leveren, plaatsen, wegnemen en afvoeren bekisting aan zowel binnenzijde als buitenzijde rondom te plaatsen in de prijs per m³ beton begrepen. Meting Meeteenheid: • stuk voor de deksels, volgens afmetingen en type. • m³ voor omkadering uit beton Meetcode voor beton: volume wordt bepaald door product van de overmeten maten van de betonplaat, zonder aftrek voor oppervlakte van het kader, vermenigvuldigd met dikte 0,12m
D.6.5.2. Putranden + putdeksels vervaardigd uit aluminium Materiaal Het betreft enkelvoudige en reukdichte dubbele deksels en bijhorende putranden vervaardigd uit aluminium.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 65/343
Specificaties Buitenafmetingen van de putrand: 300mm x 300mm / 400mm x 400mm / 500mm x 500mm / 600mm x 600mm Afmetingen van de bijhorende deksel: respectievelijk minstens 200mm x 200mm, 300mm x 300mm, 400mm x 400mm, 500mm x 500mm. Uitvoering De putrand wordt op het juiste peil gesteld t.o.v. de voorziene afwerking. De oplegrand van de omkadering wordt afgedicht met vet. Meting: Meeteenheid: stuk, volgens afmetingen en type.
D.6.5.3. Putranden + putdeksels met ingewerkte verharding vervaardigd uit aluminium Materiaal Het betreft enkelvoudige deksels en bijhorende putranden. Beide vervaardigd uit minstens 3mm dikke aluminiumplaat. Putranden: L-vormig met horizontaal vlak van minstens 4cm en verticaal vlak van minstens 8cm. Putdeksel van minstens 8cm hoogte vervaardigd uit bodem en verticale randen die 3mm minder hoog zijn dan de hoogte van de putrand. Putdeksel voorzien van wapeningsnet, 4 verstevigde hoeken met opening voorzien van binnenschroefdraad om het deksel met stevige hefsleutel op te lichten. Afdekdopje op elke opening. 2 T-vormige hefsleutels voorzien van buitendraad passend op de binnendraad van de opening die in elke hoek van het deksel voorzien is. De putrand of de onderkant van het deksel zijn rondom voorzien van een rubberdichting. Buitenafmetingen van de putrand: 300mm x 300mm / 400mm x 400mm / 500mm x 500mm / 600mm x 600mm en 700mm x 700mm Uitvoering De geprefabriceerde putrand wordt op het juiste peil gesteld t.o.v. de voorziene afwerking. Het putdeksel dient over de volledige oppervlakte voorzien van verharding identiek aan de aan het putdeksel palende verharding. Als deze verharding dikker is dan 4cm moet de verharding afgezaagd worden zodat de hoogte beperkt blijft tot maximaal 4cm. Onder de verharding dient een mortellaag van maximaal 1cm voorzien te worden. Onder het mortellaagje een betonlaag met op halve dikte netwapening diameter 6mm, mazen 100mm x 100mm. Betonsamenstelling: 350 kg cement van de sterkteklasse 42,5, 780 l rolgrind 4/14 en 380 l zand voor beton). De 4 openingen met binnenschroefdraad in het kader over de volledige hoogte te voorzien van passend vet. Meting: Meeteenheid: stuk, volgens afmetingen
D.6.6. Septictanks – beton / prefab Omschrijving Het betreft de levering, plaatsing en het in bedrijf stellen van prefab septische putten, bestemd voor de opslag en behandeling van fecaal water. De werken omvatten : de plaatsing en het in bedrijf stellen van het toestel.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 66/343
Materiaal De septictanks beantwoorden aan de bepalingen van NBN EN 12566-1 - Kleine afvalwaterzuiveringsinstallaties tot 50 IE - Deel 1: Geprefabriceerde septische tanks (2000). Het systeem bewerkstelligt een anaerobe biologische zuivering van het afvalwater, waarbij tevens de vaste stoffen grotendeels door bezinking of als drijflaag worden afgezonderd. De septische put beoogt op een natuurlijke wijze het water te zuiveren. De septictanks voldoen bovendien aan de voorschriften van de circulaire PIC/E/U/31855 van het Ministerie van Volksgezondheid en Gezin, aan de wet van 11.03.1959 inzake de bescherming van de waterlopen en aan de plaatselijke bouwverordeningen. De afmetingen zullen berekend worden volgens de hierboven vermelde circulaires. De capaciteit van de septische put wordt bepaald volgens het aantal “equivalent bewoners” (E.B.) van het gebouw of het complex waarop die aangesloten is. De nuttige inhoud van de septische put bedraagt minstens 300 liter per equivalent bewoner (1 volwassen persoon permanent aanwezig), met een minimum van 1500 liter. Een septictank heeft in principe minstens twee vakken, met name een vloeibaarmakingsput en een verluchte zuiveringsput, deze kamers staan met elkaar in verbinding door middel van doorstroomopeningen in de scheidingswand. De gezamenlijke oppervlakte van de openingen bedraagt minstens 200 cm². De waterdiepte bedraagt minstens 1 m, en de vrije hoogte tussen de waterspiegel en de afdekking bedraagt minstens 300 mm. Aanvullend zijn zij al dan niet voorzien van een bacteriefilter. De constructie moet zodanig zijn dat verzakking of het komen bovendrijven van de putten niet kan voorkomen. De verschillende bestanddelen van de put moeten goed bereikbaar zijn voor toezicht en/of ruiming. Op de prefab septictanks staan vermeld: de nuttige inhoud, de handelsnaam, naam en adres van de fabrikant. De keuze van prefabtoestellen zal tevens rekening houden met de buisdiameters waarop moet worden aangesloten. De geprefabriceerde septictanks zijn vervaardigd uit waterdicht geprefabriceerd beton waarbij bodem, wand en tussenschot in één en dezelfde bewerking worden gestort en getrild. De gemiddelde drukweerstand van het beton na 28 dagen op kubussen van 150x150x150 mm bedraagt minimum 45 N/mm². • Nuttige inhoud: geschikt voor: 10 / 15 / 20 Equivalente Bewoners (E.B.). • Aard van het afvalwater: fecaal water. • De put is niet voorzien van een bacteriefilter. • Vorm: cilindrisch. • Overloop: te voorzien van een ondergedompelde elleboog • Mangat: binnenafmetingen 60x60 cm. Uitvoering De onder deze post begrepen eenheidsprijzen dienen steeds te omvatten • het desgevallend verlagen van de grondwaterstand en afvoeren van het oppervlaktewater • het voorbereiden van de ondergrond waarop of waarin de toestellen moeten worden geplaatst; • het aansluiten op de aanvoer- en afvoerleidingen; Het aanzetpeil, bodemniveau en topniveau van de putten worden bepaald in functie van de hellingen van het rioleringsstelsel en het niveau van de putdeksels, t.o.v. het maaiveld of de voorziene verharding. De opdrachtnemer controleert voorafgaandelijk de juiste plaats en het peil. Ingeval van een funderingsplaat wordt deze uitgevoerd en verrekend volgens de uitvoeringsbijzonderheden van artikel D.2.1 Op de betonplaat komt dan een 5cm dikke zandlaag die verrekend wordt tegen prijs van artikel D.1.4.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 67/343
De nodige aansluitingen, de afmetingen en niveaus voor in- en uitgaande buizen, worden door de opdrachtnemer bepaald, rekening houdend met de aan te houden hellingen en niveaus van buizen en putdeksels. Deze niveaus zijn zoals aangegeven op de plannen hetzij voorafgaandelijk aan de uitvoering vast te leggen in samenspraak met de leidende ambtenaar. Metselwerk van putwanden uit te voeren tegen prijzen artikels “D.3 -funderingsmuren” De aan- en afvoerleidingen worden waterdicht aangesloten op de putten. Meting • Stuk, volgens inhoud (E.B. = equivalent bewoner). • Uitgravingen worden verrekend volgens de artikels onder D.1.1. • Afvoeren van overtollige uitgegraven grond wordt verrekend volgens de artikels onder D.1.1. • Aanvullingen worden verrekend volgens het artikel D.1.4. • Een eventueel uit te voeren gewapende funderingsplaat wordt verrekend volgens het artikel D.2.1 - funderingszolen. • Een eventueel uit te voeren zandlaag wordt verrekend volgens artikel D.1.4. • Opmetselen mangat tegen prijzen “D.3 - Metselwerken onderbouw” • Het deksel wordt verrekend volgens het artikel D.6.5.
D.6.7. Regenwaterputten - beton / prefab Materiaal De materialen beantwoorden aan de voorschriften van TV 200 - Sanitair Reglement (WTCB, 1977) Op de geprefabriceerde regenwaterputten staat vermeld: de handelsnaam, naam en adres van de fabrikant en nuttige inhoud. De keuze van het toestel zal eveneens rekening houden met de buisdiameters waarop moet worden aangesloten en/of vice versa. De put moet worden voorzien van een overloop met geïntegreerde sifon. De put moet bereikbaar zijn voor toezicht en ruiming : op elke eenheid wordt daartoe een mangat met minimale binnenafmetingen 60x60cm. De putdeksels moeten kindveilig zijn en enkel met een speciale hefsleutel kunnen gelicht worden. De putten zijn geprefabriceerd uit waterdicht, goed verdicht beton overeenkomstig STS 35.5. De karakteristieke druksterkte van het beton bedraagt minstens 30 N/mm². De waterdichtheid bij een druk van 40 kN/m² moet gegarandeerd zijn. De wand en bodem moeten uit één stuk zijn. De wanden van de regenwaterput moeten zo berekend zijn dat zij bestand zijn tegen het transport, de plaatsing en de bedrijfsdruk. De bovenplaat dient naast de vaste overlast te weerstaan aan een gebruiksbelasting van minimum 15 kN/m². Wanneer de putten niet opgevat zijn om de voorziene belastingen te dragen, of wanneer de werkelijke belasting hoger ligt dan de voorziene moet er een versterkt deksel worden voorzien of een verdeelplaat in gewapend beton worden gestort. Een berekeningsnota van de regenwaterput wordt ter goedkeuring aan het Bestuur voorgelegd. Specificaties • • • • • • •
Nuttige inhoud 5000 / 10000 / 15000 liter. Type: enkelvoudig Vorm: cilindrisch. Wanddikte: minimum 6 cm. De wanden zijn conisch uitgevoerd Vloerdikte: onder minimum 8 cm, boven minimum 8 cm Dekplaat: belastingklasse B 125 Mangat: minimum opening 60x60cm
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 68/343
Uitvoering De onder deze post begrepen eenheidsprijzen dienen steeds te omvatten: • desgevallend verlagen van de grondwaterstand en afvoeren van het oppervlaktewater), • het leveren en plaatsen van de regenwaterput • de aansluitingen van de aanvoerleidingen en de overloop, • de uitgravingen en de wederaanvullingen en afvoer van overtollige grond buiten de bouwplaats worden afzonderlijk aangerekend. • Opmetselen mangat tegen prijzen “D.3 - Metselwerken onderbouw” De plaatsing gebeurt conform de voorschriften van de fabrikant op een stabiele en geëgaliseerde ondergrond. Het transport en verplaatsing van geprefabriceerde putten moet voorzichtig gebeuren ter voorkoming van scheurvorming of breuk. UITGRAVING - FUNDERING - PEILEN Alle werken worden uitgevoerd in het droge. De afmetingen van de uitgravingen zijn zodanig dat een vlotte en onberispelijke plaatsing van de putten mogelijk is. De opdrachtnemer voert de nodige schorings- en stutwerken uit om inkalven van de uitgravingen te voorkomen. Het Bestuur zal voorafgaandelijk aan de plaatsing de juiste plaats en de pas aangeven. Het aanzetpeil, bodemniveau en topniveau van de putten worden bepaald in functie van de hellingen van het rioleringsstelsel en het niveau van de putdeksels t.o.v. het maaiveld en/of de vloerafwerking en zodanig dat de putten op hun maximale capaciteit functioneren. De opdrachtnemer zal zich op voorhand op de hoogte stellen van het juiste peil van de rioleringen, voor het bepalen van de diepte en de aansluiting van de putten. De regenwaterputten worden volkomen waterpas geplaatst. De uitvoeringswijze moet zodanig zijn dat verzakking van de putten niet kan voorkomen. De juiste niveaus worden voorafgaandelijk aan de uitvoering vastgelegd in samenspraak met de leidende ambtenaar. AANSLUITINGEN - OVERLOOP & ONTLUCHTING De toevoerleidingen, overloop en aanzuigleiding worden waterdicht aangesloten op de put. Het inloopstuk bestaat uit een T-stuk voor de opvang van de overdruk bij doorspoeling. De overloop is voorzien van een ondergedompelde elleboog (sifon). De reuk- en waterdichte aansluiting van de PVC-buis op de put wordt verzekerd door middel van een gefixeerde rubbermanchet. Zij dragen het BENOR-merk (of gelijkwaardig). In geval van aansluiting op een gemengde riolering, dient deze standaard voorzien te worden van een terugslagklep (zie artikel D.6.8.). WEDERAANVULLINGEN Wederaanvullingen rondom de put worden uitgevoerd in te verdichten lagen van maximaal 30 cm (oorspronkelijke dikte) met te verdichten grond voortkomend van de uitgravingen. Er mag slechts overgegaan worden tot wederaanvulling nadat de afgewerkte put gekeurd is door het Bestuur. Voor de oplevering wordt de put compleet gevuld met helder water ter controle van de algemene waterdichtheid. Bij de voorlopige oplevering zullen de regenwaterputten volledig gekuist zijn. Meting • Stuk volgens inhoud. • Uitgravingen worden verrekend volgens de artikels onder D.1.1. • Afvoeren van overtollige uitgegraven grond wordt verrekend volgens de artikels onder D.1.1.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 69/343
• Aanvullingen worden verrekend volgens het artikel D.1.4. • Een eventueel uit te voeren gewapende funderingsplaat wordt verrekend volgens het artikel D.2.1 - funderingszolen. • Het deksel wordt verrekend volgens het artikel D.6.5.
D.6.8. Regenwaterputten - overloop & terugslagklep Omschrijving / Uitvoering Het betreft een overloopinrichting van de regenwaterput naar de riolering, te voorzien van een zelfsluitende terugslagklep welke terugstroming via de overloop naar de regenwaterput verhindert. Materiaal PVC, voorzien van afsluitdeksel voor reiniging van klep en buis. Diameter: DN 100 Met afsluiter tegen ongedierte Meting: stuk, netto uit te voeren hoeveelheid
D.6.9. Installatie voor regenwatervoorziening in het gebouw D.6.9.1. Pompinstallatie De pompinstallatie is van het type zonder drukvat. De sturing van de pomp gebeurt door middel van een drukcontroleschakelaar op de pomp. Deze schakelt de pomp in als een drukvermindering in het leidingnet optreedt. Ze schakelt de pomp uit van zodra de druk gedurende enkele seconden stabiel is. Het toestel is een compacte zelfaanzuigende meertrapspomp en drukverhogingsinstallatie. Hij is ontworpen voor huishoudelijke watervoorzieningen. Eenvoudige installatie. Het drukvat en de schakelaar zijn al in- of opgebouwd. De inlaat en de pers hebben een 1” aansluiting. De pomp is eenvoudig en gemakkelijk te bedienen. De instellingen worden duidelijk weergegeven op het gebruiksvriendelijk bedieningspaneel. Hij heeft tevens een klein ingebouwd drukvat dat ervoor zorgt dat er direct water beschikbaar is. Het toestel is gebouwd van weer- en corrosiebestendig materiaal. De anti-pendel functie voorkomt dat de pomp continu in- en uitschakelt bij een kleine lekkage of een druppelende kraan. Als er geen water beschikbaar is, zal de pomp zichzelf uitschakelen en weer inschakelen als er water is. Debiet: maximaal ± 4,5 m³/u Opvoerhoogte: maximaal ± 48 meter WK Nuttig debiet bij werking: ± 0,6 m³/u bij een opvoerhoogte van ± 30 meter WK De pomp wordt geplaatst op twee stevige muursteunen waarop een voldoende grote 18mm dikke multiplexplaat is bevestigd. De pompgroep wordt vastgezet op de multiplexplaat met tussenplaatsing van trillingsdempers.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 70/343
D.6.9.2. Kraanwerk D.6.9.2.1.
Veiligheidsvlotterafsluiter ND40 (6/4”)
Algemeenheden - concept De vlotterafsluiter in de regenwatertank zal de automatische bijvulling stoppen als de regenwatertank vol is of bij falen van de magneetklep. Het is dus steeds zo dat het bijvullen in eerste instantie geregeld wordt door middel van de magneetklep in de technische ruimte, die gestuurd wordt met de vlotterschakelaar in de regenwatertank. Materiaal De vlotterafsluiter is vervaardigd uit inox AISI 304, of messing en is voorzien van draad- of flensaansluiting. Is geschikt voor drinkwatertoepassingen. Drukklasse PN6, diameter ND50. Is voorzien van een mechanische bedieningsstang met vlotter die op het water drijft bij hoog niveau van de regenwatertank (volle regenwatertank) De stang en scharnieren zijn eveneens vervaardigd uit inox AISI 304. De vlotter is vervaardigd uit kunststof, is lichter dan water en is onrotbaar. Plaatsing en montage De vlotterbediende afsluiter wordt geplaatst rechtstreeks tussen de vulleiding. Middels een te leveren en te plaatsen steunconstructie, vervaardigd uit inox AISI 304, wordt de afsluiter gemonteerd in het mangat van de regenwatertank. De stang tussen vlotter en afsluiter wordt eveneens middels één of meerdere geleidebeugels, vervaardigd uit inox AISI 304, in vertikale stand gehouden, zodat het mechanisme zonder haperen het niveau van het water volgt. De lengte van de vlotterstang wordt zodanig geregeld, in functie van de plaats van de afsluiter, dat de afsluiter dicht is net voordat het water via de overloop van de regenwaterput wegloopt. Inbegrepen bij de afsluiter is de vlotter, de stang, de montage en bevestiging van alle onderdelen en de afregeling van het geheel. D.6.9.2.2.
Magneetklepafsluiter ND40 (6/4”)
In de technische ruimte wordt op de vulleiding van de regenwatertank een magneetklepafsluiter geplaatst. Lichaam vervaardigd uit messing of inox, geschikt voor drinkwatertoepassingen. Drukklasse PN6, diameter ND50. Bediening door solenoïde werkend op 230V. Sturing van de klep (open – dicht) door middel van vlotterschakelaar in de regenwatertank. Inbegrepen bij de afsluiter is de vlotterschakelaar, de montage ervan in de regenwatertank en de afregeling van het “starten” en “stoppen” van de vulling met leidingwater. Tussen het starten en stoppen van de bijvulling mag een volume van ± 1m³ in de regenwatertank geloosd worden.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 71/343
D.6.9.2.3.
Schuine klepafsluiter ND40 (6/4”)
Op de vulleiding van de regenwatertank, voor de magneetklep, wordt een schuine klepafsluiter geplaatst. Materiaal: messing. D.6.9.2.4.
Bolafsluiter ND25 (1”)
Op de aanzuigleiding van de hydrofoorgroep te plaatsen, voor en na de filter. Materiaal : messing vernikkeld. Drukklasse: PN6 D.6.9.2.5.
Terugslagklep ND25 (1”)
Te plaatsen op de persleiding regenwater. Vervaardigd uit brons, voorzien van schroefdraadaansluiting. Inbegrepen zijn de koppelstukken voor montage op kunstof waterleiding D.6.9.2.6. Automatische filter ND25 (1”) Teneinde het opgepompte water te filteren wordt een automatische sedimenten filter gemonteerd vlak voor de pomp. Deze filter is zelfreinigend. Wordt geplaatst aan de binnenkomende zijde van de installatie (voor de pomp). Het water stroomt door het inox filterelement, die het sediment tegenhoudt en automatisch afvoert naar de riolering. Eigenschappen: • • • • • • • • D.6.9.2.7.
Geen filterpatronen te vervangen Automatische reiniging/spoeling van de filter Manuele of automatische programmatie van de spoelfrequenties Functioneert met batterij van 9 volt Filter met hoge capaciteit voor grote debieten Robuuste filter in roestvrij staal Steeds zuivere filter die het debiet niet zal beïnvloeden Verhoogt het rendement van de huishoudtoestellen en beschermt het sanitair. Aanzuigkorf met terugslagklep
Voor de aanzuig van het regenwater uit de regenwatertank wordt gebruik gemaakt van een drijvende aanzuigleiding. Betreft een een flexibele aanzuigleiding voorzien van voetklep, zuigkorf en vlotter. Dit drijvend aanzuigstuk zorgt er voor dat het water steeds ± 10cm onder het wateroppervlak aangezogen wordt. Plaatsing Rechtstreeks op de aanzuigleiding regenwater, in het mangat van de regenwatertank en op gepaste hoogte. In combinatie met de vlotterschakelaar voor het automatisch bijvullen van de regenwatertank bij waterschaarste, dient ervoor gezorgd te worden dat de aanzuigleiding nooit op de bodem van de tank komt te liggen. Is dus het correct afregelen van het startmoment van bijvullen van de regenwatertank met leidingwater.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 72/343
D.6.10.
Leveren en plaatsen van kleinschalige waterzuivering
Algemeen Kleinschalige waterzuivering, volgens het actief slib systeem, met capaciteit aangepast aan het aantal inwonersequivalent (I.E.). De installatie bestaat uit 3 gekoppelde versterkte tanks in polyethyleen, vervaardigd door rotatiegieten met identiek volume aangepast aan het aantal equivalente bewoners. Daarbij worden alle toebehoren geleverd en geplaatst, zoals o.a. de ontluchtingsleidingen, de leidingen tussen de putten en de luchtpomp die voldoende vermogen moet hebben om de afstand tussen beluchtingstank en pomp te overbruggen. Er moet ook een optisch/akoestisch alarm aanwezig zijn. Enkel de elektrische kabels zijn niet in de prijs begrepen. De installatie moet voldoen aan de zuiveringsresultaten van de VLAREM II wetgeving en BENOR of CE gekeurd zijn. Er dient, afhankelijk van het kwartier waar de installatie dient geplaatst, een gedetailleerde Nederlandstalige of Franstalige gebruikshandleiding bezorgd worden. Voor de opstart zijn geen toevoegingen of voedingsstoffen nodig. De uitgravingen worden in het droge uitgevoerd en de opdrachtnemer zal hiervoor alle nodige maatregelen treffen en in de prijs te begrijpen. De uitgravingen en de aanvullingen zijn niet in de prijs begrepen. Aantal inwonersequivalent: minimum volume in liter van elk van de 3 putten 5 1100 8 1600 12 2400 22 3300 30 6000 • Volume van de beluchter: 200 l/I.E. uur minimum • Volume van de nabezinker: 200 l/I.E. uur minimum • Pomp: - vermogen: ca 50 W - 220 V - werkingstijd: 24 uur/dag • Beluchtingsmembranen: 2 stuks zuurstofinbreng: 8.6 mgr/l debiet: 50 l/m De kleinschalige waterzuivering is voorzien van een slibrecuperatiesysteem dat het slib vanuit de nabezinker naar de beluchtingstank terugstuwt. Alle nodige hulpstukken worden door de fabrikant van de waterzuiveringsinstallatie meegeleverd. Uitvoering : Het is verplicht, om de goede werking te garanderen, de installatie te laten plaatsen door een door de fabrikant erkend opdrachtnemer. Indien nodig wordt er gefilterd om de grondwaterstand te verlagen. De installatie wordt in gestabiliseerd zand van 150 kg/m³ geplaatst. De unit wordt gefundeerd op een plaat uit beton C20/25, omgevingsklasse EE3 volgens NBN B15-001 en NBN EN 206-1, dikte 15 cm en 20 cm uitstekend. De plaat moet perfect waterpas liggen. Het systeem wordt vervolgens aangesloten, aangevuld en belucht, strikt volgens de richtlijnen van de fabrikant. Putdeksels passend op de mangaten en bijhorend kader niet in de prijs begrepen. Opmetselen mangat tegen prijzen “D.3 - Metselwerken onderbouw”
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 73/343
Elektrische aansluiting Volgens de richtlijnen van het AREI. De luchtpomp wordt aangesloten op een geaard stopcontact (230V) in een goed geventileerde, droge plaats. Het alarm dient op een tweede stopcontact of via een vaste verbinding aangesloten te worden. Dit alarm wordt vastgekoppeld aan de luchtleiding die loopt van de pomp naar de beluchter. Afregeling van het debietkraantje Alle systemen moeten worden afgeregeld. Dit houdt in dat het kraantje, dat zich bevindt in het mangat van de middelste tank, juist moet worden afgeregeld. Deze afregeling is ten laste van de door de fabrikant erkende opdrachtnemer. Garantie De apparaten dragen op de behuizing een label van 50 jaar garantie tegen alle aantoonbare fabricatiefouten. Op de pompen wordt 2 jaar waarborg gevraagd. Meting • stuk, volgens inhoud (E.B. = equivalent bewoner). • Uitgravingen worden verrekend volgens de artikels onder D.1.1. • Afvoeren van overtollige uitgegraven grond wordt verrekend volgens de artikels onder D.1.1. • Aanvullingen worden verrekend volgens het artikel D.1.4. • Een eventueel uit te voeren gewapende funderingsplaat wordt verrekend volgens het artikel D.2.1 - funderingszolen. • Het deksel wordt verrekend volgens het artikel D.6.5.
D.7.
Ondergrondse watertoevoer
D.7.1. Ondergrondse watertoevoer – leidingen / HDPE Materiaal: De buizen zijn van de klasse PE 80, minstens PN 8 volgens NBN EN 12201-2 (+ addendum) en zijn voorzien van ingewerkte blauwe merkstrepen. Hulpstukken: De trekvastheid van de leidingen wordt in de regel bekomen door trekvaste verbindingen, en bestaat uit een systeem dat de buis niet beschadigt. De voorgestelde hulpstukken dienen ter goedkeuring voorgelegd en bestaan voornamelijk uit elektrolasmoffen, uit koppelstukken uit ductiel gietijzer met flensverbindingen en uit aanboorzadels. De stuiklashulpstukken en electrolashulpstukken zijn van de klasse PN 16 voor buitendiameter 40mm, PN 10 voor buitendiamete 50mm, 63mm, 75mm, 90mm en 110mm volgens EN13244. De koppelstukken uit ductiel gietijzer voldoen aan de NBN EN 545. De flenzen zijn in ductiel gietijzer. Uitvoering : De studie wordt door de Leidend Ambtenaar geleverd. De uitvoeringsdetails worden bepaald door de opdrachtnemer en ter goedkeuring voorgelegd. De buizen worden op de bodem van de sleuf gelegd, die over de volledige lengte geëffend en ontdaan wordt van alle harde materialen. Gronddekking: minstens 80 cm
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 74/343
Meting: Meeteenheid: m per diameter Meetcode: • de leidingen worden gemeten volgens de aslijn, met inbegrip van de hulpstukken; • de lengte van de hulpstukken wordt niet afgetrokken indien deze niet afzonderlijk in de meetstaat voorzien zijn. • In de eenheidsprijs zijn begrepen: het leveren, vervoeren en plaatsen van de buizen, alle hulpstukken en verbindingen, de schoor- en stutwerken • Voor het geval een zandlaag nodig is rond de buis gebeurt de aanrekening tegen prijs van artikel D.1.4.6. • De graafwerken en de wederaanvullingswerken zijn niet in de prijs begrepen. Aanrekening tegen de prijzen van art D.1.3. en D.1.4.1.
D.7.2. Ondergrondse watertoevoer - aansluitingen Uitvoering: De aansluitingen worden gerealiseerd met passende aanboorzadels, overeenkomstig de voorschriften van de watermaatschappij en met aangepaste, roestvrije materialen en technieken, vooraf ter goedkeuring aan het Bestuur voor te stellen. In de prijs te begrijpen elementen: • het zo nodig laten leeglopen van de toevoerleiding om toe te laten de aansluiting te realiseren • het, in overleg met het Bestuur, bepalen van de datum waarop de aansluitingen kan gebeuren • het terug opvullen van het watertoevoernet zodra de aansluiting gerealiseerd is • het verwittigen van het Bestuur van zodra de aansluiting gerealiseerd is • het leveren en plaatsen van alle nodige onderdelen. Meting: Meeteenheid: m per diameter stuk per aansluiting, ongeacht het materiaal van de leiding waarop aangesloten wordt; Meetcode: • de buitendiameter van de leiding waarop aangesloten wordt, wordt in rekening gebracht. • De graafwerken en de wederaanvullingswerken zijn niet in de prijs begrepen. Aanrekening tegen de prijzen van art D.1.3. en D.1.4.1.
D.7.3. Ondergrondse watertoevoer - afsluitkraan Materiaal: De schuifafsluiters dienen te voldoen aan de voorschriften van BELGAQUA of AQUAWAL. De afsluiters zijn geschikt voor een minimale nominale druk van minstens 10 bar. Hun inbouwmaat stemt overeen met de basisreeks 15 (normale maat) volgens de norm NBN EN 558-1. Als het water in contact kan komen met metaal zal dat van een hoogwaardig roestvrij type zijn. De bescherming tegen corrosie bestaat uit een epoxypoederbekleding en voldoet aan de eisen van watermaatschappij. Voor afsluiters met ND 65 zijn de afsluiters van het type met flenzen of met moffen. De bediening gebeurt door een handwiel. Uitvoering: De afsluiters worden volgens het type, hetzij met dichtingen, hetzij met tegenflenzen in het leidingsysteem ingebouwd.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 75/343
Meting: stuk volgens nominale diameter, de nodige koppelstukken in de prijs begrepen De graafwerken en de wederaanvullingswerken zijn niet in de prijs begrepen.
D.7.4. Straatpotten, omlijstingen en steunkaders Materiaal: De straatpotten, omlijstingen en steunkaders moeten voldoen aan de voorschriften van de watermaatschappij. De straatpotten zijn in PE. De deksels dragen het opschrift “Water”. De omlijstingen zijn in kunststof. Uitvoering: De straatpotten en omlijstingen worden op hetzelfde niveau en in de lijn van de verhardingen geplaatst. Meting: stuk (één stuk = straatpot + omlijsting + steunkader)
D.7.5. Lekdetectie De prijs omvat alle nodige werken: • Het ter plaatse brengen, het gebruik en het afvoeren van alle nodige apparatuur om zowel ondergronds lek als bovengronds lek in watertoevoernet of lek in buizennet van centrale verwarming op te sporen met uitzondering van gebruik van grote compressor vereist voor het opsporen van waterlek in een zeer uitgebreid ondergronds watertoevoernet. • Alle uurlonen en alle verplaatsingskosten Meting: stuk
D.7.6. Compressor De prijs omvat het ter plaatse brengen, het gebruik, de brandstof en het afvoeren van compressor nodig voor het opsporen van waterlek in een zeer uitgebreid ondergonds watertoevoernet. Meting: stuk
D.8.
Leveren en plaatsen van verwittigingslint
Materiaal/uitvoering Waar ondergrondse leidingen/kabels worden geplaatst dient op 20cm boven de leiding/kabel een kunststoflint waarschuwingslint geleverd en geplaatst. Breedte minstens 4cm. Blauwe tint voor water, gele tint voor elektriciteit en gas. Op Zwarte tekst doorlopend onuitwisbaar op het lint gedrukt volgens aard van de leiding/kabel: “opgelet water”, “opgelet gas”, “opgelet laagspanning”, “opgelet hoogspanning”…. Prijs voor de aanvulling van de sleuf in 2 fasen in plaats van bij plaatsen rioleringsbuis in één fase in de prijs van het lint inbegrepen. Meting meeteenheid: per lopende meter meetcode: netto geplaatste lengte
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 76/343
Deel E BOVENBOUW E.1.
OPGAAND METSELWERK
E.1.1. Opgaand metselwerk - algemeen Omschrijving De post "opgaand metselwerk" omvat alle elementen, werken en leveringen m.b.t. de bovengrondse metselwerken, die niet met de grond in aanraking komen, noch aan weersinvloeden zijn blootgesteld. Hierin begrepen zijn alle dragende en niet-dragende binnenmuren, binnenspouwbladen, alsook de massieve buitenmuren, die zullen worden voorzien van een gevelbepleistering. De onder deze post begrepen eenheidsprijzen, dienen steeds te omvatten: • de voorbereiding van de werken • het leveren en plaatsen van de nodige stellingen met vloerhoogte 2m, (Werkhoogte tot 3,5m) alle types rolstellingen. • de levering en voorbereiding van de stenen of blokken en de metselmortels • de eigenlijke uitvoering van het metselwerk en de nodige beschermingsmaatregelen • het meegaand opvoegen van zichtbaar blijvend opgaand metselwerk, (zie E.1.5.4.) Het niet-meegaand opvoegen wordt apart vergoed (zie E.3.4). • het verwijderen van de voor de werken nodige beschermingen, stellingen (platformhoogte 2m), afdekzeilen • het opruimen en schoonmaken van de bouwplaats. Meting Meeteenheid: per m², uitgesplitst volgens de muurdikte Meetcode: netto uitgevoerde oppervlakte De nodige vochtisolaties/-folies tegen capillair vocht worden aangerekend tegen de prijs van artikel E.3.5 De nodige klossen voor de bevestiging van het binnen- en buitenschrijnwerk worden aangerekend tegen de prijs van artikel E.1.5.5. De verbindingselementen en/of -wapeningen voor kruisende muren, alsmede alle verankeringen aan niet ingebonden achterliggende muren of van achterliggende muren aan een betonskelet worden aangerekend tegens de prijzen van de artikels E.1.5.2 en E.1.5.3. Het meegaand opvoegen van zichtbaar blijvend opgaand metselwerk wordt aangerekend tegen de prijs van artikel E.1.5.4.
E.1.2. Dragende/niet-dragende binnenmuren - baksteen Materiaal De volle bakstenen uit gebakken klei beantwoorden aan NBN B 23-003 - Baksteen voor niet-decoratief metselwerk (1991) en NBN EN 771-1 - Voorschriften voor metselstenen Deel 1: Metselbaksteen (2011). Ze hebben minder dan 20% perforaties volgens NBN EN 771-1. De snelbouwstenen in gebakken klei, beantwoorden aan NBN B 23-003 - Baksteen voor niet-decoratief metselwerk (1991) en NBN EN 771-1 - Voorschriften voor metselstenen Deel 1: Metselbaksteen (2011). De snelbouwstenen dienen vrij te zijn van kalkpitten. De stenen beschikken over een BENOR-keurmerk volgens NBN B 23-003 + add1 (of gelijkwaardig).
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 77/343
Specificaties: Nominale muurdikte: 9 / 14 / 19 cm Formaat: op voorstel van de opdrachtnemer of gelijk aan bestaande Karakteristieke druksterkte (f'bk): 12 N/mm² - voor dragend metselwerk: 15 N/mm2 (MPa) (klasse f 15) - voor niet-dragend metselwerk: 4 N/mm2 (MPa) (klasse f 4) De metselmortel beantwoordt minstens voor dragend metselwerk aan categorie M10 volgens NBN EN 998-2 - voor niet-dragend metselwerk aan categorie M 5 volgens NBN EN 998-2 Voor zichtbaar blijvend metselwerk mogen de bakstenen geen ijzer-, ijzerhoudende- of kalkpitten bevatten die oppervlaktebeschadiging kunnen veroorzaken. Het zichtbaar blijvend oppervlak is glad. Alle passtukken moeten perfect rechtlijnig gezaagd worden. Spouwhaken: • roestvast staal (RVS) 316, diameter minimum 3,5 mm • Voor spouwmuren: S-vorm voorzien van knip voor afdruip of L-vorm met inbegrip van boren van passend gat voor plug, leveren en plaatsen van plug, voorzien van knip voor afdruip • Voor geïsoleerde spouwmuren: spouwhaken : L-vorm, voldoende lang voor overbruggen van spouw tot 14cm breedte met inbegrip van boren van passend gat voor plug, leveren en plaatsen van nylonplug, voldoende grote rond drukschijf voor de isolatieplaat en aangepaste kunststof druipschijf. Lateien: overeenkomstig artikel E.5.5 of E.5.8 Vochtisolaties : overeenkomstig artikel E.3.5 Meting: Meeteenheid: m² voor metselwerk stuk voor spouwhaken
E.1.3. Dragende/niet-dragende binnenmuren - betonblokken Materiaal De betonblokken zijn vervaardigd uit agglomeraten van inerte natuurlijke of kunstmatige granulaten, hydraulische bindmiddelen en eventuele hulpstoffen of additieven. Zij beantwoorden aan de voorschriften van NBN EN 771-3 - Metselstenen - Specificaties voor betonmetselstenen (2011) en NBN EN 771-3 - Voorschriften voor metselstenen - Deel 3: Betonmetselstenen (gewone en lichte granulaten) (2011). De niet-minerale granulaten dienen van nature uit of door behandeling rotbestendig, onbrandbaar en onontvlambaar te zijn. Zij zijn minstens twee maanden oud alvorens ze op de werf te verwerken. Specificaties Modulair formaat op voorstel van de opdrachtnemer of gelijk aan het bestaande formaat ingeval van aanvulling aan bestaand metselwerk De blokken zijn hol Oppervlaktetextuur: fijnkorrelig Prestatiecriteria: Kwaliteitscategorie: - voor dragend metselwerk: minstens 15-2,2 - voor niet-dragend metselwerk: minstens 8-1,4 Uitvoering De metselmortel beantwoordt minstens - voor dragend metselwerk aan categorie M10 volgens NBN EN 998-2 - voor niet-dragend metselwerk aan categorie M 5 volgens NBN EN 998-2
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 78/343
Alle passtukken moeten perfect rechtlijnig gezaagd worden op volledige dikte van de blokken. De muren en verticale aansluitvoegen worden meegaand gevoegd, tenzij ze voorzien zijn om zichtbaar te blijven (niet-meegaand gevoegd) of bepleisterd te worden Spouwhaken: zie E.1.2 Vochtisolaties: zie E.3.5 Meeteenheid: m²
E.1.4. Dragende / niet-dragende binnenmuren - cellenbeton Materiaal De cellenbetonblokken zijn volle metselstenen in cellulair materiaal, bekomen na behandeling onder hogedrukstoom (autoclavering), van gemalen silicaathoudende grondstoffen, hydraulische bindmiddelen, een hulpstof bestemd om de cellulaire structuur te vormen en eventueel andere bestanddelen. De blokken zijn glad gestructureerd en hebben een witte tot heldergrijze kleur. Zij beantwoorden aan de bepalingen van NBN EN 771-4 - Metselstenen - Specificaties voor geautoclaveerde cellenbetonmetselstenen (1989), aangevuld met NBN EN 771-4 - Voorschriften voor metselstenen - Deel 4: Geautoclaveerde cellenbetonmetselstenen (2011). Zij zijn drager van het Benor-keurmerk. Specificaties Modulair formaat op voorstel van de opdrachtnemer of gelijk aan het bestaande formaat ingeval van aanvulling aan bestaand metselwerk. Oppervlaktetextuur: vlak Prestatiecriteria Kwaliteitscategorie : volgens de toepassing (dragend – niet-dragend metselwerk) Thermische geleidbaarheid (bij 20° in droge toestand) : maximum 0,13 W/mk (categorie C3-05) / 0,16 W/mk (categorie C4-06) Uitvoering Het metselwerk wordt uitgevoerd volgens artikel E.1.1 Opgaand metselwerk – algemeen, aangevuld met de voorschriften van de fabrikant. De blokken worden verlijmd. Een gebruiksklare kleefmortel door de blokkenfabrikant aanbevolen, wordt ter goedkeuring voorgelegd. Deze kleefmortel bestaat uit een compleet mengsel, dat voor de mortelbereiding, alleen toevoeging van zuiver water vergt met uitsluiting van elke andere grondstof. De samenstelling van het mengsel zal hoofdzakelijk bestaan uit Portlandcement, gewassen wit zand, aangevuld met microvezelige bewapening, en toevoegingproducten bestemd om de aanhechting van de mortel tussen de blokken te verbeteren. De lijm bezit een druksterkte van minimum 12,5 N/mm². De voegdikte van de stootvoeg bedraagt circa 3 mm. De voegdikte van de lintvoeg bedraagt 2 mm. Lateien worden opgelegd met een steundiepte van minstens 200 mm. Cellenbetonlateien kunnen worden gebruikt waar de draagkracht dit toelaat. Lateien uit gewapend beton worden van het metselwerk gescheiden door een PE- folie. Waar hoge drukspanningen te verwachten zijn ingevolge de opleg van geprefabriceerde dragende elementen wordt een tussenlaag uit gebitumineerd vilt geplaatst van minstens 3 mm dik met een breedte gelijk aan deze van de muur verminderd met 2 x 30 mm langs de zijranden. Lateien: lateien uit cellenbeton of uit gewapend beton. Bij een ter plaatse gestorte betonvloer wordt een polyethyleen folie vastgeniet over de volle oplegbreedte en wordt aan de binnenzijde van de buitenmuren een polystyreenstrip van 40 x 5 mm vastgeniet.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 79/343
Wapening overeenkomstig rubriek E.1.5.2 supplementen - wapening metselwerk. Bij gebruik van geprefabriceerde elementen houdt de uitvoeringswijze aanvullend rekening met de voorschriften van: • NBN EN 1739 - Bepaling van de afschuifsterkte van verbindingen tussen geprefabriceerde elementen van geautoclaveerd cellenbeton of lichtbeton met open structuur, bij in het vlak werkende krachten (2007) • NBN EN 1741 - Bepaling van de schuifsterkte van voegen tussen geprefabriceerde bouwdelen gemaakt uit geautoclaveerd cellenbeton of licht korrelbeton met open structuur bij belasting haaks op het bouwdeelvlak (1998) • NBN EN 1742 - Bepaling van de schuifsterkte tussen verschillende lagen van meerlaagse geprefabriceerde bouwdelen gemaakt uit geautoclaveerd cellenbeton of licht korrelbeton met open structuur (1998) Spouwhaken: zie E.1.2 Vochtisolaties: zie E.3.5 Verankeringen: hoekaansluitingen tussen cellenbetonmuren gebeuren met door de fabrikant van de blokken goedgekeurde gegalvaniseerd bandijzers van 30cm lengte, die om de twee lagen in de blokken wordt genageld met gegalvaniseerde, conische nagels van circa 100 mm lengte. Zichtbaar blijvende vlakken moeten als volgt uitgevoerd worden: alle voegen geheel te vullen met in het vlak van de blokken effen af te strijken lijm, schuren en daarna ontstoffen van het volledige oppervlak. Meting Meeteenheid: • metselwerk en toeslag voor zichtmetselwerk: m² • verankeringen met gegalvaniseerd bandijzer: stuk
E.1.5. Supplementen E.1.5.1. Algemeen Het betreft meerprijzen voor een verhoogde complexiteitsgraad en/of extra toebehoren bij de uitvoering van het opgaand dragend metselwerk. Zij kunnen afzonderlijk aangerekend worden als een supplement, mits daartoe een afzonderlijke post in de samenvattende opmeting wordt opgenomen.
E.1.5.2. Wapening metselwerk Omschrijving Het betreft horizontale muurwapeningen ingelegd in de voegen van het metselwerk, gebruikt om de treksterkte te verhogen en mogelijke schuifspanningen op te vangen. Materiaal De horizontale wapening beantwoordt aan NBN EN 845-3 - Voorschriften voor metselwerktoebehoren - Deel 3: Lintvoegwapening van staal (2013). De wapening bestaat uit een netwerk samengesteld uit twee dunne evenwijdige metalen wapeningen, onderling verbonden door een zigzag traliewapening. De diagonaalstructuur is aan de langsdraden gelast. De buitenste staven zijn gekarteld voor een betere aanhechting van de mortel.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 80/343
Specificaties De muurwapening beschikt over een doorlopende technische goedkeuring ATG. Staalkwaliteit: Staaldraad volgens NBN EN ISO 16120-1; De wapening is thermisch verzinkt overeenkomstig de omgevingsklasse; Afmetingen: aangepast aan de dikte van de stenen en de voeg (steeds dunner dan de voegdikte); Uitvoering De wapeningen worden in verband geplaatst en de overlappingen bedragen 20 cm. In de hoeken wordt de wapening zodanig geplooid dat ze een doorlopend geheel vormt, op de wijze zoals aangegeven door de fabrikant. De muurwapening wordt in de mortelspecie ingedrukt. Voor gewapend metselwerk worden uitsluitend de mortelcategorieën M10, M15 of M20 (cementmortels) volgens NBN EN 998-2 toegelaten. Meting De wapening voor horizontaal gewapend metselwerk is niet in de eenheidsprijs van het metselwerk begrepen en wordt als een afzonderlijk supplement beschouwd. meeteenheid : per lopende m volgens muurbreedte meetcode : netto muurlengte. Overlappingen worden niet meegerekend.
E.1.5.3. Ingewerkte verankeringen in roestvrij staal Omschrijving Het betreft de levering en plaatsing van alle vereiste verankeringen nodig ter verbetering van de stabiliteit en goede samenhang van de constructies. Materiaal De verankeringselementen beantwoorden aan NBN EN 845-1 - Voorschriften voor metselwerk-toebehoren - Deel 1 : Spouwankers, muurankers, raveel/gordingschoenen en ondersteuningsproducten (2013). Alle in te werken elementen en hulpstukken zijn in roestvast staal. De dimensionering wordt afgestemd overeenkomstig het toepassingsgebied. Uitvoering De werken worden uitgevoerd in coördinatie met de posten structuurelementen gewapend beton. Meting: kg
E.1.5.4. Voegen / zichtbaar metselwerk Omschrijving Het betreft het meegaand opvoegen van zichtbaar blijvend metselwerk. Materiaal & Uitvoering Er wordt gebruik gemaakt van de metselmortel. Voor een verzorgde aanblik wordt bij zichtbaar blijvend metselwerk enkel gebruik gemaakt van lateien en balken uit glad bekist beton. Meting: m²
E.1.5.5. Klossen voor vastzetten schrijnwerk Omschrijving Leveren en plaatsen van klossen voor vastzetten schrijnwerk.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 81/343
Materiaal & Uitvoering De klos moet vervaardigd zijn uit rotvrij en krimpvrij materiaal, moet voldoende afmetingen en een degelijke verankering van binnen- en buitenschrijnwerk mogelijk maken. De klos moet een goede hechting hebben met het materiaal waarmee de muur is gebouwd. Het leveren en plaatsen van de klos en het maken van passende uitsparing in het materiaal waarmee de muur wordt gebouwd in de prijs te begrijpen. Meting: stuk
E.1.6. Anticapillaire membranen Zie E.3.5
E.1.7. Uitvoeren van werken in regie door geschoolde arbeider Omschrijving Het betreft het uitvoeren van werken, die in geen enkele ander artikel begrepen zijn. De eenheidsprijs omvat de loonkost van een geschoolde arbeider, ondernemingen van metselwerk en beton, categorie IIA (geschoolde van de 1ste graad). Meting: Het aantal uren dat de arbeider ter plaatse heeft gewerkt wordt in rekening gebracht.
E.2.
MUURISOLATIES BOVENBOUW
Het betreft een gedeeltelijke spouwvulling met stijve of halfstijve isolatieplaten. De spouwopvatting stemt overeen met de respectievelijke uitvoeringsmodaliteiten van het parement (zie algemene bepalingen in hoofdstuk 0 Gevelmetselwerk).
E.2.1. Spouwisolatie / thermisch – rotswol Materiaal Het betreft halfstijve platen uit minerale vezels, beantwoordend aan STS 08.82.5 en NBN EN 13162 - Producten voor de thermische isolatie van gebouwen - Fabrieksmatig vervaardigde producten van minerale wol (MW) - Specificaties (2009). Het formaat van de platen is afgestemd op de verticale tussenafstanden van de spouwhaken. De afstandshouders (bij onvolledige spouwvulling) die op de spouwhaken bevestigd worden, zijn aangepast aan het isolatiemateriaal. Een model wordt ter goedkeuring voorgelegd. De respectievelijke voorschriften volgens tabel 2 van het Informatieblad van het BUtgb “Geïsoleerde spouwmuren met gevelmetselwerk” zijn van toepassing en aan te vullen met de bepalingen van de specifieke ATG’s. Specificaties Plaatdikte : overeenkomstig de aanduidingen in de samenvattende meetstaat Formaat : zo groot mogelijk naar keuze van de opdrachtnemer, in functie van tussenafstanden spouwhaken Afwerking : zonder glasvliesbekleding Prestatiecriteria : • Gedeclareerde warmtegeleidingscoëfficiënt d : maximum 0,037 W/mK bij 10°C • Gemiddelde volumemassa in geval van rotswol : minimum 35 kg/m³ • Brandreactie : euroklasse A1 (volgens NBN EN 13501) De isolatieplaten bezitten een technische goedkeuring ATG voor toepassing als gedeeltelijke spouwvulling. Uitvoering De platen worden voorzien als gedeeltelijke spouwvulling. De platen worden in verband geplaatst en met zorg over de spouwankers gedrukt. Zij worden steeds met een lichte druk sluitend op en tegen elkaar geplaatst teneinde dichte naden te bekomen.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 82/343
Op het thermisch isoleren van gevels gelden de bepalingen van TV 178 - Thermische isolatie van gevels (WTCB, 1989). Als regels van goed vakmanschap worden de richtlijnen en typedetails van het Informatieblad van het BUtgb “Geïsoleerde spouwmuren met gevelmetselwerk” (2002/1) in aanmerking genomen. De opdrachtnemer zal er over waken dat de isolatie een ononderbroken geheel vormt, koudebruggen en vervormingen van de isolatielaag worden vermeden. De platen worden daartoe in zo groot mogelijke afmetingen, nauwsluitend tegen de binnenzijde van de spouw en onderling goed aansluitend in verband geplaatst. Zij worden waar nodig mooi recht versneden voor een perfecte aansluiting tegen andere bouwelementen. Aan de hoeken wordt de isolatie steeds over de volledige dikte doorgetrokken. Ter hoogte van raam- en deuraanslagen wordt de isolatie 10 à 15 mm doorgetrokken teneinde een goede aansluiting te hebben met het buitenschrijnwerk. Perforaties van het isolatiemateriaal worden tot een minimum beperkt door een aangepaste keuze van de vorm en de plaatsingswijze van de spouwhaken. Zij worden lichtjes afhellend naar buiten geplaatst. De platen moeten per m2 op minstens 5 à 6 punten bevestigd worden. Bij een verluchte spouw met gedeeltelijke spouwvulling wordt verplicht gebruik gemaakt van aangepaste rozetten die licht tegen de isolatie worden aangedrukt. Waar vochtwerende lagen doorheen de isolatie dringen worden de platen zorgvuldig in vorm gesneden. Bij de aanzet op of onderbreking door de vochtisolatie worden de platen afgeschuind volgens de helling van de vochtisolatie ofwel wordt de waterkerende folie onder en achter isolatie doorgetrokken. Meting Meeteenheid : per m² Meetcode : gemeten volgens netto oppervlakte, uitsparingen groter dan 0,1 m² worden afgetrokken
E.2.2. spouwisolatie / thermisch - polyurethaan (PUR) Materiaal Het betreft stijve isolatieplaten gevormd uit hard polyurethaanschuim overeenkomstig NBN EN 13165 - Materialen voor de warmte-isolatie van gebouwen - Fabrieksmatig vervaardigde producten van hard polyurethaanschuim (PUR) - Specificatie (2001) + add. 1 (2004). Het blaasmiddel bij de productie van de platen is CFK-vrij en ook HCFK-vrij. Randafwerking : tand en groef Prestatiecriteria : • Gedeclareerde warmtegeleidingscoëfficiënt : maximum 0,025 W/mK • Schijnbare volumemassa : minimum 30 kg/m3 • Waterdampdiffusie : 50 < < 100 De platen zijn aan beide zijden voorzien van een glasvlies of alu-kraftlaminaat De platen bezitten een technische goedkeuring ATG voor toepassing als spouwisolatie. De platen worden voorzien als gedeeltelijke spouwvulling. De platen worden nauwsluitend tegen de binnenzijde van de spouw geplaatst, met de groef aan de onderzijde. Spouwvoetisolatie : Waar er spouwoverbruggende waterkering geplaatst wordt worden beide platen voorafgaandelijk met een lintzaag onder 45° verzaagd, zodat de waterkering doorheen de isolatiezone schuins afwaterend naar buiten afloopt. Meting Meeteenheid : per m² Meetcode : gemeten volgens netto oppervlakte, uitsparingen groter dan 0,1 m² worden afgetrokken
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 83/343
E.2.3. Buitengevelisolatiesysteem met pleisterafwerking Systeem bestaande uit: • reinigen van het oppervlak • hechtmortel/kleefmortel voor isolatieplaat • isolatieplaat • eventuele bijkomende mechanische bevestiging van de isolatieplaten • uitvlakkingsmortel met glasvezelwapening • siliconepleister als afwerkingslaag • profielen Algemeen: Het buitengevelisolatiesysteem dient te beschikken over een Europese Technische Goedkeuring (ETA; ETA 03/0027) op basis van ETAG 004 en over een BUtgb goedkeuring. Uitvoeringsbijzonderheden: De uitvoering van het geheel en van alle details dient volledig volgens de technische werkomschrijving van de fabrikant van de siliconenpleister te gebeuren. De verwerking mag enkel gebeuren tijdens gunstige weersomstandigheden. Alle hierna vermelde leveringen en werken en alle bijkomende werken en leveringen voorzien in het de werkomschrijving van de fabrikant begrepen in de prijzen vermeld in de prijslijst Alle te behandelen oppervlakken moeten vrij zijn van losse delen en verontreiningen: prijs inbegrepen in de prijs van leveren en verwerken van hechtmortel/kleefmortel Reinigen van het oppervlak: Uit te voeren volgens eisen van de fabrikant van de hechtmortel/hechtpleister Dit artikel komt enkel voor betaling in aanmerking als het systeem wordt aangebracht op een vervuilde gevel Leveren en verwerken van kleefmortel/hechtmortel voor isolatieplaat Het werk omvat het leveren en aanbrengen aan ondergrond en aan isolatieplaten van aangepaste hechtmortel/kleefmortel, hoeveelheid en manier van aanbrengen volgens voorschriften van de fabrikant van de isolatieplaten en de kleefmortel/hechtmortel Leveren en plaatsen van geëxtrudeerde polystyreenplaten Het werk omvat het leveren en tegen de hiervoor vermelde kleefmortel/hechtmortel aandrukken van stijve isolatieplaten uit geëxtrudeerd polystyreen, beantwoorden aan de bepalingen van STS 08.82.41 + add.1 (1981) en NBN EN 13164 - Materialen voor de warmte-isolatie van gebouwen - Fabrieksmatig vervaardigde producten van geëxtrudeerd polystyreenschuim (EPS) - Specificatie (2001) + add 1 (2004). Het blaasmiddel bij de productie is (H)CFK-vrij. Randafwerking : tand en groef gedeclareerde warmtegeleidingscoëfficiënt d : maximum 0,034 W/mK schijnbare volumemassa : minimum 20 kg/m³ De platen bezitten een technische goedkeuring ATG voor toepassing als isolatie geschikt voor het aanbrengen van buitenpleister. De platen worden nauwsluitend geplaatst met de groef aan de onderzijde. Als voor de specifieke toepassing verkleven van de isolatieplaten aan de hechtmortel/kleefmortel niet volstaat moeten er bijkomend door de fabrikant van het systeem en door de fabrikant van de isolatieplaten goedgekeurde mechanische bevestiging geleverd worden en geplaatst worden. Isolatie te plaatsen in halfsteensverband en alternerend ter hoogte van de hoeken. Bij openingen in de gevel moeten er hele platen verzaagd worden. De platen dienen perfect in het het vlak uitgelijnd en zeer nauw aan te sluiten ten einde koudebruggen en scheurvorming in de pleister te voorkomen.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 84/343
Leveren en verwerken van uitvlakkingsmortel en glasvezelwapening. De mortel dient in minstens één laag aangebracht op de isolatieplaat. Totale dikte minstens 15mm, De wapening dient 100% ingebed en mag niet meer zichtbaar zijn. Er dient ook op gelet dat de wapening niet te diep in de grondpleisterlaag ligt. De wapeningsbanen moeten elkaar minstens 100mm overlappen. Rondom schrijnwerkopeningen dient tot tegen het schrijnwerk een, haaks op te plooien, 50cm brede strook wapening geplaatst te worden. En dient in elke hoek een strook wapening van 50cm x 30cm,onder hoek van 45° ten opzichte van de horizontale en verticale zijde van het schrijnwerk, geplaatst te worden. Leveren en verwerken van siliconeharspleister. Op de uitvlakkingslaag moet een passende voorstrijklaag aangebracht worden. Op de voorstrijklaag komt de siliconenharspleister. De pleister is geheel waterafstotend en samengesteld uit siliconenhars, emulsies en doorgaans en beperkte hoeveelheid polymeer. Tint te kiezen uit ruime kleurenkaart. Korrelgrootte circa 2mm, laagdikte minstens 15mm. Geheel effen en geheel vlak af te werken. Uniform uitzicht van alle oppervlakken. Uitvoering geheel volgens voorschriften van de fabrikant van de pleister. Geen gestructureerde afwerking. Leveren en plaatsen van aluminiumprofielen en PVC profielen Het werk omvat het leveren van door de fabrikant van het systeem goedgekeurde profielen en het met roestvrije middelen vastmaken van de profielen aan de drager. Uitvoering geheel volgens voorschriften van de fabrikant van het systeem. De geanodiseerde aluminium hoekprofielen zijn aan beide zijden voorzien van een minstens 10cm brede strook glasvezelwapening, minstens 150gram/m² die een stevig geheel vormt met het hoekprofiel De geanodiseerde aluminium aansluitingsprofielen met schrijnwerk zijn aan de zijde die niet aansluit met het schrijnwerk voorzien van een minstens 10cm brede strook glasvezelwapening, minstens 150gram/m² die een stevig geheel vormt met het hoekprofiel De aluminium profielen die onderaan het buitengevelisolatiesysteem met pleisterafwerking moeten geplaatst worden heben een L-vorm, verticaal deel voorzien van perforaties om degelijke verankering te bekomen van het profiel aan de drager. Onderkant met breedte gelijk aan de totale dikte van isolatie en alle aan te brengen lagen. De aluminium profielen die de bovenkant en vrije zijkanten van het buitengevelisolatiesysteem met pleisterafwerking beschermen hebben eveneens een korte zijde die voorzien van perforaties om degelijke verankering te bekomen van het profiel aan de drager. Geanodiseerd aluminiumprofiel van voldoende dikte. Op het aluminium profiel dat onderaan het buitengevelisolatiesysteem dient voorzienkom een geanodiseerd aluminium druipprofiel of een PVC druippprofiel. Meting: Meeteenheid: m²/ m / stuk Meetcode: netto uitgevoerde oppevlakte. Oppervlakken kleiner dan 0,1m² worden niet afgetrokken. netto uitgevoerde lengte voor wapening rond openingen netto uitgevoerd aantal voor mechanische bevestiging
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 85/343
E.3.
GEVELMETSELWERK
E.3.1. Parement - algemeen Omschrijving Het betreft de buitenspouwbladen in gevelmetselwerk. De onder deze post begrepen eenheidsprijzen dienen, hetzij volgens uitsplitsing in de samenvattende opmeting, hetzij in hun globaliteit, steeds te omvatten: • de voorbereiding der werken, het plaatsen van de nodige stellingen (platformhoogte 2 m), rolstellingen (ongeacht de hoogte), beschermingen, afdekzeilen; • de levering en voorbereiding van alle materialen t.t.z. de stenen of blokken, de mortels, alle noodzakelijke metalen versterkingselementen voor lateien / rollagen, ankerklossen, L-profielen, platijzers, de verbindingen met de binnenmuren (spouwankers): Zie E.1.2.7., E.1.2.8 en E.1.2.9., de vochtisolaties ter hoogte van gevelaanzet, gevelopeningen en dakranden, de vochtweringen en thermische isolatiestroken aan de dagkanten van ramen; • de eigenlijke uitvoering van het buitenmetselwerk en de eventuele beschermingsmaatregelen, ...; • het gebeurlijk afwassen en/of afkrabben van de gevel; • alle meerwerken voor het verwijderen van uitbloeïngen; • het verwijderen van beschermingen en stellingen; • het opruimen en schoonmaken van de bouwplaats. • Open stootvoegen: tussenafstand maximaal 1 meter Meting Meeteenheid : per m², volgens module. Meetcode : netto uit te voeren zichtbare oppervlakte zonder onderscheid te maken voor kant-, rol- en streklagen…Alle raam- en deuropeningen worden afgetrokken, uitsparingen voor verluchtingsroosters, ... kleiner dan 0,2 m² worden evenwel niet afgetrokken. De dagzijden van de openingen en vensters en de onderzijde van de lateien worden enkel meegerekend (netto-oppervlak) in zoverre hun breedte groter zou voorzien zijn dan de breedte van een gevelsteen. Niet inbegrepen in de eenheidsprijs zijn : • De eventuele L-profielen of regelbare ophangconsoles, …voor het opvangen van de rollaag in het naastliggend metselwerk (worden verrekend volgens rubriek E.6.2 e.v.). • •
E.3.2. Parement - handvormsteen / machinaal Materiaal Het betreft machinale handvormstenen beantwoordend aan NBN B 23-002 Gevelbaksteen + add.2 (1996). Zij zijn drager het Benor-keurmerk of gelijkwaardig. Kalkinsluitsels worden niet toegelaten. De opdrachtnemer legt een representatief staal en prestatiefiche ter goedkeuring voor. Specificaties Onderstaande specificaties zijn geldig voor nieuwe gevelvlakken; voor aanvulling aan bestaand gevelmetselwerk wordt door de opdrachtnemer een gevelsteen voorgesteld, gelijk aan of het bestaande gevelmetselwerk qua uitzicht zo goed mogelijk benaderend. • Type: handvorm (HV) of vormbak (VB) • Uitzicht: effen of genuanceerd, naar keuze van het Bestuur • Categorie: K • Kleurtint: naar keuze van het Bestuur. De kleur is homogeen in de massa.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 86/343
Prestatiecriteria Vorstbestendigheid volgens NBN B 27-009 : zeer vorstbestand (++) Gemiddelde wateropname volgens NBN EN 772-11 : maximum 12 % Eflorecentieproef volgens NBN B 24-209: geen witte vlekken verschijnen groter dan 5 cm² Uitvoering Onderstaande uitvoeringsbijzonderheden zijn geldig voor nieuwe gevelvlakken. Voor aanvulling aan bestaand gevelmetselwerk wordt het bestaande verband, voegbreedte, enz. gevolgd. De metselmortel is in overeenstemming met de verwerkingsadviezen van de steen- en mortelfabrikant. Het metselwerk wordt uitgevoerd in halfsteensverband • Voegbreedte: nominaal 10 mm • Spouwopvatting: matig geventileerd • Open stootvoegen: tussenafstand maximaal 1 meter • Vochtisolaties: volgens art.E.3.5 • Uitzettingsvoegen: minimaal om de 30 meter
E.3.3. Parement - strengperssteen / vol Materiaal Het betreft volle strengpersgevelstenen met strak afgelijnde randen en vellingkant, gefabriceerd volgens het strengpersprocédé. Zij beantwoorden aan NBN B 23-002 Gevelbaksteen + add. 2 (1986). Kalk-, ijzeroxyde- of andere insluitsels zijn niet toegelaten. Zij zijn drager van het Benor-keurmerk of gelijkwaardig. De opdrachtnemer legt een representatief staal en prestatiefiche ter goedkeuring voor. Specificaties Onderstaande specificaties zijn geldig voor nieuwe gevelvlakken. Voor aanvulling aan bestaand gevelmetselwerk wordt door de opdrachtnemer een gevelsteen voorgesteld, gelijk aan of het bestaande gevelmetselwerk qua uitzicht zo goed mogelijk benaderend. • Formaat: o Benaming: M50 / M65 / M90 o Afmetingen (lxbxh): 188x88x48 / 188x88x63 / 188x88x88 mm • Uitzicht: effen of genuanceerd, naar keuze van het Bestuur • Categorie: K • Kleur: naar keuze van het Bestuur. De kleur is homogeen in de massa. Prestatiecriteria • • •
Vorstbestendigheid volgens NBN B 27-009 : zeer vorstbestand (++) Gemiddelde wateropname volgens NBN EN 772-11 : maximum 12 % Uitbloeiingsproef volgens NBN B 24-209 : geen witte vlekken verschijnen groter dan 5 cm²
Uitvoering Onderstaande uitvoeringsbijzonderheden zijn geldig voor nieuwe gevelvlakken. Voor aanvulling aan bestaand gevelmetselwerk wordt het bestaande verband, voegbreedte, enz. gevolgd. • De metselmortel is in overeenstemming met de verwerkingsadviezen van de steen- en mortelfabrikant. • Het metselwerk wordt uitgevoerd in halfsteensverband
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 87/343
• • • • •
Voegbreedte : nominaal 10 mm Spouwopvatting : matig geventileerd Open stootvoegen : tussenafstand maximaal 1 meter Vochtisolaties : volgens art. E.3.5 Uitzettingsvoegen : minimaal om de 30 meter
E.3.4. Niet-meegaand voegwerk Omschrijving Het betreft het niet-meegaand opvoegen van zichtbaar blijvend metselwerk. Materiaal De voegmortel is een basterdmortel die beantwoordt aan de voorschriften van NBN EN 998-2. Kleur : naar keuze van het Bestuur of zo goed mogelijk gelijkend op bestaand ingeval van aanvullingen aan bestaand voegwerk. Voorgemengde voegmortels worden toegelaten mits akkoord van het Bestuur. Uitvoering: Oppervlaktetextuur: naar keuze van het Bestuur: glad / ruw geborsteld / geklopt met harde borstel. Vorm: naar keuze van het Bestuur: platvolle voeg / terugliggende voeg / schaduwvoeg. Meting Meeteenheid: m² Meetcode: netto uit te voeren zichtbare oppervlakte zonder onderscheid te maken voor kant-, rol-, sterklagen, dorpels, hoekblokken, sierlagen, kroonlijsten, enz; oppervlakten groter dan 0,5 m² worden afgetrokken.
E.3.5. Vochtisolatie / spouw - folies / PE Omschrijving Het betreft de levering en plaatsing van de vochtisolaties, vereist als waterkering tussen de spouw en het buitenmetselwerk, met het oog op een efficiënte afvoer van alle infiltrerend regen- en/of condensatiewater. De vochtisolaties worden aangebracht aan de basis van de spouwmuren, overal waar de spouw wordt onderbroken en bij elke overgang van het buitenspouwblad van een binnen naar een buitenomgeving (hoger opgaande muren, dakdoorsteken van schouwen e.d.). Materiaal De vochtisolatie bestaat uit een polyethyleenfolie van minstens 0,900 g/cm³ aan polymeren. De rek bij breuk bedraagt minstens 400%. In overeenstemming met de aard der toepassing is de folie minstens 0,45 mm dik, weegt minstens 450 g/m² en heeft een gewafeld oppervlak. Uitvoering De banen worden aangebracht met een overlapping van minimum 10 cm. De overlappende stroken worden over het volledige oppervlak aan elkaar gekleefd of met koudlasstroken bevestigd. Overeenkomstig de uitvoeringsdetails en/of de principedetails, zoals opgenomen in het Informatieblad van het BUtgb “Geïsoleerde spouwmuren met gevelmetselwerk” (2002/1). Plaats van de vochtwering te vermelden in de meetstaat van de opdracht en/of op plan horend bij de opdracht.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 88/343
Zie ook uitvoeringsvoorschriften hoofdstuk E.1. Overeenkomstig het toepassingsgebied gelden onderstaande richtlijnen: • De vochtisolaties worden zorgvuldig geplooid met de afwatering naar buiten toe. Het hoogteverschil tussen de laag in het binnenspouwblad en het buitenspouwblad bedraagt daarbij minstens 10 tot 15 cm. •
•
• •
•
De vochtisolatie dekt steeds de volledige breedte van het buitenspouwblad af. Waar mogelijk zal de vochtisolatie in de spouwen volledig gesteund zijn met een afgeschuinde, niet capillaire en rotbestendige isolatiestrook. Daar waar het buitenniveau niet horizontaal is, wordt de vochtisolatie trapsgewijze gelegd door boven elkaar geplaatste overlappende lagen. De plaatsing en plooiing van deze lagen verzekeren een afwatering trapafwaarts. Teneinde de vochtafvoer uit de spouw mogelijk te maken, worden het vereiste aantal stootvoegen in de horizontale lagen boven de anticapillaire membranen open gelaten. De vochtisoleerlaag wordt minimum 5 cm in het binnen- en buitenspouwblad ingewerkt. In voorkomend geval dat de vochtisolatie niet kan ingewerkt worden (betonstructuren) wordt de isolatie over een hoogte van minimum 15 cm tegen het binnenspouwblad aangekleefd. De vereiste overlappingen en kleefwijze stemmen steeds overeen met de aard van het product en aanbevelingen van de fabrikant. De te kleven oppervlakken moeten zuiver en droog zijn.
Meting Meeteenheid: m Meetcode: netto uitgevoerde lengte zonder rekening te houden met overlappingen
E.4.
GEVELELEMENTEN / BOUWSTEEN
E.4.1. Gevelelementen / bouwsteen – algemeen Omschrijving De post "gevelelementen / bouwsteen" omvat alle noodzakelijke leveringen en werken voor de plaatsing van de respectievelijk in de buitengevels te integreren gevelelementen uit steenachtige materialen (dorpels / plinten / dekstenen / omrandingen / …) tot een zuiver afgewerkt geheel. De onder deze post begrepen eenheidsprijzen, dienen, hetzij volgens uitsplitsing in de samenvattende opmeting, hetzij in hun globaliteit, steeds te omvatten: • het plaatsen en verwijderen van alle voor de werken vereiste stellingen (met platformhoogte 2 m), rolstellingen (ongeacht de hoogte), afdekzeilen en beschermingswerken; • de controle en de voorbereiding van het draagvlak / de ondergrond / draagconstructie; • de controle opmeting van de juiste afmetingen tijdens of na uitvoering van de ruwbouw, teneinde de detailtekeningen en/of specifieke profielsneden te toetsen aan de reeds uitgevoerde werken; • de voorbereiding, werkhuistekeningen en prefabricatie van alle voorziene gevelelementen (in casu elementen uit houwsteen volgens voorgeschreven profielen: boordstenen, lateien, dorpels, dekstenen, omkaderingen hoeken, beëindigingen en ontmoetingen, kolommen, ...); • de vereiste bevestigingselementen met de andere bouwelementen (ankers, doken, rails, …); • de bevestiging en het inmetselen van de gevelelementen, met inbegrip van de legmortels, verankeringselementen, vochtisolaties, uitzettingsvoegen, voegwerk, opvulkitten, …. • de beschermingsmaatregelen, nabehandelingen; • het opruimen en schoonmaken van de bouwplaats.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 89/343
E.4.2. Raam- & deurdorpels - algemeen Omschrijving Het betreft de levering en plaatsing van de raam- & deurdorpels tot algehele afwerking. In de eenheidsprijs zijn begrepen: • de controle opmeting van de juiste afmetingen tijdens of na uitvoering van de ruwbouw teneinde de detailtekeningen of gedetailleerde steensneden te toetsen aan de uitgevoerde werken; • de levering en de voorbereiding van de materialen, inbegrepen hoeken, beëindigingen en ontmoetingen, de eventuele verbindingselementen met de andere bouwelementen (b.v. ankers, doken, …), de dichtingsmaterialen; • het kappen van alle afschuiningen; • de voorziening van de nodige hellingen en waterlijsten; • het stellen en eigenlijke plaatsen van de dorpels; • het opvoegen en waar nodig opkitten met een aangepaste elastische gevelkit; • het schoonmaken voor de voorlopige oplevering. • de aansluiting en voegafwerkingen t.o.v. muren en dakranden;
E.4.3. Raam- & deurdorpels - blauwe steen Materiaal Het achtervlak van de binnenzijde van de dorpel houdt rekening met de dikte van het schrijnwerk en de eventueel bijkomende voorziening van rolluiken en/of zonneweringen. Onder buitendeuren is steeds een opstand met een hoogte van 10 mm en een breedte van 20 mm te voorzien, dewelke gelijk komt met de voorziene binnenvloerafwerking. Specificaties • • • • • •
• • • • • • •
De leverancier (steengroeve) beschikt over een doorlopende technische goedkeuring ATG. Categorie: normaal gebouw (volgens tabel 28 van TV 220) Onvolkomenheden: worden geweigerd Bovenvlakken: grijs-geschuurd Zichtbare zijkanten: grijs-geschuurd of gebeiteld Profiel: o Raamdorpels: dikte minimum 5 cm + 1 cm opstand o Deurdorpels: dikte minimum 7 cm + 1 cm opstand Helling: niet voorzien (plaatsing onder helling) De dorpels steken minstens 5 cm uit het gevelvlak en zijn voorzien van een druipgroef De dorpels worden aan hun uiteinden niet ingewerkt. Lengte van dorpelstukken: volgens opmeting, uit één stuk tot 150 cm. Druipgroef: circa 10 mm breed en circa 5-6 mm diep Aan de rugzijde wordt een wateropstand gelijmd van 10 mm hoogte. Deze opstand komt niet voor betaling in aanmerking bij het bepalen van het volume van de dorpel. Aan de dorpeluiteinden worden opgelijmde zijopstanden (afwateringskussentjes) voorzien van 10 mm hoogte, volgens module van de steen.
Uitvoering De opdrachtnemer neemt op de werf de juiste afmetingen op. Er wordt toegezien op een adequate thermische onderbreking (isolatie) tussen de buitendorpels en het binnenspouwblad. Waar nodig wordt de spouwopening aangevuld met bijkomende isolatie, ter voorkoming van koudebruggen.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 90/343
De dorpels worden, hetzij over hun volledige lengte, hetzij aan de uiteinden en onder iedere tussenvoeg, op een soepele vochtwerende laag aangebracht die aan de achterzijde en zijkanten opgetrokken wordt, derwijze dat insijpelend water naar buiten wordt geleid. De dorpels worden goed horizontaal geplaatst in een vol mortelbed, met een mortel categorie M10 (volgens NBN EN 998-2) met toevoeging van een waterwerende kunststofemulsie. De dorpelelementen worden met lichte helling van circa 1 cm naar buiten toe geplaatst. Indien in de steen geen hellingsprofiel is aangebracht, wordt hij met een helling van 5% gelegd afwaterend van het buitengevelvlak weg. Dorpels langer dan 150 cm mogen in twee of meer delen worden geplaatst, voorzien van een uitzettingsvoeg van circa 8 mm over de totale diepte van de dorpel. Onder de dorpels wordt over hun volledige lengte een vochtisolatie aangebracht (PE-folie 0,45 mm), die parallel met de voeg aan de randen en aan de achterzijde omhoog geplooid wordt. In de open voeg kan tussen de elementen een strookje polystyreen worden geplaatst. De voegen worden opgevoegd met een waterdichte plastische voegmortel, aangepast aan de kleurtint van de steen (lichtgrijs / donkergrijs). Onder de dorpels wordt voorafgaandelijk, hetzij over hun volledige lengte, hetzij aan de uiteinden en onder iedere tussenvoeg, een vochtisolatie aangebracht (zie E.3.5; apart aan te rekenen) Meting Meeteenheid: m³, ongeacht de oppervlaktebehandeling. Meetcode: het volume van het parallellepipedum dat de steen omgrenst
E.4.4. Raam- & deurdorpels - prefabbeton Materiaal Specificaties: • Betonkwaliteit volgens NBN EN 206-1 (2014) + NBN B 15-001 (2012) :
• • • •
Sterkteklasse
Omgevingsklasse
Consistentieklasse
Maximale korrelgrootte
minimum
minimum
keuze opdrachtnemer
keuze opdrachtnemer
C25 /30 of C30/37
EE1 / EE3
S3 / F3
D 14 / 20 mm
Wapening : ter goedkeuring voor te stellen Betondekking : minimum 30 mm Oppervlak : glad bekist Hoek : gebroken.
Uitvoering De bovenzijde van de dorpel is licht hellend. De voorzijde van het beton heeft een oversteek van 30 mm. Dorpels langer dan 150 cm mogen in twee of meer delen worden geplaatst, voorzien van een uitzettingsvoeg van circa 8 mm over de totale diepte van de dorpel. Onder de dorpels wordt doorlopend een vochtisolatie aangebracht (PE-folie 0,45 mm), die parallel met de voeg aan de randen en aan de achterzijde omhoog geplooid wordt. In de open voeg wordt tussen de elementen een strookje polystyreen geplaatst. De voegen worden opgevoegd met een waterdichte plastische voegmortel, aangepast aan de kleurtint van de het beton.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 91/343
Meting Meeteenheid : • per m voor dorpel met doorsnede bxh 20cm x 10cm (meting van de lengte van de dorpel tussen de dagkanten van de opening.) • m³ voor volume in meer of in min ten opzichte van doorsnede 20cm x 10cm
E.4.5. GEVELROOSTERS (zie G.1.6.4.)
E.5.
STRUCTUURELEMENTEN GEWAPEND BETON
E.5.1. Structuurelementen gewapend beton - algemeen Omschrijving Onderhavig hoofdstuk omvat alle ruwbouwelementen andere dan funderingselementen of vloerelementen, uitgevoerd in stortklaar gewapend beton. Uitvoering De opdrachtnemer is gehouden alle elementaire regels t.a.v. het voorkomen van vocht- en koudebruggen, te respecteren. Betonkwaliteit De kwaliteit van het beton wordt gespecificeerd overeenkomstig de norm NBN EN 206-1 en NBN B 15-001. Binnen deze betonspecificatie worden 4 criteria gehanteerd: • A. STERKTEKLASSE
• •
•
Sterkteklasse Cx/y
Aanbevolen Toepassingsgebied
C 16/20
lichte funderingen - niet gewapende en weinig belaste elementen
C 20/25
funderingen - vloerplaten op volle grond
C 25/30
balken - lateien - kolommen - wanden - vloerplaten
C 30/37
balken - opleggen - kolommen
C 35/40
kolommen
C 40/50
kolommen
B. OMGEVINGSKLASSE Overeenkomstig NBN B 15-001 C. CONSISTENTIEKLASSE De opdrachtnemer kiest een consistentieklasse i.f.v. een goede plaatsing en verdichting van het beton. Bij voorkeur zal klasse S3 of F3 toegepast worden. Het gebruik van hulpstoffen is slechts toegestaan na goedkeuring van het Bestuur. D. MAXIMUM KORRELGROOTTE GRANULAAT De opdrachtnemer kiest de maximum korrelgrootte van de granulaten in functie van de uit te voeren elementen en op basis van de gewenste verwerkbaarheid. "D" maximum (mm) moet kleiner zijn dan: < 1/4 van de kleinste afmeting van de te betonneren constructie < de vrije afstand tussen de wapeningsstaven verminderd met 5 mm < 1,3 maal de betondekking van de wapening
Wapeningsstaal Het wapeningsstaal beantwoordt aan de voorschriften van de geharmoniseerde normen NBN EN ISO 15630 - Deel 1 t.e.m. 3 of aan de reeks NBN A 24 - Staalproducten Betonstaal (1996 + addenda)+ PTV 302, 303 en 304. Het wapeningsstaal (zowel de staven, de beugels als de geprefabriceerde gelaste netten) draagt het overeenkomstigheidskenmerk BENOR of een gelijkwaardig keurmerk. Gladde en geribde staven zijn van de klasse BE 500 S of DE 500 BS De wapeningsnetten zijn respectievelijk van de klasse BE 500 S / DE 500BS (geribde staven). De netten worden in de fabriek gelast.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 92/343
Bekistingen: De bekistingsmaterialen worden door de opdrachtnemer gekozen in functie van de voorziene oppervlaktetextuur of afwerking. Zie ook TV 116 - Bekistingswoordenlijst (WTCB, 1977) en TV 123 - Glijbekistingen (WTCB, 1978), aangevuld met NBN EN 13377 - Houten systeembekistingdragers - Eisen, classificatie en beoordeling (2003). Alle vlakken uit te voeren met gladde bekisting. In principe dienen Alle in het zicht blijvende structuurelementen in beton, glad bekist te worden.
E.5.2. Stortklaar beton - algemeen Omschrijving De post ‘stortklaar beton’ omvat de realisatie van alle ruwbouwelementen andere dan vloerelementen, uitgevoerd in ter plaatse gestort gewapend beton, d.w.z. met inbegrip van alle bekistingen, het wapeningsstaal en de levering van het beton. De onder deze post begrepen eenheidsprijzen dienen, hetzij volgens uitsplitsing in de samenvattende opmeting, hetzij in hun globaliteit, steeds te omvatten: • de voorbereiding van het draagvlak en/of de steunen; • de opbouw en ondersteuning van de bekisting, met inbegrip van de ontkistingproducten; • de levering en plaatsing van de bekistingselementen; • de levering en verwerking van alle bijkomende thermische isolaties en/of vochtisolaties; • de levering en verwerking van de wapeningen en alle hulpstukken voor plaatsing en bevestiging; • de levering en plaatsing van eventueel aan of in te storten elementen, zoals profielen, losse onderdelen, strippen en andere bandvormige onderdelen; • de nodige voorzieningen voor uitsparingen en verwijdingen; het inwerken van buizen voor elektriciteit, evenals afvoerbuizen voor sanitair, … • de levering, het storten en trillen van het beton; • het wegnemen van de hulpstukken en bekistingselementen; • het eventueel reinigen van de zichtzijden en de afwerking van de randen; • de eventuele nabewerkingen en/of afwerking van het betonnen oppervlak. Materialen Op basis van gelijkaardigheid van uitvoering, worden de ter plaatse gestorte betonelementen onderverdeeld in groepen, zoals gerangschikt in de artikels E.5.3 tot E.5.7. Draagvloeren stabiliteitsstudie - berekeningswijze De stabiliteitsberekeningen gebeuren volgens de richtlijnen van NBN EN 1992-1-1 Eurocode 2 (+ Add): Berekening van betonnen draagsystemen. In geval de opdrachtnemer geïnformatiseerde berekeningen en uitvoeringstekeningen voorlegt, moet hij daarbij het bewijs leveren van de toepassing van deze normen. De in rekening te brengen belastingen worden bepaald conform de verschillende delen van NBN EN 1990 ANB (2013) + eventuele nationale bijlagen. Standaard draagvloeren moeten derwijze ontworpen worden dat zij een nuttige belasting (= totale belasting - eigengewicht draagvloer = gebruiksbelasting + vloerafwerking) van minimum 4,0 kN/m² kunnen dragen (2,0 kN/m² gebruiksbelasting; 2,0 kN/m² permanente belasting = vloerafwerking). Voor de maximaal toegelaten waarden van de doorbuigingen (berekend volgens NBN EN 1992-1-1 (+ Add)) zijn de bepalingen van NBN B 03-003 van toepassing.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 93/343
De bovenzijde en onderzijde van de samengestelde draagvloeren moeten in overeenstemming zijn met de vloerpeilen en de dikte van de afwerking van de vloeren, zoals aangegeven op de uitvoeringsplannen. De onderzijde van de samengestelde vloer ligt in éénzelfde vlak. Behoudens andere aanduidingen in de betonstudie worden in geen geval constructies welke doorhangend zijn t.o.v. de onderzijde van de vloer toegelaten. Uitvoering De opdrachtnemer is verantwoordelijk voor de algehele coördinatie leidend tot een goede uitvoering. De werken worden uitgevoerd volgens de regels van de kunst dienaangaande. Het beton is afkomstig van een centrale met BENOR keuring of gelijkwaardig. Meting BETON: • Meeteenheid : per m³ • Meetcode : netto uitgevoerd volume overeenkomstig de voorschriften van NBN B 06001 (1982), Hoofdstuk 5.3. WAPENING • De wapening wordt afzonderlijk gemeten (zie E.7.2) • Meeteenheid : meter voor wapeningstaven en m² voor wapeningsnetten
E.5.3. Stortklaar beton - wanden Voorbeeld van een berekening: • •
Wand van 14cm dikte kost per m²: 400 €/m³ x 0,14m³ = 56€ Wand van 16cm dikte kost per m²: 56 € + (120€/m³ x 0,02m³) = 58,4 €
E.5.4. Stortklaar beton – kolommen E.5.5. Stortklaar beton - balken / gordingen / sokkels / sloffen E.5.6. Stortklaar beton - ring- & verdeelbalken Omschrijving Het betreft alle “niet zelfdragende” ring- & verdeelbalken uitgevoerd in stortklaar beton.
E.5.7. Stortklaar beton - trappen & bordessen Omschrijving Het betreft het geheel van trappen, bordessen, alle elementen waarvan het bovenvlak een helling heeft steiler dan 6/4, uitgevoerd in stortklaar gewapend beton.
E.5.8. Geprefabriceerd beton - deur-& raamlateien Omschrijving Het betreft alle lateien boven raam- en deuropeningen met een beperkte overspanning in geprefabriceerd beton, voor het plaatselijk ondersteunen van binnenspouwblad en dragend metselwerk. Materiaal Behoudens specifieke bepalingen in het advies van de raadgevend ingenieur, mag de opdrachtnemer alle niet in het zicht blijvende lateien, met beperkte overspanningslengte, voorzien in geprefabriceerde elementen. De lateien beantwoorden aan NBN EN 845-2 Voorschriften voor metselwerktoebehoren - Deel 2 - Lateien (2013) en bestaan overeenkomstig de aangewende metselstenen uit geprefabriceerde lintelen in voorgespannen gewapend beton
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 94/343
Specificaties Afmetingen : aangepast aan de overspanning, de muurbreedte, het baksteenformaat en de laagdiktes (h x b) : 6 x 9 / 6 x 14 / 6 x 19 / … cm. Uitvoering: Het gebruik van de prefablateien valt onder verantwoordelijkheid van de opdrachtnemer. Een berekeningsnota van de wapening en van de totale werkzame hoogte wordt door de opdrachtnemer ter goedkeuring voorgelegd, rekening houdend dat de werkzame hoogte gevormd wordt door het voorgespannen element en het bovenliggend metselwerk (drukzone). De in aanmerking te nemen belastingen beantwoorden aan de normen van de reeks NBN EN(V) 1991 (+ Add). Men zal er voor zorgen dat de lateien in het lood staan, gelijnd en waterpas zijn. Voor overspanningen groter dan 1,20 m wordt bij de uitvoering een ondersteuning in het midden geplaatst. De opleg van lateien gebeurt overeenkomstig de bepalingen van STS 22.21.5. De elementen worden vóór de plaatsing volledig gereinigd en nat gemaakt. De uiteinden van het voorgespannen element rusten op een cementmortelbed. De lateien mogen niet op holle blokken in licht beton of gebakken aarde rusten, tenzij deze blokken vooraf goed worden gevuld met beton. De opleg bedraagt minstens 14 cm voor een maximale overspanning van 150 cm. Voor grotere overspanningen is de opleg minstens 19 cm. De venster- en deurlateien in het binnenspouwblad worden op zulkdanige wijze verwezenlijkt dat het condensatievocht of gelijk welk ander water dat zich in de spouw kan bevinden, naar het laagste punt afvloeit en naar buiten wordt afgevoerd (zie E.1.1). Een vochtscherm wordt geplaatst boven de lateien, zodanig dat infiltrerend water in de spouw naar buiten wordt geleid. Meting Meeteenheid: per lopende meter Meetcode: netto uitgevoerde lengte
E.5.9. Geprefabriceerd voorgespannnen beton - deur-& raamlateien Materiaal: Geprefabriceerde lintelen vervaardigd uit U-vormige elementen uit gebakken aarde. In deze elementen zijn voorgespannen staaldraden aangebracht met een omhulling uit getrild microbeton. Specificaties: zie artikel E.5.8 Meting meeteenheid : per lopende meter meetcode : netto uitgevoerde lengte
E.5.10.
Geprefabriceerde lateien in cellenbeton
Materiaal: cellenbeton met samenstelling geschikt voor toepassing als latei Geschikt voor overlast van minstens 200 daN/m voor overspanning tot 1,2m en Geschikt voor overlast van minstens 500 daN/m en overspanning > 1,2m en < 2,65m Wapening: in de prijs van de latei inbegrepen Meting meeteenheid : per lopende meter meetcode : netto uitgevoerde lengte
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 95/343
E.5.11.
Betonrenovatie
Omschrijving Onderhavige post omvat alle werken noodzakelijk voor het renoveren van beschadigde betonnen constructie-elementen. Onder beschadiging verstaat men ontoelaatbare scheurvorming en scheurwijdte, corrosie van de wapening, afbrokkelen van de betondekking. Het renovatieproces bestaat noodzakelijk uit volgende stappen: • voorbehandeling: verwijderen van het loszittend of aangetast beton, ontroesten van de wapening, reinigen van het oppervlak • herstellen van de beschadigingen De bepalingen van de normen NBN EN 1504-1 en NBN EN 1504-9 zijn van toepassing. De eventueel aan te brengen beschermende coating is voorzien onder rubriek J.2.2.
E.5.11.1. Voorbehandeling (inbegrepen in prijs art E.5.11.3) Onderzoek & vaststellingen Door behamering van de ondergrond met een metalen hamer wordt het betonoppervlak onderzocht op beschadigingen, loszittende en holklinkende delen, ook de plaatsen die op het eerste gezicht geen schade vertonen. Alle te herstellen zones worden aangeduid. Schade-inventaris Na het uitvoeren van het onderzoek wordt door de opdrachtnemer een document opgemaakt met aanduiding van de uit te voeren hoeveelheden voor werken bij de betonherstelling, betreffende de artikels met vermoedelijke hoeveelheden. De meting omvat de oppervlaktes, uitgedrukt in dm², van: • de te herstellen zones • de zones met te vervangen wapening • de zones waar nog intacte wapening over de nodige overlappingslengte werd blootgemaakt. De diverse bouwelementen, die tegen de betononderdelen zijn bevestigd worden voor de werken verwijderd en na de werken terug bevestigd. Het betreft o.a. verlichtingsarmaturen, leidingen,… . Voorbereidende werken Binnen de afgebakende zones worden alle niet hechtende delen en het minderwaardig beton mechanisch of hydraulisch verwijderd tot op het gezonde beton, met een minimale diepte van 5 mm. De randen van de te herstellen zone worden trapvormig uitgehakt om loskomen van de aan te brengen herstellingslaag te voorkomen. De prijs van alle voorbereidende werken dient begrepen in de prijs per dm² vermeld onder artikel E.5.11.1.
E.5.11.2. Vrijmaken van niet aangetaste wapening Toepassing: Op aanduiding bestuur waar gecorrodeerde wapening moet vervangen worden. Het vrijmaken van de volledige omtrek van de aangetaste wapening dient begrepen in de prijs voor de betonherstelling. Enkel het vrijmaken, van de nog niet aangetaste wapening, volledige omtrek tot op de vereiste diepte en dit over de nodige lengte voor het realiseren van de vereiste overlapping van de oude en de nieuwe wapening komt voor betaling in aanmerking.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 96/343
Meeteenheid: Afkappen van loszittende betondelen: inbegrepen in de posten betonherstelling Vrijmaken van niet aangetaste wapening: • Meeteenheid: m • Meetcode: netto vrijgemaakte wapening voor vrijmaken van niet aangetaste wapening
E.5.11.3. Betonrenovatie - herstelling / handmatig te plaatsen mortel Omschrijving Het betreft manueel uitgevoerde herstellingen met behulp van handgereedschap. Deze methode beperkt zich vooral tot kleine reparaties met beperkte dekkingsschade. Materiaal Er wordt gebruik gemaakt van een gemodificeerde hydraulische mortel. Enkel mortels met een geldige ATG-goedkeuring of gelijkwaardige certificering mogen gebruikt worden. De herstelmortels zijn van een type voor structurele herstellingen van klasse R3 volgens NBN EN 1504-3, met hieruit volgende kenmerken: • Minimum druksterkte: 25 MPa (NBN EN 12190) • Minimum elasticiteitsmodulus: 15 Gpa (NBN EN 13412) • Minimum hechtsterkte: 1,5 MPa (NBN EN 13412) Uitvoering De mortel wordt aangebracht volgens de beschrijving in de ATG, o.a. wat betreft: het aanbrengen van de mortel mag niet geschieden buiten de grenswaarden voor de temperatuur (omgeving en beton) vermeld in de ATG. In het algemeen, tenzij anders vermeld door de producent, mag de temperatuur niet lager zijn dan 5°C en niet hoger dan 25°C. De prijs van dit artikel omvat het afkappen van een 4cm dikke laag en het leveren en aanbrengen van een 4cm dikke laag herstelmortel Voor het geval de laagdikte minder dan 4cm bedraagt/ meer dan 4cm bedraagt wordt gebruik gemaakt van artikel E.5.11.3.2. De aanbrengingstechniek: handmatig Na het aanbrengen van de mortel dient de opdrachtnemer de nodige beschermingsmaatregelen te treffen ten einde vroegtijdige uitdroging van de herstelling tegen te gaan. De keuze van deze maatregelen zal afhankelijk zijn van het al dan niet naderhand aanbrengen van een carbonatatieremmende coating. De werken omvatten: • Het grondig reinigen van de vrijgemaakte oppervlaktes • Na stabilisatie van de twee laag betonstaal-beschermer, wordt het te repareren moederbeton grondig en gelijkmatig met zuiver water verzadigd, kort voor het aanbrengen van de reparatiemortel. • Op het met water verzadigde moederbeton wordt de reparatiemortel aangebracht; ingeval de beschadiging in verschillende lagen wordt hersteld, wordt de tweede laag aangebracht wanneer de eerste laag stabiel is, maar nog niet volledig uitgehard. Meting meeteenheid: dm² meetcode: netto uitgevoerde oppervlakte berekend uit product van de gemiddelde lengte en de gemiddelde breedte.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 97/343
E.6.
STRUCTUURELEMENTEN STAAL
E.6.1. Structuurelementen staal - algemeen Omschrijving De post "structuurelementen staal" omvat alle werken en leveringen voor de realisatie van de ruwbouwconstructies uit staal, met inbegrip van alle verbindingssystemen, de eigenlijke uitvoering in het werk, de aansluiting met de ruwbouw, verankeringen, hulpstukken, corrosiebescherming,... In overeenstemming met de algemene en/of specifieke bepalingen van het bijzonder bestek, dienen de onder deze post begrepen eenheidsprijzen, hetzij volgens uitsplitsing in de samenvattende opmeting, hetzij in hun globaliteit, steeds te omvatten: • het opmaken van de nodige stabiliteitsstudie en de uitvoeringstekeningen; • de voorbereiding en nodige bewerking van het staal in het werkhuis (snijden, plooien, …), met inbegrip van alle las- en boutverbindingen; • de levering en montage van de stalen constructie-elementen op de werf, met inbegrip van alle verbindingsstukken, oplegmiddelen en verankeringen; • de corrosiebescherming wordt afzonderlijk voorzien. Materiaal Het staal voldoet aan de bepalingen van NBN EN 10025 - Warmgewalste producten van ongelegeerd constructiestaal - Technische leveringsvoorwaarden (recentste versie). Uitvoering Algemeen De constructeur moet in de werkplaats en op de werf alle nodige voorzorgen nemen, teneinde iedere vervorming van de stukken tijdens de behandeling te voorkomen. Bijzondere aandacht dient te worden besteed aan de afmetingen van de elementen, hun peilen en doorbuiging. De elementen worden ontdaan van alle vuil, olie, vet en andere verontreinigingen, en van alle loszittende roestvorming op het ogenblik van de verwerking. Alle bewerkingen - zoals vlakken en richten van de stukken, smeden en warm plooien, buigen, uitgloeien, uitsnijden, alle verbindingen door lassen, bouten, schroeven, de voorbereiding van de gaten, enz... - worden uitgevoerd overeenkomstig de vigerende NBN normen en regels van goed vakmanschap. Nabehandeling – corrosiebescherming - afwerking Overeenkomstig de bepalingen van rubriek E.6.5 corrosiebescherming - algemeen Levering – montage – opleg - verankeringen Alle stukken worden stevig in de omliggende constructies vastgezet en/of verankerd, bij middel van aangepaste pluggen of chemische ankers, bouten, schroeven, moeren en tegenmoeren, zodat er een stevige montage ontstaat die niet loskomt, ook niet bij intensief gebruik. De constructeur organiseert de gehele constructie ervan zodanig dat ten allen tijde, en gedurende alle noodzakelijke en mogelijke manipulaties van de diverse elementen, de stabiliteit van het geheel en van elk element afzonderlijk gegarandeerd blijft. Wanneer de stukken worden vastgeschroefd in zichtblokken, mechanische gevelsteen of zichtbetonelementen, gebeurt het boren met uiterste zorg zodat de stenen of het beton niet beschadigd worden, noch loskomen. Alle aangewende metalen onderdelen voor de verankering van buitenconstructies zijn roestbestendig.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 98/343
Verbindingen Algemeen De wijze van verbinden van de verschillende elementen onderling (lassen, bouten, aangelaste doken, klinknagels,…) gebeurt op voorstel van de opdrachtnemer en zal waar nodig bijkomend gestaafd worden met de nodige berekeningen. De berekening van de verbindingen gebeuren overeenkomstig de voorschriften van de laatste uitgave van NBN EN 1993 - Eurocode 3. De uitvoeringswijze zal daarbij beantwoorden aan onderstaande algemene criteria : • De opdrachtnemer ziet er op toe dat de aangewende verbindingssystemen volstrekt verenigbaar zijn met de andere structurele, technische en/of afwerkingselementen waaruit de constructie is samengesteld. Voor het verbinden van verzinkte structuurelementen worden enkel verzinkte verbindingselementen toegelaten. • Alle elkaar rakende eindvlakken zullen goed vlak en gerecht zijn; het vlakken en rechten wordt met de vlakpers of met de walsmachine uitgevoerd zonder kloppen, noch hameren. • De voegen moeten goed pas afgewerkt worden, zodat de stuitnaden overal goed gesloten zijn, in het bijzonder daar waar ze op druk belast worden. • Verbindingen in het werkhuis of montage van geprefabriceerde onderdelen ter plaatse op de werf geschieden, hetzij met bouten, hetzij door lassen. Boutverbindingen De bouten voldoen aan de specificaties van de normen : • NBN EN ISO 898-1 - Mechanische eigenschappen van bevestigingsartikelen van koolstofstaal en gelegeerd staal - Deel 1: Bouten, schroeven en tapeinden met gespecificeerde eigenschapsklassen – Ruwe schroefdraad en metrische fijne schroefdraad • NBN EN ISO 898-2 - Mechanische eigenschappen van bevestigingsartikelen van koolstofstaal en gelegeerd staal - Deel 2: Moeren met voorgeschreven proefbelastingswaarden - Schroefdraad met grove spoed. • Reeks NBN E 03 (serie 001 tot 004) - Schroefdraad • NBN EN ISO 4759 (serie 1 en 3) - Toleranties voor bevestigingsartikelen • Voor bouten van roestvast staal geldt de norm NBN EN ISO 3506 (serie 1 tot 4). • De boutverbindingen worden uitgevoerd overeenkomstig NBN EN 1990 ANB (2013) of NBN EN 1090-2+A1. De boutgaten moeten zorgvuldig geboord worden. De gatdiameter moet hierbij 1 mm (voor bouten M12 tot M14), 2 mm (voor bouten M16 tot M24) of 3 mm (voor bouten M27 en groter) groter zijn dan de boutdiameter. Lasverbindingen Het lassen gebeurt in principe uitsluitend in het werkhuis onder beschermde omstandigheden en door een erkend lasser, die gecertificeerd is volgens NBN EN ISO 9606. Indien, mits toestemming van de leidende ambtenaar, tengevolge van een aanpassing op de werf, toch moet worden gelast, dient dit te gebeuren door een erkend lasser bij gunstige klimaatomstandigheden en moet de las d.m.v. metallisatie worden beschermd tegen oxidatie. De stukken worden aaneengezet met doorlopende lassen, zonder onderbrekingen, noch openingen. Inzonderheid voor de buitenstukken wordt hier bijzondere aandacht aan besteed, met het oog op een degelijke roestbestendigheid. Alle lasslakken, bramen en uitsteeksels moeten zorgvuldig verwijderd worden door bikken, borstelen, slijpen of stralen en worden netjes bij geschuurd.
E.6.2. Profielstaal - algemeen Omschrijving Het betreft (horizontaal opgelegde,…) plaatmateriaal ongeacht de dikte, liggers, lateien, kolommen, voetplaten, kopplaten,…
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 99/343
Meting: Meeteenheid: per kg Meetcode: de volumemassa van het staal wordt bepaald volgens gewichten vermeld in het polytechnisch zakboekje bij conventie vastgesteld op 7.850 kg/m³. Enkel de conventionele theoretische massa wordt in rekening gebracht. Deze wordt bepaald op basis van de geometrische vorm van de stukken. De uitsnijdingen en openingen worden niet afgetrokken, evenmin behalve de gaten voor de bout-, pen- of klinknagelverbindingen en de afschuiningen en laspoortjes voor de lassen. Toelichting bij de vermelding “en/of” in de meetstaat: voor het geval, bij wanddikte 2mm, het gewicht per meter meer bedraagt dan 2kg gebeurt de aanrekening volgens artikel E.6.3.2.
E.6.3. Profielstaal / blank Materiaal Staalsoort: S 235 volgens NBN EN 10025 Kwaliteit (lasbaarheid): JR volgens NBN EN 10025 Uitvoering De zijdelingse opleg van liggers bedraagt minstens 15 cm. De verankering aan de ruwbouw gebeurt dragend op het naastliggend metselwerk (mits aanwending van verdeelbalken in ter plaatse gestort gewapend beton of geprefabriceerde elementen ingewerkt in het metselwerk)
E.6.4. Profielstaal / roestvast (RVS) Materiaal Specificaties Staalsoort: AISI 304 Uitvoering De zijdelingse opleg van liggers bedraagt minstens 15 cm. De verankering aan de ruwbouw gebeurt dragend op het naastliggend metselwerk (mits aanwending van verdeelbalken in ter plaatse gestort gewapend beton of geprefabriceerde elementen ingewerkt in het metselwerk)
E.6.5. Corrosiebescherming - algemeen Omschrijving Het betreft de voorafgaandelijke corrosiebeschermende behandelingen van constructies en/of elementen in staal, met inbegrip van alle verbindingen en bijwerkingen na montage op de werf. Uitvoering Voorbereiding Alle te behandelen stalen onderdelen moeten een glad en zuiver oppervlak hebben: alle onzuiverheden zoals stof, vetten, bramen, schilfers, verf- en vernisresten, siliconen (lassprays), lasslakken of lasspatten worden zorgvuldig verwijderd. De geprefabriceerde elementen worden daartoe hetzij ontvet hetzij gegrindblasted, gestaalstraald of gezandstraald. De lasnaden moeten glad en poriënvrij zijn. Vervolgens worden roest en walshuid verwijderd door beitsen in zuur. Na voorbehandeling worden de constructieelementen voorzien van een van onderstaande corrosiebeschermingssystemen.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 100/343
E.6.6. Corrosiebescherming - thermisch verzinken Omschrijving De stalen profielen en bevestigingselementen worden door thermisch verzinken behandeld ter voorkoming van corrosie. Het verzinken geschiedt door onderdompeling van de stalen constructie-elementen in een bad met vloeibaar zink. Materiaal / uitvoering Na de vereiste voorbehandelingen, volgens E.6.5 corrosiebescherming - algemeen worden de stalen profielen en bevestigingselementen thermisch verzinkt volgens de voorschriften van de norm NBN EN ISO 1461. Tijdens het transport of op de werf beschadigde elementen worden bijgewerkt met koudgalvanisatie. Meting Meeteenheid: per kg van de te behandelen profielen
E.6.7. Corrosiebescherming - metallisatie Materiaal & Uitvoering Na de vereiste voorbehandelingen, volgens E.6.5 corrosiebescherming - algemeen, tot een reinheidsgraad Sa3 volgens NBN EN ISO 8501-1, worden de stalen profielen en bevestigingselementen behandeld met een metallisatie door het opspuiten met zink, volgens NBN 755 of NBN EN ISO 2063. Gebeurlijke beschadigingen aan de metallisatie moeten voorafgaandelijk worden hersteld met verwijderen van de roestvorming, plaatselijk blankschuren en herschilderen met koudmetallisatie. Specificaties De minimale laagdikte staat in overeenstemming met de dikte en bestemming van het staal, volgens de klasse: • ZN 40 (250 g/m²): voor beschermde structuren in niet vervuilde omgeving. • ZN 80 (500 g/m²): in stedelijke industriële atmosfeer. • ZN 120 (750 g/m²): in sterk polluerend milieu (chemisch agressief of bij indompeling). • ZN 160 (1000 g/m²): in zeelucht of onderdompeling in zeewater. Meting meeteenheid : per m² ontwikkeling van de te behandelen profielen
E.6.8. Corrosiebescherming - roestwerende verfsystemen Omschrijving De stalen profielen en bevestigingselementen worden behandeld ter voorkoming van corrosie door het aanbrengen van een verfsysteem. Materiaal & Uitvoering Na de vereiste voorbehandelingen, volgens E.6.5 corrosiebescherming - algemeen, tot een reinheidsgraad Sa2½ volgens NBN EN ISO 8501-1, zullen de stalen profielen en bevestigingselementen in het werkhuis zo snel mogelijk voorzien worden van een roestwerend verfsysteem. Dit gebeurt door bekwame vakmensen en volgens de voorschriften van de leverancier van het verfsysteem. De opdrachtnemer zal een technische fiche voorleggen van een roestwerend verfsysteem (tweecomponenten epoxypolyurethaan verfsysteem, monocomponent polyurethaan verfsysteem,…), geschikt voor de omgeving waaraan de stalen constructiedelen zullen blootgesteld worden. Het gebruik van loodmenie is verboden.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 101/343
De oppervlaktetemperatuur van de te schilderen constructiedelen dient minimaal 3°C boven de dauwpunttemperatuur te liggen. De metaalonderdelen die door beton omhuld zullen worden alsook de contactoppervlakken van de verbindingen met bouten mogen niet geverfd worden. De voorschriften van de reeks NBN EN ISO 12944 zijn van toepassing. Na montage op de werf zullen alle montageonderdelen en gebeurlijke beschadigingen worden bijgewerkt. Het verfsysteem dient zeer goede mechanische eigenschappen, een perfecte hechting op het voorbereide metaal en zeer goede anticorrosieve eigenschappen te hebben, en moet bestand zijn tegen chemicaliën, oplosmiddelen, water, watercondensatie enz.. Specificaties: Laagdikte minimum 40 micrometer. De RAL-kleur is te bepalen door het Bestuur. Meting meeteenheid: per m² ontwikkeling van de te behandelen profielen
E.7.
DRAAGVLOEREN
E.7.1. Draagvloeren - algemeen Omschrijving De post "draagvloeren" omvat alle elementen, werken en leveringen, voor het realiseren van de in de bestelling omschreven draagvloeren, volgens type, aard en/of samenstelling. De onder deze post begrepen eenheidsprijzen, dienen, hetzij volgens uitsplitsing in de samenvattende opmeting, hetzij in hun globaliteit, steeds te omvatten: • de stabiliteitsstudie, met inbegrip van alle berekeningsnota's, het opstellen van de nodige legplans, ... • de controle op alle afmetingen en de aanpassing van te prefabriceren elementen aan de werkelijke afmetingen • de voorbereiding en reiniging van de oplegvlakken, voegen en eventuele randen • alle tijdelijke ondersteuningen en schoringswerken • alle nodige bekistingen, ontkistingsproducten, de eventuele voorgeschreven verloren bekistingselementen en/of in te storten elementen;alle ingebetonneerde en uitstekende wapeningen, alle hulpstukken voor hun plaatsing en bevestiging; • de levering van het beton voor het realiseren van de ter plaatse gestorte draagvloer en/of de levering en plaatsing van de nodige geprefabriceerde elementen, zoals welfsels, breedplaatvloeren, T-balkjes + holle vulstenen,… • de nodige voorzieningen voor uitsparingen, doorvoeren, verwijdingen, raveelconstructies, de eventueel versterkte zones (onder scheidingswanden, ter hoogte van trapopeningen, balkons, ...), de oplegmiddelen, enz.; • de wapeningsstaven/de wapeningsnetten volgens de aanduidingen op het legplan en/of de betonstudie; • alle nodige verbindingsmiddelen zowel tussen geprefabriceerde elementen onderling als met de randelementen, eventuele afstandhouders tussen vulblokken, ... • het reinigen en desgevallend bevochtigen van de gewelven voor het aanbrengen van het vulbeton of de druklaag; • het vulbeton en de voorgeschreven druklaag • alle wapeningsnetten, bijlegwapeningen en bijkomende bekistingen, het desgevallend opvullen van voegen en/of de holten tussen de muren en de erboven gelegen verloren bekistingselementen;
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 102/343
• het wegnemen van alle hulpstukken, bekistingselementen, ondersteuningen en schoren; • de afwerking van de randen, herstellingswerken bij gebeurlijke beschadigingen en/of aanvaardbare grindresten, het opvullen van de (uitzettings-)voegen, volgens de richtlijnen van de leverende firma, het reinigen van de zichtzijden, .… Keuring De controle van de betonkwaliteit gebeurt volgens- NBN EN 206-1 aangevuld met NBN B 15-001 (2012). Deze controle geschiedt in principe door een beperkt aantal monsternemingen. Alle kosten van nazicht van de gelijkwaardigheid en controle van de proeven vallen ten laste van de opdrachtnemer. BENOR-gecertificeerd beton wordt vrijgesteld van voorafgaande technische keuringen. Het bestuur behoudt zich evenwel het recht, in geval van twijfel, controles uit te voeren bij de levering. Indien het resultaat negatief is, vallen de kosten van deze controles ten laste van de opdrachtnemer.
E.7.2. Draagvloeren stortklaar beton - gewone bekisting Materiaal Specificaties Betonkwaliteit volgens NBN EN 206-1 + NBN B 15-001 (2012): (zie ook artikels E.5.1 en E.5.2) • Wapening: volgens art. E.5.1 en E.5.2. • Staven met verbeterde hechting als hoofdbewapening (NBN A 24-302). • Gladde staven als beugels (NBN A 24-302). • Wapeningsnetten: kwaliteit BE 500S of DE 500BS, afm. volgens borderellen en plannen. Plooien en knippen van de wapeningsstaven en de wapeningsnetten in de prijs inbegrepen. Bekisting: ruw ontkist De draagvloer heeft een brandweerstand van Rf 2 h. Uitvoering Behoudens andere aanduidingen hetzij op de plannen, hetzij in de betonstudie gebeurt de uitvoering van de draagvloeren in ter plaatse gestort beton. Dikte en tegenpijl: volgens aanduiding op plan, met een tegenpijl van 1/500 van de overspanning. Wapening volgens NBN EN 1992-1-1, waarbij de minimum dikte van betondekking 2 cm bedraagt. Het stortbeton dient inzake bekisting, het plaatsen van de wapening, de opleg, verankeringen, zettingsvoegen, het storten van het beton, het ontkisten, ... te beantwoorden aan de algemene voorschriften, zoals vermeld in hoofdstuk E.5 structuurelementen gewapend beton. Het beton wordt voldoende verdicht met aangepaste apparatuur. De opdrachtnemer neemt alle voorzorgen opdat het vers gestorte beton in optimale omstandigheden kan verharden. In het bijzonder bij droog en warm weer wordt het vers gestorte beton regelmatige bevochtigd teneinde krimpscheurvorming te voorkomen. De draagvloeren worden ter plaatse gestort in één keer. Het ontkisten van de zijkanten van de vloer gebeurt ten vroegste 5 dagen na het betonstorten. Uitsparingen/doorvoeren: voor uitvoering dient de stabiliteitsingenieur zijn goedkeuring te geven. De nodige maatregelen dienen genomen teneinde vocht- en koudebruggen te vermijden; de hiertoe aangewende vochtwerende en thermische isolaties zijn in de prijs inbegrepen
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 103/343
Meting Meeteenheden: • Beton per m³. • Wapening per m voor staven en m² voor netten Alle andere elementen, werken en leveringen dienen te zijn inbegrepen in de respectievelijk opgegeven eenheidsprijzen voor de hierboven opgesomde metingen.
E.7.3. Draagvloeren balken & vulblokken - gebakken klei Materiaal De draagvloer beantwoordt aan serie NBN EN 15037 - Geprefabriceerde vloeren van gebakken aarde en van beton + erratum. Ze is van het type P2 met versterkingslaag en is samengesteld uit geprefabriceerde balken van voorgespannen beton in de vorm van een omgekeerde T of U en met een zoolbekleding in gebakken aarde. De vulblokken zijn vervaardigd uit gebakken aarde dewelke vrij zijn van elk gebrek dat hun sterkte en/of schadelijke stoffen, die de mortel, het beton en/of het staal zouden kunnen aantasten. Specificaties vulblokken Type: P2 Dikte: afhankelijk van de overspanning. Holtepercentage van de elementen in gebakken aarde: maximaal 70 %. Buigweerstand: minimum 2500 N gemeten op de aslijn tussen de steunvlakken. Specificaties - druklaag Dikte van de druklaag: minimum 4 cm boven de vulblokken. De betonkwaliteit volgens NBN EN 206-1 + NBN B 15-001 (2012) is aangepast aan de dikte van de druklaag. Karakteristieke druksterkte fck van de druklaag: minstens 30 N/mm2 na 28 dagen. De wapening van de druklaag is minimaal een gelast netwerk, staalsoort BE 500 S of DE 500 BS, afm. 150x150x6x6 mm. De bijlegwapening bestaat uit bijlegstaven van kwaliteit BE 400S. Aanvullende specificaties De draagvloer heeft een brandweerstand Rf van 2 h volgens KB 7/07/1994 en latere wijzigingen. De werken worden uitgevoerd volgens de aanbevelingen van de fabrikant. De legplannen van geprefabriceerde elementen moeten vooraf ter goedkeuring aan de leidende ambtenaar worden voorgelegd. De bovenzijde en onderzijde van de samengestelde vloerplaat moet in overeenstemming zijn met de vloerpeilen en de dikte van de afwerking van de vloeren. De onderzijde van de samengestelde vloer ligt in éénzelfde vlak. Meting Meeteenheid: m²
E.8.
STRUCTUURELEMENTEN HOUT
E.8.1. Houtstukken, balkschoenen en balkhangers Algemeen Het timmerwerk uit hout beantwoordt aan STS 04. Het hout wordt voorafgaandelijk behandeld volgens een A1-procédé (S.T.S. 04.31). De opdrachtnemer overhandigt het attest aan de leidende ambtenaar. Het op de bouwplaats geleverde hout moet voldoende droog zijn overeenkomstig STS 04.1 De uitvoering en berekeningen beantwoorden aan STS 31.0 en STS 32.0. De stalen verbindingsstukken worden gegalvaniseerd. Het hout wordt afdoend beschermd tegen vocht en vuil.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 104/343
Materiaal: inlands grenen of vuren, ongeschaafd (zie STS 31 deel II materialen § 04.01 – Timmerhout De balken worden tussen de muren gelegd met passende verankeringen in gegalvaniseerd staal, model voor te leggen door de opdrachtnemer. Meting: • • • •
m voor de houtstukken met inbegrip van de nodige passende nagels stuk voor de gegalvaniseerde balkschoenen stuk voor doorzagen houtstuk ongeacht de doorsnede stuk voor verbinding houtstuk dikte t.e.m. 63mm aan metselwerk of beton
E.9.
ISOLATIEDEKENS EN DAMPSCHERMEN
E.9.1. Isolatiedekens - minerale wol Het werk omvat het leveren en plaatsen van minerale woldekens (op rol) gebonden door impregnatie met gepolymeriseerde harsen. De stroken moeten klemmend tussen de kepers en/of spanten geplaatst worden. Hiertoe worden de stroken 2cm breder gesneden dan de afstand tussen de houtstukken. Dikte volgens vermeldingen in de opdracht. Rolbreedte zo groot mogelijk te nemen. Tussen de houtstukken mogen er maximaal 2 stroken geplaatst worden. Bij voorkeur 1 strook. Als er 2 stroken gebruikt worden moeten ze goed tegen elkaar aansluiten. warmtegeleidingscoëfficiënt (d) : maximum 0,032 W/mK Meting Meeteenheid: m² Meetcode: netto uitgevoerde oppervlakte berekend met de afstand tussen de houtstukken
E.9.2. Dampscherm - PE folie Het werk omvat het leveren en plaatsen van dampscherm uit polyethyleenfolie. De stukken hebben een zo groot mogelijke oppervlakte. Alle naden en alle aansluitingen met wanden en plafonds moeten voorzien worden van door de fabrikant van het dampscherm goedgekeurde kleefband. Specificaties van het dampscherm: Dikte: minimum 0,18 mm Waterdampdoorlatendheid: maximum 1,1 g/m2 op 24u (bij 23°C en 50%RV) Meting Meeteenheid: m² Meetcode: netto uitgevoerde oppervlakte.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 105/343
Deel F BINNENAFWERKING F.1.
BINNENPLEISTERWERKEN
F.1.1. Binnenpleisterwerken - algemeen Omschrijving De post "binnenpleisterwerken" omvat alle noodzakelijke leveringen en werken voor het realiseren van de voorziene pleisterbezettingen, op binnenwanden en -plafonds, tot een afgewerkt en schilderklaar geheel. De onder deze post begrepen eenheidsprijzen dienen, hetzij volgens uitsplitsing in de samenvattende opmeting, hetzij in hun globaliteit, steeds te omvatten : • het voorbereiden en ontstoffen (borstelen of stofzuigen) van de ondergrond; • het voorafgaandelijk aanbrengen van een voorstrijklaag, indien vereist voor de voorziene ondergrond; • de plaatsing van de nodige stellingen; • het afdoende beschermen van de reeds uitgevoerde werken; • het leveren en plaatsen van rand-, hoekprofielen en de nodige versterkingsnetten; • het voorzien van de nodige zettingsvoegen; • het uitvoeren van de voorgeschreven pleisterlagen, alle leveringen inbegrepen; • het beëindigen of afsnijden van de bepleistering net boven de vochtschermen; • het volledig glad maken van het oppervlak, het zuiver afwerken van rand-, hoek- en stopprofielen, het bijwerken van alle opgemerkte onvolkomenheden, zoals oneffenheden of krassen, …; • het perfect aanwerken ter hoogte van naderhand geplaatste venstertabletten, plinten, deurlijsten, elektrische- en verwarmingsinstallaties, e.d., …; • het opruimen van het afval, de reiniging en/of bescherming van het aangebrachte pleisterwerk. Materialen Samenstelling van de mortelspecie De materialen moeten onderling en in functie van de ondergrond derwijze zijn samengesteld dat een optimale hechting en stabiliteit van de lagen onderling en op de ondergrond verzekerd is. De bepalingen van TV 199 - Binnenbepleisteringen - Deel 1 en TV 201 - Binnenbepleisteringen - Deel 2 (WTCB, 1996) zijn van toepassing. Behoudens specifieke voorschriften in het bijzonder bestek legt de opdrachtnemer het pleisterprocédé dat hem het meest geschikt lijkt voor het uit te voeren werk ter goedkeuring voor aan het Bestuur. In functie van de ondergrond zijn er binnen het productengamma van de fabrikanten éénlagige spuitpleisters, mengklare manuele pleisters, hechtpleisters en eindlaagpleisters leverbaar. Op de meeste ondergronden zal het pleisterwerk éénlagig kunnen worden aangebracht met voorgemengde spuitpleisters, deze bevatten minimaal 94% gips en (synthetisch) anhydriet. De concrete samenstelling van de pleistermaterialen wordt in de onderhavige en/of de specifieke bestekteksten beschreven. Desgevallend worden ze vermengd met toeslagstoffen zoals zand, perliet of vermiculiet, gekozen in functie van de kwaliteiten gesteld aan de pleister, zoals hechting of verloop van de afbindtijd. Additieven (bindingvertragers en waterophoudende producten) waarborgen een optimale verwerking en hechting. Bereiding van de mortelspecie De bepleistering wordt uitgevoerd met een op de bouwplaats bereide of een in een fabriek voorbereide mortel en afhankelijk van de toepassing geschikt voor verwerking in één en/of meerdere lagen.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 106/343
Droge voorgemengde fabriekspleisters worden geleverd in zakken van 40 kg (met vermelding van de uiterste houdbaarheidsdatum) en opgeslagen in een droge ruimte. Zij worden beslagen tot een klontervrije brij met de door de fabrikant opgegeven hoeveelheid aanmaakwater, d.m.v. een mechanische menger (lager dan 500 tr/min). Op de bouwplaats bereide mortelsamenstellingen worden mechanisch gemengd tot een klontervrije brij. Er wordt steeds gewerkt in uitgespoelde en propere kuipen. De mortels moeten worden verwerkt voordat de binding is opgetreden en mag onder geen beding opnieuw worden gemengd met toevoeging van water. Gebruiksklare pleisters worden geleverd in containers of silo's met opgave van de samenstelling, waterverhouding, minimum hechtkracht, afbindtijd, gebruiksaanwijzing en tegenindicaties. Bij spuittoepassingen moet de stijfheid van de mortel zo worden afgesteld dat een geringe consistentie wordt bereikt, die een bij de ondergrond passende onberispelijke verwerking toelaat. De spuitmachine regelt een constante pleister-/ waterverhouding en vermijdt wateroverdosering. Voorbehandelingsproducten De uitvoerder zal oordelen, overeenkomstig de aanbevelingen van de fabrikant en met het oog op het bekomen van goede resultaten, welke voorbehandelingproducten aangewend zullen worden voor het beperken van het absorptievermogen van de ondergrond, het gelijkmatig maken, de verhoging van de hechting en/of de onderlinge cohesie tussen verschillende lagen. De voorbehandelingmiddelen zijn deze aanbevolen door de fabrikant van de pleistermortel. Plaatsingstoebehoren Hoekbeschermers & stopprofielen: bij elke hoekverandering of beëindiging van het te bepleisteren oppervlak worden aangepaste profielen voorzien. De hoekprofielen waarborgen een zuiver afgelijnde, rechte en stootvaste hoekafwerking. De stopprofielen waarborgen een zuiver afgelijnde beëindiging van het pleisterwerk en/of zuivere aansluiting op andere bouwelementen. De hoek- en stopprofielen zijn voorzien van bevestigingsvleugels in strekmetaal of de vleugels zijn geperforeerd zodat een stevige verankering in het pleisterwerk wordt gegarandeerd. Ze zullen geen nadelig effect hebben op het aan te brengen pleisterwerk, noch op het visueel vlak. Ze zijn vervaardigd uit aluminium of corrosiebestendig staal, de anti-corrosieve behandeling ervan kan bestaan uit galvanisatie, verzinking of cadmiage, overeenkomstig de Belgische normen. Type en bevestigingswijze zijn op vraag aan het Bestuur voor te leggen. Versterkingsnetten: deze netten worden ingebed in de pleisterspecie ter hoogte van de aansluiting tussen meerdere oppervlakken en waar hechtingsproblemen te verwachten zijn. Als wapening gebruikt men afhankelijk van de situatie een te kleven gaasvormig nylonnet, glasvezelweefsel en/of een te nagelen strook corrosievrij metaalgaas (mazen 5x5 mm). Ze zullen geen nadelig effect hebben op het aan te brengen pleisterwerk, noch op het visueel vlak. Uitvoering Referentienormen De pleisterwerken zullen worden uitgevoerd overeenkomstig de voorschriften van TV 201 Binnenbepleisteringen - Deel 2 : Uitvoering (WTCB, 1996), aangevuld met de voorschriften van de fabrikant. Beschermingsmaatregelen – stellingen Alle delen welke niet gepleisterd worden (zichtbaar blijvend binnenparement, schrijnwerk, houten roosteringen, stalen liggers, trapelementen, …) worden zorgvuldig beschermd tegen vervuiling en beschadiging (d.m.v. afplakken met bouwfolie, beschermende tape en/of papier).
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 107/343
Stellingen moeten geplaatst worden zonder dat materialen uit de steunwand genomen worden. Geen enkel gat mag gemaakt worden zonder schriftelijke toelating van het Bestuur. Alle onbeschermde stalen onderdelen dienen vooraf met een aangepaste roestwerende verf te worden behandeld. Alle materialen en bouwelementen bevuild door de opdrachtnemer pleisterwerken zullen door hem met de geschikte middelen worden gereinigd, zonder ze te beschadigen. Beschadigingen aangebracht door de opdrachtnemer pleisterwerken worden op zijn kosten hersteld. De herstellingen moeten volkomen onzichtbaar zijn. Voorbereiding van de ondergrond Het draagvlak moet schoon, stabiel en gelijkmatig zijn. De voorbereiding van de ondergrond omvat daarbij, naargelang de omstandigheden, volgens de aanbevelingen van de fabrikant en/of volgens de regels van goed vakmanschap, de volgende werkzaamheden: • Het voorafgaandelijk verwijderen, met een borstel of de eventueel noodzakelijke oplosmiddelen, van alle onzuiverheden zodat geen enkel spoor van vet, roet, klei, resten van ontkistingsproducten, sinterhuid van geprefabriceerde betondelen, zand- of mortelafval voorkomt. • Het voorafgaandelijk uitkrabben van bevuilde of loszittende voegen, het afkappen van materialen die uitsteken buiten het muurvlak / plafond, het verwijderen van nagels, loszittende of vreemde constructie-elementen, ... • Het voorafgaandelijk uitvullen of effenen met een grondlaag van gaten en spleten (meer dan 20 mm). Let wel: sleuven in muurvlakken / plafonds ten behoeve van leidingen en kokers, dienen steeds te worden opgevuld met een aangepaste cementmortel. • Het voorafgaandelijk volstoppen van open bewegingsvoegen met een kunstvezelgaas en het bedekken van de naden door middel van banden in gewapend glasvlies. Dit glasweefsel moet ook worden geplaatst met de nodige overlappingen op alle plaatsen waar scheurvorming te vrezen valt. • Het voorafgaandelijk aanbrengen van een aangepaste grondering of hechtingslaag, dewelke, afhankelijk van de uitvoering en de aard van het draagvlak en van het seizoen (weersomstandigheden) noodzakelijk kan zijn met het oog op een degelijke aanhechting en/of egaal aspect van de bepleistering. Hiertoe consulteert de opdrachtnemer de fabrikant van de mortel. De eventuele grondering is in de prijs begrepen. • Te sterk wateropzuigende ondergronden (cellenbeton, silicaatsteen,...) worden voorbehandeld met een dispersie van synthetisch materiaal met een hoge alkalische stabiliteit, welke het zuigend vermogen van de ondergrond vermindert. • Het voorafgaandelijk aanbrengen van groeven of het instrijken met een aangepaste hechtingslaag op te gladde ondergronden. Gladde betonvlakken (bv.breedplaatvloeren, ... ) worden voorbehandeld met een aangepaste hechtingslaag, bestaande uit een met kwartszand vermengde kunstharsdispersie met hoge alkalische stabiliteit. • Het bedekken van houten en stalen liggers met een roestvast metalen vlechtwerk. Deze bedekkingen worden geplaatst met voldoende overlappingen ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de belendende wanden en worden stevig mechanisch bevestigd. • Op plaatsen waar de ondergrond niet rechtstreeks kan bepleisterd worden en waar wegens de vorm geen plaatmaterialen kunnen gebruikt worden, wordt de bepleistering aangebracht op deskundig geplaatste wapening. • Het stofvrij maken met borstel of stofzuiger; • Het eventueel bevochtigen van te droge of poreuze ondergronden. Hoekbeschermers – stopprofielen Alle uitspringende hoeken en - randen, zowel horizontaal als verticaal, worden afgewerkt met in het pleisterwerk geplaatste en daartoe geschikte hoek- en randprofielen in geperforeerd verzinkt staal. De profielen worden steeds aangebracht over hun volledige lengte en/of hoogte. Zij worden volledig in het lood en, afhankelijk van de situatie, horizontaal of evenwijdig gesteld met de aanpalende vlakken.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 108/343
Desgevallend worden de dagkanten van de ramen mee aangepleisterd. De hoeken worden er afgewerkt met hoekbeschermers. Voor de aansluitingen tegen raamprofielen en op plaatsen die tijdens de uitvoering worden bepaald, worden L-vormige stopprofielen uit gegalvaniseerd staal en/of PVCstopbeëindigers met een zelfklevende schuimband aangebracht. Het type en de bevestigingswijze worden vooraf aan het werkbestuur ter goedkeuring voorgelegd. De voegen worden afgespoten met een geschikte laag siliconen. Versterkingsbanden Ter hoogte van de overgangszone tussen twee verschillende materialen (beton / metselwerk / sleuven) en/of waar hechtingsproblemen te verwachten zijn, zullen daartoe geschikte versterkingsbanden worden aangebracht. Deze banden worden ingebed in de pleisterspecie en daarna vlak geplamuurd. De stroken overlappen elkaar minimum 10 cm in beide richtingen. De dekking boven het versterkingsnet bedraagt minstens 5 à 10 mm. Ter plaatse van bewegingsvoegen in het draagvlak, wordt een aangepaste voeg in de bepleistering voorzien, dewelke eveneens door een gewapende bepleistering wordt overbrugd. Hoogtepeilen Alvorens de werken aan te vatten, worden de vereiste aanduidingen aangebracht, betreffende de na te leven hoogtepeilen, t.t.z. het niveau onderaan en bovenaan tot waar de bepleistering op muren al dan niet moet uitgevoerd worden. Het pleisterwerk wordt in principe tot ongeveer 3 à 5 cm boven het afgewerkt vloerpeil voorzien. Het pleisterwerk mag daarbij op geen enkele plaats onder de voetloden (vochtscherm) doorgetrokken worden. Gebeurlijke uitlopers van de bepleistering dienen net boven de vochtschermen of tot op de vereiste hoogte achter de plint te worden afgesneden. Verwerkingsmodaliteiten Het pleisterwerk wordt hetzij manueel, hetzij met de spuitmachine regelmatig, in voldoende dikte en afhankelijk van de samenstelling in één of verschillende lagen, opgebouwd. Alle verwerkingen worden uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van de leverende fabrikant en met de werktuigen, die door hem worden voorgeschreven. In principe omvatten de werkzaamheden achtereenvolgens het opzetten (manueel of gespoten), het vlakzetten (afreien en aandrukken), het schuren en polijsten (met een gipsspaan en hoekschop) en tenslotte het afwerken. Let wel : te betegelen ondergronden dienen geschuurd noch gepolijst te worden. De lagen worden met voldoende kracht aangebracht om een intens contact te bekomen. Indien de bepleistering wordt aangebracht in meerdere lagen moet de onderlaag gekamd worden en voldoende coherent (gebonden) en gedroogd zijn alvorens de volgende laag wordt aangebracht. Bij warm en droog weer treft de opdrachtnemer de nodige maatregelen om drogingscheuren te voorkomen door bv. waterverneveling per aangebrachte laag. De bepleisteringen worden steeds volledig lood en waterpas uitgevoerd (zie keuringstoleranties). Voor de meeste ondergronden mogen fabriekspleisters op gipsbasis worden toegepast, dewelke in één laag mogen uitgevoerd worden bij een gemiddelde dikte van minimum 10 mm (plaatselijk minimum 8 mm). Waar de bepleistering plaatselijk meer dan 25 mm dikte zou bedragen, wordt ze steeds in twee lagen aangebracht. Kalkgipspleisters worden uitgevoerd in minimum twee lagen van gelijke of verschillende samenstelling, en een totale dikte van circa 20 mm. Voor pleisterwerk opgebouwd uit meerdere lagen gelden volgende minimale dikten: hechtingslaag (2 à 3 mm); grondlaag (10 à 15 mm) en de afwerkingslaag (5 à 7 mm). Zogenaamde vliespleisters van enkele millimeter dikte zijn slechts toegelaten indien de ondergrond voldoende vlak en effen is, bv. op gelijmde blokken van cellenbeton, silicaatsteen, gipsblokken of gipskartonplaten.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 109/343
Afwerking De plafonds en wanden worden schilderklaar opgeleverd, alle vlakken, voegen en randen worden zorgvuldig afgewerkt. Het oppervlak staat volkomen vlak en gelijk en mag geen systematische oppervlaktegebreken vertonen, noch krimpscheuren te wijten aan een te snelle droging. Alle inwendige hoeken en naden tussen bouwelementen van verschillende aard en constructie, waar zich zettingen kunnen voordoen, worden daarom vóór de volledige verharding, met behulp van een speciaal mes en geleidingslat, ingesneden teneinde een fijne schaduwlijn te bekomen die mogelijke barsten opvangt. De voegen worden opgespoten met een overschilderbare acrylaatkit in witte kleur. Voor de voorlopige oplevering moeten alle opgemerkte onvolkomenheden (oneffenheden, krassen, vlekken, e.d., ...) zorgvuldig worden bijgewerkt. Keuring Toegelaten toleranties inzake afwerkingsgraad : overeenkomstig TV 199 (WTCB - 1996)
F.1.2. Wandbepleistering F.1.2.1. Wandbepleistering – algemeen Omschrijving Onderhavige post betreft alle binnenpleisterwerken op de verticale wandoppervlakten en/of dagkanten van ramen en deuren, schilderklaar te zetten voor een verdere esthetische afwerking (bv. schilderwerk, behangwerk, decoratief pleisterwerk, ...). Meting Voor wanden, dagkanten breder of minder breed dan 15cm, voorstrijkmiddel: • meeteenheid: per m² • meetcode: netto oppervlakte Voorbeeld: voor een dagkant van 20cm breed en 3m lang wordt een toeslag van 0,05m x 3m x 25,5 euro/m² = 3,825 euro betaald Voor dagkanten, hoekprofielen en aansluitingsprofielen met schrijnwerk: • meeteenheid: per lopende m • meetcode: netto lengte, ongeacht de breedte
F.1.2.2. Wandbepleistering - fabriekspleister / voorgemengde samenstelling Materiaal • Het betreft voorgemengde fabriekspleisters, samengesteld uit anorganische minerale producten. • Ze bevatten minstens 50% gedeshydrateerde calciumsulfaatproducten (CaSO41/2H2O), gewonnen uit gipssteen of bijproducten uit industriële processen en gebrand op speciale wijze. Het product dient een verwaarloosbare radioactiviteit te hebben van minder dan 300 Bq/kg. • Ze worden eventueel vermengd met toeslagstoffen zoals zand, perliet of vermiculiet, gekozen in functie van de kwaliteiten gesteld aan de pleister, zoals hechting of verloop van de afbindtijd. • In functie van de ondergrond zijn er binnen het productgamma van de fabrikant éénlagige spuitpleisters, mengklare manuele pleisters, hechtpleisters of eindlaagpleisters leverbaar.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 110/343
• Op de meeste ondergronden kan het pleisterwerk éénlagig worden aangebracht met een spuitpleister, deze bevat minimaal 94 % gips en anhydriet. De nodige additieven (bindingvertragers en waterophoudende producten) waarborgen een optimale verwerking en hechting. • De opdrachtnemer legt het pleisterprocédé dat hem het meest geschikt lijkt voor het uit te voeren werk ter goedkeuring voor aan het Bestuur. • De fabriekspleister moet beschikken over een doorlopend BUtgb-attest, met een bestendige controle bij de fabricatie. Uitvoering Het voorbereiden van de ondergrond, het aanmaken van de mortel en de uitvoering van het pleisterwerk gebeurt overeenkomstig artikel F.1.1 binnenpleisterwerken algemeen en volgens de richtlijnen van de fabrikant. Specificaties • Gemiddelde totale dikte: minimum 10 mm op nieuwe ondergronden, gelijk aan de dikte van het bestaande pleisterwerk ingeval van aanvullingen of herstellingen. • Dekking boven versterkingsnetten: minstens 5 mm. • De eindlaag wordt glad afgewerkt, behoudens voor de te betegelen oppervlakken. • Vereiste afwerkingsgraad: klaar voor de schilder • U-vormige afwerkingprofielen worden voorzien bij onderbreking van het pleisterwerk in volgende gevallen : zettingsvoegen / uitzettingsvoegen / aansluiting tegen parement / aansluiting tegen de ramen / begrenzing van het pleisterwerk in de hoogte / ... Het type en de bevestigingswijze worden aan het Bestuur ter goedkeuring voorgelegd. • Alle binnenhoeken van pleisterwerk, uitgevoerd op verschillende materialen (bv. metselwerk - plafondbepleistering op gipskartonplaten), worden met behulp van een speciaal mes zorgvuldig ingesneden. De voegen worden opgespoten met een overschilderbare acrylaatkit in witte kleur. Meting •
•
meeteenheid: lopende m dagkanten, hoekprofielen en aansluitingsprofielen stuk voor oppervlakte 1m² m² voor oppervlakte > 1m², gedeelte dagkant in meer of in min ten opzichte van 15cm brede strook en aanbrengen voorstrijkmiddel meetcode: netto lengte voor dagkanten breedte 15cm, hoekprofielen en aansluitingsprofielen netto uitgevoerd aantal voor oppervlakte 1m² netto uitgevoerde oppervlakte voor gedeelte dagkant in meer of in min ten opzichte van 15cm brede strook en aanbrengen voorstrijkmiddel
F.1.2.3. Wandbepleistering - vliespleister Materiaal Het betreft een dunlagige pleister voor toepassing op gelijmde blokken van cellenbeton, gipsblokken of silicaatsteen. Er wordt gebruik gemaakt van een pleister op gipsbasis, door toeslagstoffen afgestemd op het specifieke toepassingsgebied, met grote kleefkracht en duurzaamheid.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 111/343
Specificaties Gemiddelde dikte: circa 2 mm Vereiste afwerkinggraad: klaar voor de schilder Uitvoering Gezien het om een sterk zuigende ondergrond gaat, moet er ofwel een gronderingslaag aangebracht worden, ofwel wordt de pleister zelf in twee lagen aangebracht, met een maximale laagdikte van 2 mm.
F.1.2.4. Wandbepleistering - cementmortel Materiaal De cementbepleistering kan bestaan uit een voorgemengde mortel of een op de bouwplaats bereide mortel, overeenkomstig NBN EN 998-1 - Specificaties voor mortels voor metselwerk - Deel 1: Pleistermortel voor binnen- en buitentoepassingen (2010) en NBN EN 1015-21 - Proeven voor metselmortel - Deel 21: Bepaling van de compatibiliteit van eenlaagse pleistermortels met de ondergrond (2003). De in een fabriek voorgemengde mortel (droge of natte specie) bevat, al dan niet samen met kalk, een reeks hulpstoffen die zowel onderling als met het cement verenigbaar moeten zijn. Ze zijn meestal van organische aard en verbeteren de vervormbaarheid van de mortel. Bij gebruik van een op de bouwplaats bereide mortel, is de cementbepleistering samengesteld uit een hechtlaag, een grondlaag en een eventuele toplaag als afwerking. Samenstelling hechtlaag : 600 kg cement per m³ middelgrof of grof zand. Samenstelling grondlaag : • ingeval van stabiele ondergrond (baksteen, zware betonblokken, breuksteen): bastaardmortel met 250 kg cement en 150 kg kalk per m³ middelgrof zand (schijnbare droge volumemassa 1.500 kg/m³). • ingeval van minder stabiele ondergrond (niet-zware betonblokken): bastaardmortel met 175 kg cement en 125 kg kalk per m³ middelgrof zand (schijnbare droge volumemassa 1.500 kg/m³). • ingeval een vochtwerende samenstelling wordt vereist: waterdichte cementmortel zonder kalk (400 kg cement per m³ specie, hetzij 1 deel cement voor 3 delen zand. Aan het aanmaakwater wordt een vochtwerend product toegevoegd dat de sterkte-eigenschappen van de mortel niet aantast en vrij is van organische stoffen en oliën. Het product wordt voorafgaandelijk aan de leidend ambtenaar voorgelegd. Als bindmiddelen komen in aanmerking cement van sterkteklasse 32,5 en bouwkalk, hetzij vette kalk, hetzij kunstmatige waterkalk XHA. Het zand heeft overeenkomstig NBN EN 13139, een schijnbare droge volumemassa van 1.350 tot 1.500 kg/m³ en een ASTM-fijnheidsmodulus begrepen tussen 1,7 en 3,4 volgens NBN EN 13242. Specificaties • Gemiddelde totale dikte van de mortellagen: 15 mm op nieuwe ondergronden, gelijk aan de dikte van het bestaande pleisterwerk ingeval van aanvullingen of herstellingen • Dekking boven versterkingsnetten: minstens 10 mm. • Afwerking eindlaag : glad / gekrast • Vereiste afwerkinggraad : ruw • Er dient bijkomend een toplaag te worden aangebracht (enkel nodig met het oog op een schilderklare gladde afwerking of wanneer de bepleistering zelf een decoratief aanzicht heeft). Deze toplaag heeft dezelfde samenstelling als de grondlaag maar bevat fijner zand (schijnbare droge volumemassa 1.350 kg/m3).
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 112/343
Uitvoering Gebruiksklare geleverde mortelspecies worden tijdig verwerkt. De droge voorgemengde mengsels worden mechanisch beslagen met de door de fabrikant opgegeven hoeveelheid aanmaakwater. Het aanbrengen van de voorgemengde mortel gebeurt in 1 of 2 lagen, volgens de bijzondere aanwijzingen van de fabrikant, en vereist in principe geen voorafgaande bevochtiging van het draagvlak noch een nabehandeling tegen uitdrogen. De mortel wordt uitgestreken in maximum 10 mm dikke (deel)lagen nat op nat, onmiddellijk geëffend en zodra de mortel "getrokken" heeft, aangedrukt met de strijkspaan. Aanvullende specificaties Ingeval een bijkomende toplaag is voorzien wordt deze, na ongeveer een 1/2 uur, 3 tot 4 mm dik opgespoten en, na goed verdichten, voorzien van de gewenste oppervlaktestructuur. Aanvullende uitvoeringsvoorschriften U-vormige afwerkingprofielen worden voorzien bij onderbreking van het pleisterwerk in volgende gevallen : zettingsvoegen / uitzettingsvoegen / aansluiting tegen binnenparement / aansluiting tegen de ramen / begrenzing van het pleisterwerk in de hoogte / ... . Het type en de bevestigingswijze worden aan de leidende ambtenaar ter goedkeuring voorgelegd. De oppervlakken zullen volkomen vlak zijn, doch ruw afgestreken worden, geschikt voor het verlijmen van de wandbetegeling, zoals voorzien onder rubriek F.8.5.
F.1.3. Plafondbepleistering - fabriekspleister / voorgemengde samenstelling Omschrijving Onderhavige post betreft alle binnenpleisterwerken op de horizontale en schuine plafondoppervlakken, schilderklaar te zetten voor een verdere esthetische afwerking (bv. schilderwerk, sierpleister, …). Uitbekledingen van plafonds met behulp van gipskartonplaten zijn opgenomen in hoofdstuk F.2 binnenplaatafwerkingen. Materiaal / uitvoering Zie artikel F.1.2.2 wandbepleistering – fabriekspleister / voorgemengde samenstelling Meting Overeenkomstig de specifieke aanduidingen de samenvattende opmeting wordt de meting als volgt opgevat : * meeteenheid: stuks voor uit te voeren herstelling met oppervlakte 1 m². m² voor te herstellen oppervlakte > 1m² en voor nieuwe ondergrond ongeacht te oppervlakte * meetcode: netto uitgevoerd aantal voor uit te voeren herstelling met oppervlakte 1 m². netto uitgevoerde oppervlakte voor te herstellen oppervlakte > 1m² en voor nieuwe ondergrond ongeacht te oppervlakte.
F.1.4. Voegvullingen - uitzettingsprofielen Omschrijving Het betreft de uitvoering van zettingsvoegen. De eenheidsprijs omvat het leveren en plaatsen van de voegprofielen en voegvullingen. In principe worden enkel de zettingsvoegen, die in de ondergrond voorzien zijn, doorgetrokken.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 113/343
Materialen De uitzetprofielen zijn voorzien van bevestigingsvleugels in strekmetaal of de vleugels zijn geperforeerd zodat een stevige verankering in het pleisterwerk wordt gegarandeerd. Ze zijn corrosievrij; de anticorrosieve behandeling ervan kan bestaan uit galvanisatie, verzinking of cadmiage, overeenkomstig de Belgische normen. Uitvoering Ter plaatse van de voeg wordt 1 uitzettingsprofiel geplaatst. De profielen worden om de 60 cm aan de ondergrond bevestigd met corrosiewerende nagels of schroeven of worden ingebed. Meting Meeteenheid: per lopende m Meetcode: netto lengte
F.2.
BINNENPLAATAFWERKINGEN
F.2.1. Binnenplaatafwerkingen - algemeen Omschrijving De post "binnenplaatafwerkingen" omvat alle noodzakelijke leveringen en werken voor het realiseren van de voorziene bekledingen uit plaatmateriaal, op binnenwanden, plafonds en/of af te kasten elementen, tot een afgewerkt en/of schilderklaar geheel. De onder deze post begrepen eenheidsprijzen dienen, hetzij volgens uitsplitsing in de samenvattende opmeting, hetzij in hun globaliteit, steeds te omvatten : • de desgevallende studies en proeven (inzake opgelegde prestatie-eisen m.b.t. akoestiek en/of brandweerstand); • het rechtlijnig traceren en/of waterpas stellen van wanden, plafonds, af te kasten elementen, …; • de levering en montage van de vereiste draagstructuren uit hout of metaal, met inbegrip van alle verbindings- en/of verankeringselementen; • het waar nodig leveren en plaatsen van bevestigings- of ophangversterkingen; • het maken van eventuele uitsparingen, voor de inbouw van leidingen, inbouwtoestellen of toegangsluiken, alsook de bijhorende randafwerking voor inbouwelementen; • het leveren en aanbrengen van de bekledingsplaten, met inbegrip van de bevestigingsmiddelen; • het leveren en aanbrengen de eventuele bijkomende akoestische en/of brandwerende isolaties; • het (schilderklaar) afwerken van de bekledingsplaten, met inbegrip van de voorziene oppervlakte- en randafwerkingen, alsook eventuele versterkingsstukken; • het naderhand zorgvuldig bijwerken van zichtbare doorvoeren van technische installaties en/of kleine onvolkomenheden. Materialen Alle gebruikte materialen (bekledingsplaten, achterliggende draagstructuren, bevestigingsmiddelen, e.d.) moeten, overeenkomstig de plaats van voorkomen, bestand zijn of beschermd worden tegen schade door corrosie, schimmelvorming of insecten. Uitvoering Algemeen Met het oog op een verzorgde uitvoering dienen de voorziene plaatafwerkingen te worden uitgevoerd door een hierin gespecialiseerd (onder-)aannemer.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 114/343
Voorafgaand aan de uitvoering zal hij zich vergewissen van de uitvoeringsomstandigheden. De uitvoering zal enkel gebeuren in regen- en winddichte ruimten en bij risico’s op vervormingen als gevolg van vocht enkel in een droog gebouw (relatieve luchtvochtigheid maximaal 80%). De opdrachtnemer vergewist zich ervan of de ondergrond voldoende vlak, haaks, droog, net, stabiel en coherent is en maakt de ondergrond waar nodig geschikt. Bij het aanbrengen van de plaatbekledingen houdt de opdrachtnemer rekening met de bestaande situatie, d.w.z. doorhangende balken, consoles, de reeds geplaatste en/of nog te plaatsen technische installaties, nutsleidingen, … In samenspraak met de respectievelijke installateur, voorziet hij hiertoe de nodige uitsparingen, versterkingen, … rekening houdend met de vereiste afwerking. Op aanvraag van het Bestuur, zal de opdrachtnemer de nodige werktekeningen voorleggen. De afwerkingen en de bevestigingen moeten weerstaan aan de verschillende belastingen gesteld aan het geheel in functie van het gewicht van de aan de afwerking opgehangen structuren en/of van de aan de afwerking bevestigde elementen. De bevestiging van het geheel aan de dragende structuren gebeurt volgens voorstel van de opdrachtnemer. De opdrachtnemer legt desgevallend de nodige werktekeningen voor. Eventuele schoren en stempelingen zijn inbegrepen. Bij de plaatsing van de plaatbekledingen wordt rekening gehouden met de respectievelijke voorschriften van de fabrikant van de platen, lijmen, bevestigingsmiddelen en/of de achterliggende draagstructuur. Uitzettingsvoegen De opdrachtnemer is verantwoordelijk voor een scheurvrije uitvoering van de wand- & plafondafwerkingen en zal dilatatievoegen aanbrengen volgens aanduiding op de plannen, de voorschriften van de fabrikant en/of volgens zijn ondervinding.
F.2.2. Holle scheidingswanden - gipskarton Omschrijving Het betreft de levering en plaatsing van alle materialen voor het realiseren van de nietdragende, holle binnenscheidingswanden, met inbegrip van het raamwerk, plaatmaterialen, voorgeschreven isolatiematerialen, bevestigingsmiddelen en schilderklare afwerking. Materiaal Het betreft niet-dragende scheidingswanden opgebouwd uit een te bekleden metalen skelet. De afmetingen van de metalen profielen zijn aangepast aan de vereiste totale wanddikte en wandhoogte volgens de richtlijnen van de fabrikant. De dikte van de profielen bedraagt minimum 0,6 mm. Minstens 5cm hoogte voor wanden tot 2,6m hoogte Minstens 7,5cm hoogte voor wanden met hoogte meer dan 2,6m Specificaties - gipskartonplaten Gipskartonplaten zijn samengesteld uit een gipskern waarvan de twee zijden bekleed zijn met sterk lichtgrijs gekleurd karton. In de gipskartonplaten mag geen fosfo-gips verwerkt worden. De zichtzijde van de platen is schilderbaar. De platen kunnen worden ingedeeld volgens dikte en volgens type, naar de vorm van de langskanten. In lokalen met een hogere vochtigheidsgraad (sanitaire lokalen) worden standaard platen voorzien met een verhoogde waterweerstand en geringe waterabsorptie (een met siliconen of bitumenemulsie behandelde gipskern en minimaal 0,2 gewichts-% glasvezels voor een verhoogde samenhang, omgeven door lichtgroen gekleurd karton met een verminderde waterabsorptie). In functie van de vereiste brandweerstand dient desgevallend gebruik te worden gemaakt van Rf-platen, met een verzwaarde gipskern en minimaal 0,2 gewichts-% glasvezels voor een verhoogde samenhang bij blootstelling aan brand.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 115/343
Alle toebehoren, zoals gegalvaniseerde bevestigingsmiddelen en speciale voegproducten, worden geleverd door de fabrikant van de platen. De platen worden droog, horizontaal en op een vlakke ondergrond opgeslagen. Ten allen tijde zal de opslag beschermd zijn tegen beschadiging (bv. mortelspatten, ...). Type: B (niet bestemd om te bepleisteren) Afmetingen van de platen: • Plaatdikte: min. 1 plaat van 12,5mm aan elke zijde voor brandweerstand van 30minuten en 2 platen van 12,5mm aan elke zijden voor brandweerstand van 1 uur.12,5 mm en overeenkomstig de vereisten van stabiliteit,… • Breedte : vrije keuze opdrachtnemer • Lengte : minimum de vrije lokaalhoogte Langskanten : afgeschuind. Brandreactie : niet ontvlambaar, klasse A1 volgens NBN S 21-203 (of M1 volgens NF P 92501) Specificaties – isolatiemateriaal: zie E.9.1. • • • • • •
Aard: minerale wol volgens NBN EN 13162 Gedeclareerde warmtegeleidingscoëfficiënt (d) : maximum 0,037 W/mK Gemiddelde volumemassa in geval van glaswol : minimum 20 kg/m³ Gemiddelde volumemassa in geval van rotswol : minimum 35 kg/m³ Brandreactie: klasse A1 (euroklasse volgens NBN EN 13501) Dikte: minimum 50 mm.
Aanvullende specificaties (naargelang de toepassing) Het wandgeheel waarborgt een brandweerstand (volgens NBN 713-020+Add) : Rf ½ u / Rf 1 u. Een attest van een erkend Belgisch laboratorium dient afgeleverd, de plaatsing gebeurt volledig conform het testverslag. Uitvoering Draagstructuur De binnenwanden worden geplaatst volgens de voorschriften van de fabrikant. De nietdragende scheidingswanden worden opgebouwd uit een te bekleden metalen skelet. De dikte van de metalen steunprofielen bedraagt minimum 0,6 mm. Alle gebruikte metalen onderdelen zullen gegalvaniseerd zijn. In de verticale profielen zijn openingen voorzien voor de doorgang van elektriciteitsleidingen. De afmetingen van de profielen zijn aangepast aan vereiste totale wanddikte en wandhoogte volgens de richtlijnen van de fabrikant. Waar houten raam- of deuromlijstingen voorzien zijn, wordt in het profiel een houten lat aangebracht, met een minimum dikte van 24 mm en met dezelfde breedte als de verticale metalen stijl. De metalen profielen worden bevestigd aan de ruwbouw door middel van roestvaste bevestigingsmiddelen en in geval van kamerscheidende wanden met bijkomende tussenvoeging van een soepele dichtingsband. De opdrachtnemer voorziet, waar nodig, versterkingen of zwaardere profielen volgens de onderrichtingen van de fabrikant (bij extra zware of grote deuren en ramen, voor de ophanging van sanitaire toestellen, keukenhangkasten of andere zware uitrustingen, enz...). De platen worden 10 mm van de vloer vrij gehouden en naderhand opgevoegd met een elastisch blijvende, watervaste kit.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 116/343
De platen worden verplicht geschroefd d.m.v. zelftappende schroeven met trompetkop (zwart gefosfateerd - diameter 3,5 mm, lengte = plaatdikte + 1 cm (op metaal) + 2 cm (op hout). Maximale tussenafstanden volgens voorschriften van de fabrikant. Om vervorming van de stijlen te voorkomen, dienen de schroeven waarmee de gipsplaten worden bevestigd verspringend ten opzichte van elkaar te worden aangebracht, een kopse naad dient altijd te worden ondersteund. Bij het bevestigen van gipskartonplaten rond deuropeningen, is het van belang dat de verticale naden niet in het verlengde van (één van) de deurstijlen liggen, dit verhoogt de stabiliteit van de wandopbouw. Wandopbouw De niet-dragende binnenwanden worden opgebouwd d.m.v. een te bekleden metalen skelet. Maximale tussenafstand profielen: 60 cm. Er wordt, naargelang de eisen van de fabrikant volgens de voorkomende toepassing en afmetingen van de wand, een enkele of dubbele beplating aangebracht aan één of beide zijden van het skelet. Ingeval van dubbele beplating wordt deze geschrankt uitgevoerd. De totale wanddikte stemt overeen met de eisen van de fabrikant volgens de voorkomende toepassing. De wand wordt uitgevoerd van de vloer tot op de hoogte van het (verlaagd) plafond. De wand wordt geplaatst op de bevloering. Afwerking van de platen en voegen De platen die zichtbaar blijven worden glad afgewerkt zonder zichtbare voegen (klaar om te worden geschilderd). Op alle buitenhoeken worden metalen hoekbeschermingsprofielen geplaatst. De voegen en binnenhoeken worden afgewerkt met voegbanden en samen met de schroefkoppen vlak uitgeplamuurd met een aangepast voegmateriaal, dat krimpen en scheuren vrijwel uitsluit. Aanvullende uitvoeringsvoorschriften Versterkingen: in coördinatie met de ophanging van sanitaire toestellen, radiatoren, hangkasten keuken, enz. Nutsleidingen: in te werken volgens plannen sanitair en elektriciteit Uitzetvoegen: speciale uitzetprofielen, standaard te voorzien bij lengte of breedte > 15 m De platen bezitten een verhoogde vochtweerstand voor natte ruimten (douche- en sanitaire ruimten / keuken / …). Voor hoogtes meer dan 2,6 meter wordt voor de totale oppervlakte vergoed tegen prijs vermeld bij “> 2,6m hoogte” Voor het geval er isolatie in de wand dient voorzien worden deze in rekening gebracht tegen de prijzen vermeld bij de artikels E.2.1. Meting Meeteenheid: m², opgesplitst volgens hoogte, soort en al dan niet schildersklare afwerking van de voegen. m voor de gegalvaniseerde profielen. Meetcode: Netto wandoppervlakte. Openingen groter dan 0,50 m² worden afgetrokken. Netto uitgevoerde lengte voor de profielen.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 117/343
F.2.3. Plafondafwerking F.2.3.1. Plafondafwerking – algemeen Omschrijving Het betreft de levering en plaatsing van alle materialen, voor het realiseren van de verlaagde plafonds en/of het uitbekleden van (schuine) plafonds met plaatafwerkingsmaterialen, inbegrepen het raamwerk, bekledingsplaten, bevestigingsmiddelen en schilderklare afwerking. Uitvoering Verlaagde plafonds moeten aangebracht worden in dezelfde atmosferische omstandigheden als zullen gelden bij het later in functie zijnde gebouw. Het aanbrengen van leidingen en muurbepleisteringen dient reeds beëindigd te zijn. Het gebouw moet wind- en regendicht zijn. De montage van verlaagde plafonds gebeurt volgens de voorschriften van de fabrikant en volgens de aanduidingen op de plannen en/of detailtekeningen, of de aanwijzingen van de leidende ambtenaar. De opdrachtnemer legt de plafondplans voor, rekening houdende met de uitvoering van de speciale technieken volgens de hem verstrekte gegevens. Het zichtvlak van het plafond bevindt zich op de hoogtes zoals aangegeven op de plannen of ter plaatse aangeduid. De plafonds worden doorgaans vlak geplaatst, welke ook de oneffenheden mogen zijn van de bovenliggende constructie. De benodigde draagstructuur en/of het uitlijnlatwerk zullen daartoe zo worden geplaatst dat tezamen met de geplaatste (gipskarton)platen geen storende zichtlijnen voorkomen. De platen worden geplaatst in de grootst mogelijke fabricatielengte. De richting van de platen verloopt haaks op één van de muren. De zijkanten van het plafond worden behoudens aanvullende bepalingen in het bijzonder bestek afgewerkt zonder kantlijsten. Verlichtingsarmaturen dienen steeds aan de bovenliggende draagconstructie bevestigd te worden. De regelbare ophangingen zijn vervaardigd uit gegalvaniseerd staal en moeten geschikt zijn voor een niveauverschil tot 60cm. Meting meeteenheid: per m² per stuk voor regelbare ophanging tot 60cm lengte vanaf draagconstructie meetcode: netto oppervlakte. Openingen groter dan 0,5 m² worden afgetrokken. netto uitgevoerd aantal regelbare ophangingen.
F.2.3.2. Plafondafwerking - gipskarton / plafonds en schuine dakvlakken Materiaal Het betreft de afwerking van plafonds en schuine dakvlakken met gipskartonplaten, op een uitgelijnd houten latwerk te bevestigen tegen het respectievelijke dakgebinte van voorziene kepers of spanten. Het latwerk is schoon recht en vrij van alle gebreken waardoor hun vorm of sterkte kan worden geschaad. Specificaties - houten latwerk Houtsoort: Noords Grenen (PNG) n. 414 van NBN EN 13556, is van 2de kwaliteit. Houtsecties: minimum 40x32 mm. Behandeling: een kleurloos A1-procédé volgens STS 04.31.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 118/343
Specificaties en uitvoering - gipskartonplaten zoals beschreven onder artikel F.2.2. – holle scheidingswanden – gipskarton en volgens voorschriften van de fabrikant van de platen voor het afwerken van plafonds Aanvullende specificaties (naargelang de toepassing) Het geheel van het plafond waarborgt een brandweerstand van minstens Rf ½ h / Rf 1 h (NBN 713-020). Een attest van een erkend Belgisch laboratorium dient afgeleverd. De plaatsing van het plafond gebeurt volledig conform met de plaatsingsvoorwaarden vermeld in het testverslag. Uitvoering Plafondopbouw Op de houten draagstructuur van het dak of het bestaande (valse) plafond wordt een nivelleringslatwerk aangebracht bestaande uit geschaafde houten latten. Dit latwerk wordt vlak uitgelijnd. Hierbij wordt er nauwgezet op toegezien dat isolatie en dampscherm niet beschadigd worden. De tussenafstanden van het houten latwerk bedragen maximum 40 cm. Afwerking van de platen en voegen De platen worden glad afgewerkt zonder zichtbare voegen (klaar om te worden geschilderd). Op alle buitenhoeken worden metalen hoekbeschermingsprofielen geplaatst. De voegen en binnenhoeken worden afgewerkt met voegbanden en samen met de schroefkoppen vlak uitgeplamuurd met een aangepast voegmateriaal, dat krimpen en scheuren vrijwel uitsluit. Aanvullende uitvoeringsvoorschriften Alle binnenhoeken aansluitend op verschillende materialen (wandbepleistering gipskartonplaten), worden met behulp van een speciaal mes zorgvuldig ingesneden. De voegen wordt opgespoten met een overschilderbare acrylaatkit. Er worden, in overeenstemming met de uitvoeringsplannen, de nodige uitsparingen voorzien voor de inbouw van verlichtingsarmaturen,… Uit te voeren tegen de prijzen vermeld onder artikel F.2.2 (met toeslag).
F.2.3.3. Plafondafwerking - gipskarton / verlaagd plafond Materiaal Het betreft een verlaagd plafond. Het ophangsysteem is samengesteld uit een geraamte bestaande uit verzinkte stalen profielen, afgestemd op de aard van de toepassing. De profielen beantwoorden aan de DIN 18182 deel 1. Specificaties - metalen regelwerk Afmetingen van de profielen volgens de minimumvereisten, voorgeschreven door de fabrikant voor het vereiste type en afmetingen van het plafond Dikte van het staal: minimum 0,6 mm Specificaties en uitvoering - gipskartonplaten Zoals beschreven onder artikel F.2.2 – holle scheidingswanden – gipskarton en volgens voorschriften van de fabrikant van de platen voor het afwerken van plafonds Brandreactie: niet ontvlambaar, klasse A1 volgens NBN S 21-203 (M1 volgens NF P92-501) / met verhoogde brandweerstand door toevoeging van min. 0,2 gewichtsprocent glasvezels. Aanvullende specificaties Isolatie: minerale wol, dikte: volgens de aanduidingen van de LA.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 119/343
Uitvoering Plafondopbouw - metaal Het plafond wordt, volgens de voorschriften van de fabrikant • ofwel onafhankelijk van de bovenliggende constructie op de wanden bevestigd (zelfdragend plafond), • ofwel met een regelbare ophanging vlak geplaatst, ongeacht de oneffenheden van de bovenliggende constructie. Het aantal ophangingen en de tussenafstand van de dragers worden bepaald door de fabrikant. De afmetingen van de profielen en het kaderwerk worden dusdanig bepaald dat de doorbuiging op elk knooppunt maximum 1/500 van de overspanning bedraagt. Indien het lokaal met de opgegeven profielhoogte niet kan worden overspannen, dienen extra plafondhangers te worden aangebracht. De randprofielen van het regelwerk worden na tussenvoeging van soepele dichtingsband (type PE) minimum om de 600 mm aan de muren bevestigd. Om het uitknikken van vooral hoge profielen tegen te gaan, dienen de regels op gepaste tussenafstanden te worden verbonden door een profiel dwars over de regels te plaatsen en te bevestigen aan elke regel. De platen worden glad afgewerkt zonder zichtbare voegen (klaar om te worden geschilderd). Op alle buitenhoeken worden metalen hoekbeschermingsprofielen geplaatst. De voegen en binnenhoeken worden afgewerkt met voegbanden en samen met de schroefkoppen vlak uitgeplamuurd met een aangepast voegmateriaal, dat krimpen en scheuren vrijwel uitsluit. Alle binnenhoeken aansluitend op verschillende materialen (wandbepleistering gipskartonplaten), worden met behulp van een speciaal mes zorgvuldig ingesneden. De voegen wordt opgespoten met een overschilderbare acrylaatkit. Kantlijsten: randaansluitingen met wanden worden gedicht met een overschilderbare acrylaatkit. Model voor te leggen aan het Bestuur. Uitzetvoegen: speciale uitzetprofielen, standaard te voorzien bij lengte of breedte > 15 m. Er worden, in overeenstemming met de uitvoeringsplannen, de nodige uitsparingen voorzien voor de inbouw van verlichtingsarmaturen, verluchtingsroosters, enz. Uitvoering tegen de prijzen vermeld onder artikel F.2.2. (met toeslag).
F.2.3.4. Plafondafwerking - gipskarton / brandwerend Materiaal Het betreft een brandwerend verlaagd plafond dat conform het brandattest wordt opgebouwd uit • een geraamte bestaande uit verzinkte stalen profielen, afgestemd op de aard van de toepassing; • een aangepaste ophanging en bijhorende bevestigingsmiddelen; • een isolatiemateriaal en brandwerende beplating. De afmetingen van de profielen en het kaderwerk worden dusdanig bepaald dat de doorbuiging op elk knooppunt maximum 1/500 van de overspanning bedraagt. De dikte en/of het aantal brandwerende gipskartonplaten of silicaatplaten, de brandwerende isolatie (rotswol, …) en het eventueel metaalgaas, worden gekozen in functie van de gevraagde brandweerstand. Een attest van een erkend Belgisch laboratorium dient afgeleverd. Uitvoering De plaatsing van de het plafond gebeurt volledig conform met de plaatsingsvoorwaarden zoals vermeld in het testverslag. Het type, het aantal ophangingen en de tussenafstand van de dragers wordt bepaald door de fabrikant met respect voor de gestelde brandstabiliteit.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 120/343
Uit te voeren tegen de prijzen vermeld bij F.2.2. gipskartonplaten en gegalvaniseerde profielen, prijzen vermeld bij F.2.3. ophangingen en toeslag voor uitvoeren plafond ten opzichte van wand en prijzen vermeld bij artikel E.2.1. rotswolisolatie. Meeteenheden en meetcode: zie vermeldingen bij art F.2.2., F.2.3. en E.2.1.
F.2.3.5. Plafondafwerking - stalen lamellen Materiaal • De lamellendragers zijn stalen profielen met een omega- of V-vormige doorsnede en worden met de nodige hoeveelheid regelbare ophangingen vastgemaakt aan bovengelegen drager. • De draagprofielen zijn verzinkt en zwart van kleur. • Het plafond is gemoduleerd volgens de afmetingen van de elektrische armaturen welke zijn ingewerkt. • De zijkant van de U-vormige lamellen zijn afgerond. • De lamellen zijn niet geperforeerd. • De lamellen zijn aan beide zijden verzinkt en voorzien van een grondlaag. De zichtbare zijde wordt gemoffeld met een laagdikte van minimum 20 micron. Kleur is te kiezen door de leidende ambtenaar uit het standaardgamma van de fabrikant, met een minimum van 10 kleuren. De lak is mat. • Het verlaagd plafond heeft een brandstabiliteit van ½ uur volgens NBN 713.020. • De lamellen worden overdekt met een akoestische isolatie uit gebakeliseerde minerale wol met een dikte van 40 mm. De onderzijde van de isolatieplaat is stofdicht, mat en zwart Uitvoering • Richting van de lamellen: volgens de aanduidingen op de plannen of op aanduiding van de leidende ambtenaar. • Hoogtepeil van het verlaagd plafond: op aanduiding van de leidende ambtenaar • Plaatsing in de grootst mogelijke fabricatielengte. Modulaire breedtemaat van de lamellen: 100mm • De voegen tussen de lamellen zijn gesloten door aan de lamellen voorziene terugliggende flenzen. • De zijkanten van het plafond worden afgewerkt met een in tint van de lamellen gelakt randprofiel. Met passende middelen vast te maken aan de wand (zie F.2.3.6) geschilderde kantlijst. De in de prijslijst vermelde prijs omvat alle hiervoor vermelde werken en leveringen. Meting: Meeteenheid: m² Meetcode: netto uitgevoerde oppervlakte.
F.2.3.6. Plafondafwerking - mineraalvezelplaten Materiaal • Type: met zichtbaar ophangsysteem. • Modulemaat: naar keuze van de leidende ambtenaar: 600 x 600 mm, 1200 x 600 mm. • Ophangsysteem bestaande uit geperste mineraalvezels, systhetisch gebonden en voorzien van een oliedeklaag en twee lagen witte PVC-emulsieverf. De tegels mogen geen asbest bevatten.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 121/343
• Oppervlaktestruktuur van de tegels is vrij te kiezen door de leidende ambtenaar uit het standaardgamma van de fabrikant. • Brandstabiliteit: het geheel van het plafond zal een brandstabiliteit hebben van minstens ½ uur volgens NBN 713.020. Uitvoering Plafond symmetrisch te plaatsen volgens de assen van het lokaal, zowel in langsals in dwarsrichting. Er zijn geen stroken toegelaten met een breedte < 20 cm. Randafwerkingen met kantprofielen in dezelfde kleur, met passende middelen onzichtbaar vast te maken aan de wand. Hoogtepeil van het verlaagd plafond: volgens de aanduidingen op het plan of op aanduiding van de leidende ambtenaar Meting Meeteenheid: m² voor het plafond m voor het randprofiel Meetcode voor het plafond: oppervlakte berekend door product van lengte en breedte bepaald door, voor zowel lengte als breedte, het eerste naar boven afgerond veelvoud van 30cm. Meetcode voor het randprofiel: netto uitgevoerde lengte
F.2.4. Uitbekleding daklichtopeningen / kokers…met gipskartonplaat Omschrijving Het betreft het afwerken van de dagkanten van de daklichtopeningen (dakvlakramen / koepels ) in platte of hellende dakvlakken, kokers… De gewone gipskartonplaten zijn samengesteld uit een gipskern waarvan de twee zijden bekleed zijn met sterk karton. Gipskartonplaten voorzien met een verhoogde waterweerstand en geringe waterabsorptie. Uitvoering zoals vermeld onder artikel F.2.2 met 12,5mm dikke plaat aan één zijde. Aanrekening plaat aan prijs van artikel F.2.2 (platen met verhoogde vochtweerstand, geschroefd, geplamuurd en geschuurd). Houten draagstructuur voor de gipskartonplaten volgens artikel E.8. of metalen draagstructuur, aanrekening volgens artikel F.2.2.7 of F.2.2.8. Uitvoering De afwerking van de daklichtopeningen bestaat uit een rechthoekige of schuinoplopende omkasting, overeenkomstig de aanduidingen op de plandoorsneden.
F.2.5. Uitbekleding / leidingkokers - gipskarton Materiaal Gipskartonplaten en metalen structuur overeenkomstig de voorschriften van artikel F.2.2 – holle scheidingswanden - gipskarton Uitvoering Volgens voorschriften van artikel F.2.2. en de hierna vermelde eisen: De platen worden glad afgewerkt zonder zichtbare voegen (klaar om te worden geschilderd). Op alle buitenhoeken worden metalen hoekbeschermingsprofielen geplaatst. De voegen en binnenhoeken worden afgewerkt met voegbanden en samen met de schroefkoppen vlak uitgeplamuurd met een aangepast voegmateriaal, dat krimpen en scheuren vrijwel uitsluit. Meting Meeteenheid: m²
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 122/343
F.2.6. Toegangsluiken / leidingkokers - hout Omschrijving Het betreft het leveren en plaatsen van alle materialen voor de realisatie van de vereiste toegangsluiken, ter inspectie van de leidingkokers, bestaande uit metselwerk en/of deze uitbekleed met plaatmaterialen. Materiaal De opbouw en gebruikte materialen moeten in overeenstemming zijn met de gestelde eisen inzake akoestiek en brandweerstand. De panelen zijn geschikt voor gebruik in natte ruimtes en worden schilderklaar afgeleverd. Specificaties Luik vervaardigd uit MDF geschikt voor gebruiksklasse II - Vochtig - binnengebruik (volgens NBN EN 622-5). Plaatdikte : minimum 15 mm Het kaderwerk bestaat uit geschaafd en behandeld naaldhout, 2°keus, secties min. 19x50 mm. Het luik wordt onzichtbaar vastgezet. De vastzetting van het luik aan het kader gebeurt met scharnier en /of passende onzichtbare magneten. Uitvoering De toegangsluiken worden oordeelkundig en ergonomisch opgesteld, ter hoogte van ontstoppingsstukken, installatiekranen, ... Het kaderwerk zal zo geplaatst worden dat de voorzijde van de toezichtspanelen in hetzelfde vlak liggen als het afgewerkte wandoppervlak van bepleisterd metselwerk of de voorziene uitbekleding. De toezichtspanelen zullen scharnierend bevestigd worden, d.m.v. roestbestendige siervijzen met bijhorende ringplaatjes. Het vastzetten van de panelen gebeurt op verzorgde wijze. Scharnierende panelen worden zorgvuldig afgehangen zodat het paneel niet knelt. Eventueel aangrenzend tegelwerk wordt steeds beëindigd met een aangepast randprofiel. Het kaderwerk zal vooraf zo in de opening bevestigd worden dat de voorzijde van de toezichtspanelen in hetzelfde vlak liggen als het afgewerkte wandoppervlak. De toezichtspanelen worden met scharnieren bevestigd. Meting Meeteenheid: per stuk voor luik tot en met 4 dm². toeslag per dm² voor oppervlakte groter dan 4 dm².
F.2.7. Sanitaire scheidingswanden Omschrijving Het betreft het leveren en plaatsen van een verzorgd geheel van sanitaire wanden, inbegrepen de bekledingsplaten, deuren en verankeringselementen. Materiaal • Sanitaire wand in massieve kunststof met melamine-oppervlak, bestand tegen water, stoten en krassen en alle huishoudelijke detergenten. • Wanddikte: min. 12 mm. • De panelen worden vergaard in een frame van metalen gegalvaniseerde buizen diameter ong. 25 mm, overtrokken met een nylonbuis diameter ong. 30 mm. • Deuren van 60 cm breedte, in hetzelfde materiaal als de wanden, met afgeronde boorden. Deuraanslagen in stootvaste PVC-profielen. De deuren zijn zelfsluitend op te hangen aan drie nylonscharnieren en zijn voorzien van een vrij/bezetslot in kunststof met nylongarnituur en een deurkruk in nylon.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 123/343
• Elke deur is aan de binnenzijde voorzien van een dubbele kleerhaak in hoogwaardig nylon, bevestigd met roestvrij stalen schroeven in de deurvleugel, inbegrepen in de prijs van de voorwand • Voor het geval de douchecel dient voorzien van een bankje: bankje uit te voeren in volkern, afmetingen 90 x circa 28 cm en ondersteund door de nodige inox of grijs gelakte aluminium profielen. • De kleur van de kunststofplaten voor de wanden en de nylongarnituren zijn te bepalen door de leidende ambtenaar uit het standaardgamma van de fabrikant. • Detail- en montagetekeningen zijn ter goedkeuring voor te leggen aan de leidende ambtenaar. Uitvoering Hoogte van de wanden: ± 200 cm boven de afgewerkte vloer; onderkant van de wand en de deuren begint op ± 15 cm boven de vloer. Samenstelling van de WC- en doucheruimten volgens aanduidingen op de plannen. De juiste maten worden door de opdrachtnemer opgemeten. De wanden worden bevestigd op de vloer en de aangrenzende wanden met een onzichtbaar bevestigingssysteem. Als de deur op de rand van een douchebak dient geplaatst moet de onderkant van de deurvleugel enkele millimeter boven de bovenkant van de douchebak komen. Om te beletten dat er water in de omkleedzone terecht komt dient het deurblad, aan kant van de douchebak, onderaan voorzien worden van een druiplijst vervaardigd uit volkernplaat zoals deurpaneel. Onzichtbare bevestiging door verlijming en/of roestvrije schroeven. Meting • Meeteenheid : m² • Meetcode: o Voor voorwand, dwarse wand, volkernplaat: netto uit te voeren oppervlakte, gemeten vanaf vloer tot bovenzijde panelen. o Voor bankjes en druiplijst: stuk
F.3.
DEK- & BEDRIJFSVLOEREN
F.3.1. Dek- & bedrijfsvloeren - algemeen Omschrijving De post "dek- & bedrijfsvloeren" omvat alle noodzakelijke leveringen en werken voor het realiseren van de voorgeschreven tussenlagen tussen de draagvloer en de vloerafwerking (d.w.z. uitvullagen, vochtwerende lagen, thermische en/of akoestische isolatielagen, deken/of bedrijfsvloeren). De onder deze post begrepen eenheidsprijzen dienen, hetzij volgens uitsplitsing in de samenvattende opmeting, hetzij in hun globaliteit, steeds te omvatten : • het voorafgaandelijk nazicht van de ondergrond, het verwijderen van afval en het stofvrij maken; • de controle van de peilen, de controle van de temperaturen en eventueel het verwarmen tot de vereiste minimumtemperatuur van de bouwplaats; • het leveren en plaatsen van de nodige bekistingen en/of uitsparingen; • de voorbehandeling van het legvlak en zijn verticale omtrekken; • het desgevallend aanbrengen van de nodige uitvullagen wordt aangerekend tegen prijzen artikel F.3.2.2 of F.3.4. • het desgevallend aanbrengen van de waterkerende folie wordt aangerekend tegens prijs artikel F.3.3. • het leveren en plaatsen van een scheidingslaag / thermische vloerisolatie;
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 124/343
• de levering en plaatsing van alle materialen, producten en stukken, nodig voor de uitvoering van de dekvloer volgens zijn klasse, zijn aanduiding en de voorgeschreven bijzondere prestaties; • het aanmaken van de specie, en het storten van de dekvloer of bedrijfsvloer inclusief de eventuele wapening; • het aanbrengen van de nodige randvoegen en/of uitzettingsvoegen, elk met hun geëigende voegprofielen, …; • het aanbrengen van eventuele geïntegreerde hoeklijsten, eindlijsten en afwerkingstoebehoren; • de afwerking van het oppervlak van de dekvloer of bedrijfsvloer; • het verwijderen en storten van alle materiaal en afval, het schoonmaken van de dekvloer, de bescherming van de dekvloer of bedrijfsvloer. Uitvoering Beschermingsmaatregelen De opdrachtnemer neemt de vereiste maatregelen om de afwerkingen, ramen en deuren, e.d. doeltreffend tegen beschadiging en bevuiling te beschermen. Bestaat er gevaar voor beschadiging aan het onderplafond dan moeten tussen de draagvloer en de dekvloer een waterkerende laag bestaande uit een polyethyleenfolie worden aangebracht. Dit vlies moet haaks worden omgebogen en dit tot circa 2 cm boven het afwerkvlak van de dekvloer. Controle ondergrond De opdrachtnemer vergewist zich ervan of het legvlak beantwoordt aan de eisen gesteld in TV 193 en maakt het zonodig geschikt. De ondergrond waarop de dekvloer zal worden aangebracht, moet vrij zijn van alle afval (zand, cement,mortel, gips, kalk e.d.) en zorgvuldig worden gereinigd en natgemaakt vóór de aanvang van de werken en tijdens de uitvoering ervan naargelang de behoefte zich stelt. Ingewerkte leidingen en toebehoren (zie ook TV 189 § 6.3.2 - 6.3.3) Leidingen, ingewerkt in de dekvloer, moeten goed en stevig aan de draagvloer worden vastgemaakt. In voorkomend geval moet de vrije uitzetting van leidingen worden mogelijk gemaakt. Boven de leidingen tussen de onderlaag en de afwerklaag moet als wapening een strook draadnet worden aangebracht. Ingewerkte leidingen moeten overal een minimumdekking van 3 cm hebben. Voorafgaandelijk worden alle specificaties, zoals hellingen, in te werken vloerkaders, vloerroosters, afvoerputten, afvoergeulen, ... op de werf aangeduid, teneinde een ondubbelzinnige uitvoering mogelijk te maken. Aanbevolen dikte – hoogtepeilen (zie ook TV 189 § 4.2.1) Het afgewerkte peil van de dekvloeren in de verschillende lokalen houdt rekening met de respectievelijk voorziene vloerbekleding (tegels, soepele vloerbanen, …). De bovenzijde van alle vloerafwerkingen (tegelvloeren, soepele vloerbanen, …) zullen zich op eenzelfde niveau bevinden. De dikte van de deklaag is zodanig dat ze de nodige dikte zal hebben om het gevraagde hoogtepeil te bereiken, zelfs indien dit afwijkt van de detailtekeningen. Wapeningen in de dekvloer situeren zich in principe in de bovenste helft van de dekvloer, met een minimum dekking van 10 millimeter. Uitzettingsvoegen – randisolatie Alle constructievoegen (zettingsvoegen en uitzettingsvoegen) van de ruwbouw worden doorheen de volledige vloeropbouw doorgetrokken met de geëigende voegprofielen en voegmaterialen. Aan de randen wordt een randisolatie van polystyreenbanden met een dikte van minimum 5 mm geplaatst. Ter hoogte van de deuropeningen worden de randvoegen doorgetrokken.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 125/343
Hechtende dekvloeren worden voorzien van randvoegen indien het gevaar bestaat voor vochtopzuiging (bv. uit vochtige muren). Niet-hechtende dekvloeren worden voorzien van de nodige randvoegen en uitzettingsvoegen. Minimum om de 15 m moet een krimpvoeg voorzien worden. Voor het naspannen wordt in beide richtingen van de dekvloer om de 5 m schijnvoegen ingesneden. Bij gebrek aan een voegenplan worden voegenpatroon en de uitvoering ervan voorgelegd aan het Bestuur. De verticale leidingen worden geïsoleerd met een roofingmantel of d.m.v. een schaal in minerale wol bij hun doorgang in de draagvloer en de dekvloer. Vochtwerende scheidingslagen zie artikel F.3.3. Verwerkingsmodaliteiten De dekvloer wordt aangebracht, rekening houdend met het type en de aard van de voorziene vloerbedekking, de hellingen en tolerantieklassen, de in te werken vloerkaders, vloerroosters, e.d., het voegenschema en de dikte of het peil van de te plaatsen dekvloer. De specie wordt gelijkmatig uitgespreid, zo snel mogelijk afgetrokken op het voorgeschreven peil en goed verdicht door aankloppen, aanstampen of mechanische verdichting teneinde een goede compactheid te bekomen. Speciale aandacht wordt besteed aan het goed opvullen met specie van de hoeken tussen vloer en opstand. Voor de verbindingen ten gevolge van werkonderbrekingen, worden de randen trap- en kamvormig uitgetand en van een verbindingsnet voorzien. Bij gebrek hieraan wordt deze als voeg afgewerkt. Het oppervlak wordt overeenkomstig de uitvoeringsomstandigheden: • manueel met de spaan effen geschuurd en vervolgens manueel met een metalen polijstspaan of polierijzer afgespaand. • machinaal afgewerkt met de roterende volle schijf, waarbij hoeken, kanten en alle moeilijk te bereiken zones manueel worden afgewerkt. Verharding – droogtermijnen De dekvloeren worden tegen snel uitdrogen beschermd. Tocht en intense straling zijn te weren. De dekvloeren moeten tegen een te vlugge droging, tegen vriesweer en tegen allerhande schadelijke invloeden worden beschermd. Teneinde een homogene verharding van de dekvloer of bedrijfsvloeren mogelijk te maken dienen belangrijke temperatuursverschillen tussen de omgevende lucht en de ondergrond, of tussen verschillende zones van de ondergrond, alsook elke vorm van tocht of rechtstreekse bezonning, ten allen tijde te worden vermeden. De termijnen voor gedeeltelijke of volledige in gebruikneming, in bijzonder ingeval van speciale samenstellingen, worden vastgelegd in § 7.2 en § 7.3 van TV 189. Wachttijden voor ingebruikneming volgens de voorschriften van de fabrikant. De dekvloer mag pas na drie dagen voor het verkeer op de bouwplaats worden vrijgegeven. Hij wordt als droog beschouwd wanneer zijn watergehalte bepaald met de calciumcaroidebus of elk ander geschikt toestel, gelijk is of lager dan 1%. Na voldoende verharding van de dekvloer wordt alle materiaal en afval van de werf verwijderd, en de dekvloer schoongeveegd. Meting meeteenheid: m² voor de dekvloer en m voor de randstroken, krimp- en bewegingsvoegen. meetcode: netto oppervlakte gemeten tussen de naakte muren, berekend op basis van nominale afmetingen in cm. Deuropeningen worden meegerekend, openingen groter dan 0,5 m² worden afgetrokken; netto uitgevoerde lengte voor randstroken en krimp- en bewegingsvoegen
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 126/343
F.3.2. Isolerende uitvullagen F.3.2.1. Isolerende uitvullagen - algemeen Omschrijving In de uitvullagen worden alle oneffenheden, bruuske peilverschillen, leidingen, kokers, dozen, buizen, enz., ... van en op de draagvloer weggewerkt, zodat de dekvloer in een vrij constante dikte kan aangebracht worden. De vereiste voorzieningen voor rand- en zettingsvoegen zijn inbegrepen. Uitvoering Op de uitvullagen zijn de bepalingen van TV 193 § 3 van toepassing. De draagvloer moet voldoende zuiver zijn teneinde een goede hechting te waarborgen. De peilen van de afgewerkte uitvullagen beantwoorden aan de eisen gesteld in TV 189 § 4.2.1.3. Het afgewerkte peil houdt steeds rekening met de dikte van de dekvloer en de vloerbekleding. De uitvullagen worden aangebracht op de gereinigde draagvloer en vlak afgetrokken. Zij worden steeds los van de wanden en andere onderbrekingen voorzien, door tussenvoeging van randstroken van minimum 5 mm dik, uit polyethyleenschuim of andere kunststofschuimen. De zettingsvoegen van de constructies worden steeds in de uitvullaag doorgetrokken. Meting Meeteenheid: per m², volgens samenstelling en dikte Meetcode: netto uit te voeren oppervlakte tot het gewenste peilniveau. Openingen groter dan 0,5 m² worden afgetrokken.
F.3.2.2. Isolerende uitvullagen - gespoten polyurethaan Materiaal De vloerisolatie bestaat uit een naadloze isolerende chape van hard polyurethaanschuim, vrij van CFK’s. De schuimlaag wordt bekomen door het ter plaatse spuiten van een twee-componenten polyurethaanschuim, gevormd door de exotherme reactie tussen polyol en polyisocyanaat. Specificaties Laagdikte : minimum 4 cm Prestatiecriteria: • Droge volumemassa : circa 30 kg/m³ • Gedeclareerde warmtegeleidingscoëfficiënt (d) : maximum 0,029 W/mK • Druksterkte: minimum 0,15 N/mm² (bij maximum 10% vervorming) • Absorptie door onderdompeling in water < 1% • Temperatuursbestendigheid: -50°C tot +100°C • Thermische uitzettingscoëfficient: tussen 20°C en 70°C • maximum 0,03 mm/mK voor de lengte en breedte • 0 mm/mK voor de dikte • Brandreactie: klasse B2 (volgens DIN 4102) Het isolatiesysteem dient te beschikken over een doorlopende technische goedkeuring ATG (of gelijkwaardig) voor toepassing op de betrokken ondergrond en in de voorziene dekvloer. Uitvoering De uitvoeringstemperatuur bedraagt minimaal 5°C en maximaal 35°C, er wordt enkel gewerkt in een regen- en winddicht gebouw. Bouwelementen die bespat kunnen worden (bepleistering, ramen, …) dienen beschermd te worden tot een hoogte van circa 1meter boven de vloer.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 127/343
De isolatielaag wordt rechtstreeks op de vooraf gereinigde ondervloer gespoten (droog, vet- en stofvrij). Met een volledig onderlinge hechting wordt de schuimlaag in verschillende lagen (circa 2 cm per laag) aangebracht tot de gewenste, overal gelijkmatige dikte bekomen wordt. De isolatie volgt de onregelmatigheden in de ondergrond, boven de eventueel ingewerkte leidingen kunnen de ophogingen worden afgetopt. Alle ingewerkte metalen leidingen zullen afdoende worden beschermd tegen corrosie. Om een vlak oppervlak te bekomen wordt de gespoten PUR- isolatie na verharding afgeschuurd (vlakheidstolerantie ± 8 mm/2 m). Meting Meeteenheid: m² Meetcode: netto uitgevoerde oppervlakte
F.3.3. Vochtwerende lagen - folie / PE Materiaal De vochtwerende laag bestaat uit een ongewapende polyethyleenfolie. Dikte: minimum 0,1mm. Uitvoering De folie wordt geplaatst met overlappingen van minstens 30 cm en wordt tegen de muren opgetrokken tot op 2 cm boven het afgewerkte vloerpeil. Beschadigde delen worden hersteld met een bijkomend stuk folie, steeds met minstens 30 cm overlapping. De folie wordt losliggend geplaatst. Opstandhoogte: tot 5cm boven afgewerkt vloerniveau Meting meeteenheid: per m2 meetcode: netto vloeroppervlakte, gemeten tussen de naakte muren. Overlappingen en opstanden worden niet in rekening gebracht. Openingen worden niet afgetrokken.
F.3.4. Thermische vloerisolaties F.3.4.1. Thermische vloerisolaties - algemeen Omschrijving Het betreft alle werken en leveringen voor de realisatie van de thermische isolatie binnen de voorziene vloeropbouw. De werken omvatten: • de voorbereiding en nazicht van de ondergrond; • de levering en de verwerking van de isolatiematerialen, met inbegrip van de eventuele scheidingslagen en omtrekisolatie; • de levering en de plaatsing van de plaatsings- en bevestigingstoebehoren; • de eventuele voorlopige beschermingsmaatregelen; • de plaatsing van een PE-folie aan de onderzijde, overeenkomstig rubriek F.3.3. Uitvoering De platen worden los gelegd op de draagvloer of uitvullaag. Het volledig dragen van de platen op de ondergrond moet verzekerd zijn en grote vervormingen van de isolatielaag worden vermeden ; zo nodig worden zij gelegd op een dunne laag zand of egalisatielaag. De platen worden in verband en aaneengesloten gelegd en in zo groot mogelijke afmetingen verwerkt. Indien de isolatie bestaat uit meerdere lagen worden de voegen geschrankt.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 128/343
Naargelang de aard van de platen worden ze koud tegen elkaar of met tand en groef op de vorm geplaatst. De randen en spleten worden opgespoten met een aangepast voegvullend en thermisch isolerend schuim. Na afloop van de werken worden de nodige beschermingsmaatregelen getroffen, alsook de nodige bevestigingen om de isolatieplaten op hun plaats te houden. De dekvloer die gestort wordt op isolatieplaten wordt steeds voldoende gewapend. De isolatieplaten worden geplaatst overeenkomstig de ATG-richtlijnen. De platen worden van de ondergrond gescheiden door een kunststoffolie geplaatst met gelijmde of gelaste randen of met voldoende overlapping (> 20 cm). De randen tegen opgaande muren, kolommen, e.d. ... worden opgetrokken tot boven het niveau van de thermische isolatie. Alvorens naderhand de dekvloer gestort wordt, worden de isolatieplaten met een waterdichtingsmembraan afgeschermd. De waterdichte afdekking boven de isolatie bestaat uit een PE-folie met een minimale dikte van 0,1 mm, overeenkomstig rubriek F.3.3. De randstroken en en de strook voor krimp- en bewegingsvoegen worden in rekening gebracht tegen prijs van artikel F.3.5.1.1. en F.3.5.1.2.
F.3.4.2. Thermische vloerisolaties - polyurethaan (PUR) Materiaal De vloerisolatie bestaat uit harde polyurethaanschuimplaten (PUR), zonder toevoeging van CFK'S, beantwoordend aan NBN EN 13165 – Producten voor thermische-isolatie van gebouwen - Fabrieksmatig vervaardigde producten van hard polyurethaanschuim (PUR) - Specificatie (2013). Specificaties • Randafwerking: tand en groef. • Type naakte plaat • Prestatiecriteria : o Volumemassa : minimum 30 kg/m3 o Gedeclareerde warmtegeleidingscoëfficiënt (d) : maximum 0,025 W/mK • Mechanische sterkte: o Weerstand bij verdeelde belasting volgens EN 12089 : dL-dB <5mm. o Druksterkte bij 10 % volgens EN 826 : < 3 mm bij 2 kN/m2. o Puntlast (ø 80 mm) volgens EN 12430 : < 5 mm bij 1 kN. o Wisselende belasting (2 à 6 kN/m2 15.000 cycli) : < 2mm en stabilisatie (TV 189 § 8.2.3). • De isolatieplaten bezitten een technische goedkeuring ATG of gelijkwaardig. Meting Meeteenheid: per m² Meetcode: netto vloeroppervlakte, gemeten tussen de naakte muren. Openingen groter dan 0,1 m² worden afgetrokken.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 129/343
F.3.5. Gewone dekvloeren F.3.5.1. Gewone dekvloeren - algemeen Materialen Op de cementgebonden dekvloeren zijn de bepalingen van TV 189 - Dekvloeren Deel 1: Materialen - Prestaties - Keuring (WTCB, 1992) van toepassing, aangevuld met NBN EN 1937 - Beproevingsmethode voor hydraulisch verhardende vloer en/of egalisatiemengsels - Standaardmengmethode (2000). Hulpstoffen ter reductie van de droogtijd worden enkel toegestaan na voorafgaandelijke goedkeuring door de leidende ambtenaar. Uitvoering De uitvoering gebeurt volgens TV 193 - Dekvloeren - 2de deel: Uitvoering (WTCB, 1994). De dekvloer wordt pas aangebracht na (de pleisterwerken), eventuele metsel- en betonsokkels en na de plaatsing van buitenschrijnwerken met beglazingen. De dekvloeren mogen niet worden aangebracht wanneer de temperatuur van het grondvlak en/of de omgeving lager is dan 5°C. De dekvloeren worden tegen snel uitdrogen beschermd. Tocht en intense straling zijn te weren. De opdrachtnemer vergewist zich ervan of het legvlak beantwoordt aan de eisen gesteld in de TV 193 en maakt het zo nodig geschikt. Het voegenpatroon en de uitvoering ervan worden voorgelegd aan de leidend ambtenaar. Ter hoogte van de deuropeningen worden de randvoegen doorgetrokken. Uitvoering randstroken, krimpvoegen en bewegingsvoegen volgens TV 193 met onrotbare kunststof met dikte minstens gelijk aan de dikte van de dekvloer. Het gedeelte dat boven de bovenkant van dekvloer uitsteekt dient afgesneden Het afgewerkte peil van de dekvloer houdt rekening met de voorziene vloerbekledingen. Voor het geval er een vochtwerende folie dient geplaatst wordt deze aangerekend tegens prijs van artikel F.3.3. Meting Meeteenheid: m² voor de dekvloer en m voor de randstroken, krimp- en bewegingsvoegen Netto uit te voeren oppervlakte, gemeten tussen de naakte muren voor de dekvloer, netto uitgevoerde lengte voor de randstroken, krimp- en bewegingsvoegen.
F.3.5.2. Gewone dekvloeren - niet gewapend Materiaal De niet-gewapende hechtende cementgebonden dekvloer beantwoordt aan de bepalingen van TV 189 § 5. De samenstelling wordt door de opdrachtnemer bepaald rekening houdende met de richtlijnen van § 5.4 van TV 189 en § 4.1.2 van TV 193. Specificaties Druksterkte op 2 proeftegels: minimum 8N/mm² (proefmethode volgens TV 189 § 4.3.2). Vlakheidsklasse: 2 (TV 189 § 4.2.3). Dikte: minimum 4 cm. Uitvoering De dekvloer wordt uitgevoerd volgens § 4.1 van TV 193. De draagvloer wordt vooraf bevochtigd en ingeborsteld met een aanbrand- of hechtlaag bestaande uit een vloeibaar mengsel van cement, zand en hulpstoffen. In de dekvloer worden geen krimpvoegen voorzien.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 130/343
Over de gehele omtrek van de dekvloer wordt een randisolatie aangebracht tegen de muur. Deze bestaat uit stroken polystyreen of gelijkwaardig en steekt enkele cm boven de afgewerkte vloer uit. Na voltooiing van de vloerwerken worden ze gelijk met de vloerbedekking afgesneden.
F.3.5.3. Gewone dekvloeren - licht gewapend Materiaal De gewapende hechtende, niet hechtende en zwevende cementgebonden dekvloeren beantwoorden aan de bepalingen van TV 189 § 5. De samenstelling wordt door de opdrachtnemer bepaald, rekening houdende met de richtlijnen van § 5.4 van TV 189 en § 4.1.2 van TV 193. Specificaties Druksterkte op 2 proeftegels: minimum 8 N/mm² (proefmethode volgens TV 189 § 4.3.2). Vlakheidsklasse: 2 (TV 189 § 4.2.3). Minimum dikte: 5 cm. Uitvoering De hechtende dekvloer wordt uitgevoerd volgens § 4.1 van TV 193. De draagvloer wordt vooraf bevochtigd en ingeborsteld met een aanbrand- of hechtlaag bestaande uit een vloeibaar mengsel van cement, zand en hulpstoffen. De niet hechtende dekvloer wordt uitgevoerd volgens § 4.2 van TV 193. De zwevende dekvloer wordt uitgevoerd volgens § 4.3 van TV 193. In de dekvloer worden geen krimpvoegen voorzien. De hechtende, niet hechtende en zwevende dekvloeren worden voorzien van een wapening bestaande uit polypropyleen vezels à rato van 900 gr/m³. Het mengen van de vezels in de mortel gebeurt volgens de richtlijnen van de fabrikant. De specie wordt verpompt met de wormpomp (zonder luchtdruk). Een proefverslag betreffende het gebruik en de functie van de vezels wordt bij de fabrikant opgevraagd. Over de gehele omtrek van de dekvloer wordt een randisolatie aangebracht tegen de muur; deze bestaat uit stroken polystyreen of een gelijkwaardige randisolatie die minstens even goed isoleert, en steekt enkele cm boven de afgewerkte vloer uit; na voltooiing van de vloerwerken worden ze gelijk met de bedekking afgesneden. Uitzetvoegen worden voorzien om de oppervlakken te beperken tot 50 m² en de lengte tot 8 m. De gewapende niet-hechtende dekvloeren zijn van de draagvloer gescheiden door middel van een scheidingsfolie, volgens artikel F.3.3.
F.3.6. Bedrijfsvloeren F.3.6.1. Bedrijfsvloeren - algemeen Algemeen Bedrijfsvloeren worden in één of meerdere bewerkingen aangebracht op een hard legvlak om op zichzelf een afgewerkte vloer te vormen. Een latere bedekking is derhalve overbodig. Ze worden daartoe gepolijst en/of voorzien van een speciale top- of slijtlaag, die voldoet aan de specifieke gebruikseisen qua uitzicht en resistentie. Uitvoering Het inwerken van klokroosters, afvoergeulen,… is inbegrepen in de kostprijs van dit artikel. De bovenzijde van deze roosters bevindt zich op 2 mm onder het niveau van de afgewerkte vloerpas. Ze worden waterdicht ingewerkt.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 131/343
F.3.6.2. Bedrijfsvloeren - monolitisch hechtend / gepolijst Materiaal De monolitische bedrijfsvloer kan worden opgevat als dekvloer of kan tegelijk als draagvloer fungeren. De vloer is samengesteld uit beton voor gewapend beton. Specificaties Kwaliteit van het beton: C 20/25 Wapening: wapeningsnetten 150x150x6x6, staalkwaliteit: klasse BE 500 / BE 500S Dikte van de monolitische bedrijfsvloer: minimum 10 cm. Vlakheidsklasse: 1 Uitvoering Vooraf moet de opdrachtnemer er zich van vergewissen of het legvlak beantwoordt aan de eisen gesteld in STS 44.06 en maakt het zonodig geschikt. De uitvoering van de cementgebonden bedrijfsvloeren gebeurt volgens TV 204 Cementgebonden bedrijfsvloeren (WTCB, 1997). Tocht en intense straling zijn te weren. De pas afgewerkte vloer wordt behandeld met een verzegelingslaag of curing-compound om een te vlugge uitdroging te voorkomen Het beton wordt gegoten op een waterkerende scheidingslaag, minimaal een PEfolie van 0,1 mm volgens rubriek F.3.3. Rand-, scheidings- en krimpvoegen zijn te voorzien volgens hoofdstuk 7 § 7.3 van TV 204. De afstand tussen de krimpvoegen bedraagt hoogstens 5 meter. Voegenplan ter goedkeuring voor te leggen. De vloer wordt verdicht, op de gewenste dikte gebracht en afgevlakt. Het oppervlak wordt gepolijst tijdens het verhardingsproces van het beton, d.m.v. een mechanische vlinder. De rand- en scheidingsvoegen worden in het zichtvlak gevuld met een hoogwaardige elastische kit. Prijs van de wapeningen en rand- en scheidiingsvoegen niet te begrijpen in de prijs per m². Meting meeteenheid: m² voor de dekvloer en voor polijsten m² voor bijkomende dikte m voor scheidingsvoegen met inbegrip van grijze elastische kit meetcode: netto oppervlakte gemeten tussen de naakte muren. De deuropeningen worden bijgevoegd. Openingen groter dan 0,5 m² worden afgetrokken. De eenheidsprijs omvat alle werken en leveringen tot het bekomen van een afgewerkte bedrijfsvloer
F.3.6.3. Bedrijfsvloeren - harsgebonden / epoxy Materiaal De harsmortelvloer bestaat uit een tweecomponenten epoxyhars, verkregen door samenvoeging van hars, verharder, kleurcomponent en vulstoffen. De materialen voldoen aan de voorschriften van TV 216 - Harsgebonden bedrijfsvloeren (WTCB, 2000), behoudens strengere hierna opgesomd. De samenstelling van de specie en de aard van de samenstellende delen is aangepast aan de aard, de toepassing en de eisen gesteld aan de bedrijfsvloer. De samenstellende delen van de specie zijn zuiver en bevatten geen stoffen waarvan de aard en het gehalte schadelijk kunnen zijn voor het gebruik ervan. In elk geval worden de voorschriften van de fabrikant strikt opgevolgd.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 132/343
Specificaties Laagdikte: minimum 2 mm Toeslagstoffen: flakes / kwartskorrels (antislip) Oppervlaktetint: te bepalen door de leidende ambtenaar Uitvoering De uitvoering voldoet aan de voorschriften van TV 216 - Harsgebonden bedrijfsvloeren (WTCB, 2000), in voorkomend geval aangevuld met de voorschriften van TV 196 - Balkons (WTCB, 1995). De bedrijfsvloer wordt voorzien van de nodige krimpvoegen volgens TV 216. Zowel de omgevingstemperatuur als de temperatuur van de ondergrond bedragen minimum 10°C en maximum 30 °C. Bij lagere dan de vereiste minimumtemperatuur wordt deze eventueel bereikt door een aangepaste verwarming. Indien verwarming nodig is, moet de temperatuur homogeen en vrij constant zijn. Warmeluchtkanonnen mogen gebruikt worden om de ruimten op een minimale temperatuur te verwarmen, maar de luchtstroming mag niet naar de bedrijfsvloer gericht worden. Verbrandingsgassen worden rechtstreeks naar buiten afgevoerd. Bij hogere dan de toegelaten maximumtemperatuur worden de werken uitgesteld of opgeschort, er wordt nooit gekoeld. Vooraf moet de opdrachtnemer er zich van vergewissen of het legvlak beantwoordt aan de eisen gesteld in STS 44.06 en maakt het zonodig geschikt. De ondergrond wordt vrij gemaakt van alle stof, vuil, puin, afval, olie en vet, eventueel voorbereid met een hechtprimer volgens de voorschriften van de fabrikant. De specie wordt gedoseerd, gemengd, uitgespreid, verwerkt, verdicht, effen getrokken en het oppervlak behandeld volgens de voorschriften van de fabrikant. De zones worden in één fase afgewerkt teneinde kleurverschillen / aanzetnaden te vermijden. Na het polijsten van de bedrijfsvloer, wordt hij afgewerkt met een transparante epoxy-emulsie. Een eerste laag wordt met de spuit aangebracht in overleg met de betonvloerder en binnen de door de leverancier vastgestelde termijn. Een tweede laag wordt aangebracht met de rol juist voor de voorlopige oplevering. Indien na het polijsten of de leidend ambtenaar of de fabrikant van de epoxy oordeelt dat de vloer niet vlak genoeg is zal deze stofvrij gestraald worden. Na voldoende verharding van de bedrijfsvloer wordt alle materiaal en afval van de werf verwijderd, en de bedrijfsvloer schoongeveegd. Krimpvoegen in de ondervloer worden hernomen in de epoxyvloer. De aansluitingen met de verticale opstanden worden afgewerkt met een aangepaste plintbekuiping, met een hoogte van min. 6 cm. De vloer wordt afgewerkt met 2 verzegelingslagen. Meting Meeteenheid: • m² voor de bevloering • m voor de plinten Meetcode: netto oppervlakte gemeten tussen de naakte muren. De deuropeningen worden bijgevoegd. Openingen groter dan 0,1 m² worden afgetrokken. De eenheidsprijs omvat alle werken en leveringen tot het bekomen van een afgewerkte bedrijfsvloer, met inbegrip van de rand- en uitzettingsvoegen, netto uitgevoerde lengte voor de plinten De plintbekuipingen worden afzonderlijk in rekening gebracht.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 133/343
F.3.7. Egalisatie Uitvoering Vooraleer de primer mag aangebracht worden moet de te behandelen oppervlakte geheel gereinigd worden volgens voorschriften van de fabrikant van de primer Primer aan te brengen volgens voorschriften van de fabrikant De te leveren en te verwerken zelf niveallerede egalisatie moet geschikt zijn om niveauverschil tussen 1mm en 10mm weg te werken Meting meeteenheid: • m² voor de primer • m² voor egalisatie met dikte 1mm à 2mm • m² voor gedeelte van de egalisatielaag dikker dan 2mm meetcode: netto uitgevoerde oppervlakte dikte die in rekening kan gebracht worden: vooraleer te starten met de uitvoering van de egalisatie wordt de dikte van de te egaliseren verzakkingen tegensprekelijk opgemeten. De gemiddelde dikte van de laag is de dikte die voor betaling in aanmerking komt.
F.4.
BINNENVLOERAFWERKINGEN
F.4.1. Binnenvloerafwerkingen – algemeen Omschrijving De post “binnenvloerafwerkingen” omvat alle noodzakelijke leveringen en werken voor het realiseren van de vloer-, plint-, dorpel-, trap- en bordesbekledingen tot een afgewerkt geheel, met inbegrip van alle te voorziene toebehoren (scheidingsprofielen, deurstoppen, ...). Materialen De leveringsvoorwaarden en kwaliteit van de vloerafwerkingsmaterialen beantwoorden aan de onderstaande algemene bepalingen: • De opdrachtnemer legt voorafgaandelijk een kleurenkaart, de nodige (contractuele) monsters en eventuele attesten (BENOR, ATG, …) per voorgeschreven vloerafwerkingsmateriaal, voor aan de leidende ambtenaar. De voorgelegde stalen moeten het gemiddelde uitzicht, kleur(en) en oppervlaktestaat van de uiteindelijke levering vertonen. Tevens wordt een technische documentatie van alle voorbehandelingsproducten, hechtingsmaterialen, zoals lijmmortels, synthetische lijmen, elastische kitten, e.d. ter goedkeuring voorgelegd aan de leidende ambtenaar. • Voor aanvullingen en herstellingen aan bestaande binnenvloerafwerkingen worden dezelfde materialen aangewend als de bestaande. Ingeval deze niet meer verkrijgbaar zijn worden materialen aangewend die wat uitzicht, technische kenmerken, afmetingen,… zo goed als mogelijk op de oorspronkelijke materialen lijken.
F.4.2. Tegelvloeren F.4.2.1. Tegelvloeren - algemeen Omschrijving Het betreft tegelvloeren uit harde steenachtige of gebakken materialen. De onder deze post begrepen eenheidsprijzen dienen volgende zaken te omvatten: • de voorafgaandelijke controle en voorbereiding van het draagvlak, d.w..z. het verwijderen van alle vuil, afval, vreemde stoffen, gips, vetten, enz., ...; • de opmeting en controle van respectievelijke hoogtepeilen en afmetingen; • de levering en plaatsing van de in het bijzonder bestek omschreven tegels met inbegrip van de plaatsingsmortels en/of lijmen;
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 134/343
• het aanwerken van de vloerbekleding tegen uitsparingen en doorvoeringen, de gebeurlijke beëindigingen, in- en uitwendige hoeken en ontmoetingen waarop bijzondere vormstukken worden toegepast; • de voorziening van de nodige rand-, scheidings- en uitzetvoegen; • het opgieten/opvoegen van de vloer; rand-, scheidings- en uitzetvoegen: zie F.3.5.1. het afkitten van de uitzettingsvoegen (zie F.4.2.4.) Materialen Tegels De leveringsvoorwaarden en de kwaliteit van de tegels beantwoorden aan onderstaande bepalingen: • Per gekozen tegeltype dient een representatief staal te worden voorgelegd en een steekkaart opgesteld. Deze steekkaart vermeldt alle specifieke kenmerken van de tegel en bevat een maximum aan inlichtingen die toelaten het product ondubbelzinnig te bepalen. • De vereiste fysische en mechanische kenmerken volgens de respectievelijke aard van de tegels staan weergegeven in hoofdstuk 2 van TV 237. • De respectievelijke toleranties en controlemethoden inzake: lengte en rechtheid van de kanten, dikte, rechtheid van de hoeken en vlakheid staan weergegeven in hoofdstuk 2 van TV 237. Hechtmiddelen – voegmaterialen – elastische kitten De samenstelling van de leg- en voegmaterialen, elastische kitten, alsook de nodige rand-, scheidings- en uitzetvoegen, worden gekozen in functie van de plaatsingsomstandigheden en het soort tegel. De karakteristieken van de hechtingsmaterialen beantwoorden aan hoofdstuk 3 van TV 237. Voor het leggen kan gebruik worden gemaakt van hetzij legmortels (cementmortel, kalkmortel, …), hetzij cement- en mortellijmen, hetzij synthetische lijmen. De legmortel bezit voldoende plasticiteit om aan de tegel te kleven; de toevoeging van kleizand om de plasticiteit te verhogen is verboden. De toevoeging van vette kalk wordt toegelaten. In natte ruimten moet een leg- en voegmortel met een laag alkaligehalte en met trage verharding worden gebruikt. Er mogen geen morteltoeslagstoffen gebruikt worden die het in water oplosbaar alkaligehalte in de leg- of voegmortel verhogen. De tegelvoegmaterialen beantwoorden aan § 3.5 van TV 237. Zij moeten verenigbaar zijn met de aangewende legmortel of plaatsingslijm. Het zand van de voegspecie bevat geen kleurende stoffen en bevat geen klei en ijzerhoudende deeltjes. De samenstelling is doorgaans : • voor dunne voegen (< 1,5 mm) : een mortel van 1 deel portlandcement voor 1 deel zeer fijn zand • voor normale voegen (2 tot 5mm) : een mortel van 1 deel portlandcement voor twee delen fijn zand • voor brede voegen (> 5mm) een mortel van 1 deel portlandcement voor drie delen fijn zand • desgevallend kan gebruik worden gemaakt van kant-en-klare hydraulische snelverhardende droge voegmortels Een technische documentatie van de lijmen en mortellijmen zal op verzoek ter goedkeuring worden voorgelegd aan de leidende ambtenaar. De kleur van de voegen en kitten is te kiezen door de leidende ambtenaar, op basis van gezette stalen. Wanneer voor de beoogde kleur kleurstoffen noodzakelijk zijn moeten deze van anorganische oorsprong zijn.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 135/343
De karakteristieken van de elastische kitten gebruikt voor uitzettingsvoegen, dienen te beantwoorden aan § 3.6 van TV 237. Het gebruik van de rubberbitumenkit is niet toegelaten. Ze worden gevoegd met een blijvend plastisch voegmateriaal dat uniform van kleur is aan de andere voegen. Uitvoering Algemeen De uitvoering zal gebeuren in overeenstemming met de bepalingen van TV 237. Voorbereidende werkzaamheden De ondergrond (m.b.t. betonvloeren, uitvullingslagen en dekvloer, ...) wordt vooraf over zijn ganse oppervlakte nagezien m.b.t. eventuele onvolkomenheden en oneffenheden (overeenkomstig TV 193). Alle losgekomen gedeelten, uitsteeksels of bulten, pleister, kalk, plastische klei, afval, diverse materialen en gereedschappen worden verwijderd. De bestaande of ontstane holten worden bijgewerkt dm.v. opvulling met een aangepaste specie. Legpatronen - voegbreedte Behoudens expliciete aanduidingen op de plannen, richtlijnen van de LA, werktekeningen en/of in het bijzonder bestek, gelden de bepalingen van hoofdstuk 5 van TV 237, aangevuld met onderstaande principes: • De tegelverdeling per lokaal, alsook het punt van waaruit de tegels moeten uitgelegd worden, zal na de juiste meting, bepaald worden in samenspraak met de leidende ambtenaar. • De voegbreedte wordt gekozen, in functie van het toepassingsgebied, de aard van de tegels, de modulaire en werkelijke afmetingen van de tegels. De voegen hebben een breedte begrepen tussen minimum 2 tot maximum 10 mm (minstens 2 mm volgens NBN 786). Eventuele maatverschillen in het materiaal dienen in de voegen te worden opgevangen. De voegbreedte moet evenwel constant zijn in alle lokalen die met eenzelfde vloerbekleding worden afgewerkt. • Smalle stroken van minder dan een halve tegel, die het esthetisch uitzicht zouden schaden ter hoogte van wanden, kolommen, klokputten, toestellen, enz., … moeten, in functie van de praktische omstandigheden, zo veel mogelijk worden vermeden. De tegels worden waar nodig mechanisch gesneden in de juiste pasvorm. Uitzetvoegen – rand- & scheidingsvoegen – krimp- & buigvoegen Alle nodige uitzetvoegen, rand- en scheidingsvoegen, buig- en krimpvoegen zijn inbegrepen en uit te voeren volgens de richtlijnen van § 6.5 van TV 237, aangevuld met onderstaande principes: • De nodige uitzetvoegen (enkel van toepassing bij niet-hechtende of zwevende dekvloeren) beperken de tegeloppervlakte uit één geheel tot maximum 50 m² oppervlakte en lengten tot maximaal 8 m. De te voorziene uitzetvoegen worden steeds voorzien over de volledige diepte van de bevloering, d.w.z. bedding inbegrepen en langsheen alle gemetste muren, rondom deurkaders en langs deuropeningen onder de deurbladen, volgens de aslijnen van kolommen, … Er zal op gelet worden dat de uitzettingsvoegen in het tegeloppervlak doorlopen in één rechte lijn; • Omtrekvoegen dienen te worden voorzien, zodra er een relatieve beweging tussen de muur en de vloer te verwachten is.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 136/343
• Vooraleer het vloeren (bij betegeling op een verse dekvloer) aan te vatten wordt er langs de gehele omtrek van de muur steeds een randisolatie aangebracht. Deze bestaat uit polystyreenstroken of een gelijkwaardige samendrukbaar materiaal van ongeveer 5 à 10 mm dikte, die minstens even goed isoleert. Zij worden na voltooiing van de betegelingswerken gelijk met de afgewerkte vloer afgesneden en verborgen achter de te plaatsen plinten, hetzij bedekt met een soepel voegproduct. Plaatsingswijze - hechting De plaatsingstechnieken, zoals beschreven in hoofdstuk 6 van TV 237 zijn van toepassing. De uitvoering zal, overeenkomstig de voorziene ondergrond (dekvloer, …) en de aard van de tegels gebeuren volgens de bepalingen van : (ofwel)§ 6.1 van TV 237, op een verharde dekvloer met een mortellijm Deze wijze van plaatsing omvat o.a. de volgende elementen: • De dekvloer is zoveel weken oud als zijn dikte (in cm) met een minimum van 28 dagen. Hij heeft een temperatuur begrepen tussen 5° C en 35°C. Na het eventueel licht opruwen (punthameren) en zuiveren van de ondergrond wordt hierop een primer en/of uitvlaklaag aangebracht. • Na het verharden van deze voorbereidingsproducten wordt een mortellijm aangebracht volgens de voorschriften van de fabrikant, door middel van dubbele verlijming. De dosering gebeurt nauwgezet, waarbij eveneens gelet wordt op een volledige opvulling van het ondervlak van de tegel. • De (droge) tegels worden binnen de "open tijd" van de mortellijm met een lichte draaibeweging in de lijmribbels geduwd. De voorziene vochtwerende lagen en/of de uitstekende randisolatie aangebracht in de dekvloer, worden na het betegelen van de vloer afgesneden op het peil van de betegeling. (ofwel)§ 6.3 van TV 237, op een met cement gestabiliseerd zandbed Deze wijze van plaatsing omvat o.a. de volgende elementen: • Tegen wanden, kolommen, sokkels, enz., ... wordt een haaks omgebogen strook polyethyleenfolie, dikte 0,10 mm, aangebracht. Het op de ondergrond liggend gedeelte moet min. 10 cm breed zijn, terwijl het opstaande gedeelte ongeveer 2 cm boven het afwerkvlak van de betegeling uitsteekt en na plaatsing afgesneden wordt. Een zandbed (cement, CEM I-32,5 en scherp zand, fijnheidsmodulus 0,9 tot 2,5 mm, volumeverhouding 1/8 tot 1/9) wordt aangebracht met een dikte van 40 mm, op de goed met water verzadigde ondergrond. Het gestabiliseerde zand wordt steeds machinaal vermengd. Indien het bovenvlak van de draagvloer op een niveau ligt waardoor een dikkere zandlaag vereist is, opdat de bevloering het voorgeschreven hoogtepeil zou bereiken, wordt de draagvloer eerste bekleed met een laag cementmortel die de gewenste dikte heeft. De dikte van de zandlaag zal niet worden vermeerderd. Het leggen van de tegels op de draagvloer zonder plaatsing van een zandlaag is verboden. • De tegels worden geplaatst bovenop het zandbed (max. 1 dag oud) met een doorlopende legmortel, (samenstelling : 300 kg cement, CEM I-32.5, per m³ half scherp zand, fijnheids modulus 0,7 tot 1,7), hiertoe met een dikte van 10 mm aangebracht. Vóór het leggen worden sterk wateropzuigende tegels in water ondergedompeld tot zij doortrokken zijn, waarna men ze laat afdruipen. De tegels worden met de regel geplaatst en overal goed vastgehecht in de mortel, door ze licht aan te kloppen, derwijze dat de mortel boven de randen van de beeldzijde opstijgt, bij het tegen elkaar aanschuiven van de te plaatsen tegel tegen de reeds gelegde tegel. • De voegen worden na maximaal 24 h. gevoegd of opgegoten met een aangepaste voegmortel (een deel cement, CEM I-32,5 voor één deel fijn zand). De prijs van lijm/met cement gestabiliseerd zandbed dikte 40mm en mortelbed dikte 10mm in de prijs per m² begrepen
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 137/343
Voegtechnieken - afwerking De uitvoering van de voegen beantwoordt aan de bepalingen van § 6.5 van TV 237. Behoudens specifieke aanduidingen in het bijzonder bestek, gelden bovendien onderstaande principes: • De plaatsing van de tegels gebeurt in principe steeds met open voegen. Het is verboden de bevloering onmiddellijk na het leggen met een cementbrij te bedekken. Het naderhand opvoegen zal ingeval van tegels in een mortelbed, ongeveer 12 uur na het betegelen aangevat worden, binnen een maximumtermijn van 24 uur. • Bij verlijmde tegels zal ten vroegste 72 uur na verlijming met het voegen worden begonnen • Voor het afvoegen worden alle eventuele in de voegen geraakte verontreinigingen zoals bouwstof, zaagsel, spijkers, e.d. zorgvuldig verwijderd. De betegeling moet, indien nodig, bevochtigd worden met zuiver water, opdat de voegspecie niet zou “verbranden”; • De voegtechniek is in overeenstemming met de aard van de tegelranden. Het opvoegen kan daarbij manueel met het voegijzer (voor voegen > 5 mm) of door het inborstelen of d.m.v. het inwassen van een dun vloeibare cementvoegspecie gebeuren. Hiertoe kan gebruik worden gemaakt van een vloertrekker of rubberspaan. Overtollig materiaal aan het oppervlak dient zorgvuldig te worden verwijderd en het oppervlak dient met een vochtige spons diagonaal over de vloer heen schoon te worden gemaakt. Hierbij dient erop toegezien dat bij deze bewerking de voegen niet uitgewassen worden, zodat het voegoppervlak gesloten en glad blijft. • In de voeg tussen de bevloering en de muren wordt nooit mortel aangebracht, om de uitzetting van de bevloering toe te laten. Ze worden voorzien van een vulmateriaal (polystyreenstrippen of gelijkwaardige randisolatie) en worden bij het afwerken van de bevloering desgevallend afgekit met een daartoe geschikte plastische voegmassa, in de kleur van de overige voegen. • De voeg tussen de bevloering en de eventueel opliggende plint is een volle voeg; • Een gelijkmatige voegtint wordt vereist in één en hetzelfde lokaal. Voor het bepalen van de juiste kleur van de voegspecie, kan worden gevraagd om voorafgaandelijk enkele voegstalen aan te brengen, tot het uitdrukkelijk akkoord van de leidende ambtenaar wordt bekomen. • De bevloering wordt goed gereinigd, om te voorkomen dat zich op de tegels een cementsluier zou vastzetten, dit kan gebeuren met hetzij met de spons, hetzij met zand, hetzij met houtzaagsel. • Het is aan te raden de voegen te laten verharden in een vochtige omgeving. De vloer moet daartoe ongeveer 6 à 8 uren vochtig worden gehouden tot een voldoende afbinding van de voegspecie heeft plaatsgevonden. Uithardingsperiode - bescherming Gedurende de droogperiode moeten de werken beschermd worden tegen rechtstreekse bestraling, vocht, hoge temperaturen en vorst. De vloeren worden beschermd tot bij de voorlopige oplevering. Eventuele beschadigingen zullen op kosten van de opdrachtnemer hersteld worden. Voor de voorlopige oplevering worden de vloeren gereinigd met een volgens het vloertype aanbevolen procédé; in geen geval mogen sterke detergenten of bijtende bestanddelen gebruikt worden. Keuring Niveau vlakheid - lijningsverschil De respectievelijke uitvoeringstoleranties stemmen overeen met STS 45 - § 20.43.3.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 138/343
Behoudens andere aanduidingen op de plannen of in het bijzonder bestek dient de bevloering in alle richtingen horizontaal en volkomen vlak gelegd te worden. De maximale afwijkingen van de afgewerkte niveaus t.o.v. de opgegeven referentieniveaus stemmen overeen met de waarden van onderstaande tabel Afstand “d” (in m) tussen een punt van de Maximaal vloerbedekking en het dichtstbijzijnde toegestane referentiepijlmerkteken afwijking in mm 1m
8 mm 12 mm 14 mm
Let wel : het juist op niveau brengen van de vloerafwerkingen, t.o.v. van de voorziene afwerkingen, zal bepalend zijn (o.a. het visueel aspect, het slepen van deuren, e.d.).
Tussen twee aan elkaar grenzende tegels mag er een maximum hoogteverschil zijn van 1 mm (te verhogen met de tolerantie op de gebruikte tegel). Op een rij van twee meter, tussen twee willekeurig gekozen punten van de bevloering, mag het hoogteverschil nergens groter zijn dan 3 mm (te verhogen met de tolerantie op de gebruikte tegel). Het nazicht van de toleranties op de vlakheid gebeurt van op tenminste 20 cm afstand van de muren. Zij wordt gemeten met een rechte en stevige lat van 2 m lengte, op het uiteinde voorzien van slijtvaste zolen met afmetingen 50x50 mm en een dikte gelijk aan de toegelaten tolerantie van 3 mm. De lat mag de vloer nergens raken en een plaatje van 6 mm dikte mag niet onder de lat kunnen geplaatst worden. De opdrachtnemer zal erop toezien dat de visuele lijn van de tegelranden en de voegen gerespecteerd wordt, rekening houdend met de toleranties op de tegel : • De tolerantie op de voorgeschreven voegbreedte bedraagt maximum 1 mm te verhogen met de dimensionele tolerantie op de gebruikte tegel. • De voegen moeten continu zijn in alle punten. Een rij van 2 m, geplaatst met de 2 uiteinden op de boorden van 2 tegels van dezelfde lijn of rang, mag een lijningssverschil van maximaal 2 mm vertonen. Kleur - uitzicht Een gelijkmatige voegtint wordt vereist in één en hetzelfde lokaal. De controle op de kleur en het uitzicht van de gekozen tegelvariëteit gebeurt visueel. Merkbare vlekvorming en/of achtergebleven cementsluiers zullen niet worden aanvaard. Meting Meeteenheid: • Lokale herstelling 2 m²: sog, volgens de som van het aantal aaneensluitende tegels • Nieuwe vloeren en lokale herstellingen > 2 m²: m², volgens aard en afmetingen van de tegels • Elastische voegvulling voor opvullen voegen, weg van de wanden, gemaakt in grote lokalen: m. Meetcode: Netto oppervlakte gemeten tussen de onafgewerkte muren. De oppervlakten worden over de voegen en naden heen gemeten. Mee betegelde deurtussenruimten worden meegerekend.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 139/343
F.4.2.2. Tegelvloeren - keramisch F.4.2.2.1.
Lokale herstelling 2 m² (wegnemen vloertegel, ontdoen van mortel of lijm en herplaatsen vloertegel)
Uitvoering zoals beschreven onder artikel F.4.2.2.3 maar: • Er moeten geen tegels geleverd worden • In de prijs moeten de hierna vermelde werken begrepen zijn: o Het, zonder de te herplaatsen tegel(s) en de aan de te herplaatsen tegel(s) palende tegels te beschadigen, wegnemen van de te herplaatsen tegel(s) o Het, over de volledige oppervlakte van de te herplaatsen tegel(s), verwijderen van de mortel of lijm o Het herstellen van alle beschadigingen aan de ondergrond met identiek materiaal als het beschadigd materiaal o Het herplaatsen van de tegel(s)l met cementmortel of passende lijm o Het opladen en afvoeren naar passende stortplaats van alle puin F.4.2.2.2.
Lokale herstelling 2 m² (wegnemen, opladen en afvoeren oude tegel, leveren en plaatsen tegels zoals bestaande)
Uitvoering zoals beschreven onder artikel F.4.2.2.3 maar in de prijs moeten eveneens de hierna vermelde werken begrepen zijn: • Het, zonder de aan de te vervangen tegel(s) palende tegels te beschadigen, wegnemen van de te beschadigde tegel(s) en mortellaag of lijmlaag • Het herstellen van alle beschadigingen aan de ondergrond met identiek materiaal als het beschadigd materiaal • Het opladen en afvoeren naar passende stortplaats van alle puin. • Levering en plaatsing van nieuwe tegels. F.4.2.2.3.
Nieuwe vloeren ongeacht de oppervlakte en lokale herstellingen > 2 m²
Materiaal De opdrachtnemer zal minimum een vijftal keuzes (met technische fiche) voorleggen aan het Bestuur. Specificaties Het Bestuur zal een keuze maken uit volgende types van tegels • Type: in de massa gekleurde tegels uit ongeglazuurde drooggeperste keramiektegels die aan de eisen van NP EN ISO 10545 voldoen (ongeglazuurde tegels met een laag waterabsorptiegehalte in overeenstemming met NBN EN 14411 • Dikte : minimum 7mm • Slijtvlak : niet-geglazuurd / geglazuurd (zij het met dezelfde weerstand van een ongeglazuurde) • Slijtageklasse : minimum slijtgroep 3 (volgens NBN EN ISO 10545-7) • Krasvastheid : minimum hardheid 7 (volgens NBN B 27-011)
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 140/343
• Rugzijde : geprofileerd teneinde een goede aanhechting te bekomen met de legmortel en/of lijm. • Kleurtint : naar keuze van de leidende ambtenaar; de opdrachtnemer zal een stalenkaart met een vijftal kleuren voorleggen • Uitzicht-decor : naar keuze van de leidende ambtenaar: effen / genuanceerd / gespikkeld / imitatie-blauwe steen • Glans / mat Aanvullende specificaties Antisliptegels: oppervlaktetextuur > R9 volgens DIN 51097 De tegellijm draagt een technische goedkeuring ATG of gelijkwaardig. Uitvoering • De rand-, scheidings- en uitzetvoegen zijn inbegrepen en uit te voeren volgens de richtlijnen van hoofdstuk 6 van TV 237 (zie ook artikel F.4.2 tegels - algemeen). • Plaatsing: overeenkomstig de voorschriften van artikel F.4.2. • Voegbreedte : niet-gemoduleerde tegels worden geplaatst met voegbreedte van maximaal 5 mm. • Voegkleur : te bepalen door de leidende ambtenaar • Legpatroon (volgens TV 237, hoofdstuk 5): te bepalen door de leidende ambtenaar • De tegels worden symmetrisch t.o.v. de assen van het lokaal geplaatst. F.4.2.2.4.
Reinigen vloertegels of wandtegels of beton en aanbrengen primer om toe te laten tegels te lijmen op de bestaande ondergrond
Het werk omvat: • het met passend product verwijderen van alle verontreinigingen van vloertegels, wandtegels en betonoppervlak om een goede hechting te bekomen voor, op de gereinigde ondergrond, aan te bengen primer • het leveren en verwerken van passende primer om goede hechting te bekomen van te op bestaande ondergrond te lijmen tegels, uitvoering volgens voorschriften van de fabrikant van de primer
F.4.2.3. Tegelvloeren - natuursteen Materialen De tegels uit natuursteen beantwoorden aan STS 45, Deel II - Materialen (1979) en TV 213 - Binnenvloeren van natuursteen (WTCB, 1999). Specificaties Steensoort: blauwe hardsteen Categorie: (blauwe steen) “normaal gebouw” (volgens TV 220) Textuur en oppervlakteafwerking : grijs geschuurd (volgens TV 220 § 3.2.2) Afmetingen: naar keuze van de leidende ambtenaar: 400x400 of 500x500 mm. Tegeldikte: minimum 20 mm Uitvoering De tegels worden geplaatst overeenkomstig de respectievelijke voorschriften van TV 213, rekening houdend met de aard van de voorziene steen. De voegen worden na 2 dagen gevuld met een aangepaste voegspecie volgens TV 213.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 141/343
De tegels worden symmetrisch t.o.v. de assen van het lokaal / volgens detailtekening geplaatst. Legpatroon : naar keuze van de leidende ambtenaar: kruisende voegen / halfsteens Voegbreedte : 3 mm Voegkleur : aangepast aan de kleur van de tegel.
F.4.2.4. Tegelvloeren – leveren en verwerken elastische voegvulling Toepassing: het afdichten van de voeg tussen onderkant plint en bovenkant vloertegel en het afdichten van de voegen die in de ondervloer gemaakt werden Het werk omvat het leveren en verwerken van elastische voegvulling. Het oppervlak dient geheel glad afgewerkt. De voeg tussen onderkant plaint en bovenkant vloertegels dient minstens 3mm hoog te zijn. Voor de voegen die in de ondervloer werden gemaakt dient de kit dient precies tot niveau van de bovenkant van de vloertegels te komen. Tint van de kit zo goed mogelijk gelijkend op de tint van de specie waarmee de vloertegels werden opgevoegd. Meting: Meeteenheid:m Meetcode: netto uitgevoerde lengte
F.4.2.5. Tegelvloeren - betontegels Toepassing: binnen en buiten de gebouwen Materiaal De betontegels zijn stukken in cementbeton, in volle massa of in twee lagen, volgens het procédé van vloeibare slijtlaag. Zij beantwoorden aan de voorschriften van NBN B 21-211 en PTV 21-211 en beschikken over het BENOR-keurmerk. De dallen moeten zuiver zijn zodat er op bovenzijde of zijvlakken nergens bramen voorkomen. Specificaties Modulaire afmetingen: 300x300 mm. Dikte: 40 mm Randafwerking: rechtlijnig / rechtlijnig met velling Samenstelling: volle massa Oppervlak: effen Kleurtint: grijs Uitvoering De rand-, scheidings- en uitzetvoegen zijn inbegrepen en uit te voeren volgens de richtlijnen van hoofdstuk 6 van TV 237 (zie ook artikel F.4.2.1. tegels - algemeen). De tegels worden geplaatst met aaneensluitende voegen volgens § 6.3 van TV 237, op een met cement gestabiliseerd zandbed. Het bestratingsbed is van mortel. De voegvulling wordt uitgevoerd met zand of mortel, afhankelijk van de breedte van de voegen. Breedte van de voegen: ingeval van zand : < 3 mm ingeval van mortel : 8 tot 10 mm Legpatroon: naar keuze van de leidende ambtenaar: kruisende voegen / halfsteens. In geval van aanvullingen of herstellingen wordt het bestaande voegenpatroon, voegbreedte en wijze van voegvulling gevolgd.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 142/343
F.4.3. Houten vloerbekledingen F.4.3.1. Houten vloerbekledingen - algemeen Omschrijving Het betreft de levering en plaatsing van houten vloerbekledingen, zoals plaat-, planken en/of parketvloeren. In de onder deze post begrepen eenheidsprijzen dienen hetzij volgens uitsplitsing in de samenvattende opmeting, hetzij in hun globaliteit, steeds te omvatten : • de controle van de vochtigheid en voorbereiding van de ondergrond; • de levering, de voorbereiding en de plaatsing van de platen, het onderparket, de planken en/of parketelementen, met inbegrip van de bevestigingsmiddelen en alle voorgeschreven of noodzakelijke onderlagen, speciale stukken, verankeringen, steunplaten, hellingsspieën, … • het realiseren van gebeurlijke vloerdoorgangen en/of uitsparingen; • de voorgeschreven afwerking en eventuele beschermlagen; • de bescherming van de houten vloerbekledingen tot bij de voorlopige oplevering. Materialen De beplatingen / beplankingen / parketvloeren zijn respectievelijk geschikt als voorlopige onderlaag voor de voorziene vloerafwerking en/of bestemd als definitieve eindafwerking. Alle hout moet voldoende droog zijn om de dimensionele stabiliteit te waarborgen. De vochtigheidsgraad van het geleverde hout is kleiner dan 12 %, overeenkomstig TV 218 § 3.1.2. De keuze van de mechanische bevestigingsmiddelen beantwoordt aan TV 218 § 3.6. Uitvoering De uitvoering van de beplating en/of beplanking beantwoordt respectievelijk aan de voorschriften TV 218 - Houten vloerbedekkingen : plankenvloeren, parketten en houtfineervloeren (WTCB 2000) en NBN EN 1195 - Timmerwerk - Proefwijzen Gedraging van dragende houten vloeren (1998). De werken worden uitgevoerd in een droog en winddicht gebouw, overeenkomstig TV 218 § 5.3. De ondergrond is droog, vlak en vrij van onzuiverheden, overeenkomstig TV 218 § 5.2. De houten vloerelementen worden perfect vlak en horizontaal gelegd, en met de bovenzijde op het gewenste niveau. De keuze van de plaatsingstechniek stemt overeen met de respectievelijke aard van de ondergrond en vloerbedekking, overeenkomstig de richtlijnen van TV 218 § 5.6. Keuring De bevestigingen moeten weerstaan aan een trekkracht van 10 kg. Bij het belopen van de plankenvloer mogen geen krakende geluiden hoorbaar zijn (Geluidsisolatie van houten vloeren - Uit de praktijk (WTCB, Nr 2001/1). Meting Meeteenheid: per m² Meetcode: netto uit te voeren oppervlakte. Openingen groter dan 0,5 m² worden afgetrokken.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 143/343
F.4.3.2. Houten vloerbekledingen - plaatvloer Materiaal Multiplexplaten: Specificaties • Verlijmingsklasse (volgens STS 04.51.14) : 72-100 buitenklimaat - onbeperkte tijd (volgens NBN EN 636). • Houtkwaliteit (volgens STS 04.51.13) : code E (blijvend zichtbaar) / code I (kan zichtbaar blijven) • Plaatdikte :18mm of 22mm • Afmetingen : circa 125cm x 250cm naar keuze van de opdrachtnemer • Randafwerking : tand en groef (aan vier zijden) • Oppervlakte-afwerking zichtzijde : geschuurd. • Houtsoort : grenen of meranti op voorstel opdrachtnemer • Dekfineer : grenen of meranti op voorstel opdrachtnemer OSB platen, dikte 18mm, breedte ± 60cm , lengte ± 2,44m, geschuurde oppervlakteafwerking, vierzijdig voorzien van tand/groef Specificaties • • • • • •
Type: OSB-3 (dragende toepassingen in vochtige omstandigheden) Formaldehydegehalte: klasse E1 (volgens NBN EN 120) Plaatdikte: 18mm Afmetingen: naar keuze van de opdrachtnemer. Oppervlakteafwerking: geschuurd Randafwerking: tand en groef afwerking
Uitvoering De beplating wordt aangewend als definitieve afwerklaag (plaatvloer). De platen worden met passende schroeven die verzonken in de plaat worden gedreven aan de draagstructuur vastgemaakt. Plaatsing op een houten roostering De platen worden in zo groot mogelijke lengten geleverd en geplaatst. De platen worden perfect vlak en horizontaal gelegd, en met de bovenzijde op het gewenste niveau. De naden van de platen sluiten hart op hart aan in de aslijn van de balken in de ene richting. In de andere richting sluiten ze aan op de genagelde roosterstukken tussen de balken. De randen van de elementen waaruit de houten plaatvloer is samengesteld dragen steeds op de onderliggende balken of constructies. De uiteinden of randen moeten steeds worden ondersteund, uitkragingen zijn niet toegelaten. Eventuele oneffenheden worden vooraf met aangepaste middelen afhankelijk van de aard van de ondergrond weggewerkt en mogen de 5 mm niet overschrijden. Indien de ondergrond zelf niet voldoende horizontaal is, of indien de te overbruggen opbouwdikte de dikte van de platen overschrijdt, wordt gebruik gemaakt van een lattenrooster en/of hellingspieën, behandeld met een A1 procédé volgens STS 04.31.1. Bij de aansluiting met de wanden moet rondom een voeg gelaten worden van min. 5 mm. Tussen de platen wordt een speling voorzien à rato van 2 % van de plaatbreedte (hetzij + 2mm). Afhankelijk van de aard en de toestand van de ondergrond worden de platen gevezen met aangepaste bevestigingsmiddelen, die verzonken in de plaat worden gedreven.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 144/343
Aanvullende uitvoeringsvoorschriften Ter plaatse van doorgangen en uitsparingen worden in de platen passende openingen gemaakt. De bevestiging dient te gebeuren met ingefreesde schroeven De afstand tussen twee bevestigingspunten mag niet groter zijn dan 60cm
F.4.3.3. Houten vloerbekledingen - laminaatparket Materiaal Het laminaatparket bestaat uit geprefabriceerde laminaatstroken, samengesteld uit een drager van spaanplaat of HDF, aan de zichtzijde bekleed met een geperst decorpapier, dat op een UV-bestendige wijze wordt voorzien van een stoot- en slijtvaste toplaag van laminaatharsen. Zij beantwoorden aan NBN EN 13329 - Laminaatvloerbekledingen - Specificaties, eisen en beproevingsmethoden (2008). De stroken zijn afgewerkt met een vormstabiliserende en vochtbestendige onderlaag. Zowel de tand- als groefzijden zijn geïmpregneerd. Specificaties Drager: HDF, klasse E1 (volgens DIN 52368) Strookafmetingen: + 120x20 cm Randaansluiting: tand- en groef Totale dikte: minimum 8 mm Gebruiksklasse: minimaal 23,31 (AC3) (volgens prEN 685 / EN 653) Decor (reproductie) : keuze uit het volledige gamma van de fabrikant Uitvoering Op de ondervloer wordt een afzonderlijke egaliserende en geluidsdempende onderlaag geplaatst, bestaande uit PE-schuimmatten, dikte minimum 2 mm Het laminaatparket wordt zwevend geplaatst volgens een kliksysteem, volgens de voorschriften van de fabrikant. Scheidingsprofielen volgens artikel F.4.8 te voorzien ter hoogte van materiaalovergangen.
F.4.4. Soepele vloerbekledingen - linoleum Omschrijving Het betreft de levering en plaatsing van soepele vloerbanen in baanvormige stroken op dekvloeren en/of op houten ondervloeren. De onder deze post begrepen eenheidsprijzen dienen, hetzij volgens uitsplitsing in de samenvattende opmeting, hetzij in hun globaliteit, steeds te omvatten: • het voorbereiden van het draagvlak, verwijderen van alle puin, afval, vreemde stoffen, gips, vetten; • het voorafgaandelijk controleren volgens de C.M.-methode van het vochtigheidsgehalte van de draagvloer; • het eventueel bijwerken van de dekvloeren met aangepaste mortels, het egaliseren van het oppervlak en het puimen ervan tot een glad oppervlak, de nodige oppervlaktebehandelingen en voorstrijkmiddelen; • het leveren, uitpassen en verlijmen van de soepele vloerbekleding, het walsen van de naden en randen, het desgevallend lassen van de naden (linoleum); • het opkuisen en reinigen van de vloerkleding, inbegrepen het verwijderen van de overtollige kit.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 145/343
Materiaal Het linoleum bestaat uit geoxideerde lijnolie en harsen, vermengd met vulstoffen en pigmenten; het geheel wordt gekalenderd op een juteweefsel, de jutedoekdrager wordt daarbij vooreerst uitgevlakt met eenzelfde kleur linoleummassa, om het doortekenen van de jutedrager te voorkomen. Het linoleum beantwoordt respectievelijk aan de voorschriften van NBN EN ISO 26985 (2012), NBN EN ISO 24011 (2012) (NBN EN 686, NBN EN 687, NBN EN 688). Het materiaal is slijtvast, lichtecht (minimum 6 op blauwschaal volgens 105B02), antistatisch en bestand tegen minerale oliën. Het linoleum wordt stofvrij en fabrieksmatig voorzien van een dubbele polymeer beschermlaag. Specificaties • Totale dikte: minimum 3,2 mm (volgens EN ISO 24346) • Gebruiksklasse: volgens NBN EN 685: 31-34 (voor intensief tot zeer intensief gebruik in gemeenschappelijk delen) • Rolstoelbestendigheid: geschikt voor bureaustoelen (volgens NBN EN 425) • Inbrandgevoeligheid: bestand tegen inbrandende sigarettenpeuken (volgens EN 1399) • Restindrukken: maximum 0,10 mm (volgens NBN EN 433) • Brandklasse: min. CFl-s1 (volgens EN ISO 9239-1 en 11925-2) • Tekening: te kiezen uit het gamma van de fabrikant (minimum 3 patronen) • Kleur(-en): te kiezen uit het gamma van de fabrikant (minimum 5 kleuren) • Type: vloerbanen, rolbreedte: 200 cm • Verlijming: lijm op basis van kunstharsdispersie (volumemassa circa 1,3 kg/liter). Uitvoering De plaatsing van de vloerbekledingen gebeurt volgens de richtlijnen van hoofdstuk 9 van TV 165, aangevuld met de aanbevelingen van de fabrikant. De plaatsing omvat ondermeer volgende bewerkingen: • het egaliseren en aanbrengen van een voorstrijkmiddel / primer-hechtingslaag / primerisolatielaag, overeenkomstig de eigenschappen van de ondergrond of dekvloer; • het uitleggen en watervast verlijmen van de vloerbanen over hun ganse oppervlakte; • het in twee richtingen walsen en waar nodig belasten van randen en naden; • het machinaal uitfrezen en thermisch lassen van de naden door het insmelten van een lasdraad; • na de plaatsing wordt de vloerbekleding ontdaan van alle afval en snijresten. • De voegen ter hoogte van tussendeurdorpels worden afgewerkt d.m.v. lasnaden, de plintvoegen met een hoogwaardige neutrale siliconenkit (aminezuur- of alcoxybasis), kleur naar keuze van de leidende ambtenaar. • Het aanbrengen van een was en het boenen ervan of het aanbrengen van een zelfglansemulsie. Meting Meeteenheid: m² Meetcode: netto oppervlakte, gerekend volgens de grootste lengte en breedte van het lokaal, de diepte van de nissen inbegrepen.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 146/343
F.4.5. Plinten F.4.5.1. Plinten - algemeen Omschrijving Het betreft de levering en plaatsing van de voorgeschreven plintafwerkingen op vloerniveau. De onder deze post begrepen eenheidsprijzen dienen steeds te omvatten : • het voorbereiden van de wand door het op de geschikte hoogte afsnijden en verwijderen van het pleisterwerk, mortelbramen op zichtbare metselwerk, … • het verwijderen van puin, afval, vreemde stoffen, gips, vetten, enz.,. … • het afsnijden van de uitzet- en de isolatiestroken van de dekvloer, zodat de plint en de elastische voegkit kunnen uitgevoerd worden. • het leveren en plaatsen van de plinten, met inbegrip van de hechtingsmiddelen (mortels / lijmen) en/of de bevestigingsmiddelen (nagels / schroeven) • alle afwerkingen, randaansluitingen, ... met de omringende vloer- en wandafwerkingen; • het opvoegen van de verticale voegen tussen de plinten onderling met cementmortel, tint identiek aan tint waarmee de vloertegels werden opgvuld • het leveren en verwerken van elastische voegvulling tussen onderkant van de plinten en vloer, geheel effen af te strijken, uit te voeren door gespecialiseede firma • het opkuisen en reinigen van de plinten • het verwijderen van alle vlekken van mortel of lijm en voegspecie. Uitvoering De plinten mogen slechts worden geplaatst na de voltooiing van de pleisterwerken, vloerafwerkingen en het binnen- en buitenschrijnwerk. De plinten worden verticaal en volkomen vlak gezet. De opdrachtnemer zal erop toezien dat de visuele belijning van de tegelranden en de voegen gerespecteerd wordt. Een verzorgde aansluiting ter hoogte van deurlijsten, tussendeurdorpels, … wordt voorzien. Er zal op gelet worden dat uitzettingsvoegen in het vloerbekledingoppervlak doorlopen in één rechte lijn. De voegen van de plinten dienen zo veel mogelijk overeen te komen met de voegen van het tegelwerk. Meting Meeteenheid: per lopende m, opgesplitst volgens aard en afmetingen. Meetcode: netto lengte, gemeten tussen de naakte muren, over voegen en naden heen.
F.4.5.2. Plinten - keramisch Materiaal De samenstelling en het uitzicht van de plinten stemmen overeen met de keramische tegels, zoals vermeld in artikel 0. De plinten mogen uit tegels worden verzaagd. Specificaties Hoogte: circa 70 mm Dikte: minimum 8 mm Lengte: overeenkomstig de modulaire afmetingen van de tegels.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 147/343
Uitvoering Als leidraad voor een goede uitvoering worden in aanmerking genomen • STS 45 - Vloerafwerking, boekdeel 4 § 45.60.42 (1990) • TV 237 – Keramische binnenvloerbetegelingen De vloerder gebruikt een hechtmiddel naar keuze (cementmortel / lijmmortel / synthetische lijm), aangepast aan de tegel en de ondergrond. Voor het zetten met cementmortel worden sterk opzuigende plinten in water ondergedompeld tot zij doortrokken zijn waarna men ze laat afdruipen. Voor de met cementmortel geplaatste plinten wordt het pleisterwerk verwijderd tot op 1cm onder de bovenrand van de plinten, voor de met lijm geplaatste plinten tot op 1 cm boven de vloer. Uitstekende randstroken worden afgesneden, waarna de elastische voegen kunnen uitgevoerd worden. De randvoeg onderaan de plinten wordt uitgevoerd volgens § 6.5 van TV 237. Alle uitzet- en scheidingsvoegen zijn inbegrepen en uit te voeren volgens de richtlijnen van § 6.5 van TV 237. Het gebruik van rubberbitumenkit is niet toegelaten. De plinten worden mooi evenwijdig en loodrecht aansluitend tegen vloer en wand geplaatst. Plaatsingspatroon: de plintvoegen vallen steeds samen met deze van de vloertegels. De voegen worden gevuld met een voegspecie, die verenigbaar is met de plaatsingsmortel. De kleur van de kitten en de voegmortel is te kiezen door de leidende ambtenaar. De hoeken worden in verstek uitgevoerd. De horizontale voeg tussen plinten en tegels wordt d.m.v. afstandhoudertjes opengehouden en naderhand opgespoten met een kleurloze waterdichte en elastische voeg.
F.4.5.3. Plinten - natuursteen Materiaal De steenkwaliteit en het uitzicht zijn gelijk aan de natuursteentegels, zoals vermeld in artikel F.4.2.3. Specificaties Hoogte: circa 70 mm Dikte: minimum 10 mm Lengte: overeenkomstig de (modulaire) afmetingen van de tegels. Vorm: de zichtbare hoeken zijn recht of afgeschuind. Uitvoering Als leidraad voor een goede uitvoering worden in aanmerking genomen • STS 45 - Vloerafwerking, boekdeel 4 § 45.60.42 (1990) • TV 213 - Binnenvloeren van natuursteen (WTCB, 1999) De plinten worden geplaatst met cementmortel behorende tot categorie M10 van NBN EN 998-2. Het toevoegen van een hulpstof als kleefmiddel is toegelaten. De voegen worden gevuld met een voegspecie die verenigbaar is met de plaatsingsmortel. Aanvullende uitvoeringsvoorschriften Voegbreedte: aangepast aan de voegbreedte van de vloer Plaatsingspatroon: de plintvoegen vallen samen met deze van de vloertegels De hoeken worden in verstek uitgevoerd.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 148/343
De horizontale voeg tussen plinten en tegels wordt d.m.v. afstandhoudertjes opengehouden en naderhand opgespoten met een kleurloze waterdichte en elastische voeg.
F.4.5.4. Plinten - hout / massief Materiaal Het verwerkte hout voldoet aan STS 04.2 en is van schrijnwerkkwaliteit. Het hout is rechtdradig (maximaal 5 % helling), radiaal gemeten over een basis van 40 mm bedraagt het aantal groeiringen minstens 15. De vochtigheid in de kern van het te verwerken hout is maximaal 18 % met een tolerantie van 3 % en bovendien verenigbaar met de afwerking. Voor de plaatsing wordt op alle vlakken de eerste laag van het procédé C2 volgens STS 04.33 aangebracht. De plinten worden voor de plaatsing zuiver geschaafd en glad opgeschuurd. De plinten worden geleverd in zo groot mogelijke lengten, passtukken kleiner dan 80 cm zijn niet toegelaten. Specificaties Houtsoort Dark Red Meranti (min. 450 kg/m³ ) Netto geschaafde afmetingen: minimum 12x60 mm. Vorm: de zichtbare hoeken zijn recht of afgeschuind. Bevestiging: met passende krammen waarvan de haak voldoende diep in het hout gedreven wordt of met passende pluggen en vijzen waarvan de kop voldoende diep wordt verzonken, zodat in beide gevallen alle sporen van de bevestigingsmiddelen kunnen opgevuld worden met kunsthout. • Oppervlaktebehandeling: voorbehandeld. • Afwerkingslagen: zoals voorzien in het hoofdstuk Deel J – Schilderwerken.
• • • •
Uitvoering De plinten worden met stevige krammen/schroeven in de wanden bevestigd. In gemetste en betonnen wanden worden daartoe gaten voorgeboord waarin kunststofpluggen gedreven worden. De afstand tussen de vijzen wordt evenwichtig verdeeld en mag niet groter zijn dan 60 cm. De hoeken worden steeds in verstek uitgevoerd. In de lengte worden de plinten verbonden met een schuine las. De koppen van de krammen / vijzen worden verzonken en afgewerkt met kunsthout. De aansluitingsvoegen bovenaan en onderaan de plinten worden afgedicht met een elastische kit op basis van siliconen, kleur te bepalen door de leidende ambtenaar. Alle hiervoor beschreven werken met uitzondering van de schilderwerken in de prijs te begrijpen.
F.4.5.5. Plinten - hout / MDF Materiaal Het gebruikte MDF is arm aan formaldehyde-gas (zogenaamd MDF “LF”) en voldoet aan de Europese Wet en Regelgeving i.v.m. MDF-klasse E1. Er wordt een attest voorgelegd. Specificaties • • • • •
Netto afmetingen: circa 12x68 mm. Vorm: de zichtbare hoeken zijn recht of afgeschuind. Oppervlaktebehandeling: voorbehandeld. Afwerkingslagen: zoals voorzien in het hoofdstuk Deel J – Schilderwerken. Bevestiging: vijzen uit gegalvaniseerd staal.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 149/343
Uitvoering De hoeken worden steeds in verstek uitgevoerd. In de lengte worden de plinten verbonden met een schuine las. De plinten worden met stevige schroeven in de wanden bevestigd. In gemetste en betonnen wanden worden daarbij gaten geboord waarin kunststofpluggen gedreven worden. De afstanden tussen de vijzen worden evenwichtig verdeeld en mogen niet groter zijn dan 60 cm. Aanvullende uitvoeringsvoorschriften De koppen van de vijzen worden verzonken en afgewerkt met kunsthout. De aansluitingsvoegen bovenaan en onderaan de plinten worden afgedicht met een elastische kit op basis van siliconen, kleur naar keuze van de leidende ambtenaar. Alle hiervoor beschreven werken met uitzondering van de schilderwerken in de prijs te begrijpen.
F.4.5.6. Plinten - linoleum Materiaal De linoleum heeft dezelfde tint en tekening als de geplaatste vloerbekleding, volgens artikel F.4.4 en wordt met een aangepast toestel gesneden in rechte stroken van zo groot mogelijke lengte. Specificaties Dikte: 3,2 mm Hoogte: circa 80 mm Vorm: de zichtbare hoeken zijn afgeschuind. Uitvoering • De plaatsing van de plinten gebeurt volgens § 9.5.7.2 van TV 165 - Leidraad voor de goede uitvoering van soepele vloerbedekkingen (WTCB, 1986). • De uitvoering gebeurt volgens het traditioneel plintsysteem met een polyester versterkte glasvliesonderlaag op de plaats waar de strook linoleum geplooid is. De flessenrond aansluiting aan de muur is door gebruik een hoek van 90° gegeven, waarin de voorgegroefde strip linoleum gevormd kan worden. De groef zelf is voorzien van een hele dunne strook speciale hot-meltlijm, die reeds in normale plaatsingsomstandigheden vloeit (minimum 18°). • De plinten worden in de hoeken in verstek uitgevoerd. • De plintstroken worden over hun volledige lengte verlijmd op de ondergrond met behulp van een door de fabrikant voorgeschreven lijm. Na de droogtijd van de lijm worden de naden uitgefreesd en gelast door het insmelten van linoleumlasdraad. • Het aanbrengen van een was en het boenen ervan, of het aanbrengen van een zelfglansemulsie.
F.4.6. Tussendorpels F.4.6.1. Tussendorpels – natuursteen Omschrijving Het betreft de tussendorpels voorzien tussen de binnendeuropeningen en/of aangewend als vloerscheidend element tussen twee verschillende vloermaterialen of aangrenzende ruimten. De onder deze rubriek begrepen eenheidsprijzen dienen, hetzij volgens uitsplitsing in de samenvattende opmeting, hetzij in hun globaliteit, te omvatten : • het voorbereiden van het draagvlak, verwijderen van puin, afval, vreemde stoffen, gips, vetten, ...,
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 150/343
het controleren van de hoogtepeilen, in relatie tot het deurblad en de -kader. het bevochtigen van het draagvlak, het aanbrengen van de onderbouw, zandbed of verse dekvloer; het leveren en plaatsen van de tussendorpels; het uitvoeren van de nodige rand-, scheidings- en uitzetvoegen; het opgieten en/of opvoegen van de voegen en randaansluitingen met de omgevende materialen; • het opkuisen en reinigen van de tussendorpels en omringende vloer, inbegrepen het verwijderen van alle vlekken van legmortel en voegspecie;
• • • • • •
Materiaal De dorpels uit natuursteen bestaan uit één stuk tot een lengte van 1,20 m en worden mechanisch gesneden uit blauwe hardsteen, volgens STS 45.32, STS 45.09.12.3. Categorie “normaal” (volgens tabel 28 van TV 220). De stukken zijn zuiver afgewerkt en worden op maat geleverd zonder rand- of hoekbeschadigingen. De gebreken die afkeuring tot gevolg hebben worden vermeld onder STS 45.09.10.42. Specificaties Dikte: 20mm Uitzicht van de dagvlakken: gepolijst Zichtbare randafwerking: licht gebroken. Stukken tot 120 cm worden uitgevoerd in volledige lengten De voegmaterialen beantwoorden aan TV 237. De kleur van de voegmortel is te kiezen door de leidende ambtenaar. Uitvoering De tussendorpels worden in principe 3 à 5 mm hoger geplaatst dan de aan de tussendorpel palende materialen. De tussendorpels worden gelegd in een legmortel, dikte 15 mm die verenigbaar is met het materiaal van de tussendeurdorpel. De voegbreedte bedraagt 3 mm. De voegen op de langse randen worden in principe afgewerkt met elastische kit. Tint van de kit gelijk aan de tint van de elastische voegvulling tussen bovenkant vloertegels en onderkant plint. Aanvullende uitvoeringsvoorschriften Tegen wanden, kolommen, sokkels, ..., wordt een haaks omgebogen strook polyethyleenfolie aangebracht. Dikte : 0,1 mm. De tussendorpels worden symmetrisch t.o.v. de assen van dagbreedte geplaatst. Meting meeteenheid: m² meetcode: netto uitgevoerde oppervlakte (stukken kleiner dan 10dm² worden gerekend voor 10 dm²)
F.4.6.2. Tussendorpels – geborsteld chroomnikkelstaal Het betreft de tussendorpel voorzien tussen de binnendeuropeningen en/of aangewend als vloerscheidend element tussen twee verschillende vloermaterialen of aangrenzende ruimten. De onder deze rubriek begrepen eenheidsprijzen dienen te omvatten: • het voorbereiden van het draagvlak • het leveren en met passende lijm op de voldoende uitgedroogde dekvloer, over de volledige oppervlakte van de tussendorpel, kleven van de tussendorpel Tussendorpel vervaardigd uit geborsteld chroomnikkelstaal, dikte 2mm. Lengte en breedte volgens aanduidingen bestuur.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 151/343
Meting Meeteenheid: stuk/m² meetcode : netto uitgevoerd aantal/ netto oppervlakte in min/in meer ten opzichte van 84cm x 20cm
F.4.7. Trapbekledingen F.4.7.1. Trapbekledingen – algemeen Omschrijving Het betreft de levering en plaatsing van de bekleding van de traptreden, inclusief de bijhorende stootborden en plinten, uitgevoerd in een ander materiaal dan de draagconstructie van de trap, t.t.z. bekledingen met tegels of afzonderlijke tredestroken in (kunst-)steen of hout. De treden kunnen respectievelijk bestemd zijn om, hetzij te worden opgelegd op betontrappen, hetzij te worden ingelegd of bevestigd (als zelfdragende treden) in stalen trapconstructies. De onder deze rubriek begrepen eenheidsprijzen dienen, hetzij volgens uitsplitsing in de samenvattende opmeting, hetzij in hun globaliteit, te omvatten : • het voorbereiden van het draagvlak, en verwijderen van puin, afval, vreemde stoffen, gips, vetten; • het controleren van de hoogtepeilen; • het leveren, uitprofileren en aanbrengen van de trapbekledingen, plaatsing met passende cementmortel; • het plaatsen van alle in het bijzonder bestek omschreven plinten, randafwerkingen en toebehoren; • het opgieten of opvoegen, het desgevallend afkitten, …; • het opkuisen en reinigen van de trapbekleding, inbegrepen het verwijderen van vlekken van legmortel of lijm en voegspecie, …; • het beschermen van de bekleding tijdens de verdere bouwfase. Materialen / uitvoering Alle stukken worden geprofileerd en vervaardigd volgens de goedgekeurde werktekeningen. Een volledige reeks stalen van het bekledingsmateriaal samen met de werktekeningen worden aan de leidende ambtenaar ter goedkeuring voorgelegd. Het aanbrengen en plaatsen van de bekleding gebeurt volgens de richtlijnen van TV 237. De treden worden uitgevoerd volgens de op de plannen en op de doorsneden aangeduide afmetingen, of zijn gelijk aan de te vervangen treden. De treden worden horizontaal en volkomen waterpas geplaatst. De steunpunten en de eventuele verankeringelementen worden in samenspraak met de leidende ambtenaar, de stabiliteitsingenieur, de opdrachtnemer en de fabrikant bepaald. Meting • Meeteenheid voor marmermozaïek trede + tegentrede: stuk tot en met 1 meter breedte • Meeteenheid voor marmermozaïek trede + tegentrede: m voor gedeelte breder dan 1 meter • Meeteenheid voor marmermozaïek plint voor trede + tegentrede: stuk • Meeteenheid voor keramisch en natuursteen: per m trede, tegentrede en plint. • Meeteenheid: per m trede, tegentrede en plint
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 152/343
F.4.7.2. Trapbekledingen - keramisch Materiaal De traptreden, bijhorende stootborden en plinten worden bekleed met keramische tegels, voorzien van afgeronde neuzen en een in de tegels gevormde antislipprofilering. De tegels zijn van dezelfde aard en kleurtint als deze te voorzien op de bijhorende vloeren, zoals beschreven in artikel F.4.2.2. Ze zijn afkomstig van dezelfde fabrikant. Specificaties Dikte treden en tegentreden: minimum 8 mm Plinten: identiek van textuur en uitzicht en lengte als de gebruikte tegels zie artikel F.4.5.2. en uit te voeren tegen prijs artikel F.4.5.2. Uitvoering Overeenkomstig de voorschriften van artikel F.4.7.1 en 0.
F.4.7.3. Trapbekledingen - marmermozaïek Materiaal De traptreden en bijhorende stootborden worden uitgevoerd in niet zelfdragende stroken uit één stuk, vervaardigd uit marmermozaïek, overeenkomstig STS 45.09.22.11. Alle zichtbare vlakken moeten zorgvuldig gepolijst worden is. De hoeken en boorden worden afgerond. Zelfdragende treden zijn voorzien van een wapening. Specificaties ingeval van vervanging van trapbekledingen zal de opdrachtnemer een model voorleggen, zo goed mogelijk lijkend op de bestaande bekledingen. Categorie: fijne korrel 2 tot 4 mm / middelgrote korrel 4 tot 10 mm / zo goed mogelijk lijkend op bestaande, te vervangen bekledingen Weerstand: minimum 450 kg/cm2 Kleurschakering: de opdrachtnemer zal een stalenkaart met een vijftal kleuren voorleggen. Dikte treden: minimum 40 mm Dikte stootborden, tegentreden & plinten : minimum 15 mm Tredenopvatting: met neus (volgens STS 45 fig. 8a) Tredenranden: recht Plintmodel: voor trede + tegentrede of trapsgewijs (volgens STS 45.30.6 - fig. 7a) Aanvullende specificaties Alle treden worden voorzien van antislipstroken, die in een groef op minimum 2 cm van de rand wordt gefreesd. Uitvoering Alle bekledingen worden in een vol mortelbed, tot verzadiging van de voegen, gelegd. Aanvullende uitvoeringsvoorschriften Het plaatsen van de trapneus gebeurt volgens § 9.55.6 van TV 165 met lijm en schroeven zoals voorzien door de fabrikant.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 153/343
F.4.7.4. Trapbekledingen - natuursteen Materiaal De traptreden en tegentreden moeten uitgevoerd worden in stroken uit één stuk, vervaardigd uit natuursteen, overeenkomstig STS 45.30.7. Specificaties Steensoort: blauwe hardsteen, categorie “normaal gebouw” (volgens tabel 28 van TV 220 Uitzicht van de zichtvlakken: grijs-geschuurd (volgens TV 220 § 3.2.2) Trede-opvatting: zonder neus (volgens fig. 8b) Dikte treden: 50 mm (voor lengtes < 120 cm) / 80 mm (voor lengtes > 120 cm) Dikte tegentreden & plinten: minimum 20mm. De treden worden voorzien van een antislip-frijning. Alle bekledingen worden in een vol mortelbed gelegd, tot verzadiging van de voegen.
F.4.8. Toebehoren - scheidingsprofielen Omschrijving Het betreft scheidingsprofielen aan te wenden als overgang tussen twee (verschillende) vloerbekledingsmaterialen (bv. soepele vloerbekleding / tegels) en/of op die plaatsen waar geen tussendeurdorpels worden voorzien. Materiaal De scheidingsprofielen bestaan uit een getrokken L-profiel bestemd om ingewerkt te worden in de bevloering. De horizontale flens op de draagvloer is max. 1 mm dik en is voorzien van openingen om de hechting van de bevloering met de draagvloer mogelijk te maken. De hoogte is aangepast aan de bevloering. Het beeldvlak is 3 à 4 mm breed. Specificaties Materiaal: inox (18/8) Afwerking: geborsteld Uitvoering De scheidingsprofielen worden ingewerkt en verankerd in of op de ondervloer. De bovenzijde van het profiel wordt aangebracht in het beeldvlak van de bevloering. Bij tegelbevloeringen worden de scheidingsprofielen op een normale voegafstand van de tegels gelegd. Alle mortel of lijmresten worden na plaatsing onmiddellijk verwijderd. Meting meeteenheid: per meter meetcode: netto uit te voeren lengte
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 154/343
F.5.
BINNENDEUREN
F.5.1. Binnendeuren - algemeen Omschrijving De post "binnendeuren" omvat alle noodzakelijke elementen, werken en leveringen voor het samenstellen van de binnendeuren tot een afgewerkt geheel, zowel in zijn vaste als zijn beweegbare onderdelen. De onder deze post begrepen eenheidsprijzen omvatten, hetzij volgens uitsplitsing in de samenvattende opmeting, hetzij in hun globaliteit: • de controle en opmeting ter plaatse van alle deuropeningen (dagmaten) en de eventueel vereiste aanpassing van te prefabriceren elementen aan de werkelijke afmetingen, draairichting van de deur,...; • de levering en plaatsing van alle elementen nodig voor het samenstellen van de respectievelijke deurgehelen: • de omlijstingen met inbegrip van alle toebehoren voor de bevestiging aan de ruwbouw van de vaste of bewegende bovenpanelen en van alle onderdelen voor meervoudige deurgehelen, de doorlopende dichtingstrippen, de nodige schootgaten met metalen dekplaatjes, ...; • de deurbladen met inbegrip van de eventuele uitsparingen met beglazing of vulpanelen, ...; • alle hang- & sluitwerk: de nodige ophangingen, deurkrukken, sloten, ...; • de beschermingsprocédés en oppervlaktebehandelingen (met uitzondering van de afwerking opgenomen in hoofdstuk J.1.6.1. binnenschilderwerken); • het verwijderen van alle afval afkomstig van de werken en van alle klevers op deurbladen, met uitzondering van deze met de kenmerken van brandweerstand,....; Materialen Hout & plaatmaterialen Alle schrijnwerkhout beantwoordt aan STS 04.2. en de zichtklassen volgens NBN EN 942. Zie aanvullend ook de referentienormen van hoofdstuk F.2 - Binnenplaatafwerkingen. • Het spint en hart van loofhout worden niet toegelaten. Het spint van naaldhout wordt enkel beperkt toegelaten voor binnenschrijnwerk, het hart van naaldhout is toegelaten op voorwaarde dat het op geen enkel vlak zichtbaar is. • Losse kwasten met een diameter kleiner dan 5 mm worden toegestaan op voorwaarde dat ze op tenminste 5 mm van een boord liggen. Bij zichtbaar blijvend loofhout moeten de kwasten vast zitten en kleiner zijn dan 3 mm. Voor geschilderd schrijnwerk mogen losse kwasten die groter zijn dan 5 mm, uitgesneden en vervangen worden door een stop, indien ze tenminste 5 mm verwijderd zijn van een rand of van een andere stop. Een stop is een rond stukje hout van dezelfde soort, met een dikte van minimum 15 mm, waarvan de draad evenwijdig loopt met deze van het hout; de stop wordt gelijmd. De maximale diameter van de stop bedraagt 20 mm. • De draadhelling is kleiner dan 5 % voor schrijnwerk met normale en gangbare afmetingen. Voor kunstmatig gedroogd hout zijn evenwel grotere plaatselijke afwijkingen toegestaan en wordt gemeten t.o.v. de randen van de stukken en buiten de zone beïnvloed door gebreken. • Voor PNG moet men tenminste 15 jaarringen kunnen tellen op een afstand van 40 mm, radiaal gemeten.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 155/343
Volgende houtgebreken hebben afkeuring tot gevolg: houtrot, blauw (blauw zonder verrotting en zwarte wormsteken zijn enkel toelaatbaar voor geschilderd schrijnwerk), onregelmatigheden in de houtstructuur (draaigroei, tussenschors, straal- / ringscheur, ...), sporen van vroegere insectenaantasting, verkleuring en strepen, schorsingsluitsels en harsgallen, kwasten (losse en gezonde vast ingegroeide), gaten, spleten tussen de vezels en inwendige scheuren. Alle hout moet voldoende droog zijn om de dimensionele stabiliteit van het binnenschrijnwerk te waarborgen. De vochtigheidsgraad van het hout bij het verwerken in het atelier ligt tussen de 8 en 12 % bij een basistemperatuur van 18° C. Houtsoorten die in de omstandigheden waarin ze aangewend worden niet voldoende duurzaam zijn, worden voorzien van een aangepaste preventieve behandeling (procédé “B” volgens STS 04.32). Elke levering van behandeld hout is vergezeld van een behandelingsattest, opgesteld onder de verantwoordelijkheid van de firma die de behandeling heeft uitgevoerd en waaruit blijkt dat het aangewende product gehomologeerd is en dat gewerkt werd volgens een goedgekeurd procédé. Het hout wordt op alle vlakken geschaafd, de zichtbaar blijvende vlakken worden bovendien gladgeschuurd, waarbij alle scherpe hoeken lichtjes worden afgerond met schuurpapier. Alle opgegeven maten zijn de minimale geschaafde afmetingen. Multiplex WBP (waterbestendig): multiplexplaten bestaande uit een onpaar aantal geschilde houtbladen, door verlijming samengevoegd, de draad van de bladen symmetrisch t.o.v. de centrale draad, de draden van opeenvolgende bladen vormen telkens een hoek van 90°. Verlijmingskwaliteit: minimum 24-20 droog binnenklimaat / 03-67 vochtig binnenklimaat / 03-100 buitenklimaat - beperkte tijd / 72-100 buitenklimaat - onbeperkte tijd. De platen worden geschuurd geleverd. Volgende fabricagegebreken bij multiplex hebben de afkeuring tot gevolg: open voegen tussen de lagen of tussen twee stroken fineer van eenzelfde laag, overlappende lagen, uitgevoerde reparaties, blazen, ruw oppervlak, lijmpenetratie, pluizig hout, tussenschors en blazen. MDF (Medium Density Fiberboard): vlak geperste vezelplaat op basis van houtvezels, gedroogd en door middel van harsen met elkaar verbonden. Technische gegevens: • Volumemassa tussen 600 en 900 kg/m³ • buigsterkte tussen 20 en 40 N/mm² • elasticiteitsmodulus tussen 2000 en 3000 N/mm² Aannemingsmodaliteiten De maten zoals aangegeven op de plannen, de detailtekeningen en/of meetstaat zijn indicatief. De juiste afmetingen moeten steeds voorafgaandelijk ter plaatse worden gecontroleerd (net als de draairichting van de deuren). Timing – omgevingsinvloeden Met de plaatsing van houten binnenschrijnwerk wordt pas begonnen op het ogenblik dat de plaatsingsvoorwaarden gunstig zijn, t.t.z. in een "droog" gebouw en droge binnenmuren, rekening houdend met de bepalingen van STS 53.05.43. In dit verband worden als normale plaatsingsvoorwaarden beschouwd: een temperatuur begrepen tussen 15 en 22°C met een relatieve vochtigheid tussen 40% en 70% R.V. De deuren mogen in geen geval geplaatst worden indien de omstandigheden van die aard zijn dat zij het opzwellen, kromtrekken of krimpen van de deuren tot gevolg kunnen hebben.. Zie dienaangaande TV 166 - Houten binnenschrijnwerk. Leidraad voor de goede plaatsing rekening houdend met hygrothermische omstandigheden (WTCB, 1986). Het hout wordt opgeslagen in een daarvoor geschikte ruimte beschut tegen zon, vocht en regen, zonder dat het in contact komt met de grond of de daarop groeiende planten.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 156/343
Prestatievereisten volgens STS 53.25 (1998) De opdrachtnemer vervangt op zijn kosten, gedurende de waarborgperiode van 1 jaar, alle deurvleugels die inzake afmetingen, haaksheid en vlakheid, afwijkingen vertonen, groter dan de toegelaten waarden in onderstaande tabel : Tolerantie-afwijkingen volgens STS 53.25 (1998) TYPE
AFMETINGEN
VLAKHEID
Hoogte
Breedte
Dikte
Vlakke deuren
+ 2 mm
+ 2 mm
+ 1 mm
Paneeldeure n
+ 3 mm
+ 3 mm
+ 1 mm
HAAKSHEID
Scheluwte
Kromming
+ 1,5 mm
5 mm
5 mm
+ 1,5 mm
5 mm
5 mm
Zowel bij de plaatsing van de deuromlijsting als van de deurvleugel wordt een niet haaksheid van maximaal 3 mm in de sluitrichting van de deur toegelaten, voorzover zij de goede werking van de deur niet belemmert. In het geval van draai- of zwaaideuren moet in gesloten toestand van de afgewerkte deur de omtrekspeling tussen de deuromlijsting en de deurvleugel gelijk of kleiner zijn dan 3 mm aan de zichtbare kant voor de bovenkant en de zijkanten, en 5 mm van de afgewerkte vloer voor het onderste deel, voorzover althans voldaan wordt aan de eisen van de ventilatienorm NBN D 50-001. Inzake de spelingen bij plaatsing van brandwerende deuren zullen de vermelde spelingen van de respectievelijke Benor-ATG goedkeuringen gelden als maximumwaarden. Meting Meeteenheid voor de rubrieken F.5.1 t.e.m. F.5.4. • Voor alle binnendeuren: per stuk, netto hoeveelheid (opgesplitst volgens deurafmeting, bijzondere prestaties, nominale afmetingen, vorm en uitzicht). • Voor houten deuren in houten of stalen deurkozijn: deurkozijnen, deurbladen en eventuele bovenpanelen en zijpanelen worden afzonderlijk in rekening gebracht tegen prijzen vermeld na prijzen deurbladen.
F.5.2. Deurkozijnen F.5.2.1. Deurkozijnen - algemeen MATERIALEN De binnendeuromlijstingen zijn aangepast en worden geplaatst in functie van de deurvorm (enkelvoudige deur / deur met twee deurvleugels), rekening houdend met links- of rechtssluitende deuren De breedte van de binnenkasten is afgestemd op de respectievelijke muurdikte (inclusief pleisterwerk en/of voorziene afwerking). Deurkozijnen – hout De diepte van de aanslag stemt overeen met de dikte van de deurvleugel vermeerderd met ongeveer 3 mm. De aanslagbreedte bedraagt min. 10 mm (deurblad < 40 mm) of min. 15 mm (deurblad > 40 mm). De deuromlijstingen worden voorzien van de nodige ophangingselementen en van de schootgaten met een metalen sluitplaat, aangepast aan de kenmerken en juiste positionering van de sloten. Alle bevestigingsmiddelen dienen roestbestendig te zijn. De deuromlijstingen worden voorzien van deklijsten van minimum 12mm x 68mm Het profiel van de deklijsten is aangepast aan de plaatsing van de ophangingsorganen van de deurvleugels. Behoudens andere bepalingen is de buitenrand afgerond; de binnenrand dient perfect gelijk aan te sluiten met het kozijn; zij is eenvoudig recht of vertoont een holle afronding met een straal van 8 mm.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 157/343
Bekledingen in watervaste multiplex, dark red meranti, dikte 18mm. De deklaag bestaat uit eerste keuze merantifineer en is zowel geschikt om te schilderen als te vernissen. De afdeklatten zijn in massief meranti. Het geheel is overeenkomstig de bepalingen van het bijzonder bestek bestemd om te worden geschilderd, volgens deel J – Schilderwerken. Deurkozijnen - staal Kenmerken van het staal De stalen binnendeuromlijstingen voldoen aan STS 53.11.3 (1998). De deuromlijstingen bestaan uit elementen hetzij in één stuk hetzij in maximum twee elementen. Behoudens uitzondering wordt elk element gefabriceerd door plooien van platen uit één enkel stuk. De samengestelde elementen die uit een enkele plaat worden vervaardigd door plooien, worden aan de hoeken gelast. Staalplaat : verzinkbaar staal type A37 voor de niet gelaste delen, en type A37 SC voor de gelaste delen (NBN 154-33). De volmaakt gladde staalplaten, vrij van wals-, extrusie-, en/of gietgebreken, hebben een nominale dikte van minimum 1,5 mm, bekleding in zink of zinklegering inbegrepen (toelaatbare tolerantie 0,1 mm). De bescherming van het staal voor binnenomlijstingen gebeurt, naar keuze van de opdrachtnemer, door het gebruik van • op beide zijden continu Senzimir-verzinkte staalplaten volgens NBN EN-10346, klasse Zn 275 (hetzij 275 g/m2) of ZF 180 • elektrolytisch verzinkt staal volgens NBN EN ISO 2081 (2009), klasse E 25/25 (hetzij 18 g/m2) • niet beklede staalplaat, volgens NBN EN-10130, gemetalliseerd door tweezijdig spuiten van zink klasse Zn 20 (hetzij 125 g/m2) volgens NBN 755 (let wel : is niet geschikt voor poedercoatings). • gefosfateerd staal : staal gezuiverd met een straal van afschurende stoffen ofwel door scheikundig of door thermisch afbijten. Na behandeling moet ieder spoor van walshuid en roest verdwenen zijn. Het fosfateren wordt doorgevoerd tot verzadiging in een geschikt bad dat, naargelang het gekozen procédé, tot op de geschikte temperatuur is verwarmd. Na afspoelen, met water aan ongeveer 100 °C en drogen, wordt het schrijnwerk behandeld met een laag zinkchromaatverf (let wel : niet geschikt voor poedercoatings). Alle vlakken van de omlijstingen worden tegen corrosie beschermd door een zinkbekleding volgens NBN EN ISO 1461, geschikt voor het aanbrengen van een voorlopige verflaag, volgens bestemming en afwerking; Kenmerken van de deuromlijstingen De deuromlijstingen zijn aangepast aan de voorgeschreven deurvorm en het deurbladtype (sponningdeur / opdekdeur). De omslag die de afdeklat (omlijsting) vormt is min. 30 mm breed. De omslagen zijn langs beide zijden even breed en symmetrisch om elk hoogteverschil te vermijden. De binnenkant die aangepast is aan de muurdikte bestaat in principe uit één stuk, stukken die in elkaar schuiven worden onzichtbaar bevestigd. De opdrachtnemer heeft de keuze tussen onderstaande verschillende types onderverdeeld volgens montageprocédé: • voorgevormde inbouwdeuromlijstingen, samengesteld uit twee muurstijlen met verstekeinden; een tussenstijl uitgevoerd als hang- of sluitstijl; een bovendorpel met verstekeinden; (een grondregel en tussendorpel).
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 158/343
• montagedeuromlijstingen uit afzonderlijke elementen die in de hoeken aan elkaar worden gelast. De lasnaden zijn zorgvuldig gepolijst en beschadigde beschermingen worden hersteld. • montagedeuromlijstingen uit twee stalen helften die in elkaar kunnen schuiven, zodat een uitregeling t.o.v. de muurdikte van 3 à 4 cm mogelijk is. De twee delen zijn onzichtbaar bevestigd. • montagedeuromlijstingen uit twee zijflanken en een bovendeel, dewelke aan de deurnis worden aangesloten met behulp van beugels en borgklauwen en opgevuld met gips. • De omlijstingen worden voorzien van : • minstens 2 afstandsstangen, vastgemaakt aan het voetpunt van de stijlen, die 3 cm onder het vlak van de afgewerkte vloer uitkomen (voor inbouwdeuromlijstingen). • minstens 2x3 ankerijzers, doorsnede 15/20 x 1,5 x 300 mm, verzinkt of gemetalliseerd en aan de omlijsting bevestigd in de onmiddellijke nabijheid van de ophangingelementen en sluitpunten. Bij omlijstingen waarvan de breedte groter is dan 1000 mm wordt de bovenregel supplementair verankerd aan de ruwbouw. De bevestigingsankers worden in de fabriek aan het kozijn bevestigd. • minstens 4 stalen paumellen, met loopring en met een knoopdikte van 15 mm; bevestigd door lassen of schroeven, waarbij de omlijstingen ter plaatse van de ophangpunten inwendig voorzien zijn van de nodige verstevigingen en beschermingen. Let wel : bij een draaideur met een vleugelbreedte groter dan 900 mm en bij een versterkte deur worden steeds 4 paumellen geplaatst. De uitlijning van de paumellen moet in alle gevallen perfect zijn. • aanpasbare schootgaten dewelke met gesloten beschermkasten zijn uitgerust. In de sluitstijlen van kozijnen voor opdekdeuren is een universeel schootgatenpatroon aangebracht (bij materiaaldikte > 1mm). De schootgaten worden tegen het indringen van specie afgeschermd door een schootkast. • een dempende aanslagsponning uitgevoerd hetzij met rubberen dopjes die in messingbusjes zijn aangebracht, hetzij met een aan drie zijden doorlopend kunststof aanslagprofiel dat in het kozijnprofiel geïntegreerd is. • een over de omtrek van de binnenkastplaat omgebogen sponning met slaglat, die bewerkt is om een continue dichting of 3 rubberen dopjes of elastomeerbuffers te bevatten, en dienst doet als aanslag voor de deurvleugels. Ingeval een continue elastomeerdichting wordt voorzien, is deze afneembaar en behoudens andere bepalingen in de aanslag rondom de vleugels verankerd, zonder verlijming. De slaglat bij een draaideur heeft een aanslagbreedte van minstens 15 mm en is vervaardigd uit • hetzij een staalplaat, meegeplooid met de binnenkastplaat en voorzien van een continue dichting / drie elastomeer buffers; • hetzij een staalprofiel, gevezen op de binnenkastplaat en voorzien van een continue dichting; • hetzij een aluminiumprofiel, gevezen op de binnenkastplaat en voorzien van een continue dichting; • Model voorafgaandelijk ter goedkeuring voor te leggen aan het Bestuur. UITVOERING De montage van de deuromlijstingen en hun toebehoren gebeurt volgens de voorschriften van STS 53.05.41 (1998) - Deuren, voorzover althans niet in tegenspraak met de voorschriften van de fabrikant en/of de aanduidingen op de plannen en de detailtekeningen.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 159/343
• De deuromlijstingen worden haaks gesteld en op niveau gebracht door nauwgezet de voorschriften van het bijzonder bestek en/of de fabrikant te eerbiedigen; deze beschrijven o.a. hoe de verbinding met de ruwbouw tot stand wordt gebracht, welke de te nemen voorzorgen zijn wat de dichtheid, de geluidsisolatie en brandweerstand betreft. • De deuromlijstingen of het kozijn worden zo dicht mogelijk bij de ophangings- of draaiorganen van de deurvleugel(s) en de eventuele deursluiter(s) aan de ruwbouw bevestigd. De middenbevestiging aan de betonnen bovendrempel is verplichtend voor elke dwarsregel die langer is dan 1000 mm.
F.5.2.2. Deurkozijnen - hout Materiaal Specificaties Materiaal / houtsoort: watervaste multiplex dark red meranti. De profilering van de dagstukken wordt onvervormbaar verwezenlijkt door dagstukken met ingewerkte aanslaglat, minimale dikte van de binnenkast = 18 mm Wanneer de deuromlijsting bestemd is om de deurvleugel te omvatten en voorzien is van een slaglat, heeft deze laatste daartoe een minimale doorsnede van 15x15 mm en wordt ze tot ongeveer 5 mm ingevat in de binnenkast. De deuromlijstingen worden voorzien met deklijsten van circa 12mm x 68mm 15x60 uit massief meranti Afwerking: het geheel is bestemd om te worden geschilderd / gevernist volgens hoofdstuk J.1.6. De bovenpanelen en de zijpanelen worden gemaakt uit een stuk deurblad zoals beschreven in artikel F.5.3. Na het op maat brengen van het paneel is een hardhouten lat ingelijmd met een aanslag; de bovenkant van het deurpaneel is eveneens voorzien van een ingefreesde aanslag, zodat deur en paneel perfect op elkaar aansluiten. In de eenheidsprijs is zowel het bovenpaneel als de aanslag in het deurblad inbegrepen. Uitvoering De deuromlijstingen worden zo dicht mogelijk ter hoogte van de ophangingelementen van de deurvleugels en deursluiters aan de ruwbouw bevestigd. Het hout van het deurkozijn komt niet rechtstreeks in contact met het metselwerk. Het opspieën tussen de muur/latei en de dagstukken gebeurt met stukken massief hout of multiplex, waarin draadnagels worden verdreven. De binnenkast (of dagstuk) wordt aan de ruwbouw bevestigd met tenminste 6 bevestigingsmiddelen per deurnis, geen rekening gehouden met de bijkomende bevestiging voor de eventuele deursluiter. De middenbevestiging aan het linteel is verplicht voor elke dwarsregel die langer is dan 100 cm. Dubbele deuren worden bovenaan op minstens drie plaatsen bevestigd. Montageschuim kan worden aangewend als versteviging ter hoogte van de hoeken, het is evenwel niet toegestaan de deurkozijnen enkel en alleen vast te zetten met behulp van montageschuim. De kopzijde van de binnenkast is licht afgeschuind waardoor de deklijsten zodanig geplaatst kunnen worden dat enkel de buitenste randen in nauw contact met het pleisterwerk of het metselwerk komen. De dagstukken voor deuren met deklijsten zijn daarbij 2 à 3 mm breder dan de afgewerkte muurdikte. De omlijstingen worden met behulp van draadnagels met ronde kop en een lengte van tenminste 5 cm vastgespijkerd aan de dagstukken en/of klossen in het metselwerk. De koppen worden met behulp van een drevel in het hout gedreven. De paumellen worden telkens ingewerkt, uitgelijnd en met minimum 4 roestvaste schroeven met gefreesde kop vastgezet. De nagel-, schroefgaten en voegen worden nagevuld met een aangepaste houtpasta. Het geheel wordt opgeschuurd en schilderklaar afgewerkt.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 160/343
F.5.2.3. Deurkozijnen - staal Materiaal Specificaties - deuromlijstingen Breedte van de omslag (profiellijst): 30 mm. Nominale plaatdikte: minimum 1,5 mm (tolerantie +/- 0,05 mm) Deurbladtype: sponningdeur (stompe deur) Type deuromlijsting: naar keuze van de opdrachtnemer: voorgevormde inbouwdeuromlijstingen / gelaste montagedeuromlijstingen / in elkaar schuivende montagedeuromlijstingen / in mechanisch verstek te monteren deuromlijstingen (bestaande uit drie voorgevormde delen). • De slaglat is naar keuze van de opdrachtnemer: meegeplooid / vervaardigd uit een, op de binnenkastplaat gevezen staalprofiel / aluminiumprofiel en voorzien van een continue elastomeerdichting / drie elastomeer buffers • Aantal paumellen: minimum 4 • • • •
Afwerking van de omlijstingen Vóór de plaatsing wordt de binnendeuromlijsting volledig geschilderd met een grondlaag op basis van zinkfosfaatverf of verf gepigmenteerd met lood-ijzermenie, geschikt om naderhand af te schilderen (kleur grondlaag : afgestemd op de eindlaag). Uitvoering De stalen deurkozijnen worden haaks gesteld en op niveau gebracht. De ophangpunten worden gelijnd. De stalen binnendeuromlijsting wordt volgens het type : • (ofwel) mee ingemetseld en volledig aangewerkt met metselmortel. Zij mag tijdens de uitvoering van het metselwerk geen vervorming ondergaan; desgevallend wordt ze tijdelijk versterkt met een onvervormbaar formeel. • (ofwel) tegen de ruwbouw opgegoten met mortel of beton. De omlijstingen worden na plaatsing in de betonnen of gemetselde wand zonder holten aan de deurnis aangesloten met behulp van cementmortel. Het te gebruiken bindmiddel voor het aansluiten aan een andere wand zal ofwel cementmortel ofwel een materiaal zijn zoals beschreven in het bijzonder bestek. • (ofwel) aan de (lichte) binnenwand gevezen met speciale U-ijzers of bruggen. De holte tussen binnenwand en omlijsting wordt opgespoten met polyurethaanschuim. De voegen tussen lijst en binnenafwerking worden afgekit.
F.5.3. Deurbladen - hout / volle kern Omschrijving De prijs voor de enkele deur / dubbele deur omvat het deurblad / de deurbladen de deurbladen omvatten de voorziene deurvleugels, de scharnieren, het slot de sloten en sleutels, de krukken en rozetten, de eventuele bovenpanelen, de beglazing, de tochtstrips, de deurstoppen, ....
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 161/343
Materiaal De deurbladen beantwoorden aan STS 53 (1998) - Deuren en behoudens andersluidende bepalingen in het bijzonder bestek aan de volgende algemene voorschriften: Het betreft versterkte houten vlakke binnendeurbladen. Zij beantwoorden aan de bepalingen van STS 53.0 en 53.10. De deurbladen en/of bovenpanelen zijn samengesteld uit een volle multiplexplaat of uit een vlakke massief houten samengestelde vulling (spaanplaat), aan weerszijden voorzien van een kook- en watervaste verlijmde triplex of hoogwaardige deklaag. Alle opgegeven maten zijn de minimale afmetingen in geschaafde toestand. De deur is voorzien van de nodige openingen voor de bevestiging van de ophangings-, bedienings- en sluitingsorganen. Bij draaiende deuren worden de nodige voorzieningen getroffen opdat elk deurblad opgehangen kan worden aan de deurkozijnen d.m.v. min. 3 paumellen voor deurbladen < 900 mm breedte en minimum 4 paumellen voor deurbladen > 900 mm breedte. Behoudens andere bepalingen hebben de deurbladen een nominale dikte van 40 mm. De deurbladen beantwoorden aan de normen EN 952 - inzake vlakheid. Volgende fabricagegebreken hebben afkeuring tot gevolg : open voegen tussen de lagen of tussen twee stroken fineer van eenzelfde laag, overlappende lagen, uitgevoerde reparaties, blazen, ruw oppervlak, lijmpenetratie. Bijzondere kenmerken Overeenkomstig samenvattende meetstaat Deurvorm: enkelvoudige deur / deur met twee deurvleugels / samengestelde deur Samenstelling van het deurblad: massieve multiplex of samengestelde vulling Deurtypes: draaideur Deurblad: sponningdeur (stompe deur) Dikte: de totale dikte van het deurblad bedraagt 40 (+ 1) mm. Afwerking van de deurbladen De deurbladen zijn, overeenkomstig de details van de bestelling, in de fabriek voorzien van • een gladde plamuur- en onderlaag van lichte kleur, met een minimumdikte van 0,2 mm, waarover direct alle afschildering op basis van olie- of synthetische producten kan worden aangebracht. • een naadloze laminaatbekleding die over de latkant doorloopt. Het oppervlak is met melaminehars doordrongen en is slijtvast. De hoge druklaminaatplaten beantwoorden aan NBN EN 438-1, van de klasse HPL-EN 438-S333 of HPL-EN 438-HGS, Type S (Standaard) met een slijtweerstand 3, een schokweerstand 3 en een krasweerstand 3, met een minimum dikte van 0,8 mm, éénkleurig met lichtgestructureerd oppervlak, kleur te kiezen uit standaardgamma fabrikant. Afwerking van de langskanten (inclusief de bovenkant van de deurvleugel) De langskanten zijn volgens het type deurblad • niet bekleed, het kaderwerk aan de zijkanten van de deur wordt opgeschuurd en blijft zichtbaar. • voorzien van kantdeklatten uit zichtbaar blijvend hard hout Aanvullende specificaties (Toebehoren) Overeenkomstig de aanduidingen op plan of detailtekening worden de deurbladen: • ofwel voorzien van een ingewerkt verluchtingsrooster (zie F.5.6.2.). • ofwel onderaan voorzien van een verluchtingsspleet van ca. 10 mm, zodat een doorstroomopening conform NBN D 50-001 vrij blijft;
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 162/343
Uitvoering De plaatsing van de deurvleugels en hun toebehoren gebeurt overeenkomstig STS 53.05.42 (1998), volgens de voorschriften van de fabrikant en volgens de aanduidingen op de plannen en de detailtekeningen. De nodige ophangingsorganen worden voorzien in overeenstemming met de betreffende bestekteksten (zie ook hang- & sluitwerk / scharnieren & paumellen - algemeen). De deurbladen worden loodrecht geplaatst. De deur wordt afgehangen of gesteld met de hangwerken van de omlijsting, het blad van de paumellen wordt verdiept aangebracht en vastgezet met minstens 3 bijpassende schroeven in roestvast staal. De schootgaten zijn aangepast aan de afmetingen en de kenmerken van de sloten. De bevestiging van de krukken en rozetten is onzichtbaar. Opvatting speciale deurtypes • Deurbladen die een onderdeel vormen van meervoudige deuren worden gepast voorzien van een dekprofiel ter hoogte van de aansluiting tussen beide deurbladen. De rugzijde van de afdeklat (of afdekprofiel) is nauw in contact met de aansluitzijde van het andere deurblad. • Dubbele niet doorslaande deurvleugels hebben makelaars uit hardhout. • makelaar: schilderklaar; vorm: rechthoekig / trapezium; bevestiging d.m.v. verzonken vijzen en opgestopt met kunsthout in dezelfde kleur • ingewerkte kantschuiven te voorzien in één van de deurvleugels: type met kantelbare hefboom uit messing; de lengte ervan laat toe de deur te openen bovenaan op 1,80 m hoogte en onderaan op 0,20 m; in de vloer en bovenregel wordt een messing huls ingewerkt. • Deuren met bovenpaneel (bv. blokdeuren) zonder tussenregel hebben een aanslag uit hardhout. • Bevestiging bovenpaneel in de aanslag van de deuromlijsting met onzichtbare deuvels / stalen hoeken / verzonken vijzen • Materiaal bovenpanelen: dezelfde materialen en volgens dezelfde criteria als de binnendeuren.
F.5.4. Deurgehelen / brandwerend F.5.4.1. Deurgehelen / brandwerend - algemeen Omschrijving Het brandwerend geheel omvat steeds de deuromlijstingen, afdeklatten, deurbladen, eventuele bovenpanelen en/of beglazing, alsook het nodige hang- & sluitwerk. Let wel : Het hang- & sluitwerk, waarvan de levering en plaatsing inbegrepen zijn, kunnen beschreven worden in afzonderlijke artikelen, maar voldoen als geheel aan het proefrapport.
Materialen De weerstand tegen brand van deuren dient overeenkomstig het KB van 7 juli 1994 (Artikel 2 van Bijlage 1), geattesteerd te zijn door een BENOR/ATG merk met vermelding van de beoogde EI waarde, uitgedrukt als EI130 en EI160. Daarenboven dienen deze deuren geplaatst te worden door plaatsers, gecertificeerd door het Instituut voor Brandveiligheid ISIB voor deuren, waarvan de samenstellende delen en de deurprestaties (brand, akoestiek, beweegbaarheid, etc.) werden beoordeeld en getoetst aan de eisen van STS 53. Uitvoering volgens STS 53. • De deurkozijnen van de brandwerende deuren dienen steeds eenzelfde brandweerstand te bezitten als de deurbladen. De duur van de brandweerstand wordt respectievelijk uitgedrukt als EI130 en EI160
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 163/343
• EI130 en EI160, Rf 1/2 u, Rf 1 u, Rf 2 u (volgens NBN EN 1634-1). • In functie van de vereiste brandweerstand worden in de deuromlijstingen, alsmede de zijranden, de bovenkanten en desgevallend onderkanten van de deurbladen de nodige zwelstrip(-s) op basis van een schuimvormend product ingefreesd. De deurvleugels en/of omlijstingen waarin een schuimvormend product is aangebracht zijn gemerkt met vermelding van de duur van de brandweerstand. • Het proefverslag en de detailplans worden vooraf aan het Bestuur ter aanvaarding voorgelegd. Alle gebruikte materialen zijn deze vermeld in het proefverslag. De opdrachtnemer levert bij de oplevering een attest af waarbij de brandweerstand van de deuren wordt bevestigd. Deurkozijnen – Hout/staal De deurkozijnen en deuromlijstingen worden principieel vervaardigd volgens de voorschriften van artikel F.5.2.1, evenwel aangepast aan de vereisten van het ATGattest van de brandwerende deur. Deurbladen Alle deurbladen en eventuele bovenpanelen maken het voorwerp uit van een BENOR/ATG-attest voor brandwerende deuren, getest op de voorgeschreven brandweerstand, volgens NBN 713-020 - Beveiliging tegen brand - Gedrag bij brand bij bouwmaterialen en bouwelementen - weerstand tegen brand van bouwelementen. Zij zijn daartoe voorzien van een label met identificatienummer van de plaatser met vermelding van de brandweerstand. Zij dienen dienaangaande te voldoen aan de kenmerken vermeld in STS 53.0, 53.1 en STS 53.04.36 Brandweerstand EI. De deurgehelen worden, overeenkomstig het vereiste type, principieel vervaardigd volgens de voorschriften van de artikelen F.5.1 t.e.m. F.5.3, evenwel aangepast aan de vereisten van het ATG-attest van de brandwerende deur Uitvoering De deurgehelen worden geplaatst door een gecertificeerd plaatser De plaatsing gebeurt overeenkomstig de voorschriften van het BENOR/ATG-attest, de fabrikant en volgens de aanduidingen op de plannen. De montage van de deuren en deurkozijnen mag geen afbreuk doen aan de brandweerstand van het geheel. Wanneer de sloten door de plaatser worden gemonteerd moet vooraf het bijgeleverd schuimvormend product in de slotgatopening worden aangebracht.
F.5.4.2. Deurgehelen / brandwerend - volle deur / houten kozijn Materiaal De brandwerende deurgehelen bestaan uit één of meerdere houten deurvleugels in een houten deurkozijn. Deur en omlijsting samen moeten voldoen aan de vereiste brandweerstand, volgens NBN EN 1634-1). Hun EI-weerstand wordt geattesteerd door het BENOR/ATG merk (KB 19/12/97). Specificaties • Brandweerstand deurgeheel: EI130 en EI160 • Omlijstingen: volgens het ATG-attest in multiplex WBP of massief hardhout : Dark Red Meranti • Deurbladen: volle kern, samenstelling volgens het ATG-attest. Beide vlakken worden afgewerkt met een aan de vereiste brandweerstand aangepast bekledingsmateriaal
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 164/343
• Afwerking deurvlakken: decoratieve laminaatplaten • Afwerking langskanten: volgens ATG-attest: idem als buitenbladen / zijlatten in massief hardhout Uitvoering Overeenkomstig de eisen van het ATG-attest.
F.5.4.3. Deurgehelen / brandwerend - volle deur / stalen kozijn Materiaal De brandwerende deurgehelen bestaan uit één of meerdere houten deurvleugels in een metalen deurkozijn. Deur en omlijsting samen moeten voldoen aan de vereiste brandweerstand, volgens NBN 713.020 / NBN EN 1634-1. Hun Rf-weerstand wordt geattesteerd door het BENOR/ATG merk (KB 19/12/97). Specificaties Brandweerstand deurgeheel: EI130 en EI160 Deurtype, deurblad, afwerking, afmetingen: overeenkomstig artikel F.5.3. en ATGattest. Type deuromlijsting: overeenkomstig artikel F.5.2.2. en ATG-attest.
F.5.5. Hang- & sluitwerk F.5.5.1. Hang- & sluitwerk – algemeen Omschrijving Overeenkomstig de voorschriften in het bijzonder bestek worden alle binnendeuren standaard voorzien van minstens drie paumellen, één cilinderslot (incl. drie sleutels per slot), deurkrukken met bijpassende rozetten. Materialen Het hang- & sluitwerk beantwoordt aan de bepalingen van de STS 53, tenzij er wordt afgeweken door onderhavig bestek. Alle deurbeslag is zoveel mogelijk van gelijke vormgeving en kleur. Het te voorziene deurbeslag (paumellen, inbouwsloten, …) in geval van brandwerende binnendeurgehelen dient te beantwoorden aan het proefrapport overeenkomstig de toepassing en aard van de deurvleugel (zie artikel F.5.4.1). Bij toepassing van opdekdeuren zijn de paumellen aangepast aan de vorm van de deur. De inbouwsloten zijn gevat in een gemoffeld stalen slotkast en voorzien van een roestvaste stalen voorplaat. Dagschoot minimum 11,5 mm dik en 32 mm hoog, en een nachtschoot, minimum 8 mm dik en 35 mm hoog. De nootafstand bedraagt standaard 72 mm. Cilindersloten zijn van het type Europrofiel met een lengte aangepast aan de dikte van de deur vermeerderd met de dikte van de schilden of rozassen; zij worden standaard geleverd met 3 sleutels op sleutelhanger met lokaalaanduiding. Binnendeuren worden standaard voorzien van eenvoudige deurkrukken voorzien van een gebichromateerde vierkantstift. Zij worden geleverd met bijhorende slotrozetten en/of een gecombineerde sleutelplaat in eenzelfde uitvoering.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 165/343
Uitvoering De deur wordt afgehangen of gesteld met de hangwerken voorzien bij de omlijsting. • Er worden minimum 3 paumellen geplaatst per deurblad. Onderste en bovenste scharnier op ± 25 cm van onder en bovenzijde. De derde scharnier wordt in het midden geplaatst. Massieve deurbladen worden met minstens vier scharnieren geplaatst waarvan 2 kort bijeen aan de bovenzijde. • Iedere scharnier wordt bevestigd met minimum 3 vijzen per scharnierflank. Meting Aard van de overeenkomst : Pro Memorie(PM) Inbegrepen in de prijs van de deurbladen, met uitzondering van de deurdrangers, volgens artikel F.5.5.5.
F.5.5.2. Hang- & sluitwerk - scharnieren & paumellen (PM) Materiaal Type : standaard H-vormige alu-paumellen met nylonring en stift in inox., Kleur : geanodiseerd of gemoffeld in een RAL-kleur naar keuze van de leidende ambtenaar
F.5.5.3. Hang- & sluitwerk – deursloten (PM) Materiaal / uitvoering Slottype: cilinderslot. Bij elk slot moeten 3 passende sleutels geleverd worden. Voorplaat: roestvrij staal Dagschoot: messing Nachtschoot: messing Deuren van doucheruimte en toilet worden voorzien van een speciaal mechanisme met vrij/bezet stand. De sluiting gebeurt met een gewone kruk (zoals die van de andere binnendeuren). De rood-wit ziener in de rozet is voorzien van een gleuf die hulp mogelijk maakt in geval van nood. Brandwerende deuren: wanneer de sloten door de plaatser worden gemonteerd moet vooraf het bijgeleverd schuimvormend product in de slotgatopening worden aangebracht.
F.5.5.4. Hang- & sluitwerk – deurkrukken (PM) Materiaal De deurkrukken beantwoorden aan de duurzaamheidseisen van NBN EN 1906 Hang- en sluitwerk - Deurklinken en -knoppen - Eisen en beproevingsmethoden (2012). Specificaties Materiaal : geborsteld inox Handvat: L -vormig met rond profiel, sectie circa 18 à 20 mm Krukstift : aangepast aan de slotkast, dikte van het deurblad en de rozetten Type afdekplaat : afzonderlijke rozetten met onzichtbare bevestiging Afhankelijk van het voorziene slot zullen de sleutelplaatjes voorzien zijn voor profielcilinder / garnituur met noodopeningsmogelijkheid. • De rozetten hebben een stalen binnenkern met zelfstellende onderhoudsvrije glijlager met vetvulling, slotrozetten in zelfde uitvoering. • De rozetten en sleutelplaatjes worden dwars door deur en slot aan elkaar bevestigd. • Sanitaire deuren zijn voorzien van een vrij - bezet garnituur in combinatie met de dagschoot, materiaal als de deurkrukken.
• • • • •
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 166/343
Uitvoering De krukken worden standaard op een hoogte van ± 1,05 m geplaatst. Een doorgaande stift verbindt de twee krukhelften. Na montage van de krukken en rozetten op de deur ontstaat een zeer stevige vastdraaibare lagering. De afstand van de achterzijde van de kruk tot aan het deurvlak is aan beide zijden gelijk, ongeacht de deurdikte en de plaats van het slot.
F.5.5.5. Hang- & sluitwerk - deurdrangers Materiaal De deurdrangers beantwoorden aan NBN EN 1154 - Hang- en sluitwerk Deurdrangers - Eisen en beproevingsmethoden. Zij zijn regelbaar en aangepast aan de verschillende belastingen gesteld aan de deuren in functie van • de categorie en type van de deuren, • de massa van de deurvleugels die de deurgehelen samenstellen. • de deurbreedte. (de deurdranger moet geschikt zijn voor deurbladbreedtes tot 110cm) De opdrachtnemer legt vooraf een technische documentatie ter goedkeuring voor aan het Bestuur. Deursluiter met glijarm: de deursluiter met glijarm is balkvormig en is vervaardigd uit een alu-legering met hoge corrosieweerstand of uit gietijzer overtrokken met een alu-afdekkap. De deursluiter is van het hydraulisch gedempte type met glijarm. • Kleur: natuurkleurig geanodiseerd aluminium • De eindslag is instelbaar via de stelarm, de openingsweerstand is afnemend. • De sluitkracht is regelbaar in functie van de deurbreedte. • De deursluiter op een buiten- en/of sasdeur is voorzien van een hydraulische buffer ter voorkoming van het bruusk opengooien of openwaaien; • De deursluiters voor dubbele deuren zijn voorzien van een sluitvolgregelaar met universele opbouwdeurselector met telescopische verende buffer; • De deursluiter is voorzien van een vastzetarm, instelbaar voor elke openingshoek. Uitvoering De bevestiging gebeurt onzichtbaar door het gebruik van een afdekplaat. Ter bevestiging van de dranger op een brandwerende deur en een deur waar directe montage niet wenselijk of niet mogelijk is wordt gebruik gemaakt van een speciale montageplaat of console. Meting: stuk volgens type (voor enkele / dubbele deur)
F.5.6. Toebehoren F.5.6.1. Toebehoren - deurstoppen Materiaal Het betreft deurstoppen met een onzichtbare bevestiging. Specificaties • • • •
Type: vloerbuffer / wandbuffer, volgens de toepassing Diameter: circa 40 mm Materiaal: RVS-basis met ingewerkte stootbuffer Kleur: zwart
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 167/343
Uitvoering De deurstoppen worden zo aangebracht dat zij kunnen weerstaan aan de normale belastingen uitgeoefend door de deurvleugels en tevens geen hinder vormen voor het gebruik van de lokalen. De bevestiging gebeurt met inox vijzen van aangepaste lengte en diameter. Bij vastzetting in de vloer moet erover worden gewaakt dat geen ingewerkte leidingen geraakt worden. Meting: stuk Aard van de overeenkomst: stuk, ongeacht het type
F.5.6.2. Toebehoren - deurroosters Materiaal & Uitvoering De opdrachtnemer legt vooraf het type rooster ter goedkeuring voor samen met de technische fiche in verband met de luchtdoorlaat. Materiaal: geanodiseerd aluminium. Geheel bestaande uit 2 kaders met in het kader op tussenafstand van circa 2cm onder hoek van 45° geplaatste lamellen. Elk kader dient aan elke zijde van het deurblad vastgemaakt met roestvrije middelen Afmetingen: aangepast aan het vereiste ventilatiedebiet van de doorstroomopening De roosters worden volgens de richtlijnen van de fabrikant in het deurvlak bevestigd. Meting: Aard van de overeenkomst: stuk volgens debiet, bij 2 Pa Meeteenheid: stuk (voor het geheel van 2 roosters) Meetcode: netto uitgevoerd aantal gehelen
F.5.6.3. Toebehoren – beschermplaten Materiaal & Uitvoering Beschermplaten met verzonken of gelijmde bevestiging Type: rechthoekige plaat met verzachte zijranden Materiaal: RVS, dikte minstens 1 mm, geborstelde afwerking. De beschermplaten worden zo aangebracht dat zij kunnen weerstaan aan de normale belastingen, uitgeoefend door de deurvleugels en tevens geen hinder vormen voor het gebruik van de lokalen. De bevestiging gebeurt met inox vijzen van aangepaste lengte en diameter op de onderzijde van de deurbladen. Afmetingen: breedte gelijk aan het deurblad, hoogte 20cm. Meting Meeteenheid: stuk voor plaat bxh 0,83m x 0,2m m² voor oppervlakte groter dan 0,166m² of kleiner dan 0,166m²
F.6.
TRAPPEN, LEUNINGEN & BORSTWERINGEN
F.6.1. Binnentrappen & leuningen - algemeen Omschrijving De post "binnentrappen & leuningen" omvat de levering en plaatsing van alle noodzakelijke binnentrapelementen tot een afgewerkt geheel, d.w.z. het geheel van de samenstellende delen, met inbegrip van de bijhorende bordessen, randafwerkingen, leuningen, borstweringen, handgrepen, e.d. De onder deze post begrepen eenheidsprijzen dienen steeds te omvatten: • het opmeten van de juiste afmetingen ter plaatse,
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 168/343
• de controle en voorbereiding van de steunen, • de fabricatie op maat, het transport en de plaatsing van de trapelementen, treden, leuningen, borstweringen, alle bevestigings- en/of oplegmiddelen, • het uitvoeren van de koppelingen en van de eventuele constructieve voegen, • de randafwerkingen, aansluitingen, ... met de omringende vloer- en wandafwerkingen, • het opkuisen en reinigen van de treden, het verwijderen van vlekken van mortel of lijm, • het nemen van de nodige maatregelen om de trap na plaatsing te beschermen tegen beschadigingen en bevuilingen voor de duur van andere bouwwerkzaamheden. Materialen Stabiliteit - belasting Het trapgeheel (materialen, draagelementen en verbindingen) moet voldoen aan : NBN B 03-102 - Werkingen op constructies - Rechtstreekse werkingen - Blijvende belastingen te wijten aan eigen gewicht (1976) NBN B 03-103 - Werkingen op constructies - Rechtstreekse werkingen - Gebruiksbelastingen van gebouwen (1976)
Gelijkmatig verdeelde belastingen:4000 N/m² De samenstellende delen van de borstweringen en hun bevestigingen weerstaan aan een dynamische veiligheidsbelasting (schokken) overeenkomstig STS 54 - Borstweringen (1994). Brandveiligheid De trappen voldoen inzake brandveiligheid • aan de voorwaarden gesteld in het K.B. van 19 december 1997, • aan de gemeenschaps- en/of gewestelijke voorschriften, • aan de voorschriften van de plaatselijke brandweer. Bij de conceptie van trappen in openbare gebouwen moet worden rekening gehouden met de voorschriften gesteld in het ARAB en in de norm NBN 713 020 - Beveiliging tegen brand - Gedrag bij brand bij bouwmaterialen en bouwelementen (1968) en addenda (1982/1985/1994). Onder meer geldt: • De trappen worden verdeeld door bordessen, zodat elke traparm niet meer dan 17 treden telt; • De trappen bezitten volle stootborden; • De optrede bedraagt max. 170 mm, de aantrede is min. 230 mm diep, de neus bedraagt max. 50 mm; • De nuttige breedte van vluchttrappen bedraagt minstens 80 cm.
Samenstellende delen - terminologie Afhankelijk van zijn opvatting worden trapgehelen samengesteld uit de nodige traparmen, eventuele tussenbordessen en een doorlopende balustrade. Gewone traparmen zijn samengesteld uit treden die worden gedragen door zijstukken, wangen of trapbomen genoemd; bij gesloten trappen worden de treden voorzien van tegentreden. Referentienormen TV 198 - Houten Trappen (WTCB, 1995) STS 54 - Borstweringen (1994) NBN ISO 3880 - Bouwwezen - Trappen - Woordenlijst (1992) NBN ISO 3881 - Bouwwezen - Maatafstemming - Trappen en trapopeningen - Afstemmaten (1992) NBN NEN 3509 - Trappen in woningen en woongebouwen - Benamingen, definities en afmetingen (1995) NBN EN 131-1 +Add (2011) - Ladders
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 169/343
F.6.2. Houten trappen F.6.2.1. Trappen / hout - algemeen Het betreft trappen in houtschrijnwerk, zowel rechte steektrappen, draaitrappen met of zonder bordes, waarvan de samenstellende constructieve delen op maat dienen te worden geprefabriceerd. Meeteenheid : • trede: per stuk • tegentrede: per stuk • Bordessen : per m² Materialen Houtsoorten De in het bijzonder bestek voorgeschreven houtsoorten beantwoorden respectievelijk aan de bepalingen van NBN EN 13556 (2003), NBN EN 942 - Hout voor schrijnwerkerij - Algemene indeling van de houtkwaliteit (2007) en NBN EN 975-1 - Gezaagd hout - Indeling van loofhout op uiterlijk - Deel 1 : Eik en beuk + add 1 (2009). Selectieve lijst van houtsoorten geschikt voor binnentrappen: Houtsoorten
Volumemassa
Werken tussen 30 en 60% RV
Duurzaamheidsklasse
Beuken
700 kg/m3
matig (2,4 %)
III
Grenen
500 kg/m3
matig (1,6 %)
II/III
Oregon/Douglas 550 kg/m3
matig (2,1 %)
III
Southern pine
540 kg/m3
matig (1,7 %)
III
Rubberwood
600 kg/m3
gering (1,2%)
IV
(bron : tabel Technische fiche Hout Praktijk - Trappen 1 - Nr. 8 (1996) uitgegeven door OCH/vzw Hout/WTCB; Interfederaal Houtvoorlichtingscentrum (www.hout.be)
Kwaliteit van het hout Behoudens specifieke voorschriften in het bijzonder bestek worden de trapbomen en treden van de trap steeds vervaardigd uit massief hout van schrijnwerkkwaliteit, volgens STS 04.2. Alle hout voor het binnenschrijnwerk moet voldoende droog zijn, volgens STS 04.21 en bovendien verenigbaar met de afwerking, hetzij circa 12% (+/-2%). De kenmerken en toelaatbare gebreken stemmen overeen met de bepalingen van STS 04.24 • Het hout is vrij van hart, spint, losse kwasten, tussenschors, scheuren, onechte kernen met verrotting, dubbelspint, trekgroei, vellingsbreuken, wonden, wormsteken, wormgang, rot, vuur, merg- en wankanten. • Gezonde kwasten met een diameter groter dan 20 mm zijn niet toegelaten. Kleine gaten veroorzaakt door nathoutboorders zijn toegelaten. • Hout met holten en scheuren met witte, gele of gekleurde inhoudstoffen, die na verwerking op het oppervlak komen te liggen wordt geweigerd. • Het verwerkte hout is rechtdradig (maximaal 5 % helling). De oriëntatie van de houtvezels houdt rekening met de eisen inzake de langse dimensionele stabiliteit van de stukken en de vereiste mechanische weerstand. • Dwars op de dragende wangen : treden, stootborden • Volgens de traphelling : trapwangen, handgrepen, wrongstukken • Verticaal : balusters en kuipstukken.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 170/343
• Multiplexplaten beantwoorden aan STS 04.5 - multiplex, vochtbestendige kwaliteit van verlijming 03-67. Teneinde werking van het hout op te vangen worden tegentreden voorzien in multiplex, afgewerkt met een fineerlaag gelijk aan de voorziene houtsoort van de treden. Behandeling van het hout Bij risico op aantasting door insecten moet het hout steeds worden geimpregneerd met een B-procédé (volgens STS 04.32) of procédé C1 (volgens STS 04.33) met een doorlopende technische goedkeuring. Voor de aanvoer op de werf worden de trapelementen verplicht voorzien van een grondlaag … Afwerking : gevernist (standaard), overeenkomstig bijzonder bestek d.m.v. 2 lagen vernis op basis van polyurethaan, aangebracht volgens de voorschriften van de fabrikant op een vochtstabiele ondergrond (max 12 % vochtigheid). Uitvoering Bewerking van het hout - houtverbindingen De vochtigheidsgraad van het hout bij het verwerken in het atelier ligt tussen de 8 en 10 % bij een basistemperatuur van 18 °C. De opdrachtnemer verbindt zich er toe in zijn atelier steeds een temperatuur van 18 tot 20°C te behouden. Het houtvochtgehalte bij het verlaten van de werkplaats dient aangepast te zijn aan het binnenklimaat waarin de trap wordt geplaatst : • verwarmde ruimten 6 - 10 % (gemiddeld 8 %) • niet verwarmde ruimten 8 - 12 % (gemiddeld 10 %) Voor de plaatsing worden alle zichtbare delen van de trap vlak geschaafd en glad opgeschuurd. Verlijmingen van planken en vingerlassen mogen enkel worden uitgevoerd in de werkplaats, bij een temperatuur van ongeveer 18°C. De te verlijmen delen moeten geacclimatiseerd zijn met een houtvochtgehalte tussen 8 en 15%. Voor dragende onderdelen moet steeds een lijm van het type 1 (volgens EN 301), met groot hechtend en spleetvullend vermogen worden gebruikt. Enkel voor secundaire elementen mag een lijm van het type 2 (volgens EN 301) worden gebruikt. De lijm wordt aangebracht volgens de voorschriften van de fabrikant. De tijd tussen het schaven en het opbrengen van de lijm op de oppervlakken moet beperkt worden. Voor het assembleren van de onderdelen dienen ze te worden ontdaan van stofdeeltjes. De droogtijd bedraagt minimaal 24 uur. Vijzen in het zichtvlak worden minstens 5 à 10 mm diep verzonken en opgesloten met een ingelijmde stop uit hout of opgestopt met kunsthout (enkel bij gaten met een doorsnede < 8 mm). Bij zichtbare nageling worden de nagels ingedreven en de nagelgaten opgestopt met kunsthout. Trapopvatting Trapmodulus : 2 H + A = 600 +/- 30 mm (normalerwijze begrepen tussen 600 en 630 mm). • Aantrede : A = minimaal 225 mm en maximaal 250 mm • Optrede : H = minimaal 175 mm, maximaal 190 mm Samenstellende delen (trapbomen – trappalen – treden) De houten trappen worden behoudens andere aanduidingen in het bijzonder bestek of specifieke detailtekeningen, steeds uitgevoerd volgens het principe van ingefreesde trapbomen waarbij de treden en eventuele tegentreden worden ingenest (hetzij in de binnen en buitenboom, hetzij in één trapboom en de trappaal of trapspil). Bij kwartdraaitrappen dienen de hoektreden zoveel mogelijk te worden verbonden met beide trapbomen.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 171/343
Keepbomen of het principe van uitgezaagde wangen waarop de treden rusten worden niet toegepast. Afhankelijk van de trapvorm (steek-, draai-, wenteltrap) wordt een onderscheidt gemaakt tussen: • rechte steektrappen : twee bomen (binnenwangen en/of buitenwangen) waarin de treden worden ingefreesd (of ingenest). Trapbomen De vorm van de trapbomen is aangepast aan het verloop van de trap en verdrijving van de treden. In overeenstemming met de breedte en opvatting van de trap bedraagt de dikte van de muurbomen na schaven minimum 38 mm. De te voorziene hoogte van de trapbomen is afhankelijk van de afmetingen van de in te werken treden. De afstand, tussen de hoekpunten van de treden en de respectievelijke boven- en onderkant van de boom, moet, loodrecht gemeten op de helling van de trap, minstens 10-15 mm te bedragen. Bij gesloten trappen mogen de bomen onderaan evenwel in hetzelfde vlak liggen als de uiterste onderkant van de treden Rechte trapbomen worden steeds uit één stuk gemaakt. Indien dit niet mogelijk is, worden de stukken in de breedte met tand en groef met vingerlas vergaard en gelijmd. Bij verkanteling van de bomen in opeenvolgende delen worden de stukken onderling verbonden d.m.v. pen en gatverbindingen. Ze wordt verstevigd met deuvels of tapschroeven, die door de pen geslagen of geschroefd worden. De dagkant wordt afgewerkt met een houten stop. De muurbomen worden stevig aan de muur verankerd d.m.v. keilbouten, ze worden minstens 12 mm diep in het hout verzonken en aan de zichtzijden afgedekt met ingelijmde houten stoppen. De aansluiting tussen de wandafwerking en de trapboom gebeurt d.m.v. hetzij een opdeklatje van ongeveer 30x6 mm. Treden Behoudens specifieke voorschriften in het bijzonder bestek zijn de treden steeds uit massief hout, geschaafd tot een dikte van minimum 38 mm. De treden worden minstens 10-12 mm ingenest in de trap- of keepbomen, hierbij worden ze aan de uiteinden iets afgeschuind om in de bomen ingepast te worden. De treden worden opgespannen en na voorboren genageld in de trapbomen, Bij muurbomen nagelt men dwars door de boom. Binnenbomen worden blind vernageld. Het nagelen begint vanaf de bovenste trede naar onder toe d.m.v. minimum 3 nagels per trede. Volgens bijzonder bestek, kan ook gebruik worden gemaakt van verzonken vijzen, afgedekt d.m.v. ingelijmde houtstoppen. Welstukken zorgen voor een zuivere aansluiting met de verdiepingsvloeren. Zij steunen minstens 20 à 60 mm op de draagvloeren en worden opgespied, tot op gelijke hoogte met de voorziene vloerafwerkingen. De wellatten worden vastgenageld, de nagels worden ingedreven en opgestopt met kunsthout. Tegentreden De trapneuzen hebben een uitsprong van circa 40 mm ten opzichte van de voorkant van de tegentreden. De trapneuzen worden lichtjes afgerond, hetzij geprofileerd volgens detailtekening.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 172/343
De eventueel tegentreden kunnen, overeenkomstig het bijzonder bestek worden voorzien uit • massief geschaafd hout (ovendroog) met een minimale dikte van 18 mm. • De tegentreden worden in de bomen ingenest op een diepte van minstens 10 à 12 mm, hiertoe worden ze aan de uiteinden iets afgeschuind om in de bomen ingepast te worden. In het ondervlak van de treden wordt een groef uitgeslagen voor de tegentreden, de diepte van deze groef is minimum 10 mm. • Aan de bovenkant worden de tegentreden lichtjes rond geschaafd. Bij het opspannen worden de tegentreden tegen de onderliggende trede genageld, na het ontspannen worden de tegentreden met steeknagels in de bovenliggende trede vastgenageld. • De bovenkant van de tegentreden blijft vlak. Bij het opspannen worden de tegentreden tegen de onderliggende trede genageld en worden er kraaklatten 22x70 / 22x100 mm tegen de achterkant van de tegentreden genageld, zodat de bovenopliggende trede steunt op de kopse vlakken van deze kraaklatten. Prijs te begrijpein in de prijs van de tegentrede. • De bovenhoeken tussen treden en tegentreden worden afgewerkt met neuslatjes van 10x10 mm. Prijs te begrijpein in de prijs van de tegentrede. Algemeen: Volgende houtgebreken hebben afkeuring tot gevolg : rot, onregelmatigheden in de houtstructuur, sporen van vroegere insectenaantasting, verkleuring en strepen, schorsingsluitsels en harsgallen, kwasten (losse en gezonde vast ingegroeide), gaten, spleten tussen de vezels. Volgende fabricagegebreken hebben afkeuring tot gevolg : kraken van de treden, open voegen tussen twee stroken, overlappende lagen, uitgevoerde reparaties, blazen, ruw oppervlak, lijmpenetratie, … Elke beschadiging is door en op kosten van de opdrachtnemer te herstellen.
F.6.2.2. Houten trappen Materiaal De trapelementen worden vervaardigd uit • (ofwel) beuk nr. 213 of 538, volgens NBN EN 13556 (2003). Kwaliteit : 1e keus. Het verwerkte hout is vrij van kern. • (ofwel) Inlands grenen (Pinus Sylvestris) Voor plaatsing worden alle houtvlakken tegen insectenaantasting beschermd met een procédé B (volgens STS 04.32) of een procédé C1 (volgens STS 04.33). Aanvullende specificaties Oppervlaktebehandeling minimum 3 lagen polyurethaanvernis, inbegrepen in de eenheidsprijs. Uitvoering Overeenkomstig de aanduidingen op plan en/of detailtekeningen. Trapmodulus: (M=600 tot 630, volgens de formule M=2H+A) • Dikte trede na schaven: minstens 3;8cm. • Dikte tegentrede na schaven: minstens 2,2cm Type: ingefreesde trapbomen met gesloten treden (cfr. optie met / zonder tegentreden) Trapbomen: dikte geschaafd minimum 3,8cm Meting meeteenheid: stuk, dm², dm³, m,
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 173/343
F.6.2.3. Houten zoldertrap De post omvat het leveren en plaatsen van een meerdelige houten zoldertrap. Eisen waaraan de trap moet voldoen: • Conform de eigsen van EN 14976 • Vervaardigd uit dennenhout • Bestand tegen belasting van minstens 120 daN • Treden van minstens 8cm breed en minstens 34cm lang en dikte minstens 2cm • Afstand tussen de treden: maximaal 25cm • Passende trapbomen • Mechanisme om de trap op te plooien en in geopende toestand te vergrendelen • Luik van circa 60cm x 120cm of 70cm x 140cm met bedieningssysteem, gehele oppervlakte afgewerkt met voldoende dikke houten plaat • Geschikt voor plafondhoogte tot 2,8meter Meeteenheid: stuk
F.6.3. Leuningen en borstweringen F.6.3.1. Leuningen en borstweringen - algemeen Omschrijving De post "leuningen" omvat de levering en plaatsing van alle noodzakelijke leuningen, borstweringen, handgrepen, e.d. De onder deze post begrepen eenheidsprijzen dienen, hetzij volgens uitsplitsing in de samenvattende opmeting, hetzij in hun globaliteit, steeds te omvatten: • het opmeten van de juiste afmetingen ter plaatse, • de controle en voorbereiding van de steunen, • de fabricatie op maat, het transport en de plaatsing van de leuningen, borstweringen, …, inbegrepen alle bevestigings- en/of oplegmiddelen, • het uitvoeren van de koppelingen en van de eventuele constructieve voegen, • de randafwerkingen, aansluitingen, ... met de omringende vloer- en wandafwerkingen, Materialen & Uitvoering De werktekeningen worden aan de LA ter goedkeuring voorgelegd. Alle stukken worden geprofileerd en vervaardigd volgens de plannen en/of de goedgekeurde werktekeningen. Keuring Stabiliteit en mechanische sterkte : De leuningen dienen te weerstaan aan de belastingen bepaald door STS 54 - Borstweringen (1994). Statische bedrijfsbelastingen : Verdeelde horizontale belasting, uitgeoefend op de handgreep en naar buiten gericht : • Publiek toegankelijke trappen: 1 kN/m, met een minimum van 1,3 kN/m globale belasting. • Statische, horizontale en naar buiten gerichte puntbelasting, uitgeoefend in een willekeurig punt van de structuur of van de vulelementen van de leuning : 0,5 kN. • Statische, horizontale en naar binnen gerichte puntbelasting, uitgeoefend in het midden van de handgreep: 0,4 kN. • Verticale statische belasting, naar beneden gericht en uitgeoefend op ieder horizontaal element van de leuning : 1 kN, uitgeoefend op de handgreep alsook op de horizontale elementen die zich lager bevinden dan 0,45 m.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 174/343
• Horizontale statische veiligheidsbelastingen voor de berekening van de bezwijkgrenstoestand: hun rekenwaarde wordt verkregen door de hiervoor vermelde belastingen te vermenigvuldigen met de partiële veiligheidsfactor gf = 1,5. • De rekenspanningen in de samenstellende materialen van de leuning worden gedeeld door de volgende partiële veiligheidscoëfficiënt gm : o Beton : gm = 1,5. o Staalwapening : gm = 1,15. o Aluminium : gm = 1,7. o Staal : gm = 1,1. o Bouwhout : gm = 1,4. Onder inwerking van die belastingen mag de leuning vervormingen of te herstellen schade ondergaan, maar moet haar beschermingsfunctie tegen vallen behouden. Het veiligheidsniveau wordt bepaald t.o.v. de bezwijkgrenstoestand uitgaande van het fundamenteel samenstel van krachten en rekening houdend met de gebruiksgrenstoestanden (vervormingen, schadelijke scheurvorming, …) afhankelijk van de eigenschappen van de gebruikte onderdelen en materialen. NBN B 03 – 004 is van toepassing. Hoogte tot bovenkant van de handgreep minstens 115cm. Voor de berekeningen wordt uitgegaan van volgende documenten Constructies van beton: • NBN EN 1992-1-1 - Eurocode 2 : Ontwerp en berekening van betonconstructies Deel 1-1: Algemene regels en regels voor gebouwen (2010) • Constructies van staal en beton: • EN 1994-1 - Eurocode 4 - Ontwerp en berekening van staal-betonconstructies Deel 1-1 : Algemene regels en regels voor gebouwen • Constructies van metaal: • NBN EN 1993 - Stalen bouwconstructies - Berekening volgens de methode van de grenstoestanden • EN 1993-1 (B 51) - Eurocode 3 : Ontwerp en berekening van staalconstructies Deel 1-1: Algemene regels en regels voor gebouwen • NBN 1-50 - Metalen bouwconstructies - Bouwconstructies uit aluminiumlegeringen (1968) • Constructies van hout: • STS 23 - Houtbouw (1978) en addenda STS 23/1 (1983) en STS 23/2 (1994). • Norm ISO 6891 • NBN EN 1995-1-1 ANB (2012) : Ontwerp van houten draagsystemen - Deel 1-1 : Algemene regels en regels voor gebouwen Meting Meeteenheid : per lopende meter De handgrepen zijn afzonderlijk voorzien en worden gemeten overeenkomstig artikel F.6.4.
F.6.3.2. Leuningen en borstweringen - roestvast staal (RVS) Materiaal Specificaties Staalsoort: roestvrij staal AISI 304 Oppervlakte-aspect: geborsteld
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 175/343
Miniumum eisen waaraan de leuning moet voldoen: Spijlen, onderste en bovenste horizontale : onderste en bovenste stuk dat de traphelling volgt:platijzer (sectie 50x5 mm, wanddikte 2 mm) as op as afstand van de spijlen maximaal 11cm. Op tussenafstand van maximaal 99cm as op as spijlen doorlopend tot vloerniveau/ bovenkant trede. Bovenkant van de handgreep: minstens 110cm boven niveau vloer en minstens 90cm boven niveau van de trapneus Op tussenafstand gelijk aan de spijlen die doorlopen tot vloer/bovenkant trede: rond diameter 10cm van 4cm hoogte te lassen aan bovenste plat en aan onderkant van de handgreep. Horizontaal /volgens helling trap: bovenaan en volgens helling trap: platijzer 50mm x 5mm op 7cm boven afgewerkt vloerniveau/neus van de traptrede. De verticale spijlen worden met continulas verbonden met deze horizontale en met de handgreep. Alle lassen moeten geheel vlak geslepen worden. Uitvoering van elke spijl die doorloopt tot vloerniveau/traptrede: aangelast plat 60x60x5mm voorzien van 2 gaten voor doorvoeren van inox draadstang. Per vastzetting: 2 inox draadstangen diameter 8mm, chemisch te verankeren in onderbouw. Elke draadstand te voorzien van inox dopmoer Alle lassen: continulassen. Gedetailleerde uitvoeringstekening vooraleer over te gaan tot constructie ter goedkeuring over te maken aan opdrachtgever. Uitvoering De veiligheidsmarges dienen te beantwoorden aan de geldende normen. Voor de op horizontaal vlak te bevestigen leuning/borstwering moet de bovenkant van de handgreep minstens 110cm boven afgewerkte vloer komen. Voor de op trap te bevestigen leuning/borstwering moet de bovenkant van de handgreep minstens 90cm boven niveau van de trapneus komen. Verticale draagstijlen worden met een maximale tussenafstand van 100cm opgesteld en verankerd aan de ruwbouw met minstens 2 zware inox bouten per voetstuk. De horizontale eindstukken worden verankerd met minstens 2 inox bouten per rozet Meting Meeteenheid: m Meetcode: lengte van het horizontaal platijzer/ platijzer dat de helling van de trap volgt
F.6.4. Handgrepen F.6.4.1. Handgrepen - algemeen Omschrijving De handgreep is het deel van de leuning, bestemd om in de hand te worden genomen, en dient steun te bieden bij het belopen van de trap. De handgreep, wordt verbonden met de trapwang of de treden d.m.v. stijlen of panelen, of rechtstreeks op de muur bevestigd (muurhandgreep). De werken omvatten • Het opnemen van de maten ter plaatse. • De fabricatie op maat, het transport en de plaatsing van de handgrepen. • Alle materialen (vijzen, nagels, ...) nodig voor de onderlinge verbinding van de elementen en de bevestiging. • Het uitvoeren van de koppelingen.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 176/343
• De nodige bevestigingsmiddelen en eindstukken ten behoeve van aansluitingen bij de beëindiging tegen aangrenzende bouwdelen. • Het nemen van de nodige maatregelen om de handgrepen te beschermen na de plaatsing. In muur verankerde handgreep: De handgreep wordt rechtstreeks op de muur bevestigd door middel van, in midden van de handgreep, aan onderkant van de hanggreep gelast, in L-vorm geplooid, inox rond diameter 8mm met korte zijde circa 4cm en lange zijde van minstens 16cm lengte (vrije ruimte van 4cm tussen de muur en de rand van de buis diameter 40mm. L-vorm minstens 10cm in de muur verankerd door middel van chemische vastzetting. Maximale afstand tussen de vastzettingen: 1,6 meter. Alle lassen: continulassen, te slijpen. Verbindingen van de delen van de leuning : in verstek haaks op elkaar. Handgreep als bovenkant van leuning en borstwering in roestvrij staal: De prijs omvat enkel het leveren en, in midden van de inox handgreep, aan de onderkant van de handgreep, lassen van 4cm hoog inox rond diameter 8mm. Alle lassen: continulassen, te slijpen. Verbindingen van de delen van de leuning: in verstek haaks op elkaar. Materialen De handleuning of handgrepen en hun bevestigingen weerstaan aan de werkingen, zoals opgegeven in STS 54 (§ 12). De handgreep dient ergonomisch zodanig te zijn geprofileerd dat ze gemakkelijk met een hand kan worden gevat. Ze dient glad te worden afgewerkt en vrij te zijn van hoeken. Materiaalomschrijving voor RVS handgrepen: zie F.6.3.2 Meting meeteenheid : per lopende meter meetcode : netto lengte
F.6.4.2. Handgrepen - roestvast staal (RVS) Materiaal: zie artikel F.6.3.2 Model: ter goedkeuring voor te leggen aan de leidende ambtenaar Wanddikte: minimum 2 mm Sectie: rond, diameter 40 mm Uiteinden: afgesloten met een stop. oppervlaktebehandeling: zie artikel F.6.3.2
F.7.
VAST BINNENMEUBILAIR
F.7.1. Badkamermeubilair Omschrijving De rubriek badkamermeubilair omvat alle elementen, werken en leveringen, voor het realiseren van de in de detailplannen voorziene badkamermeubelen. De onder deze post begrepen eenheidsprijzen dienen, hetzij volgens uitsplitsing in de samenvattende opmeting, hetzij in hun globaliteit, steeds te omvatten : • De controle en opmeting ter plaatse van alle afmetingen en de eventuele aanpassing van te prefabriceren elementen aan de werkelijke afmetingen, het opstellen van de nodige uitvoeringdetails; • de levering en aansluiting van wastafels en kranen (de kostprijs van de sanitaire toestellen wordt evenwel afzonderlijk begrepen in deel H - sanitair)
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 177/343
• de afwerking met inbegrip van alle nodige voegvullingen; • het verwijderen van alle afval afkomstig van de werken, het ontdoen van alle klevers, reiniging, ... . Materialen Algemeen Het staat de inschrijvers vrij zelf een type voor te stellen van hun eigen constructie of een type voor te stellen uit een standaardreeks van een gespecialiseerd fabrikant. De nodige documentatie en stalen van plaatmaterialen en toebehoren worden voorafgaandelijk ter goedkeuring voorgelegd aan het Bestuur. Houten componenten van het meubilair en de inrichting voldoen aan de voorschriften STS 04 en NBN EN 942, aangevuld met de algemene bepalingen van structuurhout en plaatmaterialen, volgens artikels F.2.1 binnenplaatafwerkingen - algemeen en F.5.1 binnendeuren & -ramen - algemeen. Alle nagels moeten ingedreven worden en opgestopt met zuivere lijnoliestopverf of kneedbaar hout. Metalen componenten van het meubilair en de inrichting zijn roestvast en beantwoorden aan de voorschriften van STS 36 (deel II, 06.74). Corpus & legplanken De corpussen zijn samengesteld uit • Fijngeschuurde houtspaanplaten beantwoordend aan NBN EN 312 (2010). Densiteit minstens 650 à 700 kg/m3. Formaldehydeklasse E1. De plaatdikte bedraagt minstens 18 mm. • MDF-platen beantwoordend NBN EN 622-5. Densiteit minstens 700-850 kg/m3. Formaldehydeklasse E1.De plaatdikte bedraagt minstens 18 mm. • De kernplaten worden, naar keuze van de opdrachtnemer • op beide zijden gemelamineerd, bestaande uit een celluloselaag van minstens 110 g per m2, beharst met melamine, volgens NBN EN 14322. De voorranden van de platen zijn voorzien van een kunsstoffolie van minimum 0,2 mm dik. • op beide zijden bekleed met hogedruk laminaatplaten (High Pressure Laminate) volgens NBN EN 438-1 van de klasse HPL-EN 438 VLS of S 121, minimum dikte : 0,7 mm. De voorranden van de platen zijn voorzien van hogedruklaminaat stroken / een kunststoffolie van minimum 0,2 mm dik. • op beide zijden bekleed met hogedruk laminaatplaten (High Pressure Laminate) volgens NBN EN 438-1 van de klasse HPL-EN 438 HGS of S 333, minimum dikte : 0,7 mm. De randen van de legplanken zijn voorzien van hogedruklaminaat stroken / acryllijst van minimum 1,5 mm dik. • Het corpus van de kast is voorzien van de nodige aanslag- en oplegprofielen nodig voor de bevestiging van tabletten en fronten. De platen van het corpus worden vergaard zodat de volledige kastconstructie onvervormbaar is. Hiertoe worden hetzij verlijmde pen- en gatverbindingen, hetzij mechanische verbindingen gebruikt. In het geval van verlijming is de lijm water- en slagvast. Het nagelen of nieten is verboden. De legplank wordt vervaardigd uit houtspaanplaten identiek bekleed als deze van het corpus, zij het evenwel met een minimum dikte van 18 mm voor breedtes groter dan 50 cm. De legplank is in de hoogte verstelbaar bij middel van in de zijrand inplugbare vernikkeld stalen of kunststof pennen. Afstand tussen de legplanken: maximaal 25 cm • Kleur: wit.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 178/343
Rug corpus De rug van de corpus wordt, naar keuze van de opdrachtnemer, uitgevoerd in • hetzelfde materiaal als de corpussen maar met een dikte van minstens 3,5 mm. • hardgeperste houtvezelpanelen, volumemassa minstens 1000 kg/m³, plaatdikte minimum 5 mm. De rug wordt op 10 mm van de muur vastgezet in zijdelingse groeven en onder en boven geniet tegen een slagkant. • Kleur : wit gelakt of met witte kunststofbekleding, te voorzien over de volledige oppervlakte van de achterkant van de kast. Fronten & zichtbaar blijvende wanden De fronten en zichtbaar blijvende wanden worden, naar keuze van de leidende ambtenaar, vervaardigd uit 18 mm dikke beklede houtspaanplaten, identieke kwaliteit als het corpus. De bekleding van de houtspaanplaten is opgevat uit minstens een hogedruklaminaatplaat van de klasse HPL-EN 438 VGP of P 222, minimum dikte: min. 0,8 mm. De frontpanelen worden steeds op beide zijden voorzien van platen met gelijke dikte. De opdrachtnemer waarborgt de vlakheid en de hechting van de bekledingsplaten. Het gebruik van watervaste lijm is verplichtend. De zichtbaar blijvende wanden van niet ingebouwde kasten worden in principe afgewerkt zoals het front van de kasten. Kleur : te kiezen uit het standaard kleurengamma van de fabrikant. De postforming van de kastdeuren is verticaal over 90°. Volledig vlak van de voorkant van de kast te voorzien van deuren. Deuren: zelfsluitend met rem Tabletten • Tabletten worden vervaardigd uit platen uit één stuk tot 4,20 m lengte. • Het tablet bestaat uit een minimum 25 mm dikke kern van watervast verlijmde, vochtwerende houtspaanplaat beantwoordend aan NBN EN 312 (2010) en 312-5, densiteit minstens 650 kg per m3, formaldehydeklasse 1. • Het tablet wordt op de bovenzijde bekleed en water- en hittebestendig verlijmd met een kraswerend hogedruk-laminaatplaat beantwoordend aan NBN EN 438-1 van de klasse HPL-EN 438 HGP, Type P (postforming) met een slijtvastheid 3, een schokweerstand 3 (à 20 N), een krasweerstand 3 (à 20N) en een minimum dikte van 0,8 mm. Het is bestand tegen sigarettengloed, waterdamp en olie, oplosmiddel, zwakke zuren en alkaliën, dierlijk en plantaardig afval. • De postvorming van de voorrand is 90° over de volledige dikte. • De verlijming gebeurt bij hoge temperatuur met polyvinylacetaatlijmen derwijze dat het insluiten van lucht vermeden wordt. De lijmvoegen weerstaan aan vochtinwerking en temperaturen tot 140°C. • Aan de onderzijde van het werkblad of tablet wordt, naar keuze van de opdrachtnemer: o een kunstharsfolie van minstens 0,2 mm dik voorzien. o een hogedruklaminaatplaat HPL-EN 438 HGS gelijmd met gelijke dikte als deze voorzien op de bovenzijde. • Oppervlakteafwerking lichtkorrelig oppervlak mat. • Kleur: wit. • De aansluiting tegen de achterwand is standaard recht. • De zaagsneden en zichtbare zijranden worden eveneens beplakt met hoge druk laminaatplaat zoals het beeldvlak van het werkvlak.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 179/343
Scharnieren Deuren krijgen twee scharnieren per deur; De scharnieren zijn van het zelfsluitende inpot-type (diameter 35 mm) uit vernikkeld staal of hard metaal. Zij zijn van voldoende sterkte en zijn voorzien van veren en een O-stop. Ze laten toe de kastdeuren op eenvoudige wijze uit of in te hangen zonder schroefwerk maar door in en uitklikken. De scharnieren zijn afregelbaar in drie richtingen. De openingshoek is minstens 90°. Handgrepen De kastdeuren worden voorzien van een verdoken handgreep of handgreepsysteem met Uvormige beugelgrepen in geborsteld roestvast staal; breedte ongeveer 10 cm, voorsprong ongeveer 3 cm, ronde sectie van minimum 8 mm. De handgrepen worden stevig en onzichtbaar bevestigd op het frontpaneel. Stelpoten & sokkels In voorkomend geval, naar keuze van de leidend ambtenaar, wordt het kastelement opgesteld op 4 regelbare stelpoten. De in de hoogte verstelbare steunen zijn samengesteld uit hoogwaardig kunststof en eventueel gecombineerd met roestvaste stalen elementen. Zij zijn voorzien van een klemsysteem voor de bevestiging van een verticale afschermplaat, met een minimum dikte van 18 mm, voorzien van een ingewerkt dichtingsprofiel in PVC, met zachte neusstrook om lichte oneffenheden in de vloer op te vangen. De plintplaat is vervaardigd uit: • vochtwerende houtspaanplaat, beantwoordend aan NBN EN 312 (2010). Densiteit minstens 650 kg/m³. Formaldehydeklasse 1 • watervaste multiplexplaat, beantwoordend aan STS 04.5. De platen zijn op beide zijden bekleed met hogedruk laminaatplaten en/of melamine, t.t.z. met eenzelfde afwerkingskwaliteit als deze van de fronten en zichtbaar blijvende wanden. Kleur : wit. De sokkel is minimum 10 cm hoog. De plint loopt door over de zijranden, de hoeken worden in verstek geplaatst en afgekit met witte elastische voegvulling. Afmetingen Tablet: lengte L x diepte 60 cm Onderkast: lengte (L) x diepte ± 58 cm x hoogte ± 75 cm. Uitvoering De plaatsing zal zodanig geschieden, dat een stevig en onvervormbaar geheel wordt gevormd. De elementen zullen stevig en onzichtbaar tegen de muur bevestigd worden met een afregelbare ophangconstructie. De plaatsingshoogte (bovenkant tablet) bedraagt 850 +/- 20 mm. De tabletten worden op een stabiele wijze waterpas gesteld en onzichtbaar bevestigd op de onderkasten. Zij dienen zoveel mogelijk uit één stuk te zijn, waarbij lasnaden in het werkblad enkel worden toegestaan voor onafwendbare hoekverbindingen. De voegen tussen de platen worden gedicht met een schimmelwerende kit. In het tablet worden de nodige openingen gezaagd met afgeronde hoeken voor het inwerken van de wastafels. De dichting tussen de inbouwtoestellen en het werkblad zullen waterbestendig en verzorgd uitgevoerd worden.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 180/343
De aansluitingsvoegen tussen wandafwerking, tabletten en kastelementen worden opgespoten met een hoogwaardige elastische kit op basis van niet-zuurhoudende sanitaire siliconen. Ze zijn vrij van oplosmiddelen (neutrale siliconen op basis van polysiloxanen, polysufiden …). Ze polymeriseren nagenoeg volledig zonder krimp, zijn blijvend elastisch, schimmelwerend en goed bestand tegen reinigings- en oplosmiddelen. Kleur : standaard wit. Na voltooiing worden de kasten en tabletten ontdaan van alle klevers en volledig gereinigd. Meting Meeteenheid: • voor onderkast met tablet: per stuk. Met prijsconsequentie volgens lengte tablet: cm. • voor tablet zonder onderkast: per m.
F.8.
TABLET- & WANDBEKLEDINGEN
F.8.1. Venstertabletten - algemeen Omschrijving Het betreft alle noodzakelijke leveringen en werken voor het realiseren van de venstertabletten, aan de binnenzijde van de raamkozijnen, tot een afgewerkt geheel. De onder deze post begrepen eenheidsprijzen dienen, hetzij volgens uitsplitsing in de samenvattende opmeting, hetzij in hun globaliteit, steeds te omvatten : • het opmeten van de juiste afmetingen na de plaatsing van het schrijnwerk en het pleisterwerk; • het voorbereiden van de ondergrond, d.w.z. het verwijderen van alle vuil en loszittende delen; • het desgevallend inkappen of inwerken van de tabletten in omgevende muren of pleisterwerk; • het eventueel bijkomend isoleren van de aansluiting tussen tablet, spouwblad en schrijnwerk; • het leveren, plaatsen en desgevallend bijkomend ondersteunen van de tabletten; • het herstellen van het omgevend pleisterwerk en afwerken van de naden met elastische kitten; • het reinigen van de venstertabletten, inbegrepen het verwijderen van alle mortel- of pleisterresten. Materialen De aan te wenden legmortels en/of aangepaste bevestigingskitten en -materialen, zijn verenigbaar met de aard van de tabletten. Een volledige reeks monsters en/of kleurstalen van de tabletten is steeds voorafgaandelijk ter goedkeuring voor te leggen aan de leidende ambtenaar, samen met een technische documentatie van de elastische kitten. Het gebruik van zuurhoudende en rubberbitumenkitten wordt niet toegelaten. De kleur van de kitten en voegspecies is aangepast aan de kleur van de tabletten. Uitvoering De opdrachtnemer neemt de juiste afmetingen na de plaatsing van het schrijnwerk en het pleisterwerk. Het draagvlak en de aansluitvlakken worden voor plaatsing ontdaan van alle puin, afval, vreemde stoffen, gips- of mortelresten, vetten, e.d.. Onder geen beding mogen vocht- of thermische bruggen bestaan tussen het binnen- en buitenspouwblad, voor plaatsing zal dienaangaande worden nagegaan of een degelijke thermische onderbreking tussen binnen- en buiten spouwblad gewaarborgd blijft. Indien vereist zullen opengebleven holten tengevolge van slecht aansluitende isolatiematerialen bijkomend worden opgevuld met een aangepast isolatiemateriaal, verenigbaar met de voorziene spouwisolatie.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 181/343
De tabletten worden volkomen horizontaal en waterpas geplaatst. Zij worden zodanig bevestigd dat ze overal voldoende ondersteund zijn en behoudens specifieke voorschriften • geplaatst met een uitsprong van circa 1,5 à 2 cm ten opzichte van het vlak van de muurafwerking. • ingewerkt in het zichtvlak van de dagkanten met circa 1cm (dikte van het pleisterwerk, tot tegen de onbeklede zijkant van het binnenspouwblad). • ingeschoven in de daartoe voorziene groeven van de raamprofielen. De voegen tussen de venstertabletten en de omringende materialen en structuren worden opgevoegd met een aan het materiaal van de tabletten aangepaste voegspecie. Op het schrijnwerk wordt aangesloten met een voeg van aangepaste schimmelwerende elastisch blijvende kit. Na voltooiing worden de vensterbanken gereinigd en ontdaan van alle vlekken van elastische kit, legmortel en voegspecie. Meting meeteenheid: • per lopende m voor leveren en plaatsen van 20cm brede dorpel • per lopende m voor herplaatsen van dorpel met breedte tot en met 20cm • prijsconsequentie per m² voor leveren en plaatsen van minder brede/bredere dorpel • meerprijs per m² voor herplaatsen van het gedeelte dorpel breder dan 20cm
F.8.2. Venstertabletten – blauwe hardsteen Materiaal De natuursteen voor venstertabletten beantwoordt aan de bepalingen van STS 45.09.1. De stukken zijn zuiver afgewerkt en worden op maat geleverd zonder rand- of hoekbeschadigingen. De blauwe hardsteen beantwoordt aan de bepalingen van STS 45.09.12.3 (deel II) en TV 220. De gebreken die afkeuring tot gevolg hebben, zijn vermeld onder STS 45.09.10.42. Specificaties • • • • • •
Herkomst: Belgisch Categorie (blauwe hardsteen): “normaal” gebouw (volgens TV 220, tabel 28) Dikte:18 mm dik met een tolerantie van 10%. Oppervlakteafwerking: alle zichtbaar blijvende vlakken worden glad gepolijst Randafwerking: hoeken en randen worden lichtjes afgeschuind Toelaatbare gebreken: het gebruik van kit of eender welke voegmassa voor het verbergen van gebreken in de zichtvlakken is verboden.
Uitvoering De vensterbanken worden geplaatst in een gelijkmatig uitgespreid vol mortelbed met een minimale dikte van 15 à 20 mm. Op het schrijnwerk wordt aangesloten met een elastische kit. De tabletten worden geplaatst in één stuk zonder tussenvoegen / in twee stukken voor tabletten langer dan 180 cm. Wanneer de vensterbanken uit twee of meerdere delen bestaan worden de voegen opgevoegd of opgegoten met een voegmortel, aangepast aan de tint van het tablet; zij heeft er geen enkele negatieve invloed op, noch op het vlak van sterkte, noch op het vlak van de esthetische kwaliteiten.
F.8.3. Venstertabletten - hout / laminaat Materiaal Het hout en het plaatmateriaal uit hout beantwoordt aan de bepalingen van STS 04 (1990) Hout en plaatmaterialen op basis van hout.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 182/343
Specificaties • • • •
• •
• • • •
Het plaatmateriaal bestaat, naar keuze van de opdrachtnemer, uit een kern van: houtvezelplaat type B met hoge vochtbestendigheid volgens STS 04.6 en NBN EN 312. Volumemassa - kernplaat: minimum 650 kg/m³ De kernplaat is op alle zijden voorzien van een watervast verlijmde hogedruklaminaatafwerking met hoge krasvastheid en van sigarette-proof kwaliteit: postvorming, volgens NBN EN 438-1, klasse HPL-EN 438-P222 of HPL-EN 438-VGP Nominale laminaatdikte: minimum 0,6 mm De achterzijde (tegen het schrijnwerk) wordt toegespachteld en beschermd tegen vochtindringing. De onderkant is afgewerkt met een speciale polyesterlak. De zijkanten zijn afgewerkt met laminaat. Totale dikte: met opdikrand 38 mm In vooraanzicht is de vensterbank enkelzijdig afgerond. Uitzicht: licht gestructureerd oppervlak Kleur: te kiezen door de leidende ambtenaar uit het standaardgamma van de fabrikant, inclusief houtimitaties.
Uitvoering Voor een onzichtbare bevestiging op het metselwerk worden op de onderzijde van de vensterbank aangepaste hulpstukken gevezen in gegalvaniseerd staal (bv. voldoende parkervijzen), die vervolgens vlot in een legmortel worden gedrukt. Indien het legvlak onvoldoende vlak is wordt deze vooraf genivelleerd met cementmortel. Op het schrijnwerk wordt aangesloten met een voeg uit elastische kit. De zichtbare zijranden worden voorzien van een afzonderlijke houten kantlat van 1cm dik. De tabletten worden geplaatst in één stuk zonder tussenvoegen / in twee stukken voor tabletten langer dan 200 cm. Wanneer de vensterbanken uit twee of meerdere delen bestaan worden de voegen opgevoegd of opgegoten met een voegmortel, aangepast aan de tint van het tablet; zij heeft er geen enkele negatieve invloed op, noch op het vlak van sterkte, noch op het vlak van de esthetische kwaliteiten. Meting Meeteenheid: m voor dorpel met breedte 20cm en cm voor de prijsconsequentie voor minder brede/bredere dorpel. Meetcode: netto uitgevoerde lengte.
F.8.4. Polyethyleen afdichtingsmat aan beide zijden voorzien van vliesweefsel De mat is geschikt om aangebracht te worden onder zowel wandtegels en vloertegels en dient om een volledig waterdicht geheel te bekomen. De mat is, om een goede hechting te bekomen met de ondergrond, aan beide zijden voorzien van een vliesweefsel. De ondergrond mag geen bestanddelen bevatten die de hechting nadelig beïnvloeden en moet draagvast en vlak zijn. De lijm waarmee de te leveren en te plaatsen mat wordt gekleefd, moet afgestemd zijn op de ondergrond. De lijm in kwestie dient op de ondergrond te hechten en zich mechanisch te verankeren in het dragende vliesweefsel. De lijm dient geleverd door de fabrikant van de van vlies voorziene afdichtingsmat of goedgekeurd door de fabrikant van het vlies en dient op de ondergrond aangebracht met een lijmkam met een vertanding van 3 x 3 of 4 x 4 mm. Verbruik van lijm eveneens volgens voorschriften van de fabrikant van de afdichtingsmat. Druk het weefsel in de op voorhand aangebrachte lijm. Druk met behulp van de vlakke zijde van een lijmkam of een pleisterspaan, dat daarbij schuin wordt gehouden, het vlies in de lijm. Vermijd ingesloten lucht. Houd rekening met de open tijd van de lijm. De stroken dienen ten minste 5 cm overlappend gekleefd te worden, ofwel de naden tegen elkaar leggen en met een speciale door de fabrikant van het vlies geleverdeband met behulp van de afdichtingslijm vol in de lijm erover kleven.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 183/343
Voor binnen- en buitenhoeken moeten de voorgevormde speciale hoekstukken worden gebruikt. Breng bij hoekaansluitingen de speciale band aan overeenkomstig de voorschriften. Om tegels te plaatsen, wordt hydraulisch hardende dunbedmortel rechtstreeks aangebracht op het vlies en worden de tegels daarin over het gehele oppervlak ingebed. Uitvoering geheel volgens voorschriften van de fabrikant. Alle hiervoor vermelde werken en leveringen in de prijs te begrijpen. Meting meeteenheid: • m² voor het vlies • stuk voor binnenhoeken en buitenhoeken meetcode: • netto uitgevoerde oppervlakte zonder rekening te houden met de overlappingen voor het vlies • netto uitgevoerd aantal voor binnenhoeken en buitenhoeken
F.8.5. Wandbetegeling - keramisch Omschrijving Het betreft alle noodzakelijke leveringen en werken voor het realiseren van wand- en desgevallend aansluitende tabletbetegeling tot een afgewerkt geheel. De onder deze post begrepen eenheidsprijzen dienen, hetzij volgens uitsplitsing in de samenvattende opmeting dienen, hetzij in hun globaliteit, steeds te omvatten • de te voorziene handelingen, zoals beschreven in TV 227; alle noodzakelijke bijkomende handelingen blijven evenwel onverminderd een last van de aanneming; • de controle en voorbereiding van de ondergrond, d.w.z. het verwijderen van alle vuil en loszittende delen; • het verwijderen van alle uitspringende delen en/of uitvlakken, opruwen, … van de muurvlakken; • de eventuele bescherming van reeds geplaatst schrijnwerk en sanitaire toestellen; • de desgevallend in de bekleding te verwezenlijken openingen voor leidingen, schakelaars, stopcontacten, haken, steunen, e.d., die vooraf geplaatst moeten worden; • het desgevallend voorbereiden van de ondergrond met een grondeerlaag voor een verbeterde hechting en/of bescherming tegen vocht (primers, e.d.); • het leveren en plaatsen van de tegels en de te voorziene aansluit- en beschermprofielen; • het opvoegen van de muurvlakken en het afwerken van de naden met elastische kitten; • het opkuisen van de betegelde muurvlakken, inbegrepen het verwijderen van alle vlekken van mortel of lijm en voegspecie.
F.8.5.1. Afkappen wandtegel, ontdoen van mortel of lijm en herplaatsen wandtegel ( lokale herstelling met oppervlakte minder dan 2m²) Uitvoering zoals beschreven onder artikel F.8.5.3 maar: • •
Er moeten geen tegels geleverd worden In de prijs moeten de hierna vermelde werken begrepen zijn: o Het, zonder de te herplaatsen tegel(s) en de aan de te herplaatsen tegel(s) palende tegels te beschadigen, wegnemen van de te herplaatsen tegel(s) o Het, over de volledige oppervlakte van de te herplaatsen tegel(s), verwijderen van de mortel of lijm
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 184/343
o Het herstellen van de ondergrond met passend materiaal als de ondergrond bij het wegnemen van de wandtegel werd beschadigd” o Het herplaatsen van de tegel(s)l met cementmortel of passende lijm o Het opladen en afvoeren naar passende stortplaats van alle puin Meeteenheid: Som over geheel.
F.8.5.2. Vervangen van wandtegel door te leveren wandtegel zoals bestaande (lokale herstelling met oppervlakte minder dan 2m²) Uitvoering zoals beschreven onder artikel F.8.5.3 maar in de prijs moeten eveneens de hierna vermelde werken begrepen zijn: • Het, zonder de aan de te vervangen tegel(s) palende tegels te beschadigen, wegnemen van de te beschadigde tegel(s) en mortellaag of lijmlaag • Het herstellen van de ondergrond met passend materiaal als de ondergrond bij het wegnemen van de wandtegel werd beschadigd • Het leveren en plaatsen van de tegel(s) identiek aan bestaande met cementmortel of passende lijm • Het opladen en afvoeren naar passende stortplaats van alle puin Meeteenheid: Som over geheel.
F.8.5.3. Leveren en plaatsen van nieuwe wandtegels ongeacht de oppervlakte en lokale herstellingen > 2 m² Materiaal • De keramische tegels beantwoorden aan de eisen van NP EN ISO 10545 Controle- en proefmethoden voor keramische producten voor wandbekleding • De tegels zijn van eerste keus en, naar keuze van de leidende ambtenaar, vervaardigd uit geperst gres volgens NBN B 27-106 - Geperste geglazuurde en ongeglazuurde tegels van keraam- en klinkergres voor wandbekleding (1973). • Oppervlak: ongeglazuurd • Dikte: minimum 6mm • Kleurtint: door de leidende ambtenaar te kiezen uit het standaard palet van het voorgestelde product, met een minimum van 5 tinten. • Bovendien beantwoorden ze aan volgende minimum prestatieklassen volgens NBN B 27-011: o Druksterkte: klasse 1 o Buigsterkte: klasse 1 o Chemische weerstand: klasse 2 • Ingeval van aanvullingen en herstellingen beantwoorden de voorgestelde tegels zo goed als mogelijk aan de eigenschappen, het formaat en het uitzicht van de bestaande tegels of worden, indien mogelijk, gave tegels afkomstig van de afbraak herbruikt. Tegels – lijmen - kitten De tegels beantwoorden aan de bepalingen van NBN EN 14411 (minimum type “normal”, volgens tabel 6 van TV 227), voor wat volgende controlemethoden betreft : lengte en rechtheid van de kanten, dikte, rechtheid van de hoeken en vlakheid. Voor tegels groter dan 15x15 cm zullen evenwel strengere toleranties worden opgelegd, in functie van plaatsingstoleranties.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 185/343
Voor de fysische prestaties zijn NBN B 27-005 en NBN B 27-011 van toepassing. Op de rugzijde van de tegels is in onuitwisbare inkt of in reliëfdruk een merk aangebracht dat de identificatie van de fabrikant mogelijk maakt. De rugzijde van de tegels is geprofileerd teneinde een goede aanhechting te bekomen met de gebruikte mortel en/of lijm. Overeenkomstig de aard van de ondergrond en de plaatsingsmethode beantwoorden de stelproducten aan de respectievelijke voorschriften van : • traditionele mortels, volgens TV 227 § 3.2.1. • mortellijmen, volgens TV 227 § 3.2.2. • synthetische, dispersie- of reactielijmen, volgens TV 227 § 3.2.3. Het voegproduct, volgens TV 227 § 3.3.1, is een (geprefabriceerde) specie, die verenigbaar is met de plaatsingsmortel of plaatsingslijm (samengesteld uit 1/2 deel witte cement, 1/2 deel zuiver fijn wit zand, waaraan toeslagstoffen zijn toegevoegd om een perfecte waterdichtheid en een relatieve elasticiteit te waarborgen). Voor een optimale kwaliteit van de voeg is ook de juiste water/poeder verhouding erg belangrijk. De aan te wenden elastische kitten, volgens TV 227 § 3.3.2, zijn vrij van oplosmiddelen (niet-zuurhoudende neutrale siliconen op basis van polysiloxanen, polysulfiden, …). Ze polymeriseren volledig, zijn krimpvrij, schimmelwerend en goed bestand tegen reinigings- en oplosmiddelen (richtwaarden : Elasticiteitsklasse F 25 LM, Shore hardheid A 25 + 5, Rek tot breuk > 150%, Modulus bij 100% rek < 0,4 N/mm2). Ze zijn minstens bestand tegen temperaturen van -40° tot + 140°C. Kleur : naar keuze van de leidende ambtenaar (standaard: wit). Hoek- en randprofielen volgens TV 227 § 3.4 zijn vervaardigd uit kunststof (PVC) of aluminium voorzien van een kunststof neus, Een volledige reeks monsters samen met een technische documentatie van de mortels of lijmen en elastische kitten, wordt voorafgaandelijk ter goedkeuring voorgelegd aan het Bestuur. Uitvoering Algemeen De tegelwerken dienen te worden uitgevoerd door ervaren vaklui, overeenkomstig de respectievelijke bepalingen van TV 227 § 5 Uitvoering van de muurbetegeling (WTCB, 2004).. Alle waarborgen dienen te worden geboden voor een perfecte uitvoering, inzake mogelijke verzakkingen, zettingen, voeg- of tegelbarsten, waterdichtheid, duurzaamheid, e.d. Indien in de tegeldrager een zettingsvoeg zou voorkomen, moet in de muurbekleding eveneens een zettingsvoeg worden voorzien. In overeenstemming met de aanwezige ondergrond worden de tegels geplaatst • (ofwel) volgens TV 227 § 5.4.1 in een “dikbed”, op een gekamde wandcementering met een cementmortel (samengesteld uit 250 kg cement, sterkte klasse 32,5, per m3 zand). De tegels worden vooraf voldoende gewaterd. • (ofwel) volgens TV 227 § 5.4.2 in een “dunbed”, op een effen ondergrond van pleisterwerk en/of gipskartonplaten, door middel van dubbele verlijming met een synthetische lijm of mortellijm. Voegen en tegels worden voor het verharden van de lijm schoongemaakt. De tegels worden geplaatst met gelijkmatige effen voegen van 2 mm breed. Het voegenpatroon (doorlopende voegen / geschrankte voegen) en de symmetrie van de plaatsing (met de lange zijde horizontaal / verticaal) worden voorafgaand aan de uitvoering door de leidende ambtenaar bepaald; Het gebruik van smalle repen van minder dan een halve tegel wordt zo mogelijk vermeden
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 186/343
De tegels worden mechanisch gesneden, zonder zichtbare beschadigingen aan de glazuurlaag ter hoogte van schakelaars, contactdozen of kraanwerk, worden tegels met voorgeboorde gaten geplaatst, die met behulp van een slijpsteen worden afgewerkt. Zij worden over hun volledige hoogte opgevoegd met een voegspecie, kleur te kiezen door de leidende ambtenaar. Er dient een dubbele afdichting te worden voorzien bij doucheranden en keukenwerkbladen, d.w.z. dat de voeg een eerste maal dient opgespoten te worden vóór plaatsing van de wandbetegeling. Pas na visuele controle door de leidende ambtenaar mag de betegeling geplaatst worden. Er wordt gebruik gemaakt van blijvend elastische, niet-zuurhoudende sanitaire siliconen. Horizontale en verticale binnenhoeken worden opgekit met sanitaire siliconen, kleur te bepalen door de leidende ambtenaar. In de voegen tussen de bevloering en de muren wordt geen mortel geplaatst teneinde uitzetting toe te laten. Ze worden gevuld met een daartoe geschikte elastische voegkit. Buitenhoeken worden afgewerkt met ingewerkte, witte kunststofprofielen. Voor de afwerking van de in het zicht blijvende randen worden tegels met afgeronde zijkanten of speciale randtegels gebruikt. Meting meeteenheid: m², volgens formaat meetcode: netto uit te voeren oppervlakte
F.8.5.4. Leveren en plaatsen van PVC hoekprofiel Het werk omvat het leveren en plaatsen van witte kunststofprofielen, zichtbaar deel kwartrond, elk uiteinde van het kwartrond deel voorzien van voldoende lang stuk voor het bekomen van aanhechting met drager van de wandtegels Meting: Meeteenheid: m Meetcode: netto uitgevoerde lengte.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 187/343
Deel G GEVELSLUITING G.1.
BUITENRAMEN & -DEUREN
G.1.1. Buitenramen & -deuren - algemeen Omschrijving De post “buitenramen & -deuren” omvat de levering en plaatsing van de elementen nodig voor het samenstellen van de voorziene buitenramen en -deuren, met inbegrip van alle onderdelen die er wezenlijk deel van uitmaken. De onder deze post vermelde prijzen omvatten alle nodige werken voor leveren en plaatsen van een compleet afgewerkt raam/ compleet afgewerkte deur (de montage van de raam- en deurprofielen, het verder beschreven hang- & sluitwerk en het leveren en plaatsen van de beglazing, de spieën, glaslatten en dichtingen; alsook de aansluiting en voegafwerkingen tussen schrijnwerk en ruwbouw…). In de prijs van zowel afzelia schrijnwerk, aluminium schrijnwerk als PVC schrijnwerk begrepen beglazing: • Voor alle raamtypes: de verder beschreven verbeterde isolerende beglazing • Voor alle deurtypes: de verder beschreven verbeterde isolerende beglazing bestaande uit twee bladen gelaagd veiligheidsglas •
• •
De kostprijs voor de desgevallend te integreren raamdorpels (artikel G.1.7 ), raamtabletten (artikel F.8.) en eventuele uitbekledingen (artikel G.1.9) zijn niet inbegrepen in de eenheidsprijs en worden steeds beschouwd als een afzonderlijke post. De gebeurlijke afbraakwerken van bestaand buitenschrijnwerk wordt opgenomen als een afzonderlijke post (zie 0 afbraak / gevelelementen - buitenschrijnwerk). De gebeurlijke afbraakwerken van bekledingen en omlijstingen, tabletten, enz. worden opgenomen als afzonderlijke posten (zie C.5 afbraak / binnenafwerkingen en volgende).
Materialen Algemeen Vooraleer de raam- & deurgehelen met alle bijbehorende elementen te bestellen, is de opdrachtnemer ertoe gehouden alle in de opdracht vermelde afmetingen ter plaatse na te meten (aangerekend volgens G.2.8.7). Van alle verschillende componenten (raam- & deurprofielen, hang- & sluitwerk, alsook de verankeringswijze) zullen door de opdrachtnemer voorafgaandelijk de nodige berekeningsnota's, detailtekeningen, proefstalen, garantiebewijzen, attesten… ter goedkeuring worden voorgelegd aan het Bestuur. Prestatiecriteria Alle raam- en deurgehelen moeten, overeenkomstig de ruwheid van het terrein en de hoogte vanaf het maaiveld beantwoorden aan de algemene prestatiecriteria inzake • luchtdoorlatendheid overeenkomstig NBN EN 1026; voor ramen minstens klasse 3 vereist volgens NBN B25-002-1. Deuren moeten voldoen aan de klasse 1 volgens NBN EN 12207 • waterdichtheid overeenkomstig NBN EN 1027: klasse 9A vereist • weerstand tegen windbelasting overeenkomstig NBN EN 12211: minstens klasse C3 vereist • bedieningskracht ramen overeenkomstig NBN EN 13115: klasse 1 • mechanische sterkte ramen overeenkomstig NBN EN 13115: klasse 4 – NBN B25-0021: klasse 4 • mechanische sterkte deuren overeenkomstig NBN EN 1192: klasse 3 – STS 53;1: klasse 3 Ramen moeten beantwoorden aan de eisen van NBN B 25-002-1 Deuren moeten beantwoorden aan de eisen van STS 53.1
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 188/343
Thermische isolatie De warmtedoorgangscoëfficiënt van een raam wordt bepaald volgens de norm NBN EN ISO 10077-1, overeenkomstig de samengestelde combinatie van U-glas en U-frame. Profielen - samenvoeging Alle profielen zijn afkomstig van dezelfde fabrikant. Een berekeningsnota, opgesteld door de constructeur, houdt rekening met alle bestaande belastinggegevens of krachten en met bovenvermelde prestatiecriteria. De afmetingen van de profielen worden uitgedrukt in mm. De vorm, detaillering en secties van de profielen stemmen overeen met de aanduidingen op de plannen en eventuele principedetails gevoegd bij het dossier. Zij moeten aangepast zijn aan de samenstelling van vaste en/of opengaande delen, aan de aard, de afmetingen en de verwerking van de voorgeschreven beglazing, vulpanelen, het hang- & sluitwerk, ventilatieroosters, dorpels, raamtabletten, binnenafwerkingen, eventuele rolluiken, ... Alle vergaringen (hoekverbindingen, vergaringen bij samengestelde vensters, e.d.) moeten dicht zijn en zonder beschadiging of blijvende vervorming weerstaan aan de belasting van de beglazing, vermeerderd met de tijdelijke overlast ten gevolge van verkeerd gebruik en met de invloed van de functionele belastingen, waarbij de toegelaten doorbuiging van de stijlen en de regels een normale en gemakkelijke werking van de opengaande delen niet belemmert, rekening houdend met de uitzetting, en dusdanig dat zij geen ontoelaatbare vervorming teweeg brengt in de vullings- en dichtingselementen. Indien er gevaar bestaat voor condensatie vanwege de aard van de gebruikte materialen, worden de ramen voorzien van condensatiegootjes op alle plaatsen die noodzakelijk zijn om te beletten dat het water in contact komt met delen van de bouw die niet zijn voorzien om nat te worden. Glassponningen - glaslatten De plaatsing van het glas en/of de vulelementen wordt uitgevoerd overeenkomstig NBN B 25-002-1, de voorschriften van de profielenfabrikant en ATG-richtlijnen, aangevuld met deze van de glasfabrikant. De glaslatten worden steeds aan de binnenzijde van het schrijnwerk geplaatst. Zij moeten demonteerbaar zijn teneinde een accidentele vervanging van het glas toe te laten. De afmetingen zijn afgestemd op deze van de glasdikte, sponning en raamprofiel. Alle gebruikte kitten moeten verenigbaar zijn met het aangewende materiaal van de profielen en conform de voorschriften van de profielfabrikant. Raam- & deurtypes Het voorkomen van de respectievelijke raam- & deurtypes volgens vorm, uitzicht, aard en samenstelling van vaste en beweegbare delen wordt aangegeven op de plannen en/of in de gedetailleerde meting. Behoudens specifieke bepalingen in de bestelling en/of detailstudies zal bij de fabricatie en het te voorziene hang- & sluitwerk, rekening worden gehouden met onderstaande (standaard-)voorschriften, gerangschikt volgens type en/of aard van de schrijnwerkelementen: Opmerking: Alle raamvleugels draaien naar binnen Deurvleugels: binnen of naar buiten draaiend afhankelijk van de toepassing Raamtypes: Volgende types worden voorzien (zie prijslijst): • R1: vast raam • R2: enkel draaikipraam – enkel openvallend raam
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 189/343
• R3: daaikipraam met vast bovenlicht of vast onderlicht (glashoogte bovenlicht ¼ van de totale raamhoogte) • R4: draaikipvleugel + opdendraaiende vleugel (beide vleugels even breed) • R5: draaikipvleugel + vast zijllicht (breedte glasstuk draaikipvleugel een vast zijlicht gelijk) • R6: draaikipvleugel + opendraaiende vleugel + vast bovenlicht of vast onderlicht (beide vleugels even breed en glashoogte bovenlicht ¼ van de totale raamhoogte) Deurtypes: • BD 1: enkele buitendeur • BD 2: dubbele buitendeur Prijsconsequentie voor regel/stijl in meer/in min Prijsconsequentie voor verbinding regel/stijl in meer/in min Alle raam- en deurtypes : Zie ook betreffende rubrieken G.1.2 - hout, G.1.3 - aluminium en G.1.4 - kunststof. De maximale afmetingen, het te voorziene beslag, aantal sluitpunten en de verwerking ervan dienen zowel te beantwoorden aan de richtlijnen van de profielleverancier (ATG) als deze van de systeemgever van het hang- & sluitwerk. Het schrijnwerk wordt zodanig opgevat dat de vulelementen (d.w.z. de volle delen, de doorzichtige of doorschijnende delen, de vaste delen en de opengaande delen), de borstweringen, de kramerijen en de diverse aansluitingen in het algemeen gemakkelijk te vervangen zijn zonder dat de belendende elementen daartoe moeten worden gedemonteerd De profielen van opengaande ramen realiseren, overeenkomstig de vereiste prestatieklassen en/of eisen van het bijzonder bestek, minimum een dubbele aanslag (standaard) / drievoudige aanslag (twee-kamersysteem met centrale middendichting). De ingewerkte dichtingbanden zijn uit hoogwaardig kunststof (EPDM, neopreen, …) en moeten bij het aandrukken een resterende dikte van circa 3 mm behouden (volgens systeemgever hout / PVC / Alu). De dichtingen worden aangebracht in volledige lengtes, de hoeken worden ingerold, gevulkaniseerd of gelast. De dichtingen moeten bij beschadiging vervangbaar zijn. Alle opengaande ramen worden standaard voorzien van een draaikruk aan de binnenzijde. Kruk op circa 1,6m boven vloerniveau te plaatsen, ongeacht de hoogte van het raam Opendraaiende ramen worden als volgt opgevat : Zie ook betreffende rubrieken G.1.2 - hout, G.1.3 - aluminium en G.1.4 - kunststof. Het voorziene aantal scharnieren / paumellen stemt overeen met de gebruiksgrafieken van de systeemleverancier zoals opgenomen in de ATG-richtlijnen. In andere gevallen (o.a. houten ramen) worden er minimaal volgend aantal roestvaste fitsen geplaatst : • 2 tot een hoogte van 100 cm; • 3 tot een hoogte van 180 cm; • 4 voor een hoogte van meer dan 180 cm. Het aantal en de plaatsing van de voorziene fitsen staat daarbij in functie van de voorziene vleugelbreedte en het gewicht van de vleugel en bijhorende beglazing. De fitsen voor de opendraaiende vleugels zijn, vervaardigd uit gebichromateerd / roestvast / met in de massa gekleurd nylon overtrokken staal met een knoopdikte van minstens 11 mm. Bij de opendraaiende ramen ligt het buitenvlak van het vast en beweegbaar kader in principe in het zelfde vlak.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 190/343
De vergrendeling en het aantal te voorziene sluitpunten voldoen aan de te verwachten bedieningskrachten en vereiste mechanische prestaties en/of conform de ATG-richtlijnen. In andere gevallen zijn de enkelopendraaiende ramen tot een vleugelhoogte van 70 cm minimaal uitgerust met een éénpunts-zijvergrendeling en voor een vleugelhoogte van meer dan 70 cm met een meerpuntsvergrendeling. Opendraaiende ramen dienen conform de ATG (of bij ontstentenis vanaf een vleugelbreedte groter dan 120 cm), te worden voorzien van een bijkomende vergrendeling in de boven- en onderregel. Daartoe worden er ingewerkte sluithulzen uit RVS geplaatst voor de boven- en ondersluiting. Dubbel opendraaiende ramen zijn steeds te voorzien van een middenvergrendeling, waarbij één vleugel is voorzien van twee ingewerkte kantschuiven uit roestvast staal (RVS). De vleugel die als tweede opendraait is te voorzien van een kantschuif zowel boven- als onderaan. Draaikipramen worden als volgt opgevat: Zie ook betreffende rubrieken G.1.2 - hout, G.1.3 - aluminium en G.1.4 - kunststof. De draaikipramen worden van op handhoogte bediend met één enkele handgreep (3 standen). In de bovenregel van de vleugel bevindt zich een schaar die de vleugel tijdens het kippen geleidt. Deze schaar is nastelbaar d.m.v. regelschroeven, die toelaten om zowel de aandrukkracht van de vleugel op het buitenkader als de symmetrie t.o.v. het buitenkader bij te regelen. Het draaikipbeslag is zo opgevat dat het in gekipte stand onmogelijk is van buitenuit het raam verder te openen of te lichten en is zodanig afgeregeld dat de raamvleugel niet uit het kader kan vallen bij onoordeelkundige bediening van de raamkruk; een blokkeringsmechanisme of anti-foutbediening zorgt ervoor dat het raam niet kan kippen wanneer de kruk in draaistand staat en omgekeerd. Alle draaikipramen zijn voorzien van aangepaste sluitingen, in functie van de afmetingen, overeenkomstig de ATG-richtlijnen van de systeemleverancier. d.m.v. sluitnokken van het zelfregelende paddestoeltype met aangepaste sluitstukken. Draaikipramen dienen conform de ATG (of bij ontstentenis vanaf een vleugelbreedte of vleugelhoogte groter dan 120 cm) te worden voorzien van een bijkomend sluitpunt in de onder- en bovenregel of aan beide zijkanten; vanaf 180 cm worden steeds twee bijkomende sluitpunten voorzien in de onder- en bovenregel of aan beide zijkanten. Kipramen worden als volgt opgevat : Zie ook betreffende rubrieken G.1.2 - hout, G.1.3 - aluminium en G.1.4 - kunststof. De enkel kipramen zijn voorzien van een zij- en/of bovenvergrendeling en minimum een tweepuntsvergrendeling. De bovenraamsluiting is ingewerkt. De kipramen worden van op handhoogte bediend door een bovenraamopener. Afhankelijk van de raambreedte bestaat het stelsel uit één of meerdere naast elkaar werkende en boven de vleugel aangebrachte éénarmige drukscharen met ingewerkte grendel. De geleiding van de vleugels gebeurt d.m.v. een schuifstuk dat beweegt in een S-vormig profiel. De scharen worden op een horizontale stang vastgezet. Zij zijn conform de ATG, hetzij bij ontsteltenis minstens uitgerust met : • één valschaar tot een breedte van 120 cm • twee valscharen tot een breedte van 240 cm • drie valscharen tot een breedte van 360 cm Samengestelde raamgehelen worden als volgt opgevat : Zie ook betreffende rubrieken G.1.2 - hout, G.1.3 - aluminium en G.1.4 - kunststof.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 191/343
Samengestelde ramen worden vervaardigd door samenstelling van meerdere elementen voorzien van de nodige koppelprofielen. De elementen moeten steeds een voldoende hoge stijfheid bezitten zodat het aantal bevestigingen beperkt kan blijven. Bijzondere aandacht zal worden besteed aan een verzorgde afdichting van de onderlinge verbindingen tussen de profielen. De vaste holle tussendwarsregels moeten kunnen worden afgewaterd. Teneinde de afzetting van aflopend water van hogere naar lagere delen, te voorkomen, zullen waar nodig aangepaste druiplijsten worden voorzien. De samenstelling van de raamgehelen wordt verduidelijkt door plannen en/of detailstudies of dienen voorafgaandelijk ter goedkeuring te worden voorgelegd door de systeemleverancier. Buitendeuren worden als volgt opgevat: Voor specifieke beschrijvingen zie ook betreffende rubrieken G.1.2 - hout, G.1.3 aluminium en G.1.4 - kunststof, aangevuld met de artikels onder rubriek G.1.5 - hang & sluitwerk. De buitendeuren beantwoorden aan de voorschriften van STS 53.1.: gewone buitendeur. Ze zijn van het type sponningdeur. Inzake het aantal te vooorziene scharnieren / paumellen en wijze van ophanging, in functie van het eigen gewicht en de afmetingen wordt verwezen naar de algemene voorschriften van NBN B 25-002-1 voor ramen en STS 53.1 voor deuren, aangevuld met deze van de systeemleverancier van de profielen (ATG) en van het beslag. De buitendeurvleugels worden daarbij afgehangen aan minstens 4 paumellen / scharnieren type 3D (regelbaar in hoogte, breedte en diepte). De onderdorpel wordt voorzien van een ingewerkte tochtstrip, d.m.v. een uitschuifbare perlon-, nylon- of rubberstrip, die tegen de bevloering aandrukt wanneer de buitendeur dicht is en automatisch omhoog gaat bij het openen. De deurvleugel is voorzien van een inox profielcilinderslot met minimum drie sluitpunten. Aantal sluitpunten in functie van de afmetingen van het deurblad en comform de ATGrichtlijnen Per cilinder worden standaard drie sleutels meegeleverd met ring en bijhorend identificatieplaatje uit kunststof. Het deurbeslag zal voorafgaandelijk ter goedkeuring voorgelegd worden aan het Bestuur. De bediening van de buitendeuren gebeurt in principe met een kruk aan de binnen- en de buitenzijde. De deurbedieningen worden ter goedkeuring voorgelegd aan het Bestuur. Dubbele buitendeuren worden als volgt opgevat : Bij dubbele deuren wordt één vleugel voorzien van twee ingewerkte kantschuiven uit roestvrij staal. Er worden ingewerkte sluithulzen uit roestvrij staal geplaatst voor de bovenen ondersluiting. Samengestelde buitendeurgehelen worden als volgt opgevat : De deurgehelen bestaan uit meerdere elementen verbonden door vaste tussenprofielen. De elementen moeten steeds een voldoende hoge stijfheid bezitten zodat het aantal bevestigingen beperkt kan blijven. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de verzorgde afdichting van de verbinding van de tussenprofielen. De vaste holle tussendwarsregels moeten daartoe worden afgewaterd. De samenstelling van de deurgehelen wordt verduidelijkt op de plannen en/of in de detailstudies. De verschillende delen worden tot een vormvast geheel aan elkaar verbonden.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 192/343
Uitvoering Algemeen De bouwmaten zoals opgegeven op de plannen en in de meetstaat zijn deze van de ruwbouw zoals hij moet uitgevoerd worden en zijn dus louter indicatief. De opdrachtnemer dient zelf ter plaatse de juiste maten te nemen, alvorens tot vervaardiging van de elementen over te gaan. Opstelling Het buitenschrijnwerk wordt symmetrisch in de opening geplaatst en in functie van de aansluiting op de vereiste afstand van de ruwbouw aangebracht. De opstelling is perfect loodrecht, waterpas en in horizontale richting in de as gezet, met inachtneming van de maximale afwijking ten aanzien van de as- en stramienlijnen, alsook peilmaten volgens TV 188 § 5.1.1. Indien het gewoon parementwerk betreft wordt, afhankelijk van de secties van het raamkader, minstens 20 tot 30 mm van het raamprofiel achter de dagkant van de ruwbouw geplaatst; de ruwbouw zelf voorziet daartoe steeds een aanslag van circa 50 mm met een maximale afwijking van 5 mm. De voegen tussen het schrijnwerk en het parement zullen minimum 5 en maximum 10 mm bedragen. Verankering aan de ruwbouw De bevestiging moet zo gebeuren dat de belasting van de ramen wordt overgedragen op de ruwbouw, waarbij zettingen van het gebouw geen invloed mogen hebben op het buitenschrijnwerk. De bevestiging gebeurt d.m.v. doken of rechtstreeks in de muur met pluggen en schroeven. Alle bevestigingsmiddelen zijn vervaardigd uit roestvast of verzinkt staal (minimum 275 g/m²). Het aantal bevestigingspunten, de plaats en de wijze van verankering, moeten dusdanig worden gekozen dat de krachten, die op het gevelelement worden uitgeoefend, op de constructie kunnen worden overgedragen en voldoende zijn om zonder blijvende vervorming aan een normale winddruk volgens NBN EN 1991-1-1, en het nationaal toepassingsdocument (NTD) dat erop betrekking heeft, en elke andere eventuele belasting te weerstaan. Het schrijnwerk wordt dusdanig bevestigd dat de te voorziene voegafdichtingen kunnen worden aangebracht tussen het schrijnwerk en de ruwbouw. Om iedere koudeoverdracht tussen de muren en de ramen te voorkomen moeten de ankerstukken daarbij in principe steeds bevestigd worden achter de spouwisolatie.. Een gebeurlijke bevestiging tegen het buitenspouwblad (blokramen) kan enkel worden toegestaan wanneer speciaal geïsoleerde ankerstukken worden gebruikt. Het aantal bevestigingspunten voor de verticale stijlen en de boven- en onderregels van het vast kader dient minimaal te beantwoorden aan de voorschriften zoals opgenomen in de ATG. In alle andere gevallen worden minimaal voorzien: • in de hoogte: minstens twee op ongeveer 20 cm afstand van elke hoek, ter hoogte van de scharnieren en verder met maximale tussenafstanden van respectievelijk: 100 cm voor houten ramen, 75 cm voor metalen ramen en 60 cm voor PVC - ramen. • in de breedte: minimum één bevestiging per 1 m breedte en minimum een bevestiging ter hoogte van elke tussenstijl en op de plaatsen die het meest belast worden, om zo vervorming van het stuk te voorkomen. • extra bevestigingen kunnen desgevallend noodzakelijk zijn om te voldoen aan bijzondere eisen, gesteld i.f.v. de beglazing.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 193/343
Aansluiting met de ruwbouw Het buitenschrijnwerk moet over de gehele omtrek van de ruwbouw geïsoleerd worden. De afdichting van de naden tussen het vast kader, de gevel en/of tussen de kozijnen onderling, dienen daarbij een perfecte water- en tochtdichte aansluiting met de ruwbouwconstructie te garanderen. De kozijnaansluitingen worden hiertoe van een dubbele afdichting voorzien: een waterkering aan de buitenzijde (voegbodem+kit) en een tochtdichte afwerking aan de binnenzijde. De ramen die rechtstreeks in het parament zouden worden geplaatst (blokramen), dienen bij montage te worden voorzien van aangepaste waterkerende scheidingslagen en/of profielen (zoals aangegeven op de detailtekeningen of ter plaatse gegeven). De dichtheid wordt verwezenlijkt door gebruik te maken van, aan de voegbreedte en aard van de hechtvlakken aangepaste, voegdichtingsbanden en elastische kitvoegen. De hechtvlakken moeten droog en stofvrij zijn. Mortelspatten en dergelijke worden vooraf zorgvuldig verwijderd. • Ter hoogte van de dorpels door een afdichtingstrook, die gedeeltelijk wordt samengedrukt zodat een wind- en waterdichte afdichtingvoeg gevormd wordt. De voegen dienen dusdanig te worden opgevat dat er geen water op kan blijven staan. De afdichtingstrook wordt afgewerkt met een elastische voegkit. • Bovenaan en aan de zijkanten van het buitenmetselwerk door een zwelband, die als drager voor de op te spuiten afdichtingkit dient. Elastische voegen mogen slechts in twee richtingen aanhechten, daartoe dienen ze te worden aangebracht op een steunvlak (voegbodem) die geen aanhechting aan de voeg biedt. De voegdichtingsbanden worden in zo groot mogelijke lengten en rechtlijnig verwerkt. Zij zijn vóór plaatsing samengedrukt (tot circa 15-20% van hun aanvankelijke dikte), zwellen na plaatsing langzaam op en sluiten de voeg slagregendicht af. De breedte van de dichtingband (= diepte van de voegvulling) bedraagt minstens 20 mm. De dikte van de voeg bedraagt minimum 5 mm en maximum 10 mm. Zij worden geplaatst voor de montage van de raamkaders in de ruwbouw, volgens de voorschriften van de fabrikant. Het materiaal van de voegbodems dient chemisch verenigbaar te zijn met de aard van de voorziene profielen, oppervlaktebehandelingen en de elastische afdichtingkit. Zij worden voorzien uit polyethyleenschuim (geslotencellig). De vereiste klasse van de elastische kitten en de afmetingen van de voegen worden bepaald in functie van de verschillende omstandigheden die op het buitenschrijnwerk kunnen inwerken. Enkel afdichtingskitten met een technische goedkeuring ATG of gelijkwaardig mogen gebruikt worden (aanbevolen klasse F15 of F20 LM volgens STS 56.1). De kleur van de voeg is aangepast is aan de kleur van het schrijnwerk en/of het metselwerk en wordt gekozen door de leidende ambtenaar. De afwerking langs de binnenzijde (omkastingen, raamtabletten, …) mag pas worden aangebracht na controle van de isolatie door de leidende ambtenaar. De resterende spatievoegen tussen het schrijnwerk en de binnenzijde van de ruwbouw wordt volledig opgestopt met een rotbestendig isolerend materiaal, tot algehele winddichtheid : • hetzij opgespoten met polyurethaanschuim. • hetzij opgevuld met een gebakeliseerde minerale wol. De binnenafwerking wordt op een gepaste wijze volgens de aard van het afwerkingmateriaal van de binnenvlakken (bepleistering / betegeling / parement / raamomkasting / ...) en volgens de richtlijnen van de leidende ambtenaar afgewerkt, bv. met een stopprofiel, sluitlatje; de opspuiting met een elastische kit is inbegrepen. Toleranties De toleranties zijn conform de ATG en beantwoorden volgens NBN B 25-002-1 aan onderstaande criteria: • De toegelaten maatafwijkingen op de breedte en de hoogte van de opengaande vleugels, gemeten onderin de glassponningen, bedragen maximaal + 1 mm, verhoogd met 0,5 mm per aanvullende meter breedte of hoogte.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 194/343
• Inzake haaksheid van de opengaande vleugels mogen de lengteverschillen van de diagonalen, gemeten onderin de beglazingssponningen niet meer bedragen dan + 2 mm, verhoogd met 0,5 mm per aanvullende meter diagonaallengte, met een maximum van 3 mm. Meting Meeteenheid: Per stuk voor in meetstaat vermelde oppervlakte m² voor de prijsconsequentie als de oppervlakte afwijkt van de in de meetstaat bij “stuk” vermelde oppervlakte, uitgesplitst per type, en standaard voorzien van (en dus inbegrepen in de prijs): • het standaard beslag, beschreven onder rubrieken G.1.2 - hout, G.1.3 - aluminium en G.1.4 - kunststof, aangevuld met de artikels onder rubriek G.1.5 - hang & sluitwerk • de hierna vermelde in het bestek beschreven standaard beglazing, voor ramen zijnde verbeterde isolerende beglazing, zoals beschreven onder rubriek G.2.3.2. voor deuren zijnde verbeterde isolerende veiligheidsbeglazing, zoals beschreven onder rubriek 0. • ingeval in de bestelling afgeweken wordt van bovenstaande standaardvoorzieningen, zal de verrekening in min of in meer gebeuren aan de hand van de eenheidsprijzen voor de diverse posten hang- en sluitwerk, beglazing, vulpanelen,…. Meetcode: netto ontwikkelde oppervlakte van de dagopeningen.
G.1.2. Houten buitenschrijnwerk (afzelia): Materialen Houtsoorten De ramen worden vervaardigd, naar keuze van de leidende ambtenaar, en in onderling overleg met de opdrachtnemer, uit volgende houtsoort: Houtsoort
Gemiddelde volumemassa (kg/m3)
Stijfheid (X10³MPa)
Afzelia
800
16
E.
Mod.
Duurzaamheidklasse I
Duurzaamheidsklassen Overeenkomstig NBN EN 350 worden onderstaande duurzaamheidsklassen gehanteerd, geldend voor Europese klimaatsomstandigheden, waaraan een gebruiksduur wordt gekoppeld, op basis van het gedrag van het hout in contact met de grond (gemeten voor paal met sectie 100 mm). Kwaliteit van het hout Het gebruikte hout is van schrijnwerkkwaliteit volgens NBN B 25-002-1 en STS 04.2, aangevuld met de zichtklassen volgens NBN EN 942. De vochtigheid in de kern van het te verwerken hout bedraagt maximaal 14% met een tolerantie van 2%, moet de dimensionele stabiliteit van het buitenschrijnwerk waarborgen en verenigbaar zijn met de voorziene afwerking. Het hout moet een natuurlijke droging ondergaan hebben gedurende een periode van minstens 6 maanden. Het verwerkte hout is rechtdradig (maximaal 5% helling) volgens NBN B 25-002-12.3. Het hout is vrij van hart, spint, kwasten, tussenschors, scheuren, onechte kernen met verrotting, dubbelspint, draaigroei, vellingbreuk, wonden, wormsteken, wormgang, rot, vuur, merg en wankanten. Houtbescherming en afwerking Vóór de plaatsing wordt alle buitenschrijnwerk ontvet met cellulosethinner en wordt het hout overeenkomstig de respectievelijke natuurlijke duurzaamheid van het kernhout (tabellen 2&4 van NBN B 25-002-14.8) verduurzaamd met een procédé C1, volgens STS NBN B 25002-14.33. Het procédé moet verenigbaar zijn met de voorziene afwerking. Een ATG-attest van het houtverduurzamingsproduct wordt voorgelegd aan de ontwerper.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 195/343
De behandelingen worden voor plaatsing in de werkplaats uitgevoerd zodat de bescherming van de profielen volledig is. Afwerking van alle zichtvlakken: niet in de prijs te begrijpen. De afwerklagen worden voorzien in Deel J – Schilderwerken. Vorm en afmetingen van de profielen De minimum geschaafde houtafmetingen bedragen, rekening houdend met de gestelde prestaties, de berekeningsnota's, de samenstelling van vaste en opengaande delen, het hang- & sluitwerk alsook de dikten van het glas en de vulpanelen. • voor ramen: minimum 82x58 mm, vleugel 79x58 mm • voor buitendeuren: minimum 82x58 mm, vleugel 117x58 mm Profilering: op voorstel opdrachtnemer. De profilering is zodanig opgevat dat: (zie ook G.1.1. – buitenramen & -deuren - algemeen) • alle opendraaiende raamdelen worden voorzien van een dubbele rondom lopende dichting met aangepaste dichtingsrubbers (neopreen / …). De middendichting verzekert de winddichtheid en verhindert alle verdere waterinfiltratie, de binnendichting zorgt voor extra akoestische demping. De dichtingen worden aangebracht in volledige lengtes, de hoeken worden gevulcaniseerd of gelast. • de glassponning verlucht wordt en voorzien van een afwatering bij dubbele beglazing (drukvereffende beglazingsmethode volgens TV 221). • condensgootjes met afwatering voorzien worden bij eventuele enkelvoudige beglazing. • nergens water op kan blijven staan (helling minimum 15°) en geen scherpe randen voorkomen. Hoeken dienen van een afronding (straal 2 mm) te worden voorzien (met het oog op het voorkomen van plaatselijk minder behandelde zones bij oppervlaktebestrijking). Samenvoeging van de profielen Het schrijnwerk zal uitsluitend in het atelier worden voorbereid. De opdrachtnemer verbindt er zich toe in zijn atelier steeds een temperatuur van 18 tot 20 graden Celsius te behouden. De verbindingen van het houtschrijnwerk zijn als volgt opgevat : • Bij de keuze en samen voeging van de stukken dient rekening te worden gehouden met de mogelijke werking van het hout (vezelrichting, …). • De verbindingen van de hoeken alsook van de uiteinden worden uitgevoerd met dubbele pennen of vingerlasverbindingen en verlijmd met behulp van een watervaste lijm (type 72-100). • Onderdelen voor het hang- en sluitwerk van opengaande raamdelen worden geschroefd bevestigd in het profiel, de onderdelen moeten instelbaar en vervangbaar zijn. • Alle ingewerkt beslag is verzinkt of gechromateerd en de verschillende onderdelen die ingewerkt worden in het hout, worden tijdens het inbouwen bestreken met een dikke laag kogellagersvet. Alle mechanische bevestigingsmiddelen (nagels, vijzen, etc...) zijn uit roestvast staal. • De houtverbindingen worden na verlijming aan mekaar geschroefd met inox schroeven welke ingedreven worden, hetzij geklonken met ingedreven kruispennen uit gegalvaniseerd staal. • De gemaakte gaten worden opgevuld met kneedbare houtmastiek en/of afgedicht met ingelijmde houten stoppen. • Het hout wordt op alle vlakken geschaafd, de zichtbaar blijvende vlakken worden bewerkt en glad geschuurd tot alle sporen van werktuigen en bewerkingen zijn verdwenen. Na afwerking mogen de profielen geen scherpe randen meer vertonen. • De glaslatten worden aan de binnenzijde van het raam, verdoken bevestigd en meten geschaafd minimaal 15x20 mm. De nagelgaten ter bevestiging van de glaslatten dienen dadelijk na plaatsing met aangepaste houtplamuur bijgewerkt te worden; de eventueel zichtbare schroeven dienen met de grootste regelmaat te worden geplaatst.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 196/343
Raam & deurtypes Overeenkomstig rubriek G.1.1 en de aanduidingen in de samenvattende meetstaat. Hang & sluitwerk (zie ook artikel G.1.5) Ramen zijn minimaal voorzien van volgend standaard beslag: • Materiaal krukken en handgrepen: geborsteld inox, L-vormig, minstens Ø 16 mm. • Fitsen: roestvast (RVS) met een knoopdikte van minstens 11 mm. Deuren zijn minimaal voorzien van volgend standaard beslag: • een geïntegreerde tochtborstel aansluitend met de vloer; • een krukstel: dubbele kruk • scharnieren: minstens 4 scharnieren van het zware type opbouw / driezijdig regelbaar / … • een ingewerkt deurslot met centrale slotkast, voorzien van een inox profielcilinder met drie bijgeleverde sleutels. • type deurslot: minstens driepuntsveiligheidsslot met stiftsluitingen met een koers van 20 mm. Aantal sluitpunten in functie van de afmetingen van het deurblad en comform de ATG-richtlijnen Beglazing (zie hoofdstuk G.2 en rubriek G.1.1) De buitendeuren zijn maximaal beglaasd. De standaard te voorziene beglazing beantwoordt aan de beschrijving van rubriek 0. Uitvoering De plaatsing van de ramen gebeurt overeenkomstig artikel G.1.1 buitenramen & -deuren algemeen. Opstelling: minimum 20 mm achter de dagkant van de ruwbouw, hetzij overeenkomstig detailtekeningen. Verankering ruwbouw: zonder beschadiging van de profielen, onzichtbaar na afwerking van het schrijnwerkelement. Aansluiting ruwbouw: compri-band (PE) en een elastische kit volgens STS 56.1, kleur: naar keuze van de leidende ambtenaar Spouwaansluiting binnenzijde: opspuiting met polyurethaanschuim of opvulling met minerale wol
G.1.3. Aluminium buitenschrijnwerk - thermisch onderbroken / gemoffeld Profielen Alle raamgehelen dienen te beschikken over een doorlopende BUtgb-goedkeuring met certificaat voor de lucht- en waterdichtheid, de windweerstand en het thermisch onderbrekingssysteem. Om de functionaliteit en de duurzaamheid van een afgewerkt raam te garanderen, worden in de ATG niet enkel de algemene prestaties (lucht-, waterdichtheid, etc.) geëvalueerd, maar wordt er tevens nagegaan of elk onderdeel in staat is aan de belastingen te weerstaan. De aluminiumprofielen zijn onder extrusie getrokken kamerprofielen zonder zichtbare lasnaden. • Legering Al Mg Si 0,5, volgens NBN P 21-001, DIN 1725 en NBN EN 12020; • Mechanische karakteristieken volgens het kwaliteitshandboek; • Toleranties volgens het kwaliteitshandboek; • Wanddikte van de draagprofielen : Tussen 1,6mm en 2,5 mm). Alle vaste en beweegbare profielen zijn thermisch onderbroken conform volgende voorwaarden : • er mag geen enkele thermische brug ontstaan tussen het buitenste- en binnenste profiel; • er mogen geen blijvende vervormingen optreden; de stevigheid van de thermische voeg is zodanig dat de gekoppelde profielen kunnen beschouwd worden als één geheel en bestand tegen intensief gebruik.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 197/343
• de verbindingen moeten in staat zijn de verschillende thermische uitzettingen tussen buitenste- en binnenste profiel op te vangen zonder blijvende vervorming of destabilisering van het profiel. • Alle thermisch onderbroken profielen dienen een U-frame waarde van maximaal 1,9 W/m2K te behalen. Zij voldoen aan de UEAtc-richtlijn "Vensters met metalen profielen met verbeterde thermische prestaties". De thermische isolatie van de profielen kan proefondervindelijk worden vastgesteld door metingen, of door berekening volgens de Europese normen NBN EN ISO 10077-2 of NBN EN 12412-2. Elk raamgeheel (inclusief beglazing) dient bovendien een U-waarde beter dan 2,5 W/m2K te garanderen. De thermische onderbrekingen worden uitsluitend gerealiseerd door de systeemleverancier en nooit in de werkplaats van de aluminiumschrijnwerker. De thermische onderbrekingswijze beantwoordt aan een van onderstaande systemen : • De thermische onderbreking van de profielen wordt gerealiseerd door het uitharden van ingegoten of geïnjecteerd polyurethaanhars, na uitharding worden de boven- en onderzijde van de isolatiekamer weggefreesd. De profielen worden ontdaan van resterende bramen. • Twee afzonderlijke profielen worden verbonden d.m.v. duurzame kunststofstrips (glasvezelversterkte polyamidestrips, PVC, …), d.m.v. van speciale technieken geklemd in de twee helften van het samengesteld profiel (deze methode maakt ook het gebruik van verschillende kleuren voor binnen- en buitenkant van het profiel mogelijk). Aluminiumplaten zijn uit Al Mg3 volgens NBN EN 573-3, NBN EN 485-4 en DIN 1748. De aluminiumlegering voor de bijhorende bevestigingsstukken, het hang- & sluitwerk, en de verbindingsmoffen zijn van het type Al Mg Si1, met legeringen van 1e smelting. Vorm, type en afmetingen van de profielen Alle bewegende delen zijn, overeenkomstig de prestatie-eisen, opgevat uit profielen van minstens het tweekamer-type. Behoudens andere aanduidingen zijn de profielen van het vlakke type, hetzij met verdoken vleugel, waarbij kader- en vleugelprofielen in hetzelfde vlak liggen. Om een goede kantendekking bij het coaten te krijgen, dienen de hoeken van geëxtrudeerde profielen aan de buitenzijde van de gevels te zijn voorzien van een afrondingsstraal van minimaal 0,5 mm. Indien snij- en knipranden van te lakken platen voor buitentoepassing scherpe kanten vertonen, moeten deze voor de oppervlaktebehandeling tweezijdig worden gebroken. De koude en de warme kant van de aanslagen worden gescheiden door een soepele kunststof dichtingslip. Deze middendichting in de isolatiezone bevindt zich steeds in hetzelfde vlak en is zo ontworpen dat zij zorgt voor de drukegalisatie tussen de binnen- en buitenzijde van het profiel. De dichting zorgt ervoor dat het raam over de hele omtrek winden waterdicht is. Een tweede dichting wordt bovendien aangebracht aan de binnenzijde van de opengaande delen. De dichtingprofielen in de aanslagen zijn uit EPDM, EPT of een gelijkwaardig product. Ze zijn bestand tegen verouderingsverschijnselen en atmosferische invloeden, en blijvend elastisch. De dichtingen worden in volledige lengtes ingeklemd in de profielgroeven en worden in de hoeken in verstek gesneden en gevulkaniseerd. Ze zijn zodanig geplaatst dat ze langdurig voldoen aan de gestelde eisen en moeten makkelijk uitwisselbaar zijn. Alle raamtypes moeten voorzien zijn van een drainagesysteem in de onderregels of in de horizontale profielen. Om een goede waterdichtheid te verzekeren zijn de profielen zo ontworpen dat drukegalisatie optreedt in de koude kamer. De drainageopeningen van vleugel en buitenkader moeten verspringen t.o.v. elkaar. Voor een raambreedte van 100 cm worden minimum twee openingen voorzien, voor elke bijkomende 50 cm wordt een extra opening aangebracht. Ze zijn zoveel mogelijk blind aangebracht (minimum diameter 8 mm of sleufgaten van circa 5x15 mm). De profielen beantwoorden aan de EURONUT-maatvoering, zodat de meeste Europese types van hang- & sluitwerk, voorzien van gestandaardiseerde profielgroeven ingebouwd kunnen worden.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 198/343
Nominale afmetingen van de afgewerkte stukken, uitgedrukt in mm (zonder decimaal). • Hoogte van het profiel: aangepast aan de afmetingen. • Bouwdiepte van het profiel: minimum 50 mm voor de buitenkaders en minimum 55 mm voor de vleugels (te vergroten in functie van de over te dragen winddruk en van het traagheidsmoment van de profielen). • Breedte van het profiel : volgens afmeting van de opengaande delen of overeenkomstig berekeningsnota De sponninghoogte van de profielen bedraagt 20 tot 22 mm. De geëxtrudeerde glaslatten (20-22 mm) zijn vervaardigd uit dezelfde legering als de basisprofielen. Ze clipsen over de volledige profiellengte vast. De glaslatten kunnen inspringen ten opzichte van de vleugel, zodat ze in hetzelfde vlak liggen als de vaste kader, of kunnen in hetzelfde vlak geplaatst worden als de vleugel. Het systeem laat toe om glasdiktes tot 36 mm te plaatsen. Samenvoeging / fabricatie Voor de verwerking, behandeling en plaatsing van voorgevormde profielen houdt men steeds rekening met de voorschriften van de systeemleverancier. Alle profielen, zowel de buis- als de open profielen worden door dezelfde fabrikant geleverd. Waar verschillende metalen of andere materialen samenkomen moet het optreden van mogelijke (elektro-)chemische beschadiging worden voorkomen. Overeenkomstig STS 36 worden alle stalen voorwerpen en structuren die in aanraking komen met het aluminium schrijnwerk gemetalliseerd (klasse Zn80) ofwel gegalvaniseerd (EN ISO 14713-1 (en -2) - EN ISO 1461). Contact met niet-magnetisch roestvrij staal, bv. 18/8 geeft geen problemen. Schroeven, bouten en moeren zijn dienaangaande uitsluitend van roestvast staal. Het beslag wordt uitsluitend vervaardigd van aluminium, roestvast staal of polyamide. In geen geval wordt gechromateerd staal toegelaten bij aluminium schrijnwerk. Alle samenvoegingen worden gerealiseerd met behulp van standaard hulpstukken van dezelfde fabrikant als de profielen en volledig aangepast aan de nodige verbindingen. De profielen worden braamloos gezaagd; T-verbindingen worden volledig passend uitgefreesd zodat zij de profilering van de dwarsprofielen volgen. Alle zaagsneden of gefreesde oppervlakken zullen vooraf een waterdichte behandeling ondergaan met een speciaal anticorrosief product. De hoeken worden d.m.v. pneumatische persing met gekartelde hoekstukken en/of aluminium hoeken verbonden. Om de verstekken vlak te houden mogen platte winkelhaken geplaatst worden. Deze hoek en T-verbindingen doen geen afbreuk aan de isolatieeigenschappen van de constructie. Teneinde een goede dichting te bekomen worden de verstekken gelijmd met een duurzame twee-componenten lijmsoort. De voegen worden volledig waterdicht gemaakt. Bij het infrezen van de beslagonderdelen mag niét geraakt worden aan de isoleerstrippen van de thermische onderbreking. Sloten en sluitpanelen moeten volledig in het aluminiumprofiel worden ingewerkt. Oppervlaktebehandeling Alle structuren en tussenstijlen ter versteviging, alsook de glaslatten, ondergaan dezelfde beschermende behandeling, geschikt voor aluminium, volgens de richtlijnen van het kwaliteitshandboek. Het oppervlak van profielen dient na voorbehandeling vrij te zijn van grafietresten en corrosiehuid. Alle profielen worden behandeld in een gemoffelde (tweelagen) uitvoering voor agressieve milieus, drager van het QUALICOAT-label. De behandeling omvat een pre-anodisatielaag en een laklaag op basis van polyesterpoeder. Bij de constructie van de ramen worden alle gezaagde of gefreesde oppervlakten (verstekken, drainagegaten,...) na ontvetting met een speciaal anti-corrosie product beschermd. De toepassing van dit product dient te gebeuren conform de instructies van de leverancier.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 199/343
Kleuren: te kiezen uit volledige RAL kaart • Kleurtint van het buitenprofiel : vrije keuze standaardgamma van de fabrikant • Kleurtint van het binnenprofiel : vrije keuze standaardgamma van de fabrikant Overeenkomstig het Qualicoat-label geldt voor alle systemen dat de laklaag in het directe zichtvlak vrij moet zijn van storende effecten zoals ruwheid, rimpels, uitzakkingen, overmatige sinaasappelhuid, insluitingen, kraters, stof, blaasjes, verbrande plekken, matte vlekken, krasjes en dergelijke, welke bij daglicht met het blote oog, loodrecht op het oppervlak gezien, op een afstand van 3 meter als storend kunnen worden waargenomen. Raam & deurtypes Overeenkomstig rubriek G.1.1 en de aanduidingen in de samenvattende meetstaat Hang & sluitwerk (zie ook artikel G.1.5) Het hang- & sluitwerk is ingebouwd en maakt de voorgeschreven openingsrichting mogelijk. Draaipunten van raamkrukken, espagnoletten, uitzetters en dergelijke moeten tegen corrosie zijn beschermd. De zichtbare onderdelen zijn van dezelfde kleur en afwerking als de profielen. Ramen zijn minimaal voorzien van volgend standaard beslag : • Materiaal krukken en handgrepen: geborsteld inox, L-vormig, minimum Ø 16 mm • Scharnieren / Paumellen: aluminium ALMgSi 0,5 F22 / G ALMg 3 volgens STS 36.14.13 gemoffeld in dezelfde tint als het schrijnwerk • Sluitpunten ramen: in functie van de afmetingen conform ATG • Deuren zijn minimaal voorzien van volgend standaard beslag : • een geïntegreerde tochtborstel aansluitend met de vloer; • een krukstel: dubbele kruk • scharnieren: minstens 4 scharnieren van het zware type opbouw / driezijdig regelbaar / … • een ingewerkt deurslot met centrale slotkast, voorzien van een inox profielcilinder met drie bijgeleverde sleutels. • type deurslot: minstens driepuntsveiligheidsslot met stiftsluitingen met een koers van 20 mm. Aantal sluitpunten in functie van de afmetingen van het deurblad en comform de ATG-richtlijnen Beglazing (zie hoofdstuk G.2 en rubriek G.1.1) De buitendeuren zijn maximaal beglaasd. De standaard te voorziene beglazing beantwoordt aan de beschrijving van rubriek 0. Dichting beglazing: drukvereffende beglazingsmethode d.m.v. een elastische kit, kleur: naar keuze van de leidende ambtenaar Uitvoering De plaatsing van de ramen gebeurt overeenkomstig artikel G.1.1 buitenramen & -deuren algemeen, aangevuld met de uitvoeringsvoorschriften van de fabrikant en richtlijnen van de ATG. Alle verankeringen, voor zover niet vervaardigd uit roestvrij staal of aluminium, dienen afdoende tegen corrosie te zijn beschermd volgens NBN B 25-002-1 art. 52.07 en mogen zelf ook geen aantasting aan het aluminium gevelelement veroorzaken. De aansluiting tussen de thermische onderbreking in het aluminium buitenschrijnwerk en de thermische isolatie in de bouwconstructie dient nauwkeurig en overal perfect aansluitend te geschieden. De plaatsing van de voorziene beglazing en/of vulelementen zal uitgevoerd worden overeenkomstig de voorschriften van de profielenfabrikant aangevuld met die van de glasfabrikant. Voor aansluiting van het binnen- en buitenpleisterwerk met de aluminiumconstructie is de toepassing van aangepaste ’stopprofielen’ aangewezen.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 200/343
In de afwerkingfase, na de montage van de aluminium constructies, dienen de nodige voorzorgen genomen te worden om beschadigingen van het aluminium te voorkomen. • Opstelling: minimum 20 mm achter de dagkant van de ruwbouw. • Verankering ruwbouw: onzichtbare bevestiging d.m.v. regelbare klemstukken in aluminium of roestvast staal • Aansluiting gevelafwerking: compri-band (PE) en een elastische kit volgens STS 56.1, kleur naar keuze van de leidende ambtenaar • Spouwaansluiting binnenzijde: opspuiting met polyurethaanschuim of opvulling met minerale wol • Dichting beglazing: drukvereffende beglazingsmethode d.m.v. een dichtingsprofiel of elastische kit
G.1.4. PVC buitenschrijnwerk Het betreft raam- en deurgehelen samengesteld uit in de massa witte PVC-profielen. Indien de Leidende Ambtenaar een andere kleur wenst, zullen de profielen voorzien worden van een gekleurde folie met houtnerfstructuur. Hiervoor zal een toeslag betaald worden. Profielen Alle voorgestelde modellen dienen te beschikken over een BUtgb-attest op lucht- en waterdichtheid, windweerstand en isolatiesysteem. Om de functionaliteit en de duurzaamheid van een afgewerkt raam te garanderen, worden in de ATG niet enkel de algemene prestaties (lucht-, waterdichtheid, e.d.) geëvalueerd, maar wordt tevens nagegaan of elk onderdeel in staat is aan de belastingen te weerstaan. De hoofdprofielen dienen versterkt te worden overeenkomstig de voorschriften van de betreffende ATG. Profielen: Grondstoffen - Compound De profielen zijn vervaardigd uit geëxtrudeerde holle profielen in hard niet-geplastificeerde PVC. De gebruikte PVC-grondstof en het profielsysteem beschikken samen over een technische goedkeuring BUtgb. Het gebruik van hoofd- en nevenprofielen met ingewerkte recycling delen is evenwel toegestaan, mits deze delen niet zichtbaar zijn bij een open en/of een gesloten raam, aangezien deze delen een uniforme andere kleur kunnen hebben. Deze PVC-samenstelling dient eveneens te beschikken over een BUtgb-attest. Ten aanzien van de kleurstabiliteit van de buitenzichtvlakken, wordt een garantie verstrekt van 10 jaar, waarin maximaal een verkleuring tot grijsschaal 4 volgens ISO 105/A03 (witte profielen) wordt toegestaan. De vereiste kleurstabiliteit kan o.a. worden gewaarborgd door een voldoende hoeveelheid titaandioxide in de grondstof. Alle thermisch onderbroken profielen dienen een U-frame waarde van maximaal 1,7 W/m2K te behalen. Profielen : Vorm - Type - Afmetingen De aangewende profieltypes houden rekening met de gestelde prestaties, de berekeningsnota's, de samenstelling van de vaste en opengaande delen, de dikten en gevraagde prestaties van het glas en de vulpanelen, conform de richtlijnen van het ATGattest. Alle hoofdprofielen beschikken over een hoofdkamer die voldoende ruim bemeten is voor het inbrengen van de nodige metalen versterkingsprofielen. De weerstandsprofielen en de verstevigingprofielen verzekeren samen de mechanische weerstand van het schrijnwerk. De doorbuiging mag maximum 1/300 bedragen. De berekening van de versterkingsprofielen zal gedaan worden volgens de methode omschreven in het informatieblad 1997/6 van het BUtgb. De nodige berekeningsnota's en uitvoeringstekeningen met detailopgave van de gebruikte profielen, versterkingen, enz. worden op vraag voorgelegd aan de ontwerper. De sponningvorm moet geschikt zijn voor de voorziene beglazing en/of vulelementen.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 201/343
Nominale afmetingen van de afgewerkte stukken, uitgedrukt in mm: • wanddikte van de weerstandsprofielen (buitenwanden): nominaal minimum 2,8 mm (zichtvlakken) ~ hetzij minimum conform aan de klasse A of B volgens de norm NBN EN 12608. • profieldiepte, loodrecht gemeten op de beglazing: minimum 58 mm. • profielhoogte: overeenkomstig raam en/of deurtype volgens ATG Voor de vaste kaders en opengaande vleugels zullen profielen met normale afmetingen gebruikt worden. Voor kleine raamelementen (WC-raampjes, ...) dienen zoveel mogelijk smalle profielen gebruikt worden, hetgeen toelaat een slanker raam met groter glasoppervlak te verkrijgen. De profilering en de sectie van de opengaande delen realiseert minimaal een aanslag voorzien van dichtingsbanden. Enkel originele dichtingen, zoals voorgeschreven door de profielleverancier, en verwerkt volgens zijn voorschriften, mogen aangewend worden. Ze dienen deel uit te maken van de technische goedkeuring van het profielsysteem. Profielen : Samenvoeging & Montage De samenvoeging van de profielen moet een stabiele en waterdichte verbinding waarborgen overeenkomstig NBN EN 514. De hoeken worden thermisch gelast, conform de richtlijnen van de profielleverancier. De lasnaden worden, overeenkomstig het bijzonder bestek, hetzij gegroefd (max. 0,5 mm diep en max. 4 mm breed), hetzij begrensd afgestoken, hetzij afgestoken en over het ganse profieloppervlak gepolierd (enkel toepasbaar voor in de massa gekleurde profielen). T-stijlen mogen evenwel mechanisch verbonden worden, voor zover althans het toegepaste procédé een geëigende BUtgb technische goedkeuring verkreeg. Alle gebruikte spuitgietstukken dienen in de technische goedkeuring van de systeemhouder opgenomen te zijn, teneinde een uniforme kleur met de hoofdprofielen te waarborgen. Drainerings- / Decompressie- / Condensatieafvoersleuven: Conform de ATG en de respectievelijke voorschriften van de profielleverancier. Specificaties • Kleur: standaard wit (benaderend RAL 9003 of 9010 of 9016). Indien de Leidende Ambtenaar een andere kleur wenst, zullen de profielen voorzien worden van een gekleurde folie met houtnerfstructuur. Hiervoor zal een toeslag betaald worden. • Lasnaden: gegroefd, begrensd afgestoken of over het ganse profieloppervlak gepolierd • Elastische glasdichtingsprofielen: wit Raamypes Overeenkomstig rubriek G.1.1 en de aanduidingen in de samenvattende meetstaat Hang & sluitwerk (zie ook artikel G.1.5) Ramen zijn minimaal voorzien van volgend standaard beslag: • Materiaal krukken & handgrepen: geanodiseerd aluminium, overtrokken met witte kunststof in het kleur van de ramen, L-vormig, minimum Ø 16 mm • Scharnieren / Paumellen: vervaardigd uit staal, met een knoopdikte van minstens 11 mm, overtrokken met witte kunststof • Sluitpunten ramen: in functie van de afmetingen conform ATG Uitvoering Het leveren en plaatsen van ramen beantwoordt aan de voorschriften van NBN B 25-002-1. Het leveren en plaatsen van deuren beantwoordt aan de voorschriften van STS 53-1 en artikel G.1.1 buitenramen & -deuren - algemeen. • Opstelling: minimum 20 mm achter de dagkant van de ruwbouw.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 202/343
• Verankering: corrosiebestendige bevestigingsmiddelen conform plaatsingsvoorschriften ATG. • Aansluiting gevelafwerking: compri-band (PE) en een elastische kit volgens STS 56.1, kleur: naar keuze van de leidende ambtenaar • Spouwaansluiting binnenzijde: opspuiting met polyurethaanschuim of opvulling met minerale wol
G.1.5. Hang- & sluitwerk Omschrijving De post hang- & sluitwerk omvat de levering en de plaatsing van alle voorziene hang- & sluitwerk, d.w.z. van de organen voor het bedienen, equilibreren, afhangen, geleiden, sluiten en vergrendelen, … Materialen Algemeen Het hang- & sluitwerk maakt de voorgeschreven openingsrichting mogelijk. Er wordt gebruik gemaakt van paumellen, scharnieren, taatspotten, sluit- en klemonderdelen. Zij zijn vervaardigd uit materialen aangepast aan de te vervullen functie en verenigbaar met het materiaal van de profielen. Ingeval van metalen profielen zijn ze doeltreffend beschermd om elektrolytische koppels te vermijden. Alle pennen, schroeven en hulp- en bevestigingstukken zijn uit roestbestendig staal. Het hang- & sluitwerk wordt door de fabrikant van de ramen voorgesteld in functie van het gewicht en de afmetingen van de ramen en deuren. De constructeur kan steeds verplicht worden de voorgestelde keuze van het hang- & sluitwerk te verantwoorden. Van alle hang- & sluitwerk, scharnieren, krukken, rozetten, sloten en mogelijke kleine hulpstukken dienen op aanvraag de nodige modellen ter goedkeuring te worden voorgelegd aan het Bestuur. Uitvoering Het hang- & sluitwerk dient maximaal ingewerkt te worden, doch gemakkelijk vervangbaar te zijn. De sluitorganen worden zo opgesteld dat zij een makkelijke ergonomische bediening toelaten door één persoon, waarbij de bedieningskrachten steeds kleiner moeten zijn dan 200 N en de verplaatsingskracht van de raamvleugels kleiner moet zijn dan 150 N. De te monteren bedieningskrukken bevinden zich bij de ramen standaard op circa 160 cm boven de vloerpas en bij de buitendeuren op circa 105 cm boven de vloerpas. Keuring Alle hang- en sluitmechanismen moeten makkelijk, zonder speling, feilloos en geruisloos werken. Meting Aard van de overeenkomst: Pro Memorie (PM). De prijs van het hang- & sluitwerk, beschreven in de rubrieken G.1.2, G.1.3 en G.1.4 is standaard inbegrepen in de eenheidsprijs van het buitenschrijnwerk. De hiernavolgende rubrieken worden slechts uitzonderlijk aangesproken • In geval in de bestelling afgeweken wordt van het standaard in de rubrieken G.1.2, G.1.3 en G.1.4 beschreven hang- en sluitwerk; in dit geval wordt de aankoopprijs van het standaard voorziene hang- en sluitwerk in mindering, en de aankoopprijs van het voorziene hang- en sluitwerk in rekening gebracht • ingeval van vervanging van bestaand hang- en sluitwerk; in dit geval is het afnemen en verwijderen van het bestaand hang- en sluitwerk begrepen in de eenheidsprijs Meeteenheid: per stuk, volgens element
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 203/343
G.1.5.1. Hang- & sluitwerk - scharnieren & paumellen Materiaal De hoogte en de knoopdiameter van de paumellen en het aantal knopen van de scharnieren worden door de fabrikant van het schrijnwerk bepaald in functie van het gewicht van de opengaande delen. De pennen zijn uit roestvast staal gevat in nylon lagerbussen In geen geval is gechromateerd staal toegelaten. De ingevoegde slijtringen zijn uit polyamide, brons of inox. Specificaties Materiaal : • (ofwel) koud bewerkt aluminium AlMgSi of gegoten aluminium GAlmG3 volgens STS 36.14.13, gemoffeld in tint van de profielen • (ofwel) in de massa gekleurd nylon met stalen kern, in dezelfde kleur als de profielen. • (ofwel) gepolijst roestvast staal 18/8 of 18/10 met inox slijtring • (ofwel) gebichromateerd staal. Type: paumellen / scharnieren / scharnieren type 3D Knoopdiameter: minimaal 11 mm Uitvoering De ramen & deuren worden overeenkomstig de aard van de profielen gestelde eisen opgehangen • d.m.v. inlegscharnieren (ramen & deuren). • d.m.v. klembare deurscharnieren, horizontaal regelbaar. De scharnieren worden op de profielen bevestigd d.m.v. bevestigingsstukjes in de buisvormige kamers van de profielen. De scharnieren zijn in de hoogte en in de breedte verstelbaar zonder demontage van de deurvleugel. De bevestigingsschroeven worden verzorgd ingewerkt of afgedekt d.m.v. aangepaste afdekkapjes. In functie van de respectievelijke raam- en/of deurhoogte beantwoordt het aantal te voorziene ophangpunten aan de ATG-richtlijnen of worden minimaal volgend aantal scharnieren geplaatst: • hoogte van 50 tot 100 cm: minimum 2 scharnieren • hoogte van 100 tot 180 cm: minimum 3 scharnieren • hoogte van 180 tot 220 cm: minimum 4 scharnieren (buitendeuren en raamdeuren)
G.1.5.2. Hang- & sluitwerk - sloten Materiaal Slotkast – sloten - sleutels Alle sloten zitten vervat in een universele slotkast, zodat de daartoe in de deur benodigde uitsparing desgevallend ook bruikbaar is voor andere toe te passen slotfuncties. De sloten zijn in principe geschikt voor zowel linksdraaiende als rechtsdraaiende buitendeuren. De slotkasten zijn vervaardigd uit staal en zijn aan de binnen- en buitenzijde gemoffeld teneinde een bescherming tegen corrosie te verkrijgen. Alle andere metalen gedeelten zijn afgewerkt door galvanisatie of het aanbrengen van een laag cadmium. Alle bevestigingen en koppelingen zijn tegen afboren beveiligd. Ze zijn voorzien van antimanipulatiestiften. De tuimelaars zijn gelagerd. Dag- en nachtschoten zijn van messing. De sleutels van de cilinder bedienen zowel dag- als nachtslot. Per cilinder worden steeds drie sleutels meegeleverd met ring en bijhorend identificatieplaatje uit kunststof.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 204/343
Standaard toepassingen Specificaties: • Slottype: profielcilinder, vervaardigd uit vernikkeld messing • Dekplaten: uit messing / inox, model aangepast aan het type slot en deur • Aantal puntsluitingen: minimum 3 aangepast aan het het type slot en deur Speciale toepassingen Overeenkomstig de bepalingen in de bestelling worden de deuren voorzien van aangepaste panieksluitingen: te plaatsen bij nooduitgangen en andere deuren die als vluchtweg gebruikt worden. Op de deuren worden verticale stangen geplaatst die als een spanjolet de deur vergrendelen. Horizontaal worden stangen aangebracht die bij het naar beneden drukken de vergrendeling van de deur opheffen. De horizontale stangen zijn aan de breedte van de deur aangepast. Alle stangen zijn vervaardigd uit staal en zijn verzinkt. De consoles zijn vervaardigd uit staal en zijn behandeld tegen corrosie. Uitvoering De sloten moeten op een inbraakveilige wijze worden gemonteerd in de buitendeurprofielen. De uitsteek van de cilinders tov het deurvlak mag maximaal 2 mm bedragen, om afbreken van het slot te verhinderen. Zo de uitsteek meer bedraagt dient steeds een veiligheidsrozet met doorverbinding te worden geplaatst, zodat geen grip mogelijk is op de cilinder.
G.1.5.3. Hang- & sluitwerk - raamkrukken Materiaal Specificaties Materiaal : • (ofwel) koud bewerkt aluminium AlMgSi of gegoten aluminium G-AlmG3 volgens STS 36.14.13 en NBN EN 755-2. Het aluminium is natuurkleurig geanodiseerd / gemoffeld in tint van de profielen • (ofwel) in de massa gekleurde nylon met stalen kern, kleur : keuze uit gamma fabrikant • (ofwel) gepolijst roestvast staal 18/8 en 18/10. • (ofwel) gebichromateerd staal. Type: draaisysteem Secties: buisvormig Vorm: zonder terugplooi (L-vormig) Montage: met afdekplaatjes Aantal sluitpunten: minimum 3 / 5 (in functie van de afmetingen, hetzij conform de ATG-richtlijnen) Uitvoering De bedieningskrukken bevinden zich bij de ramen principieel op ca. 150 cm boven de vloerpas.
G.1.5.4. Hang- & sluitwerk - deurkrukken Materiaal Specificaties Gepolijst of geborsteld roestvast staal 18/8 en 18/10 Secties: buisvormig
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 205/343
Vorm: zonder terugplooi (L-vormig), minimum Ø 16 mm Montage: met afdekplaatjes Uitvoering De bedieningskrukken en deurtrekkers worden gemonteerd op circa 105 cm boven de vloerpas.
G.1.5.5. Hang- & sluitwerk - vaste handgrepen Materiaal Specificaties mat geborsteld inox 18/8 volgens DIN 17440 of AISI 304; uitsteek : ongeveer 75 mm (+ 5 mm) t.o.v. het deurvlak; Vorm: • • •
(ofwel) een U-vormig hol buisprofiel, uitwendige diameter: circa 25 mm, lengte gemeten tussen de bevestigingspunten: minstens 350mm mm (ofwel) een halfcirkelvormig hol buisprofiel, uitwendige diameter : circa 30 mm, hoogte gemeten tussen de bevestigingspunten: minstens 350mm (ofwel) een recht buisprofiel, Uitwendige diameter: circa 30 mm, Buis met 2 voorzieningen voor het vastmaken van 2 afstandshouders. Leveren en plaatsen van 2 niet haaks op het deurblad te bevestigen afstandshouders met passende diameter met passende voorzieningen voor verankering met deurblad en onzichtbare vastzeting aan het recht buisprofiel. Leveren en plaatsen van passende stop op elk uiteinde van de verticale buis.
Uitvoering Montage volgens de voorschriften van de fabrikant. De handgrepen zijn geschikt voor enkelzijdige montage, d.m.v. schroeven met een minimum diameter M10.
G.1.5.6. Hang- & sluitwerk - deurdrangers Materiaal De deurdrangers beantwoorden aan NBN EN 1154 - Hang- en sluitwerk Deurdrangers - Eisen en beproevingsmethoden (2006+add). Zij zijn regelbaar en aangepast aan de verschillende belastingen gesteld aan de deuren in functie van: • de categorie en type van de deuren, • de massa van de deurvleugels die de deurgehelen samenstellen. • de deurbreedte (moet geschikt zijn voor deurbreedtes tot 120cm) De opdrachtnemer legt vooraf een technische documentatie ter goedkeuring voor aan de leidende ambtenaar. Specificaties • Type: de deursluiter met glijarm is balkvormig en is vervaardigd uit een alulegering met zeer hoge corrosieweerstand of uit gietijzer overtrokken met een alu-afdekkap. De deursluiter is van het hydraulisch gedempte type met glijarm en is multifunctioneel. • Kleur: natuurkleurig • De eindslag is instelbaar via de stelarm; • De sluitkracht is regelbaar in functie van de deurbreedte, zodat de sluitkracht met 10 % vermeerderd of verminderd kan worden.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 206/343
• De sluitsnelheid is onafhankelijk van temperatuurschommelingen • De deursluiter heeft een regelbare sluitvertrager • De deursluiter is voorzien van een hydraulische buffer ter voorkoming van het bruusk opengooien of openwaaien; • De deursluiters voor dubbele deuren zijn voorzien van een sluitvolgregelaar met universele opbouwdeurselector met telescopische verende buffer. Uitvoering • De deurdrangrer wordt bij voorkeur in de bovenregel ingewerkt. • De bevestiging gebeurt onzichtbaar door het gebruik van een afdekplaat. • Ter bevestiging van de dranger op een buitendeur waar directe montage niet wenselijk of niet mogelijk is wordt gebruik gemaakt van een speciale montageplaat of console. Meting Meeteenheid: per stuk, volgens type (enkele / dubbele buitendeur)
G.1.5.7. L-vormige kruk Beweegbare kruk bestaande uit buis met diameter minstens 18mm en lengte van het lange been minstens 12cm. De korte zijde en de lange zijde moeten een scherpe haakse hoek vormen. Afstand tussen de voorkant van de kruk tot het deurvlak: minstens 7cm. Eveneens in de prijs per kruk begrepen: de meerprijs, ten opzichte van slotkast voor buitendeur met vaste trekker, voor passende slotkast, de nodige vastzettingen en onzichtbaar vast te maken roset. Alle onderdelen vervaardigd uit roestvrij staal zoals beschreven in artikel hiervoor. Meeteenheid: per stuk
G.1.6. Ventilatieroosters G.1.6.1. Ventilatieroosters - algemeen Omschrijving Het betreft geïntegreerde en regelbare verluchtingselementen, bestemd voor montage hetzij tussen het raamkader en de beglazing, hetzij op de bovenregel van het raamprofiel (opbouwroosters). Materialen De verluchtingsroosters zijn hoofdzakelijk vervaardigd uit thermisch onderbroken aluminium (de dikte van het aluminium bedraagt minimaal 1,5 mm). De thermische onderbreking waarborgt, in gesloten toestand van het rooster, een Uwaarde van maximaal 4 W/m2K. De oppervlaktebehandeling van de metalen delen is gemoffeld in dezelfde kleur als het buitenschrijnwerk (laagdikte min. 60 µm). De profielen zijn voorzien van kopstukken, vervaardigd uit hard UV-bestendig kunststof, met aansluitribben en waterdichtingprofielen, aangepast aan de voorziene glasdikte (20-22-24). Onderaan is een zwelband aangebracht om de overgang tussen het glas en het rooster waterdicht te maken en een stabiele afdichting te garanderen. Indien de kopstukken leverbaar zijn in meerdere kleuren zullen kleurstalen ter goedkeuring worden voorgelegd aan het Bestuur. Naar keuze van de leidende ambtenaar zijn de roosters hetzij vlak, hetzij uitstekend t.o.v. het raamvlak en zullen zowel klep-, schuif-, als cilindrische draaisystemen worden toegelaten, beantwoordend aan de respectievelijke artikels.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 207/343
Alle types geplaatst in eenzelfde zichtvlak dienen qua vormgeving op elkaar te zijn afgestemd. De roosters dienen tot een lengte van minstens 180 cm leverbaar te zijn, waarbij de bediening van het rooster van op één uiteinde moet kunnen gebeuren voor de ganse lengte. Samengestelde roosters, waarbij twee delen afzonderlijk regelbaar zijn, kunnen eveneens in aanmerking genomen worden. De luchtinlaat aan de buitenkant is waterafschermend geconcipieerd. Bij sterk aan regen blootgestelde gevels moet de buitenkap van het rooster de luchtdoorlaat voldoende afschermen. De roosters zijn standaard voorzien van een zelfregelend systeem i.f.v. de winddruk. Bij wind mogen de roosters geen hinderlijke geluiden veroorzaken (fluiten, klapperen, trillen, rammelen, …) bijkomende akoestische eisen (geluidsverzwakkingsindex Dn) kunnen nader worden gespecificeerd in het bijzonder bestek. Lekdebiet conform de norm NBN D50-001. Tussen de binnen- en buitenruimte dient een insectenwering voorzien te zijn (RVSgaas, geperforeerde corrosiebestendige plaat…). De roosters zijn onderhoudsvriendelijk en zowel uit- als inwendig gemakkelijk te reinigen …. Aan slijtage onderhevige delen moeten vervangbaar zijn zonder het rooster uit te bouwen. De roosters moeten de debieten zoals bepaald in de ventilatienorm NBN D 50-001 kunnen leveren, rekening houdend met de nuttige werkende lengte en het nominaal debiet van het rooster. De luchtdoorlaat moet van binnenuit te bedienen zijn en continu (of in minstens vijf standen: open, dicht en drie tussenstanden) regelbaar zijn, conform NBN D 50-001. Voor een opstelling hoger dan 210 cm dient standaard een bediening met koord of stang te worden voorzien. Documentatie en stalen zijn voorafgaandelijk ter goedkeuring voor te leggen aan het Bestuur. Uitvoering De ramen worden volgens de aanduidingen op plan (of volgens de richtlijnen van de Leidend Ambtenaar) voorzien van de nodige ventilatieroosters; de respectievelijke nominale luchtdebieten van de roosters dienen daarbij in overeenstemming te zijn met de desbetreffende ventilatienorm NBN D 50-001. De plaatsing gebeurt volgens de voorschriften van de fabrikant. De roosters dienen perfect lucht- en slagregendicht aan te sluiten aan het dubbel glas en de raamkaders. Hiertoe wordt een aangepaste beglazingsrubber (EPDM, …) aangewend, ter hoogte van de eindstukken bijkomend voorzien van een compri-afdichtingsband. De montage moet een stijf en stabiel geheel waarborgen. De roosters worden tijdens de loop van de werken beschermd tegen gebeurlijke beschadigingen en verontreinigingen, zoals stofproductie bij slijpwerken, e.d.. Meting Meeteenheid: per lopende meter
G.1.6.2. Ventilatieroosters - inbouwrooster Materiaal Het betreft schuifroosters, cilinderrroosters of kleproosters, thermisch onderbroken, bestemd voor montage tussen het raamkader en de beglazing. Het buitenprofiel van de behuizing vormt een regenafschermende kap. Het debiet wordt traploos geregeld d.m.v. een soepel functionerend en trillingsvrij schuifsysteem.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 208/343
Specificaties • • • • • • •
Type: horizontale / verticale opstelling (volgens gevelplan of richtlijnen LA) Luchtdoorlaat volgens NBN D 50-001 bij 2 Pa : circa 50 m3/h per lm. Regelsysteem: manueel met draaiknop Glasaftrek: maximaal 100 mm Afwerking: gemoffeld in dezelfde kleur als de raamprofielen Kleur kopstukken: wit of zwart, naar keuze van de leidende ambtenaar Afstandbediening: manueel met koord of stang (standaard voor hoogtes > 210 cm)
G.1.6.3. Ventilatieroosters - opbouwrooster Materiaal Het betreft opbouwroosters thermisch onderbroken, geschikt voor montage op de bovenregels van alle courante raamprofielen. Specificaties • • • •
• • • •
•
Type: kleprooster, cilinderrooster of schuifrooster. Luchtdoorlaat volgend NBN D50-001 bij 2 Pa: circa 50 m3/h per lm Regelsysteem: manueel met draaiknop of tuimelknop Afmetingen: o hoogte: maximum 60 mm in het zichtvlak (circa 30 mm achter de gevel) o breedte: aanpasbaar aan de breedte van de raamprofielen Het rooster kan geleverd worden voor profielbreedtes van 50mm tot 180mm Afwerking: gemoffeld in dezelfde kleur als de raamprofielen Kleur kopstukken: wit of zwart, naar keuze van de leidende ambtenaar Zelfregelend type d.m.v. een regulerende klep, die automatisch reageert op drukverschillen en windbelasting; dit mechanisme kan niet door de gebruiker gemanipuleerd worden. Afstandbediening: met koord of stang (standaard voor hoogtes > 210 cm)
G.1.6.4. Ventilatieroosters – gevelrooster G.1.6.4.1. Rooster met vaste lamellen Het muurrooster is een rooster opgebouwd uit Z-lamellen en standaard voorzien van een vast kader dat dient te worden ingebouwd in de muur. • Lamellen en kaderprofiel: aluminium AlMgSi 0.5 • Afwerking: natuurkleurig geanodiseerd (20 micron) of gepoederlakt in alle mogelijke RAL-kleuren (60-80 micron) • L-vormige kaderprofielen met een totale hoogte van 26,5 mm in een verstek gezaagd van 45 graden en geassembleerd door samenpersing en een klameerhoek. • Aluminium profielen met een minimum dikte van 1,5 mm. Aluminium lamellenhouders vastgepopt op de geperforeerde verticale kaderprofielen. • De Z-vormige lamellen met een stap van 33 mm zitten in de lamellenhouders vastgeklipst. De onderlinge afstand tussen de lamellen bedraagt 20 mm. • Op de achterzijde van het rooster wordt een anti-statisch inoxmuggengaas 2,3 x 2,3 mm (18/8) strak gespannen in het kader door middel van een nylonkoord. • Voor grotere breedten dan 700 mm: geperforeerd U-profiel te voorzien, waarop supplementaire lamellenhouders worden gemonteerd als versterking.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 209/343
Prestatieniveau Debiet: K-factor uitblaas: 25,51 Doorlaat: • Visueel vrije doorlaat: 59% • Fysisch vrije doorlaat: 45% Bescherming: • IP-klasse:IP2XD (met gaas; elektrische installatie op minstens 100mm) • HEVAC-klasse 0,0m/s: B4 (met watergoot; muggengaas 2,3x2,3mm) • HEVAC-klasse 0,5m/s: B4 (met watergoot; muggengaas 2,3x2,3mm) • HEVAC-klasse 1,0m/s: B4 (met watergoot; muggengaas 2,3x2,3mm) • HEVAC-klasse 1,5m/s: C4 (met watergoot; muggengaas 2,3x2,3mm) Inbouwdiepte : circa 29 mm Stap van de lamellen : circa 33 mm Aanslag van het kader: circa 21 mm Totale dikte : circa 34 mm Normen EN 13141-1 (debietberekening) EN 12020-2 (aluminium standaard) EN AW 6063 T66 (legering aluminium) EN 60529 (IP klasse) EN 13030 (waterwerendheid) Meeteenheid: stuk en dm² G.1.6.4.2.
Rooster met beweegbare lamellen
Het muurrooster is een opbouwrooster opgebouwd uit I-lamellen en standaard voorzien van een vast kader dat dient te worden gemonteerd op de muur. Productkenmerken • • •
•
•
Lamellen en kaderprofiel: aluminium AlMgSi 0.5 Afwerking: natuurkleurig geanodiseerd (20 micron) of gepoederlakt in alle mogelijke RAL-kleuren (60-80 micron) Opbouw kaderprofielen met een totale hoogte van 8 mm in een verstek gezaagd van 45 graden en geassembleerd door samenpersing en een klameerhoek. Aluminium lamellen zitten in de vertikale kaderprofielen vast d.m.v. een staaf die door de lamel geperforeerd is, waardoor een rotatie gerealiseerd wordt. De lamellen van de overdrukroosters worden onderling niet verbonden, elke lamel kan dus apart openen.
Prestatieniveau Doorlaat: Opening van de lamellen bij 10Pa drukverschil buiten - binnen Opbouwdiepte: circa 29 mm Hoogte van het kader : circa 8 mm Normen EN 13141-1 (debietberekening) EN 12020-2 (aluminium standaard) EN AW 6063 T66 (legering aluminium) Meeteenheid: stuk en dm²
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 210/343
G.1.6.5. Brandrooster De prijs omvat het leveren en plaatsen van brandrooster dat in volle wand of betonwand kan ingebouwd worden. Brandweerstand minstens 1 uur. Plaatsing geheel volgens fabrikant van de rooster. Geschikt voor de natuurlijke ventilatie van technische lokalen. Rooster bestaande uit lamellen die bij uitzetting de opening geheel afsluiten. Meeteenheid: stuk voor rooster 10mm x 100mm/ dm² voor gedeelte groter dan 1dm²
G.1.6.6. Deurrooster Materiaal: Aluminium Al Mg Si 0,5 Oppervlaktebehandeling: Natuurkleurig geanodiseerd: 20 à 22 micron Uitvoering: • Kaderprofielen met een totale hoogte van circa 20 mm in een verstek gezaagd van 45 graden en geassembleerd door samenpersing en een klameerhoek. • De V-vormige lamellen hebben een hoogte van circa 20 mm. • De onderlinge afstand van de lamellen bedraagt circa 20 mm. • Op de achterzijde van het cassette rooster wordt een tegenkader voorzien dat perfekt past op het rooster. • Geschikt voor deuren van minimum 30 tot maximum 47 mm dikte • Aanslag kader: circa 15 mm • De vastzetting van de roosters en kaders kan gebeuren door middel van roestvrij stalen schroeven geleverd door de fabrikant van het rooster. Meeteenheid: stuk
G.1.7. Raamdorpels - aluminium Omschrijving Het betreft geprefabriceerde raamdorpels, dewelke al dan niet een geïntegreerd geheel vormen met het gekozen profielsysteem van de raamkozijnen (PVC / aluminium, hout…). Zij worden geleverd en geplaatst met inbegrip van alle nodige hulpstukken zoals bevestigingsankers, verbindingsprofielen, speciale kopstukken, binnen- en buitenhoeken. De aluminium raamdorpels zijn vervaardigd uit een Al.Mg.1 - legering of uit geperst aluminium Al.Mg.Si. 0,5 F 22 - legering en zijn verenigbaar met het voorziene systeem van de aluminiumramen / houten ramen/ PVC ramen Materialen De geprefabriceerde raamdorpels zijn verenigbaar met het voorziene buitenschrijnwerk. Het geheel verzekert een waterdichte aansluiting op de ramen en steekt voldoende uit buiten het gevelvlak om als druiplijst te fungeren. De afmetingen van de dorpelprofielen voorzien daarbij een oversteek van minstens 30 mm t.o.v. het afgewerkte gevelvlak. Zij zijn dusdanig opgevat dat vervormingen door temperatuursschommelingen worden voorkomen. Model en bevestigingswijze ter goedkeuring voor te leggen aan het Bestuur. Specificaties • Wanddikte: minimum 2 mm. • De profilering van de raamdorpel is Z-vormig met een voorrand van 20 mm, met aangepaste hellingshoek van min. 5°. De opzetkant tegen de ramen is vlak. • De raamdorpels dringen zijdelings niet in het metselwerk, de zijkanten zijn voorzien van verticale aangelaste opstanden en kopschotjes in dezelfde afwerking en kleur.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 211/343
• De oppervlakteafwerking is gemoffeld d.m.v. elektrostatisch poederlakken, laagdikte minimum 80 µm, kleur: identiek als het buitenschrijnwerk of te kiezen door de leidende ambtenaar. Uitvoering De raamdorpels worden rechtlijnig aangebracht en in zo groot mogelijke lengte verwerkt. Vastzettingsankers worden aangebracht minimaal om de 75 cm. Tussen de raamneggen en de verticale kopschotjes wordt de voeg van ± 1 cm opgevuld met een aangepaste elastische kit, volgens STS 56.1. • (ofwel) Bevestiging d.m.v. vastklikken op de onderdorpel van de vaste raamkaders (aluminium), voorzien van klemblokjes, overeenkomstig de plaatsingsvoorschriften van de fabrikant. • (ofwel) Vastzettingsankers (bevestigingsbeugels) worden aangebracht minimaal om de 75 cm. De voegen worden afgewerkt met een elastische gevelkit volgens STS 56.1. Ook de voegen tussen de verticale kopschotjes en het metselwerk worden zorgvuldig afgekit. Meting • Meeteenheid: per lopende meter/ stuk voor de eindstukken • Meetcode: netto uit te voeren lengte volgens ontwikkeling / netto uitgevoerd aantal eindstukken
G.1.8. Toebehoren - muggenramen Materialen / uitvoering De muggenramen zijn geheel vervaardigd uit wit gelakte aluminium profielen in kokervorm, minstens 1cm x 2cm. De hoeken zijn verbonden door middel van passende corrosievrije verbindingsprofielen. Elk muggenraam is voorzien van minstens één horizontale tussenregel Ø ± 9 mm. Het nylon muggengaas wordt stevig opgespannen en op spanning gehouden door middel van een passend PVC profiel. Er dient voor gezorgd dat de vliegenramen niet kunnen uitwaaien. Om het raam te kunnen openen of te sluiten dient het vliegenraam niet verwijderd of verplaatst. Op het vliegenraam zijn, met roestvrije vijzen, 4 aluminium of inox plaatjes van passende vorm en passende afmetingen gevezen. Deze plaatjes grijpen achter het raamprofiel. Meeteenheid: per m², opgesplitst volgens de grootte
G.1.9. Uitbekleding / buitenramen & -deuren G.1.9.1. Uitbekleding / buitenramen & -deuren - algemeen Omschrijving Het betreft de levering en plaatsing van alle materialen voor het realiseren van een verzorgde afwerking van de dagkanten van de raam- & deuropeningen, inbegrepen het houten raamwerk, voorgeschreven isolatie, de voorziene bekledingsstroken en de deklijsten. Uitvoering Ruwbouwopeningen die bedoeld zijn om afgewerkt te worden met uitbekledingen dienen dermate in de wand gesitueerd te zijn dat een volledige uitbekleding kan aangebracht worden. De zijslagen van het metselwerk worden bekleed met een houten raamomlijsting die met tand en groef in een daartoe voorziene gleuf van het raam worden geplaatst. De raamomlijsting wordt onrechtstreeks aan de muurklossen genageld d.m.v. stellatten.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 212/343
De omlijsting komt kops gelijk met het afgewerkte vlak van de muur. De opening tussen de plank en de muur wordt afgedicht met een muurlijst. De muurlijsten zijn in de hoeken in verstek gezaagd. Voor het plaatsen van de bekleding dient de ruimte tussen de omlijsting en de ruwbouw te worden geïsoleerd d.m.v. gespoten polyurethaan of minerale wol om een degelijke thermische en akoestische isolatie te waarborgen. Bedoeling is een goed geïsoleerd en tochtvrije constructie te bekomen waarbij er speciaal op toegezien wordt dat er geen rechtstreeks contact ontstaat tussen deze isolatie en het buitenparament teneinde geen vochtbruggen te vormen. Meting • Meeteenheid: lm, opgesplitst volgens breedte van de stroken; bekleding en omlijsting worden als geheel in rekening gebracht • Meetcode: netto uit te voeren lengte
G.1.9.2. Uitbekleding / buitenramen & -deuren - hout Algemeen De ramen en deuren worden afgewerkt overeenkomstig de aanduidingen van de leidende ambtenaar, • (ofwel) met een vierzijdig geschaafde lat • (ofwel) met bekledingen en omlijstingen Algemeen: De ruimte tussen muur en de bekleding dient geheel opgevuld met minerale wol, prijs inbegrepen in de prijs van de multiplexplaat Houtbescherming: er wordt een beschermende grondlaag (tegen rot en insecten) vereist aan alle zijden, deze grondlaag moet verenigbaar zijn met de eventuele latere verfafwerking, prijs begrepen in de prijs van de vierzijdig geschaafde lat, multiplexbekleding, deklijst. Afwerkingslagen niet in de prijs begrepen: voorzien in deel schilderwerk Uitvoering: De houten lat/ multiplexplaat worden op passende wijze aan het achterliggend materiaal vastgemaakt. Nagels en/of vijzen worden ingedreven, waarna de de gaten worden opgestopt met kneedhout. Daarna dienen alle zichtvlakken geschuurd en ontstoft. De hoeken dienen in verstek gezaagd. G.1.9.2.1.
Vierzijdig geschaafde lat
Het werk omvat het leveren en plaatsen met passende middelen van een latje vervaardigd uit meranti of andere gemakkelijk te bewerken knoestvrije houtsoort, vierzijdig geschaafd. G.1.9.2.1.1.
Dikte 10mm en doorsnede 10 cm²
G.1.9.2.1.2.
Meerprijs per cm² doorsnede in meer
G.1.9.2.2.
Multiplexbekleding
De zichtzijden zijn geschuurd. Plaatmateriaal: multiplexplaten volgens STS 04.5. en NBN EN 635 (serie 15) • Verlijmingsklasse: weer- en kookvast, type 72-100 (WBP) • Afwerking buitenste fineerlaag: naar keuze van de opdrachtnemer • Oppervlakteafwerking: schilderklaar Plaatdikte: minimum 18 mm G.1.9.2.3.
Deklijsten
Deklijsten: sectie circa 60x15 mm. Profilering: afgeschuind of afgerond. De muurlijsten zijn in de hoeken in verstek gezaagd. Houtsoort: meranti.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 213/343
G.1.9.3. Uitbekleding / buitenramen - kunststof / PVC Materiaal De bekleding wordt vervaardigd uit voorgevormde slagvast, niet geplastificeerde PVC-stroken aangepast aan de muurdikte. De ramen, uitbekledingsprofielen en bijhorende deklijsten zijn afkomstig van dezelfde fabrikant en dienen uniform van kleur te zijn. Er mogen braam noch schuursporen voorkomen op de profielen. Specificaties Materiaal: PVC, kleur: wit Isolatiepanelen: stijve minerale wolplaten Isolatiedikte: min. 30 mm. Uitvoering De raamomlijsting wordt op voldoende plaatsen, onzichtbaar bevestigd aan de muurklossen d.m.v. een door de fabrikant voorgeschreven systeem van verdoken klipsen onzichtbaar ingeschoven in de aanslaglijst van de buitenkaders van het PVC-schrijnwerk. De bevestigingspunten laten een zekere uitzetting toe om de krachten die het gevolg zijn van de uitzetting van de materialen op te nemen. De muurlijsten worden zorgvuldig geklipst op de omkastingsstroken, zodanig dat deze goed aansluiten met het plakwerk. In de verstekken van de raamlijst wordt een hoekstuk geplaatst zodat de beide raamlijsten perfect in hetzelfde vlak liggen. De stroken moeten millimeterprecies aansluiten. Er mogen geen open naden of voegen voorkomen. Alle zichtbare naden worden met een neutrale siliconenkit afgedicht.
G.1.9.4. Uitbekleding / buitenramen & -deuren - aluminium Algemeen De aluminium ramen en deuren worden afgewerkt overeenkomstig de aanduidingen van de leidende ambtenaar, • (ofwel) met een L-vormig aluminium profiel, zoals hierna beschreven • (ofwel) met houten bekledingen en omlijstingen, te voorzien onder rubriek G.1.9.2. Materiaal / uitvoering De bekleding wordt uitgevoerd met een L-vormig aluminium profiel, dikte 2 mm, kleur identiek als dat van de binnenzijde van het schrijnwerk. Afmetingen van de benen zodanig dat alle eventuele beschadigingen, afkomstig van de afbraakwerken, gedekt worden. De aluminium profielen worden gekleefd op de ramen en de raamneg en afgekit tussen profiel en raamneg (pleisterwerk, muurbetegeling,…).Prijs van de overschilderbare elastische kitvoeg begrepen in de prijs van het L-profiel.
G.2.
BUITENBEGLAZING & VULELEMENTEN
G.2.1. Buitenbeglazing & vulelementen - algemeen Omschrijving De post "buitenbeglazing & vulelementen" omvat alle noodzakelijke werken en leveringen voor het plaatsen van de buitenbeglazingen en/of vulpanelen, met inbegrip van alle toebehoren, d.w.z. het glas, de steunblokjes, de nodige afdichtingskitten, e.a., …. Let wel : de glaslatten met hun bevestigingsinrichting worden beschreven bij de raamprofielen, in hoofdstuk G.1.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 214/343
Dikte van de glasplaten De vereiste glasdikten worden bepaald door de fabrikant van de glaswerken, overeenkomstig STS 38.02 (tabel 1-5) en de tabellen opgenomen onder bijlage 1 van STS 38.7 (en/of conform de norm NBN S 23-002 (laatste uitgave)). Toebehoren – kitten - dichtingsprofielen De karakteristieken van alle samenstellende onderdelen (profielen, glas, beglazingsblokjes, rubbers, afdichtingskitten, …) dienen onderling verenigbaar te zijn inzake mogelijke fysischchemische interacties die de prestaties of het uitzicht van het geheel nadelig zouden kunnen beïnvloeden. Uitvoering TIMING - COÖRDINATIE De plaatsing van het glas vindt plaats onmiddellijk na het plaatsen van het schrijnwerk. Ingeval dit niet mogelijk wordt het schrijnwerk tijdelijk gedicht met een weerbestendig plaatmateriaal (multiplex,…). GLASSPONNINGEN - GLASLATTEN Het glas mag slechts geplaatst worden nadat de sponningen en de glaslatten de afwerkingslaag van de ramen hebben gekregen. De nodige voorzorgen worden genomen om iedere beschadiging van de oppervlaktebehandeling te voorkomen. De nodige maatregelen worden getroffen teneinde de (ventilatie en) drainage van de sponning te verzekeren, zonder dewelke de garantie op de beglazing kan vervallen in geval van condensatie. Dubbele beglazingen moeten steeds aan de vier zijden in een sponning geplaatst worden, behoudens een specifieke studie hierop afwijkingen zou toestaan. De afmetingen van de glasplaten zijn dusdanig dat zij vrij in de glassponning passen en niet onderhevig zijn aan thermische spanning van de profielen. De omtrekspeling tussen de beglazing en de stijlen dient gelijkmatig te worden verdeeld. De sponningen en glaslatten, alsook de randen van de beglazing dienen vooraf gereinigd en ontvet te worden. De beglazing wordt in principe steeds van binnenuit aangebracht, waarbij de glaslatten zich aan de binnenzijde bevinden. De nuttige hoogte van de glassponning dient berekend te worden volgens de afmetingen van het glasblad, de maattoleranties van het raam, de omtrekspeling en de steunhoogte in de sponning, met inachtname van minima, volgens NBN S 23-002. De nuttige breedte van de sponning (gemeten tussen de flanken van de sponning en de glaslat) is afgestemd op de dikte van de beglazing en de vereiste zijspeling van het afdichtingssysteem. Montage - beglazingsblokjes (cfr. STS 38.03) Geen enkele glasplaat mag rechtstreeks in contact komen met harde materialen, zonder tussenplaatsing van beglazingsblokjes, die verenigbaar zijn met de beglazing en de kit en/of met de doorlopende dichtingsprofielen. De beglazingsblokjes moet voldoende hard zijn om de beglazing zonder schade te ondersteunen (DIDC-hardheid: 70-95) en moeten duurzaam en chemisch verenigbaar zijn met de omgeving. De minimale dikte, breedte en lengte van de beglazingsblokjes stemmen volgens hun functie (steun-, stel- of spatieblokjes) overeen met de bepalingen van STS 38.03. Afdichting van de beglazing (cfr. STS 38.04) De afdichtingen worden dusdanig opgevat dat ze uitzettingen, vervormingen en trillingen kunnen compenseren of absorberen. Men onderscheidt hierbij twee afdichtingsmethoden : • “droge beglazingsmethode” (zonder kit), d.m.v. elastische dichtingsprofielen (EPDM, …), standaard van toepassing in combinatie met gedraineerde sponningen en geprefabriceerde profielen (aluminium, PVC, …).
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 215/343
• “natte beglazingsmethode” (met elastische kit), algemeen gangbaar bij houten profielen. het gebruik van plastische kitten met lijnolie (mastiek) is verboden bij dubbele beglazing. De elastische dichtingsprofielen bestaan in de vorm van banden of profielen. Zij dienen goed aan te sluiten ter hoogte van de hoeken en dienen een contactdruk op het glas uit te oefenen tussen de 0,5 en 1,5 kN/m. Ze moeten voldoende soepel blijven om trillingen en de differentiële bewegingen tussen de beglazing en de raamkaders, zonder schade aan de dichting, toe te laten. Alle gebruikte kitten moeten verenigbaar zijn met het aangewende materiaal van de profielen (voor PVC behoren zij tenminste tot klasse V (zie STS 38). Na opvoeging dient een complete water- en winddichtheid te worden bekomen. De kit dient ongevoelig te zijn aan temperaturen van -20 tot 80°C, dient vorstbestendig, waterbestendig en bestand tegen de courante impregneermiddelen voor houtwerk. De kitten aangewend op gemoffelde aluminiumprofielen zijn azijnzuurvrij om aantasting te voorkomen. Tevens is het vereist de primers zoals aanbevolen door de fabrikant van de kit te gebruiken alvorens de aanwending van kitten op PVC (zie hfdst G.1 buitenramen & -deuren). Enkel dichtingskitten die een technische goedkeuring van het BUtgb bekomen hebben mogen worden gebruikt. De voorschriften van het ATG-attest, dienen integraal te worden gevolgd. Waarborgen De opdrachtnemer bezorgt aan het Bestuur een door de producent ondertekend en gedateerd attest waardoor deze voor een termijn van 10 jaar, ingaande vanaf de datum van de voorlopige oplevering, een waarborg verstrekt m.b.t. de hermetische luchtdichtheid van alle meervoudige beglazingen en tegen het vertroebelen door condensatie of stofvorming. Meting Aard van de overeenkomst : Pro Memorie (PM). De prijs van de beglazing, beschreven in de rubrieken G.1.2, G.1.3 en G.1.4 is standaard inbegrepen in de eenheidsprijs van het buitenschrijnwerk. De hiernavolgende rubrieken worden slechts uitzonderlijk aangesproken: • ingeval in de bestelling afgeweken wordt van de standaard in de rubrieken G.1.2, G.1.3 en G.1.4 beschreven beglazing; in dit geval wordt de standaard voorziene beglazing in mindering, en de voorziene beglazing of vulpaneel in rekening gebracht • ingeval van vervanging van bestaande beglazing of vulpanelen; in dit geval is het uitnemen en verwijderen van de bestaande beglazing of vulpaneel begrepen in de eenheidsprijs, ongeacht het type ervan. Meeteenheid: per m², volgens glasproduct, discretiefolie of vulelement Meetcode: netto glasoppervlakten; werkelijk geplaatste oppervlakte. Oppervlakten kleiner dan 0,50 m² worden in rekening gebracht voor 0,50 m². Niet rechthoekige ruiten worden gemeten volgens de oppervlakte van de kleinste omschreven rechthoek.
G.2.2. Enkelvoudige beglazing G.2.2.1. Algemeen Materialen De enkelvoudige beglazing beantwoordt aan de bepalingen van de STS 38.11 en NBN EN 572-1. De glasdikte wordt bepaald in functie van de glasoppervlakte en de opgegeven dynamische basisdruk volgens STS 38.02.31 en STS 38.71. Specificaties Voor de bepaling van de glasdikte wordt rekening gehouden met de ligging en de hoogte van het gebouw. Minimale dikte: min. 4 mm.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 216/343
De steun-, stel- en spatieblokjes zijn uit kunststof Kleur van de elastische kit / het dichtingsprofiel is naar keuze van de leidende ambtenaar. De kitten zijn overschilderbaar. Uitvoering De beglazing wordt geplaatst volgens STS 38.03, 38.05 en de voorschriften van de fabrikant. Voor de afdichting wordt rekening gehouden met de respectievelijke belastingsgraad volgens tabel 6 van STS 38.04. Voor het aanbrengen van de beglazing worden de sponningen en glaslatten gereinigd en de randen van de beglazing gezuiverd. Bij gebruik van een kit moet deze chemisch verenigbaar zijn met de profielen of de behandelingsproducten van het buitenschrijnwerk. Zo de kitfabrikant dit oplegt, wordt vooraf een primer aangebracht. De beglazing wordt, naar keuze van de opdrachtnemer, gedicht met: • een elastische kit van de klasse VI (volgens STS 38.03.61) op een vulprofiel, kleur naar keuze van de leidende ambtenaar • een elastisch dichtingsprofiel van klasse A (volgens STS 38.03.62.1), kleur naar keuze van de leidende ambtenaar • een plastische kit (mastiek) volgens STS 38.03.61
G.2.2.2. Enkelvoudige beglazing - klaar glas Materiaal Het klaar spiegelglas behoort tot de onderverdelingsgroep A1, keuze V met kwaliteitscriteria volgens STS 38.08.51 en beantwoordt aan de bepalingen van de NBN EN 572-2 - Glas voor gebouwen - Basisproducten van glas - Deel 2 : Floatglas (2012).
G.2.2.3. Enkelvoudige beglazing - mat glas Materiaal Het mat glas behoort tot onderverdelingsgroep A1, keuze V volgens STS 38.08.51. Door mechanische afschuring of door inwerking van fluorwaterstofzuur verkrijgt het glas een mat uitzicht.
G.2.3. Thermisch isolerende beglazing G.2.3.1. Algemeen Materialen Samenstelling De thermisch isolerende (dubbele) beglazingen beantwoorden aan de laatste uitgave van NBN S 23-002 (STS 38.12 en STS 38.08.57). Zij zijn opgevat als een geprefabriceerd geheel van twee glasbladen (floatglas), dewelke samengevoegd worden in de fabriek met behulp van afstandhouders en lijsten uit een corrosiebestendig materiaal, gevuld met een vochtabsorberende stof. Het geheel wordt hermetisch afgesloten d.m.v. een soepele dubbele afdichtingsvoeg, hoekverbindingen worden afgedicht door het onder druk inspuiten van butyl. Bij gebruik van gangbare glasdikten van 4-5-6 mm worden standaard spouwbreedtes van 12-15 mm voorzien. Voor HR-beglazing wordt de spouw gevuld met een thermisch isolerend gas (Argon, …) dat aan de beglazing verbeterde thermische eigenschappen verleent. Aan één of twee zijden (respectievelijke posities 3 of 2&3) kan een laag-emissieve coating (pyrolytisch, sputtering, magnetron, …) worden aangebracht, dewelke aan de beglazing verbeterde thermische en/of zonwerende eigenschappen verleent.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 217/343
In functie van de gestelde prestaties kan elk glasblad op zich van een ander type zijn en/of uit verschillende lagen bestaan. De respectievelijke glasdikte wordt bepaald in functie van de glasoppervlakte en de opgegeven dynamische basisdruk volgens NBN S 23-002 (STS 38.02.31 en STS 38.71). De dikte van de glasbladen moet minstens vermeld worden op het etiket. Elke beglazing draagt, op de binnenzijde van de afstandhouders, een merkteken met de naam van de fabrikant, de U-waarde, de voorziene tussenafstand en de datum van fabricatie. Bijzondere prestaties en/of samenstellingen kunnen steeds worden aangevuld in de bestelling. Voor thermische beglazingen waaraan specifieke eisen worden gesteld zie ook : • rubriek G.2.3.4 zonwerende beglazing - algemeen • rubriek G.2.4.1 veiligheidsbeglazing - algemeen Specificaties • De dubbele beglazing beschikt over een doorlopende technische goedkeuring ATG of CE-markering, voor de betreffende samenstelling en prestaties. • Voor de bepaling van de dikte van de glasbladen wordt rekening gehouden met de ligging en de hoogte van het gebouw. Per bouwlaag is de totale dikte van de isolerende beglazing dezelfde. • Spouwbreedte : standaard min. 12 mm • De steun-, stel- en spatieblokjes zijn uit kunststof. • De kitten zijn overschilderbaar. Uitvoering De beglazing wordt geplaatst volgens de laatste uitgave van NBN S 23-002 (STS 38.03, 38.05) en de voorschriften van de fabrikant (zie ook rubriek G.2.1). Voor de afdichting wordt rekening gehouden met de belastingsgraad volgens tabel 6 van STS 38.04. Voor het aanbrengen van de beglazing worden de sponningen en glaslatten gereinigd en de randen van de beglazing gezuiverd. De beglazing wordt overeenkomstig de aard van de profielen en het bijzonder bestek gedicht met: • ofwel een elastische kit van de klasse VI volgens STS 38.03.61 op een vulprofiel. • een elastisch dichtingsprofiel van klasse A volgens STS 38.03.62.1. Bij gebruik van een kit moet deze chemisch verenigbaar zijn met de voorziene beglazing (bv. PVB-inlagen), de profielen en/of de behandelingsproducten van het buitenschrijnwerk. Zo de kitfabrikant dit oplegt, wordt voorafgaandelijk een primer aangebracht.
G.2.3.2. Thermisch isolerende beglazing - klaar glas Dit is de beglazing die begrepen is in de prijzen van het schrijnwerk vermeld onder G.1.2., G.1.3. en G.1.4. Materiaal De thermisch isolerende HR-beglazing voldoet aan STS 38.08.57 en is samengesteld uit twee bladen klaar spiegelglas, voorzien van een laag-emissieve coating en gescheiden door een spouw gevuld met lucht of een thermisch isolerend gas (Argon), overeenkomstig NBN EN 572-2 - Glas voor gebouwen Basisproducten van glas - Deel 2 : Floatglas en NBN EN 1279 - Glas voor gebouwen - Isolerend glas - Delen 1 t/m 6 (2003) Specificaties Overeenkomstig rubriek G.2.3.1
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 218/343
Bijkomende specificaties U-waarde (volgens NBN EN 673): maximaal 1,2 W/m2K Lichttransmissie (LTA) : minimum 70 % (volgens NBN EN 410). Lichtreflectie (LR) : circa 14 % (marge + 1%)
G.2.3.3. Thermisch isolerende beglazing - mat glas Materiaal De thermisch isolerende dubbele beglazing voldoet aan STS 38.08.57 en is samengesteld uit een blad klaar spiegelglas en een blad eenzijdig mat spiegelglas (volgens STS 38.08.54.21), gescheiden door een spouw gevuld met een thermisch isolerend gas (Argon). Het spiegelglas behoort tot onderverdelingsgroep A1 keuze V volgens STS 38.08.51. Specificaties Overeenkomstig rubriek G.2.3.1 Bijkomende specificaties Procédé : chemisch gebeitst (fluorwaterstofzuur) of mechanisch gezandstraald U-waarde (volgens NBN EN 673) : maximaal 1,2 W/m²K. Lichttransmissie (LTA) : minimum 60 %.
G.2.3.4. Thermisch isolerende beglazing - zonwerend Materiaal De zonwerende en thermisch isolerende beglazing voldoet aan STS 38.12, STS 38.08.57, NBN EN 13363-1 en NBN EN 572. Ze is samengesteld uit twee bladen klaar spiegelglas behorend tot onderverdelingsgroep A1, keuze V volgens STS 38.08.51, gescheiden door een spouw gevuld met lucht of een thermisch isolerend gas (Argon, …). Het buitenste glasblad (positie 2) is voorzien van een aangepaste coating (pyrolytisch / magnetron), met zonwerende eigenschappen. Specificaties overeenkomstig rubriek G.2.3.1 Bijkomende specificaties U-waarde (volgens NBN EN 673) : maximaal 1,2 W/m2K Lichttransmissie (LT) : minimum 70 % (volgens NBN EN 410). Zontoetredingsfactor “g” (ZTA) : maximum 42 % (volgens NBN EN 410). Lichtreflectie (LR) : circa 14 % (marge + 1%)
G.2.4. Veiligheidsbeglazing G.2.4.1. Veiligheidsbeglazing - algemeen Materialen De veiligheidsbeglazingen zijn samengesteld uit enkele of meervoudige beglazingen ongeacht hun bijzondere eigenschappen en hun bijzondere aspecten (zie STS 38.08.54). De enkelvoudige veiligheidsbeglazingen voldoen respectievelijk aan STS 38.08.55 (Addendum 1), de dubbele isolerende veiligheidsbeglazingen voldoen aan STS 38.12 en STS 38.08.55. In geval van dubbele beglazing zal men erop toezien dat het veiligheidsglas geplaatst wordt langs de kant waar de schok zich kan voordoen, desgevallend langs beide kanten.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 219/343
Voor de bepaling van de dikte en/of samenstelling van het glas wordt rekening gehouden met: • NBN S 23-002 hoofdstuk 38.15 “Veiligheidsbeglazing”. In gevallen waarin deze norm niet voorziet, dient de dikte van het glas in technisch overleg met de glasleverancier te worden bepaald (voor richtwaarden cfr. tabellen in nota VGI 06). • de glasoppervlakte en de dynamische basisdruk volgens STS 38.02.31 en STS 38.71. • de mechanische eisen bepaald door de klasse uit de tabellen van STS 38.15 (Addendum 1). • het gebruik en de plaats volgens STS 38.72 (Addendum 1). Bij gebruik van een kit moet deze chemisch verenigbaar zijn met de profielen of de behandelingsproducten van het schrijnwerk. Uitvoering De beglazing wordt geplaatst volgens de laatste uitgave van NBN S 23-002 (STS 38.03, 38.05) en de voorschriften van de fabrikant (zie ook rubriek G.2.1). Voor de afdichting wordt rekening gehouden met de belastingsgraad volgens tabel 6 van STS 38.04. Voor het aanbrengen van de beglazing worden de sponningen en glaslatten gereinigd en de randen van de beglazing gezuiverd. De beglazing wordt overeenkomstig de aard van de profielen en het bijzonder bestek gedicht met • ofwel een elastische kit van de klasse VI volgens STS 38.03.61 op een vulprofiel. • Ofwel een elastisch dichtingsprofiel van klasse A volgens STS 38.03.62.1. Bij gebruik van een kit moet deze chemisch verenigbaar zijn met de voorziene beglazing (bv. PVB-inlagen), de profielen en/of de behandelingsproducten van het buitenschrijnwerk. Zo de kitfabrikant dit oplegt, wordt voorafgaandelijk een primer aangebracht.
G.2.4.2. Veiligheidsbeglazing - enkelvoudig / gelaagd Materiaal De enkelvoudige veiligheidsbeglazing uit gelaagd glas bestaat uit twee glasbladen die over hun volledig oppervlak onderling samengevoegd zijn met filmtussenlagen. Het gelaagd glas beantwoordt aan NBN EN ISO 12543 - Glas voor gebouwen Gelaagd glas en gelaagd veiligheidsglas - Deel 1-6 (2011) + Add. De filmtussenlagen zijn vervaardigd uit stabiel polyvinylbutyral (PVB). Het glas wordt gemerkt volgens STS 38.15.05 (Add1). Specificaties Het glas is kleurloos. Voor de bepaling van de dikte wordt rekening gehouden met : (per bouwlaag is de totale dikte van de beglazing dezelfde) • de ligging en de hoogte van het gebouw • de mechanische prestaties volgens STS 38.15.04 (Add. 1) beantwoorden aan de proef T1, T4& T5 (beglazing met eenvoudige basisveiligheid, d.w.z. de tussenlagen uit polyvinylbutyral hebben een dikte van 0,38 mm). De steun-, stel- en spatieblokjes zijn uit kunststof. De kleur van de elastische kit / het dichtingsprofiel is te bepalen door de leidende ambtenaar.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 220/343
G.2.4.3. Veiligheidsbeglazing - thermisch isolerend / gelaagd Materiaal Het betreft een meerlagige veiligheidsbeglazing samengesteld uit geharde glas- of floatglasplaten die samengebonden worden door een of meerdere kunststofinlagen. Het gelaagd glas beantwoordt aan de specificaties en kwaliteitscriteria volgens STS 38.08.55. Het gelaagd glas bestaat uit twee glasbladen zoals beschreven in artikel G.2.4.1, onderling gescheiden door één enkele of dubbele laag polyvinylbutyralfilm (PVB). Elke laag PVB is circa 0,38 mm dik. Specificaties Overeenkomstig rubriek G.2.4.1 Bijkomende specificaties • U-waarde (volgens NBN EN 673) : maximaal 1,2 W/m2K • Lichttransmissie (LTA): minimum 70 % (volgens NBN EN 410) (het glas is kleurloos). • Lichtreflectie (LR): circa 14 % (marge + 1%) • De voorziene dichtingsmaterialen dienen verenigbaar te zijn met de PVB-inlagen.
G.2.4.4. Veiligheidsbeglazing – thermisch isolerend / gelaagd / mat Materiaal Het betreft een meerlagige veiligheidsbeglazing samengesteld uit een blad gehard glas- of floatglas en een blad eenzijdig mat spiegelglas (volgens STS 38.08.54.21) die samengebonden worden door een of meerdere kunststofinlagen. Het gelaagd glas beantwoordt aan de specificaties en kwaliteitscriteria volgens STS 38.08.55. Het gelaagd glas bestaat uit twee glasbladen zoals beschreven in artikel G.2.4.1 onderling gescheiden door één enkele of dubbele laag polyvinylbutyralfilm (PVB). Elke laag PVB is circa 0,38 mm dik. Specificaties overeenkomstig rubriek G.2.4.1 Bijkomende specificaties Procédé : chemisch gebeitst (fluorwaterstofzuur) of mechanisch gezandstraald U-waarde (volgens NBN EN 673) : maximaal 1,2 W/m2K. Lichttransmissie (LTA) : minimum 60 %. De voorziene dichtingsmaterialen dienen verenigbaar te zijn met de PVB-inlagen.
G.2.4.5. Veiligheidsbeglazing – thermisch isolerend / gelaagd / zonwerend Materiaal Het betreft een meerlagige veiligheidsbeglazing samengesteld uit geharde glas- of floatglasplaten die samengebonden worden door een of meerdere kunststofinlagen. Het gelaagd glas beantwoordt aan de specificaties en kwaliteitscriteria volgens STS 38.08.55. Het gelaagd glas bestaat uit twee glasbladen zoals beschreven in artikel G.2.4.1 onderling gescheiden door één enkele of dubbele laag polyvinylbutyralfilm (PVB). Elke laag PVB is circa 0,38 mm dik. Het buitenste glasblad is voorzien van een aangepaste coating (pyrolytisch / magnetron), met zonwerende eigenschappen.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 221/343
Specificaties overeenkomstig rubriek G.2.4.1 Bijkomende specificaties U-waarde (volgens NBN EN 673) : maximaal 1,2 W/m2K Lichttransmissie (LTA) : minimum 70 % (volgens NBN EN 410). Zontoetredingsfactor “g” (ZTA) : maximum 42 % (volgens NBN EN 410). Lichtreflectie (LR) : circa 14 % (marge + 1%) De voorziene dichtingsmaterialen dienen verenigbaar te zijn met de PVB-inlagen.
G.2.5. Discretiefolie Materiaal Kunststoffolie met een dikte van min. 70 micron en een lichtdoorlaat van ± 60%. De film geeft aan het glas een parelmoerachtig uitzicht en beschermt de lokalen tegen rechtstreekse inkijk. De folie wordt ter goedkeuring voorgesteld aan de leidende ambtenaar. Uitvoering: De ruiten worden voorafgaand schoongemaakt. De kunststoffolie wordt zelfklevend gelijmd op de binnenzijde van de ruiten; De bedekkingsgraad van de ruit (volledig / tot op een hoogte van x cm) wordt door de leidende ambtenaar aangeduid. De folie wordt gewaarborgd gedurende een periode van 5 jaar. Meting Meeteenheid: dm², m² en stuk. Meetcode: netto uitgevoerde oppervlakte en netto uitgevoerd aantal.
G.2.6. Vulelementen G.2.6.1.
Vulelementen – algemeen
Omschrijving Het betreft de vulelementen, aangewend om bepaalde delen van het buitenschrijnwerk (voornamelijk toegepast in buitendeuren) vol en ondoorzichtig te maken. Zij kunnen daarbij worden ingezet zoals de beglazing, door inleg in het profielkader en vastzetting met glaslatten en elastische dichtingskitten. Materialen Plaatmaterialen De vulelementen en hun bevestigingsmiddelen zijn van die aard dat ze verenigbaar zijn met het materiaal en de vormgeving van het profielkader en de glaslatten waarin/-mee zij dienen te worden geplaatst. De opvulelementen hebben geen nadelige invloed op de regen-, wind- en luchtdichtheid van het deur- of raamgeheel. De vulelementen zullen volgens opgevat worden als sandwichpanelen, dubbelwandige afwerking, met tussenvoeging van een isolatiemateriaal Uitvoering De inpassing van de vulelementen gebeurt overeenkomstig de verhoudingen aangegeven op de geveltekening en/of detailtekeningen. De plaatsing gebeurt verplicht volgens een aan het plaattype en de oppervlaktebehandeling aangepaste wijze, o.a. inzake de keuze van de bevestigingsmiddelen en de plaatsingsrichting.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 222/343
De platen zullen bij voorkeur gemonteerd worden in het atelier van de leverancier van de schrijnwerkprofielen. Zo de vulelementen toch op de werf worden gemonteerd worden zij droog, horizontaal en op een vlakke ondergrond opgeslagen. Ten allen tijde zal de opslag beschermd zijn tegen beschadiging of vervormingen ten gevolge van warmteophoping.
G.2.6.2. Vulelementen - kunststof / thermisch isolerend Materiaal De vulelementen zijn samengesteld uit 2 platen van hard PVC en een isolerende kern. De platen worden geleverd met een afneembare polyethyleenfilm. Specificaties • U-waarde vulpaneel: maximaal 1,8 W/m2K • Plaatdikte : circa 24 mm (+ 2 mm) (overeenkomstig dikte standaard beglazing) • Type: dubbelwandig (sandwichpaneel). De platen zijn inwendig voorzien van een thermische isolatie. • Aard van de PVC-platen: geëxtrudeerd uit harde PVC compound uit witte, in de massa ingekleurde granulaatbrij • Nominale dikte van de PVC plaat : minimaal 2 mm • Kleur: identiek aan raamprofielen of naar keuze van de leidende ambtenaar • Glans: mat • Aard van het isolatiemateriaal (met hoge densiteit): • Materiaal: op voorstel opdrachtnemer / PUR (polyurethaan) / PF (fenolformaldehydeschuim -resolschuim) / PIR (polyisocyanuraatschuim) / XPS (geëxtrudeerd polystyreen) / … • Plaatsingswijze: gecacheerd op de platen gekleefd. • Gedeclareerde warmtegeleidingscoëfficiënt (d) : maximum 0,036 W/mK Uitvoering De PVC-platen hebben een zaagsnede zonder bramen. De vulelementen worden geplaatst zoals de beglazing.
G.2.6.3. Vulelementen - aluminium / thermisch isolerend Materiaal De dubbelwandige thermisch isolerende vulelementen zijn samengesteld uit 2 gecacheerde aluminium platen met een isolerende kern. De aluminiumplaten beantwoorden aan de normen NBN EN 573, NBN EN 485 en DIN 1748. De platen worden geleverd met afneembare polyethyleenfilm. Specificaties U-waarde vulpaneel: maximaal 1,8 W/m2K Plaatdikte: circa 24 mm (+ 2 mm) (overeenkomstig dikte standaard beglazing) Aard van de aluminiumplaten: • Nominale dikte: minimaal 1,5 mm. • Afwerking en kleur: identiek aan deze van de raamprofielen • Aard van het isolatiemateriaal (met hoge densiteit):
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 223/343
• Materiaal: op voorstel opdrachtnemer / PUR (polyurethaan) / PF (fenolformaldehydeschuim -resolschuim) / PIR (polyisocyanuraatschuim) / XPS (geëxtrudeerd polystyreen) / • Gedeclareerde warmtegeleidingscoëfficiënt (d) : maximum 0,036 W/mK • Isolatiedikte: minimum 20 mm (+ 1 mm) Uitvoering De vulelementen worden geplaatst zoals de beglazing.
G.2.7. Uitvoeren van werken in regie door geschoolde arbeider Omschrijving Het betreft het uitvoeren van werken, die in geen enkele ander artikel begrepen zijn. De eenheidsprijs omvat de loonkost van een geschoolde arbeider, ondernemingen van schrijnwerken, categorie IIA (geschoolde van de 1ste graad). Meting Het aantal uren dat de arbeider ter plaatse heeft gewerkt wordt in rekening gebracht.
G.2.8. Specifieke taken G.2.8.1. Wegnemen glaslat, zuiver maken glassponning en glaslat, herplaatsen glaslat Het werk omvat: • Het verwijderen van de glaslat • Het verwijderen van alle vreemde materialen aanwezig in de glassponning zodat de nieuwe beglazing kan geplaatst worden en zodat na plaatsen van de nieuwe beglazing ook op de zichtbare delen geen enkel spoor meer zichtbaar is de materialen die uit de glassponning werden verwijderd. • Het zuiver maken van de glaslat • Het herplaatsen van de glaslat met passende roestvrije middelen die tot enkele millimeter binnen het vlak van de glaslat komen • Het opstoppen van de vastzettingsgaten met kunsthout • Het schuren van het kunsthout zodat dat het kunsthout effen ligt met het vlak van de glaslat • Het, voor het geval de glaslat bij het verwijderen beschadigd werd, leveren van identieke glaslat zoals bestaande. Meting meeteenheid: m meetcode: netto uitgevoerde lengte
G.2.8.2. Leveren en plaatsen van stangbediening Dit artikel omvat de meerprijs ten opzichte van knopbediening voor het leveren en plaatsen van, door de fabrikant van de roosters goedgekeurde, stang. De stang dient met roestvrije middelen op linkse of rechtse uiteinde van het verluchtingsrooster gemonteerd. Er dient voor gezorgd dat de onderkant van de stang zich 2m boven vloerniveau bevindt. meetcode: netto uitgevoerd aantal
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 224/343
G.2.8.3. Leveren en plaatsen van koordbediening Dit artikel omvat de meerprijs ten opzichte van knopbediening voor het leveren en plaatsen van, door de fabrikant van de roosters goedgekeurde, koord. Het koord dient met roestvrije middelen aan het linkse of rechtse uiteinde van het verluchtingsrooster vastgemaakt. Er dient voor gezorgd dat de onderkant van het koord zich 2m boven vloerniveau bevindt. Meetcode: netto uitgevoerd aantal
G.2.8.4. Leveren en plaatsen van deurstop Deurstop vervaardigd uit chroomnikkelstaal of geanodiseerd aluminium, diameter ± 50mm, met rubberen aanslag. Vastzetting met chroomnikkelstaalvijs en plug in vloer. Meetcode: netto geplaatst aantal
G.2.8.5. Leveren en plaatsen van deurvastzetter Te plaatsen aan buitenkant gebouw. Deurvastzetter bestaande uit minstens de hierna vermelde onderdelen: voetplaat minstens 80mm zijde voorzien van minstens 2 gaten voor vastzetting in ondergrond, verticaal stuk, scharnierend stuk met haak, L-vormige plaat voorzien van minstens 2 gaten voor vastzetting aan deurblad in de ene zijde en van gat in andere zijde gelijk aan afmetingen van de haak van het scharnierend deel. Alle onderdelen vervaardigd uit gegalvaniseerd staal. Vastzetting met gegalvaniseerde vijzen en passende pluggen in de ondergrond. Voor het geval het niveauverschil tussen onderkant deurblad en ondergrond te groot is: vastzetting door middel van minstens 2 passende gegalvaniseerde bouten met moer van de deurvastzetter aan gegalvaniseerd profiel met passende afmetingen (profiel aan te rekenen tegen prijs voor metaal en prijs voor galvanisatie). Meetcode: netto geplaatst aantal
G.2.8.6. Leveren en plaatsen gordijnkast Kenmerken van de te leveren en te plaatsen gordijnkast: U-vormig, 15 cm nuttige breedte, 10 cm nuttige hoogte Alle onderdelen vervaardigd uit minstens 16mm dikke MDF plaat waarvan alle zijden voorzien worden van passende primer en minstens 2 lagen water gedragen verf, geschikt voor het schilderen van MDF plaat, tint te kiezen door het bestuur uit volledige stalenkaart. Alle stukken dienen precies in hetzelfde vlak te liggen. Alle vlakken dienen perfect glad geschuurd. De vastzetting gebeurt met passende roestvrije middelen. Er dient voor gezorgd dat de vastzettingen verdiept en/of onzichtbaar worden geplaatst zodat ze met passend materiaal kunnen opgevuld worden. Dit materiaal dient zoals het plaatmateriaal geschuurd zodat er na beëindigen van de schilderwerken geen enkel spoor meer zichtbaar is van de vastzettingen. Voor het geval de lengte van de gordijnkast minder lang is dan de afstand tussen de 2 muren van het lokaal dient de gordijnkast voorzien van 2 kopzijden. De kopzijden zijn uit identiek plaatmateriaal vervaardigd als de gordijnkast en hebben zelfde hoogte als de gordijnkast. Meeteenheid: m voor de gordijnkast stuk voor de kopstukken m³ voor oppervlakte plaatmateriaal in meer/in min ten opzichte van oppervlakte van 0,0193m² plaatmateriaal voor kopzijden (kopstuk met breedte 16,6cm en hoogte 11,6cm) en ten opzichte van 11,6cm hoge voorkant en ten opzichte van 15cm brede bovenkant.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 225/343
Meetcode: • netto uitgevoerde lengte voor de gordijnkast • netto uitgevoerd aantal voor de kopzijden • netto uitgevoerde oppervlakte plaatmateriaal in meer/in min ten opzichte van oppervlakte van 0,0193m² plaatmateriaal voor kopzijden (kopstuk met breedte 16,6cm en hoogte 11,6cm) en ten opzichte van 11,6cm hoge voorkant en ten opzichte van 15cm brede bovenkant • netto uitgevoerde oppervlakte plaatmateriaal in meer of in min voor het geval de horizontale zijde en/of de verticale zijde groter of minder groot is dan respectievelijk 15cm nuttige breedte en 10cm nuttige hoogte
G.2.8.7. Opmeten te vervangen schrijnwerk De prijs omvat alle verplaatsingskosten en alle loonkosten verbonden aan het uitvoeren van de nodige opmetingen om schrijnwerk en toebehoren te vervangen. Meetcode: • totaalprijs voor 1 tot en met 5 stuks • netto uitgevoerd aantal metingen per bijkomend raam of per bijkomende deur in dezelfde kazerne
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 226/343
Deel H SANITAIRE VOORZIENINGEN H.1.
SANITAIR / LEIDINGNET
H.1.1. Sanitair / leidingnet - algemeen Omschrijving De post "sanitair / leidingnet" omvat de levering, plaatsing en aansluiting van het geheel van sanitaire aanvoer- en afvoerleidingen, inclusief alle vereiste toebehoren tot het optimaal functioneren van de sanitaire toestellen zoals opgenomen in hoofdstuk 0, de installatie- en toestelkranen zoals beschreven in hoofdstuk H.3, en de brandbestrijdingsmiddelen, zoals beschreven in hoofdstuk 0. Materialen Algemeen Alle gebruikte materialen zijn onderling verenigbaar. Bijzondere aandacht wordt besteed aan het vermijden van elektrochemische koppels. In hun functie en plaatsing mogen de materialen geen negatieve invloed hebben op de goede en rendabele werking van de sanitaire installatie of gelijk welke component ervan (elektrolyse, putcorrosie, galvanische koppels). Alle materialen zijn nieuw en voorzien van een aangepaste verpakking en codering conform de normering terzake die een gemakkelijke identificatie toelaat. De opdrachtnemer zal pas overgaan tot de bestelling van de materialen na goedkeuring door de LA van een materiaallijst aangevuld met alle nodige technische documentatie, attesten, monsters,… en vermelding van oorsprong, evenals alle bijkomende informatie nuttig geacht door de LA. Uitvoering Algemeen De werken worden uitgevoerd door een opdrachtnemer gespecialiseerd in loodgieterij en sanitaire werken. De uitvoering voldoet aan de voorschriften van het Technisch Reglement van SVW en de technische voorschriften van Belgaqua, de plaatselijke waterverdeling maatschappij en eventuele bijzondere eisen gesteld door de plaatselijke brandweer. Leidingverloop - dimensionering Het leidingverloop voor watertoevoer- en afvoerleidingen samen met de vereiste diameters worden schematisch aangeduid op digitale plannen die door de opdrachtnemer worden opgemaakt, en waarvan de prijs te begrijpen is in de eenheidsprijzen van het deel Sanitair. Het definitieve tracé van de leidingen zal worden vastgelegd in gemeen overleg. Doorvoeren - sleuven Het aantal boringen, kapwerken en sleuven zal tot een minimum beperkt blijven, de nodige openingen in muren en vloeren moeten zoveel mogelijk uitgespaard worden tijdens de ruwbouwwerken. Bij het zagen, slijpen en boren van openingen, sleuven en doorgangen moet voorzichtig tewerk worden gegaan, teneinde nutteloze beschadigingen aan aangrenzende constructieonderdelen te vermijden. Er wordt uitsluitend gebruik gemaakt van aangepast trillingsarm materieel (zagen, frezen, slijpen, boren, …). Doorboringen in zichtbaar blijvend metselwerk of betonelementen zullen steeds uitgevoerd worden met een gekoelde diamantboor of -schijf. Daarbij wordt erop toegezien geen wapeningen van het beton te beschadigen of bloot te leggen. Bij twijfel omtrent de juiste locatie van de wapeningen raadpleegt de opdrachtnemer voorafgaandelijk het Bestuur.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 227/343
Sleuven in gemetste muren hebben een aangepaste sectie, zonder de stabiliteit in gevaar te brengen. Het horizontaal inwerken van leidingen in wanden met een dikte minder dan 9 cm en in de holle ruimten van samengestelde wanden is verboden. Alle doorvoeringen worden zo voorzien dat muur- of vloerzettingen de buizen niet kunnen belasten. Bij een muur- of vloerdoorgang worden daartoe aangepaste beschermhulzen / doorvoermoffen rond de leidingen geplaatst, waarin de buizen vrij kunnen bewegen. Afhankelijk van de voorziene oppervlakteafwerking zullen de hulzen circa 1 cm door de afgewerkte muren en de plafonds uitsteken en circa 2 cm door de bovenzijde van de afgewerkte vloeren. Na het plaatsen van de leidingen moeten de gemaakte sleuven en doorgangen opnieuw worden gedicht, rekening houdend met de voorziene oppervlakteafwerking van de omgevende wand. De dichting mag de uitzetting van de leidingen niet verhinderen. Er wordt rekening gehouden met eventuele bijkomende eisen inzake brandveiligheid conform de basisnormen brand (KB 19/12/1997 en aanvullingen). Zichtbare leidingen, hun bevestigingen en isolatie worden afdoende beschermd tegen bevuiling en beschadiging, bij het voltooien van de installatie zorgt de opdrachtnemer voor een grondige reiniging ervan. Akoestische voorzorgen In afwachting van de aansluiting van een toestel moeten alle leidingen afgesloten worden met een waterdichte stop. De prijs voor deze werken is inbegrepen in de prijs van de leiding.HD Akoestische voorzorgen Ieder rechtstreeks contact tussen de bevestigingsmiddelen en de leidingen (metaal op metaal), alsook tussen de leidingen en wanden of vloeren moet worden vermeden, om hinder veroorzaakt door wrijving van de buizen in de beugels of tegen het gebouw, als gevolg van uitzetting of inkrimping, te voorkomen. Om geluidsoverdracht in het gebouw tegen te gaan zal de installateur voorzieningen treffen, zoals: • het opvullen van de ruimte tussen doorvoerkokers en buizen met een aangepaste isolatiestof; • het aan de binnenzijde van de steunbeugels voorzien van een samendrukbare isolatielaag. De gebruikte trilling isolerende stoffen moeten bestand zijn tegen de normale gebruikstemperatuur, zelfdovend en rotvrij zijn. • voorzieningen te treffen om waterslag te vermijden. Keuring Gelijkvormigheidskeuring De drinkwaterinstallatie dient te voldoen aan de voorschriften van de waterdistributiemaatschappij, het Technische Reglement van het SVW (Samenwerking Vlaams Water) en de technische voorschriften van Belgaqua. Getuigeringen & kleurcodes De nodige getuigeringen volgens kleurcoderingen zijn inbegrepen in de prijs van de leidingen. De kleuren worden ringvormig rond de leidingen of de isolatie geplaatst door middel van gekleurde kleefband met een tussenafstand van circa 6 m en ter plaatse van elke aftakking en afsluitkraan en met ten minste 1 aanduiding per niveau of technisch geheel. De ringen worden naast elkaar aangebracht. Voor bluswater moet de leiding over zijn volledige lengte in de basiskleur (1e kleur) geschilderd worden.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 228/343
Fluïdum WATER Koud - niet onthard Koud - onthard Warm (sanitair) - vertrek Warm (sanitair) - terug Afvoer - riolering (onder vloer) Afvoer - fecaliën Afvoer - verluchting Afvoer - huishoudelijk (grijs water) Afvoer - regenwater (wit water)
Kleurcode Groen - wit - zwart Groen - wit - grijs Groen - geel - rood Groen - geel - blauw Groen - zwart - zwart Groen - zwart - bruin Groen - zwart - blauw Groen - zwart - grijs Groen - zwart - wit
BLUSWATER Rood
H.1.2. Afvoerbuizen H.1.2.1. Afvoerbuizen - algemeen Algemeen Codering B : voor sanitair gebruik bovengronds binnen het gebouw
BD : voor sanitair gebruik binnen het gebouw als in de onmiddellijke omgeving
U : voor riool ondergronds vanaf 1 m buiten het gebouw
UD : voor riool ondergronds zowel binnen als buiten het gebouw Bron : BUtgb
Omschrijving De rubriek ‘afvoerbuizen’ omvat alle leidingen, gelegen ‘binnen het gebouw’ (types B en BD), bestemd voor de afvoer van huishoudelijk afvalwater (desgevallend ook regenwater). De onder deze post begrepen eenheidsprijzen dienen steeds te omvatten: • de sleuven, inkepingen en doorboringen in muren en vloeren, nodig voor het verwezenlijken van bovenvermelde werken, evenals alle daaruit voortvloeiende herstellingen; • de levering en plaatsing van alle afvoerbuizen, met inbegrip van de nodige bocht, koppel- en hulpstukken, de bevestigingsmiddelen; • de aansluitingen met het rioleringstelsel op funderingsniveau; • de keuring en vereiste dichtheidsproeven; • de asbuilt-plannen van het gerealiseerde afvoernet, evenals een volledige technische documentatie en onderhoudsvoorschriften; • het verwijderen van alle afval van de werf;
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 229/343
Materialen Herkenning en markering SANITAIRE AFVOERLEIDINGEN - TYPES “B” en “BD” PE Zwart (RAL 9005) gemarkeerd (opgedrukt of ingevormd) : “B of DB - SANITAIR - NBN EN 1519-1 - Fabrikant - BENOR - diameter x dikte fabricatiecode”
Algemeen De sanitaire afvoerleidingen beantwoorden aan de bepalingen van STS 62, deel I Proeven en deel II - Materialen. Voor zover niet gewijzigd door onderhavige voorschriften zijn deze bepalingen algeheel van toepassing. Alle geleverde buizen moeten voorzien zijn van een fabrieksmerk. De opdruk vermeldt : ”het buistype - de betreffende norm - naam van de fabrikant - BENOR diameter en dikte - fabricatiecode”, en voor bochten “de afbuigingshoek”. De buizen en hulpstukken zijn geschikt voor de afvoer van regenwater en huishoudelijk afvalwater, overeenkomstig de te verwachten gebruikstemperaturen. De buizen zijn universeel toepasbaar (koud en warm water). Het materiaal van de buizen moet bestand zijn tegen was- en oplosmiddelen, zoals benzine, whitespirit, benzol, tentra-koolstofchloride, aceton en methylalcohol, … Alle vrij opgestelde leidingen moeten bovendien UV-bestendig zijn. De nominale buitendiameters (DN) stemmen steeds overeen met de opgegeven formaten op de plannen, en/of de aanduidingen in de samenvattende meetstaat. De doorsneden van de buizen zijn volkomen rond. De minimale wanddikten, volgens diameter, zijn overeenkomstig de NBN EN 1519-1 Alle toebehoren zoals T- en Y-stukken, bochten, koppelstukken, enz. hebben dezelfde samenstelling en wanddikte als de buizen, zijn van hetzelfde merk en zijn conform de bepalingen van de BENOR en/of ATG certificatie. Tot en met diameter 160 mm worden zij gespoten uit één stuk. Het gamma van de buizen voorziet tevens speciale hulpstukken, zoals uitzetmoffen, schroefkoppelingen, inspectieelementen met schroefdop. Uitvoering Studie - ontwerp De installaties moeten voldoen aan TV 200 ‘Sanitaire installaties - Deel 1: Installaties voor de afvoer van afvalwater in gebouwen’ van het WTCB, aangevuld met NBN EN 12056-2 ‘Binnenriolering onder vrij verval - Deel 2: Ontwerp en berekening van huishoudelijk-afvalwatersystemen’. Op de plannen wordt het tracé van de diverse afvoerleidingen aangegeven evenals de locatie van alle belangrijke onderdelen (toezichtsputten, klokputten, collectoren, …). De studie wordt door de opdrachtnemer geleverd en ter goedkeuring aan de leidende ambtenaar voorgelegd Leidingverloop - dimensionering De afvoernetten voor afvalwater moeten minstens volgende debieten kunnen afvoeren (TV 200) • Wastafel : 30 l/min • Bad, douche, gootsteen, vloerkolk DN 50 : 48 l/min • Vloerkolk DN 70: 90 l/min • WC, vloerkolk DN 100: 120 l/min
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 230/343
De afvoerleidingen worden geplaatst volgens de aanwijzingen op de plannen, de voorschriften van de fabrikant en de hierboven vermelde referentiedocumenten. Er wordt zoveel mogelijk gewerkt volgens rechtlijnige tracés en rechte buizen uit één stuk. De buizen worden vorstvrij opgesteld. De buizen worden geplaatst met een constante helling van minimum 1 tot 3 cm per meter (richtwaarden : DN < 100 : > 1,5%, DN > 100 : > 2%). De plaatsing van buizen met vaste of losse moffen begint stroomafwaarts, met het mofeind stroomopwaarts gericht. Plaatsingswijze Overeenkomstig de aanduidingen op plan en ter plaatse gegeven kunnen voor de plaatsing van de buizen volgende technieken aangewend worden: • opbouw - vrije opstelling : deze techniek wordt standaard toegepast bij bevestiging van de buizen op zichtbaar metselwerk, in kokers, achter valse plafonds, …. • inbouw (ingewerkt in de muren) • kleine afstanden (verbinding van apparaten): bezetting van minimaal 1 cm; • grote afstanden (minder dan 1,5 m): bezetting van minimaal 1,5 cm; • grote afstanden (meer dan 1,5 m): bezetting van minimaal 1,5 cm + vasthechting van buis in de muur. Verbindingen – koppelstukken – inspectiestukken De aangewende verbindingstechnieken stemmen overeen met de BENOR en/of ATG bepalingen en met de voorschriften van de fabrikant, die alle waarborgen biedt voor een volledige en blijvende dichtheid van het systeem. Geen enkele buisverbinding of koppeling mag in een muurdoorvoering aangebracht worden. Vóór het samenvoegen van de buizen, worden de moffen en buisuiteinden ontvet en ontdaan van alle verontreinigingen en vreemde stoffen, zoals stoppen, snijbramen, ... Voor bochten en vertakkingen maakt men gebruik van specifieke geprefabriceerde hulpstukken, gegoten uit één stuk. Voor de overgang tussen verschillende materialen worden aangepaste verloopstukken gebruikt. De buizen mogen niet gebogen worden, iedere richtingsverandering gebeurt met een bochtstuk of een speciaal koppelstuk, onder een maximale hoek van 45°. De verticale aansluiting op horizontale leidingen of collectoren gebeurt steeds door Y-stukken 45°. De horizontale aansluitingen op een verticale kolom gebeuren d.m.v. Y-stukken 45° of T-stukken 90° (88,5°) (wanneer er geen secundaire verluchting voorzien is). De nodige inspectie-elementen of kuisopeningen moeten worden voorzien. Ze moeten toelaten de afvoerleiding volledig te inspecteren, te ontstoppen en/of te reinigen. Zij worden toegankelijk geplaatst en mogen geen obstructie vormen in de leidingen. Deze inspectie-elementen worden minimum op de volgende plaatsen voorzien : • verticale leidingen : per verdieping en/of bij de overgang naar een horizontale leiding. • horizontale leidingen : minstens om de 12m en op aanduiding opdrachtgever. Uitzettingsmoffen Bij het bepalen van het leidingtracé en het plaatsen van de leidingen wordt rekening gehouden met de uitzetting van de buizen, ten gevolge van temperatuurschommelingen.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 231/343
Tussen twee vaste punten, en minstens om de 6m voor PE -buizen, zullen uitzettingsbenen (of speciale uitzettingsmoffen) worden voorzien om lengteveranderingen van de leidingen op te vangen. Voor de standleidingen worden zij per verdieping en zo laag mogelijk bij de vloer geplaatst. De uitzettingsmoffen worden geleverd door de leverancier van de leidingen en geplaatst volgens zijn instructies. Zij kunnen opgevat worden als een zogenaamde lange mof, bestaande uit een lang insteekgedeelte, afgedicht door een ring in neopreenrubber (zuurvast en bestand tegen veroudering), die, ongeacht bewegingen van de buis, een volmaakte dichtheid waarborgt. De insteekdiepte van de buis moet geregeld worden op het ogenblik van plaatsing. De mof moet op de buitenzijde een aanduiding dragen die, afhankelijk van de plaatsingstemperatuur, de insteekdiepte weergeeft. De lange mof moet bevestigd worden met een vaste beugel (of vast punt). Doorvoeren - sleuven De sleuven in gemetste muren worden uitgefreesd en hebben een aangepaste sectie. Na plaatsing en bescherming van de afvoerleidingen worden de sleuven aangewerkt met een zandcementmortel. Doorvoeren door vloerplaten worden zorgvuldig geboord of gekapt en na de plaatsing van de afloop terug gedicht met een zandcementmortel. De vrije uitzetting moet steeds gewaarborgd blijven. Bij muur- en vloerdoorgangen worden de leidingen steeds beschermd door aangepaste doorvoermoffen. De doorvoeren zijn zo voorzien dat muur- of vloerzettingen de buis niet kunnen belasten. Dienaangaande en in functie van de uitzetting, worden in de ruwbouw kokers voorzien of worden soepele doorvoermoffen voorzien. De ruimte tussen doorvoermof en buis wordt afgedicht met een aangepaste kit of isolatie. Geen enkele buisverbinding of koppeling mag in een muurdoorvoering aangebracht worden. Bevestiging - beugels Zichtbaar geplaatste, opgehangen en/of in kokers opgestelde leidingen moeten dusdanig gemonteerd worden dat de uitzetting van de buizen verzekerd is en doorbuiging vermeden wordt. De bevestigingswijze gebeurt conform de eisen van de fabrikant en/of onderstaande bepalingen : • De leidingen worden bevestigd met glijbeugels of vastpuntbeugels die de uitzetting en de krimp in de juiste richting moeten geleiden. De beugels mogen niet drukken op de buizen. • Glijbeugels laten toe dat de buis er gemakkelijk doorglijdt. De glijsteunen zijn vervaardigd uit polyethyleen of een roestvast metaal met een breedte van circa 20 à 30 mm. Tussen de beugels en de buizen wordt een soepele inlegband uit PVC of synthetisch rubber (zonder weekmakers) aangebracht. • Vastpuntbeugels kunnen op verschillende manieren verwezenlijkt worden : hetzij door tussen de beugel en de buis twee metalen halfschalen te voorzien, die naargelang de beugels meer aangespannen worden, vaster komen te zitten, zonder dat de buizen ingesnoerd worden; hetzij door gebruik te maken van montageopbouw (tussen twee moffen, tussen twee lassen, enz.). Verticaal geplaatste buizen worden voorzien van minstens één vastpuntbeugel per verdiepingshoogte. Teneinde het uitbuigen van verticale leidingen en/of het doorhangen van horizontale leidingen te verhinderen, worden tussen twee vaste punten voldoende geleidingsbeugels aangebracht. Ook bij elke richtingsverandering en op maximum 30 cm aan weerszijden van elke verbinding, moet een beugel voorzien worden. Alle beugels worden in de muren en/of aan de plafonds bevestigd door middel van een vijspin, bout of draadstang en plug. De sluitmoeren zijn uit roestvast staal.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 232/343
De afstanden tussen de beugels, volgens aard en diameter van de buizen, bedragen respectievelijk (tenzij de richtlijnen van de systeemleverancier andere maten opleggen) : Tussenafstand Horizontale leidingen
Materiaal PE
10 x ND diameter of maximum 200 cm
-
Tussenafstand - Verticale leidingen 15 x ND diameter of minimum twee per verdieping
Aan het plafond opgehangen horizontale leidingen worden zo hoog mogelijk geplaatst. De bevestigingswijze zal voldoende stevig zijn om het gewicht van de gevulde horizontale leidingen te kunnen dragen. De vasthechting gebeurt met vaste beugels en/of voldoende onderlegschalen die de buis volledig immobiliseren. Aansluitstukken De opdrachtnemer voorziet in alle noodzakelijke aansluitingen van de afvoerbuizen op de sanitaire toestellen, de ondergrondse riolering, putten en afscheidingstoestellen. De juiste opstelling van de aansluitmonden voor sanitaire toestellen dient te gebeuren volgens de bepalingen van hoofdstuk 0 - Sanitaire toestellen & toebehoren en/of in overleg met de leidende ambtenaar. Na plaatsing van de afvoerbuizen worden de aansluitingen voorlopig afgedekt met een stop en beschermd tegen iedere beschadiging of bevuiling. Alle aansluitingen aan sanitaire toestellen dienen demonteerbaar te zijn. Hiertoe wordt in principe gebruik gemaakt van een schroefkoppeling of een insteekmof, waarin een lipdichting in neopreenrubber wordt geschoven, aangepast aan de doormeter van de aan te sluiten toestellen. De aansluiting op de ondergrondse riolering, zoals die bij de ruwbouw binnen het gebouw is gebracht, bestaat uit een PE buis die in de dikte van de betonnen ondervloer beëindigd is met een mof en rubberen lipdichting (zie ook D.6.1 rioolbuizen - algemeen). De opdrachtnemer sanitair koppelt hier de binnenafvoerbuizen op aan met aangepaste verloopstuk, zodat er een lucht- en geurdichte aansluiting tot stand komt. De aansluiting op putten is uit te voeren met een kraagstuk voorzien van waterkeringsringen. Voor de voorlopige oplevering van de werken levert de opdrachtnemer aan het opdrachtgevend Bestuur een asbuilt-plan op cd-rom van het afvoernet en de verluchtingsleidingen, zoals uitgevoerd met aanduiding van alle diameters en de aard van de leidingen. Meting Meeteenheid: per lopende m, opgesplitst volgens buitendiameter. Per stuk voor de hulpstukken vermeld in de prijslijst. Hulpstukken niet vermeld in de meetstaat: inbegrepen in de prijs per meter buis. Meetcode: netto lengte van de leidingen, gemeten volgens aslijn, tot in het centrum van kruisingen, aftakkingen, putten en/of afscheidingstoestellen. De hulpstukken vermeld in de prijslijst: netto uitgevoerd aantal.
H.1.2.2. Afvoerbuizen - kunststof / PE Materiaal De buizen en hulpstukken zijn vervaardigd uit hard polyethyleen (PE, kleur: zwart). Het systeem (buizen en hulpstukken) beschikt over een BENOR-keur, hetzij een BUtgb- of Eutgb-goedkeuring. Zij behoren tot het type HDPE (High Density Polyethyleen), temperatuursbestendig tot 95°C / MDPE (Medium Density Polyethyleen), temperatuursbestendig tot 65°C.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 233/343
Specificaties Nominale buitendiameters: overeenkomstig de aanduidingen op de plannen en/of de samenvattende meetstaat. (zie ook rubriek H.1.2.1 afvoerbuizen - algemeen) Koppelingen: (ofwel) d.m.v. spiegellassen. Het lassen geschiedt volgens een methode voorgeschreven door de fabrikant. Vooraf aan elkaar te lassen delen kunnen worden uitgevoerd met een spiegellas, volgens NBN T 42-010 (stomplas bij een temperatuur van 210°C, zonder bijvoeging van materiaal). (ofwel) d.m.v. elektrische moffen, volgens NBN B 32-001 - Krimpmoffen van vernet warmtekrimpend polyethyleen voor de verbinding van drukloze afvoerleidingen - al dan niet met verschillende bouwstoffen - met nominale middellijn van DN 80 tot DN 500 (1989). De cilindrische moffen in PE-h zijn voorzien van een elektrische weerstand in corrosievrij materiaal, die de moffen na afkoeling nauw doet aansluiten rond het buisoppervlak. Ze moeten voorzien zijn van een inwendige ring die dienst doet als aanslag voor de buisuiteinden (bij diameters van 40 tot en met 160 mm) en moeten aangebracht worden met het door de fabrikant voorgeschreven toestel. De prijs van de ‘spiegellas’ of de ‘elektro-las’ is inbegrepen in de prijs van de hulpstukken en in de prijs van de buizen. De elektro-las komt enkel voor betaling in aanmerking als dit stuk de verbinding vormt tussen een buis van 5 meter lengte en een bijkomend buisstuk. Voor bochten en vertakkingen maakt men gebruik van geprefabriceerde stukken. Voor de overgang van PE op andere materialen zullen steeds speciale overgangsstukken voorzien worden. Aansluitingen: d.m.v. kragen en flenzen. Beugels: metaal Uitvoering Opstelling: opbouw / inbouw volgens de aanduidingen in de samenvattende meetstaat en ter plaatse gegeven door de leidende ambtenaar. Bevestiging: d.m.v. aangepaste beugels, die zowel vast als glijdend kunnen bevestigd worden; Zichtbare bevestiging of opstelling in kokers: alle leidingen worden geplaatst met aangepaste beugels, die zowel vast als glijdend kunnen bevestigd worden. De beugels worden bevestigd door middel van een vijspin, bout of draadstang en plug. Bij starre montage zal een bijzondere studie van het bevestigingssysteem gemaakt worden. Voor verticale leidingen worden de beugels geplaatst met een maximumafstand van 150 cm en voor horizontale leidingen met een maximumafstand van 125 cm. Bij elke richtingsverandering en/of ter hoogte van koppelstukken moet een beugel geplaatst worden. Voor kruipruimten mogen ophangbanden uit kunststof met bijhorende bevestigingsplug en ring gebruikt worden. Uitzetting: er wordt rekening gehouden met de thermische uitzetting. Tussen twee vaste punten en minstens om de 6 m rechtlijnig buisgedeelte moet een expansiestuk geplaatst worden. Bij standleidingen wordt per verdieping en zo laag mogelijk bij de vloer een expansiestuk geplaatst, dat bevestigd wordt met een vaste beugel (of vaste punt). Ingebetonneerde leidingen: bij leidingen ingewerkt in beton worden geen expansiestukken of steekmoffen geplaatst. De buis wordt over zijn volledige lengte verankerd. de leidingen worden voldoende verankerd om opdrijven te vermijden, de betonmortel mag geen scherpe elementen bevatten, het instorten gebeurt met zorg om beschadiging te vermijden. Doorvoeren: d.m.v. aangepaste beschermhulzen rond de leidingen.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 234/343
Aansluitingen: PE-steekmoffen / PE-schroefmoffen, aangepast aan de diameter van de aan te sluiten reukafsnijder te begrijpen in de prijs van de sanitaire toestellen. Alle aansluitingen in afwachting of aan sanitaire toestellen dienen demonteerbaar te zijn. De prijs van alle niet in de meetstaat opgenomen onderdelen die deel uitmaken van een waterafvoernet is begrepen in de prijs per meter PE buis. Voor buizen en hulpstukken in muur ingewerkt: toeslag 10% op prijzen buizen opbouw en hulpstukken opbouw Elektromoffen komen enkel voor betaling in aanmerking voor het koppelen van een buisstuk aan een buisstuk van 5 meter lengte
H.1.3. PP Sifon diameter 40mm Omschrijving Het betreft de levering en plaatsing van de standpijpen met sifon, voor de aansluiting van de overloop van het expansiewater bij elektrische boilers, CV-ketels, e.d. Materiaal De aansluitbuizen met sifon beantwoordend aan NBN EN 1451-1 Kunststofleidingsystemen voor binnenrioleringen (lage en hoge temperatuur) Polypropyleen (PP) - Deel 1: Specificaties voor buizen, fittingen en het systeem (2000). Zij zijn vervaardigd uit hittebestendig PPc (polypropyleen copolymeren), waaraan de nodige stoffen zijn toegevoegd voor de vervaardiging van buizen en ter verbetering van de mechanische eigenschappen, alsmede tot 2 à 2,5 massa % rookzwart of titaanrood voor het verkrijgen van een zwarte of witte kleur. Bovenaan is de pijp voorzien van tweedelig schroefkoppelstuk voor vastklemming van een aansluitslang. Specificaties Diameter: 40 mm. Sifon: volgens de toepassing: van het onledigbare type met reukdichte afsluiting Uitvoering De verbindingen met de afvoerbuis gebeurt met passend reukdicht stuk Meting Meeteenheid : per stuk, ongeacht de diameter of het type
H.1.4. Verluchtingsbuizen - beluchtingsventielen Omschrijving Het betreft beluchtingsventielen ook toepasbaar waar een dakdoorvoer moeilijk te realiseren valt. Materiaal Het lichaam van de automatische beluchter is vervaardigd uit ABS en is voorzien van een beveiligingsnet in polyethyleen dat het indringen van insecten en grove onzuiverheden belet. Verder bestaat hij uit een ringvormig membraan uit synthetisch rubber dat in normale omstandigheden de verluchtingsleiding perfect afdicht. Wanneer in de valpijp van de afvoerinstallatie onderdruk ontstaat, wordt het membraan gelicht. Bij druk evenwicht sluit het membraam hermetisch, zodat geen geuren kunnen ontsnappen. Door middel van een universele verbindingsmof met lippendichting kan de beluchter worden aangesloten op alle buizen met een buitendiameter van DN 32 tot 110 mm.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 235/343
De beluchter moet zodanig gekozen worden dat het nodige luchtdebiet steeds kan aangevoerd worden. Eventueel kunnen meerdere beluchters in parallel geplaatst te worden. De toestellen bezitten het CE-merk. Aansluitdiameter: in functie van de buisdiameters Uitvoering: Volgens voorschriften van de fabrikant. Meting meeteenheid: per stuk, uitgesplitst volgens diameter
H.1.5. Klokroosters / intern – kunststof / RVS Omschrijving Het betreft klokputten met waterslot en rooster, bestemd voor intern gebruik en in te werken in de bevloering in coördinatie met de post binnenvloerafwerkingen. Materiaal Putlichaam uit kunststof (PVC / PE / PP / ABS) Het rooster en het kader zijn vervaardigd uit roestvast staal (RVS). Buitenafmetingen rooster: minstens 100x100 mm, minstens 700mm x 80mm. Uitzicht kader: vlak / gewafeld of geribd Rondom is er een waterdichte flap om een waterdichte verbinding te realiseren met de verdichting van de onderbouw. Uitvoering De afvoerputten worden in de bevloering ingewerkt op het gewenste peil en vastgezet met een cementmortel behorende tot de categorie M10 volgens NBN EN 998-2. Het inwerken in de bevloering gebeurt in coördinatie met de post binnenvloerafwerkingen. De aansluiting op de afvoerbuizen garandeert een reukloze werking.Prijs voor het versnijden van de tegels, de waterdichte verbinding met de verdichting van de onderbouw en de elastische voeg rondom het kader eveneens in de prijs van het rooster + kader begrepen Meting meeteenheid: stuk voor minimum 100mm x 100mm en voor 700mm x 80mm cm voor prijsconsequentie kortere of langere goot dan 700mm
H.1.6. Putdeksels / intern - aluminium Zie artikel D.6.5.2.
H.1.7. Aanvoerleidingen & toebehoren H.1.7.1. Aanvoerleidingen & toebehoren – algemeen Omschrijving De rubriek “aanvoerleidingen & toebehoren” omvat alle noodzakelijke leveringen en werken voor het realiseren van het distributienet van (koud & warm) sanitair water binnen het gebouw, met inbegrip van alle bevestigingsmiddelen, uitzethulpstukken, bijhorigheden (collectoren, aansluitstukken, koppelingen, hulsbuizen, inbouwdozen, leidingisolaties, installatiekranen, …). De onder deze post begrepen eenheidsprijzen dienen, hetzij volgens uitsplitsing in de samenvattende opmeting, hetzij in hun globaliteit, steeds te omvatten: • het slijpen, boren en/of kappen van de nodige sleuven en doorvoeropeningen • studie en tracéring van het leidingnet;
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 236/343
• de levering, bevestiging, de mechanische koppelingen en/of het lassen van de leidingen, de bijhorende mantelbuizen voor kunststofleidingen, inbouwdozen, alle in het leidingnet te integreren keerkleppen, veiligheidsgroepen, afsluitkranen, aftapkranen, collectoren en koppelstukken (zie ook hoofdstuk H.3); de vereiste dichtheidsproeven (en/of drukproeven) van het leidingnet; het waar nodig voorzien van een isolerende mantel rond de buizen; • het opvullen en passend afwerken van de gemaakte sleuven en doorvoeropeningen; Uitvoering De studie wordt door de opdrachtnemer geleverd en ter goedkeuring voorgelegd. Principe van de installatie De installaties wordt in principe als volgt opgesplitst: Bij het bepalen van het leidingtracé en de diameters zal de opdrachtnemer rekening houden met de maximale snelheid en debieten, vereist voor het in werking stellen en houden van de installatie. De bepalingen van het ‘Technisch Reglement voor water bestemd voor menselijke aanwending’ worden daarbij gerespecteerd (in het bijzonder art 4.2 Ontwerp en dimensionering). Bij complexe installaties worden aangepaste berekeningsmethodes toegepast. De buisdiameters moet zodanig gekozen zijn dat de circulatiesnelheid van het water beperkt blijft,de maximale snelheden van het water in de aanvoerleidingen bedragen respectievelijk: • 1,75 m/s (in technische lokalen) • 1,50 m/s (in sanitaire ruimten) • 1 m/s (in woon- en slaapruimten, om akoestische redenen) Volgende minimale debieten moeten kunnen geleverd worden : • Gootstenen: 6 liter/min warm of koud water, • Wastafels: 6 liter/min warm of koud water, • WC: 6 liter/min koud water, • Uitgietbakken: 6 liter/min koud water, Leidingtracé De ligging van de leidingen op de plannen is schematisch weergegeven. Het juiste leidingenverloop dient in overleg met de leidende ambtenaar bepaald te worden. Het leidingtracé houdt rekening met volgende algemene voorwaarden : • De leidingen worden zoveel mogelijk volgens rechtlijnige tracés geplaatst zowel horizontaal als verticaal. In doorgangen van muren en wanden mag geen enkele buisverbinding of lasnaad aangebracht worden. • De leidingen worden derwijze ondersteund dat de uitzetting van de buizen verzekerd is en doorbuiging vermeden wordt. • Alle nodige voorzieningen dienen genomen te worden om waterslag te vermijden; • Behalve ter plaatse van mengkranen zijn verbindingen tussen netten voor distributie van koud en van warm water niet toegelaten. De installatie moet zodanig opgevat zijn dat stagnatie van water in bepaalde onderdelen van de installatie uitgesloten is. Toereikende mogelijkheden dienen voorzien te worden om de installatie te ledigen. De leidingen moeten daartoe met afschot geplaatst worden (minimum 1mm per lopende meter). Elke opgaande standleiding of belangrijke vertakking is op het laagste punt voorzien van een stopkraan, onmiddellijk gevolgd door een aftapkraan, die een volledige lediging mogelijk maakt. De bedieningsorganen moeten, door hun opvatting en plaatsing gemakkelijk te bedienen zijn.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 237/343
Verbindingen - koppelstukken De pijpen worden steeds loodrecht op de hartlijn van de buis gezaagd met een aangepaste buissnijder, om alzo een nauwkeurig rechte doorsnede te bekomen en zorgvuldig afgebraamd. Stijve buizen mogen niet gebogen worden, richtingsveranderingen en aftakkingen gebeuren met verbindingsstukken eigen aan het systeem en geleverd door dezelfde fabrikant. De verbindingen, bochtstukken, aftakkingen worden zoveel mogelijk op bereikbare plaatsen voorzien. Alle verbindingen moeten gegarandeerd waterdicht zijn en bestand tegen een druk tot min. 6 bar. De gerealiseerde verbindingen moeten zichtbaar blijven tot een hydraulische dichtheidsproef is uitgevoerd (d.w.z. geen anti-corrosiebanden, geen bekleding, geen dekvloer). Buizen waarvan de verbindingen reeds gemaakt zijn mogen niet meer verbogen worden en moeten in de montage spanningsvrij geplaatst worden door middel van beugelbevestiging. In de muur of vloer mogen er in principe geen verbindingen gemaakt worden. Uitzetting Bij het bepalen van het tracé en het plaatsen van de leidingen wordt rekening gehouden met het uitzetten van de buizen. In verhouding tot de verwachte uitzettingen zal erover gewaakt worden dat : • PLAATSINGSWIJZE voldoende ruimte wordt gelaten tussen de uiteinden van de rechte lijnen; tussen de bocht en de muur; de buizen in de beugels kunnen verschuiven, met uitzondering van een aantal ervan die oordeelkundig worden gekozen. De beugels dienen zodanig aangespannen dat er een vrije beweging van de leidingen mogelijk is. • de bewegingen van de rechte leidingen niet worden belemmerd door de aftakkingen ervan, o.a. wanneer de aftakkingen door een muur of een vloer worden gevoerd of worden aangesloten in de nabijheid van de plaats waar de hoofdleiding door een muur of een vloer wordt gevoerd; • de aftakkingen een voldoende soepelheid bezitten om de bewegingen van de hoofdleiding te volgen. Voor inbouwleidingen zullen er voorzorgen genomen worden in verband met het uitzetten van de leidingen alvorens ze in de muur of in de dekvloer in te werken. De leidingen worden trilling- en geluidsvrij ingebouwd of opgehangen. In principe worden alle leidingen geplaatst als inbouw, tenzij daar waar anders aangegeven (bijvoorbeeld in bergingen en tellerruimten of in combinatie met kokervoorziening). De aanduidingen op plan of ter plaatse gegeven specificeren welke leidingen respectievelijk worden opgevat als : Inbouwleidingen: De leidingen zijn na afwerking volledig onzichtbaar. Ze worden daartoe ingewerkt in de dekvloer en/of aangebracht in sleuven, kokers of valse plafonds. Metalen leidingen welke in de muren of vloeren worden ingewerkt zijn vooraf te omwikkelen met een zelfklevende isolatieband. In de muur of vloer mogen onder geen beding verbindingen gemaakt worden. Alle gerealiseerde verbindingen moeten zichtbaar blijven tot een hydraulische dichtheidsproef is uitgevoerd (d.w.z. geen anti-corrosiebanden, geen bekleding, geen dekvloer). Collectoren worden steeds op een bereikbare plaats voorzien. De sleuven in gemetste muren worden uitgefreesd en hebben een aangepaste sectie, zonder de stabiliteit in gevaar te brengen. Geen enkele leiding mag worden geplaatst op minder dan 1 cm afstand van het afgewerkt vlak van de wanden van het gebouw. De leidingen naar de apparaten moeten ingeslepen worden (niet kappen) en dienen steeds verticaal te lopen, niet horizontaal.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 238/343
Na de dichtingproeven en beschermen van de leidingen worden de sleuven in muren aangewerkt met een daartoe geschikte mortel. Leidingen ingewerkt in dekvloeren zullen zo vlug mogelijk bedekt worden met de voorziene uitvullaag, evenwel slechts na het aanbrengen van de nodige beschermlagen en het uitvoeren van de drukproeven. Opbouwleidingen: Bij leidingen in opbouw wordt in principe gebruik gemaakt van stijve buizen, die worden bevestigd d.m.v. beugels en/of waar mogelijk gegroepeerd in leidingkokers of opgelegd in schalen. Zo te plaatsen dat het voorzien van een thermische isolatie mogelijk blijft. Geen enkele leiding wordt dienaangaande op minder dan 20 mm van de wand of plafond geplaatst. De leidingen in opbouw zijn perfect gelijnd, verlopen parallel met de wanden en zullen in daartoe geschikte beugels worden opgehangen. Wanneer verschillende leidingen evenwijdig lopen zullen de steunen gegroepeerd en gelijnd zijn. Bij horizontale plaatsing van leidingen op wanden wordt de koudwaterleiding onder de warmwaterleiding geplaatst. De beugels zijn uit gegalvaniseerde staal aan de binnenzijde bekleed met een soepel materiaal of in hoogwaardig kunststof en laten de uitzetting van de buizen zonder beschadiging toe. Zij stemmen in maat overeen met de respectievelijke buisdiameters. De bouten van de beugels zijn uit messing of cadmiumstaal. De beugels worden bevestigd met schroef en plug, of op rails in U-vorm van gegalvaniseerd staal bevestigd door minstens twee vijzen en pluggen. De maximum afstand tussen twee bevestigingspunten is afhankelijk van het materiaal en de buitendiameters van de leidingen en zal beantwoorden aan de voorschriften van de fabrikant. De beugels dienen zodanig aangespannen dat een vrije beweging van de buizen (in de lengterichting) mogelijk blijft en dat de buis niet door de beugel beschadigd kan worden. Daarenboven worden op regelmatige afstanden vaste punten voorzien om de buisleidingen te verdelen in afzonderlijke delen waar uitzetting en/of krimp mogelijk is. In principe komen ook vaste punten bij richtingsveranderingen (Taftakkingen en bochten) en bij alle toestellen (afsluiters, meters, waterverzachters, …). Koppelingen komen enkel voor betaling in aanmerking als er aan een buisstuk van volle lengte (5 meter of meer) een nieuw stuk buis wordt gekoppeld. Muurdoorgangen Bij elke doorgang van een buis door muren, vloerplaten of zolderingen worden de leidingen beschermd door aangepaste kunststof doorvoermoffen, waarin de buizen vrij kunnen bewegen. De hulsranden worden in hetzelfde vlak geplaatst als de afgewerkte oppervlakten van wanden en zolderingen, en 1,5 cm hoger dan de afgewerkte vloeren. De ruimte tussen doorvoermof en buis wordt waterdicht afgedicht met een aangepaste overschilderbare elastische inerte isolerende stof of kit. Akoestische voorzorgen De leidingen moeten degelijk en oordeelkundig bevestigd worden teneinde de voortplanting van trillingen te dempen en elk hinderlijk geruis bij waterafname te voorkomen. De opdrachtnemer dient dienaangaande alle schikkingen te treffen om een stille werking van de installatie toe te laten. Bescherming van de leidingen Alle inbouwleidingen, voorzover ze niet dienen beschermd tegen vorst en/of condens worden voorzien van een aangepaste bescherming tegen beschadiging en corrosie, d.m.v. kunststoftape (of elke andere gelijkwaardige bescherming).
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 239/343
Aansluiting toestellen Voor de aansluiting aan kranen, warmwatertoestellen en dergelijke worden ter hoogte van de aftappunten, haakse hulpstukken of inbouwdozen voorzien waarin een messing hulpstuk, met aangepaste binnendiameter, gevat zit dat de montage van de traditionele hoekafsluitkraantjes op de leidingen toelaat. De zichtbare koperen leidingen dienstig voor de voeding van de sanitaire apparaten moeten steeds verchroomd zijn (leiding na de stopkraan). De wanddikte van deze leidingen mag na de afsluitkraan 0,8 mm bedragen (prijs van al de hiervoor vermelde elementen inbegrepen in de prijs van de sanitaire toestellen en sanitaire kranen - zie hoofdstuk 0 en H.3). Preventie - legionellabesmetting De installatie dient dusdanig opgevat dat ze voldoet aan het “Legionella-Besluit” (6 juli 2001). Alle leidingen die beschadigd worden, zowel tijdens het lossen als tijdens de plaatsing worden vervangen. De gerealiseerde verbindingen moeten zichtbaar blijven tot een hydraulische dichtheidsproef is uitgevoerd (d.w.z. geen anticorrosiebanden, geen bekleding, geen dekvloer), om beschadigingen te vermijden worden zij nadien zo snel mogelijk bedekt met de voorziene uitvullingslagen. Proeven De opdrachtnemer zal de volledige sanitaire installatie voor het afdichten van de leidingen testen op haar waterdichtheid. De proeven voldoen aan STS 62.08, en zullen gebeuren bij een druk van minstens 1,5 maal de dienstdruk van het leidingnet. Op het ogenblik dat deze bereikt is zal hij gedurende 2 uren volgehouden worden. De proeven worden uitgevoerd door de opdrachtnemer met eigen materiaal en eigen personeel. Het Bestuur zal tijdig verwittigd worden van het begin van de proeven teneinde de controle uit te oefenen. Na het uitvoeren van dichtingproeven blijven de buizen onder normale waterdruk zodat gebeurlijke lekken tijdig kunnen waargenomen worden. De prijs van alle niet in de meetstaat opgenomen onderdelen die deel uitmaken van een watertoevoernet is begrepen in de prijs per meter buis. Meting Meeteenheid: • voor de buizen: per lopende meter, opgesplitst naar nominale diameter en wijze van plaatsing (opbouw of inwerking) • voor de hulpstukken: per stuk. Meetcode: • Voor alle leidingen: lengte van de leidingen, gemeten in de as van de buis, over de hulpstukken heen. • Voor de leidingen vervaardigd uit verzinkt staal en voor de leidingen vervaardigd uit roestvrij staal zijn de toebehoren en de hulpstukken in de prijs begrepen. • Voor de kunstofleidingen komen de hulpstukken voor betaling in aanmerking
H.1.7.2. Aanvoerleidingen & toebehoren - buizen / verzinkt staal Materiaal Het betreft sanitaire toevoerleidingen, geschikt voor de distributie van drinkwater, vervaardigd uit gegalvaniseerd staal, zinklaag min. 400gr/m², volgens NBN EN 10240 - Inwendige en/of uitwendige beschermende deklagen voor stalen buizen - Specificaties voor dompelverzinkte deklagen aangebracht in geautomatiseerde installaties (1998).
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 240/343
Referentienormen NBN A 25-103 - Stalen buizen voor courant gebruik - Schroefbare buizen (1979) NBN A 25-104 - Stalen buizen voor courant gebruik - Pijpen met gladde uiteinden, niet schroefbaar (1979)
Tot ND 40 : NBN A 25-103, schroefbare naadloze of gelaste buis. Vanaf ND 40 : NBN A 25-104, niet-schroefbare naadloze buis, normale reeks De schroefkoppelstukken zijn uit smeedbaar gietijzer volgens NBN EN 10242 Smeedbaar gietijzeren pijpfitting met schroefdraad (1999), NBN EN 545 - Buizen, koppelstukken, toebehoren en hun verbindingen van nodulair gietijzer, voor waterleidingen - Eisen en beproevingsmethoden (2010) en zijn voor het draadsnijden in- en uitwendig warm gegalvaniseerd door onderdompeling. Specificaties Nominale diameters: overeenkomstig de aanduidingen op plan (of richtlijnen van de LA) of overeenkomstig de vereiste debieten volgens studie door de opdrachtnemer. Bevestigingsbeugels: gegalvaniseerd staal of messing, aan de binnenzijde bekleed met een elastisch materiaal. De maat is aangepast aan de buisdiameters. De bouten van de beugels zijn uit messing of cadmiumstaal. Uitvoering De plaatsing van de leidingen gebeurt overeenkomstig de voorschriften van STS 62.02 - Sanitaire leidingen (1966), aangevuld met TV 145. De leidingen moeten gesneden worden met een speciaal snijtoestel en nadien zorgvuldig worden afgebraamd; perfect rechtlijnig geplaatst worden, waarbij iedere richtingsverandering of aftakking perfect haaks wordt gerealiseerd d.m.v. verbindingsstukken. Geen enkele verbinding mag geplaatst worden op achteraf onbereikbare plaatsen als in vloeren, wanden, …. De verbindingen en dichtingen worden uitgevoerd overeenkomstig NBN 237 d.m.v. : • Schroefverbindingen tot maximum ND 40. Bij schroefdraadverbindingen wordt gebruik gemaakt van hulpstukken uit smeedbaar gietijzer, een geschikte pasta en speciale afdichtingmiddelen met uitsluiting van natuurlijke hennepvezels. Verbindingen met lange cilindrische schroefdraad evenals nippels met cilindrische schroefdraad zijn verboden. De leidingen die in opbouw geplaatst worden, zullen trillings- en geluidsvrij bevestigd worden d.m.v. daartoe geschikte beugels met schroef en plug of op gegalvaniseerd stalen rails in U-vorm bevestigd door minstens twee vijzen en pluggen. Waar mogelijk worden ze gegroepeerd in leidingkokers of opgelegd in schalen. De maximale tussenafstanden bedragen respectievelijk: Buitendiameters
Horizontale tussenafstand
Verticale tussenafstand
ND 18 max. 100 cm max. 150 cm ND 22 / 28 / 34 max. 150 cm max. 200 cm ND 42 / 80 max. 200 cm max. 300 cm Bij doorvoeringen door wanden en vloeren worden hulzen gebruikt die de vrije uitzetting van de buizen toelaten, zij steken 1 cm boven de afgewerkte vloer uit en worden waterdicht afgewerkt. Het leidingverloop biedt voldoende mogelijkheden tot uitzetting. De uitzetting bedraagt voor stalen buizen bedraagt (zie ook tabel 5 van TV 154 (WTCB)) • 0,5 mm/m voor koudwaterleiding • 1,2 mm/m voor warmwaterleiding
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 241/343
Waar nodig worden uitzettingscompensatoren voorzien. De nodige berekeningen en een gedetailleerd uitvoeringsschema worden ter goedkeuring voorgelegd aan de ontwerper. Leidingen die worden ingewerkt in muren en vloeren worden vooraf spiraalvormig omwonden met anticorrosie hechtende PVC-band, waarbij iedere winding de vorige overlapt met een overlapping van minimaal 20 mm per winding, overeenkomstig NBN EN 12068 - Kathodische bescherming - Uitwendige organische bekleding voor de bescherming tegen corrosie van in de bodem of in het water gelegde stalen buisleidingen die samen met de kathodische bescherming worden gebruikt Wikkelbanden en krimpbare materialen (1998). De omhulde leidingen dienen volledig bestand te zijn tegen corrosie van chemische en elektrolytische aard.
H.1.7.3. Aanvoerleidingen & toebehoren - buizen / rvs Materiaal De buizen en speciale stukken zijn gemaakt van roestvrij staal AISI 316. De leidingen zijn verplicht uit te voeren met stangen; buizen op rol zijn niet toegelaten. De verbindingen gebeuren door speciaal hiertoe voorziene perskoppelingen, eveneens in roestvrij staal. Uitvoering De plaatsing is overeenkomstig de richtlijnen van de fabrikant. De beugels zijn uit roestvrij staal en worden bevestigd met schroef en plug. Toepassing Opbouw verdeelleidingen van groepen urinoirs, toiletten, enz., ingeval van renovatiewerken
H.1.7.4. Aanvoerleidingen & toebehoren - buizen / kunststof Materiaal Het betreft sanitaire en verwarmings- toevoerleidingen uit kunststof, geschikt voor de distributie van koud & warm drinkwater of centrale verwarming. Het systeem van buizen, hulpstukken kranen en toebehoren beschikt op datum van de bestelling over een geldige BENOR-keur of een Technische Goedkeuring (ATG) of over een gelijkwaardig attest volgens de Europese Normen. Specificaties Materiaal : naar keuze van de opdrachtnemer: • (ofwel) VPE-leidingen (vernet polyethyleen) en HDPE mantelbuis. De mantelbuis beschermt de VPE-buis tegen UV en agressieve inwerking van de dekvloer en laat thermische uitzettingen van de binnenbuis toe. De buis wordt op regelmatige afstand (1,5 m) vastgezet om verschuiving tijdens het aanbrengen van de dekvloer tegen te gaan. De VPE buis moet bij eventuele beschadiging kunnen vervangen worden door uittrekken terwijl gelijktijdig de nieuwe buis wordt ingetrokken. De ontwerper houdt zich het recht voor een demonstratie van een dergelijke vervanging te laten uitvoeren door de installateur op een willekeurig gekozen leidingelement, zonder dat hiervoor een meerkost kan worden aangerekend. • (ofwel) PEX-alu-PEX leidingen. Drieschalige kunststofbuis bestaande uit een binnenbuis uit PEX, een volledig en homogeen hechtende verbindingslaag, een aluminiumlaag van minimum 0,3 mm dikte, gelast en een totaal zuurstof diffusiescherm vormend, een volledig en homogeen hechtende verbindingslaag, een PEX buitenbuis. Galvanische koppels tussen het aluminium en andere metalen worden vermeden door gebruik van aangepaste koppelstukken, volgens ATG-attest.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 242/343
Nominale diameters : overeenkomstig de aanduidingen op plan of overeenkomstig de vereiste debieten volgens studie door de opdrachtnemer Bedrijfstemperatuur : respectievelijk geschikt voor koud & sanitair warmwater Verbindingen : volgens voorschriften van de fabrikant Beugels of ondersteuningselementen : pijpbeugels. Uitvoering De uitvoering, de plaatsing en de inregeling van de elementen gebeuren strikt volgens de voorschriften van de ATG. Alle hulpstukken, koppelingen, adapters, kraanwerk, evenals het gereedschap, voorgeschreven door de fabrikant zijn verplicht te gebruiken. Ingeval van plaatsing in inbouw (in dekvloeren, in muren,…) worden de kunststofleidingen, overeenkomstig de aanduidingen in de samenvattende meetstaat, voorzien van aangepaste mantelbuizen of polyethyleen leidingisolatie met een minimum dikte van 13 mm. Ingeval van plaatsing in opbouw , worden de leidingen met daartoe geschikte beugels bevestigd. Daar waar mogelijk worden deze leidingen gegroepeerd in leidingkokers of opgelegd in schalen. Volgens de aanduidingen in de samenvattende meetstaat worden zij geïsoleerd, overeenkomstig rubriek 0. Alle leidingen tussen collector en sanitaire aftappunten zijn verplicht uit één stuk. Zij worden op voldoende plaatsen vastgezet, zodat de dekvloer- en vloerwerken zonder moeite kunnen verlopen. Spanningen ter hoogte van koppelingen worden vermeden door een vloeiend leidingverloop, met respect voor de door de leverancier opgegeven minimale buigstralen en het absoluut vermijden van inklemming in de mantelbuis. Waar vele leidingen bijeenkomen (bv. in de buurt van collectoren), ter plaatse van kruisingen met andere leidingen, … wordt voldoende tussenruimte voorzien, opdat de dekvloer voldoende steun heeft op de onderliggende betonvloer. Er wordt bij de uitvoering rekening gehouden met de uitzettingen van het materiaal. Alle doorvoeringen door muren en vloeren, ongeacht het type kunststofbuis, zullen uitgevoerd worden met een mantelbuis, waarin de buis vrij kan bewegen. De diameter van deze mantelbuis is voldoende groot zodat de kunststofbuis een ruime speling krijgt en aldus ontoelaatbare spanningen worden vermeden. Waar nodig om korte buigstralen te verwezenlijken of om de buis te ondersteunen worden geleidingsbochten of segmentschalen gebruikt. Om buizen loodrecht uit de vloer te doen komen, worden zij over hun buitenste kromming ondersteund door bochtstukken uit kunststof, voorzien van voetplaat. Voor de aansluiting van toestellen, worden ter hoogte van de aftappunten haakse koppelingen uit messing gebruikt, die de montage van traditionele hoekafsluitkraantjes toelaten. Zij zitten vervat in aangepaste kunststof inbouwdozen, die in holle scheidingswanden kunnen worden gemonteerd en/of in de muur gemetseld worden, afgedekt met cementmortel die ruw is gemaakt om de hechting van het pleisterwerk te bevorderen. Keuring Proeven: Vóór het aanbrengen van de dekvloer wordt per installatie verplicht een druktest uitgevoerd. De proef wordt uitgevoerd nadat het systeem een voldoende mechanische weerstand heeft opgebouwd (verharding van verlijmingen, afkoeling lassen,…) en bij een nagenoeg constante omgevingstemperatuur. De leidingen mogen pas na uitvoering van de drukproeven en de goedkeuring door het Bestuur worden ingestort.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 243/343
H.1.7.5. Aanvoerleidingen & toebehoren - leidingisolatie Materiaal De leidingisolatie is zelfdovend, chemisch neutraal, niet giftig, bevat geen corrosieverwekkende bestanddelen en is bestand tegen temperaturen van -15°C tot 90°C. De binnendiameter van de isolatie moet aangepast zijn aan de buitendiameter van de leidingen zodat deze perfect worden omsloten. De isolatiedikte beantwoordt aan • tabel 11 en 12 van het TB 105 voor thermische isolatie. • tabel 19 en 20 van het TB 105 voor condenswerende isolatie. De dikte van de isolatie bedraagt daarbij minstens 20 mm tot ND 32 en minstens 30 mm vanaf ND 40. Bij diameters vanaf ND40 worden alle toebehoren (kranen, koppelingen,…) eveneens geïsoleerd. Op vraag legt de opdrachtnemer legt een technische nota voor, waaruit blijkt dat de dikte van de isolatie voldoet aan de tabellen van het TB 105. Specificaties polyethyleenslangen, wanddikte minstens 13mm, naadafdichting zelfklevend. Warmtegeleidingscoëfficient : < 0,04 W/mK (bij 40°C) De brandreactie van het isolatiemateriaal beantwoordt aan klasse A1, volgens NBN S 21-203. Uitvoering De nodige maatregelen worden genomen om het nat worden van de isolatie te voorkomen. Bij het aanbrengen moeten zowel de isolatie als de leidingen volledig droog zijn. De richtlijnen van de fabrikant worden stipt opgevolgd. Het plaatsen van de isolatie wordt pas uitgevoerd nadat de leidingen en apparaten van de nodige beschildering en/of beschermingstape werden voorzien en na uitvoering van de circulatie en dichtheidsproeven van de leidingen. Elke leiding wordt afzonderlijk geïsoleerd. De installateur zal de leidingen daartoe met voldoende tussenruimte plaatsen om een vakkundige plaatsing en verzorgde afwerking van de isolatie mogelijk te maken. De isolatie wordt goed aaneensluitend op de leidingen aangebracht en mag niet onderbroken worden ter plaatse van bochtstukken, bevestigingen of steunen van de leidingen. De bochten en aftakkingen worden uitgevoerd met voorgevormde stukken of met op maat gesneden segmenten. Naden worden naar beneden gericht en zorgvuldig dichtgekleefd of dichtgelijmd. De uiteinden van de leidingisolatie worden op gepaste wijze afgewerkt (o.a. speciale manchetten bij minerale wol) en gemerkt met getuigeringen in genormaliseerde kleuren. Op plaatsen waar kans is op beschadiging van de isolatie, wordt een bescherming voorzien met stijve schalen (PVC / ALU) of een gewapende folie. Tenzij de isolatie op zichzelf een dampscherm vormt wordt bij het beschermen van de isolatie rond koudwaterleidingen tussen de isolatie en de bescherming een dampscherm aangebracht. Alle naden tussen de dampschermelementen onderling als tussen deze en de leidingen aan het uiteinde van de isolatie worden volstrekt vochtdicht gekleefd met een zelfklevende aluminiumband van minstens 50 mm breed. Meting meeteenheid: per lopende meter meetcode: netto te isoleren lengte, volgens buisdiameter.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 244/343
H.2.
SANITAIR / TOESTELLEN & TOEBEHOREN
H.2.1. Sanitair / toestellen & toebehoren – algemeen Omschrijving De post "sanitair / toestellen & toebehoren" omvat de levering en plaatsing van de respectievelijke toestellen, met inbegrip van alle bijhorigheden zoals stoppen, noodzakelijke bevestigingsmiddelen, aansluitingen, afsluitkranen en rozetten, overlopen, afvoergarnituren met sifon, elastische dichtingen, alsook alle alsook alle in het bijzonder bestek weerhouden toebehoren en aanvullende specificaties. Materialen Behoudens andersluidende bepalingen in de bestelbrief gelden onderstaande bepalingen : • Alle toestellen en hun toebehoren beantwoorden aan STS 61- Sanitaire toestellen (1982). De voorschriften inzake afmetingen en vormen, de kenmerken inzake het uitzicht van de geëmailleerde gedeelten, de bepalingen inzake monsterneming en proeven, zijn integraal van toepassing. De respectievelijke afmetingen van de toestellen worden uitgedrukt in mm, de richtmaten en toegelaten toleranties kunnen desgevallend bijkomend worden gespecificeerd in de bijzondere beschrijving. • Alle toestellen voldoen aan het "reglement voor de bescherming van het drinkwater" van Belgaqua • Alle toestellen zijn conform aan de vigerende Europese EN-normeringen (EN 31-38, ...). De aangewende materialen beantwoorden aan STS 61- deel II - materialen. De toestellen en hun bijhorigheden zijn vervaardigd uit sanitair porselein, metaal en/of hoogwaardig kunststof. Zij vertonen geen onvolkomenheden zoals doffe plekken, oneffenheden, barsten en andere visuele gebreken. De toegelaten gebreken inzake uitzicht worden gegeven in de tabel van STS 61.31.13. • Alle sanitaire toestellen, die deel uitmaken van een geheel of binnen hetzelfde sanitair lokaal hebben dezelfde homogene witte kleurnuance en zijn onderling in harmonie qua vorm en uitzicht. Op elk sanitair toestel is een fabrieksmerk aangebracht op een onuitwisbare en bescheiden wijze. • Elk toestel moet voorzien zijn van een reukafsluiter. De aansluitingen op afvoerleidingen en reukafsluiters uitgevoerd worden in hittebestendige materialen (kunststof / verchroomd messing / …) overeenkomstig NBN EN 274 Afvoerinrichtingen voor sanitaire toestellen - Delen 1-3 (2002). • Alle zichtbare metalen onderdelen en bevestigingstoebehoren zijn verchroomd of uit inox. • De sanitaire kitten zijn vrij van oplosmiddelen (neutrale-niet-zuurhoudende siliconen op basis van polysiloxanen, polysufiden …). Ze polymeriseren nagenoeg volledig zonder krimp, zijn blijvend elastisch, schimmelwerend en goed bestand tegen reinigings- en oplosmiddelen. Kleur: standaard wit (behoudens specifieke bepalingen in de bestelbrief). Uitvoering De sanitaire toestellen worden geplaatst op de locatie zoals aangeduid op de plannen. De juiste opstelniveaus zullen desgevallend per type toestel en lokaal besproken worden. De toestellen worden waterpas geplaatst en stevig verankerd in wanden en/of vloeren. Alle bevestigingsschroeven, bouten en moeren zijn in roestvast staal (RVS). Openstaande voegen tussen toestellen, vloer- en wandafwerkingen en werkbladen zullen zorgvuldig worden ontvet en opgespoten met een hoogwaardige, blijvend elastische, nietzuurhoudende sanitaire kit of voorzien van een aangepast dichtingsprofiel, overeenkomstig de aanbevelingen van TV 227 § 5.6.2 - Betegeling in vochtige ruimten (WTCB, 2004). Indien vereist volgens de richtlijnen van de fabrikant dient voorafgaandelijk een hechtlaag (primer) te worden aangebracht. De uitvoering dient daarbij te gebeuren in optimale uitvoeringscoördinatie met de plaatsing van de voorziene wandbetegelingen.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 245/343
De sanitaire aansluitingen garanderen een water- en reukdichte aansluiting, een goede lediging en afwatering, conform NBN EN 274 – Afvoerinrichtingen voor sanitaire toestellen – Delen 1 – 3 (2002). De diameters van zowel aan- als afvoerleidingen zijn afgestemd op deze van de respectievelijke aansluitpunten. Tenzij anders gespecificeerd op plannen of ter plaatse aangegeven door de leidende ambtenaar, worden alle toe- en afvoerleidingen van wastafels, douches en WC’s zoveel mogelijk ingewerkt in vloeren en muren. Alle toestellen, vervaardigd uit metaal, moeten worden voorzien van een klem voor aansluiting op de bijkomende equipotentiaalverbindingen, overeenkomstig het A.R.E.I. Na plaatsing wordt alle verpakkingsafval van de werf verwijderd, worden de toestellen en hun toebehoren ontdaan van alle klevers. Voor de voorlopige oplevering wordt de installatie volledig ontvet en gereinigd. Alle elementen welke beschadigd raken, zowel tijdens het lossen als tijdens de plaatsing worden op kosten van de opdrachtnemer vervangen. Meting meeteenheid: per stuk, volgens type, aard en/of afmetingen van het toestel of attribuut
H.2.2. Closetpotten & toebehoren H.2.2.1. Closetpotten & toebehoren - algemeen Omschrijving De installatie omvat de levering en plaatsing van de closetpotten, inclusief de spoelreservoirs en -inrichtingen, de uitlaatkoppelingen, de aansluiting van de muurstopkraantjes en de aanvoerleidingen, alsook alle vermelde standaard toebehoren zoals toiletbril en papierrolhouder, ... Materialen Alle toestellen voldoen aan de voorschriften van STS 61.2 - closetpotten en reservoirs met toebehoren. Closetpotten De closetpotten zijn vervaardigd uit sanitaire vuurklei of sanitair porselein volgens STS 61.02.90 en NBN EN 997 - WC-potten en WC-installaties met ingebouwde stankafsluiter. De closetpotten zijn overeenkomstig hun opstelling van het type diepspoel- / hevelmodel en voorzien van een reukslot van minimum 5 cm. Spoelreservoir & inrichting De spoelinstallatie bestaat uit een waterreservoir, een voedingssysteem en een leegloopinrichting. Zij is afgestemd op de afmetingen en de aard van het type closetpot. De aanbouw-rugspoelbak met aansluitgarnituur garandeert een waterdichte en stabiele bevestiging van het spoelreservoir op de closetpot d.m.v. minimaal twee schroefbouten. Het reservoir heeft een “ecologische” inhoud van maximaal 7 à 9 liter en zal voldoen aan het "reglement voor bescherming van het drinkwater" van BELGAQUA. Het reservoir heeft een moderne vormgeving en is uit harde kunststof volgens STS 61.22.32.21, d.w.z. breukvast, bestand tegen stoten van harde lichamen tot 5 Nm, tegen chloor, verkleuring, vorst en veroudering. Voorzien van een anticondensisolatie en een sigaret-proof deksel. De bijhorende spoelinrichting is vervaardigd uit synthetisch materiaal en vergt een minimale druk, afhankelijk van het type en de werkwijze van het toestel.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 246/343
De spoelkraan met verstelbare vlotter heeft een progressieve geleidelijke sluiting, is bestand tegen drukstoten en voorzien van een antizuiginrichting. Het systeem moet een snelle, geruisarme vulling (maximaal 20 dB bij een voedingsdruk van 3 bar hetzij maximaal 12 dB bij 5 bar) en een perfecte afsluiting garanderen. De wateraansluiting kan in principe zowel links, of rechts gebeuren en wordt geleverd met een kraanaansluiting, aanvoerbuis en afsluitkraan, alle in verchroomd messing, met een minimum diameter van 3/4". Toebehoren - closetzitting De closetzittingen behoren tot de standaard toebehoren en zijn van het type met opklapbaar deksel. In open stand blijven de zitting en/of het deksel veilig rechtop staan. De zittingen zijn ergonomisch van vorm en dienen harmonieus aan te sluiten op de closetpot. Zitting en deksel zijn vervaardigd uit in de massa gekleurde thermohardende kunststof. Zij moeten naar keuze van het Bestuur leverbaar zijn in wit of zwart. Zij zijn voorzien van bumpers uit rubber of soepele kunststof. De scharniergewrichten zijn uit roestvast staal of verchroomd messing. Zij worden bevestigd met twee, aan de afstand tussen de boutgaten regelbare, vleugelmoeren in RVS of hoogwaardige kunststof. De zitting en het deksel moeten breukvast zijn en stevig genoeg zijn om een volwassen persoon (ca. 100 kg) toe te laten erop recht te staan zonder dat dit blijvende vervormingen of barsten veroorzaakt. Toebehoren - papierrolhouders De papierrol hangt in een klapbare U-vormige houder met omgebogen uiteinde en wordt afgedekt met een plaat die scharnierend op de muurplaat is bevestigd. De rugplaat wordt rechts van het toilet, op een hoogte, begrepen tussen 70 en 90 cm, in de muur gevezen met verchroomde of roestvast stalen vijzen en PVC pluggen. De onzichtbare bevestiging gebeurt volgens de richtlijnen van de fabrikant. De rolhouder is vervaardigd uit roestvast staal kwaliteit 18/10 (plaatdikte minimaal 0,8 mm, zonder scherpe randen) Uitvoering De closetpotten en hun toebehoren worden geplaatst volgens de voorschriften van STS 61.2. De opdrachtnemer staat in voor de juiste maatafstemming tussen de (voorgeschreven) uitlaatkoppeling van het toestel en de in de ruwbouw te integreren aansluitpunten met de riolering. De uitlaat van de closetpot wordt water- en reukdicht op de riolering aangesloten met behulp van een aangepaste toiletmof met lipdichting uit rubber of kunststof. De riolering zelf zal zo gedimensioneerd, verlucht en uitgevoerd worden dat de wc-afvoer feilloos werkt. De bevestiging is zodanig uitgevoerd dat de geplaatste closetpotten gedurende 1 uur een statische last van 150 kg kunnen dragen zonder merkbare verplaatsing of beschadiging (3 zakken zand van 50 kg). Meting meeteenheid: per stuk, desgevallend opgesplitst volgens aard van het toestel.
H.2.2.2. Closetpotten – staand Materiaal Het betreft staande closetpotten met een moderne vormgeving vervaardigd uit sanitair porselein. Specificaties Voor vervanging van een bestaande closetpot stelt de opdrachtnemer een model voor dat zo goed mogelijk lijkt op het bestaande model. Type: duoblok of diepspoelmodel
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 247/343
Afmetingen: • zithoogte: 390 à 400 mm • breedte: 345 à 360 mm • diepte: circa 700 mm Uitlaatopening: horizontaal / verticaal en verborgen / zichtbaar Spoelreservoir: • Materiaal: kunststof • Inhoud: maximaal 9 liter • Bediening: drukknop in kunststof inox (geborsteld) • De leegloopinrichting met overloopbuis en klep is voorzien van een dubbel instelbaar waterbesparend doseersysteem tussen 3 à 4 tot 6 liter. Toebehoren Closetzitting: thermohardende kunststof. Kleur: wit Uitvoering De vloer waarop de pot wordt geplaatst dient volledig vlak en horizontaal te zijn. De closetpotten en stortbakken worden stabiel en horizontaal geplaatst. De bevestiging is afgestemd op de samenstelling van de vloeropbouw, waarbij de pot d.m.v. minimum 2 tot 4 RVS- schroeven (diameter minstens 9 mm, lengte 80 mm), bijhorende PVC-pluggen en onderlegschijfjes op de vloer wordt gevezen. Het contactvlak wordt voorafgaandelijk over de ganse omtrek voorzien van een aangepast soepel product. De randen worden na plaatsing zorgvuldig afgewerkt met aan de ondergrond aangepaste neutrale niet-zuurhoudende sanitaire siliconen, kleur wit of te bepalen door de leidende ambtenaar.
H.2.2.3. Closetpotten - hangend Materiaal Het betreft wandclosetpotten bestemd voor ophanging. Zij zijn vervaardigd uit sanitair porselein volgens STS 61.02.90 en beantwoorden aan de voorschriften van STS 61.21.22. en NBN EN 38 - Wandclosetpot met onafhankelijke spoelinrichting Aansluitmaten (1992). De bevestigingsmodule met ingebouwde jachtbak en spoelinrichting is een prefab installatie-element, geschikt voor montage in of voor de muur met verstelbare montagesteun en ingebouwde bevestigingshulzen. Het element is uitgerust met een geluidsarm inbouwspoelreservoir in hoogwaardige kunststof, voorzien van een anticondensisolatie en een aangepast aansluitgarnituur voor het waterdicht bevestigen van het spoelreservoir op de closetpot. De spoelinrichting is standaard uitgerust met een waterbesparende dubbel instelbare leegloopinrichting (3 of 6 liter). Het bezoekluik is afgedekt met een plaat in kleurvaste kunststof met twee in het deksel geïntegreerde drukknoppen. Specificaties Type: diepspoelmodel (T-vormig met afgeronde zijkanten en verborgen sifon) Spoelreservoir: inbouwdiepte maximum 200 mm Afmetingen closetpot: • zithoogte: 390 - 400 mm • breedte: 345 -360 mm • diepte: 530 - 580 mm Bedieningspaneel: kunststof inox (geborsteld) Toebehoren Closetzitting: thermohardende kunststof Kleur: wit
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 248/343
Uitvoering De montage gebeurt volgens de voorschriften van de fabrikant en de aanduidingen op de plannen. Het closet wordt tegen de muur bevestigd bij middel van een speciaal ingewerkt frame en/of L-vormige draagstoelen uit verzinkt staal, zodat het een statische last van 1500 N kan dragen zonder merkbare verplaatsing. De keuze van de bouten (ND 16 - 18 met minimale trekweerstand van 2500 N) is afhankelijk van de samenstelling van de muur en de aard en type van het ingebouwd spoelsysteem. Krachtenconcentraties worden vermeden door voorafgaandelijk over gans het draagvlak van de closetpotten een verdelingspasta uit te strijken. De wateraanvoer en -afvoer worden onzichtbaar aangebracht. Over de volledige oppervlakte van het frame dient aan het frame een 18mm dikke multiplexplaat, die voorzien is van de nodige uitsparingen, vastgemaakt. Prijs van de plaat in de prijs begrepen.
H.2.2.4. Toiletpapierrolhouder De rolhouder is vervaardigd uit gepolijst roestvast staal kwaliteit 18/10 (plaatdikte minimaal 0,8 mm, zonder scherpe randen) Vastzetting met roestvrije vijzen en pluggen.
H.2.3. Handwastafels - wandmodel / porselein Omschrijving Het betreft handwastafels te voorzien in de afzonderlijke toiletruimten. De eenheidsprijs omvat de levering, de bevestiging en aansluiting van het sanitair toestel met inbegrip van de ophangelementen, het waterafvoersysteem en de verchroomde muur-stopkraantjes voor elke te monteren kraan. Materiaal De handwastafels en alle toebehoren voldoen aan de voorschriften van STS 61.32 Handwasbakken (1982) en NBN EN 31 (2014) - Handwasbakken voor bevestiging aan de wand - Aansluitmaten (2003). De zichtbare bevestigingsbeugels, evenals de aanvoerpijpjes en de hoekstopkraantjes met rozetten zijn vervaardigd uit verchroomd messing. De uitloopfitting 5/4", 3/4" is uit roestvast staal of verchroomd messing, aangesloten met messingmoer en dichtingsringen en is voorzien van een stop in rubber of soepele kunststof, bevestigd door middel van een bolletjesketting uit roestvast staal of verchroomd messing. Het afvoergarnituur is voorzien van een losschroefbare reukafsluiter met een waterslot van tenminste 4 cm. De sifon wordt dicht tegen de achterwand geplaatst en is, naar keuze van de opdrachtnemer, van het type • bekerreukafsluiter uit verchroomd messing of verchroomd polypropyleen met afschroefbare bodem. • buisreukafsluiter uit wit polypropyleen of polyethyleen. Zelfreinigend niet-leegzuigbaar type. Specificaties Voor vervanging van een bestaande handwastafel stelt de opdrachtnemer een model voor dat zo goed mogelijk lijkt op het bestaande model. Model : afgerond met ovale kom, boogvormige rug en zijvlakken, spatrand, zeepschaal met afvloei Kleur : wit Buitenafmetingen : circa 450(b)x300 (d)x200(h) mm, met een tolerantie van + 30 mm. Kraanopstelling : centraal kraangat / kraangat op de zijrand. Overloop : ingewerkt in het materiaal / geïntegreerd in een dubbele wand Afvoerplug : rubberstop met parelketting Sifon : bekersifon(verchroomd messing / verchroomd polypropyleen) / buissifon
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 249/343
Uitvoering De wastafels en alle toebehoren worden geplaatst volgens de voorschriften van STS 61 (1982). De wastafels worden stabiel en horizontaal geplaatst, de plaatsingshoogte (bovenkant) bedraagt 850 +/- 20 mm. De juiste opstelling van de toebehoren is in overleg met de leidende ambtenaar te bepalen. De handwastafels worden onzichtbaar aan de muur bevestigd overeenkomstig STS 61.32.2, hetzij met twee roestvaste trekbouten, hetzij met twee bijpassende metalen haken. Krachtenconcentraties worden vermeden door voorafgaandelijk elastische glijringen te plaatsen tussen de moeren en de wastafels. De handwastafels worden aangesloten op de sanitaire afvoerleidingen met tussenplaatsing van een reukafsluiter. De kranen, zoals voorzien in hoofdstuk H.3, worden aangesloten op de aanvoerleidingen met tussenplaatsing van stopkranen. De voegen tussen het muurvlak en de wastafel worden afgekit met daartoe geschikte neutrale, niet zuurhoudende sanitaire siliconen, kleur wit of te kiezen door de leidende ambtenaar. Keuring De bevestiging is aangepast aan de dragende wand en zodanig dat de geplaatste handwastafels een statische last van 600 N kunnen dragen zonder merkbare verplaatsing. Meting meeteenheid: per stuk
H.2.4. Wastafels & toebehoren H.2.4.1. Wastafels & toebehoren - algemeen Omschrijving De eenheidsprijs omvat de levering, de bevestiging en aansluiting van het toestel met inbegrip van de ophangelementen, het waterafvoersysteem, desgevallend het inbouwen van het element in een meubel en/of tablet, verchroomde muurstopkraantjes voor elke te monteren kraan. Materialen De wastafels en alle toebehoren voldoen aan de voorschriften van STS 61 Sanitaire toestellen (1982) en NBN EN 31 (2014) - Wandwastafels - Aansluitmaten. Zij zijn vervaardigd uit sanitaire vuurklei / sanitair porselein, beantwoordend aan de voorschriften van STS 61.02.91 of 61.02.92. De toegelaten gebreken inzake uitzicht worden gegeven in de tabel van STS 61.31.13. De zichtbare aanvoerleidingen evenals de bevestigingsbeugels en stopkranen zijn vervaardigd uit verchroomd messing. De uitloopfitting 5/4" is uit roestvast staal of verchroomd messing en overeenkomstig het bijzonder bestek voorzien van een stop in rubber of soepele kunststof, bevestigd door middel van een parelketting uit roestvast staal of verchroomd messing. Het afvoergarnituur is voorzien van een losschroefbare reukafsluiter met een waterslot van tenminste 4 cm. De sifon is, naar keuze van de opdrachtnemer, van het type • bekerreukafsluiter uit verchroomd messing / wit polypropyleen met afschroefbare bodem. • buisreukafsluiter uit wit polypropyleen / polyethyleen.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 250/343
Uitvoering De wastafels en alle toebehoren worden geplaatst volgens de voorschriften van STS 61 (1982). De wastafels worden stabiel en horizontaal geplaatst, de standaard plaatsingshoogte (bovenkant) bedraagt 850 +/-20 mm. De juiste opstelling van de toebehoren is in overleg met de leidende ambtenaar te bepalen. Keuring De bevestiging is aangepast aan de dragende wand en zodanig dat de wastafels een statische last van 100 kg kunnen dragen zonder merkbare verplaatsing. Hiertoe wordt voor de oplevering en in de aanwezigheid van de leidende ambtenaar 100 kg (proef : twee zakken van 50 kg op de wastafel te plaatsen). Meting meeteenheid : per stuk, desgevallend opgesplitst volgens aard van het toestel
H.2.4.2. Wastafels & toebehoren - wandmodel / porselein Materiaal Het betreft wandwastafels uit sanitair porselein, beantwoordend aan de voorschriften van STS 61.31. De toegelaten gebreken inzake uitzicht worden gegeven in de tabel van STS 61.31.13. Ze worden samen met het afvoersysteem, de rozetten en de kranen ter goedkeuring aan de leidende ambtenaar voorgelegd. Het Bestuur is gerechtigd meer dan één model ter keuze te eisen. Specificaties Voor vervanging van een bestaande wastafel stelt de opdrachtnemer een model voor dat zo goed mogelijk lijkt op het bestaande model. • Type: enkele wastafel • Model: afgerond model met ovalen kom, boogvormige rug en zijvlakken, voorzien van spatrand en zeepschaal met afvloei • Afmetingen: circa 600x500x220 mm, capaciteit : circa 7 liter, (toleranties + 30 mm) • Kraanopstelling: centraal kraangat / kraangat op de zijrand. • Overloop: voorzien van overloop ingewerkt in het materiaal / geïntegreerd in een dubbele wand • Afvoerplug: rubberstop met parelketting • Sifon: bekersifon(verchroomd messing / verchroomd polypropyleen) / buissifon Uitvoering De wastafels worden onzichtbaar aan de muur bevestigd overeenkomstig STS 61.31.2, hetzij met twee roestvaste trekbouten (minimum ND M 12 en trekweerstand van 2000 N per bout ), hetzij met twee bijpassende metalen haken. Krachtenconcentraties worden vermeden door voorafgaandelijk elastische glijringen te plaatsen tussen de moeren en de wastafels. De voegen tussen het muurvlak en de wastafel worden afgekit met daartoe geschikte neutrale, niet-zuurhoudende sanitaire siliconen, wit of kleur te kiezen door de leidende ambtenaar.
H.2.4.3. Wastafels & toebehoren – inbouwmodel / porselein Materiaal Het betreft wastafels bestemd voor inbouw in een meubel, een tablet of dergelijke (zie artikel badkamermeubelen). De inbouwwastafels beantwoorden aan de voorschriften van STS 61.01-07. Zij worden voorzien van een synthetische dichtingsring teneinde de wasbak waterdicht aan te sluiten op het inwerkvlak.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 251/343
Specificaties • • • • • •
Materiaal: wit sanitair porselein Model: rond, diameter + 470 mm, diepte + 200 mm Kraanopstelling: centraal kraangat Overloop: ingewerkt in het materiaal of met afzonderlijke PP-buis Afvoerplug: rubberstop met parelketting Sifon: bekersifon(verchroomd messing / verchroomd polypropyleen) / buissifon
Uitvoering Het uitzagen of uitsparen van de opening in de inbouwtafels is in de eenheidsprijs inbegrepen. De wastafels worden op een stabiele wijze en horizontaal geplaatst. De aansluitingsvoegen met de inbouwtafels worden gedicht ofwel met behulp van geschikte neutrale, niet-zuurhoudende sanitaire siliconen (wit of kleur te kiezen door de leidende ambtenaar) ofwel door voorgevormde elastische profielen. Een voorbeeld van afwerking dient ter goedkeuring voorgelegd. Keuring De onderbouw of draagconstructie moet een statische overlast van 100 kg kunnen dragen.
H.2.4.4. Wastafels & toebehoren - spiegel Materiaal / uitvoering Spiegel, eenvoudig van vorm, met standaard afmetingen 450x600 mm hetzij afgestemd op de breedte van de (hand)wastafel, vervaardigd uit spiegelglas met minimum dikte van 4 mm en gladgeslepen randen. Zij beantwoorden aan STS 61.31.33 en NBN EN 1036 - Glas in gebouwen Verzilverde floatglazen spiegels voor intern gebruik – delen 1 en 2 (2008), draaglaag minimum klasse II, weerkaatsende laag minimum klasse B, kleur: neutraal zilver. Er wordt een waarborg van 10 jaar op de verzilvering gegeven (spotvrij). De bevestigingshaken bestaan uit RVS 18/8 of verchroomd messing, zodanig gekozen dat ze een ruimte laten van 3 tot 5 mm tussen de muur en de spiegel om ventilatie mogelijk te maken. Meting Meeteenheid: per stuk
H.2.4.5. Wastafels & toebehoren - zeepverdeler Materiaal / uitvoering • Opbouw zeepautomaat met handbediening voor min. 500 ml flacons schuimzeep, met eenhandsbediening. Uitvoering in stevige kunststof, kleur wit, of inox 18/10. • Benaderende afmetingen: 110 x 300 x 135 (bxhxd) mm. • Handelsmodel ter goedkeuring voor te stellen • Plaatsing in opbouw met roestvrije bevestigingsmiddelen op door opdrachtgever aan te geven hoogte Meting Meeteenheid: per stuk
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 252/343
H.2.4.6. Wastafels & toebehoren - papierverdeler Materiaal / uitvoering • Opbouwcombinatie handdoekdispenser voor minimum 300 handdoeken van normaal in de handel verkrijgbare papieren handdoeken. Uitgevoerd in stevige kunststof; kleur wit, of inox 18/10. • Benaderende afmetingen: 300 x 300 x 150 (bxhxd) mm. • Manuele werking • Handelsmodel ter goedkeuring voor te stellen. • Plaatsing in opbouw met roestvrije bevestigingsmiddelen • Plaatsingshoogte: bovenzijde ca 175 cm boven vloerpeil. Meting Meeteenheid: per stuk
H.2.5. Douches H.2.5.1. Douches – algemeen Omschrijving De installatie omvat de levering, plaatsing en aansluiting van de vlakke douchekuip, haar onderstel met sokkel, de afvoerinrichting met garnituur en reukafsluiter, de rozetten en de afsluitkranen, alsook alle bijhorigheden zoals afsluitklep of rubberstop met parelketting, ... Materialen De douchekuipen zonder overloop beantwoorden aan de voorschriften van STS 61.43, NBN EN 251 - Stortbadbakken - Aansluitmaten (2003), NBN-EN 14527 'Douchebakken voor huishoudelijk gebruik' en NBN EN 274-1, 2 en 3 Afvoerinrichtingen voor sanitaire toestellen. Zij zijn geschikt om te worden ingebouwd. De afvoerplug is uit roestvast staal of verchroomd messing, volgens STS 61.41.51 Het afvoergarnituur is voorzien van een reukafsluiter, is losschroefbaar en vervaardigd uit hittebestendig polypropyleen (PPR), polyethyleen (PE) of PVC-C Uitvoering De stortbadbakken worden geplaatst overeenkomstig STS 61.43.3. De stortbadbakken worden aangesloten op de sanitaire afvoerleidingen met tussenplaatsing van een reukafsluiter. Bij de metalen stortbadbakken wordt de aardverbindingklem, d.m.v. een koperen geleider verbonden met het dichtst bijgelegen aardverbindingpunt, dit alles volgens de richtlijnen van het AREI. De randaansluitingen en voegen tussen het muurvlak en de stortbadbak worden afgekit met een neutrale, niet zuurhoudende sanitaire siliconen, kleur wit. De voegdichtingen dienen inbegrepen te zijn in de eenheidsprijs van de stortbak en/of de faiencebekleding. De stortbadbakken worden geplaatst overeenkomstig STS 61.43.3. en artikel H.2.5.1 douches - algemeen. De voegen worden zorgvuldig afgekit met een neutrale, niet-zuurhoudende sanitaire siliconen, kleur wit. Er dient een dubbele voegafdichting te worden voorzien, d.w.z. dat de voeg een eerste maal dient opgespoten te worden vóór plaatsing van de wandbetegeling. Pas na visuele controle door de leidende ambtenaar mag de betegeling geplaatst worden. Alle hiervoor beschreven werken en leveringen, met uitzondering van de koperen geleider voor de aarding van de stortbadbak in de prijs begrepen.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 253/343
Meting meeteenheid: per stuk
H.2.5.2. Douches - geëmailleerd staal Materiaal De naadloze douchekuip is uit één stuk geperst in staalplaat en geëmailleerd op alle vlakken. De kwaliteit van het staal beantwoordt aan de voorschriften van STS 61.06.63.1, de stortbadbak zelf aan de bepalingen van STS 61.43.22.2. Het email is van de klasse B en beantwoordt aan de voorschriften van STS 61.06.62.2 en NBN EN ISO 28106-1, bestand tegen zuren, waspoeder en eventuele medische baden. Het Bestuur is gerechtigd meer dan één model ter keuze te eisen. Specificaties Vorm: vierkant Afmetingen: naar keuze van het Bestuur: 800x800 of 900x900 mm. Diepte minimaal 130 mm. Plaatdikte (incl. emaillaag): minimum 3 mm Oppervlak: geprofileerd (antislip) Kleur: wit Ondersteuning: wiegen of een onderstel met regelbare stelpoten Sifon: hittebestendig PPR, PE of PVC-C; eenvoudig te reinigen langs de bovenzijde • Afvoergarnituur: klep (diameter 90 mm) met mechanische bediening • Voorzien van contactlip voor de bijkomende equipotentiaalverbinding. • Voegen: neutrale, niet-zuurhoudende sanitaire siliconen, kleur : wit
• • • • • • • •
H.2.5.3. Speciale toebehoren H.2.5.3.1.
Speciale toebehoren - algemeen
Omschrijving Het betreft de aanvullende uitrustingen voor de douches, die niet standaard begrepen zijn in de eenheidsprijs van de toestellen zelf. De eenheidsprijs per bijkomend uitrustingsattribuut omvat steeds de levering en plaatsing tot een volledig afgewerkt geheel. Materialen Alle metalen elementen zijn corrosiebestendig, ergonomisch en veilig van vormgeving, zonder scherpe randen. Uitvoering De bevestiging van de uitrustingen gebeurt met voldoende inoxvijzen of volgens de aanwijzingen van de fabrikant. De juiste opstelling gebeurt in overleg met de leidende ambtenaar. Meting meeteenheid: per stuk, volgens type, aard en/of afmetingen van het attribuut H.2.5.3.2.
Speciale toebehoren - rail & douchegordijn
Materiaal De rail voor het douchegordijn bestaat uit een afgeronde buis van inox met uitwendige diameter van circa 19 mm die de binnenomtrek van de stortbad ontvanger volgt.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 254/343
Hoeken zijn afgerond. Bevestigingseinden worden voorzien van een rozet uit verchroomd messing. De rail wordt uitgerust met het nodige aantal glijringen aangepast aan het railtype. De ringen zijn vervaardigd uit hoogwaardig kunststof of verchroomd messing en kunnen geopend worden, zij zijn op de gordijnroede geregen ten belope van minimaal 1 per 15 cm lengte. Toebehoren Douchegordijn: kleurloos ondoorzichtig zwaar PVC of PEVA, dikte minstens + 0,2 mm, omzoomde randen, verzwaard zodat het op de juiste positie blijft. Bevestigingsogen: scheurvaste afwerking uit kunststof of verchroomd messing. Uitvoering De bevestiging van de rail op de wand gebeurt op een onzichtbare wijze met aangepaste rozassen of volgens voorstel van de fabrikant. H.2.5.3.3.
Speciale toebehoren - douchedeuren / -wanden
Materiaal Het systeem bestaat uit vaste en beweegbare delen, zodat de volledige breedte kan worden gesloten. De douchedeuren en -wanden zijn vervaardigd uit veiligheidsglas of acrylaat, slagvast, doorschijnend en hittebestendig. Zij worden vervat in één of meerdere kaders van aluminiumprofielen. Specificaties • Type: volgens aanduiding van de samenvattende meetstaat: vast paneel en draaideur / vouwdeur / pendeldeur • Afmetingen (lxb): overeenkomstig de toepassing: 80x80cm / 90x90cm Hoogte: minimum 190 cm. • Vulpanelen: veiligheidsglas, min. dikte: 4 mm • Profielen: geanodiseerd aluminium of gelakt Uitvoering Het uitgevoerde geheel dient een stevige indruk te geven, vlot beweegbaar, spatwaterdicht, en gemakkelijk reinigbaar te zijn. H.2.5.3.4.
Speciale toebehoren - douchezitjes
Materiaal Het betreft een opklapbare douchezit uit kunststof, vastgeklikt op een horizontaal beugelstuk. Model ter goedkeuring voor te leggen aan de LA. Specificaties Materiaal: • Beugels: roestvast staal of geanodiseerd aluminium • Zitting: kunststof, antislip uitvoering, afklikbaar, kleur: wit • afmetingen: + 40x35 cm. Uitvoering De beugel wordt derwijze op de muur gemonteerd dat het zitvlak zich op circa 50 cm hoogte bevindt. De bevestiging moet kunnen weerstaan aan een belasting van minimum 150 kg.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 255/343
H.2.5.3.5.
Speciale toebehoren - kleerhaak
Materiaal / uitvoering roestvrij staal type: vol, buisvormig profiel Ø 14 mm (± 1 mm), lengte ± 35 mm, met vooraan verticale stift Ø 5 mm (± 0,5 mm), hoogte ± 15 mm. verborgen bevestiging achter rozet Ø 30 mm
H.2.5.4. Prefab douchecabine Omschrijving Volledige, voorgemonteerde douchecabine. De delen worden in elkaar gehaakt en vastgeschroefd door ingewerkte moertjes en moerhouders. Materiaal / uitvoering De douchekuip is diepgetrokken uit één stuk, zonder scherpe hoeken of lasnaden. Het reliëf van de geperste bodem verzekert een grote stevigheid en bevordert een goede afloop van het water. De douchekuip is uitgerust met een polypropyleen sifon. Door de vorm van de rugwand kunnen de leidingen ingebouwd worden, waardoor de cabine volledig tegen de muur aansluit. De douchekuip is vervaardigd uit een zinkgefosfateerde plaat, waarop een epoxypolyester-poederlak elektrostatisch werd aangebracht, en gemoffeld in de oven bij 180°C. De kuip is bestand tegen alle normale reinigingsmiddelen. De douchecabine is voorzien van een bovenprofiel. Rugwand en zijwanden uit staalplaat gefosfateerd, gelakt en gemoffeld in de oven. De deuren zijn uit kunstglas. De douchecabine is voorzien van een ééngreepsmengkraan, doucheslang en handsproeier Kleur van douchekuip en wanden: wit; Benaderende afmetingen van het geheel: breedte ± 900 mm, diepte ± 900 mm, hoogte ± 2 m Het geheel wordt samengevoegd en aangesloten op wateraanvoer en –afvoer Meting: per stuk
H.2.6. Afwastafels - inbouwmodel / roestvast staal (RVS) Omschrijving Het betreft afwastafels (gootstenen) bestemd voor inbouw in het aanrecht. De installatie omvat de levering en plaatsing van de gootstenen en toebehoren waaronder de overloopbuis, de afvoerplug en het afloopgarnituur met reukafsluiter alsook de levering, plaatsing en aansluiting van de stopkranen voor KW & WW. Materiaal De gootstenen, hun toebehoren en kranen, beantwoorden aan de voorschriften van STS 61.1 Gootstenen & toebehoren (1982), NBN EN 13310 - Keukenspoelbakken Functionele eisen en beproevingsmethoden (2003) en NBN EN 695 - Keukengootstenen Aansluitmaten (2005). Specificaties Materiaal: roestvast staal 18/8 (AISI 304) • samenstelling inox AISI 304 (DIN 4031) • nominale plaatdikte van minimum 0,8 mm (toleranties + onbeperkt / - 0,05 mm) • afwerking: geborsteld satijn of glanspolijsting (AISI 304 nr 6 finishing).
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 256/343
Na het vormduwen van de bakken mag de dikte gemeten bij het gat van de uitloopfitting, niet kleiner zijn dan 0,64 mm. Alle zichtbare vlakken zijn vrij van sporen (zichtbaar met het blote oog) van lasnaden en/of krassen, veroorzaakt bij de vormgeving. De toestellen zijn geluidsdempend en thermisch geïsoleerd door middel van een aangepaste bekleding op basis van vezels. De gootsteen is voorzien van een overloopinrichting en een opening voor een ééngatsmengkraan. De afvoerplug is overeenkomstig NBN EN 274-1, 2 en 3- Afvoerinrichtingen voor sanitaire toestellen (2002), vervaardigd uit roestvast staal of verchroomd messing en bestaat uit: • een uitneembare korf uit geperforeerd roestvast staal, met dichtingring. • een uitneembare overloopbuis uit roestvast staal / kunststof die in de uitloopfitting past. Het afloopgarnituur met overloopbuis en reukafsluiter is bestand tegen water tot 95°C en uit: • hittebestendig polypropyleen (PP), diameter 40 mm, aan te sluiten op PEafvoerleidingen. • uit hittebestendig PVC, diameter 40 mm, aan te sluiten op PVC-afvoerleidingen. De reukafsluiter realiseert een waterslot van minstens 100 mm, is losschroefbaar en ledigbaar. Type : overeenkomstig de bestelbrief: (ofwel)enkele bak, met geribd afdruipbord • afmetingen: circa 850x430 mm • bakinhoud: minimum 19 liter. (ofwel)dubbele bak, met geribd afdruipbord • afmetingen: circa 1200x430 mm • bakinhoud: minimum 12&19 liter. Afdruipbord: links / rechts / volgens aanduidingen op plan of ter plaatse gegeven Uitvoering De gootstenen worden op een stabiele wijze en horizontaal geplaatst. De onderbouw of draagconstructie moet een statische overlast van 1000 N kunnen dragen. De gootstenen worden ingewerkt in de werkbladen en bevestigd door middel van speciale klemhaken (minimaal om de 30 cm). Het uitzagen of uitsparen van de opening in het werkblad is in de prijs inbegrepen. Op de contactoppervlakte tussen gootsteen en werkblad wordt voorafgaandelijk een verdelingspasta aangebracht, dewelke waterdicht is aan te werken d.m.v. voorgevormde elastische profielen en/of met neutrale, niet- zuurhoudende sanitaire siliconen, kleurloos. De gootstenen worden aangesloten op de aan- en afvoerleidingen. De kraan wordt zo geplaatst dat beide spoelbakken kunnen bediend worden. De randaansluitingen met het werkblad garanderen een waterdichte afwerking. Het geheel wordt ontdaan van alle klevers en volledig gereinigd. De kraan is afzonderlijk voorzien in een artikel H.3.6. Meting meeteenheid: per stuk, opgesplitst volgens aard van het toestel
H.2.7. Uitgietbakken - sanitair porselein Omschrijving Het betreft uitgietbakken te voorzien overeenkomstig de aanduidingen op plan of de richtlijnen van de LA. De eenheidsprijs omvat de levering en de bevestiging van het toestel, de inserta (stootrand) en het afvoersysteem.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 257/343
Materiaal De uitgietbakken beantwoorden aan de voorschriften van STS 61.71. De uitgietbak is vervaardigd uit sanitaire vuurklei of sanitair porselein, beantwoordend aan de voorschriften van STS 61.02.91 of 61.02.92 (deel II materialen). De toegelaten gebreken inzake uitzicht worden gegeven in tabel 2 van STS 61.03.4. De zichtbare aanvoerleidingen evenals de bevestigingsbeugels, rozetten en stopkranen met afneembare sleutel zijn vervaardigd uit verchroomd messing . De afvoerplug is uit roestvast staal of verchroomd messing, 6/4" voorzien van een stop in rubber of soepele kunststof, bevestigd door middel van een stevige parelketting. Het afloopgarnituur met reukafsluiter is uit wit PP 5/4"x40 mm. De reukafsluiter is losschroefbaar. • Nominale afmetingen volgens STS 61.71.22 : (l x b x nuttige diepte) min. 500x380x190 mm • Vorm: rechthoekig met afgeronde hoeken en verhoogde rugrand • Voorzien van een inserta (stootrand) uit kunststof • Afvoerplug: rubberstop met parelketting • Voorzien van een ingebouwde overloop op ongeveer 15 mm van de bodem Uitvoering De uitgietbakken worden aan de muur bevestigd overeenkomstig STS 61.73, hetzij met plugbouten, hetzij met twee metalen onzichtbare muurhaken, hetzij met speciale console in T-profiel. De plaatsingshoogte van de uitgietbak bedraagt 650 +/- 20 mm. De voegen tussen het muurvlak en de uitgietbak worden afgekit met neutrale, niet-zuurhoudende sanitaire siliconen, kleur : wit. De uitgietbakken worden aangesloten op de sanitaire afvoerleidingen met tussenplaatsing van een reukafsluiter. De kranen worden aangesloten op de aanvoerleidingen met tussenplaatsing van stopkranen. Keuring De bevestiging wordt zo uitgevoerd dat de geplaatste uitgietbakken een statische last van 1000 N kunnen dragen zonder merkbare verplaatsing. Meting Meeteenheid : per stuk
H.2.8. Wandurinoirs en toebehoren H.2.8.1. Wandurinoirs Materiaal: De wandurinoirs beantwoorden aan de voorschriften van STS 61.62 en STS 61.02.91 of 61.02.92 en zijn vervaardigd uit sanitaire vuurklei of sanitair porselein. De toegelaten gebreken inzake uitzicht worden gegeven in tabel 2 van STS 61.03.4. De wandurinoirs worden samen met het afvoersysteem ter goedkeuring aan de leidende ambtenaar voorgelegd. De zichtbare afvoerleidingen en rozetten zijn vervaardigd uit verchroomd messing of verchroomd koper. De wandurinoir is voorzien van een ingebouwde reukafsluiter met ontstoppingsopening. Kleur van het email: wit. Afmetingen: circa 550 x 350 x 350 mm. (h x b x d). Uitvoering: De wandurinoirs worden geplaatst overeenkomstig STS 61.62.3. De wandurinoirs worden aangesloten op de sanitaire aan- en afvoerleidingen. Ze worden ontdaan van alle klevers en volledig gereinigd.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 258/343
De spoelinrichting wordt aangesloten op de aanvoerleiding met een afsluitkraan. Deze zal volledig gebeuren volgens de richtlijnen van de fabrikant. De plaatsingshoogte van de wandurinoir bedraagt 650 +/- 20 mm Meting meeteenheid: per stuk
H.2.8.2. Scheidingsscherm uit kunststof Materiaal Het scheidingsscherm voldoet aan STS 61.62.41. Handelsmodel in verhard polyurethaanschuim ter goedkeuring voor te stellen. Afmetingen: • hoogte ± 740 mm • diepte ± 440 mm • max dikte in het midden ± 96 mm conisch uitlopend naar voor. Uitvoering Vastzetting in de muur dmv van voldoende zware verankering verborgen achter rozet. Meting meeteenheid: per stuk
H.3.
SANITAIR / KRANEN & KLEPPEN
H.3.1. Sanitair / kranen & kleppen – algemeen Omschrijving De post "sanitair / kranen & kleppen" omvat het leveren en plaatsen van alle punten waar men de doorstroming van water kan regelen, met behulp van een afsluiter of keerklep, alsook alle bedieningskranen waaraan men door het openen van een afsluiter water voor sanitair gebruik kan aftappen van het watervoorzieningnet. Materialen Het kraanwerk beantwoordt aan STS 63 - Kraanwerk (1967), NBN EN 736-2 - Kranen Terminologie Deel 2 : Definitie van de onderdelen van de kranen (1997), reeks NBN E 29 -Industriële kranen en afsluiters, aangevuld met onderstaande bepalingen : Alle materialen zijn nieuw en voorzien van een aangepaste verpakking die een gemakkelijk identificatie ervan toelaat. De gebruikte materialen mogen geen negatief effect uitoefenen op de kwaliteit van het leidingwater. De volledige installatie dient dienaangaande te beantwoorden aan het repertorium van conform verklaarde apparaten en goedgekeurde beveiligingen, uitgegeven door BELGAQUA (http://www.belgaqua.be), de Belgische Federatie voor de watersector en eventuele bijkomende eisen van de regionale drinkwaterbedrijven. Behoudens afwijkende bepalingen in het bijzonder bestek is alle kraanwerk in aanraking met het water vervaardigd uit (verchroomd) messing of brons conform NBN EN 1655 Koper en koperlegeringen - Conformiteitsverklaringen (1997) en NBN EN 248 - Sanitaire kranen - Algemene eis voor elektrolytisch aangebrachte chroomnikkellagen (2002).
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 259/343
Met uitzondering van de kranen geplaatst in kelderverdiepingen, dienstruimten en aan de buitenkant, of wanneer het bijzonder bestek niets anders voorschrijft worden alle zichtbare onderdelen op elektrolytische wijze achtereenvolgend met verschillende lagen nikkel en chroom bekleed overeenkomstig typebestek 104 & ASTM B 141.45. De stukken zullen volkomen vrij zijn van gebreken, waardoor die hun vorm of sterkte kunnen schaden. De bekleding is ononderbroken, effen, glad, glanzend en aanhechtend. De kranen zijn aan te sluiten op het openbaar watervoorzieningnet en moeten bestemd zijn voor een maximum dienstdruk van 10 bar. De dichtheid moet beproefd zijn bij een druk van 16 bar. Bij een druk van 3 bar moeten alle kranen een debiet kunnen leveren van minstens • 25 liter/minuut voor de dienstkranen; • 10 liter/minuut voor de kranen voor huishoudelijk gebruik (douche min 18 liter/minuut); De opdrachtnemer zal van elk kraantype een exemplaar en/of de nodige documentatie ter goedkeuring voorleggen aan het opdrachtgevend bestuur. Uitvoering De elementen worden geplaatst volgens de voorschriften van de fabrikant. De kranen voor de sanitaire toestellen worden geplaatst en geregeld na een dichtheidsproef van de waterleidingen, en na het plaatsen en afwerken van de wandbekleding (muurtegels, …). Alle kranen moeten gemakkelijk te bedienen zijn met een ergonomische en bereikbare opstelling. De vulling van de lavabo, de gootsteen en de spoelbak van het toilet dient minstens 2 cm boven de rand te gebeuren. In die gevallen waar het afwateringspunt in direct contact kan komen met het waterpeil van het afgevoerde water, zal een keerklep type B (EA') voorzien worden. De prijs vermeld bij het artikel “Toeslag voor het vervangen van afsluitkraan, ongeacht de diameter” omvat het wegnemen van de bestaande kraan en de nodige koppelingen, het leveren en plaatsen van de nodige nieuwe koppelingen in roestvrij materiaal, het leveren en plaatsen van alle nodige onderdelen in roestvrij materiaal en alle nodige werken om terug een waterdicht geheel te bekomen. Meting meeteenheid: per stuk, opgesplitst per nominale diameter voor het leveren en plaatsen van afsluitkraan per stuk, ongeacht de diameter, als toeslag voor het vervangen van afsluitkraan
H.3.2. Terugslagkleppen - messing Omschrijving Waar reglementair vereist door de technische voorschriften betreffende binneninstallaties van Belgaqua, worden de nodige terugslagkleppen van het type A en/of type B, alsmede de nodige veiligheidsgroepen voorzien of ingebouwd in het respectievelijke kraanwerk. Materiaal De terugslagkleppen uit messing zijn gemerkt en stroomopwaarts voorzien van een inschroefopening met dop ter controle van de dichtheid. De terugslagkleppen beantwoorden aan de bepalingen van NBN EN 1074-3 – Afsluiters voor watervoorziening – Eisen aan de geschiktheid en de beproeving ervan – Deel 3: Terugslagkleppen, NBN EN 13564-2 - Terugslagkleppen voor gebouwen - Deel 2: Beproevingsmethoden en NBN EN 12729 - Beveiligingen ter voorkoming van verontreiniging van drinkwater door terugstroming - Controleerbare terugstroombeveiliging met gereduceerd drukgebied - Familie B - Type A (2003).
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 260/343
Zij zijn conform de voorschriften van Belgaqua en de plaatselijke waterdistributiemaatschappij. Ze zijn vervaardigd uit messing of brons, van het type met veerbelaste kunststof afsluitklep of kogel met kleine waterweerstand en perfecte afdichting met een persbutaanafdichtingsring. Het materiaal voor de pakking van afsluitkleppen heeft een Shore-hardheid “A” die begrepen is tussen 70 en 80 (STS 63, 08, 72-deel II). Wanneer de klep verbonden is met de overbrengingsbeweging van de bedieningsstang, moet ze aan haar bevestiging voldoende bewegelijkheid houden om perfect haar zitting te drukken. De sluiting gebeurt zonder tegendruk, ze zijn voorzien van twee controleknoppen en worden uitgevoerd met draadverbinding. Het afsluitmechanisme wordt bij voorkeur dusdanig gerealiseerd dat de bedieningsschroefdraden niet rechtstreeks in aanraking zijn met het water. De terugslagkleppen zullen geen hinderend geluid maken bij het aftappen van water (DIN 4109, nr. 25 curve). Specificaties • Type: A / B volgens noodzaak van de technische voorschriften watermaatschappij. • De keerklep is van de groep 1 : parallelle lineaire beweging • Benaming van de keerklep: 3/8" / 1/2" / 3/4" / 1" / 5/4” / 6/4” / 2" • Werkdruk: 10 kg/cm² (Drukklasse PN 10) • Proefdruk: 15 kg/cm² • Temperatuurbereik: 70 °C
van
de
Uitvoering De aansluiting op de leidingen moet verenigbaar zijn met de leidingen en weerstaan aan een waterdruk van minstens 10 bar bij een temperatuur van 20°C. Meting Aard van de overeenkomst: • keerkleppen type A: stuk volgens nominale diameter • keerkleppen type B: PRO MEMORIE, inbegrepen in de eenheidsprijs van de kraan waarvoor ze geplaatst wordt.
H.3.3. Installatiekranen - afsluitkranen / messing Materiaal De afsluitkranen voldoen aan de bepalingen van NBN EN 1074-2 – Afsluiters voor watervoorziening – Eisen aan de geschiktheid en de beproeving ervan – Deel 2: Blokafsluiters. Inzake type aansluiting zijn de kranen aangepast aan de buizen waarop wordt aangesloten. Ze zijn gemerkt en voorzien van een pijl die de stromingsrichting aanwijst. Alle kranen moeten een debiet kunnen leveren van min 25 liter/minuut en bestand zijn tegen een waterdruk van minstens 10 bar bij een temperatuur van 20°C. Het dwarsstuk, de handgreep, de afsluithandel zijn vervaardigd uit een zinklegering, hoogwaardig kunststof en/of gelakt staal (rood /blauw). De kranen moeten, zonder dichtheidsverlies, weerstaan aan een koppel van minstens 5 N/m uitgeoefend op de handgreep, zowel in de openings- als sluitingsrichting. Specificaties Kraantype: bolafsluitkraan (kogelafsluiter) voorzien van afsluithendel, volgens NBN E 29320. De dichting van de kraan wordt verzekerd door een kogel gemonteerd in teflon zitting. De dichting aan stangzijde wordt verzekerd door de zitting. Type : met volledige doorlaat. Handwiel / afsluithendel : zinklegering. Volgens noodzaak is de kraan al dan niet voorzien van een messing aftapkraan met langzame en progressieve sluiting, voorzien van handwiel.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 261/343
Uitvoering De aansluiting op de leidingen gebeurt door schroeven, afhankelijk van de leidingen waarop wordt aangesloten. De te voorziene installatiekranen moeten het, door hun opvatting en plaatsing, mogelijk maken de installatie gemakkelijk te bedienen en te onderhouden. Alle aansluitingen dienen te voldoen aan de eisen van Belgaqua. De mogelijkheden dienen voorzien te worden om • de installatie volledig te ledigen; • de voeding van de toestellen te regelen en/of af te sluiten; • de installatie te ontluchten. Meting Meeteenheid: stuk volgens nominale diameter
H.3.4. Wandafsluitkranen - enkelvoudige stopkraan Omschrijving Alle aansluitpunten voor waterkranen, behoudens de dienstkranen, dienen te worden voorafgegaan door wandafsluitkranen (stopkranen), dewelke een debietregeling of de volledige afsluiting toelaten en tevens het makkelijk loskoppelen van de kranen mogelijk moeten maken. Materiaal Het betreft rechte stopkraantjes of hoekstopkraantjes in verchroomd messing met progressieve sluiting en met ronde draaiknop. De wandafsluitkranen voldoen aan de bepalingen van STS 63.2. en NBN EN 1213 - Kranen in gebouwen - Stopkranen van koperlegeringen voor de drinkwatervoorziening in gebouwen - Beproevingen en eisen (2000). De kranen zijn van het type rechte stopkraantjes, hoekstopkranen of inbouwstopkranen, in overeenstemming met de respectievelijke aansluiting van de toevoerleidingen en het kraanwerk (muurkranen / wastafelkranen, bovenop of ingewerkt). De verbindingen tussen de stopkraan en de kraan hebben een aangepaste binnendiameter van minstens 1/2". Op de aansluitdraad is een kunststofringetje geschoven, zodat het afsluitkraantje kan worden aangekoppeld zonder kemp noch dichtingspasta; het kraantje is bovendien voorzien van een snelkoppeling waarmee de verchroomd koperen aansluitbuisjes of flexibels kunnen worden vastgezet. Alle muuraansluitingen worden afgedekt met een rozet in verchroomd messing. Specificaties Nominale diameter: min. 3/8” Type: halve draai Uitvoering Te plaatsen onder of naast de sanitaire toestellen op de afgewerkte muur, onzichtbare bevestiging met verchroomde rozetten. Toepassing Voor de respectievelijke toestellen dienen volgende stopkranen te worden voorzien Prijs van de stopkranen begrepen in de prijs van de kraan: • twee stuks per gootsteenmengkraan • één stuk per WC-spoelreservoir of urinoir, • één stuk per handwasbakkraan, • twee stuks per wastafelmengkraan In de prijs van het vervangen van de stopkraan begrepen: het dichtdraaien van de dichtstbijgelegen waterafsluitkraan, het ledigen van het watertoevoernet waaraan moet gewerkt worden en het terug opendraaien van de waterafsluitkraan.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 262/343
Meting Aard van de overeenkomst: Pro Memorie (PM). Inbegrepen in de prijs van de toestellen (zie hfdst 0) Stuk voor het vervangen van stopkraan
H.3.5. Dienstkranen - dubbele dienstkraan Omschrijving Het betreft muurkranen, bestemd voor de toevoer van koud water boven uitgietbakken. Zij worden geleverd en geplaatst met inbegrip van de handgrepen, straalbrekers (schuimstraalmondstuk), de nodige fittingen en koppelstukken voor aansluiting op de buizen, bijhorende verchroomde rozetten, alsook alle in het bijzonder bestek voorziene toebehoren, zoals bijhorende terugslagklep, slangkoppeling, … Dubbele dienstkranen voorzien op de buitengevel dienen te worden uitgerust met een vorstbeveiliging. gevelkom en worden aan de binnenzijde voorafgegaan door een afsluitkraan met aftapkraan. Materiaal Het betreft ‘dubbele’ dienstkranen, voorzien van een schroefdraad voor de aansluiting van een slang. Behuizing De dienstkranen zijn vervaardigd uit verchroomd of gepolijst messing. Zij zijn voorzien van een vaste uitloop, waarvan de uitloophoogte en uitsteekafstand optimaal zijn afgestemd op het toestel. Prestaties De kranen moeten een minimaal debiet van 600 l/u bij een druk van 2,5 bar kunnen leveren. De waterdichtheid wordt verzekerd tot een druk van 10 bar. De dichting is bestand tegen een vochtige warmte tot 120° C. Afsluitmechanisme Type: éénknopskranen van het type met langzame en progressieve afsluiting volgens STS 63.21 en NBN 782. Het afsluitmechanisme is vervaardigd uit massief messing voorzien van dubbele O-afdichtingsringen. Deze O-ringen zijn zo geplaatst dat zij een vetkamer vormen, en daardoor een voortdurende smering van de spindel, bewegingsdraad en afsluitklep verzekeren, en tevens rechtstreeks contact met het water verhinderen. De kegeldichtingen zijn makkelijk vervangbaar. Straalbrekers Behoudens voor dubbele dienstkranen (met slangkoppeling) wordt op alle uitlaatopeningen een afschroefbaar schuimstraalmondstuk (of mousseur) gemonteerd. De werking beantwoordt daarbij aan Klasse 1 van de geluidsnorm DIN 4109 (PA-IX toelatingsnummer). Handgreep(-en) • Materiaal: de draaiknoppen kunnen vervaardigd zijn uit verchroomd messing, een verchroomde zinklegering of een hoogwaardig synthetisch materiaal dat verchroomd wordt. • Vorm: de draaiknoppen zijn driebenig, knotvormig afgerond of cilindervormig met inleglip, … • Merktekens : de draaiknoppen zijn voorzien van onveranderlijk merktekens : blauw voor koud en rood voor warm water.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 263/343
• Isolatie: de draaiknoppen zijn warmte-geïsoleerd (met tussenring) en demonteerbaar. • Dichting: de dichtheid van de bedieningsstang wordt verzekerd door pakking, door ring of een schuifkoppeling van elastomeer; het klemonderlegplaatje op het kraanlichaam mag van vezel zijn. Specificaties van de kraan • Model: recht • Nominale diameter ½”. • Slangwartel: 3/4” • Handgreep: draaiknop of hendel De kraan wordt geleverd met inbegrip van een terugslagklep aangenomen door Belgaqua. Het betreft een gevelkom beantwoordend aan de bepalingen van STS 63.24. Zij is voorzien van een binnendraad G2B en wordt voorafgegaan door een afsluitkraan met aflaatkraan. De buitenkraan is voorzien van een beluchter (HA), zoniet wordt tussen de binnen- en buitenkraan een keerklep type A geplaatst. Specificaties van de gevelkom • • • •
Behuizing: verchroomd messing Aansluitmaten: 1/2" / 3/4" Vorm: cirkelvormig en lichtjes uitgehold Uitzicht: verchroomd volgens STS 63.06.43 deel II / gepolijst
Meting Meeteenheid: per stuk
H.3.6. Eéngatskranen H.3.6.1. Eéngatskranen - algemeen Omschrijving Het betreft voedingskranen voor de toevoer van koud en/of warm water, bestemd voor horizontale montage, bovenop de voorziene ééngatsuitsparingen in wastafels (handwasbakjes, lavabo’s, afwastafels). Zij worden geleverd en geplaatst met inbegrip van de handgrepen, straalbreker (schuimstraalmondstuk), de nodige fittingen en/of toevoerbuisjes voor de aansluiting op de stopkraantjes, alsook alle in het bijzonder bestek voorziene toebehoren, zoals een kettinghouder met stop of een trekkwast met klep, ... Let wel: Alle ééngatskranen worden verplichtend voorzien van stopkraantjes, deze zijn evenwel inbegrepen in de eenheidsprijs van het sanitair toestel.
Materialen Behuizing De kraanlichamen worden standaard vervaardigd uit gepolijst verchroomd messing (gegoten). De ééngats-kraanlichamen zijn voorzien van een vaste of draaibare uitloop, waarvan de uitloophoogte en uitsteekafstand optimaal zijn afgestemd op het sanitaire toestel (ontvanger), zodat een ergonomische bediening en logische afvoer van het water wordt gegarandeerd. Het bevestigingsstuk (gasdraad 1/2”, kwaliteit B) is voorzien van draad met bijpassende moer en dichtingring. Het stuk omsluit hetzij één fitting met aansluitmoer van 10,5 mm -boring (koudwaterkraan), hetzij twee flexibele toevoerbuisjes van kleinere doorsnede (mengkranen). De uitwendige diameter en lengte van het bevestigingsstuk zijn compatibel met de ééngatsopening en maatvoering van het sanitair toestel.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 264/343
Overeenkomstig het voorziene afvoergarnituur op het sanitaire toestel wordt het kraanlichaam standaard geleverd met een kettinghouderoog en rubberstop met parelketting, hetzij met een trekknop voor automatische lediging. Prestaties De kranen moeten een minimaal debiet van 10 l/min bij een druk van 3 bar kunnen leveren. De waterdichtheid wordt verzekerd tot een druk van 10 bar. De dichtingen zijn bestand tegen temperaturen tot 100° C. Afsluitmechanisme De kranen behoren, overeenkomstig de toepassing, tot een van ondervermelde types: • éénknops kraan van het type met langzame progressieve sluiting. Het afsluitmechanisme is vervaardigd uit massief messing voorzien van dubbele O-afdichtingsringen. Deze O-ringen zijn zo geplaatst dat zij een vetkamer vormen, en daardoor een voortdurende smering van de spindel, bewegingsdraad en afsluitklep verzekeren, en tevens rechtstreeks contact met het water verhinderen. De kegeldichtingen zijn makkelijk vervangbaar. • ééngreeps keramische mengkraan, bediend door een kantelend bovendeel met hendel, dat zowel de temperatuur als het debiet regelt. Het regelsysteem bestaat uit een keramisch patroon, bestand tegen temperatuursschokken. De huls van het regelsysteem bevat een watervrije geïntegreerde vetreserve. Het regelsysteem is bevestigd door middel van een steunplaat of opgevat als inschroefbaar patroon Straalbrekers Op alle uitlaatopeningen is standaard een afschroefbare schuimstraler (of mousseur) voorzien. De werking beantwoordt aan klasse 1 van de geluidsnorm DIN 4109 (PA-IX toelatingsnummer). Handgreep(-en) • Materiaal: de draaiknoppen of hendels kunnen vervaardigd zijn uit verchroomd messing, een verchroomde zinklegering of een verchroomd synthetisch materiaal. • Vorm: de draaiknoppen zijn driebenig, driehoekig-knotvormig, cilindervormig met inleglip, … • Merktekens: de draaiknoppen zijn voorzien van onveranderlijk merktekens : blauw voor koud en rood voor warm water. • Isolatie: de draaiknoppen zijn warmtegeïsoleerd (met tussenring) en demonteerbaar. • Dichting: de dichtheid van de bedieningsstang wordt verzekerd door pakking, door ring of door een schuifkoppeling van elastomeer. Toevoerbuisjes De verbinding van de kraan met de stopkraantjes, zijn verchroomd koperen buisstukken, op gepaste lengte voorzien. Bij mengkranen mag naar keuze gebruik worden gemaakt van stijve of flexibele aansluitbuisjes (snelmontage). De buisstukjes en koppelstukken zijn inbegrepen in de eenheidsprijs van de kraan. Uitvoering De juiste locatie van het aansluitpunt dient te worden afgestemd op de maatvoering en voorziene plaats van het toestel, het patroon van eventuele wandafwerkingen, e.d., ….
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 265/343
De kranen worden op een dichte en volkomen vaste wijze gemonteerd op het horizontaal gedeelte van de wastafelrand d.m.v. een ringmoer en/of klemvijs met tussenklemming van een antislip-onderlegplaatje van elastomeer van aangepaste hardheid. Ingeval van vervanging van een bestaande kraan is het demonteren van de kraan alook de bijhorende werken ( sluiten en openen van de watervoeding, de lediging van de installatie, …) in de eenheidsprijs begrepen. Meting Meeteenheid: per stuk, opgesplitst volgens model.
H.3.6.2. Eéngatskranen – (hand)wastafelkraan Materiaal Het betreft ééngatskranen met vaste gegoten uitloop, bestemd voor montage op de handwasbakjes of wastafels, enkel voorzien van koudwateraansluiting. Ze zijn voorzien een straalbreker en van toevoerbuisjes op gepaste lengte in verchroomd messing hetzij van een hoogwaardige flexibel. Specificaties • Kraantype: éénknops kraan (koud water) van het type met langzame progressieve sluiting. • Behuizing: verchroomd messing • Uitloophoogte: minimum 50 mm boven de rand van het handwasbakje • Uitsteek: horizontale afstand tussen bevestigingsaslijn en uitlaat van 85 tot 115 mm • Straalbreker: afschroefbaar, onder een hoek van circa 20° (+5°) t.o.v. de verticale Uitvoering De kranen wordt op de handwasbakjes gemonteerd na het tussenplaatsen van een dichtingsring.
H.3.6.3. Eéngatskranen - lavabomengkraan Materiaal Het betreft ééngatsmengkranen 1/2” met vaste gegoten uitloop, bestemd voor montage op de lavabo’s. Ze zijn voorzien van een straalbreker en van twee toevoerbuisjes op gepaste lengte in verchroomd messing, hetzij van hoogwaardige flexibels. Specificaties Kraantype: ééngreeps keramische mengkraan Behuizing: gepolijst verchroomd messing Uitloophoogte: circa 50-80 mm boven de lavaborand Uitsteek: horizontale afstand tussen bevestigingsaslijn en uitlaat, tussen 90 en 1350 mm • Straalbreker: afschroefbaar, onder een hoek van circa 20°-30° t.o.v. de verticale • • • •
Uitvoering De kranen wordt op de lavabo’s gemonteerd na het tussenplaatsen van een dichtingsring.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 266/343
H.3.6.4. Eéngatskranen - afwastafelmengkraan Materiaal Het betreft ééngatsmengkranen 1/2” met een draaibare uitloop, bestemd voor montage op de spoelbakken. De dichtheid van draaibare uitloop moet verzekerd worden door een gecalibreerde "O"-ring van elastomeer met aangepaste hardheid. Ze zijn voorzien van een straalbreker en van twee aansluitbuisjes op gepaste lengte in verchroomd messing, hetzij hoogwaardige flexibels. Specificaties • Kraantype: ééngreeps keramische mengkraan • Behuizing: verchroomd messing • Uitloophoogte: minimum 180 mm boven aanrechtniveau (moet het vullen van een emmer toelaten zonder deze te hoeven kantelen) • Uitsteek: horizontale afstand tussen bevestigingsaslijn en uitlaat circa 200 (+ 10 ) mm (moet beide bakken gemakkelijk kunnen vullen op identieke wijze) • Vorm uitloop: zwanehals • Straalbreker: afschroefbaar, (uitloophoek in functie van de horizontale afstand) Uitvoering De kraan wordt rechtstreeks op de afwastafel gemonteerd na het tussenplaatsen van de dichtingring en aangesloten op het leidingnet.
H.3.7. Muurmengkranen H.3.7.1. Muurmengkranen - algemeen Omschrijving Het betreft douchemengkranen. Zij worden geleverd en geplaatst met inbegrip van de handgrepen, schuimstraler, de nodige fittingen en koppelstukken voor aansluiting op de buizen, bijhorende verchroomde rozetten, alsook alle in het bijzonder bestek voorziene toebehoren (zoals een douchegarnituur, kettinghouder met stop of trekkwast, ...) Materialen Behuizing De kraanlichamen worden standaard vervaardigd uit gepolijst verchroomd messing (gegoten). Zij dragen in reliëf het merk van de fabrikant. De muurkranen zijn voorzien van de nodige koppelstukken om te worden aangesloten aan de voorziene buizen voor koud of koud en warm water. De afstand tussen de S-koppelingen voor koud- en warmwateraansluitingen bedraagt standaard 150 (+ 15) mm. De aansluiteinden zijn van gasdraad 3/4”, kwaliteit B. De aansluiting wordt aan het zicht ontrokken d.m.v. de bijhorende muurrozetten. Prestaties De kranen moeten een minimaal debiet van 18-20 l/min bij een druk van 3 bar kunnen leveren. De waterdichtheid wordt verzekerd tot een druk van 10 bar. De dichtingen zijn bestand tegen temperaturen tot 100° C. Handgreep(-en) - straalbrekers (zie artikel H.3.6.1 ééngatskranen - algemeen)
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 267/343
Uitvoering De juiste plaats en hoogte van het aansluitpunt dient te worden afgestemd op de maatvoering en situering van het toestel, het patroon van eventuele wandafwerkingen, e.d., …. De uitlaatopening van de kraan dient zich daarbij op voldoende afstand van de muur, boven de sanitaire ontvanger te situeren, zodat een logische afvoer van het afgetapte water kan geschieden. De S-koppelingen worden afgedekt met de bijgeleverde gechromeerde muurrozetten, waarbij gelet wordt op een verzorgde aansluiting met de voorziene wandafwerking. Meting Meeteenheid: per stuk, opgesplitst per type.
H.3.7.2. Muurmengkranen - douchemengkraan & armatuur en douchekop (vandaalbestendig) Materiaal Kraantype: Zelfsluitende, eenknops douchemengkraan voor inbouw met een looptijd van ongeveer 30 a 40 sec en dit reeds bij een minimale druk van 25 kPa. De aan de voorkant gemonteerde verchroomde metalen bedieningsknop heeft een tweevoudige functie. De eerste is het openen van de mengkraan. Dit gebeurt door de knop eenmalig in te drukken zodat het werkingsmechanisme zich opent. De tweede functie van de bedieningsknop is het inregelen van de temperatuur. Dit gebeurt door de knop naar links of rechts te draaien. Een grote comfortzone wordt verkregen doordat een temperatuurswijziging van 1°C overeenstemt met een verdraaiing van 24° in het regelgebied van 35-40°C. Door de instelling van de inwendige blokkeringsschroef kan de draaibeweging van de regelknop gelimiteerd worden, zodat op die wijze een temperatuurbegrenzing wordt ingesteld die door de gebruiker niet opgeheven kan worden. Het binnenwerk is vervaardigd van kalkwerende, corrosiebestendige materialen en is uitgevoerd met een zelfreinigend mechanisme. De inlaten zijn voorzien van terugslagkleppen en vuilfilters. De uitlaat is voorzien van een stroomregelaar. Aansluitingen: 3/4" buitendraad. Bij ingebouwd leidingwerk wordt de mengkraan met bijbehorende aansluitbochten en de nodige koppelstukken gemonteerd. De douchekop is van een vandaalbestendig type, in verchroomd messing voor muurmontage, bestaande uit een niet regel- en verdraaibaar lichaam met slechts één sproeiopening met zelfreinigende werking en binnenin voorzien van een door de waterdruk roterend schroefje, zodat een degelijke waterversnijding en sproeistraalbreedte verkregen wordt. Tevens is deze douchekop voorzien van een remstukje welk het maximale debiet begrenst op 10 liter per minuut bij 3 bar. Type kraan: inbouw Uitvoering De douchekop wordt geplaatst op ± 2.05 m hoogte boven het afgewerkt vloerpeil. De kop dient zodanig afgeregeld dat de straal maximum 90 cm voor de muur sproeit.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 268/343
H.3.8. Urinoirbediening / manueel Materiaal / uitvoering De automatische spoelkraan in verchroomd messing is van massief model met aansluiting op een in de muur ingewerkte watertoevoerleiding, horizontaal werkende drukknop, aansluitstuk en afloopleiding 10/12 naar de urinoirspoeling; type met verwisselbare kop bij eventuele defecten. Meting Meeteenheid: per stuk
H.3.9. Urinoirbediening / automatisch Omschrijving Het apparaat stelt de aanwezigheid van een gebruiker voor het urinoir vast met behulp van een actieve infrarooddetector. Het spoelen van het urinoir mag slechts gebeuren als de gebruiker zich verwijdert, door voorbijgangers wordt geen spoeling veroorzaakt. Het elektronisch gedeelte heeft 2 regelingen: • spoeltijd ( instelbaar tussen 0 en 15 seconden ) • registratietijd ( instelbaar tussen 0 en 15 seconden ) elektrisch bediend systeem Het geheel bestaat uit: • muurinbouwkast in kunststof: • benaderende afmetingen: hoogte 180 mm, breedte 150 mm, inbouwdiepte 65 mm • een afdekplaat in gepolijst roestvrij staal met het elektronisch infraroodgedeelte (= sturing en detectie) ingebouwd. Bevestiging onderaan met 1 inbusschroef. • een montagekader in roestvrij staal met aardingsklem die een juiste montage van de afdekplaat toelaat. • een ingebouwde transformator 220/24V/50Hz • een ingebouwde afsluitkraan 1/2" met demonteerbare filter. • een ingebouwd elektromagneetventiel 24 V. werkend tussen 0,5 en 10 bar. • een isolerend blok om tijdens de inbouwfase de inbouwkast te beschermen. • De automatische urinoirspoeling zal voldoen aan de eisen van CEBEC. Uitvoering Het geheel wordt ingebouwd volgens de voorschriften van de fabrikant en aangesloten op de water- en elektrische voeding. systeem met 6 volt batterij Het betreft een compleeet opbouwsysteem werkend met 6 volt batterij Het geheel wordt geplaatst volgens de voorschriften van de fabrikant en aangesloten op de waternet.Alle onderdelen vervaardigd uit verchroomd metaal. Meting meeteenheid: per stuk
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 269/343
H.4.
BRANDBESTRIJDING
H.4.1. Brandbestrijding - algemeen Omschrijving De onder deze post begrepen eenheidsprijzen dienen, hetzij volgens uitsplitsing in de samenvattende opmeting, hetzij in hun globaliteit, steeds te omvatten: • het afdoende beschermen van de reeds uitgevoerde werken; • het leveren en plaatsen van toestellen en/of bijhorende installatie; • het uitvoeren van de noodzakelijke installatietesten en keuringen;
H.4.2. Bluswatervoorziening / intern – muurhaspel en toebehoren Muurhaspel met muurplaat De muurhaspels dienen geleverd inclusief muurplaat, aansluitkraan, leidring, straalpijpsteun, de nodige bevestigingsmiddelen en aansluitstukken, en een goed leesbare gebruiksaanwijzing met pictogrammen en uitleg in het Nederlands en het Frans Muurhaspels dienen conform te zijn aan de norm EN 671-1. De conformiteit aan de norm zal door een CE-markering bevestigd worden. Van de mogelijke types voorzien in de EN 671-1, wordt de keuze van de brandhaspels beperkt tot de toestellen beantwoordend aan onderstaande bepalingen: Leveren en aansluiten van slang voor muurhaspel De haspels zijn uitgerust met een vormvaste slang met: * (ofwel) een binnendiameter van 19 mm en een lengte van 20 m. * (ofwel) een binnendiameter van 25 mm en een lengte van 30 m. Leveren en plaatsen van zwenkbare haspel voor rubberslang De haspelflenzen zijn op binnen- en buitenzijde kras- en stootvast geëpoxeerd in signaalrode kleur en gemoffeld. Cirkelvormige en radiale plooien in de wangen zorgen voor een verhoogde stevigheid. De flenzen zijn van staalplaat 15/10 mm. Dopmoeren zorgen voor de afwerking van de buitenflens. De draaghuls waarop de rubberslang wordt gewikkeld heeft een minimum diam 200. De rubberslang, onder volle leidingdruk, kan zonder inspanning in de gewenste richting worden afgerold. De rubberslang, met dubbele omwikkeling, rolt soepel, rechtlijnig en zonder knikken uit tot de gewenste slanglengte. Een wrijvingsrem voorkomt losse slanglussen. Leveren en aansluiten van straalpijp voor rubberslang De straalpijp is voorzien van 3 standen: gebonden straal, verspreide straal en afsluitstand. De straalpijp is van messing en hoogglans verchroomd met boring op 8-6 mm. De haspels zijn uitgerust met een afsluitmondstuk met een nominale diameter van 6 mm met kegelvormige sproeistraal en gebonden straal. Leveren en aansluiten van bolafsluiter voor rubberslang De toevoerafsluiter is een bolkraan, bediening kwartdraai en uitgevoerd in verchroomd messing. Een speciaal dispositief op de toevoerafsluiter vergrendelt de straalpijp. Eerst na het openen van de toevoerafsluiter kan de straalpijp worden vrijgemaakt. Door het trekken aan de slang bij het lopen naar de brandhaard wordt de haspel automatisch uitgehaald en zwenkt hij in de gewenste richting. De voedingsarm van de uithaal- en zwenkbare haspel mag niet als draagarm dienst doen. Een verzorgde bevestiging moet de trekkracht van de volle belasting ruim overwinnen. De aansluitkraan van de handbediende slanghaspels is een kwartslag kogelafsluiter met een nominale diameter van 25 mm (ND25), conform NBN E 29-319, NBN E 29-320 of een gelijkwaardige norm. De aansluiting op de verdeelleiding is een schroefverbinding met nominale diameter ND 25.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 270/343
Bij elke slanghaspel wordt een goed zichtbare tweetalige gebruiksaanwijzing geplaatst. Deze gebruiksaanwijzing beschrijft de manier waarop de toevoerafsluiter moet worden geopend. Het opschrift bestaat uit pictogrammen of een tekst in rode letters op een witte rechthoekige achtergrond, tweetalige tekst. Prijs te begrijpen in de prijs van de zwenkbare haspel De muurhaspels en hun onderdelen worden stevig aan in de wanden verankerd. Onder geen enkele voorwaarde mag de belasting gedragen worden door de voedingsleidingen. Meting meeteenheid: per stuk
H.4.3. Bluswatervoorziening / intern - muurhydrant DSP 45 en toebehoren Leveren en aansluiten van persslang Persslang conform aan NBN S21-024. Synthetisch geweven persslang met gladde waterdichte rubberen binnenwand (type M); de binnendiameter bedraagt 45 mm; lengte 20m of 30 m, barstdruk minimum 50 bar; nominale werkdruk 15 bar; temperatuurbestendig van -20 tot +80°C; vochtopname max 4 %, voorzien van bendelkoppelingen DSP 45 met grendel. De persslang wordt rond de haspel gewikkeld en aangesloten op de muurhydrant DSP 45.Slanglengte 20m of30m, binnendiameter 45mm. Leveren en aansluiten van muurhydrant Bij de muurhaspel met axiale voeding wordt een muurhydrant (brandkraan) diameter 6/4" opgesteld, beantwoordend aan de norm NBN EN 671-2. Leveren en aansluiten van nieuwe hydrant conform NBN 571, diameter 6/4", voorzien van een halve schroefkoppeling DSP 45 diameter 6/4" uit een aluminiumlegering, overeenkomstig de bepalingen van het KB van 30.01.75. Op deze koppeling wordt de persslang aangesloten. Leveren en plaatsen van zwenkbare haspel voor persslang Draaibare afroller voor persslang; deze bestaat uit twee flenzen diameter circa 475 mm vervaardigd van staal en op de binnen- en buitenzijde kras- en stootvast geëpoxeerd in signaalrode kleur en gemoffeld; elke flens is voorzien van 8 verluchtingsgaten. Leveren en plaatsen van straalpijpklem en straalpijp De straalpijpklem is opgevat volgens NBN 548 en is bevestigd op de linkerzijde van de nis. Hij mag het draaien van de afroller niet hinderen. De straalpijp is uitgerust met een DSP schroefkoppelstuk 45 mm en is van het type regelbaar. Mogelijke standen: volle straal, sproeistraal en afsluitstand. Meting: Meeteenheid: stuk
H.4.4. Leveren en plaatsen van kast voor brandhaspel en muurhydrant De kast als opbouwmodel is vervaardigd van staalplaat 15/10 mm, is signaalrood gelakt en gemoffeld op ca 150°C. De deur draait op twee scharnieren met messingstift en messing slijtring. Onderaan is een opening voorzien voor de toevoerbuis. De buitenafmetingen van de kast bedragen minstens 800 x 800 x 260 mm Identieke afmetingen voor de kast waarin brandhaspel en toebehoren en muurhydrant en toebehoren moeten opgeborgen worden. De haspel met de kast zijn te bevestigen op de muren. Inbegrepen zijn alle bijhorende leveringen, werken en aanpassingen. Op de kast wordt de wettelijk voorziene signalisatie aangebracht onder vorm van een zelfklevend pictogram
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 271/343
De kast als opbouwmodel is vervaardigd van staalplaat minstens 1 mm, is signaalrood gelakt en gemoffeld op ca 150°C. De deur draait op twee scharnieren met messingstift en messing slijtring. Op de passende plaats is een opening voorzien voor de toevoerbuis. Inbegrepen zijn alle bijhorende leveringen, werken en aanpassingen voor het plaatsen en aansluiten alle onderdelen die in de kast moeten opgeborgen worden. Meting: Meeteenheid: stuk
H.4.5. Bluswatervoorziening / intern – manometers: Zie H.5.4.2 hierna.
H.4.6. Uitvoeren van werken in regie door geschoolde arbeider Omschrijving Het betreft het uitvoeren van werken, die in geen enkel ander artikel begrepen zijn. De eenheidsprijs omvat de loonkost van een geschoolde arbeider, ondernemingen van centrale verwarming, verluchting en pijpleidingen, categorie IIA (geschoolde van de 1ste graad). Het aantal gepresteerde uren moet door de opdrachtnemer gerechtvaardigd kunnen worden. Meting Het aantal uren dat de arbeider ter plaatse heeft gewerkt wordt in rekening gebracht.
H.5.
HVAC
H.5.1. HVAC - algemeenheden Normen en reglementen De volgende normen en reglementen zijn van toepassing: • ARAB • AREI • NBN B61-001 tot 002: stookafdelingen en schoorstenen • NBN B 62-002 tot 003: berekening van de warmteverliezen • Typebestek (TB) 105 - uitgave 1990 met errata en addenda • TB 400 en addenda • De normen betreffende milieubescherming • De richtlijnen van de Divisie MR Infra van het Ministerie van Defensie Voorschriften betreffende het geluidsniveau • De NBN S 01-401 is van toepassing. • Geluidsniveau tegenover buiten: max. 50 dB(A) op 2 m van de gevels. • Geluidsniveau binnen: o in de sanitaire ruimten: NR 40 o in lokalen, slaapkamers, bureaus: NR 35 o in de technische lokalen: NR 50 Voorschriften betreffende de temperaturen De vereiste temperaturen in de lokalen zijn de volgende: • Kamers: 20°C • Bureaus: 20°C • Sanitair: 16°C • Badkamers, douches: 22°C • Gangen, sas, andere: 16°C • Technische lokalen: 5°C.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 272/343
Documenten te leveren door de opdrachtnemer De in het TB 105 voorziene documenten moeten door de leidende ambtenaar zijn goedgekeurd vóór de plaatsing van de materialen en toestellen: • circulatiepompen • kraanwerk • radiatoren • regelsystemen • thermische isolatie • alle verluchtingsuitrustingen: filters, luchtmonden, roosters en geluidsdempers,… • De volgende berekeningsnota's moeten worden voorgelegd (indien van toepassing): o berekening lastverliezen in de water- en luchtinstallaties, met aanduiding van de voorziene regelsystemen om een goede uitbalancering van de installatie te verzekeren, o berekening van de geluidsdempers, o berekening van de uitzetting van de leidingen. • Alvorens tot de fabricage over te gaan van apparaten die niet "in serie" worden gefabriceerd, moet de opdrachtnemer alle tekeningen die de essentiële karakteristieken bevatten welke voor de gebruiker nuttig zijn te kennen, door het bestuur laten goedkeuren. • De opdrachtnemer voegt bij de tekeningen en inlichtingen de vermoedelijke werkingskarakteristieken in de vorm van grafieken. Nadat de toestellen gebouwd zijn, verstrekt de opdrachtnemer desnoods de processen-verbaal van de werkingsproeven, met toevoeging van de diagrammen welke die proeven weergeven. • Alvorens over te gaan tot het op de bouwplaats brengen van de “in serie” geproduceerde toestellen, moet de opdrachtnemer de volledige technische documentatie met alle constructiedetails en prestaties door het bestuur laten goedkeuren. • De opdrachtnemer verantwoordt, eventueel aan de hand van berekeningen, de keuze van het door hem voorgestelde materieel in functie van de opgelegde werkingskarakteristieken. Na goedkeuring levert de opdrachtnemer 3 exemplaren van die technische documentatie en, eventueel, van de bedieningsen onderhoudsvoorschriften van het materieel. Algemene uitvoeringsregels Afhankelijk van de aard van de gevraagde werken omvat de aanneming: • Het opstellen van de uitvoeringsplannen alsook de principeschema's van de hydraulische en luchtbehandelingsinstallaties, van de elektrische uitrustingen en van de regeling, aangevuld met de bedradingsschema's. • Alvorens met de uitvoering van een welbepaald deel van de installatie te beginnen, dient de opdrachtnemer de betreffende uitvoeringsplannen door het bestuur te laten goedkeuren. • Alle leveringen, alsook het toebehoren dat niet met naam werd aangeduid, hun opslag, verwerking, plaatsing volgens de regels der kunst die nodig zijn om een volledige, zuinige en veilige installatie te plaatsen. Voor levering van de uitrustingen moet de opdrachtnemer vooraf de technische documentatie van het materieel dat hij wil plaatsen door het Bestuur laten goedkeuren. Elk toestel of materiaal dat voor de plaatsing niet is goedgekeurd of dat niet werd onderworpen aan de vereiste proeven in de fabriek, kan worden geweigerd, zelfs na plaatsing. • Het vervaardigen van toestellen in afzonderlijke delen en de assemblage hiervan ter plaatse indien de toestand ter plaatse dit vereist. • De herstellingswerken na installatie van het materieel, bijvoorbeeld: metselwerk, bepleistering, schilderwerk, enz. • De nodige verankeringen en steunen.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 273/343
• Afvoer van alle puin en geweigerd materieel. • Alle dienstprestaties en bijhorende kosten, zoals werkuren, studie, vervoer, verpakking, laden en lossen van het materieel met hijstuig, stellingen, drijfkracht, perslucht, water, vervoer van het personeel, regelingen, proeven, toezicht, opleveringen in de fabriek en op de werf, op de hoogte brengen van het personeel. • Alle dienstprestaties en bijhorende kosten om de installatie gedurende de waarborgperiode in goede staat van werking te handhaven. • Het ter beschikking stellen van gereedschap en meettoestellen voor proeven en metingen. • De verbruikskosten van water en elektriciteit zijn ten laste van het bestuur. Abnormale verbruikskosten te wijten aan de nalatigheid van de opdrachtnemer blijven echter ten laste van deze. • De uitvoeringsdetails die in deze aanneming niet worden beschreven zullen in gemeenschappelijk overleg tussen de leidende ambtenaar en de opdrachtnemer bepaald worden om een uitvoering volgens de regels van de kunst te verkrijgen. • Alle wijzigingen aan gebouwen of installaties nodig voor een goede uitvoering van de werken moeten vooraf door de leidende ambtenaar worden goedgekeurd. • De kranen of kleppen voor uitbalancering van de installaties die op de plannen niet voorzien zijn en die het voorwerp zijn van een drukverliesstudie in functie van het geplaatste materiaal. Deze middelen worden geplaatst om te beschikken over een perfect uitgebalanceerde installatie en de prijs ervan zal begrepen zijn in het geheel. • Het vervoer van het materieel tot in de verschillende lokalen maakt deel van de onderhavige aanneming uit. • Al het materieel zal zo voorzien zijn dat het gemakkelijk in het onderstation en in de andere lokalen kan worden binnengebracht. Hoe dan ook zijn alle kosten, betreffende eventuele werken voor het binnenbrengen van materieel in de lokalen en alle betreffende herstellingswerken in hun oorspronkelijke staat, ten laste van de aanneming. De volledige regeling van de installaties en de werkingsproeven. • Alle werken en leveringen nodig voor een perfect bedrijfsklare verwarmings- en verluchtingsinstallatie volgens de regels van de kunst. • Als het nodig is om de bestaande installatie gedeeltelijk of volledig te ledigen, zijn de kosten daarvoor begrepen in de respectievelijke posten. • Op het einde van de werken zal de opdrachtnemer de geplaatste apparaten grondig reinigen zodat ze een geheel nieuw uitzicht vertonen. Opmerking: Alle werken en leveringen die niet uitdrukkelijk zijn beschreven in de uitvoeringsbijzonderheden van dit bestek zullen in gemeen overleg tussen de leidende ambtenaar en de opdrachtnemer worden uitgevoerd met het oog op de realisatie van een installatie volgens de regels van de kunst en goed vakmanschap.
H.5.2. Leidingen voor verwarming H.5.2.1. Stalen leidingen Materiaal/uitvoering • In overeenstemming met TB 105 II art. C6 en de normen NBN A 25-103 en A 25104. • Alle zichtbare verwarmingsbuizen worden vervaardigd uit naadloze stalen buis volgens NBN A 25-103. • De verwarmingsbuizen worden verbonden door lassen of uitzonderlijk door schroefverbindingen.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 274/343
• De kleine uitvoeringsdetails zijn ten laste van deze aanneming: bajonetten, uitzettingscompensatoren en/of -bochten enz. • Alle leidingen die deel uitmaken van deze aanneming moeten gemakkelijk en volledig te ledigen zijn. Alle lage punten worden voorzien van aftapkranen en de hoge punten van luchtflessen met ontluchtingskranen die via een ontluchtingsbuis op manshoogte zijn teruggebracht. • De horizontale leidingen worden op min. 10 cm boven het vloerpas geplaatst. • De opdrachtnemer HVAC moet in overleg met de opdrachtnemers Loodgieterij en Elektriciteit rationele oplossingen voorleggen om de gewone moeilijkheden van gemeenschappelijke doorgangen of ingewikkelde kruisingen op te lossen. • Alle leidingen worden met tweedelige beugels, met schroef samen te stellen, bevestigd. De beugels zijn steeds voorzien van een EPDM rubberinleg. De collectoren rusten op steunwiegen met tussenplaatsing van een rubbermat tussen de twee delen. • Een kunststof huls met een diameter die iets groter is dan deze van de leiding, moet bij elke metselwerkdoorvoering worden geplaatst; de ruimte tussen huls en leiding wordt gevuld met een isoleermiddel. • De hulzen zijn in één stuk en worden in de muur ingemetseld. Overal waar het nodig is, worden de doorvoeringen van buizen en kokers afgedicht met een brandwerend materiaal volgens de normen van toepassing. • Alle maatregelen zullen worden getroffen om geluidsoverdracht te vermijden, alsook om uitzetting van de leidingen te compenseren. • Alle buisleidingen worden door lassen op de hele dikte van het metaal verbonden. • De opdrachtnemer volgt de plaatsingsvoorschriften van TB 105 II Art. C6. • Maximale afstand tussen bevestigingsmiddelen, steunen of houders: o tot en met ND 40: 2 m o groter dan ND 40: 3 m Meting Meeteenheid: per lopende meter volgens diameter, inbegrepen in de prijs is het maken van alle nodige doorboringen nodig voor de plaatsing van de leidingen.
H.5.2.2. Kunststof leidingen Materiaal/uitvoering • Zie rubriek H.1.7.1 tot en met 0 voor wat betreft de in de dekvloeren ingewerkte verwarmingskringen • Dat werk bevat de plaatsing van de leidingen, van de compensatoren, de aansluitingen, enz. (buisleidingen ND 10 mogen niet worden gebruikt). • In dekvloer of wanden ingewerkte leidingen zijn steeds voorzien van hetzij een geribde beschermbuis in rode of blauwe kleur volgens toepassing, hetzij van een isolerende beschermingsmantel. • Diameters leidingen en isolatie: zie art. H.1 van dit bestek en meetstaat art. nr. H.1.7.4 en volgende. Meting: Pro Memorie: de kunststof leidingen voor verwarmingsinstallaties worden gemeten volgens en verrekend in de overeenstemmende posten onder rubriek H.1.7.4 en volgende.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 275/343
H.5.3. Kraanwerk H.5.3.1. Afsluitkranen Materiaal/uitvoering Zie TB 105 II art. C7 § 1, 2 en 3 (vooral punt 1.1.1.) aangevuld en gewijzigd als volgt: • Alle kranen zijn gemakkelijk te gebruiken, zelfs na een lange periode zonder gebruik van het afsluitmiddel. Het onderhoud en het gebruik van alle kranen moeten altijd gemakkelijk zijn. • De afsluitkranen met een nominale diameter < 50 mm zijn kranen met sferische plug met integrale doorlaat (diameter kraan = diameter van de bijhorende leiding) met kwartslagdraai; afdichting binnenin verzekerd door een dichting in PTFE (polytetrafluorethyleen) of gelijkwaardig. Type aansluiting: met driestuksverbindingen (ND < 50). • De afsluitkranen met een nominale diameter >= 50 mm zijn vlinderkranen met integrale doorlaat (diameter kraan = diameter van de bijhorende leiding) met kwartslagdraai; afdichting binnenin verzekerd door een elastische mof in EPDM of een gelijkwaardig materiaal. Type aansluiting: met flenzen, tegenflenzen, dichtingen en moeren. • Nominale druk: minstens 10 bar. • De afsluitkranen moeten voorkomen op de lijst van de voorlichtingsnota D.F.T.K. nr. 8 van de Regie der Gebouwen: “Afsluitkranen – lijst van de kranen overeenkomstig met het typebestek 105 van 1990”. Meting Meeteenheid: per stuk volgens diameter
H.5.3.2. Regelkranen Materiaal/uitvoering Zie TB 105 II art. C7 (voornamelijk punt 1.1.2.) aangevuld en gewijzigd als volgt: • Alle regelkranen vervullen zowel de regelfunctie als de afsluitfunctie, zonder de regelstand te verliezen wanneer de regelkraan als afsluitkraan wordt gebruikt. • De aansluitpunten voor een verschildrukmeter maken ofwel deel uit van het kraanlichaam zelf, ofwel worden ze gemonteerd op de leiding, vlakbij de regelkraan. • De regelkranen zijn klepkranen met schuine dichting. Ze zijn voorzien van een graduele aflezing van de kraanstand, van het debiet en van het drukverlies. • De kraan wordt door de leverancier afgesteld in functie van het vereiste debiet. • Op verzoek van het bestuur levert de installateur een getuigschrift van afstelling. • Type aansluiting en toebehoren: zie afsluitkranen. • Nominale druk: minstens 10 bar. • De afsluitkranen moeten voorkomen op de lijst van de voorlichtingsnota D.F.T.K. nr. 8 van de Regie der Gebouwen: “Afsluitkranen – lijst van de kranen overeenkomstig met het typebestek 105 van 1990”. Meting Meeteenheid: per stuk volgens diameter
H.5.3.3. Handbediende radiatorkraan Materiaal/uitvoering • Zie TB 105 / 90 / II art. C7 punt 7.1
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 276/343
• Specificaties: o aansluitdiameter aangepast aan de radiator. o bedrijfstemperatuur: max. 120°C. o werkdruk: 10 bar. o rechte kraan, haaks, dubbel haaks, etc… in functie van de plaats van opstelling. Meting Meeteenheid: per stuk volgens diameter
H.5.3.4. Thermostatische radiatorkraan Materiaal/uitvoering • Zie TB 105 / 90 / II art. C7 punt 7.2. • Voorzien van een voorinstelling Kv-waarde door middel van een speciale sleutel. • De dichting van de as is voorzien van dubbele 0-ringafdichting of gelijkwaardige afdichting. • Het bovenste gedeelte met de asafdichting kan integraal worden vervangen terwijl de installatie waarin de kraan is ingebouwd onder druk blijft, al dan niet met behulp van een speciaal hiervoor ontworpen sleutel en toebehoren. • Het bovenste gedeelte van de kraan nl. het gedeelte met as en as afdichting is voorzien van een beschermkap uit PVC .Deze beschermkap wordt verwijderd bij de montage van het voelelement. • Het element is voorzien van een mogelijkheid tot begrenzing of blokkering van het regelbereik d.m.v. inwendige instelring. • Hysteresis max. 0,3°K. • Type "overheidsmodel" of versterkte uitvoering. • Met diefstalbeveiliging d.m.v. wartelmoer of blokkeerschroeven (type Allen sleutel). • Regelbereik van 6°C tot ongeveer 28°C. • Levering van één speciale sleutel voor alle nieuwe thermostatische kranen om de Kv-waarde in te stellen. • Specificaties: o aansluitdiameter aangepast aan de radiator. o rechte kraan, haaks,dubbel haaks, etc… in functie van de plaats van opstelling. o bedrijfstemperatuur: max. 120°C. o werkdruk: 10 bar. o KVS-waarde: tussen 0,8 en 1 o voorzien van stand "vorstbeveiliging" op +/- 6° C Meting Meeteenheid: per stuk volgens diameter
H.5.3.5. Regelbare radiatorkoppeling Materiaal/uitvoering • Zie TB 105/90 II art. C7 punt 8 aangevuld of gewijzigd als volgt: • De aansluiting moet enerzijds de afstelling mogelijk maken en anderzijds, volledig onafhankelijk hiervan, het afsluiten en het ledigen van de radiatoren toelaten. • Max. dienstdruk: 10 bar
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 277/343
• Max. proefdruk: 16 bar • Max. werkingstemperatuur: 120°C • Het afstellen gebeurt door de opdrachtnemer. Meting Meeteenheid: per stuk volgens diameter
H.5.3.6. Gemotoriseerde driewegkranen Materiaal/uitvoering Zie TB 105 II art. C7 punten 1, 2, 6. Type gemotoriseerde driewegkraan voor een modulerende regeling. Type met klep met enkele zitting en constant uitgangsdebiet. Dient om te reageren op een temperatuursverandering door water bij te mengen. Wordt bediend door een PI-regelpaneel met buitentemperatuurvoeler, ruimtevoeler en uurwerk. Leveren, plaatsen en aansluiten van dit regelpaneel en de nodige voelers is inbegrepen. • De inwendige stukken zijn van roestvrij staal of van brons. • De nominale druk bedraagt minstens 10 bar. • Type aansluiting: zie de afsluitkranen.
• • • • •
Meting Meeteenheid: per stuk volgens diameter
H.5.3.7. Drukverschilkleppen Materiaal/uitvoering Zie TB105 II art. C7, punt 1.1.6. aangevuld en gewijzigd als volgt: • Regelorgaan dat automatisch opengaat als de afsluitkranen dichtgaan en een hogere druk dan de vooraf bepaalde druk veroorzaken. • Type kraan met klep. • De regelingsmarge van het drukverschil moet breed zijn om een aangepaste werking van alle kringen toe te laten. • Regelorgaan dat geleidelijk en automatisch opengaat bij het overschrijden van een druk of van een drukverschil. Ze wordt onmiddellijk na de circulatiepomp geplaatst, in bypass tussen vertrek en retour van de kring. • De opdrachtnemer zorgt voor de regeling van de opening van die klep en zal een voorstel ter goedkeuring aan de leidende ambtenaar voorleggen. Ze moet een lichaam uit messing met drukmeter hebben. De druk moet regelbaar zijn door draaiing van een regelhandel die op de spanning van een veer inwerkt. Met driedelige koppeling. Meting Meeteenheid: per stuk volgens diameter
H.5.3.8. Terugslagkleppen Zie artikel H.3.
H.5.4. Toebehoren H.5.4.1. Thermometers Materiaal/uitvoering • Kwadrantthermometer, diameter minimum. 100 mm.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 278/343
• Voorzien van een ijkschroef. De ijking wordt door de opdrachtnemer uitgevoerd met een ijkthermometer. • Nauwkeurigheid: minder dan 2% van het temperatuurgebied waarin ze moeten werken. Meting Meeteenheid: per stuk
H.5.4.2. Manometers Materiaal/uitvoering • • • •
Manometer voor CV type “Bourdon”, diameter afleesschaal minimum 100 mm. Uitlezing van 0 to 6 bar Behuizing in staalplaat zwart verlakt Inbegrepen de manometerkraan Ø ½”
Meting Meeteenheid: per stuk
H.5.4.3. Luchtafscheiders Materiaal/uitvoering • Opstelling op hoog punt van de installatie. • Luchtfles Ø 3”, lengte 30cm met aansluitnippel 1/2” en purgeerleiding 3/8”. • Inbegrepen: handbediende luchtspuier aan het uiteinde van de purgeerleiding opgesteld en aansluitstukken. • Purgeerleiding wordt steeds geplaatst tot op ± 1,5m boven vloerpeil. • Op aanwijzen van de leidende ambtenaar wordt de luchtfles eventueel uitgerust met een automatische vlotterontluchter Meting Meeteenheid: per stuk, volgens type (met handbediende luchtspuier / met automatische vlotterontluchter
H.5.4.4. Aflaatkranen Materiaal/uitvoering Zie TB 105 art. C7 § 3. • Bestemd voor plaatsing op de lage punten voor het ledigen van de kringen. • Met toebehoren voor aansluiting van een slang. • Uitgerust met een veiligheidsstop. • Type sferische plugkraan uit messing of brons. • Nominale druk: min. 10 bar • Plaatsing op alle lage punten en op vertrek/retour van elke kring. Meting Meeteenheid: per stuk volgens diameter.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 279/343
H.5.5. Pompen en circulatoren H.5.5.1. Gemotoriseerde circulatiepompen met veranderlijke snelheid voor centrale verwarming Materiaal/uitvoering • Zie TB 105 II Art. C8. • Elektronische centrifugale circulatiepomp met veranderlijke snelheid en geïntegreerde frequentie-omvormer, zonder dichting noch uitwendige smering en waarin de pomp en de motor een geheel vormen. • Geluidloze werking. • Het pomphuis is van het type "inline" voor rechtstreekse plaatsing tussen twee leidingen. • De aansluiting gebeurt d.m.v. driedelige aansluitingen. Elk ander deel dat in aanraking komt met het water is vervaardigd uit een materiaal dat niet kan worden aangetast door de circulerende vloeistof. • Tweepolige motor met ingewerkt voortdurend regelingsysteem bestaande uit een frequentieomvormer bestuurd door microprocessor. • Spanning: 230 V mono of driefasig. • De regeling van de gewenste opvoerhoogte gebeurt via een keuzeschakelaar op de circulatiepomp. • De draaisnelheid van de circulatiepomp moet automatisch worden aangepast in functie van de opening van de thermostatische kranen (dus in functie van de nodige opvoerhoogte in de kring). De elektronische sturing laat de pomp dus steeds op het ideale werkingspunt werken. • De circulatiepomp beschikt ook over een aanpasbaar automatisch systeem voor de overgang naar het nachtregime (minimale draaisnelheid), over een opheffingsroutine van de blokkering en over een automatische overgang naar de maximale draaisnelheid in geval van defect van de elektronische module. • Het pompdebiet is zodanig dat het temperatuurverschil tussen vertrek en retour van het warme water niet meer bedraagt dan 20°C. • Watertemperatuur: +20°C tot +110°C. • De elektrische aansluiting (bekabeling, zekering,…) vanaf het bedieningsbord CV in de stookplaats is steeds inbegrepen in de prijs van de pomp. Meting Meeteenheid: per stuk, volgens debiet.
H.5.5.2. Gemotoriseerde circulatiepompen voor sanitair warm water Materiaal/uitvoering • Zie TB 105 II Art. C8. • Centrifugale circulatiepomp met vaste snelheid, zonder dichting noch uitwendige smering en waarin de pomp en de motor een geheel vormen. • Geluidloze werking. • Pomp is vervaardigd uit messing of brons of gelijkwaardig materiaal, geschikt voor gebruik op sanitair warm waterkringen. • Het pomphuis is van het type "inline" voor rechtstreekse plaatsing tussen twee leidingen. • De aansluiting gebeurt d.m.v. driedelige aansluitingen. Elk ander deel dat in aanraking komt met het water is vervaardigd uit een materiaal dat niet kan worden aangetast door de circulerende vloeistof.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 280/343
• Spanning: 230 V mono of driefasig. • De elektrische aansluiting (bekabeling, zekering,…) vanaf het bedieningsbord HVAC in de stookplaats is steeds inbegrepen in de prijs van de pomp. Meting Meeteenheid: per stuk, volgens aansluitdiameter.
H.5.6. Boilers en warmwateraccumulatoren H.5.6.1. Elektrische boiler 10 liter Materiaal/uitvoering Deze post omvat de levering, de plaatsing, de installatie en de elektrische en sanitaire aansluiting van het toestel. • Inbegrepen de veiligheidsgroep (conform de voorschriften van Belgaqua) die werkt bij te hoge interne druk in het toestel. Het expansiewater wordt afgeleid naar de sifon van de gootsteen. • De te plaatsen boiler heeft een inhoud van 10 liter en wordt onder de gootsteen geplaatst. • Max. vermogen 2 kW • Isolatie minstens 2 cm • Isolatieklasse IP24 • Temperatuur regelbaar van 30 tot 80°C • Tijd om opnieuw op te warmen max. 20 minuten Meting Meeteenheid: per stuk
H.5.6.2. Elektrische Accumulatieboiler Materiaal/uitvoering Deze post omvat de levering, de plaatsing, de installatie en elektrische en sanitaire aansluiting van het toestel. • Betreft elektrische warmwaterboilers met grote inhoud voor verticale wandmontage of vloeropstelling, afhankelijk van het volume. Inbegrepen nodige ophangbeugels of stoel. • Voorzien van een geïsoleerde buitenmantel uit kunststof of gelakte staalplaat. • Voorzien van een vervangbare steatiet weerstand in huls (vervangbaar zonder water af te laten). • Voorzien van thermostaat voor instelling en handhaving temperatuur. Temperatuur traploos instelbaar van ± 60°C tot 85°C. • Uitgerust met veiligheidsgroep (conform de voorschriften van Belgaqua) die werkt bij te hoge interne druk in het toestel. Het expansiewater vloeit weg in een daartoe voorziene sifon aan te sluiten op de riolering. • Inbegrepen is de vaste aansluiting op het elektrisch net overeenkomstig AREI. • Voorzien van een thermische veiligheid • Kuip vervaardigd uit geëmailleerde staalplaat met magnesium anode. • Monofasig toestel of driefasig naar keuze van het Bestuur. • Vermogen 3kW – 6kW – Zie meetstaat. • Inhoud van de kuip : 200 liter tot 500 liter. Zie meetstaat Meting Meeteenheid: per stuk, volgens inhoud en vermogen.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 281/343
H.5.6.3. Warmtewisselaar – accumulatieboiler Materiaal/uitvoering • • • • • • • • • • •
Zie TB 105 II Art. C9. Verwarmend medium : CV-water 80°C/60°C. Snelle opwarming van de boiler door boilerlaadpomp met voorrangsschakeling. Uurdebiet : ± 1,2 m³/u (± 30kW) - ± 2,5 m³/u (± 60kW) (zie meetstaat). Inhoud van de kuip: 200 liter – 300 liter (zie meetstaat). Staand model. Geïsoleerd met PU schuim 50mm. Voorzien van stalen gelakte mantel. Dubbel geëmailleerd (DIN 4753). Uitgerust met een anode. Inbegrepen de nodige temperatuursvoelers
Meting Meeteenheid: per stuk, volgens inhoud en vermogen
H.5.7. Radiatoren H.5.7.1. Nieuwe radiatoren Materiaal/uitvoering De nieuwe radiatoren moeten voldoen aan de volgende specificaties: • Zie TB 105 II art. C10, § 1. • Alle radiatoren zijn paneelradiatoren (met of zonder convectielamellen). • In principe zijn de radiatoren steeds voorzien van diametraal gelegen watertoevoer (depart) en –afvoer (retour). • Op het hoogste punt worden alle radiatoren voorzien van een ontluchtingskraantje te bedienen met schroevendraaier of ontluchtingssleutel. • Een eventuele luchtbel in het bovenste gedeelte mag de doorstroming van de verwarmingsvloeistof niet hinderen en zal geen geluidshinder veroorzaken. • De radiatoren worden opgehangen door middel van muurconsoles of L-consoles waaraan de radiator middels de aangelaste beugels, opgehangen wordt. Indien één van voorgaande bevestigingen niet mogelijk is, worden ze geplaatst op voetjes. De bevestigingswijze moet ter goedkeuring aan de leidende ambtenaar worden voorgelegd. • Bevestiging van de bovenvermelde consoles door schroeven en pluggen in onaantastbaar materiaal. • De radiatoren worden geleverd in een geschikte verpakking, om beschadiging te voorkomen. Ze worden in deze verpakking gelaten tot aan de voorlopige oplevering door de leidende ambtenaar. Hun vervanging en schildering zal gebeuren op kosten van de opdrachtnemer. • De eenheidsprijs van de radiator omvat al het toebehoren, namelijk: consoles, bevestigingen, schroeven, ontluchtingskraan, stoppen, enz, ... (thermostatische) kraan en retourafsluiter staan in afzonderlijke post, de rest is inbegrepen in de post van de radiator. • Voor de bestelling zal de opdrachtnemer de lijst van de voorgestelde radiatoren ter goedkeuring voorleggen aan de leidende ambtenaar. • Selectie van de radiatoren volgens EN442 (75°C/65°C). • De aansluiting van de nieuwe radiatoren op de bestaande kring met inbegrip van de werken (doorboringen, herstellingen … ) is begrepen in deze post. Meting Meeteenheid: per kW
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 282/343
H.5.7.2. Demonteren en opnieuw plaatsen van bestaande radiator Materiaal/uitvoering Indien er schilderwerken voorzien zijn, worden de bestaande radiatoren gedemonteerd om de schilderwerken mogelijk te maken, en naderhand terug geplaatst. Inbegrepen is het aflaten van het water van de verwarmingskring, het loskoppelen van de radiatoren, het afnemen ervan en zo nodig tijdelijk stapelen, en na het beëindigen van alle schilderwerken het terugplaatsen van de toestellen, het terug vullen van de verwarmingskring en ontluchten. Meting Meeteenheid: per stuk, bevestiging en aansluiting inbegrepen. Per radiator kan deze post één maal aangerekend worden.
H.5.7.3. Verplaatsen van radiatoren Materiaal/uitvoering Deze post omvat de demontage en de aansluiting van de betrokken radiatoren op het bestaande leidingnet, met inbegrip van alle aanpassings-, herstellings- en aansluitingswerken, alles volgens de regels van de kunst. Inbegrepen is het aflaten van het CV-circuit, en het terug vullen van het CV-circuit en ontluchten van het circuit na het uitvoeren van de werken. Meting Meeteenheid: per stuk
H.5.8. Luchtbehandeling – Ventilatie H.5.8.1. Verluchtingsgroep Type D Materiaal/uitvoering • • • • • • • • • • • • • • •
• • •
Type D Verluchtingsgroep met warmterecuperatie. Koudebrugvrije panelen. Min 25mm dubbelwandige panelen. steenwolisolatie met een 165 kg/m³ persing of gelijkwaardige isolatie met hoge thermische- en akoestische dempingswaarden. milieuvriendelijke en niet brandbare isolatie. in- en uitwendig voorzien van 200 micron skinplate coating in RAL-kleur. volbad verzinkt stalen fundatieframe met een hoogte van 40 mm. voorzien voor het aansluiten van ronde of rechthoekige kanalen (overgangen inbegrepen in de prijs van de groep). Inrichting voor afvoer van condensaat naar de riolering. voorzien van een by-pass met volledig automatische regeling voor nachtventilatie in de zomerperiode. De nachtventilatie wordt automatisch opgestart. eenvoudig uitneembare cassettefilters. klasse F7 filter in toevoerlucht. klasse G4 filter in afvoerlucht. De groepen worden voorzien van twee dubbelaanzuigende directgedreven centrifugaal ventilatoren aangedreven door hoogrendement, frequentiegeregelde, energiezuinige elektromotoren. de ventilatormotor is trillingsvrij in de ventilator opgehangen. de ventilator-motorcombinaties hebben een zeer laag geluidsniveau. hoogrendement aluminium platenwisselaar volgens het tegenstroom principe
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 283/343
• • • • • • • • • • •
• •
volledig gescheiden luchtstromen. hoogwaardig corrosie bestendig aluminium. volledig recycleerbaar. zeer lage luchtweerstand. condensbak ingebouwd. Het condensaat wordt afgevoerd naar de riolering alover een sifon. automatische regeling van het debiet door onderdrukmeting in het aanzuigkanaal. inclusief bevriesbeveiliging en automatische bypassregeling. het geheel is voorbedraad en voorzien van een werkschakelaar. aansluitspanning ventilatoren en sturing : 230V of 3 x 400V naar keuze van de leidende ambtenaar. De inplanting, de verbindingen en de debieten worden weergegeven op de verschillende grondplannen (of volgens de richtlijnen van de LA). De luchtgroepen worden geleverd met twee sets reservefilters. De eerste set wordt na beëindiging der werken vervangen. Een tweede set filters zal in verpakking worden geleverd voor vervanging tijdens de waarborgperiode. rendement van min 80% bij nominale luchthoeveelheid. Prijs inclusief muurroosters voor aan- en afvoerlucht.
Meting Meeteenheid: Per stuk volgens debiet.
H.5.8.2. Dakextractoren Materiaal/uitvoering • Het toestel is volledig vervaardigd uit met glasvezel versterkt polyester, geschilderd met een polyesterverf. • De extractor is uitgerust met een terugslagklep die voorkomt dat water of lucht binnendringen ingeval het toestel niet werkt. • Het toestel is uitgerust met een aanzuigluifel en vogelroosters. • De ventilator is van het centrifugale type met directe aandrijving, vervaardigd uit gegalvaniseerd staal of een combinatie van gegalvaniseerd staal en kunststof. De turbines hebben voorwaarts gebogen schoepen en de motor is in de luchtstroom gelegen. Asynchrone motor met ingebouwde thermische beveiligingen. • Werkingstemperatuur: -30°C – 60°C. • De motor is ontworpen om met een snelheidsregelaar te werken. • Geluidsniveau bij max. debiet en op 5 m: max. 60 dB(A) • Voorzien voor montage op een plat dak. • Na plaatsing van het toestel dient de waterdichtheid van het dak gewaarborgd te zijn. • De debieten zijn gesteld bij gemiddelde opvoerhoogte Meting Meeteenheid: per stuk volgens debiet
H.5.8.3. Axiale kanaalventilatoren Materiaal/uitvoering • Voor installatie in ronde kanalen. • De waaier is voorzien van achterover gebogen schoepen. • De aandrijving gebeurt via een regelbare buitenpoolmotor op 230V, 50Hz.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 284/343
• Ter beveiliging tegen verbranden van de motor heeft de motor interne thermische contacten met een automatisch reset. • Beschermklasse minimaal IP-44 • Isolatieklasse F • Het werkpunt van de ventilator is instelbaar (regelbaar). • Maximaal geluidsniveau op 5m: 50 dB(A) • Maximale werkingstemperatuur: 60°C • Debiet en diameters: o 185 m³/u (diameter: 100mm/125mm) o 350 m³/u (diameter: 125mm) o 430 m3/u (diameter: 160mm) o 680 m³/u (diameter: 190mm/200mm) o 1000 m³/u (diameter: 250mm) Meting Meeteenheid: per stuk volgens debiet
H.5.9. Luchtbehandeling – kanalen en eindelementen H.5.9.1. Luchtkanalen Materiaal/uitvoering • • • •
• • • • •
• •
• •
Zie TB 105 II art. C14, § 1 en 2. Metalen luchtkanalen, in opbouw te plaatsen. De verbindingen tussen de verschillende kanaalelementen is steeds luchtdicht. De doorvoeringen van de luchtkanalen door vloeren en muren worden dusdanig uitgevoerd dat mogelijke trillingen van de kanalen niet overgedragen worden op het gebouw. De opvulling tussen kanaal en muur- of vloer- of plafondopening gebeurt met een inert product dat de brandweerstand van de doorgevoerde muren en vloeren behoudt (bv. Rotswol of gelijkwaardig). Daar waar de luchtkanalen uit de gecompartimenteerde zones komen, worden brandkleppen aangebracht. Beschrijving van die brandkleppen: zie post brandkleppen van dit bestek. De metalen luchtkanalen zijn vervaardigd uit verzinkt staal (volgens het Sendzimir procedé of gelijkwaardig). Plaatdikte : minimum 0,6 mm voor kanalen tot en met diameter 250 mm; minimum 0,8 mm voor kanalen groter dan 250 mm. Nodige verloopstukken zijn inbegrepen in de prijs van de kanalen. Geïsoleerd of niet geïsoleerd volgens de instructies van de leidende ambtenaar. Maximale luchtsnelheid in de kanalen van 5 m/s in de hoofdleidingen en 3 m/s in de aftakkingen. De doorsneden aangegeven op de plannen stemmen overeen met deze snelheden, het gaat dus om min. doorsneden die gerespecteerd moeten worden. Afdichting volgens de norm EUROVENT 2/2 klasse B. Al de plaatsings- en bevestigingsmiddelen, aanpassingen, dichtingen, enz. moeten in de eenheidsprijs van de luchtkanalen begrepen worden. Elk hulpstuk wordt als één meter kanaal aangerekend De opdrachtnemer zal de bevestigingswijze ter aanvaarding aan de leidende ambtenaar voorleggen. Isolatie van luchtkanalen volgens TB 105 art. C 41 – isolatiedekens op rol of vlakke platen. De isolatie wordt op voldoende wijze vastgezet op de wanden van de luchtkanalen. Dikte van de isolatie: 30 mm.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 285/343
Meting Meeteenheid: Luchtkanalen: per lopende meter volgens diameter. Isolatie van luchtkanalen: per m² Meetcode: Luchtkanalen: worden in de as, over de hulpstukken heen gemeten. Elk hulpstuk wordt extra als één meter kanaal aangerekend. Isolatie van luchtkanalen: netto uitgevoerde oppervlakte.
H.5.9.2. Brandkleppen Materiaal/uitvoering • Overeenkomstig TB 105 II art. C24, NBN S 21-207, NBN S 21-202, NBN 713-020 add. 2, ARAB art. 52.7, KB van 19/12/97 en EN 1366-2. • In het algemeen moet in iedere doorgang van een luchtkanaal door een bouwelement waarvoor de norm NBN S 21-202 een brandweerstand eist, een brandklep met dezelfde brandweerstand als het doorgevoerde bouwelement worden geplaatst. • De opdrachtnemer levert de verslagen van proeven uitgevoerd door een onafhankelijk laboratorium volgens de norm NBN S 21-007 Par. • De brandklep bestaat uit een stevige tunnel van verzinkte staalplaat waarin een scharnierende afsluitklep wordt bevestigd. • Ze zijn standaard van type A. Van type B voor gebruik in gebouwen voorzien van een algemene branddetectie. Het type wordt bepaald in overleg met de leidende ambtenaar. • De brandkleppen zijn rond of rechthoekig met eenzelfde minimale nuttige doorsnede. De keuze wordt overgelaten aan de leidende ambtenaar. • Ontgrendeling door thermische verzekering op ±72°C. • Geen eindschakelaar; een herwapeningsmechanisme is te voorzien. • Max. luchtsnelheid in de brandkleppen: 6 m/s • Brandweerstand: Rf 2 uur. • De opvulling tussen brandklep en wand heeft dezelfde brandweerstand als de wand zelf. • De herstellingen tussen metselwerk en brandkleppen zijn ten laste van de opdrachtnemer. • Eventueel moet een brandklep met een grotere bruto doorsnede dan het betreffende luchtkanaal worden voorzien, indien dit nodig is om te voldoen aan de akoestische eisen. In dat geval voorziet de opdrachtnemer alle nodige hulpstukken om de brandklepsectie op de andere secties van het luchtkanaal aan te sluiten. Meting Meeteenheid: Per stuk volgens sectie en type
H.5.9.3. Luchtafvoermonden Materiaal/uitvoering • • • • • • •
De luchtafvoermonden zijn cirkelvormig en geschikt voor luchtafvoer. Ze bestaan uit een ring en een schijf. De ring van de klep is voorzien van een dichting. Het debiet is eenvoudig regelbaar door te draaien aan de centrale schijf. Geleverd met tegenkader. Het gebruikte materiaal is staal met een afwerking in witte epoxyverf. De centrale as met schroefdraad, de moer en het tegenkader zijn van verzinkt staal.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 286/343
Meting Meeteenheid: per stuk volgens debiet
H.5.9.4. Luchtmond, regelbaar, inbegrepen montagekast en ophangingen zonder soepele aansluiting Materiaal/uitvoering • • • •
Volgens TB105 II C15 Voor toevoer van blaaslucht. Vervaardigd uit geanodiseerd aluminium. Voorzien van dubbele afbuiging door middel van instelbare schoepen.
Meting Meeteenheid: per stuk volgens debiet
H.5.9.5. Soepele luchtmondaansluiting Materiaal/uitvoering • • • •
Soepele buis voor het aansluiten van de luchtmonden. Vervaardigd uit aluminium. Toepassing : aansluiting luchtmond op luchtkanaal. Inbegrepen de vastzettingsmiddelen
Meting Meeteenheid: per meter volgens diameter
H.5.9.6. Manuele luchtregelschuiven Materiaal/uitvoering • Regelschuif voor het luchtdebiet, aangepast aan de doorsnede en diameter van het luchtkanaal waarin deze wordt geplaatst (zie plannen). • Perfect aangepast aan de uitbalancering van de luchtnetten. • Lichaam en klep uit gegalvaniseerd staal. • Voor manuele bediening. • Voorzien van dichtingen zodat een perfecte afdichting met het luchtkanaal gegarandeerd is (volgens EN 1751). • Van toepassing voor het uitbalanceren van de lucht in de hoofdkanalen. Meting Meeteenheid: Per stuk volgens sectie.
H.5.10.
HVAC – Allerhande werken
H.5.10.1. Boringen Zie artikel C.3.1 en C.3.2.
H.5.10.2. Schilderwerk Materiaal/uitvoering • De verfwerken mogen slechts gebeuren na volledige zuivering der te schilderen oppervlakken”. • De C.V.-leidingen en roestbare toebehoren (steunen, e.d.) zullen geschilderd worden met een laag roestwerende verf bestand tegen warmte. De oppervlakte van beugels en steunen wordt niet in rekening gebracht bij het bepalen van de geschilderde oppervlakte.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 287/343
• De herkenningsringen volgens NBN 69 moeten geschilderd of met tape aangebracht worden op al de zichtbare leidingen en op al de isolatieomhulsels in het technisch lokaal en in het verlaagd plafond. • Het schilderen van de te isoleren leidingen mag slechts uitgevoerd worden na de hydraulische proef en een in werking stelling van de installatie. • Al de geschilderde delen die tijdens de waarborgperiode zouden afschilferen dienen door de opdrachtnemer, zonder enige vergoeding, hersteld te worden. • Bronzen of corrosie bestendige onderdelen worden niet geschilderd. Meting Meeteenheid: Leidingen: per lopende meter volgens ontwikkeling Herkenningsringen: stuk
H.5.10.3. Thermische isolatie van de leidingen Zie artikel 0.
H.5.10.4. Proeven en indienststelling van de installatie De resultaten van deze testen zullen worden geregistreerd met vermelding van alle noodzakelijke parameters (moeten opgenomen worden in as-built dossier). Na uitvoering van de testen zal de opdrachtnemer de installatie weer in de oorspronkelijke staat brengen. Het ter beschikking stellen van meetinstrumenten (aangepast aan de uit te voeren controles) dient begrepen te zijn in deze post. Hydraulica: • In overeenstemming met TB 105 II art. E. • Hydraulisch evenwicht: de opdrachtnemer voorziet regelkranen op de nodige plaatsen – zie hoofdstuk “Algemeen” (berekening te overhandigen aan de leidende ambtenaar). Deze regeling wordt uitgevoerd in overleg met en aanwezigheid van de leidende ambtenaar. • De opdrachtnemer zal zich ervan vergewissen dat de minimumdebieten volstaan om te voldoen aan de op de plannen aangeduide warmteverliezen. • Dichtheids- en circulatieproeven: vullen en dichtheidstest en eerste circulatieproef (zie TB 105 II art. E3 § 1); ledigen en spoelen van de installaties; vullen, indienststelling en tweede circulatieproef (zie TB 105 II art. E3 § 2). • Controle van de werking van de installaties voor productie van SWW (debieten, veiligheden, afstelling). • Afstellen van de regelaars. • Definitieve afstelling en indienststelling van de installatie door ervaren technici. • Werkingsproeven, deze omvatten een grondige controle van de werking en de veiligheden van de installatie in overeenstemming met de voorgeschreven vereisten. Deze proeven worden uitgevoerd in overleg met en in aanwezigheid van de leidende ambtenaar. Luchtbehandeling: Controle van debiet, temperatuur en (eventueel) vochtigheid van de lucht. Controle van de luchtsnelheden aan de blaasmonden. Controle van het luchtevenwicht. Dichtheidsproeven van de luchtkanalen in overeenstemming met TB 105 art. II/E5. • Test van de afstelling. • Controle van de conformiteit van de installatie met de bestelbrief en met de regels der kunst. • Controle van de werking van alle apparatuur. • • • •
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 288/343
Akoestiek: • De meting en controle van het geluid wordt gedaan in normaal gemeubelde en gebruikte kamers, zonder dat er andere geluidsbronnen aanwezig zijn die de metingen zouden kunnen beïnvloeden. • De meting gebeurt in het midden van de ruimte op 1 m hoogte, door een bedrijf of controleorganisme dat gespecialiseerd is op dit vlak. • De gemeten geluidsniveaus mogen de opgelegde maxima niet overschrijden. Meting Pro Memorie (PM) Deze prestaties zijn inbegrepen in de eenheidsprijzen van de prijslijst.
H.5.10.5. Voorlopige en definitieve opleveringen, waarborg De waarborgtermijn vangt aan op de dag van de voorlopige oplevering van de installatie. De afstellingen en het op punt stellen dat werd gemeld bij de voorlopige oplevering wordt uitgevoerd door de opdrachtnemer. De begindatum van de waarborg kan worden uitgesteld voor uitrustingen of welbepaalde delen van systemen. Deze gevallen worden uitdrukkelijk beschreven in het verslag van de voorlopige oplevering, evenals de gevolgen ervan voor de opdrachtnemer. Het betreft materiaal dat niet werkt zoals het hoort, of gedeelten van systemen die nog moeten worden getest op een tijdstip waarop de weersomstandigheden geschikt zijn. De data waarop deze uitgestelde waarborgen ingaan, worden in gezamenlijk overleg tussen de leidende ambtenaar en de opdrachtnemer bepaald, zodra deze laatste heeft voldaan aan de eisen van zijn opdracht, zoals blijkt uit de documenten en verslagen. Tijdens de waarborgtermijn zal de opdrachtnemer het volgende uitvoeren: • het specifiek onderhoud van de geïnstalleerde uitrustingen; • de afstellingen en het op punt stellen zoals geformuleerd door de leidende ambtenaar en voortvloeiend uit de uitbating van de installaties. Hij draagt de kosten voor de herstelling van schade aan de afwerking of andere installaties veroorzaakt door tussenkomst van het depannagepersoneel; • verhelpen van elke fout in het materiaal, materieel en uitrustingen; • verhelpen van elke fout in het ontwerp, de fabricage, montage, werking of prestatie; • verhelpen van elk gebrek veroorzaakt door het transport; • verhelpen van elk gebrek veroorzaakt door het in dienst stellen of op punt stellen en de gevolgen van deze gebreken; • in geval van een systematisch voorkomende fout, zal de opdrachtnemer alle delen of gedeelten van identieke installaties herstellen, wijzigen of vervangen. Die verplichting omvat alle prestaties: transport, demontage, montage en opnieuw in werking stellen; • tussenkomen binnen de termijnen bepaald door het hoogdringend karakter van de interventie, beoordeeld door het bestuur, na een eenvoudige telefonische oproep, zelfs buiten de gewone kantooruren, in het weekend, op feestdagen of betaalde vakantiedagen, ’s nachts enz.; • regelmatig (minstens een keer per maand) de installaties controleren om na te gaan of deze correct worden gebruikt en onderhouden; een verslag van deze controlebezoeken zal officieel worden overhandigd aan het bestuur. De opdrachtnemer is aansprakelijk ten opzichte van het bestuur en derden voor alle ongevallen, schade, ongemak veroorzaakt door zijn fout of die van zijn personeel, door zijn onderaannemers of hun personeel en waarvan de oorzaak toe te schrijven is aan zijn aanneming.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 289/343
Indien de opdrachtnemer zijn verplichtingen niet nakomt, heeft het bestuur het recht om de noodzakelijk geachte herstellingen te laten uitvoeren door een andere gespecialiseerde opdrachtnemer, op kosten en voor risico van de in gebreke gebleven opdrachtnemer. Bovendien zal deze laatste deze tussenkomst niet kunnen inroepen om zich te onttrekken aan zijn toekomstige verplichtingen en verantwoordelijkheden. Zijn niet bij de verplichtingen inbegrepen: • de gewone onderhoudswerken, • onderhoudswerken als een gevolg van een verkeerd of ongewoon gebruik of een fout in het onderhoud dat de opdrachtnemer kan aantonen. De waarborg van de opdrachtnemer blijft volledig gelden, ook indien het bestuur zelf het gewone onderhoud uitvoert of deze opdracht toevertrouwt aan een derde. Meting pro Memorie (PM) Deze prestaties zijn inbegrepen in de eenheidsprijzen van de prijslijst.
H.5.10.6. Regeling voor ventilatie met klok en vochtigheidmeting Materiaal/uitvoering Kloksturing Dit is automatische regeling d.m.v. een programmeerbare kloksturing van de ventilator(en), met een modulaire klok met weekprogramma, dit laat toe om gedurende het weekend een ander klokprogramma in te stellen dan gedurende de werkweek (bv.andere schakeltijden, overdag ook aanwezig). Daarnaast moet er de mogelijkheid blijven om het systeem manueel te kunnen regelen naar een van deze geprogrammeerde standen, idealiter met een automatische terugkeer naar de kloksturing na een bepaalde tijd. Specificaties van de modulaire schakelklok: • modulair , 1 module • digitaal • weekprogramma • aantal uitgangen : 1 • voeding 230V 50Hz – 16A – 1 NO • minimum schakelduur van 2 u • met gangreserve van 100 u Inbegrepen: De modulaire klok dient ingebouwd in een glasvezelversterkt polyester klemmenafschermwandkastje, klasse II – IP30 – IK05 met deksel en DIN-rail, 4 modules, afmetingen 160x90x74. Met soepele kabelinvoer voor doorgang van stijve buis of kabel Algemeenheden kast volgens de beschrijving I.1.6. Meting Meeteenheid: som over geheel
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 290/343
Deel I ELEKTRICITEIT, TELEFONIE I.1.
BRANDBEVEILIGING,
DATA
&
ELEKTRICITEIT
I.1.1. Aardingsinstallaties I.1.1.1.
Aardelektrode
Het betreft een aardingsysteem voor laagspanningsinstallaties, door de opdrachtnemer te plaatsen buiten een gebouw conform de geldende voorschriften. De aardverbindinginstallatie omvat: • de levering en plaatsing van een of meer ingegraven of ingedreven geleiders (baren of pennen), totdat de opgelegde spreidingsweerstand bereikt wordt; • het verbinden van de aardverbinding met de VOB-draad naar de aardverbindingonderbrekers (zie ook grondwerken, VOB-draad en aardingsonderbrekers); • het uitmeten van de spreidingsweerstand. Materiaal De aardelektrode wordt gerealiseerd door een verticaal in de grond gedreven geleider bestaande uit blank gehard elektrolytisch koper, doorsnede minimaal 50 mm². De geleider wordt continu in de grond gedreven tot de vereiste spreidingsweerstand bereikt is. De merkstenen zijn samengesteld uit een geëloxeerde aluminiumplaat van 150x150x2 mm, bevestigd met inox vijzen op een betonblok in de vorm van een afgeknotte piramide van 290 mm hoogte, met basisvlak 300x300 mm. In de plaat, aan de zichtzijde, wordt het aardverbindingsteken gegraveerd. Uitvoering De plaatsing gebeurt conform art. 69 van het A.R.E.I., waarbij de spreidingsweerstand van de aardverbinding kleiner moet zijn dan 5 Ohm. Indien meer dan één elektrode dient geplaatst te worden, wordt de ontwerper gewaarschuwd en zullen de bijkomende elektroden pas geplaatst worden na uitdrukkelijke toestemming. De onderlinge afstand tussen de elektrodes bedraagt minimaal 5 m. De plaatsing van de aardelektrode gebeurt steeds buiten het gebouw. Meting Meeteenheid: gemeten per meter in de grond gedreven geleider.
I.1.1.2.
Aardingsonderbreker
Materiaal / uitvoering De aardingsonderbreker is gemonteerd op twee isolatoren of één isolerend deel, en is voorzien van klemmen voor de aansluiting van de aardgeleider. De aardingsonderbreker wordt opgesteld in of nabij het hoofdverdeelbord van het gebouw en is voorzien van een equipotentiaalrail. Meting Meeteenheid: gemeten per stuk.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 291/343
I.1.1.3.
Aardgeleider
Materiaal / uitvoering De verbinding van de aardelektrode naar de te aarden installatie (aardingsonderbreker) wordt uitgevoerd met een geel/groen geïsoleerde koperen geleider van 16 mm² dewelke gebraseerd wordt op de aardelektrode en binnengebracht wordt in het gebouw tot aan de aardingsonderbreker. De nodige grondwerken en herstellingen dienen inbegrepen te zijn in de prijs. Meting Meeteenheid: gemeten per meter
I.1.1.4.
Hoofdequipotentiale verbindingen
Uitvoering De hoofdequipotentiale verbindingen worden uitgevoerd conform het AREI Art. 72. Deze verbindingen worden uitgevoerd vanaf de aardingsonderbreker in het laagspanningsbord. De aansluitingen op deze gebeuren apart, per geleider, via een kabelschoen, schroef en veiligheidssluiting. Uitvoering in VOB-draad geel/groen 6 of 10 mm², naargelang van het geval. Worden verbonden a. Betreffende de structuur van het gebouw: De genaakbare, vaste metalen elementen die het aardpotentiaal kunnen voortplanten (metalen gebinten), metalen structuur van valse plafonds, in een punt zo dicht mogelijk bij de hoofdaardingsklem. b. Betreffende de nutsvoorzieningsleidingen van het gebouw: De metalen watertoevoerleiding; bij het binnenkomen in het gebouw. c. Betreffende de technische lokalen: - De metalen leidingen van het sanitair warm- en koud water. - De metalen afvoervoerkokers van de ventilatieinstallatie (sanitaire ventilatie). - De metalen kabelgoten. N.B. : Als de hoofdaardingsklem zich niet in de stookplaats bevindt zullen de hoofdequipotentiaal-verbindingen er gegroepeerd worden op een secundaire aardingsklem die op haar beurt zal verbonden worden aan de hoofdaardingsklem via één enkele aardgeleider. De uitvoering van de secundaire aardingsklem gebeurt op gelijkaardige manier als de hoofdaardingsklem van de installatie. Wijze van aansluiten. Elk metalen element wordt verbonden aan de hoofd- of secundaire aardingsklem. • hetzij via een onafhankelijke VOB geleider met groen/gele isolatie. • hetzij via een niet ontkoppelbare aftakking vanaf een hoofdequipotentiaalgeleider. • hetzij door een combinatie van de beide hiervoor genoemde principes. Het loskoppelen van een massa mag geenszins de equipotentiaal verbindingen van de andere massa’s in het gedrang brengen. De verbindingsstukken zullen een hecht contact (metaal op metaal) verzekeren over een oppervlak dat minstens gelijk is aan de doorsnede van de geleider die de equipotentiaal verbindingen verzekert. De verbinding zal betrouwbaar zijn in de tijd.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 292/343
Zij zal niet beïnvloed worden door de werkingsomstandigheden zoals : • condensatie; • thermische variaties (uitzetting); • trillingen; • enz... Een merking groen/geel zal op de uitrustingen aangebracht worder ter hoogte van de aansluiting van de equipotentiale geleiders teneinde een snelle identificatie ervan mogelijk maken Doorsnede van de geleiders. De doorsnede van de geleiders, gebruikt voor de hoofdequipotentiale verbindingen, zal minstens gelijk zijn aan de helft van de doorsnede van de grootste beschermingsgeleider die gebruikt wordt in de elektrische installatie van het gebouw, geen rekening houdend met de aardgeleider tussen de hoofdaardingsklem en aardelektrode. De aldus bepaalde doorsnede wordt beperkt tot 25 mm² en zal nooit minder dan 6 mm² zijn. Meting Meeteenheid: gemeten per meter.
I.1.1.5.
Bijkomende equipotentiale verbindingen
De bijkomende equipotentiaalverbindingen voldoen aan de voorschriften van artikel 73 van het A.R.E.I. De genaakbare en vaste metalen delen in vochtige lokalen (badkamer of douchelokaal) worden onderling verbonden door middel van een extra geel/groen geïsoleerde beschermingsgeleider. Alle aansluitingen gebeuren per geleider met een kabelschoen, schroef en veiligheidssluiting. In geval van doorverbinden, mag de geleider niet onderbroken worden. Meting Meeteenheid: gemeten per meter.
I.1.1.6.
Plannen
Na de plaatsing van de uitrustingen (massa’s) die verbonden moeten worden met de hoofdequipotentiale en bijkomende equipotentiaal verbindingen van het gebouw, zal de opdrachtnemer overgaan tot: • de eindaansluiting van de equipotentiaal verbinding. • de eindmarkeringen die opgelegd zijn. • het optekenen van de nodige informaties voor het opmaken van de aan het Bestuur over te leggen BIJZONDERE uitvoeringsplans van de hoofdequipotentiale verbindingen van het gebouw. Meting pro Memorie (PM) Deze prestaties zijn inbegrepen in de eenheidsprijzen van de prijslijst
I.1.2. Elektrische leidingen Materiaal / uitvoering Keus van de aard van leidingen • Zie NBN C32-124 (+ Bijl) voor XVB verdeelkabels • Zie NBN C30-004 voor kabels klasse F2 en F3 • Zie NBN C32-123 voor VOB draden Voor de verlichtingskringen: XVB-kabel met een sectie van 1,5 mm² voor de draden en met nodig aantal geleiders.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 293/343
De drukknoppen worden afzonderlijk bekabeld vanaf het verdeelbord. Voor de noodverlichtingskringen : te voeden via een extra stroomdraad in de kabel van de respectievelijke verlichtingskring of afzonderlijk vanaf schakelkast. voor de wandcontactdozen: XVB-kabel met een een sectie van 2,5 mm² voor de draden. voor de overige installaties: sectie draad i.f.v. het respectievelijke stroomverbruik. Bevestigingswijze. De aanleg van de installatie gebeurt steeds volgens de hoofdassen van het gebouw (lengte - breedte - hoogte). Alle nodige doorboringen door wanden en gewelven zijn inbegrepen. Opbouw. Volgens TB 400 B.01 Art. h.8.1. met de volgende werkwijzen : Bescherming door versterkte PVC buizen. Bevestiging voor in zicht gelegde buizen op tweedelige PVC-loodgietersdoken met roestvrije schroeven samen te stellen of tweedelige PVC kabelklemmen met roestvrije schroeven samen te stellen en beschermd door versterkte PVC-buis van aangepaste diameter met PVC-eindtullen en nodige moffen (in de bochten blijft de kabel vrij). Bevestiging op kabelgang van het type kabelgoot volgens TB 400 B.01 Art. h.10. Plaatsing in wandgoot. Bevestiging in draadgoot. Inbouw Volgens TB 400 B.01 Art. h.7.1. zoals voor in zicht gelegde buizen maar vastzetting met roodverlakte stalen tweevleugelige beugels. De beugels mogen worden genageld. Met inbegrip van maken van sleuven en uitvoeren van de herstellingswerken na plaatsing van buizen en kabels, schildersklaar afgewerkt. Het werk omvat: • Het maken van passende sleuf, het opladen en afvoeren van alle puin • Het leveren en plaatsen van versterkte PVC buis • Het in juiste positie houden van de buis zodat de buis ter plaatse blijft bij het opvullen van de sleuf • Het opvullen van de sleuf na plaatsen van de PVC buis met passend materiaal tot in het vlak van het materiaal waaruit de wand is opgebouwd Voor het geval er buizen moeten ingewerkt worden in bepleisterde muren moet bovendien het herstellen van de bepleistering in de prijs begrepen zijn alsook het uitvoeren van de nodige plamuurwerken zodat er een schildersklaar oppervlak bekomen wordt. Algemeenheden betreffende draden, kabels en buizen Voorschriften van TB 400 B.01 Art. h.3 zijn van toepassing. Trekken van draden en kabels in buizen Voorschriften van TB 400 B.01 Art. h.4 zijn van toepassing. Verbindingen van draden Voorschriften van TB 400 B.01 Art. h.5 zijn van toepassing. De kabels welke voorzien zijn om te worden verbonden met een in een andere techniek voorzien toestel zullen voldoende lang gelaten worden om deze verbinding mogelijk te maken. De nodige meters zijn hiervoor in de meetstaat voorzien Leidingen met in zicht gelegde versterkte PVC-buizen Voorschriften van TB 400 B.01 Art. h.6 zijn van toepassing.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 294/343
Algemeenheden betreffende de aansluitingen. Voorschriften van TB 400 B.01 Art. h.11 zijn van toepassing. Doorboringen en herstellingen. Voorschriften van TB 400 B.01 Art. h.13 zijn van toepassing. Beproevingen van leidingen. Voorschriften van TB 400 B.01 Art. h.14 zijn van toepassing. Meting Meeteenheid: gemeten per meter.
I.1.3. Zelfdragende rails (kabelgoten), draadgoten, kunststof wandgoten en verdeelzuilen I.1.3.1.
Kabelgoot
Materiaal / uitvoering De voorschriften van TB 400 B.01 Art h.10.1 (type kabelgoot en kabelladder) en h.10.2 zijn van toepassing. Het leveren en plaatsen van de kabelgoten gebeurt met inbegrip van alle nodige toebehoren zoals bevestigings- en ophangmiddelen, montagemiddelen, hoekstukken, koppelstukken, bochten, verloopstukken, stijgstukken, enz... van het originele merk en type. Bevestiging van de kabelgoten met open C-beugels of op aangepaste wandsteunen. Bevestiging kabelladder met aangepaste steunen. De kabelgoot is voorzien van een scheidingsschot van het originele merk en type zodanig dat zwak- en sterkstroomkabels gescheiden geplaatst worden. De breedte is vermeld in de opmetingsstaat. De hoogte is minstens 60 mm. Vertikaal geplaatste goten (stijggoot) worden steeds voorzien van een vol metalen deksel. Meting Meeteenheid: gemeten per meter
I.1.3.2.
Draadgoot
Materiaal / uitvoering De draadgoot is sendzimir verzinkt volgens DIN 17162 of gecadmieerd. De breedte bedraagt 200 m, de hoogte is 55 mm. Het leveren en plaatsen van de draadgoot gebeurt met inbegrip van alle nodige toebehoren zoals bevestigings- en ophangmiddelen, montagemiddelen, hoekstukken, koppelstukken, bochten, verloopstukken, stijgstukken, enz... van het originele merk en type. Meting Meeteenheid: gemeten per meter
I.1.3.3.
Wandgoot
Materiaal / uitvoering Monovolume wandgoten. Afmetingen wandgoot: zie prijslijst. Vervaardigd uit hoogwaardige kunststof. Witte kleur. Zelfdovend gedrag bij brand.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 295/343
In de levering en plaatsing zijn alle plaatsings- en afwerkingstoebehoren zoals einddeksel, binnenhoek, buitenhoek, dekselafdichting, kabelklemmen, voetstuk voor kabelbanden, alle benodigdheden voor aansluiting van in de goot te plaatsen toestellen enz... inbegrepen. Wandgoten worden vastgezet tegen de wand door middel van schroeven van gepaste lengte voorzien van geschikt rondsel. De wandgoot is voorzien van een scheidingstussenschot om data- en laagspanningskabels te kunnen scheiden. De wandcontactdozen en hun afdekplaten zijn in aparte posten voorzien. Meting Meeteenheid: gemeten per meter
I.1.3.4.
Verdeelzuil
Materiaal / uitvoering De distributieverdeelzuil wordt bevestigd tussen vloer en plafond. Richtafmetingen 100x50 mm en de lengte is gelijk aan de hoogte van vloer tot vals plafond. De zuil bestaat uit natuurkleurig geanodiseerd aluminium en is voorzien van een dubbel scheidingsschot zodat 2 compartimenten bestaan. Compleet geleverd met voetstuk, deksel, tussenschot, beugels, plafond afwerkkader, aardingklemmen en alle toebehoren. Aanpassing van het deksel, na inbouw apparaten is inbegrepen. Meting Meeteenheid: gemeten per stuk
I.1.3.5.
Voetzuil
Materiaal / uitvoering De distributievoetzuil met zware voetplaat is vast te schroeven op de vloer. Richtafmetingen 100x50 mm, hoogte 700 mm. De zuil bestaat uit natuurkleurig geanodiseerd aluminium en is voorzien van een dubbel scheidingsschot, zodat 2 compartimenten bestaan. Compleet geleverd met voetstuk met deksel, deksel, afdekking eind-of bovenkap, tussenschot, beugels, aardingsklemmen en alle toebehoren. Aanpassing van het deksel, na inbouw apparaten is inbegrepen Belangrijk: als het totaal aantal aansluitingen op de zuil het vereist, moet ze geleverd worden in dubbele uitvoering (dit is dan ook dubbel aan te rekenen). Meting Meeteenheid: gemeten per stuk
I.1.4. Schakelaars, drukknoppen, bewegingsschakelaars, wandcontactdozen en aftakdozen Materiaal / uitvoering Zie TB 400 D.02 Art. a. met inbegrip van inbouwdoos, afdekplaat enz... De gebruikte elektrische toebehoren dragen het ENEC kenmerk De schakelaars, stopcontacten, drukknoppen worden gekozen uit een standaardserie. Alle toebehoren en montagemateriaal zijn inbegrepen, o.a. • voor inbouwapparatuur: aangepaste inbouwdoos en afdekplaat; • voor opbouwapparatuur: doos, afdekkader met klapdeksel, pakkingsbus of buisingang.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 296/343
I.1.4.1.
Bedieningsschakelaars en drukknoppen voor verlichting
Materiaal / uitvoering Uitvoering in opbouw Type volgens TB 400 D.02 Art. a.5.1. geplaatst in opbouw in een beschermende bekleding volgens TB 400 D.02 Art. a.4. De schakelaar is van het type 2. Plaatsingshoogte ± 1,20 m. Uitvoering in inbouw Type volgens TB 400 D.02 Art a.5.1 geplaatst in inbouw volgens TB 400 D.02 Art. a.3. De drukknoppen zijn voorzien van een ingebouwd signalisatielampje. Meting Meeteenheid: gemeten per stuk volgens plaatsing.
I.1.4.2.
Wandcontactdozen – huishoudelijk type
Materiaal / uitvoering Uitvoering in opbouw zie TB 400 D.02 Art. a.6.1, geplaatst in een beschermende bekleding volgens TB 400 D.02 art. A.4. Minimum IP 54. Plaatsingshoogte ± 1,20 m of ± 0,30 m naar keuze van het Bestuur. Uitvoering in inbouw zie TB 400 D.02 Art. a.6., 2-polig volgens Art. a.6.1. met veiligheidsschijf, geplaatst in inbouw volgens Art a.3. van TB 400 D.02. Te plaatsen in een kunststof inbouwdoos op een hoogte van ± 0,30 meter, behalve in de sanitaire lokalen waar de inbouwhoogte ± 1,20 meter bedraagt. Plaatsingshoogte ± 1,20 meter bij plaatsing in wandgoot. Meting Meeteenheid: gemeten per stuk.
I.1.4.3.
Wandcontactdozen – industrieel type CEE 17
Materiaal Wandkontaktdozen type CEE 17 - 400V/3f+N+A type 4-polig volgens voorschriften CEE 17 en norm NBN C63-017 met aardingspin, vergrendeling en bedieningsschakelaar, beschermingsgraad IP54 volgens NBN EN 50102. Wandkontaktdozen type CEE 17 - 230V/2polig+A – 16A type 2-polig volgens voorschriften CEE 17 en norm NBN C63-017 met aardingspin, beschermingsgraad IP54 volgens NBN EN 50102. Uitvoering Plaatsing: rechtstreeks tegen de wand op een hoogte van ± 1,20 m volgens de aanduidingen van de plannen en met bevestigingswijze volgens TB 400 D.02 art. a.4. Meting Meeteenheid: gemeten per stuk volgens plaatsing.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 297/343
I.1.4.4.
Bewegingsschakelaar
Materiaal / uitvoering • Type: passief infrarood bewegingsmelder, naar keuze van het Bestuur inbouw- of opbouwtype. Bewaakte sector : minstens 180° in het horizontaal vlak voor het opbouwtype, 360° voor het inbouwtype • Opbouwtype: in het vertikaal vlak is de sensor richtbaar • Bereik: minimum 8 meter. • Schakelvermogen: bij 230V : minstens 3A bij cos Þ = 0,4) • Schakelen: directe inschakeling bij detectie van een persoon; de uitschakeling is vertraagd en regelbaar van 0 seconden tot ± 30 minuten. • Eigen verbruik : zo klein mogelijk • Behuizing: de detector met schakelaar zijn ondergebracht in één behuizing • Het detectiegedeelte is oriënteerbaar zowel horizontaal als vertikaal. Meting Meeteenheid: gemeten per stuk
I.1.4.5.
Schemerschakelaar met fotogevoelig element
Materiaal / uitvoering De schemerschakelaar is van het elektronische type en bezit een wisselcontact. Instelbereik tot 20000 lux. Inbegrepen de levering en plaatsing van de buitensensor. De schemerschakelaar blijft ongevoelig voor lichtvariaties die korter zijn dan 50 seconden Meting Meeteenheid: gemeten per stuk
I.1.4.6.
Aftakdozen
Materiaal / uitvoering De aftakdozen zijn vervaardigd uit kunststof, beschermingsgraad minstens IP 54 met minstens 7 ingangen. De gebruikte ingangen worden voorzien van een wurgnippel. Het deksel is in principe geschroefd. Alle nodige aftakdozen te plaatsen boven het verlaagd plafond (indien aanwezig) en zoveel mogelijk in de gangen). Op de aftakdoos en op het deksel wordt duidelijk de stroomkring gemerkt waarvan ze deel uitmaakt. Inbegrepen alle bijhorende werken, zoals aansluiten van draden, leveren en plaatsen van ingangen, enz. Meting Meeteenheid: gemeten per stuk volgens afmetingen.
I.1.5.
Binnen- en buitenverlichtingstoestellen
De hoofdstukken en paragrafen van het AT 2010 – Contractuele Technische Bepalingen van de Krijgsmacht – waarnaar gerefereerd wordt, zie Aanh 1 aan deze Bijl C.
I.1.5.1.
Binnen- en buitenverlichtingstoestellen - algemeen
Fluorescentie verlichtingstoestellen Fluorescentietoestellen worden m.i.v. lampen geleverd, geplaatst en aangesloten volgens de hoofdstuk 12 van het AT 2010: • Hoofdstuk 12: Binnenverlichting
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 298/343
De armaturen moeten conform zijn met de voorschriften op het Europees vlak (EUrichtlijnen). De constructeur of leverancier moet aan het bestuur de nodige documenten voorleggen, waaruit blijkt dat de toestellen voldoen aan de voorschriften van de Europese richtlijnen. De toestellen zijn uitgerust met een elektronische voorschakelapparatuur. Alle toebehoren en montagemateriaal zijn inbegrepen. Bouw van de toestellen Zie Art. 12.1.5. van het AT 2010. Hulpapparatuur Zie Art. 12.1.6. van het AT 2010. Fluorescentielampen Zie Art. 12.1.7. van het AT 2010. Volgende types van lampen zullen worden geplaatst : Type D volgens tabel onder Par 12.1.7.1. van het AT 2010. Types van verlichtingstoestellen - Symbolen Zie Art. 12.1.9.1. van het AT 2010.
I.1.5.2.
Verlichtingstoestellen voor plafond- en/of muurbevestiging
Toestel PHMp-1E Zie Art. 12.1.9.2.4.2. van het AT 2010. Toestel PEMn-1E Zie Art. 12.1.9.2.6.1. van het AT 2010. Toestel PEMsb-1E Zie Art. 12.1.9.2.6.3. van het AT 2010. Toestel ENM - P Zie Art. 12.1.9.2.8. van het AT 2010. Toestel EEMn/m-1E Zie Art. 12.1.9.3. van het AT 2010. Toestel EEMsb/m-1E Zie Art. 12.1.9.3. van het AT 2010. Toestel WA Toestel geschikt voor wandmontage (trappenhall). Voorzien van een compact fluolamp 18 Watt. Basis : polycarbonaat, heeft de vorm van een afgeknotte kegel. Inwendig is er een wit thermogelakte staalplaat die dienst doet als reflector waarop alle elektrische componenten zijn gemonteerd, inclusief de HF ballast. Een rond licht gebogen opalen diffusor, eveneens uit polycarbonaat, wordt op de basis geklikt De diffusor dekt alle elektrische componenten en zorgt voor een zacht gelijkmatig licht. Specificaties en normen : • Het toestel is drager van een Europees keurmerk en voldoen aan de normen IEC 60598. • Beschermingsgraad : IP44
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 299/343
• • • •
CE-markering F-merk Klasse I ENEC 14
Toestel SWA Toestel geschikt voor plaatsing boven spiegel in de sanitaire lokalen. Fluorescentieverlichtingstoestel met lamp 18 Watt. Sokkel en verstrooier in polycarbonaat. Geschikt voor muurbevestiging. De lamp moet bereikbaar zijn zonder gebruik van gereedschap. Het toestel is dubbel geïsoleerd. Wordt geleverd met bijhorende TL-lamp van 18 Watt. Specificaties en normen : • Toestel is drager van een Europees keurmerk en voldoet aan de normen IEC 60598-2-1. • Beschermingsgraad : IP44-5 • Bestand tegen gloeidraad 850°C. • CE-markering • ENEC 14 Meting Meeteenheid: gemeten per stuk volgens type.
I.1.5.3.
Noodverlichtingstoestellen
Volgens Art 12.2.1. van het AT 2010. Alle toebehoren en montagemateriaal zijn inbegrepen Types van veiligheidsverlichtingstoestellen Zie Art 12.2.2. van het AT 2010. Toestel VS8 "aut" Art. d.2.1. van TB 400 Deel 400 D.02 van toepassing. Toestel VSI8 "aut" Art. d.2.1. van TB 400 Deel 400 D.02 van toepassing. Toestel EVS8 "aut" Art. d.2.1. van TB 400 Deel 400 D.02 van toepassing. Toestel EVSI8 "aut" Art. d.2.1. van TB 400 Deel 400 D.02 van toepassing. Meting Meeteenheid: gemeten per stuk volgens type
I.1.5.4.
Buitenverlichtingstoestellen
Materiaal Buitenverlichtingstoestellen voor hoge druk natriumdamplampen Volgens Art. 14.2.2 van het AT 2010. Bouw van de toestellen Art. 14.2.2.2. van het AT 2010.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 300/343
Fotometrische eigenschappen Art. 14.2.2.3. van het AT 2010. Constructieve eigenschappen Art. 14.2.2.4. van het AT 2010. Proeven Art. 14.2.2.5. van het AT 2010. Type van toestel Buitenverlichtingstoestel type BA2 uitgerust met hoge druk natriumdamplamp 70 Watt met verbeterd spectrum. Beschermingsgraad lampenhuis IP65 Armatuur compleet met voorschakelapparatuur, lamp en met vlak getemperd veilgheidsglas van 5 mm Plaatsing Plaatsing met inbegrip van de lamp 70 Watt. Meting Meeteenheid: gemeten per stuk
I.1.6. Schakelkasten met montagematerieel Materiaal / uitvoering Algemeen Schakelkast van het type voor vloer- en/of wandopstelling. Alle toebehoren en montagemateriaal zijn inbegrepen. De volgende voorschriften zijn van toepassing: • TB400 B.02 Art. B.f.1., Art. B.f.2.1., Art. B.f.2.2., Art B.f.2.4., Art. B.f.2.4.2.1., Art. B.f. 2.4.2.2., Art B.f.6.4. • Art. 2.3.4. van de norm NBN EN 61439-1 (2012) • CENELEC voorschriften HD 224 Art. 5.1.6. Kortsluitstroom op de plaats van de opstelling: 6kA volgens de norm NBN EN60947-2. De gebruikte elektrische toebehoren dragen het ENEC kenmerk. De nominale frekwentie bedraagt 50 Hz. Constructieve kenmerken TB400 B.02 Art B.f.2.5 en aangevuld of gewijzigd als volgt: • Het omhulsel is vervaardigd uit staalplaat of uit glasvezelversterkt polyester, voorzien op de voorzijde van één of meerdere deuren en heeft een beschermingsgraad van minstens IP30-7. volgens de norm NBN EN 50102. Deur(en) voorzien van driepuntssluiting met cilinderslot met sleutel volgens model van het Bestuur. • De in- en /of uitgangen van de kabels worden uitgevoerd met pakkingsbussen om de beschermingsgraad van de schakelkasten te behouden. • Met uitsluiting van het Art. B.f.2.5.5. (vakindeling) en B.f.2.5.7. (grafische voorstelling) • In afwijking van Art. B.f.2.5.4.1. is de totale isolatie NIET vereist. • De schakelkast is voorzien van een binnenverlichting met fluorescentielamp en een wandcontactdoos 230V/16A, aangesloten voor de hoofdschakelaar op een afzonderlijke zekering 16A met differentieelbeveiliging van 30 mA. • In afwijking van Art B.f.2.5.6. moet voor de borden een reserveruimte voorzien worden van minstens één derde van het volume der opgestelde toestellen.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 301/343
Opstellings- en bedrijfsomstandigheden TB 400/B02 Art. f.3.2. en 3.3 Omhulsel uitgerust met deuren. Vier zijwanden voorzien van afneembare sluitkappen Functionele kenmerken TB 400/B02 Art. 3.5. • Verdeelsysteem : TT-net, bepaald in de CENELEC voorschriften HD 224 art. 5.1.6 • Nominale bedrijfsspanning : 3x400+230 Volt/50 Hertz uitzonderlijk 3x230V/50Hertz • Nominale stromen :aangeduid op de elektrisch schema's • Te beheersen kortsluitstroom op de plaats van de opstelling Icc 10kA in afwijking op TB400 B.03 • Nominale isolatiespanning : minimum 1 kVolt • De aankomstklemmen van de hoofdschakelaars zullen geïsoleerd zijn. • Op de schakelkasten zijn pictogrammen aangebracht, als waarschuwing voor elektrische spanning, conform Art 54 quinqies 2.b. van het ARAB. • Aanduidingsbord op de buitendeur met merking: o naam van het bord: “ ” o dienstspanning en frequentie o TT-net o kortsluitstroom Icc o voorzien van een geel-zwarte gevaarsdriehoek met bliksem, zijde minstens 15 cm, in zelfklevende PVC of een harde PVC-plaat op de deur. • Handvat, handgreep of klink te voorzien met slot en sleutels van het type RONIS. • Vakindeling:de scheidingsvorm d.m.v. schermen en schotten volgens vorm 1. Proeven: Zie TB400/B02 Art. B.f.2.6. Bij het voorleggen van de uitvoeringsplannen en de elektrische schema's van de nieuw te plaatsen schakelkasten dient het certifikaat van type-proeven door een erkend laboratorium voorgelegd. De opleveringsproeven zullen NIET uitgevoerd worden zolang dit certificaat NIET geleverd is. In dit attest verklaart de constructeur : "de schakelkasten zijn gebouwd overeenkomstig de oorspronkelijke types of systemen en er zijn geen wezenlijke afwijkingen van de eigenschappen van de schakel- en verdeelinrichting, getest volgens de norm NBN EN 61439-1 (2012) en IEC 60-439.1.” Aan de leidende ambtenaar worden de volgende plannen overhandigd: • één exemplaar onder kader achter stevig plastiek, of achter glas, voldoende stevig voor regelmatig gebruik. Dit plan wordt geplaatst in of nabij de schakelkast. • het elektrisch schema van de schakelkast met plan en legende in DRIE exemplaren en één exemplaar op CD getekend in AUTOCAD. Omvang van de werken • het overleggen van de uitvoeringsplannen van de schakelkast voor de constructie; de schikking van het materiaal in het bord is ten laste van de opdrachtnemer (rekening te houden met de aansluiting van bestaande voedingskabels). • de voorafgaande technische keuring van de schakelkast in de werkplaatsen van de constructeur; • het leveren van de schakelkast op de werf; • het plaatsen van de schakelkast met montagematerieel en bevestigen met aangepaste bevestigingsmiddelen;
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 302/343
• het aansluiten van de kabels op de nieuwe schakelkast. • De levering van het elektrisch schema, plan en legende in vier (4) exemplaren, waarvan één (1) exemplaar aangebracht in een behoorlijk verstijfd geplastificeerd zakje overeenkomstig Art. B.f.2.5.10. van TB 400 B.02. • Het beveiligings- en laagspanningsmaterieel is voorzien in rubriek I.1.7. Meting Meeteenheid: gemeten per stuk volgens type.
I.1.7. Beveiligings- en laagspanningsmaterieel I.1.7.1.
Beveiligings- en laagspanningsmaterieel - algemeen
Karakteristieken TB 400/B02 Art. B.d. Alle toebehoren en montagemateriaal zijn inbegrepen
I.1.7.2.
Automatische schakelaar
De geplaatste automaten voldoen aan de norm IEC 947-2 en/of NBN EN 60947-2 Uitschakelcurve C. Meting Meeteenheid: gemeten per stuk volgens type
I.1.7.3.
Differentieelinrichting
Volgens NBN 819 add 3. Meting Meeteenheid: gemeten per stuk volgens type
I.1.7.4.
Overspanningsbeveiliging
Deze moet voldoen aan de norm NF C61-740. Technische gegevens: • Driefasig 230/400 Volt • Maximale afleidstroom(8/20 microsec):20kA • Restspanning bij 5kA(8/20 microsec):kleiner dan 1,5kV • Capaciteit: kleiner of gelijk aan 5nF bij 1kHz Bevestiging op DIN-rail met signalering einde levensduur. Meting Meeteenheid: gemeten per stuk.
I.1.7.5.
Lastschakelaars
De geplaatste lastscheidingsschakelaars voldoen aan de norm NBN EN C63-947-3 Meting Meeteenheid: gemeten per stuk.
I.1.7.6.
Impulsschakelaars
volgens NBN C61-111 impulsschakelaar 16A 2-polig 230V spoelspanning Meting Meeteenheid: gemeten per stuk.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 303/343
I.1.7.7.
Trappenhuisautomaat
Voor montage op DIN Rail Type 16A - 230V Instelbare schakeltijd van 0 sec. tot ± 7 min. Meting Meeteenheid: gemeten per stuk.
I.1.8. Herstellingswerken De opdrachtnemer herstelt op zijn kosten al het metsel-, beton- of plakwerk dat door de uitvoering van deze aanneming beschadigd wordt. Al de herstellingen worden uitgevoerd met dezelfde materialen als de bestaande materialen. De herstellingen worden uitgevoerd zodat de infrastructuur en het terrein teruggebracht wordt in de oorspronkelijke staat. De richtlijnen van de leidende ambtenaar voor de herstellingswerken worden strikt opgevolgd. Meting Pro Memorie (PM) Deze prestaties zijn inbegrepen in de eenheidsprijzen van de prijslijst
I.1.9. Uitvoeren van werken in regie door geschoolde arbeider Omschrijving Het betreft het uitvoeren van werken, die in geen enkel ander artikel begrepen zijn. De eenheidsprijs omvat de loonkost van een geschoolde arbeider, ondernemingen van elektriciteit, installaties in woningen, appartementen en tertiaire sector, categorie D (geschoolde van de 1ste graad). Meting: Meeteenheid : Gemeten per uur Het aantal uren dat de arbeider ter plaatse heeft gewerkt wordt in rekening gebracht.
I.2.
BRANDBEVEILIGING
I.2.1. Algemeen Het doel van dit deel is het plaatsen van een alarm en waarschuwingsinstallatie en / of algemene branddetectie. We onderscheiden 3 soorten installaties: 1° Alarm en waarschuwing zonder detectoren. De belangrijkste onderdelen zijn: Klassieke centrale, alarmdrukknoppen en sirenes. 2° Alarm en waarschuwing met detectoren voor het sturen van brandwerende deuren en panelen, detectie in luchtkokers of een technisch lokaal. (Zonedetectie) De belangrijkste onderdelen zijn: Klassieke centrale met automatische telefoonkiezer, klassieke detectoren, alarmdrukknoppen, deurmagneten, test/sluitschakelaars en sirenes. 3° Algemene detectie: Alle lokalen die volgens de geldende wetten en normen moeten bewaakt worden zijn uitgerust met een identificeerbare detector. De belangrijkste onderdelen zijn: Analoge centrale met automatische telefoonkiezer, analoge adresseerbare detectoren, adresseerbare alarmdrukknoppen, deurmagneten, test/sluitschakelaar en sirenes. Voor een alarm en waarschuwing mag er ook een analoge identificeerbare centrale gebruikt worden. (bijvoorbeeld in een heel groot gebouw)
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 304/343
Dit mag alleen in overleg met de Leidende Ambtenaar. Voor een algemene detectie zal er altijd een analoge identificeerbare centrale geplaatst worden. Wanneer er detectoren aanwezig zijn zal er ook een automatische telefoonkiezer geplaatst worden. Meting Pro Memorie (PM). Deze prestaties zijn inbegrepen in de eenheidsprijzen van de prijslijst.
I.2.2. Erkenning en goedkeuringen De aannemer branddetectie zal BOSEC (of door een gelijkwaardig organisme van de E.U.) erkend zijn als installateur van branddetectie. Een copij van deze erkenning (recente datum) zal bij de aanvang der werken aan het bestuur worden overhandigd. De brandcentrale moet altijd BOSEC (of door een gelijkwaardig organisme van de E.U.) goedgekeurd zijn. Indien er detectoren geplaatst worden zullen zij samen met de te plaatsen centrale BOSEC (of door een gelijkwaardig organisme van de E.U.) goedgekeurd zijn. De desbetreffende attesten zullen bij de aanvang der werken aan het bestuur worden overhandigd. Dit geldt ook voor het vervangen van een detector of het uitbreiden van een installatie. Al het materiaal moet een CE markering hebben. Meting Pro Memorie (PM). Deze prestaties zijn inbegrepen in de eenheidsprijzen van de prijslijst.
I.2.3. Normen, richtlijnen en wetten De op de datum van de inschrijving meest recente gepubliceerde versie van normen en voorschriften die op de beschreven werken van toepassing zijn, inclusief alle addenda, zijn integraal van toepassing. Dit voor zover er niet expliciet van afgeweken wordt in het onderhavige bestek. De belangrijkste zijn: • Alle Belgische en Europese normen (NBN DTD S21-100-1en 2, NBN EN 14604, de EN 54 reeks, enz.…) • Type bestek: TB 400 v.h. M.O.W.. • De technische voorschriften voor de verwerking en onderhoud van materialen, afgeleverd door de fabrikant. • Het A.R.A.B. en KB van 28 maart 2014 (Brand) • Het A.R.E.I (vooral art.104) • Het KB van 12 juli 2012 (basisnormen) Belangrijk: De compatibiliteit van de verschillende componenten conform NBN EN 54-13 moet aangetoond worden (attesten). Meting Pro Memorie (PM). Deze prestaties zijn inbegrepen in de eenheidsprijzen van de prijslijst.
I.2.4. Werking van de installatie Brandalarm: Bij het breken van een glaasje of indrukken van een plexi-plaatje zal de ingebouwde schakelaar van de handbrandmelder ontspannen. Hierdoor zal de centrale in alarm komen (Rood oplichten) en de sirenes zullen een continue toon geven. Bij het in alarm komen van eventueel geplaatste detectoren krijgen we hetzelfde scenario. Bij elk alarm wordt de automatische telefoonkiezer geactiveerd. (indien detectoren geplaatst zijn) In de centrale zal er een drukknop of sleutelschakelaar ingebouwd zijn die dient om de evacuatietoon (continue) manueel aan te sturen.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 305/343
Storing / Fout: Bij een storing (Geel of oranje oplichten) zal de zoemer in de centrale aanslaan. Indien er een automatische telefoonkiezer aanwezig is zal deze geactiveerd worden door de centrale. Meting Pro Memorie (PM). Deze prestaties zijn inbegrepen in de eenheidsprijzen van de prijslijst.
I.2.5. Handbrandmelders Lokalisatie: De eventueel geleverde plans ter indicatieve titel, geven slechts een aanduiding van de inplanting. De optimale opstelling van de drukknoppen wordt bepaald door de aannemer (Volgens NBN DTD S21-100-1 en 2) De eventuele moeilijke gevallen worden geregeld in gemeen overleg tussen de aannemer en de leidende ambtenaar. In ieder geval worden ze geplaatst in de onmiddellijke nabijheid van de in en uitgangen, maar op voldoende afstand van de verlichtingsschakelaars. Een zone van klassieke handbrandmelders bevat maximum 10 melders. In gangen is de maximum afstand tussen twee handbrandmelders 30 meter. Montage: De montagehoogte bedraagt ± 1,5 m. Indien ze bij de bestelling niet beschreven is, wordt de wijze (opbouw of inbouw ) bepaald in samenspraak met de leidende ambtenaar. Aansluiting van de drukknoppen op de bedrading dient te gebeuren volgens de regels van de kunst. De bedrading is in de prijs van de post bekabeling inbegrepen. Specificaties voor normale omstandigheden: Toelaatbare omgevingstemperatuur: -10 tot +50°C Toelaatbare RV: 85% (30 dagen per jaar). Beschermingsgraad: minimum IP 30.
I.2.5.1.
Klassieke handbrandmelder
Type drukknop: automatische activering na het indrukken PVC-plaatje. Het geheel is samengebracht in een stevige doos. De frontale omranding is in veiligheidsrood. De drukknoppen zijn voorzien van een tweetalige (Nederlands/Frans) gebruiksaanwijzing. De werking van de drukknoppen moet kunnen gecontroleerd worden met een testsleutel. De normale toestand van de handbrandmelder is eenvoudig en zonder speciaal gereedschap te realiseren. Meting Meeteenheid: per stuk.
I.2.5.2.
Analoge adresseerbare handbrandmelder
De adresseerbare drukknop is hetzelfde opgebouwd als de klassieke drukknop, maar is bijkomend uitgerust met een elektronische adreskaart. Zij voldoen eveneens aan de hierboven beschreven eisen, maar in plaats van 10 stuks per zone mogen er hier maximum 99 per kring worden aangesloten.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 306/343
Alle detectorvoeten en alarmdrukknoppen van de analoge installatie worden gelabeld. (Zelfde adres als verschijnt op de display van de centrale). De plaats waarboven of waarachter zich verborgen detectoren bevinden zal ook gelabeld worden. Dit is in de prijs voor de analoge detector inbegrepen. De manier van labelen is ter goedkeuring voor te leggen aan de leidende ambtenaar. Meting Meeteenheid: per stuk.
I.2.6. Puntdetectoren De eventueel te plaatsen klassieke detectoren dienen meestal voor het sturen van brandwerende deuren en panelen in de gangen. De analoge detector zal meestal gebruikt worden in een algemene detectie installatie. Alle te plaatsen detectoren dienen BOSEC (of door een gelijkwaardig organisme van de E.U.) gecertificeerd te zijn in combinatie met de brandmeldcentrale. Multicriteria-detectoren zijn toegelaten maar het gevraagde type zal primeren en het gebruik ervan mag niet gepaard gaan met een prijsverhoging. De detectoren moeten in alarmtoestand komen zodra de voorziene en vooraf geregelde fysische of scheikundige voorwaarden voor het inschakelen ervan vervuld zijn. De detectoren mogen de waarschuwing niet inschakelen voor: • Een normale wijziging betreffende toestand en samenstelling van de lucht; • Normale trillingen van de plafonds waaraan zij bevestigd zijn; • Normale veranderingen van temperatuur en vochtigheidsgraad van de lokalen waarin ze geïnstalleerd zijn; • Elektromagnetische storingen (hoogfrequentie en magnetische stralingen). De detectoren moeten het alarmsein aanhouden tot het ongedaan wordt gemaakt door een manuele verrichting (reset) op de detectiecentrale. Op dat ogenblik komen de detectoren automatisch opnieuw in de waaktoestand. Elke detector beveelt een individueel lichtsein voor werking, dat noodzakelijk deel uitmaakt van de sokkel of detector zelf. De lichtsterkte moet voldoende zijn zodat het zichtbaar is op manshoogte. Specificaties voor normale omstandigheden: Toelaatbare omgevingstemperatuur van -10 tot +50°C Toelaatbare RV: 85% (30 dagen per jaar). Beschermingsgraad: minimum IP 30. Lokalisatie: De eventueel geleverde plans ter indicatieve titel, geven slechts een aanduiding van de positie. De optimale opstelling van de detectoren wordt bepaald door de aannemer (Volgens NBN DTD S21-100-1 en 2). De eventuele moeilijke gevallen worden geregeld in gemeen overleg tussen de aannemer en de afgevaardigde van het bestuur. Een zone of kring van detectoren zal zich beperken tot één constructieniveau of compartiment. (Zie uitzonderingen in NBN DTD S21-100 deel 1.) Bij klassieke detectoren worden er maximum 30 per zone geplaatst. Bij analoge, adresseerbare detectoren worden er maximum 99 per kring geplaatst Het mengen van handbrandmelders en detectoren op één zone of kring is verboden.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 307/343
Montage: De montagewijze die het meest geschikt is wordt bepaald door de aannemer. Dit in overleg met de afgevaardigde van het bestuur en in functie van de karakteristieken van het (te plaatsen) materiaal, de hoogte en de aard der plafonds. De detectorvoeten worden met RVS vijzen bevestigd tegen het plafond. Bij valse plafonds met tegels worden de detectoren zoveel mogelijk bevestigd op de draagstructuur. Aansluiting van de detectoren op de bedrading dient te gebeuren volgens de regels van de kunst. De bedrading is in de prijs van de post bekabeling inbegrepen. Vervaardiging, samenstelling: Elke detectiepunt omvat een afneembare detector en een blijvend vaststaande sokkel. De detectoren zijn volledig statisch en bevatten geen enkel vloeibaar bederfbaar element. Geen enkel relais mag in het detectie-element noch in de sokkel ingebouwd zijn. De detectoren mogen geen onderdeel bevatten dat kan oxideren, noch veranderlijk is onder invloed van de normale temperatuur en vochtigheidsgraad van de lokalen waarin ze geïnstalleerd zijn. De detectoren zijn zo gebouwd dat ze door derden niet kunnen geopend worden en er toegang toe krijgen, zonder behulp van een speciaal werktuig. Ze moeten echter kunnen weggenomen worden door middel van een aangepast gereedschap gemonteerd op een staaf, zonder gebruik te maken van ladder noch voetbank.
I.2.6.1.
Klassieke optische detector
De detectoren zijn van het conventionele type. Dus de detector beslist zelf of er alarm gegeven wordt. De optische detector reageert op zichtbare rookgassen. De werking van de detector is gebaseerd op het tyndall-principe. In de meetkamer zijn hiervoor de infrarode lichtbron en een foto gevoelig element (diode of transistor) zodanig geplaatst dat ze optisch niet in dezelfde lijn liggen. Indien er rook in de detector komt, zullen de rookdeeltjes het infrarode licht weerkaatsen waardoor het fotogevoelige element licht opvangt. Een elektronische schakeling zal hieruit de rookconcentratie bepalen en bij het overschrijden van een bepaalde waarde alarm geven. (Voor de analoge detectoren zie I.2.6.2Error! Reference source not found.) Meting Meeteenheid: per stuk.
I.2.6.2.
Analoge adresseerbare optische detector
Deze worden geplaatst wanneer een algemene detectie vereist is of wanneer een analoge centrale gebruikt word. Zij voldoen aan de hierboven (punt 0 en I.2.6.1.) beschreven eisen. De enige afwijking hierop is dat de centrale (niet de detector) bepaald wanneer de rookconcentratie het alarmpeil bereikt heeft. Alle detectorvoeten en alarmdrukknoppen van de analoge installatie worden gelabeld. (Zelfde adres als verschijnt op de display van de centrale). De plaats waarboven of waarachter zich verborgen detectoren bevinden zal ook gelabeld worden. Dit is in de prijs voor de analoge detector inbegrepen. De manier van labelen is ter goedkeuring voor te leggen aan de leidende ambtenaar. Meting Meeteenheid: per stuk.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 308/343
I.2.6.3.
Klassieke thermovelocimetrische detector
Thermovelocimetrische detectoren worden meestal geplaatst in ruimtes waar rook kan ontstaan door de uit te voeren activiteit. (Keuken, atelier, garage enz.). De detectoren beslissen zelfstandig over het doorgeven van een alarm aan de centrale. Zij beschikken daarvoor over twee meetelementen.( Thermo-maximaal + Thermo-velocimetrisch T+TVC) Een detector met alleen TVC meetelement is ook toegelaten. Het thermo-maximaal element reageert wanneer de omgevingstemperatuur een bepaalde drempel overschrijdt. Op dat moment wordt er een brandalarm gemeld. Het thermo-velocimetrische element reageert wanneer er zich binnen een bepaalde tijdspanne een zekere temperatuurstijging voordoet. Dan zal er een brandalarm gemeld worden. Meting Meeteenheid: per stuk.
I.2.6.4.
Analoge adresseerbare thermovelocimetrische detector
Thermovelocimetrische detectoren worden meestal geplaatst in ruimtes waar rook kan ontstaan door de uit te voeren activiteit. (Keuken, atelier, garage enz.) De detectors zijn van het analoge, adresseerbare type. De thermische detector controleert de temperatuur door middel van een thermistor die een uitgangsspanning genereert in verhouding met de omgevingstemperatuur. Deze uitgangsspanning wordt verwerkt en geanalyseerd door de analoog, adresseerbare brandmeldcentrale. Alle detectorvoeten en alarmdrukknoppen van de analoge installatie worden duurzaam gelabeld. (Zelfde adres als verschijnt op de display van de centrale). De plaats waarboven of waarachter zich verborgen detectoren bevinden zal ook gelabeld worden. Dit is in de prijs voor de analoge detector inbegrepen. De manier van labelen is ter goedkeuring voor te leggen aan de leidende ambtenaar. Meting Meeteenheid: per stuk.
I.2.7. Alarminstallatie en sirenes De alarminstallatie bestaat uit een kring sirenes, die allemaal gelijktijdig in werking treden en die manueel of automatisch kunnen bediend worden via de centrale. De kring wordt zo opgevat en geplaatst dat de aansluiting en toevoeging (minimum 25%, afgerond op volgende hogere waarde) van bijkomende sirenes van hetzelfde type achteraf mogelijk is, zonder bijzondere technische moeilijkheden, noch weerslag op de bestaande organisatie. De elektrische voeding van de sirenes geschiedt vanuit de centrale. Aantal: Het aantal aangeduide sirenes op het plan is een minimum en kan door de aannemer gewijzigd worden in functie van de van toepassing zijnde normen, de te beveiligen zones (lawaai machines enz.) en de akoestische prestaties van de sirenes. De eventuele moeilijke gevallen worden geregeld in gemeen overleg tussen de aannemer en de leidende ambtenaar. De sirenes zullen in elk geval - bij alarm - duidelijk hoorbaar zijn in het gehele gebouw.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 309/343
Montage: De binnensirenes worden zo hoog mogelijk tegen de muur bevestigd. De buitensirenes worden, indien mogelijk, beschermd opgesteld. ( bvb. Onder dakgoot of dakrand) Aansluiting van de sirenes op de bedrading dient te gebeuren volgens de regels van de kunst. De bedrading is in de prijs van de post bekabeling inbegrepen. Type: Elektronische sirenes in rode kleur. De sirenes moeten minimum 2-tonig zijn. Specificaties: De sirenes dienen min 103 dB op 1 m gemeten in de aslijn van de sirene, te produceren Verbruik: moet voorzien zijn op de mogelijke toevoeging van 25% sirenes. Beschermingsgraad: buitensirenes minimum IP 65. Meting Meeteenheid: per stuk volgens het type.
I.2.8. Deurmagneten Beschrijving: Om een vlot verkeer te verzekeren worden bepaalde brandwerende deuren en panelen open gehouden door een vastzetinrichting met deurmagneten of elektrische deurdrangers. De bediening gebeurt door een in de brandmeldcentrale ingebouwd relaiscontact dat de voeding van de deurmagneten onderbreekt. Bij brandalarm sluiten alle brandwerende deuren en panelen van het gebouw. ( zij die uitgerust zijn met magneten of elektrische deurdrangers) Montage: In functie van het type deur kan de magneet gemonteerd worden op een voetstuk, geschikt voor vloer- of wandmontage. De metalen tegenplaatjes worden degelijk bevestigd op de deurvleugels. Aansluiting van de magneten op de bedrading dient te gebeuren volgens de regels van de kunst. De bedrading is in de prijs van de post bekabeling inbegrepen. Specificaties: De magneten werken op ± 24V DC en hebben een kleefkracht van minimum 490 N (50kg). Meting Meeteenheid: per stuk.
I.2.9. Test / Sluitschakelaar (drukknop) Beschrijving: Deze drukknoppen dienen om de brandwerende deuren en panelen, die gestuurd worden door de detectiecentrale, te sluiten of te testen. Het geheel is samengebracht in een doos (minimum het front is rood) en stevig vastgezet in het draagvlak. De drukknoppen zijn voorzien van een tweetalige (Nederlands / Frans) gebruiksaanwijzing. Lokalisatie en montage: De drukknoppen worden gemonteerd bij alle brandwerende deuren en panelen die uitgerust zijn met houdmagneten of elektrische deurdrangers.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 310/343
Voor elke deurmagneet of elektrische deurdranger zal er een drukknop geplaatst worden. Zij moeten op een ergonomische positie geplaatst worden en zichtbaar zijn met de deuren of panelen open. Aansluiting van de drukknoppen op de bedrading dient te gebeuren volgens de regels van de kunst. De bedrading is in de prijs van de post bekabeling inbegrepen. Meting Meeteenheid: per stuk.
I.2.10. Elektrische deurdranger en sluitvolgorderegelaar Alle deurdrangers worden degelijk geplaatst en afgeregeld. ( Volgens de richtlijnen van de fabrikant). De elektrische deurdranger is een multifunctionele hydraulisch gedempte deurdranger met universele glij-arm en met een afnemende openingsweerstand door een asymmetrisch hartvormige nokkenas. De deurdranger, met CE-markering is getest volgens de norm EN 1154. De bevestiging is onzichtbaar door het gebruik van een aluminium afdekkap in één stuk. Hij is zonder demontage links en rechts bruikbaar. De sluitkracht en de sluitsnelheid zijn traploos instelbaar. De regelbare eindslag zal de deur in het slot duwen. Een instelbare sluitvertraging zorgt ervoor dat de deur langzamer dichtgaat. Door de standaard instelbare openingsdemping wordt de beweging van een krachtig opengeworpen, of door de wind openvliegende deur opgevangen. De deurdranger is voorzien van een glij arm met elektromechanische regelbare vastzetting, instelbaar voor elke openingshoek tussen 80° en ca. 120°. Het vastzetpunt bepaald tevens de maximum openingshoek. Om beschadiging van de elektrische deurdrangers te voorkomen wordt achter de deur op de juiste plaats (rekening houden met de ingestelde vast zetting) een deur-stop geplaatst. De prijs van deze deurstoppers is in de offerte voor de elektrische deurdrangers inbegrepen. De glij-arm wordt gestuurd door de detectie-centrale waardoor bij brandalarm de vastzetting wordt opgeheven en de deur automatisch gesloten wordt. Bij dubbele deuren wordt er, indien nodig, op het kozijn een universele sluitvolgorderegelaar met ingebouwde verende buffer geplaatst. (telescopisch met regelvijs) De bedrijfsspanning is 24 V DC De bedrading is in de prijs van de post bekabeling inbegrepen. Het gebruik van andere types electrische deurdrangers (type balk met ingebouwde deurselector ter goedkeuring voor te leggen aan de leidende ambtenaar) is toegelaten, maar mag niet gepaard gaan met een prijsverhoging voor deze post. Meting Meeteenheid: per stuk volgens het type.
I.2.11. Centrale en herhaalbord Afhankelijk van de grootte van de installatie zal er geopteerd worden voor het plaatsen van een klassieke centrale met 4, 8, 12 of 16 zones (In overleg met de leidende ambtenaar) Voor algemene detectie zal er een analoge (adresseerbare) centrale geplaatst worden. De grootte van de centrale, 2, 4, 6 of 8 gesloten kringen, zal bepaald worden in overleg met de leidende ambtenaar. De programmatie van de centrales zal OPEN SOURCE gebeuren. Dus geen versleuteling. (Code) De nodige onderdelen (relais, modules, enz.) voor sturing van de verschillende dienstverleningen, zoals uitvallen van de verluchting, sluiten van brandwerende kleppen, deuren en panelen, afsluiten van brandstoftoevoer, enz., zullen gemonteerd worden en zijn in de prijs van de centrale inbegrepen.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 311/343
De voeding (220V) van de centrale gebeurd vanuit het hoofdbord van het gebouw. De hiertoe bij te plaatsen differentieelschakelaar, automaat en aanpassen afdekplaat zijn in de prijs van de centrale inbegrepen. (Zie AREI) Elke centrale is ingebouwd in een kast van stevige constructie en onberispelijk afgewerkt. De sluiting of bediening gebeurt met een sleutel. Bij elke kast worden drie sleutels geleverd. Daar zij altijd moet bereikbaar zijn voor de brandweer, wordt de centrale in de omgeving van de hoofdtoegang geplaatst. Zij wordt blijvend vastgezet tegen een harde wand. De gebruiksaanwijzing is onuitwisbaar aangebracht op het bedieningspaneel van de centrale of op een kunststof of aluminiumplaat die geplaatst wordt op de muur naast de centrale. (in de prijs van de centrale inbegrepen). Bij elke centrale wordt door de aannemer een duidelijk leesbaar situatieplan (grondplan op schaal per verdieping met aanduiding van de inplanting van de sirenes, drukknoppen (indien adresseerbaar met adres), detectoren (indien adresseerbaar met adres), zones en de centrale ) opgehangen. Het situatieplan wordt op een kunststofplaat gelijmd en geplastificeerd of in een fotokader opgehangen (in de prijs van de centrale inbegrepen). Voor elke zone of kring zal de centrale de volgende punten hernemen: • Het overbrengen van alle brandmeldingen. • Alle storingen van de centrale en uitschakeling van een zone of kring. • Melding van alle stroomonderbrekingen. • Melding van werking op net of op batterijen. • Signalisatie “BUITEN DIENST”, “IN TEST” en “STORING”. De centrale dient BOSEC of door een gelijkwaardig organisme van de E.U. goedgekeurd te zijn. Voeding: Een voeding is ingebouwd in de centrale Zij is beveiligd tegen elektrische storingen (blikseminslag, ...) Zij voldoet aan de volgende bepalingen: • Inwendige batterij. • Automatische omschakeling netvoeding / noodvoeding; noodvoeding / netvoeding. • Aanduiding te lage batterijspanning. • Batterijen worden automatisch ontkoppeld bij te lage spanning. • Bij batterijvoeding wordt dit optisch en akoestisch op de centrale gemeld. • Inwendige batterijlader met automatische controle van de laadstroom in functie van de temperatuur. • Snellading van de batterijen bij volledige ontlading; maximum 12 uren. • Volledige controle van de voeding en batterijlader (inclusief de zekeringen) • Elke anomalie resulteert in een optische foutmelding in of op de centrale. Al de kabels worden in de centrale ingebracht via pakkingbussen of kabelgoot. Het plaatsen en aansluiten van de nodige bekabeling is in de post bekabeling inbegrepen. Noodvoeding: Een autonome noodvoeding met accumulatoren en laadblok (transformator, gelijkrichter, regelaar) maakt integraal deel uit van de voeding van de centrale. De accumulatoren moeten volledig luchtdicht zijn (geen vorming van corrosieve noch explosieve gassen).
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 312/343
Zij dienen steeds over hun volle capaciteit te beschikken, dankzij constante, automatische controle betreffende spanning en vermogen. De accumulatoren worden automatisch in- en uitgeschakeld naargelang de normale voedingsspanning uitvalt of hersteld is. Het vermogen is voldoende om gedurende minimum 24 uur te kunnen werken voor de functie toezicht en 60 minuten voor de sirenes. De accumulatoren zijn beschermd tegen overspanning. De werkingstoestand van de installatie wordt weergegeven door een lichtsignaal op de centrale. De capaciteit dient zo voorzien te worden dat een eventuele uitbreiding van 25% op alle kringen mogelijk is. Er wordt een storingssignaal gegeven aan de centrale indien aan één der voorwaarden niet voldaan is. Signalisatie: De centrales worden uitgerust met akoestische en optische alarmen “BRAND” en “STORING”. Het akoestische signaal kan worden afgezet door middel van een schakelaar. (drukknop) De optische signalering kan enkel verdwijnen na opheffing van het alarm of verdwijnen van de storing. De optische signalisatie van de centrales gebeurt met LED ’s of op een display. Een manipulatie laat toe de akoestische waarschuwing, van een te testen kring, buiten dienst te stellen. Deze bijzondere toestand wordt aangeduid door een lichtsignaal. Evacuatie: In elke centrale dient een knop of sleutelschakelaar aanwezig te zijn, waarmee een algemeen evacuatiesignaal (continue toon) kan gegeven worden. Technische karakteristieken: Voeding 220 V ± 10% (48-62 Hz) HERHAALBORD: Indien nodig zal er aan een tweede toegang of in een bepaald lokaal een herhaalbord geplaatst worden. Het plaatsen van een herhaalbord mag alleen als het bij de bestelling gevraagd wordt of in overleg met de leidende ambtenaar. Het te plaatsen herhaalbord is steeds een actief bord (De belangrijkste bedieningen moeten mogelijk zijn). Het herhaalbord zal, zoals de centrale, beschikken over een noodvoeding (of is via de verbindingskabel aangesloten op de detectiecentrale) Alle kabels en bijhorigheden voor het aansluiten van de voeding van het herhaalbord en de verbinding met de detectiecentrale zijn in de prijs van het herhaalbord inbegrepen. Meting Meeteenheid: per stuk volgens het type.
I.2.12. Automatische telefoonkiezer Naast of in de centrale van een installatie met detectoren zal een automatische telefoonkiezer geplaatst worden, die bij fout of alarm de geprogrammeerde telefoonnummers waarschuwt. De telefoonkiezer zal bij het wegvallen van de netspanning blijven werken. Hij beschikt dus over een eigen noodvoeding of wordt aangesloten op de noodvoeding van de centrale. De telefoonkiezer zal geschikt zijn om te gebruiken op zowel digitale als analoge telefoonlijnen.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 313/343
De te programmeren telefoonnummers (zeker het wachtlokaal) worden bepaald door het kwartier (min te programmeren aantal nummers: 5 ). De in te spreken teksten moeten tweetalig zijn (Frans en Nederlands). De aansluiting op de telefoonlijn gebeurd in samenwerking met de leidende ambtenaar. Al de nodige materialen (kabels enz.) en werken zijn in de prijs van de telefoonkiezer inbegrepen. Meting Meeteenheid: per stuk.
I.2.13. Bekabeling Beschrijving: De elektrische beveiliging, isolering en plaatsing gebeuren in overeenstemming met de wetgeving en de reglementen betreffende signalisatie en laagspanning. Alle bekabeling voor de volledige installatie wordt uitgevoerd in Vuurbestendige (FR1) Halogeenvrije kabel met oranje of rode mantel (dit is misschien niet altijd verplicht maar heeft het grote voordeel dat ze onmiddellijk opgemerkt worden als deel van een vitale of beveiliging-installatie) De aannemer bepaalt het aantal geleiders en hun sectie in functie van de noodwendigheden van de te verwezenlijken installatie. Plaatsing: De kabels moeten geplaatst worden volgens de voorschriften van het TB 400-B01 van het M.O.W. De aannemer zal alle gaten die hij maakt voor het plaatsen van kabels, buizen, enz. dichten (afwerking zoals voordien) Het maken en dichten van gaten tot diameter 25 mm of oppervlakte 5 cm² zijn in de prijs van de kabels inbegrepen (zie puntI.2.16) De kabels worden geplaatst in buizen die zijn uitgevoerd in hard kunststof materiaal (PVC), of kabelgoot. Max 2 kabels in één buis tot 20mm of 50% reserve in de buis. Om esthetische redenen zullen op bepaalde zichtbare gedeelten PVC installatiekanalen geplaatst worden en dit in overleg met de leidende ambtenaar. Deze kanalen zullen stevig tegen de wand bevestigd worden. (met pluggen en vijzen) Alleen in overleg met de leidende ambtenaar mogen de PVC gootjes gekleefd worden. Alleen de afgevaardigde van het bestuur kan toelating geven om de bestaande kabelgoten te gebruiken. Indien de kabels geplaatst worden in goten, waarin kabels voor andere installaties liggen, zal de tussenafstand gerespecteerd worden. Zij zullen gebundeld worden. De kabels van de verschillende kringen van detectoren, alarmdrukknoppen of sirenes zijn gescheiden van elkaar. Het sluiten van een kring gebeurd met een aparte kabel. De kabels moeten de ene sokkel met de andere verbinden zonder onderbreking. De kabelverbindingen zijn slechts toegelaten in de drukknopdozen, in de sokkels van de detectoren, in de centrale en in de sirenes. Elke sokkel of drukknopdoos mag Max. 2 kabels bevatten. (in / out) Meting Meeteenheid: per meter volgens het type.
I.2.14. Kabelgoten Installatiekanalen in kunststof: Deze worden gebruikt voor zichtbare gedeelten van de installatie die een esthetisch uitzicht moeten behouden. De kleur is te bepalen in samenspraak met de leidende ambtenaar.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 314/343
Alle bijhorigheden zijn in de prijs inbegrepen. (hoekstukken, koppelstukken, eindplaat, enz.) Zij moeten voldoen aan de norm NBN C 63-439-40. Zij worden zoveel mogelijk vastgezet met vijzen en plastische pluggen. De capaciteit van de installatiekanalen is te bepalen door de aannemer. Meting Meeteenheid: per meter volgens het type.
I.2.15. Buizen PVC buizen voor opbouw: Deze worden vooral gebruikt waar het esthetisch uitzicht niet zo belangrijk is. (boven de valse plafonds, in verhoogde vloeren, in technische lokalen, ateliers, enz.) Diameter 16 mm; 20mm en 25mm ( 5/8”; 3/4”; 1” ) De PVC-buizen zijn slagvast en hebben een grijze kleur. De plaatsing gebeurt in opbouw volgens TB 400.B.01 par. h.6. PVC-zadelbeugels zijn toegelaten maar ze moeten van het type met sluiting zijn. Alle bijhorigheden zijn in de prijs inbegrepen. (eindtullen, moffen, montagebeugels, enz.) De leidingen dienen verplichtend volgens de hoofdassen van het gebouw geplaatst te worden. Voor de detectoren stoppen de buizen op ± 5 cm van de detectorvoet. Meting Meeteenheid: per meter volgens het type.
I.2.16. Maken en dichten van gaten voor de bekabeling De aannemer zal alle gaten die hij maakt voor het plaatsen van kabels, buizen, enz. dichten (herstellen in de staat zoals voordien) Ongeacht welke diepte is het maken en dichten van gaten tot diameter 25 mm of oppervlakte 5 cm² in de prijs van de kabels inbegrepen. (ook deze door brandwerende wanden). Gaten die door de scheidingen van de brandcompartimentering gaan worden, na plaatsing kabel, buis of goot, met een brandwerend materiaal (dezelfde brandweerstand als de scheiding) gedicht. Dit moet gebeuren volgens de huidige wetgeving en geldende normen ( KB basisnormen, NBN 713-020 enz.). Het materiaal voor de dichtingen is goedgekeurd door een Europees erkend instituut voor een brandweerstand die dezelfde is als de scheiding (attest dient te worden voorgelegd door de aannemer, aan de leidende ambtenaar). Voor het maken en dichten van gaten groter dan 25 mm diameter (oppervlakte groter dan 5 cm²) en tot 30 cm diepte zijn er verschillende posten voorzien (zie meetstaat). Voor gaten die groter zijn dan 100mm diameter of 78 cm² wordt er een combinatie (veelvoud) genomen van de bestaande (3) posten. (zie meetstaat) Meting Meeteenheid: per stuk volgens het type.
I.2.17. Opleiding voor de gebruiker De aannemer dient ervoor te zorgen dat het personeel belast met de exploitatie van en het toezicht op de te verwezenlijken installatie op de hoogte gesteld wordt. Vóór het in dienst stellen van de installatie en het toekennen van de voorlopige keuring der werken, zullen informatielessen gegeven worden (voor elke gebouw). Deze lessen worden gegeven door één of meerdere bevoegde personen van de firma die het materiaal produceert of installeert, aan personeelsleden aangeduid door het kwartier (maximum 6 personen voor elk taalstelsel: Frans en Nederlands)
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 315/343
Zij zullen afzonderlijk gegeven worden in de twee landstalen (Frans en Nederlands) en betreffen minstens: • de juiste interpretatie van alle signalen uitgezonden door de centrale en de bijkomende uitrustingen. • de in acht te nemen veiligheidsmaatregelen bij werkingstesten, bij onderhoudsbeurten uit te voeren door de gebruiker en bij een uitschakeling van de systemen. • De werkingsprincipes van de installatie. De nodige materialen, zoals de handleidingen in de twee landstalen (6 per landstaal), zijn in de offerte voor deze post inbegrepen. Meting Meeteenheid: Som over het geheel.
I.2.18. Oplevering en in dienst stellen van de installatie De opleveringsproeven (vóór de in dienststelling) omvatten het nazicht van de werking van alle kringen betreffende melding, detectie, bediening, waarschuwing, alarm en storing, evenals de controle van de verschillende seingevingen. Voor alle installaties gebeuren de indienststelling en de keuringsproeven ( niet hetzelfde als de oplevering ) verplichtend door de leverancier ( of installateur ) van het materiaal. Dit alles onder toezicht van een externe dienst voor technische controle. De aannemer zal niet alleen een technische keuring aanvragen maar ook de keuring van het concept. Indien daartoe de controle-firma de As-Built plannen opvraagt zal de aannemer deze leveren. De aannemer moet al het materiaal en de uitrusting nodig voor de proeven evenals twee geladen blustoestellen in goede werkingsstaat ter beschikking stellen van het keuringspersoneel. De aannemer zal deze keuring op tijd aanvragen en de leidende ambtenaar hierover informeren. De kostprijs voor alle nodige administratie (aanvraag keuring, leveren van verslagen, eventueel leveren van de As-Built plannen, enz.), uitrusting voor keuring en nodige keuringen om tot een degelijke installatie (zonder opmerkingen) te komen is inbegrepen in de prijs van de diverse posten van deze prijslijst. Meting Pro Memorie (PM). Deze prestaties zijn inbegrepen in de eenheidsprijzen van de prijslijst.
I.2.19. Herstellingswerken De opdrachtnemer herstelt op zijn kosten al het metsel-, beton- of plakwerk dat door de uitvoering van deze aanneming beschadigd wordt. Al de herstellingen worden uitgevoerd met dezelfde materialen als de bestaande materialen. De herstellingen worden uitgevoerd zodat de infrastructuur en het terrein teruggebracht wordt in de oorspronkelijke staat. De richtlijnen van de leidende ambtenaar voor de herstellingswerken worden strikt opgevolgd. Meting Pro Memorie (PM). Deze prestaties zijn inbegrepen in de eenheidsprijzen van de prijslijst.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 316/343
I.3.
DATA & TELEFONIE
De hoofdstukken en paragrafen van het AT 2010 – Contractuele Technische Bepalingen van de Krijgsmacht – waarnaar gerefereerd wordt, zie Aanh 1 aan deze Bijl C.
I.3.1. Data & telefonie - algemeen Zie hoofdstuk 28 van het AT 2010 • Normalisatie Zie art 28.0.0. van het AT 2010. • Certificering van de bekabeling Zie art 28.0.1. van het AT 2010. • Aarding en aan de massa leggen van de installaties Zie art 28.0.2. van het AT 2010. • Praktische richtlijnen voor de installatie Zie art 28.0.3. van het AT 2010. Geplaatst volgens de respectievelijke figuren op de plans.
I.3.2. FTP-datakabels De horizontale bekabeling zal gerealiseerd worden met Foiled Twisted Pair (FTP), category 5E kabel die bestaat uit 4 paren (2 aan 2 getwist) en die voorzien is van één aarddraad (drain wire). Zie art 28.8 van het AT 2010. Bevestigingswijze: Zie de Art Deel Elektriciteit I.1. De gedeelten die in kabelgoot gelegd worden zullen in het afgescheiden kompartiment gelegd worden. Algemeenheden betreffende draden, kabels en buizen: Zie de Art Deel Elektriciteit I.1. Trekken van draden en kabels in buizen: Zie de Art Deel Elektriciteit I.1. Verbindingen van draden: De verbindingen van de FTP-kabels gebeurt met behulp van hiervoor aangepast gereedschap. Leidingen met in zicht gelegde versterkte PVC-buizen: Zie de Art Deel Elektriciteit I.1. Doorboringen en herstellingen: Zie de Art Deel Elektriciteit I.1. Meting Meeteenheid: gemeten meter volgens plaatsing.
I.3.3. Data-wandcontactdozen Beschrijving: Zie art 28.9. van het AT 2010. De outlet is van het type: inbouw of opbouw dubbel (twee aansluitingen) RJ45.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 317/343
Plaatsing: De data-wandcontactdozen worden in inbouw geplaatst volgens de voorschriften van de Art. van het Deel Elektriciteit, rubrieken I.1. De inbouw in de wand of in de distributiezuil, gebeurt met een aangepaste inbouwdoos en de frontale afwerking met een afdekplaat. De aansluitopeningen zijn bij niet gebruik afgesloten door een stofschuif. Meting Meeteenheid: gemeten per stuk volgens type
I.3.4. Patchkast Beschrijving kast: Zie art 28.3.1, 28.3.2 en 28.3.3 van het AT 2010. Datakast, uitgerust met glazen frontdeur en sluiting met cilinderslot (type ronis of sarel), met volle achterdeur, met afneembare zijpanelen, afneembare bovenplaat en volle bodemplaat die aanpasbaar is voor kabelinvoer. Intern voorzien van vertikale montagerails voor de bevestiging van 19" patchpanelen. Alle toebehoren en montagemateriaal zijn inbegrepen. Meting Meeteenheid: gemeten per stuk volgens type.
I.3.5. Patchpaneel 19” Zie art 28.5. van het AT 2010. Patchpaneel uitgerust met 24 individueel afgeschermde RJ-45 modules, het geheel Cat 5E. Volledig uitgerust met de nodige hulpmiddelen voor aansluiting van FTP Cat 5E kabel (aarding en ondersteuning der kabels) evenals voor de montage op een 19" raam. Inbegrepen alle bevestigingsmiddelen Meting Meeteenheid: gemeten per stuk.
I.3.6. Herstellingswerken De opdrachtnemer herstelt op zijn kosten al het metsel-, beton- of plakwerk dat door de uitvoering van deze aanneming beschadigd wordt. Al de herstellingen worden uitgevoerd met dezelfde materialen als de bestaande materialen. De herstellingen worden uitgevoerd zodat de infrastructuur en het terrein teruggebracht wordt in de oorspronkelijke staat. De richtlijnen van de leidende ambtenaar voor de herstellingswerken worden strikt opgevolgd. Meting Pro Memorie (PM) Deze prestaties zijn inbegrepen in de eenheidsprijzen van de prijslijst
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 318/343
Deel J SCHILDER- EN BEHANGWERKEN J.1.
BINNENSCHILDERWERKEN
J.1.1. Binnenschilderwerken - algemeen Omschrijving De post "binnenschilderwerken" omvat alle noodzakelijke leveringen en werken voor het realiseren van de voorziene schilder -& behangwerken binnen het gebouw, tot een zuiver afgewerkt en afgelijnd geheel. De onder deze post begrepen eenheidsprijzen dienen, hetzij volgens uitsplitsing in de samenvattende opmeting, hetzij in hun globaliteit, steeds te omvatten: • de levering en plaatsing van de nodige stellingen (ongeacht de hoogte) of ladders en alle gereedschap om een veilige en efficiënte uitvoering mogelijk te maken; • het stofvrij maken van de lokalen, waarin geschilderd of behangen wordt; • het nemen van alle voorzorgsmaatregelen teneinde beschadigingen te voorkomen van het gebouw en de inboedel, t.t.z. het beschermen van alle niet te schilderen delen (dekzeilen, afplakken, …); het demonteren en terugplaatsen van dekplaatjes van elektrische schakelaars, krukken en slotplaatjes voor ramen en deuren, e.d.; • het eventueel voorafgaandelijk wegnemen van bestaande bekledingen die het aanbrengen van nieuwe verflagen zouden kunnen bemoeilijken; het eventueel slecht functioneren van draai- en sluitwerk door verflagen ongedaan maken, e.d.; • het nazicht en geschikt maken van de ondergrond, d.w.z. het bijwerken van onvolkomenheden, zoals oneffenheden of krassen, het ontstoffen (afborstelen, afwassen) en ontvetten van de te schilderen oppervlakken; het zorgvuldig afkitten van openstaande voegen, e.d.; • het desgevallend voorafgaandelijk aanbrengen van de gevraagde kleurstalen; • het zorgvuldig aanbrengen van alle door het bijzonder bestek of door de fabrikant voorgeschreven hecht-, grond-, dek- en/of vernislagen, …; • het voorzichtig verwijderen van afplakstroken, het reinigen van gebeurlijke vlekken of spatten, het verwijderen van alle afval, voortkomend van de werken (verfblikken, plastiek, …), …; Materialen Materiaalkeuze Alle gebruikte materialen en producten zijn geschikt voor de beoogde toepassing en zijn onderling en met de staat van de ondergrond verenigbaar. De verantwoordelijkheid van de opdrachtnemer wordt door het voorschrijven van samenstellingen of formules geenszins verminderd, ze blijft ten volle en geheel bestaan. De opdrachtnemer dient dan ook alle nodige voorzieningen te treffen ter voorkoming van reacties, haarscheuren, enz., ten gevolge van het contact van de verven onderling en/of met de drager. Waar twijfel ontstaat omtrent de geschiktheid van de voorgeschreven producten, zal voorafgaandelijk het advies van de leidende ambtenaar worden ingewonnen. Gepigmenteerde verfproducten voor gekleurde deklagen moeten steeds fabrieksmatig gedoseerd en gemengd worden. Levering - opslag De verf -en behandelingsproducten worden aangevoerd in oorspronkelijke en gesloten recipiënten, dewelke zijn voorzien van de nodige etiketten, met duidelijke vermelding van de naam van de fabrikant, de naam van het product, de samenstelling, houdbaarheidsdatum, gebruiksaanwijzing en eventueel te nemen voorzorgsmaatregelen. Na uitvoering van de werken moeten de nodige verfoverschotten (hetzij minimum twee liter per aangebrachte kleur), kosteloos, overhandigd kunnen worden op aanvraag van de bouwheer.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 319/343
Kleurtinten - proefstalen Er kunnen voor gelijkaardige constructiedelen steeds verschillende kleuren gevraagd worden, zonder meerprijs. De kleuren van de deklagen zullen door de leidende ambtenaar bepaald worden na voorlegging van NCS- en/of RAL - kleurkaarten, zonder uitsluiting van één of meerdere kleuren. Om tot een juiste kleurkeuze te komen, kan aan de opdrachtnemer worden gevraagd om voorafgaandelijk enkele stalen aan te brengen van ten minste 0,5 m², op hardboard panelen en/of op de drager, zoals aangeduid door de leidende ambtenaar. Uitvoering Algemeen Met het oog op een verzorgde uitvoering dienen de schilderwerken te worden uitgevoerd door ervaren vaklui. De opdrachtnemer respecteert de te nemen voorzorgsmaatregelen, opgegeven door de fabrikant en de bepalingen van het A.R.A.B., inzake gebeurlijke gezondheidsrisico’s verbonden aan het inademen van schadelijke solventen, e.d. Omgevingsinvloeden Onder voor schilderwerken ongunstige omstandigheden mag onder geen beding geschilderd worden. De uitvoering van de binnenschilderwerken zal gebeuren in een stofvrije en voldoende verluchte omgeving. De minimale en maximale temperatuur en relatieve vochtigheid van de lokalen dienen overeen te stemmen met de respectievelijke voorschriften van de verffabrikant. De temperatuur bedraagt er minstens 5°C en de relatieve vochtigheid maximaal 80%, behoudens uitdrukkelijk toegestane afwijkingen van de fabrikant. Beschermingsmaatregelen – stellingen Alle nodige voorzorgen dienen genomen te worden, om beschadiging of verontreinigen van niet te schilderen delen, vloeren, inboedel, enz. te voorkomen. Daartoe beschermt de opdrachtnemer op de meest doeltreffende wijze alle andere constructie -elementen, d.m.v. afplakken,... De schilder houdt rekening met het feit dat het hang- & sluitwerk van het schrijnwerk en afdekplaatjes van stopcontacten en schakelaars reeds geplaatst kunnen zijn. Waar nodig voor een verzorgde uitvoering worden zij gedemonteerd en teruggeplaatst na de schilderwerken. Stellingen en ladders worden op veilige en stabiele wijze geplaatst, evenwel, zonder dat materialen uit de steunwand genomen worden. Geen enkel gat mag gemaakt worden zonder voorafgaandelijke toelating van de leidende ambtenaar. Herstellingen zullen volkomen onzichtbaar zijn. Prijs van stellingen en ladders in de eenheidsprijzen inbegrepen. Het is ten strengste verboden, afval van verfproducten uit te gieten in wasbakken, uitgietbakken, putjes, …, welke zich in het gebouw bevinden. De opdrachtnemer zal het afval verzamelen in eigen recipiënten, van de werf verwijderen en op reglementaire wijze storten. Voorbereidend onderzoek – staat ondergrond Voorafgaand aan de uitvoering zal de opdrachtnemer zich vergewissen van de uitvoeringsomstandigheden en het type ondergrond. Indien bepaalde aspecten aanleiding zouden kunnen geven tot een nefaste uitvoeringskwaliteit, zal de leidende ambtenaar hiervan onverwijld op de hoogte worden gesteld De opdrachtnemer zal tevens op zijn kosten en verantwoordelijkheid, de temperatuur en vochtigheidsgraad van de te schilderen ondergrond onderzoeken, zodat een goede hechting wordt verzekerd. Hij zal de leidende ambtenaar op de hoogte brengen van zijn bevindingen.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 320/343
De temperatuur en vochtigheidsgraad bedragen respectievelijk: minimum 12°C en maximum 4 à 5% voor pleisterwerk en beton. Bij hogere waarden mag niet worden geschilderd of dient in overleg met de leidende ambtenaar, een niet -dampdicht verfsysteem te worden aangebracht. Het vochtgehalte bij houtwerk bedraagt maximaal 14% in de buitenlaag en 18% in de kern van het hout. Voorbereiding van de ondergrond (pleisterwerk & beton) In alle gevallen zullen de te schilderen oppervlakten deskundig voorbehandeld worden. In functie van de toestand der ondergrond; overeenkomstig § 7.2 van TV 159 worden de volgende voorbereidende werken uitgevoerd : Het draagvlak (muur of vloer) moet schoon, stabiel en gelijkmatig zijn. De ondergrond dient daarbij, met aangepaste middelen, ontdaan te worden van alle elementen die een goede hechting van het verfsysteem in gedrang zouden kunnen brengen (stof - zaagsel - roest olie - vetten - mortelresten - andere onzuiverheden). De opeenvolgende bewerkingen kunnen daarbij omvatten het ontstoffen, afborstelen, afschrapen, ontroesten, ontvetten van de ondergrond met een aangepast product (bv. ammoniakwater / cellulosethinner...), het naspoelen en laten drogen; Alle gaten, loszittende bepleistering, barsten en scheuren worden voorafgaandelijk uitgekrabd (opengekapt in V-vorm) tot op de gezonde, coherente ondergrond, daarna het oppervlak en de barst fixeren, herstellen en afwerken met aangepaste producten. Voor het bijwerken van kleine oneffenheden worden de muurvlakken, zo nodig plaatselijk uitgeplamuurd in beide richtingen, waarna ze worden gladgeschuurd en ontstoft. De gebruikte plamuren zullen geen doorslag geven in de volgende lagen, zodanig dat een volkomen glad en/of gelijkmatig geheel wordt verkregen. Reiniging Ondergrond / Herstelling ondergrond: Onderscheid : Niet behandelde ondergrond / Reeds behandelde of oude ondergronden • elastische reparatieplamuur (acrylaat co-polymeren) of poederplamuur (hydraulisch met cellulose) voor het vullen van verschillende ondergronden; • plamuur op basis van vinylco-polymeren voor het plaatselijk uitplamuren van pleisterwerk; • vulmiddelen (latexplamuur) voor het bijwerken van kleine onregelmatigheden; • reiniging van de te schilderen oppervlakken met aangepaste afwasmiddelen, … ; • kleurloze fixeermiddelen ter versteviging van oude poederige of weinig coherente ondergronden : • absorptie regulariserende producten op basis van acrylaatco-polymeren voor gipskartonplaten of cellenbeton; • primers voor een verhogende dekkracht op sterkzuigende ondergronden: o (watergedragen fixeermiddelen op basis van acrylaatharsen); o (watergedragen fixeermiddelen op basis van alkydharsen); • doek of vlies voor het overbruggen van vele kleine barstjes bij oud pleisterwerk. Elk type vlies heeft zijn specifieke eigenschappen en toepassingen maar alle zijn ze perfect overschilderbaar. Opkitten van aansluitvoegen Alle openstaande voegen ter hoogte van plinten, trappen, houten binnenschrijnwerk, muur/plafond aansluitvoegen, e.d. worden opgevuld met een aangepaste overschilderbare kit op basis van acrylaat. De kit moet zich als een standvaste pasta laten verwerken in verticale voegen zonder te vloeien. De kit dient vrij te zijn van oplosmiddelen en nagenoeg zonder krimp verharden door evaporatie van het aanwezige vocht. Vooraf worden de voegranden waar nodig beschermd met kleefbanden, die onmiddellijk na het gladstrijken van de kit verwijderd worden. De voegen worden mooi rechtlijnig afgewerkt en gladgestreken.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 321/343
Verwerkingsmodaliteiten Overeenkomstig de aard van de ondergrond en de vereiste afwerking, wordt rekening gehouden met de richtlijnen van de fabrikant, inzake de aanbevolen laagdikte (rendement, verdunning), de droogtijden, het aan te wenden gereedschap : met pistool / rol / ronde kwast / platte borstel / decoratieve technieken (spons, kam, ...), …; Voor het aanbrengen van iedere nieuwe laag moet de daarvoor aangebrachte laag droog zijn. Na nat schuren moet eveneens steeds voldoende droogtijd in acht genomen worden. Keuring Referentienormen NBN EN ISO 4628 : Verven en vernissen - Beoordeling van de kwaliteitsafbraak van verflagen – Aanduiding van de hoeveelheid en omvang van gebreken en van de intensiteit van uniforme veranderingen in uitzicht - Deel 1 t/m 10 NBN EN ISO 21227-1 - Verven en vernissen - Beoordeling van fouten op beklede oppervlakten met optische beeldvorming - Deel 1: Algemene richtlijn (2003) Afwerking - toleranties Afwerkingsgraad : Overeenkomstig de klasse I / II / III volgens TV 159. Dekking : Met het blote oog mogen geen doorschijnsels van de onderlaag waargenomen worden. Aflijningen tussen aangrenzende afwerkingen en/of kleurvlakken zijn zuiver en rechtlijnig. Bij toepassing van verschillende kleuren, mogen geen met het blote oog waarneembare spatten voorkomen. Onregelmatigheden - aflopers: Inzonderheid bij het schilderen van zichtbare leidingen, leuningen of andere met de borstel geschilderde lijnvormige elementen, moet zorgvuldig worden toegezien op het voorkomen van aflopers of onregelmatigheden, als gevolg van een onvoldoende voorbereiding van de ondergrond. Alvorens de werken worden opgeleverd, zullen alle vlakken, voegen en randen zorgvuldig gecontroleerd en waar nodig geretoucheerd worden. Algemeen: • De tint van de grondlaag moet iets verschillen van de tint van de op de grondlaag aan te brengen lagen. • Op reeds geschilderde/geverniste oppervlakken wordt er in principe enkel een eindlaag aangebracht. • Voor het schuren, ontstoffen en afwassen van de volledige te schilderen oppervlakte en het aanbrengen van verflaag op oppervlak dat niet meer voorzien is van verf wordt een toeslag van 20% betaald op de prijzen voor aanbrengen eindlaag. • Op nieuwe oppervlakken moet één grondlaag en één eindlaag worden aangebracht. • Vooraleer een verflaag wordt aangebracht dient het volledige te schilderen oppervlak geschuurd en ontstoft, prijs te begrijpen in de prijs van de verflaag. • De schilderwerken worden pas aanvaard als de geschilderde oppervlakken een egaal uitzicht hebben en volledige dekking hebben. Het aanbrengen van een bijkomende laag komt niet voor betaling in aanmerking. • Uitvoering van buitenschilderwerken: identiek als uitvoering binnenschilderwerken maar de verf/het vernis moet geschikt zijn voor buitentoepassing. • Voor het uitvoeren van buitenschilderwerken wordt een toeslag van 10% betaald op de prijzen voor binnenschilderwerken.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 322/343
• Op de overgang van te schilderen en niet te schilderen oppervlakken en op de overgang tussen 2 verftinten wordt er, voor het geval er op deze plaatsen een passende tape wordt geplaatst, een vergoeding betaald. (zie art J.1.2) Deze tape moet na uitvoeren van de schilderwerken weggenomen worden. De tape mag het verfsysteem niet aantasten en na wegnemen van de tape mag er geen enkel spoor van lijm of resten van de tape zichtbaar zijn.
J.1.2. Binnenschilderwerk op pleisterwerk & gipskartonplaten J.1.2.1.
Binnenschilderwerk op pleisterwerk & gipskartonplaten - algemeen
Omschrijving Het betreft binnenverfsystemen op ondergronden van (kalkgips-) pleisterwerk, gipsblokken en/of gipskartonplaten, met inbegrip van de voorbereiding van de ondergrond. Materialen De verfsystemen en desgevallend noodzakelijke voorbereidingen van de ondergrond zijn o.a. samengesteld uit een absorptie regulariserende kleurloze drenklaag van acrylaatpolymeren op waterbasis. Uitvoering Het verfsysteem en de uitvoering beantwoorden aan de bepalingen van steekkaart 8 of 9 van TV 159. Na onderzoek van de ondergrond volgens § 7.1.3.1 van TV 159 worden de noodzakelijke voorbereidende werken uitgevoerd, zijnde : In geval van oud pleisterwerk, reeds geschilderd pleisterwerk: • het afkrabben van afbladderende verven en borstelen; • het verwijderen van schimmelvlekken en biologische vervuilingen, uitbloeiing en poedervorming; • het verwijderen of isoleren van vettige en gekleurde producten; • de correctie van de basische reactie, indien Ph groter dan 9 door het aanbrengen van een isolatielaag, die als grondlaag dient; • het stoppen van gaten met een aangepast poedervulmiddel; • het behandelen van scheuren en barsten tussen twee materialen met een overschilderbare elastische kit; • het bijplamuren met een muurplamuur, het bijschuren van de plamuur en grondig afstoffen; • het aanbrengen van een fixerende en isolerende grondlaag. In geval van nieuw pleisterwerk: • het ontkorrelen en afstoffen; • het verwijderen van schimmelvlekken en biologische vervuilingen, uitbloeiïng en poedervorming; • het verwijderen of isoleren van vettige en gekleurde producten; • de correctie van de basische reactie, indien Ph groter dan 9 door het aanbrengen van een isolatielaag, die eventueel als grondlaag kan dienen; • het desgevallend stoppen van resterende gaten met een aangepast poedervulmiddel; • het behandelen van voegen of barsten tussen twee materialen met een overschilderbare elastische kit; • het bijplamuren met een muurplamuur, het bijschuren van de plamuur en grondig afstoffen; • het aanbrengen van een fixerende en isolerende grondlaag.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 323/343
In geval van gipskartonplaten • het nazicht, licht bijschuren en/of bijplamuren van de reeds geplamuurde naden en schroefkoppen • het verwijderen of isoleren van vervuilingen van om het even welke aard; • het ontkorrelen en grondig afstoffen; • het aanbrengen van een fixerende en isolerende grondlaag met tint iets verschillend van de tint van de op de grondlaag aan te brengen deklaag • het na voldoende droogtijd aanbrengen van minstens 1 deklaag De schilderwerken worden pas aanvaard als de geschilderde oppervlakken een egaal uitzicht hebben. Na een voldoende droogtijd worden de gevraagde tussen - en deklaag aangebracht. Meting • Meeteenheid: m² volgens de aard en de toestand van de ondergrond, en volgens de aard van de te schilderen vlakken (muren / plafonds). • Meetcode: netto te schilderen oppervlakte
J.1.2.2.
Vinyllatex of acryllatex
Materiaal Het betreft een verfsysteem voor binnen, naar keuze van de opdrachtnemer, op basis van vinylharsen in dispersie volgens NBN EN 13300 • (ofwel) • (ofwel) op basis van acrylharsen in dispersie Specificaties: Het nazicht en de voorbereiding van de ondergrond; een watervaste plamuur op basis van kunstharsdispersie volgens de deklaag; een fixerende en isolerende grondlaag volgens de richtlijnen van de fabrikant; minstens 1 deklaag volgens het door de opdrachtnemer gekozen systeem, o (ofwel) op basis van vinylharsen in dispersie volgens NBN EN 13300 o (ofwel) op basis van minimum 15 %, acrylharsen in dispersie, vaste stofgehalte minstens 30 % in volume, dichtheid minstens 1,20 g/cm3 bij 20° C o (ofwel) op basis van 100% acrylharsen in dispersie, vaste stofgehalte minstens 30 % in volume, dichtheid minstens 1,20 g/cm3 bij 20° C • De wanden in vochtige lokalen en de verticale opstanden van daklichten en koepels worden geschilderd met een analoge vochtbestendige, schimmelwerende verf in dezelfde kleur. • Kleur: te bepalen tijdens de uitvoering van de werken • • • •
Aanvullende specificaties voor verf op basis van vinylharsen in dispersie • Vaste stofgehalte (in volume) : minstens 35 % • Dichtheid: minstens 1,40 g/cm3 bij 20° • Glansgraad deklaag: mat, hoogstens 15% (glans Gardner 60° volgens ISO-norm 2813). • Aanvullende specificaties voor verf op basis van acrylharsen in dispersie
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 324/343
• Vaste stofgehalte (in volume): minstens 30 % • Dichtheid: minimum 1,20 g/cm3 bij 20° • Glansgraad deklaag: naar keuze van de leidende ambtenaar: o (ofwel) zijdeglans: 15 à 60.% (glans Gardner 60° volgens ISO-norm 2813). o (ofwel) mat: hoogstens 15 % (glans Gardner 60° volgens ISO-norm 2813). Uitvoering Na het voorbereiden van de ondergrond volgens artikel J.1.2.1 worden de vlakken bijgewerkt met een watervaste plamuur en voorzien van één tussen - en één deklaag tot het bekomen van afwerkinggraad II (volgens TV 159). Onder bijwerken met plamuur verstaat men het aanbrengen van plamuur op fouten en gebreken, gevolgd door schuren, afstoffen en het aanbrengen van een extra isolerende tussenlaag op de geplamuurde delen.
J.1.2.3.
Structuurverf
Materiaal Het betreft een structuurverfsysteem op basis van copolymeerdispersie met kwartsgranulaten. Specificaties Werkwijze: • het nazicht en de voorbereiding van de ondergrond • een watervaste plamuur op basis van kunstharsdispersie volgens de deklaag; • een fixerende en isolerende grondlaag volgens de richtlijnen van de fabrikant; • een tussen en/of deklaag op basis van copolymeerdispersie met kwartsgranulaten. Specificaties van de deklaag: Vaste stofgehalte (in volume) : minstens 40 % Dichtheid : minimum 1,40 g/cm3 bij 20° Korrelgrootte : minimum 100, maximum 300 µm. Glansgraad : van de deklaag : naar keuze van de leidende ambtenaar: o (ofwel) zijdeglans : 15 à 60% (glans Gardner 60m volgens ISO-norm 2813). o (ofwel) mat : hoogstens 15% (glans Gardner 60m volgens ISO-norm 2813). • Kleur: te bepalen tijdens de uitvoering van de werken • • • •
De wanden in vochtige lokalen en de verticale opstanden van daklichten en koepels worden geschilderd met een analoge vochtbestendige, schimmelwerende verf in dezelfde kleur. De verwerking dient te geschieden volgens de richtlijnen van de fabrikant.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 325/343
Uitvoering Na het voorbereiden van de ondergrond volgens artikel J.1.2.2.1. op pleisterwerk & gipskartonplaten - algemeen worden de vlakken bijgewerkt met watervaste plamuur en voorzien van één isolerende en fixerende grondlaag en één deklaag tot het bekomen van afwerkinggraad II (volgens TV 159). Onder bijwerken met plamuur verstaat men het aanbrengen van plamuur op fouten en gebreken, gevolgd door schuren, afstoffen en het aanbrengen van een extra isolerende tussenlaag op de geplamuurde delen.
J.1.3. Binnenschilderwerken op vliesbehang: zie J.1.2 J.1.4. Binnenschilderwerken op betonvloeren - epoxyverf Materiaal Het betreft een verfsysteem op basis van 2 componenten voor het realiseren van een hoogwaardige slijtlaag op betonvloeren (+ evt. plinten). Specificaties • Samenstelling: waterverdunbare vloerverf op basis van 2 componenten epoxy • Kleur(-en) : keuze van de LA uit het gamma van de fabrikant Gietvloeren van epoxyharsen worden afzonderlijk behandeld in art F.3.6.3. bedrijfsvloeren - harsgebonden / epoxy.
Uitvoering Na onderzoek van de ondergrond volgens § 7.1.2, § 7.1.4 en § 7.1.5 van TV 159 worden de voorbereidende werken uitgevoerd. Voorbereiding : de ondergrond moet zuiver, droog en vrij zijn van opstijgend vocht of eventuele slikhuid. In functie van het betonoppervlak worden er hechtlagen voorzien. Wanneer deze volledig droog zijn kan de vloerverf aangebracht worden. Het mengen van beide componenten dient te gebeuren met behulp van een langzaamlopende boormachine met mengvin, zodat er een grondige menging plaatsvindt van de producten. Het aanbrengen gebeurt overeenkomstig de voorschriften van de fabrikant van de verf. Meting meeteenheid: m² meetcode: netto te schilderen oppervlakte.
J.1.5. Binnenschilderwerken op blank en verzinkt staal Omschrijving Het betreft binnenverfsystemen op ondergronden van blank en verzinkt staal, met inbegrip van de voorbereiding van de ondergrond en onderhoudschilderwerken. De grondlaag op centrale verwarmingsleidingen zijn voorzien in de rubriek H.5.10.2. Materialen Het verfsysteem is samengesteld uit een roestwerende verf voor ijzer binnen- en buiten, vocht- en waterbestendig, en verenigbaar met de reeds aangebrachte roestwerende verflagen. Uivoering Voorbereiding van het oppervlak De desgevallend aanwezige verflagen en/of roestvlekken worden grondig verwijderd met aangepaste middelen. Vervolgens wordt een grondlaag aangebracht bestaande uit geschikte roestwerende hechtingslagen.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 326/343
Na droging dient het geheel zonodig worden bijgeplamuurd. Het geheel opschuren met fijn schuurpapier en overschilderen met twee lagen krasvaste satijnglanslak, goed dekkend en gelijkmatig aangebracht. Tussen twee lagen minimaal 16 uur droogtijd aanhouden. Aanvullende uitvoeringsvoorschriften Schilderwerken op leidingen: alle metalen leidingen en onderdelen worden behandeld met een grondlaag in roestwerende verf. Behalve de geïsoleerde leidingen krijgen alle leidingen en onderdelen bovendien een tussenlaag en een afwerklaag, de kleur en glansgraad (mat / satijn / glans) zal bepaald worden door de leidende ambtenaar. Schilderwerk op verwarmingsleidingen : de grondlaag is voorzien in de rubriek H.5.10.2; de leidingen en de radiatoren krijgen een warmtebestendige afwerklaag, aangepast aan de reeds aangebrachte grondlaag Meting Meeteenheid: • m² voor vlakken (metalen deuren,…) • m voor hekwerken en trapleuningen afhankelijk van de ontwikkeling Meetcode voor alle artikels met uitzondering van gietijzeren radiatoren: netto te schilderen oppervlakte / lengte. Meetcode voor gietijzeren radiatoren: per m² (oppervlakte bepaald door oppervlakte van elk element, haaks op langse richting van het element x 2 zijden x aantal elementen. Er wordt geen aftrek gedaan voor de openingen. Voorvlak en achtervlak worden niet in rekening gebracht)
J.1.6. Binnenschilderwerk op hout & houtachtige platen J.1.6.1.
Binnenschilderwerk op hout & houtachtige platen - algemeen
Omschrijving Het betreft binnenverfsystemen op ondergronden van hout en houtachtige platen, met inbegrip van alle voorbereidende werkzaamheden, met inbegrip van de voorbereiding van de ondergrond. Uitvoering Na onderzoek van de ondergrond volgens § 7.2 van TV 159 worden de voorbereidende werken uitgevoerd. Opeenvolgende bewerkingen zijn : • Kaal hout gronden en plamuren; • Schuren en voorlakken; • Het geheel afslijpen met watervast schuurpapier en water of machinaal droog; • Afsponzen en afzemen; • Voorlakken met een satijnglanslak voor binnenwerk (ca. 5% verdund met white spirit). Grote vlakken narollen met een fijne schuimplastiek rolborstel; desgevallend kan de verf ook worden gespoten, overeenkomstig de richtlijnen van de fabrikant. Meting meeteenheid: m² / lm meetcode: netto te schilderen oppervlakte / netto uitgevoerde lengte. • Aanslagen worden mee geschilderd of gevernist. • Lijnvormige elementen (plinten, leuningen, gordijnkasten, …) worden per lopende meter, gerekend.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 327/343
J.1.6.2.
Dispersieverf
Materiaal Het betreft een verfsysteem geschikt voor houten binnenwerk, op basis van dispersieverven. Specificaties Samenstelling : • één grondlaag bestaande uit dispersieverf zoals de tussen- en deklaag • één tussenlaag of - en één deklaag bestaande uit o (ofwel)100% acrylaatdispersie, afwerking zijdeglanzend. Het verfsysteem beantwoordt aan de bepalingen van steekkaart 19 van TV 159. o (ofwel)polyurethaanacrylaatdispersie, afwerking zijdeglanzend. Het verfsysteem beantwoordt aan de bepalingen van steekkaart 14 van TV 159. o (ofwel)vinylhars in dispersie, afwerking naar keuze van de leidende ambtenaar mat of zijdeglans. Het verfsysteem beantwoordt aan de bepalingen van steekkaart 18 van TV 159. Kleur: te bepalen tijdens de uitvoering van de werken door de leidende ambtenaar. Uitvoering De schilderwerken met dispersieverf worden uitgevoerd volgens de bepalingen van § 4, 5 en 6 van voormelde steekkaart. Na de voorbereidende werken worden op de constructies één tussen- en één deklaag aangebracht tot het bekomen van afwerkinggraad I Toepassing Ramen Deurbladen en kantomlijstingen. Houten en MDF plinten Meting meetcode: m² netto uitgevoerde oppervlakte voor vlakke stukken. m voor stukken met ontwikkeling tot en met 30cm.
J.1.6.3.
Verf / alkydharsen
Materiaal Het betreft een verfsysteem geschikt voor houten binnenwerk, op basis van alkydharsen volgens NBN EN ISO 6744 - Bindmiddelen voor verven en vernissen Alkydharsen (2004). Specificaties Samenstelling : volgens de richtlijnen van de fabrikant • een kit en eventuele plamuur op basis van drogende olie of drogende alkhydhars, vaste stofgehalte in gewicht minstens 80%, dichtheid minstens 1,80 g/cm³ bij 20°C; • één grondlaag op basis van alkydharsen, vaste stofgehalte minstens 40 % in volume, dichtheid minstens 1,25 g/cm³ bij 20° C
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 328/343
• één tussenlaag op basis van alkydharsen, vaste stofgehalte minstens 40 % in volume, dichtheid minstens 1,20 g/cm³ bij 20° C • één deklaag op basis van alkydharsen, vaste stofgehalte minstens 40 % in volume, dichtheid minstens 1,20 g/cm³ bij 20° C Kleur: Te bepalen tijdens de uitvoering van de werken door de leidende ambtenaar. Uitvoering op nieuw hout: Het verfsysteem beantwoordt aan de bepalingen van steekkaart 14 van TV 159 en omvat: • Het uitvoeren van de voorbereidende werken zijnde : stoppen, schuren en afstoffen, ontvetten van het hout,isoleren van harszakjes en knoesten bij harshout en volledig isoleren bij tropische houtsoorten, afwassen van afzelia met een ammoniakoplossing; • Het aanbrengen van één grondlaag gevolgd door schuren, afstoffen, kitten en opschuren. • Het aanbrengen van één tussen- en één deklaag tot het bekomen van afwerkingsgraad I. Verfsysteem voor reeds geschilderd hout: Het verfsysteem beantwoordt aan de bepalingen van steekkaart 14 van TV 159 en omvat : • Het uitvoeren van de voorbereidende werken zijnde : opstoppen van alle openingen met overschilderbare elastishe kit, verwijderen van alle losse verf, schuren van het volledige te schilderen oppervlak, het afstoffen van het volledige te schilderen oppervlak • Het aanbrengen van grondlaag op de oppervlakken waarop geen verf meer aanwezig is. • Het aanbrengen van een tussenlaag op de volledige oppervlakte • Het aanbrengen van één deklaag op de volledige oppervlakte tot het bekomen van afwerkingsgraad I. Toepassing: ramen binnendeurbladen en kantomlijstingen. houten en MDF plinten
J.1.6.4.
Vernis / polyurethaan in dispersie
Materiaal Het betreft een binnenverf systeem met vernis, op basis van polyurethaan-acrylaat in dispersie en een matteringsmiddel, volgens TV 218 § 3.7.2.4. Specificaties Vaste stofgehalte : minstens 30 % in volume. Afwerking : satijnglans 25-35 (ASTM 60°) Kleurtint : kleurloos Uitvoering Het vernissysteem omvat, voor het vernissen van nieuwe oppervlakken, het uitvoeren van de voorbereidende werken, het aanbrengen van de grondlaag gevolgd door kitten in de kleur van het hout, schuren en afstoffen. De afwerking voorziet in principe minstens één tussen- en één deklaag. Het vernissysteem omvat, voor het vernissen van reeds verniste oppervlakken, in principe enkel het aanbrengen van één deklaag.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 329/343
Toepassing trappen, leuningen en & bordessen,… houten plinten kantlatten van binnendeurbladen
J.1.7. Behangwerken J.1.7.1.
Verwijderen van behangpapier
Omschrijving Het betreft het verwijderen van bestaand wand - en plafondbehangsel, ongeacht het aantal lagen of de aard van het behang. Inbegrepen in de eenheidsprijs zijn : • het plaatsen en afbreken van de vereiste stellingen; • het opruimen en afvoeren van alle afval; • het zuiver borstelen en/of reinigen met zuiver water van alle behandelde delen. Uitvoering Het verwijderen gebeurt d.m.v. afstomen en/of met aangepaste middelen tot het bekomen van een zuivere ondergrond en dit zonder de bepleistering te beschadigen. Alle schade die, als gevolg van het verwijderen van het behang aan de bepleistering wordt toegebracht dient met passend materiaal hersteld. Er dient voor gezorgd dat na uitvoeren van de herstelling de volledige oppervlakte terug effen en glad is. Als na wegnemen van het behang zou blijken dat de bepleistering in slechte toestand is moet de bepleistering tegen prijzen van de prijslijst afgekapt worden en moet er nieuwe bepleistering aangebracht worden of moet er vergoeding betaald worden aan de contractant voor aanbrengen van een laag vliespleister art F.1.2.3. De opdrachtnemer treft alle nodige maatregelen ter bescherming van de andere constructiedelen. Alle beschadigingen worden op kosten van de opdrachtnemer hersteld. Alle nodige maatregelen worden getroffen opdat geen bekledingsresten in de afvoeren zouden terechtkomen. Meting meeteenheid : m² meetcode : netto te behandelen oppervlakken. Uitsparingen kleiner dan 1 m² worden niet afgetrokken.
J.1.7.2.
Behangen met glasvlies
Omschrijving Het betreft het bekleden van nieuw / bestaand pleisterwerk en/of op gipswanden met glasvlies. Inbegrepen in de eenheidsprijs zijn : • het plaatsen en afbreken van de vereiste stellingen; • het op maat versnijden en behangen op de wanden; • het opruimen en afvoeren van alle afval; Materiaal Het glasvlies bestaat uit een weefsel, vervaardigd uit speciale cellulose- en textielvezels, gecombineerd met polymere bindmiddelen. Het weefsel is fabrieksmatig afgewerkt met een extra bovenlaag. Stalen voor te leggen aan de ontwerper. Specificaties: Totaal gewicht : minimum 140 gr/m²
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 330/343
Uitvoering overeenkomstig voorschriften van de fabrikant Meting: meeteenheid : m², meetcode : netto uit te voeren oppervlakte (openingen tot 1m² worden niet afgetrokken)
J.1.7.3.
Behangen met vinyl
Omschrijving Het betreft het bekleden van nieuw / bestaand pleisterwerk en/of op gipswanden met vinyl. Inbegrepen in de eenheidsprijs zijn : • het plaatsen en afbreken van de vereiste stellingen; • het op maat versnijden en behangen op de wanden; • het opruimen en afvoeren van alle afval; Materiaal: Vinyl deklaag op een katoenen drager Vervaardigd met inkten op waterbasis De vinyl is door en door gekleurd,afwasbaar, lichtecht en brandwerend Stalen voor te leggen aan de Leidende Ambtenaar. Specificaties Totaal gewicht: minimum 350 gr/m² (gewicht doek circa 50 gram/m², gewicht PVC circa 350 gram/m². Dikte minstens 0,5mm. Rolbreedte circa 1,3 meter Uitvoering overeenkomstig de voorschriften van de fabrikant Meting meeteenheid : m², meetcode : netto uit te voeren oppervlakte (openingen tot 1m² worden niet afgetrokken)
J.1.7.4.
behangen met glasvezeldoek
Omschrijving Het betreft het bekleden van nieuw / bestaand pleisterwerk en/of op gipswanden met glasvezeldoek. Inbegrepen in de eenheidsprijs zijn : • het plaatsen en afbreken van de vereiste stellingen; • het op maat versnijden en behangen op de wanden; • het opruimen en afvoeren van alle afval; Materiaal Het glasvezeldoek bestaat uit een weefsel van 100% glasvezels, is duurzaam, van nature onbrandbaar, maatvast, lichtecht, neutraal van kleur en speciaal vervaardigd om geschilderd te worden. Stalen voor te leggen aan de ontwerper. Totaal gewicht : minimum 140 gr/m² Textuur : neutrale uitvoering. Uitvoering De bepalingen van TV 194 - Handleiding voor de plaatsing van soepele wandbekledingen (WTCB, 1994) zijn van toepassing. De aannemer vergewist zich ervan of de ondergrond voldoet aan de eisen gesteld in § 5 van TV 194, inzonderheid in verband met vlakheid, haaksheid, staat van het oppervlak, interne cohesie, droogheid, netheid en maakt de ondergrond desgevallend geschikt.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 331/343
Het voorbereiden van de ondergrond wordt uitgevoerd volgens de bepalingen van TV 194 § 6 en omvat : • het ontkorrelen en afstoffen; • het verwijderen van schimmelvlekken en biologische vervuilingen, uitbloeiing en poedervorming; • het verwijderen of isoleren van vettige en gekleurde producten; • het schuren en ontstoffen; • het bijwerken met watervaste plamuur; schuren en plamuren • het aanbrengen van een laag verdunde lijm volgens de richt lijnen van de fabrikant. Meting meeteenheid: m², meetcode : netto uit te voeren oppervlakte (openingen tot 1m² worden niet afgetrokken)
J.1.8. Acrylaatkit Het werk omvat het leveren en aanbrengen van acrylaatvoegkit voor het afdichten van allerlei openingen. Effen af te strijken. Meeteenheid: m Meetcode: netto uitgevoerde lengte ongeacht de breedte van de voeg.
J.2.
BUITENSCHILDERWERKEN
J.2.1. Nabehandelingen op metselwerk - hydrofobering Omschrijving Het betreft water- en/of vuilafstotende gevelbehandelingen De keuze van het product staat in functie van de beoogde bescherming tegen vorstschade, zoutuitbloeiingen, zure regen, anti-graffiti, … Materiaal De behandelingsproducten moeten een gunstig testrapport bezitten van het WTCB voor de toepassing op metselwerk, volgens TV 224 - Waterwerende oppervlaktebehandeling (WTCB, 2002) en conform NBN EN 1062 - Verven en vernissen - Coatingmaterialen en coatingsystemen voor buitenmetselwerk en beton, delen 1 t/m 11. Geconcentreerde of moederoplossingen dienen te worden verdund volgens de richtlijnen van de fabrikant en rekening houdend met de aanbevelingen van de TV 224. Gebruiksklare oplossingen mogen niet meer verdund worden, tenzij op aanraden van de fabrikant. Het betreft het aanbrengen van een vuil- en waterwerende gevelbescherming, d.m.v. hydrofoberende producten met een hoog penetratievermogen, samengesteld op basis van silanen / siliconen / siloxanen. Zij beantwoorden aan TV 224 - Waterwerende oppervlaktebehandeling (WTCB, 2002). De bescherming is kleurloos en waterafstotend met behoud van de dampdoorlaatbaarheid. Het product wordt door de fabrikant als gebruiksklare of geconcentreerde oplossing aangeboden en mag aangebracht worden op een licht vochtige ondergrond. De behandelingsproducten mogen geen verouderingsverschijnselen vertonen (bezinking, gelatinevorming, enz... ten gevolge onjuiste of te lange opslag). Het product dient te beschikken over een geldige ATG en/of een gunstig testrapport van het WTCB en wordt voorafgaandelijk ter goedkeuring voorgelegd aan het Bestuur. Specificaties Samenstelling : op basis van oligomeer siloxanen / siloxanen en organometalen / monomere siliconen (silanen) / polymere siliconen (siliconharsen) / … Solventen : watergedragen (oplosmiddelvrij) / aromaatvrije koolwaterstoffen / isopropylalcohol /
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 332/343
Verbruik : minimum 0,5-1,5 l/m2 / volgens proefverslag en afhankelijk van de absorbtiecapaciteit Het type is bestand tegen pH van meer dan 11 (alkalische ondergrond) De gebruiksklare oplossing bevat minstens 7 % actieve stof (concentraat) Uitvoering De nabehandelingen op metselwerk mogen slechts uitgevoerd worden wanneer de buitentemperatuur minstens 5°C en de oppervlaktetemperatuur lager is dan 40°. De bepalingen van TV 224 zijn van toepassing, aangevuld met de voorschriften van de fabrikant. Na onderzoek van de ondergrond volgens § 5.4 van TV 224 worden volgende voorbereidende werken uitgevoerd, zijnde : • het verwijderen van niet hechtende delen; indien de steen zijn interne samenhang verloren heeft, moet het oppervlak eerst behandeld worden met een steenverharder; • het dichten van alle scheuren en eventueel injecteren met een epoxyformulatie; • het herstel van slechte voegen; • het verwijderen van vettige stoffen; • het verwijderen van uitbloeiingen, algen, mossen, schimmels en andere biologische verontreinigingen; • het reinigen onder hoge druk; • het afschermen van alle geveldelen die niet met hydrofobeermiddel in aanraking mogen komen zoals ramen, kozijnen, deuren …. Na minstens drie droge dagen wachten tussen de reiniging (of tussen een flinke regenbui op blootgestelde gevels) en nadat vastgesteld werd dat de gevels vrij zijn van donkere zones ten gevolge vochtophoping mogen de vochtwerend producten worden aangebracht. De behandeling met het hydrofoberingsproduct gebeurt door het bevloeien van de ondergrond onder lage druk, zodat geen verneveling of verstuiving plaatsvindt. Het hydrofoberingsproduct wordt aangebracht van onder naar boven, bij voorkeur in 2 lagen (nat in nat) met een tussentijd van 2 uur. Elke laag wordt tot verzadiging aangebracht. Er wordt bijzondere aandacht besteed aan de aanzetten tussen de stroken, teneinde te voorkomen dat bepaalde zones onbehandeld blijven. Het verbruik aan product is minstens gelijk aan deze vermeld op het proefverslag. Meting meeteenheid: m² meetcode: netto uit te voeren oppervlakte.
J.2.2. Betonrenovatie - herstelling / coating Omschrijving De betonnen constructie-onderdelen, die blootgesteld zijn aan de buitenomgeving, worden behandeld met een beschermingssysteem ten einde schade in de toekomst te voorkomen. Materiaal Het beschermingsproduct bestaat uit een polymerische of minerale substantie, die in meerdere lagen aangebracht wordt om schade ten gevolge van carbonatatie van het beton, corrosie van de wapening, scheuren of indringing van vocht te vermijden. Het gebruikte beschermingssysteem dient over een geldige ATG-goedkeuring (of gelijkwaardig) te beschikken. Vereiste eigenschappen : • De coating moet bestaande en nieuwe scheuren tot 0,15 mm kunnen overbruggen; • Waterdampdoorlatendheid van de coating 5 m • Weerstand tegen CO2-diffusie van de coating 50 m • Aanhechtingssterkte van de coating op het beton : 0,8 N/mm2
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 333/343
Uitvoering • De voorschriften zoals beschreven in de ATG dienen gevolgd te worden. • Alle onderliggend vuil wordt verwijderd • Op alle te behandelen oppervlakken worden na uitdroging de primer en de eindlagen aangebracht met de kwast, verfrol of gespoten. • Mimimaal vereiste droge filmdikte voor het totale systeem: 260 µm • De coating moet aan het oppervlak van de drager een doorlopende film vormen, zonder blazen, scheuren, onthechtingen of met het blote oog te onderscheiden onderbrekingen. De behandeling gebeurt bij normale weersomstandigheden, d.w.z. bij een temperatuur tussen 5°C en 30°C en beschut tegen hevige wind en slagregen. Bovendien dient de temperatuur minstens 3°C boven het heersende dauwpunt te liggen. Meting meeteenheid : m² meetcode : netto te behandelen oppervlakte; openingen groter dan 1 m² worden afgetrokken
J.2.3. Schilderen van hout J.2.3.1.
Schilderen van ramen en deuren
Uitvoering zoals beschreven bij binnenschilderwerken maar met materiaal geschikt voor buitentoepassing Aanrekening: prijzen vermeld bij binnenschilderwerken verhoogd met 10%.
J.2.3.2.
Schilderen van goten
Uitvoering zoals beschreven bij binnenschilderwerken maar uit te voeren met materiaal geschikt voor buitentoepassing en in de prijs is het ter plaatse brengen, gebruik en afvoeren van alle nodige middelen (hoogwerker, stelling, veiligheidsuitrusting…) om de werken veilig te kunnen uitvoeren begrepen (ongeacht de hoogte). J.2.3.2.1.
Nieuw hout:
3 lagen systeem zoals beschreven bij binnenschilderwerken maar met materiaal geschikt voor buitentoepassing J.2.3.2.2.
Onderhoudsschilderwerk van geschilderd hout.
Het verfsysteem beantwoordt aan de bepalingen van steekkaart 14 van TV 159 en omvat: • Het uitvoeren van de voorbereidende werken zijnde: opstoppen van alle openingen met overschilderbare elastishe kit, verwijderen van alle losse verf, schuren van het volledige te schilderen oppervlak, het afstoffen van het volledige te schilderen oppervlak • Het aanbrengen van grondlaag op de oppervlakken waarop geen verf meer aanwezig is. • Het aanbrengen van één tussen- en één deklaag op de volledige oppervlakte tot het bekomen van afwerkingsgraad I.
J.2.4. VERNISSEN VAN HOUT Uitvoering zoals beschreven bij binnenschilderwerken maar met materiaal geschikt voor buitentoepassing Aanrekening: prijzen vermeld bij binnenschilderwerken verhoogd met 10%.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 334/343
J.2.5. SCHILDEREN VAN METAAL Uitvoering zoals beschreven bij binnenschilderwerken maar met materiaal geschikt voor buitentoepassing Aanrekening: prijzen vermeld bij binnenschilderwerken verhoogd met 10%.
J.2.6. Verfsysteem op buitenoppervlakken - acrylharsen in dispersie Het betreft een ademend verfsysteem, op basis van acrylharsen in dispersie geschikt om toegepast te worden op zowel beton, cementbepleistering als gevelsteen. Werkwijze voor het aanbrengen van het verfsysteem op niet geschilderde nieuwe ondergrond: • 1 laag primer • 2 lagen gevelverf op basis van acrylaat copolymeer in dispersie tot het bekomen van afwerkingsgraad II (volgens TV 159). Eigenschappen van de primer voor gevel • Fixerende en isolerende werking, zorgt voor een goede hechting op de bestaande ondergrond (zowel op beton, cementbepleistering als baksteen) en van de twee op de primer aan te brengen lagen acrylaatverf op de primer • Waarborgt een egale kleur van het verfsysteem • Diepe indringing, ademend • Te verwerken volgens de richtlijnen van de fabrikant • Verbruik: circa 7 m²/liter Eigenschappen van de arcylaat gevelverf: • • • • • • •
Densiteit minstens 1,3 Vaste stofgehalte in gewicht: minstens 50% Verbruik: circa 8m²/liter Mat Tint: Witte tint of tint te kiezen uit ruime kleurenwaaier Er dient een merkbaar tintverschil te zijn tussen de 3 aan te brengen lagen Verf aan te brengen met borstel en/of rol
Werkwijze voor het aanbrengen van het verfsysteem op oude niet geschilderde ondergrond vervuild door mos en/of algen • • • • •
Verwijderen van mos en algen met passende middelen en passend product Reinigen van de volledige oppervlakte met hogedrukreiniger tot alle vuil verwijderd is Enkele dagen laten drogen Aanbrengen van 1 laag primer met dezelfde eigenschappen als hiervoor beschreven Aanbrengen van 2 lagen gevelverf op basis van acrylaat copolymeer in dispersie met dezelfde eigenschappen als hiervoor beschreven.
Werkwijze voor het aanbrengen van het verfsysteem op oude niet geschilderde ondergrond • • • •
Reinigen van de volledige oppervlakte meet hogedrukreiniger tot alle vuil verwijderd zijn Enkele dagen laten drogen Aanbrengen van 1 laag primer met dezelfde eigenschappen als hiervoor beschreven Aanbrengen van 2 lagen gevelverf op basis van acrylaat copolymeer in dispersie met dezelfde eigenschappen als hiervoor beschreven
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 335/343
Werkwijze voor het aanbrengen van het verfsysteem op oude geschilderde ondergrond • Reinigen van de volledige oppervlakte meet hogedrukreiniger tot alle vuil en alle losse verf verwijderd zijn • Enkele dagen laten drogen • Aanbrengen van 1 laag primer met dezelfde eigenschappen als hiervoor beschreven • Aanbrengen van 1 of 2 lagen (afhankelijk van de toestand van de te schilderen oppervlakken na reinigen met hogedrukreiniger) gevelverf op basis van acrylaat copolymeer in dispersie met dezelfde eigenschappen als hiervoor beschreven Meting voor alle artikels meeteenheid : m² meetcode : netto te schilderen oppervlakte
J.2.7. Afdichting voegen in buitengevels J.2.7.1.
Elastische voegvulling op drager voor afdichten van voegen
Het werk omvat: • Het reinigen van de contactoppervlakken • Het leveren en plaatsen van schuimstrook, goedgekeurd door de fabrikant van de kit, met afmetingen aangepast aan de breedte van de voeg (breedte van de schuimstrook gelijk aan breedte van de af te dichten voeg vermeerderd met 5mm) • Het leveren en aanbrengen van elastische kitvoeg. Dikte van de kitlaag: o 1cm voor voeg tot en met 2cm breedte o de helft van de breedte van de voeg voor voeg breder dan 2cm • Het geheel effen afstrijken van de kit Eigenschappen van de kit: • • • •
bestand tegen weersinvloeden en veroudering bewegingscapaciteit +100%/-50% Geen opschuiming bij uitharding Zeer goede hechting op diverse ondergronden Verkrijgbaar in minstens 10 tinten
Werk uit te voeren door gespecialiseerde firma en geheel volgens voorschriften van de fabrikant van de kit. Meting voor alle artikels meeteenheid: m meetcode: netto uitgevoerde lengte
J.2.7.2.
Geïmpregneerde voorgecomprimeerde schuimband
Het werk omvat: • Het reinigen en voorbehandelen van de contactoppervlakken • Het leveren en plaatsen van flexibel opencellig polyurethaanschuimstrook geïmpregneerd met een op acrylaat gebaseerde, UV-bestendige kunsthars. De kunsthars is waterafstotend en brandvertragend, eenzijdig zelfklevend De strook dient minstens beschikbaar te zijn in grijze tint en zwarte tint Minimum breedte van de strook: • 15mm voor af te dichten voeg met breedte tot en met 12mm • 30mm voor af te dichten voeg met breedte tussen 13mm en 32mm • 40mm voor af te dichten voeg met breedte tussen 33mm en 40mm
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 336/343
Werk uit te voeren door door gespecialiseerde firma en geheel volgens voorschriften van de fabrikant van de kit. Meting voor alle artikels meeteenheid: m, volgens breedte meetcode: netto uitgevoerde lengte
J.3.
UITVOEREN VAN WERKEN IN REGIE DOOR GESCHOOLDE ARBEIDER
Omschrijving Het betreft het uitvoeren van werken, die in geen enkel ander artikel begrepen zijn. De eenheidsprijs omvat de loonkost van een geschoolde arbeider, ondernemingen van schilderwerken, categorie IIA (geschoolde van de 1ste graad). Meting: Het aantal uren dat de arbeider ter plaatse heeft gewerkt wordt in rekening gebracht.
J.4.
SIGNALISATIE
J.4.1. Signalisatie – algemeen Omschrijving Onderhavig hoofdstuk betreft signalisatie, wettelijk voorzien voor aanduiding van uitgangen, nooduitgangen, blustoestellen, brandmelders, verdiepingsaanduidingen, elektrische borden enz. In dit hoofdstuk zijn tevens de pictogrammen voorzien die de plaats aanduiden van sanitairen, kleedkamers enz. De signalisatie dient te voldoen aan: • het Algemeen Reglement op de Arbeidsbescherming • het KB van 07 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen. • het KB van 17 juni 1997 betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk • NBN EN ISO 81714-1: algemene beginselen voor het scheppen van grafische symbolen
J.4.2. Pictogrammen Materialen De pictogrammen zijn vervaardigd uit geëloxeerd aluminium of kunststof. In dit laatste geval moeten de oppervlakken (buiten de genormaliseerde tekens) een aluminiumgrijze kleur hebben waarop het symbool met zeefdruk is aangebracht. Plaatdikte minstens 1,5 mm. De genormaliseerde tekens moeten standaard leverbaar zijn en afgestemd op het gebruik in openbare gebouwen. De minimale signalisatiematen bedragen 15cm x 15cm Uitvoering / uitvoering De signalisatie wordt mechanisch bevestigd, volgens de toepassing ofwel met onzichtbare aangepaste roestvrije middelen op de muur ofwel opgehangen aan plafond met roestvrij stalen draad van minstens 1 mm dikte en inox kopstuk, of met inox kettingen. De opdrachtnemer kan een evenwaardig handelsmodel ter goedkeuring voorstellen; het staat de leidende ambtenaar vrij dit al dan niet te aanvaarden.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 337/343
Meting: Aard van de overeenkomst : stuks per type; De kostprijs van pictogrammen, gekleefd op kasten voor slanghaspels en brandkranen, elektrische borden, enz. dienen begrepen in de kostprijs van de kasten; ze worden niet afzonderlijk verrekend.
J.4.3. Evacuatieborden Omschrijving Het betreft een ingekaderd plan van het gebouw met aanduiding van uitgangen, brandblusmiddelen, enz. Materiaal / uitvoering De evacuatieplannen moeten geplaatst worden in een aluminium clipskader, aangepast aan de beschikbare ruimte. De basisplannen hiervoor bestaan uit vereenvoudigde basistekeningen van het gebouw en worden door het Bestuur in Autocad aangeleverd. Op de plannen worden aangegeven, of door de opdrachtnemer aangevuld: • de buitenmuren • de binnenmuren • de deuren met hun draairichting • de lokaalnummers of –benamingen Op de basistekening wordt een transparant polyester voorzien voor de aanduiding van de vluchtwegen, de blusmiddelen en voor de eventueel specifiek afgebakende veiligheidszones. De tekening moet voor alle verdiepingen digitaal worden overgemaakt in Autocad-formaat en overhandigd aan het bestuur Eventueel evenwaardige uitvoeringssystemen dienen ter goedkeuring voorgesteld aan de opdrachtgever. Elk evacuatiebord is tekenmatig geroteerd tov de plaats-leesrichting en bevat volgende onderwerpen: • rubriek “wat te doen bij…” info in overleg met het Bestuur • aanduiding “u bevindt zich hier” • een verkleining van het gebouw waarbij de betreffende sectie gearceerd is • het logo van de betreffende eenheid • een kleine overlapping naar de eventuele volgende sectie. De evacuatieborden worden mechanisch en onzichtbaar op de muur bevestigd, op de plaatsen, te bepalen in overleg met de leidende ambtenaar. Meting: Aard van de overeenkomst : stuks volgens afmeting
J.5. UITRUSTING J.5.1. Binnenzonwering / met verticale lamellen Materiaal / uitvoering De banden zijn vervaardigd uit effen pvc, breedte circa 89 mm min. 85 mm, kleur en eventueel dessin te kiezen aan de hand van ruime de volledige catalogus. De rails worden aan de gordijnkast of tegen de onderkant of tegen de voorkant van de lateis bevestigd; de verdeling van de pakketten en de keuze van de bediening (links of rechts) zal ter plaatse bepaald worden. De ophangrail is vervaardigd van geëxtrudeerd aluminium, wit gelakt, en voorzien van montagegroeven, zodat de plaatsing kan gebeuren hetzij met clipsbevestiging, hetzij rechtstreeks dóór de rail. Beide uiteinden worden afgedekt door eindkappen van kunststof.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 338/343
De loopwagentjes zijn uit slijtvaste kunststof, voorzien van kunststof haakjes, waaraan de banden worden opgehangen. De loopwagentjes worden getrokken door een rekvrije nylonkoord; zij lopen op wieltjes in de ophangrail. De wagentjes worden op afstand gehouden door roestvrij stalen afstandshouders, die de afstand tussen de banden en de overlapping gelijkmatig verdeelt. Een slipkoppeling belet breuk bij het haperen van de band. De bediening wordt links of rechts aan het uiteinde van de rail aangebracht. Het openen en sluiten gebeurt door middel van een polyesterkoord, die opgespannen wordt door een vrijhangend koordgewicht. Het oriënteren van de banden gebeurt over 180° door middel van een eindloze kunststof kogelketting. Deze bedient via een stang van geëxtrudeerd aluminium het wormwielmechanisme in de loopwagentjes. De zonwering wordt gehangen vanaf de rail tot ca 1 cm boven het raamtablet. De rails moeten voldoende lang zijn om de zonwering links of rechts van de raamopening te schuiven (circa minstens 15 cm verder dan de opening). Als er een gordijnkast is wordt de rail vastgemaakt aan verzinkte, in tint van de rail gelakte, kliksysteem dat met passende vijzen aan de onderkant van de plaat van de gordijnkast worden vastgemaakt. Als er geen gordijnkast is wordt de rail vastgemaakt aan verzinkte, in tint van de rail gelakte, L-vormige kliksysteem dat met passende vijzen en pluggen aan de voorkant van de latei worden vastgemaakt. Meting Meeteenheid: m, m² en stuks. Meetcode: netto uitgevoerde lengte, netto uitgevoerde oppervlakte < of > 3m² en netto uitgevoerd aantal.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 339/343
Deel V - Veiligheid en gezondheid op de werf Belangrijke bepaling betreffende Veiligheids- en gezondheidsplan: Voor de werftypes B1 en C1 waar een VGP wordt meegeleverd bij de bestelling: Zie het algemeen veiligheids- en gezondheidsplan meegeleverd met de bestelling. Voor de gevallen waar geen coördinatieplicht is op basis van de artikels 1,2 en 4 van het KB3 betreffende de tijdelijke en mobiele bouwplaatsen of waarvan gezien de aard en de omvang van de uit te voeren werken de opdrachtnemer de werken kan uitvoeren zonder tussenkomst van een of meer onderaannemers of voor de werftypes B2 en C2: Zie het bijzonder veiligheids- en gezondheidsplan van de opdrachtnemer.
V.1. Algemene preventiemaatregelen V.1.1. Herinnering van de opdrachtgever De Opdrachtnemer en zijn eventuele onderaannemers moeten de preventieprincipes toepassen geviseerd in artikel 5 van de wet op het welzijn van 4 augustus 1996 (onverminderd de verplichtingen die de aannemers hebben ingevolge andere voorschriften omtrent het welzijn van arbeiders bij het uitvoeren van hun taak). Ze moeten ook voldoen aan de specifieke verplichtingen van de aannemers zoals bedoeld in artikels 50 tot 55 en de bijlagen III en IV van het koninklijk besluit van 25 januari 2001 betreffende de tijdelijk of mobiele bouwplaatsen.
V.1.2. Veiligheidsinformatie door de Opdrachtnemer Deze maatregelen worden genomen in het kader van de wet op het welzijn (wet van 4 augustus 1996) en haar uitvoeringsbesluiten, waaronder de koninklijke besluiten van 27 maart 1998 en KB3.
V.1.3. Onthaal van het personeel in de aanneming Het onthaal van het personeel in de aanneming moet georganiseerd worden in overeenstemming met de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 22.
V.1.4. Onthaal van het personeel op de werf: KICK-OFF Een kick-off (veiligheidsvoorlichting) wordt op de bouwwerf georganiseerd door de Opdrachtnemer of zijn aangestelde voor al het operationeel (= op de bouwwerf aanwezig) personeel zowel van de Opdrachtnemer als van de eventuele onderaannemers, bij de aanvang van hun activiteiten op de bouwplaats. Een kick-off is een vergadering gehouden door de leidinggevende(n) met de arbeiders op de bouwplaats en heeft tot doel aan eenieder minstens de volgende informatie te verschaffen: - de algemene voorschriften en bepalingen over de veiligheid op de werf; - de preventiemaatregelen die voortvloeien uit het veiligheids- en gezondheidsplan: * die specifiek op hun bedrijf en/of op hun functie van toepassing zijn; * die moeten worden genomen tengevolge van de uitvoering van andere activiteiten op de werf. De Opdrachtnemer of zijn aangestelde maakt een kort verslag op met een aanwezigheidslijst van elke kick-off. Hij overhandigt een kopie aan de Leidend Ambtenaar en aan de coördinator-uitvoering (indien aangesteld).
V.1.5. Toolboxmeetings Toolboxmeetings worden maandelijks georganiseerd door de Opdrachtnemer of door zijn aangestelde. Eenzelfde vergadering wordt eveneens gehouden voor de uitvoering van activiteiten die geen routine zijn, voor het voltallig uitvoerend personeel, de Opdrachtnemer en de eventuele onderaannemers.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 340/343
Indien een onderaannemer niet deelneemt aan de toolboxmeeting, georganiseerd door de Opdrachtnemer, dan moet hij deze zelf op de bouwplaats organiseren onder toezicht van de Opdrachtnemer. Een toolboxmeeting is een korte vergadering (ca. 15 minuten) gehouden door de leidinggevende(n) met de arbeiders op de bouwplaats. De bedoeling van zo’n vergadering is: - alle deelnemers in te lichten over de evolutie van de werf en de nieuwe preventiemaatregelen die er het gevolg van zijn; - de aandacht van alle deelnemers te vestigen op de fasen en/of werken die bijzondere preventiemaatregelen vereisen. Indien een coördinator uitvoering werd aangesteld, kan hij (bijvoorbeeld naar aanleiding van werfcontroles, coördinatievergaderingen, …) eisen dat bepaalde specifieke problemen inzake veiligheid tijdens een toolboxmeeting worden behandeld. De Opdrachtnemer of zijn aangestelde maakt een kort verslag met aanwezigheidslijst op van elke toolboxmeeting en overhandigt een kopie aan de Leidend Ambtenaar en aan de coördinator uitvoering (indien aangesteld).
V.1.6. Administratieve prestaties De Opdrachtnemer moet verschillende administratieve prestaties leveren in het kader van de veiligheid en deze bezorgen aan de coördinator-uitvoering. Verscheidene prestaties en documenten moeten worden geleverd vanaf de voorafgaande vergadering (preconstructiemeeting) of vanaf de eerste werfvergadering, terwijl de werken vorderen en na afloop van de werken.
V.1.6.1. Voor de start van de werken – Preconstruction Meeting Acht werkdagen voor de start van de werken, moet een preconstructiemeeting worden gehouden. Op deze vergadering zal de Opdrachtnemer volgende documenten voorleggen: o de algemene intentieplanning met de belangrijkste werkfasen en waarin het eventuele samenvallen van verschillende fasen duidelijk wordt aangegeven; o een gedetailleerde planning met vermelding van de geplande interventiefasen en de betrokken tussenkomende partijen; o een afschrift van de voorafgaande kennisgeving aan de Arbeidsinspectie en het NAVB indien kennisgeving nodig is volgens KB3 betreffende de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen; o een update van de algemene preventiemaatregelen in vergelijking met degene voorgesteld bij offerte; o het BVGP van de algemene aanneming en van de eerste onderaannemers die binnen de drie maanden tussenkomen; o een vastleggingsbrief die vermeldt of er al dan niet een beroep wordt gedaan op onderaanneming; o het werfreglement (maximum 5 bladzijden), aan te plakken op de werf zodat elke tussenkomende partij er kennis van kan nemen.
V.1.6.2. Tijdens de werken De documenten en attesten met betrekking tot de veiligheid moeten in elk geval minstens 10 werkdagen vóór het gebruik van de betrokken toestellen op de werf aan de Leidend Ambtenaar en aan de coördinator (indien aangesteld) geleverd worden (niet-exhaustieve lijst): o kopie van de technische fiches van alle gebruikte, geleverde en/of geïnstalleerde producten;
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 341/343
kopie van de veiligheidsfiches (MSDS) van alle gebruikte, geleverde en/of geïnstalleerde producten; o een bewijs van goedkeuring van het AVGP en het veiligheids- en gezondheidsplan van de algemene aannemer, ondertekend door alle eventuele onderaannemers; o attesten van een erkend controleorganisme voor o.a. heftoestellen (+ bezoekregister en verslag voor indienststelling), toestellen onder druk en voorlopige elektrische installaties die de Opdrachtnemer plant te gebruiken; o EG-verklaring van overeenstemming, bijlagen II en III van het KB van 12 augustus 2008 tot uitvoering van de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lidstaten betreffende machines, conform het model in bijlage aan de Machinerichtlijn, voor alle machines en werkuitrustingen die op de werf worden gebruikt en die vallen onder de “Machinerichtlijn”; o voor opdrachten die elektrische installaties en toestellen bevatten, te plaatsen in ruimten met explosiegevaar (zie ARAB en AREI): conformiteitsattest(en) van de installaties, opgesteld door een erkend laboratorium en geleverd in twee exemplaren; o vooraf aangevraagde vuurvergunning voor alle werken met open vlam; o elk ander document waar de coördinator uitvoering binnen het kader van zijn opdracht om verzoekt; o de AS BUILT-plannen o maandelijkse update van de algemene intentieplanning; o maandelijkse bijwerking van de gedetailleerde planning; o installatieplan en stabiliteitsberekening van de torenkranen die op de werf zullen worden geïnstalleerd. o kopieën van alle opleveringsverslagen; o kopieën van alle BVGP’s van de tussenkomende partijen. Het is belangrijk om opnieuw te verduidelijken dat elke tussenkomende partij die zijn BVGP niet heeft voorgelegd (met goedkeuring van de coördinator-uitvoering) of die niet in regel is met het AVGP, de toegang tot de werf zal ontzegd worden; o alle andere documenten die in het AVGP vermeld worden; o elk ander in onderstaand punt V.2. eventueel vermeld document. o werkvergunning voor bepaalde uitvoeringsfases, vooraf vastgesteld door de coördinator en de Leidend Ambtenaar; o Interventiefiches voor bepaalde door de coördinator en de Leidend Ambtenaar vooraf vastgelegde producten, materialen en materieel zodat de methodes van de postinterventie achteraf kunnen worden opgevolgd (onderhoud, vervanging, ) met het oog op maximale veiligheid. o melding binnen de 24 u van ernstige incidenten en ongevallen. o Verslag van de kick-off meeting (bij aanstelling van elke nieuwe onderaannemer). o verslag van de toolboxmeeting (1 keer per week). Deze documenten worden vervolgens opgenomen in het veiligheids- en gezondheidsplan en/of in het coördinatiedagboek (bijv. vuurvergunning). o
Belangrijke opmerking: Het overhandigen van het veiligheidsplan aan de Leidend Ambtenaar houdt geenszins een overdracht van verantwoordelijkheid in. De Opdrachtnemer behoudt in alle omstandigheden de uitsluitende en volledige verantwoordelijkheid voor de naleving van de veiligheidsregels op de werf, hun uitvoering en hun toepassing en dit van de aanvang tot de beëindiging van de werken.
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 342/343
V.1.6.3. Bij het einde van de werken In het kader van het opstellen van het PID moeten verschillende documenten worden overhandigd aan de Leidend Ambtenaar en de coördinator (indien aangesteld). Deze worden hierboven opgesomd in deel A.
V.1.7. De verantwoordelijkheden betreffende toegang tot de werf Niettegenstaande de inhoud van artikel 22, 6° van de wet van 4 augustus 1996, meent de Aanbestedende Overheid dat de Opdrachtnemer altijd als eerste verantwoordelijke moet worden beschouwd. De Opdrachtnemer moet alle noodzakelijke maatregelen treffen (omheining, signalisatie, procedure, ) om de veiligheid van eigen personeel en derden te verzekeren (zie Art 79 KB2). Op de werven waar geen coördinator-uitvoering wordt aangesteld, ligt die verantwoordelijkheid trouwens ook bij de Opdrachtnemer (“interne” coördinatie). Wanneer een coördinator-uitvoering aangeduid wordt, dient deze alle preventiemaatregelen betreffende de toegang van derden tot de werf te voorzien (zie artikel 22 van de wet van 4 augustus 1996), wat o.a. de maatregelen omvat die volgen uit het bijzonder veiligheids- en gezondheidsplan van de Opdrachtnemer. De coördinator-uitvoering zal er overigens op toezien dat de voorgeschreven maatregelen goed worden uitgevoerd. De opdrachtgever ten slotte, controleert de opdracht van de Opdrachtnemer (zie artikel 22, 2° van de wet van 4 augustus 1996) en de opdracht van de coördinator (zie artikel 17, § 2, 1° van het KB3). Met uitzondering van de gevallen vermeld in Art 79 KB2 (deskundigen, adviseurs en inspecteurs die worden opgeroepen door de Opdrachtnemer en de naar behoren gemachtigde leden-werknemers van het betrokken paritair comité) waarvoor de Opdrachtnemer verantwoordelijk is, moet de opdrachtgever altijd zijn medewerking verlenen bij het toestaan of verbieden van de toegang tot de werf aan derden. In geval van verdeeldheid tussen de 3 partijen zal de Leidend Ambtenaar beslissen.
V.2. Coördinatie van de veiligheid op de werf V.2.1 In het kader van het KB3 betreffende de tijdelijke en mobiele bouwplaatsen, dient opgemerkt dat de huidige opdracht van werken een bouwplaats betreft waarvoor: een veiligheids- en gezondheidsplan (VGP) maar geen coördinatiestructuur vereist is op grond van artikel 26, §1 of §2 en artikel 37. OFWEL - een vereenvoudigd veiligheids- en gezondheidsplan (VVGP) moet worden opgesteld op basis van artikel 26, §3 van het KB. OFWEL - er geen coördinatieplicht is op basis van de artikels 1,2 en 4. (In dit uitzonderlijke geval dient er geen VGP bijgevoegd te worden) - Gezien de aard en de omvang van de uit te voeren werken, oordeelt de Aanbestedende Overheid dat de Opdrachtnemer de werken kan uitvoeren zonder tussenkomst van een of meer onderaannemers. Bijgevolg moet er conform Art. 4 van het KB geen coördinator-ontwerp of coördinator-uitvoering worden aangesteld. Indien echter de Opdrachtnemer ondanks alles toch minstens twee onderaannemers (hetzij hijzelf en een onderaannemer, hetzij twee onderaannemers) tegelijkertijd of achtereenvolgens op de werf laat tussenkomen in bouwwerken of werken van burgerlijke bouwkunde zoals vermeld in artikel 2 van het KB, zal de Opdrachtnemer de Leidend Ambtenaar hiervan vooraf op de hoogte brengen.
-
Bestek MRMP-I/S Bouwwerken Bijlage C Pagina 343/343
In dat geval sluit de Aanbestedende Overheid een overeenkomst met de coördinator. De selectie van de coördinator en de kosten voor de veiligheidscoördinatie (honorarium van de coördinator, bijkomende preventiemaatregelen, …) zijn ten laste van de Opdrachtnemer indien de Opdrachtnemer een beroep doet op een of meer onderaannemers voor het werk waarvoor hij opdracht kreeg. Opmerking: Bij een gelijktijdige uitvoering van verschillende werken door verschillende aannemers is het niet nodig dat een coördinator wordt aangesteld indien deze werken worden uitgevoerd op aparte en onafhankelijke plaatsen en indien de werken elkaar niet beïnvloeden.
V.2.2 Voor de werftypes B2, C2 en D maakt in toepassing van artikel 30 de opmaak van het VGP deel uit van huidige opdracht. De veiligheidscoördinatie uitvoering is in deze gevallen ten laste van de opdrachtnemer. Voor de werftypes B1 en C1 is de opmaak VGP en de veiligheidscoördinatie ten laste van het Bestuur.
V.2.3 Krachtens Art. 3 van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk (de wet) en in het kader van deze opdracht verstaat men onder: -
De opdrachtgever: het Ministerie van Landsverdediging = de Aanbestedende Overheid, vertegenwoordigd door de Leidende Dienst. De bouwdirectie belast met het ontwerp: het Ministerie van Landsverdediging (MLV), vertegenwoordigd door de Directeur van het Compententiecentrum Infrastructuur. De bouwdirectie belast met de uitvoering: de contractant van het MLV voor de huidige opdracht van werken, m.a.w. de Opdrachtnemer De bouwdirectie belast met de controle op de uitvoering: het Ministerie van Landsverdediging, vertegenwoordigd door de Leidend Ambtenaar, gemandateerd door de Leidende Dienst
V.2.4 Voorafgaande kennisgeving In toepassing van artikel 45 en 46 van het KB3, doet de bouwdirectie belast met de uitvoering = (hoofd)aannemer de voorafgaande kennisgeving vóór de opening van de bouwplaats aan de functionaris die verantwoordelijk is voor het toezicht op de veiligheid op het werk, minstens vijftien kalenderdagen voor de start van de werken op de werf. De voorafgaande kennisgeving bevat minstens de gegevens vermeld in bijlage II van het KB3 betreffende de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen. Een kopie van de voorafgaande kennisgeving moet zichtbaar op de bouwplaats op een voor het personeel gemakkelijk toegankelijke plaats worden aangeplakt, ten minste tien kalenderdagen vóór het begin van de werken.
V.3. Bijzondere preventiemaatregelen Geen toepassing.
V.4. Veiligheids- en gezondheidsplan Voor de werven type B1 en C1: Zie het algemeen veiligheids- en gezondheidsplan in bijlage aan de bestelling. OFWEL Voor de werven type B2, C2 en D: Zie het bijzonder veiligheids- en gezondheidsplan van de Opdrachtnemer.
Deel C Aanh 1 - Algemeen Tarief Elektriciteit Contractuele technische bepalingen - 2010 0.
ALGEMEENHEDEN De aannemer zal de werken en leveringen vakkundig uitvoeren volgens de aanduidingen van de Leidend Ambtenaar of zijn afgevaardigde. Zij zullen uitgevoerd worden conform de nationale leidraden (gehomologeerde of geregistreerde normen), de meest recente typebestekken 400 BO1, B02, B03, DO2 en IO1 van de Regie der Gebouwen evenals hiernavolgende voorschriften van het A.T. 2010 die ze wijzigen of vervolledigen. De hiernavolgende paragrafen bevatten de technische specificaties waaraan de te leveren apparatuur en de uit te voeren prestaties moeten voldoen. Deze paragrafen zijn genummerd in overeenstemming met de nummers van de hoofdstukken van de prijslijst van het A.T. 2002 waarop ze betrekking hebben.
12.
BINNENVERLICHTING
12.1.
VERLICHTINGSTOESTELLEN KATHODE
12.1.1.
NORMEN
VOOR
FLUORESCENTIELAMPEN
MET
WARME
De wettelijke bepalingen en de regels van de kunst zijn van toepassing, o.a.: a. Belgische Normen: NBN EN 60695: proeven betreffende brandrisico's. NBN C20-529: elektrische constructie; beschermingsgraden gegeven door de omhulsels. NBN C20-002: elektrisch laagspanningsmaterieel - kruip- en luchtwegen - kruipstroomvastheid. Verlichtingstoestellen en toebehoren: NBN EN 60-061 reeks: lampvoeten en -houders. NBN EN 60155: starters voor fluorescentielampen. NBN EN 60400: lamphouders voor buisvormige fluorescentielampen en houders voor starters. NBN EN 61048 en EN 61049: Condensatoren bestemd om in kringen van buisvormige fluorescentielampen en andere ontladingslampen te worden gebruikt. NBN EN 60570: elektrische voedingssystemen voor rails voor verlichtingstoestellen NBN EN 60598: verlichtingstoestellen; delen 1 en 2. NBN EN 60081: buisvormige fluorescentielampen voor algemene verlichtingsdoeleinden. NBN EN 60920 en EN 60921: voorschakeltoestellen voor buisvormige fluorescentielampen. NBN EN 60928: elektronische voorschakelapparaten met wisselstroomvoeding voor buisvormige fluorescentielampen.
A.T. Elektriciteit 2010 - Contractuele Technische Bepalingen
Blz - 1 / 39
Radio-elektrische storingen: NBN EN 55015: grenswaarden en meetmethoden van radiostoringkenmerken van elektrische verlichting en soortgelijke apparatuur. L: Verlichting: NBN L13-006: verlichting van werkplaatsen. NBN L14-002: methodes ter voorafbepaling van verlichtingssterkten, luminanties en verblindingsindices bij kunstmatige verlichting in gesloten ruimten (en addendum 1) b. VDE normen en- voorschriften / DIN-normen en -richtlijnen VDE 0710; deel 13: verlichtingstoestellen met bedrijfsspanningen lager dan 1000 V; toestellen bestand tegen balinslagen 12.1.2.
TOEPASSINGSDOMEIN, TERMINOLOGIE
12.1.2.1.
Toepassingsdomein De voorschriften, hernomen in dit document, betreffen al de verlichtingstoestellen geïnstalleerd binnen Defensie. De in dit hoofdstuk opgelegde rendementen evenals de afschermhoeken S, zijn minimale waarden. Voor de luminantiegrenzen (cd/m2) zijn het maximale waarden in de C en C -vlakken. 0 90
12.1.2.2.
Terminologie De terminologie van dit hoofdstuk stemt overeen met deze van de normen.
12.1.3.
AANVAARDINGSATTEST Alvorens de levering of de plaatsing uit te voeren van een verlichtingstoestel vermeld in deze beschrijving, legt de aannemer aan de Leidend Ambtenaar de volgende monsters en technische documenten ter goedkeuring voor: (1) een model van het verlichtingstoestel dat de aannemer voornemens is te leveren (2) een technische folder met een gedetailleerde beschrijving van de samenstellende onderdelen van het toestel (3) het meetrapport van de fotometrische karakteristieken van het toestel en waarin de volgende gegevens vermeld worden: BZ classificering; Onder- en bovenhemisferische rendementen; Minimale en maximale e/h waarden waarbinnen de gelijkmatigheid van het verlichtingsniveau behouden blijft; In voorkomend geval, de luminantiegrenzen overeenkomstig de tabel II van § 7.2.8.3. van NBN L14-002 (verblinding); Opm.: Genoemde documenten zijn opgesteld door een laboratorium van de fabrikant of door een onafhankelijk laboratorium, ofwel zijn opgesteld naar aanleiding van een controle door een onafhankelijk organisme, door een afgevaardigde van de Regie der Gebouwen of door een afgevaardigde van de Krijgsmacht. (4) In voorkomend geval, het testrapport betreffende de gevraagde IP-beschermingsgraden; (5) In voorkomend geval, de vereiste attesten betreffende het materieel voor explosiegevaarlijke omgevingen.
A.T. Elektriciteit 2010 - Contractuele Technische Bepalingen
Blz - 2 / 39
12.1.4.
DEFINITIES
12.1.4.1.
Verlichtingstoestel Een verlichtingstoestel is een toestel dat bestemd is om de ruimtelijke verdeling te wijzigen van het licht dat wordt uitgestraald door een of meerdere lampen die in het toestel zijn ondergebracht, en dat alle nodige onderdelen bevat voor de bevestiging en de eventuele bescherming van de lampen, voor de aansluiting ervan aan het net en voor de bevestiging van de hulpapparatuur.
12.1.4.2.
Hoofddeel (van een verlichtingstoestel) Het hoofddeel is het onderdeel van het verlichtingstoestel dat rechtstreeks bevestigd wordt op, of opgehangen wordt aan de bevestigingswand. Het kan de lampen, de lampvoeten en de hulpapparatuur bevatten.
12.1.4.3.
Optisch stelsel Het optisch stelsel is het onderdeel van het verlichtingstoestel dat bestemd is om de ruimtelijke verdeling van het licht uitgestraald door de lampen te wijzigen.
12.1.4.4.
Reflector Een reflector is een onderdeel van een optisch stelsel dat dient om de ruimtelijke verdeling van de lichtstroom van de lampen te wijzigen, hoofdzakelijk door het verschijnsel van de weerkaatsing van licht. Onderscheid wordt gemaakt tussen diffuse reflectoren en spiegelreflectoren. De reflector kan aangewend worden voor de bevestiging en de bescherming van lampen en hulpapparatuur.
12.1.4.5.
Diffusor Een diffusor is een onderdeel van een optisch stelsel dat dient om de ruimtelijke verdeling van de lichtstroom van de lampen te wijzigen, hoofdzakelijk door het verschijnsel van de verstrooiing van licht.
12.1.4.6.
Refractor De refractor is het onderdeel van een optisch stelsel dat dient om de ruimtelijke verdeling van de lichtstroom van de lampen te wijzigen, hoofdzakelijk door het verschijnsel van de breking van licht.
12.1.4.7.
Lichtrooster Een lichtrooster is het onderdeel van een optisch stelsel dat hoofdzakelijk dient om de lampen aan de rechtstreekse inkijk te onttrekken tot onder een gegeven afscherminghoek.
12.1.4.8.
Beschermkap Een beschermkap is een doorschijnend of doorzichtig onderdeel van een verlichtingstoestel dat hoofdzakelijk bestemd is om het inwendige van het toestel, de lampen en de andere onderdelen te beschermen tegen aanraking, stofafzetting of vervuiling, of om te vermijden dat de lampen in aanraking zouden komen met vloeistoffen, dampen of gassen.
12.1.4.9.
Schutrooster Een schutrooster is een rooster dat bestemd is om een lamp of een verlichtingstoestel te beschermen tegen aanraking, stoten of schokken.
A.T. Elektriciteit 2010 - Contractuele Technische Bepalingen
Blz - 3 / 39
12.1.4.10.
Optisch middelpunt Voor de toepassing van de norm NBN L 14-002 en van zijn addendum, wordt het optisch middelpunt als volgt bepaald: - in het geval van een verlichtingstoestel met optisch stelsel dat uitsluitend uit reflectoren bestaat, bevindt het optisch middelpunt zich in het snijpunt van de verticale symmetrieas van het toestel met het horizontaal vlak van de open onderste zijde van het toestel; - in het geval van een verlichtingstoestel met optisch stelsel dat aan de onderzijde is afgesloten door een diffusor, een refractor of een lichtrooster, bevindt het optisch middelpunt zich in het snijpunt van de verticale symmetrieas met het vlak van de vlakke diffusor of refractor, of met het vlak dat zich op halve hoogte bevindt van de uitkragende diffusor of refractor, of met de onderzijde van het lichtrooster; - in het geval van een verlichtingstoestel zonder optisch stelsel of van een verlichtingstoestel uitgerust met een beschermkap die gedeeltelijk als optisch stelsel dienst doet, bevindt het optisch middelpunt zich in het zwaartepunt van de rechthoek waarvan de hoekpunten overeenstemmen met de 4 lamphouders die zich het verst van de symmetrieas van het toestel bevinden, of in het zwaartepunt van de lamp, indien het toestel slechts één lamp bevat.
12.1.4.12.
Verlichtingstoestel met BZ-lichtverdeling Een verlichtingstoestel met BZ-lichtverdeling is een toestel waarvan de lichtsterktekromme, bij toepassing van de norm NBN L 14-002, gekenmerkt wordt door middel van de BZ-klassificatie voor waarden van de verhouding e/h gaande tot 1,50.
12.1.4.12.
Verlichtingstoestel met breedstralende lichtverdeling Een verlichtingstoestel met breedstralende lichtverdeling is een toestel waarvan de lichtsterktekromme in het vlak C zoals bepaald in het addendum aan de norm NBN L 14-002 (Artikel 7.2.8.2.) - Fig. 3), 2 o maxima vertoont voor een hoek begrepen tussen twee waarden, en die de verticale tot symmetrieas heeft. Het optisch stelsel van het toestel is daarenboven zo opgevat dat het geschikt is voor waarden van de verhouding e/h gaande tot 1,50. De mediane gelijkmatigheidkromme, opgesteld volgens de voorschriften van het addendum aan de norm NBN L 14-002, vertoont geen verboden zone voor deze waarden e/h. De verlichtingssterkten worden berekend in functie van de utilanties van de BZ-klassificatie, mits gebruik te maken van de zonale factoren gegeven in het addendum van de norm NBN L 14-002.
12.1.5.
BOUW VAN DE VERLICHTINGSTOESTELLEN
12.1.5.1.
Metalen delen
12.1.5.1.1.
Algemeenheden De metalen delen zijn beschermd tegen corrosie of zijn van niet-corrodeerbaar metaal. De bescherming tegen corrosie door het aanbrengen van een of meerdere verflagen voldoet aan de proeven opgelegd voor de omgevingsklas K 2 in de Technische Nota T 008 van het B.E.C. betreffende de keuring van de beschermende bekledingen van verlichtingstoestellen voor fluorescentielampen. Niet-corrodeerbare metalen zijn metalen die nadat zij de proeven ABEM IV beschreven in de bijlage H van de Technische Nota T OO8 hebben ondergaan, geen corrosie vertonen of geen enkele structuurwijziging hebben ondergaan. De uitwendig zichtbare delen van het verlichtingstoestel, zijn ofwel geëmailleerd, ofwel in geanodiseerd aluminium.
A.T. Elektriciteit 2010 - Contractuele Technische Bepalingen
Blz - 4 / 39
12.1.5.1.2.
Hoofddeel De metalen delen die als reflector dienst doen beantwoorden aan de voorschriften betreffende de diffuse reflectoren.
12.1.5.1.3.
Diffuse reflectoren De diffusie van het licht benadert zo goed mogelijk de stralingswet van Lambert.
12.1.5.1.4.
Spiegelreflectoren De reflectiecoëfficiënt van het oppervlak van de spiegelreflector bedraagt ten minste 0,84.
12.1.5.1.5.
Lichtroosters De metalen lichtroosters zijn vervaardigd uit wit gelakte platen of wit gelakte aluminiumplaat van ten minste 0,5 mm dikte.
12.1.5.2.
Kunststofdelen
12.1.5.2.1.
Algemeenheden
12.1.5.2.1.1. Types Volgende kunststoffen worden aangewend voor de vervaardiging van de onderdelen der verlichtingstoestellen: - Polyester; - U.V.-gestabiliseerd polystyreen, hierna aangeduid als polystyreen; - polymethylmetacrylaat, hierna aangeduid als metacrylaat; - polycarbonaat. 12.1.5.2.1.2. Mechanische weerstand De mechanische weerstand van de kunststofdelen wordt bepaald door de waarde van de schokenergie waaraan ze moeten weerstaan bij uitvoering van de schokproef bepaald in de norm NBN EN 60598-1 (tabel III). De proef wordt uitgevoerd op het kunststofdeel onder de vorm waarin het in het verlichtingstoestel wordt aangewend, en op gelijk welke plaats ervan. De minimale waarde van de schokenergie bedraagt 0,35 Nm. 12.1.5.2.1.3. Gedrag bij brand De kunststofonderdelen zijn zelfdovend. De proef gebeurt met de gloeidraad zoals beschreven in de NBN EN 60695 bij een proeftemperatuur van 650° C. 12.1.5.2.1.4. Gelaste of gelijmde kunststoffen Indien de kunststoffen aangewend voor de vervaardiging van diffusoren, refractoren of lichtroosters niet uit één stuk gevormd zijn, is de hechting of las onmerkbaar. Het lassen of lijmen mag de weerstand tegen schok van de aldus verbonden stukken niet verminderen. De kleefstoffen mogen niet verkleuren. 12.1.5.2.2.
Hoofddeel De kunststofdelen van het hoofddeel zijn van polyester, of van niet lichtdoorlatend polycarbonaat. De kunststofdelen van het hoofddeel die als reflector dienst doen beantwoorden aan de voorschriften betreffende de diffuse reflectoren.
A.T. Elektriciteit 2010 - Contractuele Technische Bepalingen
Blz - 5 / 39
12.1.5.2.3.
Diffuse reflectoren De diffuse reflectoren uit kunststof zijn niet lichtdoorlatend. Ze zijn vervaardigd uit polyester, of polycarbonaat. De diffusie van het licht benadert zo goed mogelijk de stralingswet van Lambert.
12.1.5.2.4.
Diffusoren
12.1.5.2.4.0. Algemeenheden De diffusoren zijn van opaal metacrylaat of van opaal polycarbonaat. 12.1.5.2.4.1. Diffusor van opaal metacrylaat De diffusor van opaal metacrylaat wordt vervaardigd uit metacrylaatbladen waarvan de kenmerken bepaald zijn in de tabel XVIII van de norm NBN L 14-002. 12.1.5.2.4.2. Diffusor van opaal polycarbonaat De diffusor van opaal polycarbonaat beantwoordt aan de voorschriften van Artikel 12.1.5.2.4.1., met uitzondering van de globale doorlatingfactor die ten minste 45 % bedraagt. 12.1.5.2.5.
Refractoren De refractoren zijn van helder gewafeld metacrylaat, van type 3, 4 of 5 waarvan de kenmerken bepaald zijn in paragraaf 4.1.4.1. en in tabel XVIII van de norm NBN L 14-002.
12.1.5.2.6.
Lichtroosters De kunststof lichtroosters zijn van opaal polystyreen van ten minste 1,3 mm dikte.
12.1.5.2.7.
Beschermkappen De beschermkappen zijn metacrylaat of polycarbonaat. Indien een kant gestructureerd is bevindt deze zich aan de binnenzijde van de kap. De kappen hebben een globale doorlatingfactor van ten minste 85 %.
12.1.5.3.
Algemene constructieregels De verlichtingstoestellen zijn van de klasse I volgens de norm NBN EN 60598. De verlichtingstoestellen die niet geaard worden hebben de isolatieklasse II. De beschermingsgraad is minstens IP 20 voor het hoofddeel. De verlichtingstoestellen zijn zodanig opgebouwd dat er zich geen lichtspleten voordoen tussen het hoofddeel en het optisch stelsel. De onderdelen van het optisch stelsel die moeten verwijderd worden om de vervanging van de lampen of wegneembare starters toe te laten, zijn stijf of soepel scharnierend en onverliesbaar verbonden aan het hoofddeel. In geopende toestand, blijft dit optisch stelsel aan het hoofddeel verbonden, op zulke wijze dat het loskomen ervan niet mogelijk is zonder doelbewuste ingreep. Het bevestigingsstelsel is, op de bedieningsonderdelen na, onzichtbaar. Deze laatste zelf zijn door hun aangepaste kleur en afmetingen niet in het oog vallend, en zijn gemakkelijk te bedienen zonder hulp van gereedschap.
12.1.5.4.
Dichtingsvoegen De dichtingvoegen zijn van CFK-vrije kunststof met gesloten cellen en waarvan ten minste 2 zijden een gladde huid hebben. Ze weerstaan aan veroudering en aan de thermische invloeden waaraan ze zijn blootgesteld in het toestel. De voegen zijn zodanig bevestigd dat zij niet kunnen loskomen bij normaal gebruik van het toestel (openen, sluiten, reinigen). De eventueel voor bevestiging gebruikte lijm weerstaat aan een temperatuur van ten minste 80°C.
A.T. Elektriciteit 2010 - Contractuele Technische Bepalingen
Blz - 6 / 39
12.1.6.
HULPAPPARATUUR
12.1.6.1.
Ballasten
12.1.6.1.0.
Algemeenheden Zijn voorzien om gebruikt te worden met fluorescentielampen met warme kathode van het type T8 (Ø 26 mm) of T5 (Ø 16 mm). De omgevingstemperatuur is begrepen tussen 258 en 323 K.
12.1.6.1.1
Elektrische kenmerken van elektronische voorschakelapparaten Het standaardmodel is conform de NBN EN 60928 en voldoet eveneens aan de eisen voor radioontstoring EN 55015 en de harmonische vervorming EN 61000-3-2 en immuniteit EN 61547. Het is van het type met voorverwarming van de kathoden en met beperking van de aanloopstroom van de TL lampen De arbeidsfactor van een verlichtingstoestel is minstens gelijk aan 0,90. Het voldoet aan de eisen van het ENEC-keurmerk. Het dimbaar model voldoet aan de voorwaarden opgelegd voor het standaardmodel en laat toe de lichtstroom van de fluorescentielamp te regelen tussen 3% en 100%. Het vermogen opgeslorpt door het geheel van ballast en lamp, na 15 minuten indienststelling mag de waarden van de volgende tabel niet overschrijden. Lamptype
Vermogen in W
Aantal lampen
Opgenomen vermogen in W
T8 T8 T8 T8 T8 T8 T8 T8 T5 T5 T5 T5 T5 T5 T5 T5 T5 T5 T5
18 18 18 18 36 36 58 58 14 14 14 14 21 21 28 28 35 35 54
1 2 3 4 1 2 1 2 1 2 3 4 1 2 1 2 1 2 1
20 38 58 74 36 72 56 111 17 31 52 66 24 46 33 66 40 80 61
12.1.6.1.2
P.m
12.1.6.1.3.
Constructieve kenmerken De ballasten zijn van het type om te worden ingebouwd zoals bepaald in de norm NBN CEI-921. De samenstellende delen van de ballast mogen niet vloeibaar worden in abnormale voorwaarden, zoals bepaald in de norm NBN CEI-921.
12.1.6.2.
P.m
12.1.6.3.
Bedrading en klemmen De bedrading is bevestigd binnen in het verlichtingstoestel en zij weerstaat aan een temperatuur van 378 K. Het kabelwerk wordt uitgevoerd volgens de hoofdrichtingen van het verlichtingstoestel (lengte, breedte en hoogte) en mag in geen geval rechtstreeks contact maken met het voorschakeltoestel. De afstand tussen de bevestigingspunten is ten hoogste 250 mm.
A.T. Elektriciteit 2010 - Contractuele Technische Bepalingen
Blz - 7 / 39
Elke netaansluitklem is gesplitst voor aansluiting van 2 geleiders van 2,5 mm2. Het gebruik van losse klemstukken is verboden. De bevestiging van de hulpapparatuur op de rug van de reflector is toegelaten onder voorwaarde dat: -
ofwel het systeem voor aansluiting van het verlichtingstoestel op het net bestaat uit, enerzijds contactpennen op de rug van de reflector en anderzijds uit vaste contacthulzen, geplaatst in het huis. Dit systeem verzekert automatisch de aansluiting bij het plaatsen van de reflector;
-
ofwel de reflector, tijdens het losmaken ervan, verbonden blijft aan het huis van het toestel.
12.1.7.
FLUORESCENTIELAMPEN
12.1.7.0.
Algemeenheden De lampen zijn voorzien om alleen te werken met een elektronisch voorschakelapparaat (EVS). Zij zijn van het type met voorverwarmde kathode en zij moeten kunnen werken bij alle temperaturen begrepen tussen 278 K en 303 K. De lampen voor buitenverlichting moeten kunnen werken tussen 253 K en 303 K.
12.1.7.1.
Fotometrische kenmerken De lampen beantwoorden aan de norm NBN EN60081, behalve voor wat de voorschriften voor de lichtstroom betreft. De minimum lichtstroom van de lampen is aangeduid in de tabel hierna: Typeaanduiding en Vermogen (W) T8 - 18 T8 - 36 T8 - 58 T5 - 14 T5 - 21 T5 - 28 T5 - 35 T5 - 54
Type A Type B T = ± 4.000° K Ra ± 65 Ra ± 85 1.150 1350 2850 3350 4600 5200 1350 2100 2900 3650 5000
Type C Type D T = ± 3.000° K Ra ± 50 Ra ± 85 1.150 1350 2850 3350 4600 5200 1350 2100 2900 3650 5000
(*) Ra staat voor Kleurweergave-index (KWI). 12.1.7.2.
Lamphouders De lamphouders zijn in isolerende kunststof met heldere tint. Ze beantwoorden aan de norm NBN EN 60400. De afstanden tussen de lamphouders past zich automatisch aan aan de lengte van de lamp.
12.1.8.
VOEDINGSRAILS
12.1.8.0.
Algemeenheden Een voedingsrail bestaat uit een profiel met ingebouwde stroomvoerende geleiders. De voedingsrail is zo opgevat dat mechanische bevestiging van een verlichtingstoestel aan de rail kan verwezenlijkt worden aan ten minste twee aansluitpunten terwijl de elektrische aansluiting gebeurt door middel van een inpenbaar aansluitstuk. Het verlichtingstoestel voorzien van zijn aansluitstukken moet zonder gebruik van gereedschap op de voedingsrail geplaatst en ervan weggenomen kunnen worden. De isolatie van de voedingsrails beantwoordt aan de klasse I.
A.T. Elektriciteit 2010 - Contractuele Technische Bepalingen
Blz - 8 / 39
12.1.8.1.
Elektrische kenmerken De geleiders zijn voorzien voor een nominale stroomsterkte van ten minste 16 A. Het aansluitstuk van ieder verlichtingstoestel is voorzien voor 6 A. De rails zijn over hun ganse lengte voorzien van een aardingsstrip met doorsnede die ten minste gelijk of gelijkwaardig is met de geleiderdoorsnede.
12.1.8.2.
Constructieve kenmerken Een voedingsrail wordt samengesteld uit een of meerdere rechte profielen van verschillende lengte uit gegalvaniseerde staalplaat of geanodiseerd aluminium of uit door een laklaag tegen corrosie beschermde staalplaat en gepaste verbindings-, voedings- en eindstukken.
12.1.9.
TYPES VAN VERLICHTINGSTOESTELLEN
12.1.9.1.
Symbolen De verlichtingstoestellen voor fluorescentielampen met warme kathode worden aangeduid door een groep symbolen bestaande uit 3 hoofdletters, in voorkomend geval aangevuld door indices in kleine letters. Hierop volgt, na een liggend streepje, een alfanumerieke combinatie ter aanduiding van bepaalde specifieke uitrustingen. De eerste hoofdletter definieert de montagewijze: − P: bevestiging op een wand of een plafond − E: inbouwtoestel − R: bevestiging op voedingsrail − S: opgehangen bevestiging (pendel) De tweede hoofdletter bepaalt het type van optisch systeem: − A: toestel met ontploffingsvast omhulsel (EEX d) − D: optisch systeem met opale diffusor − E: optisch systeem met breedstralende lichtverdeling − H: hermetisch toestel − I: industriële reflector − N: Downlight − O: toestel voor omnisportzaal − R: optisch systeem met prismatische refractor − S: strip − V: toestel met omhulsel voor verhoogde beveiliging (EEX e) − W: toestel voor hoge ruimten De derde hoofdletter M duidt een toestel aan voor gebruik bij de Krijgsmacht. De indices die na deze combinatie volgen geven bijkomende specificaties omtrent bepaalde karakteristieken van de toestellen: − m: beschermkap uit metacrylaat − p: beschermkap uit polycarbonaat − n: normale lichtverdeling volgens BZ − s: symmetrische lichtverdeling − b: lage luminantie. Ingeval van inbouwtoestellen voor valse plafonds volgt nog een laatste groep indices, die als volgt worden voorgesteld: − /m: inbouw in vals plafond van het gemoduleerd type − /l: inbouw in vals plafond van het semigemoduleerd type (lineair).
A.T. Elektriciteit 2010 - Contractuele Technische Bepalingen
Blz - 9 / 39
Hierop volgt, gescheiden door een liggend streepje, een alfanumerieke combinatie voor de aanduiding van de volgende uitrustingen: − 1E: lampen Ø 16 mm en Elektronisch voorschakelapparaat − 1ED: lampen Ø 16 mm en Dimbaar Elektronisch voorschakelapparaat − 2E: lampen Ø 26 mm en Elektronisch voorschakelapparaat − 2ED: lampen Ø 26 mm en Dimbaar Elektronisch voorschakelapparaat − 2M: lampen Ø 26 mm en Elektromagnetisch voorschakelapparaat − PE: Compacte fluolampen en Elektronisch voorschakelapparaat − PED: Compacte fluolampen en Dimbaar Elektronisch voorschakelapparaat 12.1.9.2.
Verlichtingstoestellen voor opbouwmontage
12.1.9.2.0.
Algemeenheden Tenzij uitdrukkelijk anders vermeld in de beschrijving van het verlichtingstoestel, worden de toestellen steeds uitgerust met het standaard elektronische voorschakelapparaat volgens § 12.1.6.1.1 hiervoor en bedrijfsklaar geleverd MET lampen. Bij de bestelling wordt de lampenkeuze bepaald volgens de tabel van § 12.1.7.1. Bij gebrek aan enige aanduiding worden lampen van het type B geleverd (4.000 K; Ra ± 85)
12.1.9.2.1.
Toestel PSM (strip) Het toestel PSM is een verlichtingstoestel met BZ-lichtverdeling voor semidirecte verlichting, gebouwd voor 1 of 2 lampen. Het toestel bestaat hoofdzakelijk uit een huis dat aan alle zijden gesloten is, dat de lamphouders en de lampen draagt. De buitenzijde van het omhulsel van het huis aan de kant van de lampen doet dienst als diffuse reflector. Het vervangen en het herwapenen van de eventuele starter is mogelijk zonder openen van het huis. De fotometrische kenmerken zijn: PSM-2M (18, 36, 58W) klasse BZ 6, 7 of 8 toestel met 1 lamp - Ș 0,90
toestel met 2 lampen - Ș 0,85
PSM-2E (14, 24, 35W) klasse BZ 6, 7 of 8 toestel met 1 of 2 lampen - Ș 0,90 12.1.9.2.2.
Toestel PDM (opale diffusor) Het toestel PDM is een verlichtingstoestel met BZ-lichtverdeling voor directe verlichting en gebouwd voor 1, 2, 3 of 4 lampen. Het toestel bestaat hoofdzakelijk uit: - een hoofddeel met vierkante basis voor het toestel met 3 of 4 lampen, en rechthoekige basis voor de overige types; als hoofddeel kan een basisplaat dienst doen; - diffuse reflectoren opgesteld in het hoofddeel en bestemd om de ballasten aan het zicht te onttrekken; - deze reflectoren zijn niet vereist, op voorwaarde dat het omhulsel van de ballast een witte tint heeft; - een optisch stelsel samengesteld uit een uitkragende diffusor van opaal metacrylaat, die rechtstreeks aan het hoofddeel bevestigd is.
A.T. Elektriciteit 2010 - Contractuele Technische Bepalingen
Blz - 10 / 39
De fotometrische kenmerken zijn: PDM-2E (18, 36 of 58W) toestel met 1 lamp - klasse BZ 5 of 6 - Și 0,50 - Ș 0,58 12.1.9.2.3.
toestel met 2 lampen -klasse BZ 5 of 6 - Și 0,55 - Ș 0,60
Toestel PRM (met prismatische refractor) Het toestel PRM is een toestel met BZ-lichtverdeling voor directe verlichting, gebouwd voor 1 lamp. ! Dit toestel moet alleen boven spiegels van lavabos gebruikt worden. Het toestel beantwoordt aan de voorschriften van de § 12.1.9.2.2. voor het toestel PDM, waarbij het optisch stelsel bestaat uit een uitkragende diffusor bestaande uit een horizontale prismatische refractor. De zijwanden van de diffusor zijn opaal. De fotometrische kenmerken zijn: PRM-2E (18, 36 of 58W) toestel met 1 lamp klasse BZ 3, 4 of 5 - Și 0,50 - Ș 0,60
12.1.9.2.4.
Toestel PHM (hermetisch)
12.1.9.2.4.1. Type PHMm (beschermkap uit pmma) Het toestel PHMm is een verlichtingstoestel met BZ-lichtverdeling voor semidirecte verlichting, gebouwd voor 1 of 2 lampen. Het toestel beantwoordt minstens aan de beschermingsgraad IP 54 volgens de NBN EN C20-529. Het toestel bestaat hoofdzakelijk uit: - een hoofddeel uit met glasvezels versterkt polyester - een diffuserende reflector waarop de hulpapparatuur is bevestigd - een beschermkap uit helder gestructureerd of gepareld metacrylaat met glad buitenoppervlak. De fotometrische kenmerken zijn: PHMm-2E (18, 36 of 58W) klasse BZ 5, 6 of 7 toestel met 1 lamp: - Și 0,61 - Ș 0,72
toestel met 2 lampen: - Și 0,60 - Ș 0,65
12.1.9.2.4.2. Type PHMp (beschermkap uit polycarbonaat) Het toestel PHMp is een verlichtingstoestel met BZ-lichtverdeling voor semidirecte verlichting, gebouwd voor 1 of 2 lampen. Het toestel beantwoordt aan de voorschriften van § 12.1.9.2.4.1. behalve voor wat de volgende punten betreft: - het toestel heeft een beschermingsgraad van minstens IP 65 volgens de NBN EN C20-529 - de beschermkap is uit polycarbonaat vervaardigd.
A.T. Elektriciteit 2010 - Contractuele Technische Bepalingen
Blz - 11 / 39
De fotometrische kenmerken zijn: PHMp-2E (18, 36 of 58W) klasse BZ 5, 6 of 7 toestel met 1 lamp: - Și 0,61 - Ș 0,75
toestel met 2 lampen: - Și 0,60 - Ș 0,65
12.1.9.2.5. Toestel PIM (industriële reflektor) Het toestel PIM is een verlichtingstoestel met BZ-lichtverdeling voor semidirecte verlichting, gebouwd voor 1 of 2 lampen. Het toestel bestaat hoofdzakelijk uit een hoofddeel dat aan alle zijden gesloten is, dat de lamphouders en de lampen draagt. Het optisch stelsel is samengesteld uit gesatineerde, gehamerde of gebrillanteerde spiegelreflectoren. De fotometrische kenmerken zijn: Toestel PIM-2E (18, 36 of 58W) toestel met 1 lamp: klasse BZ 3 of 4 - Și 0,80 12.1.9.2.6.
toestel met 2 lampen: klasse BZ 4, 5 of 6 - Și 0,75
Toestel PEM
12.1.9.2.6.1. Type PEMn (met brede BZ-lichtverdeling) Het toestel PEMn is een verlichtingstoestel met breedstralende BZ-lichtverdeling, gebouwd voor 1, 2, 3 of 4 lampen. Het toestel bestaat hoofdzakelijk uit: - een hoofddeel; - een optisch stelsel samengesteld uit langsspiegelreflectoren en transversale diffuserende reflectoren. Een langsreflector met gepaste gebogen vorm is voorzien per lamp. De transversale reflectoren worden gevormd door vlakke schotjes. De afschermhoek S van de lampen is minstens 30°, zowel in het C0 als in het C90 vlak. Het optisch systeem is bevestigd aan het hoofddeel, ofwel rechtstreeks ofwel door middel van een kader die voldoet aan de voorschriften van § 12.1.5.1. of 12.1.5.2.2. In gesloten toestand mogen de delen van het optisch stelsel niet meer dan 5 mm buiten de onderkant van het voornoemde hoofddeel of kader uitsteken en op voorwaarde dat de hoeken van de uitstekende metalen delen afgerond zijn. De luminanties beantwoorden aan deze van de verlichtingsklasse I, aangegeven in de tabel II van Artikel 7.2.8.3. van het addendum aan de NBN L 14-002, voor een bedrijfswaarde van de verlichtingssterkte 500 lux. De fotometrische kenmerken zijn: PEMn-1E (14, 28 of 35W) klasse BZ 3 à 4 - Și 0,65
e/h 1,5
PEMn-2E (18, 36, 58W) klasse BZ 3 à 4 - Și 0,60
e/h 1,5
A.T. Elektriciteit 2010 - Contractuele Technische Bepalingen
Blz - 12 / 39
12.1.9.2.6.2. Type PEMs (met brede symmetrische BZ-lichtverdeling) Het toestel PEMs is een verlichtingstoestel met breedstralende BZ-lichtverdeling, voor directe verlichting, gebouwd voor 1, 2, 3 of 4 lampen. Het toestel bestaat hoofdzakelijk uit: - een hoofddeel; - een optisch stelsel, samengesteld uit een geheel van spiegelreflectoren. De langs- en dwarsreflectoren hebben een gepaste gebogen vorm. De langsreflectoren zijn voorzien per lamp. De afschermhoek S is minstens 30°, zowel in het C0 als in het C90 plan. Het optisch stelsel voldoet bovendien aan de andere voorschriften van het toestel PEMn wat het optisch systeem betreft. De luminanties beantwoorden aan deze van de verlichtingsklasse I, aangegeven in de tabel II van Artikel 7.2.8.3. van het addendum aan de NBN L 14-002, voor een bedrijfswaarde van de verlichtingssterkte 500 Lux. De fotometrische kenmerken zijn: PEMs-1E (14, 28 of 35W) klasse BZ 2 à 3 - ȘI 0,68
e/h 1,7
PEMs-2E (18, 36 of 58W) klasse BZ 2 à 3 - Și 0,60
e/h 1,7
12.1.9.2.6.3. Type PEMsb (met brede symmetrische BZ-lichtverdeling en lage luminantie) Het toestel PEMsb is een verlichtingstoestel met breedstralende BZ-lichtverdeling voor directe verlichting en gebouwd voor 1, 2, 3 of 4 lampen en is speciaal bedoeld voor de verlichting van lokalen met beeldschermtoepassingen. Het toestel bestaat hoofdzakelijk uit: - een hoofddeel; - een optisch stelsel, samengesteld uit een geheel van spiegelreflectoren. De langs- en dwarsreflectoren hebben een gepaste gebogen vorm. Het optisch stelsel beperkt de luminantie tot 200 Cd/m2 in een afschermhoek S gaande tot 30°. De fotometrische kenmerken zijn:
12.1.9.2.7.
PEMsb-1E (14, 28 of 35W) klasse BZ 2 à 3 - Și 0,70
e/h 1,2
PEMsb-2E (18, 36 of 58W) klasse BZ 2 à 3 - Și 0,70
e/h 1,2
Toestel POM (voor omnisportzaal) Het toestel POM is een verlichtingstoestel met BZ-lichtverdeling voor directe verlichting, gebouwd voor 2, 3 of 4 lampen. Het toestel beantwoordt aan de voorschriften met betrekking tot de weerstand tegen balstoten bij alle sporttakken volgens de norm DIN 18.032, Teil 1 en Teil 3 en de VDE-Teil 13/5.81.
A.T. Elektriciteit 2010 - Contractuele Technische Bepalingen
Blz - 13 / 39
Het toestel bestaat hoofdzakelijk uit: - een huis; - een optisch stelsel samengesteld uit diffuse langs- en dwarsreflectoren. De afschermhoek van de lampen bedraagt ten minste 30° zowel in het vlak C0 als in het vlak C90. Het optisch stelsel is ofwel rechtstreeks bevestigd aan het huis, ofwel via een kader die beantwoordt aan de voorschriften van § 12.1.5.1. of 12.1.5.2.2. hiervoor; - een schutkorf samengesteld uit wit gemoffelde of gegalvaniseerde staaldraden. De schutkorf mag vervangen worden door het optisch stelsel op voorwaarde dat dit laatste een stijf geheel vormt dat voldoet aan de voormelde voorschriften met betrekking tot de weerstand tegen balstoten. De fotometrische kenmerken zijn: POM-2E (18, 36 of 58W) klasse BZ 3, 4 of 5 - Și 0,64 12.1.9.2.8.
Toestel ENM-P (Inbouw downlighter voor spaarlampen) Het toestel is opgebouwd rond een chassis uit corrosiebestendig plaatstaal dat uitgerust wordt met een geschikte, al dan niet gefacetteerde, hoogglans aluminium reflector voor de inbouw van ofwel 1, ofwel 2 lampen. Het toestel is eveneens voorzien van snelbevestigingsclips voor montage op plaatdikten van 1 tot 22 mm. Het elektronisch voorschakelapparaat van het standaard type(PE) of van het dimbaar type (PED) is geschikt voor de voeding van PL-C of PL-T lampen en is ondergebracht in een afzonderlijke behuizing met kunststof afdekkap. Deze ballast is door middel van een snelkoppeling aansluitbaar aan de lampvoet. Het geheel heeft een inbouwdoormeter van minstens 210 mm en is inbouwbaar in valse plafonds met een vrije inbouwhoogte van minstens 160 mm. Het toestel wordt geleverd met een aangepaste afdeksierring. Fotometrische eisen: ENM-PE (PL-C 13, 18, 26 W; PL-T 32, 42 W) klasse BZ 2 of 3 - 1 lamp 13 of 42 W: Și 0.75 - 1 lamp 18, 26 of 32 W: Și 0.70 - 2 lampen 13 of 18 W: Și 0.60
12.1.9.2.9.
Toestel ENM-D (Inbouw downlighter voor gasontladingslampen) Opgebouwd rond een chassis uit gietaluminium of ander gelijkwaardig stevig en vormvast materiaal dat uitgerust wordt met een hoogrendement aluminium spiegelreflector met zilver of goudkleurige afwerking, geschikt voor de inbouw van gasontladings- of metaalhalogeenlampen. Het toestel is eveneens voorzien van snelbevestigingsclips voor montage op plaatdikten van 1 tot 40 mm. De al dan niet gefacetteerde spiegel heeft, naar keuze van de leidende dienst, ofwel een bundelspreiding van ongeveer 24°, 36° of is van het floodlight type. Het voorschakelapparaat van het gecompenseerde type is geschikt voor de voeding van NaHD lampen (hogedruk natriumdamplampen met lampvoet PG 12-1) of HgI lampen (metaalhalogeen met lampvoet G12) en is ondergebracht in een afzonderlijke behuizing met kunststof afdekkap. Deze ballast is door middel van een snelkoppeling aansluitbaar aan de lampvoet. Het geheel heeft een inbouwdoormeter van minstens 180 mm en is inbouwbaar in valse plafonds met een vrije inbouwhoogte van minstens 250 mm. Het toestel wordt geleverd met een aangepaste afdeksierring.
A.T. Elektriciteit 2010 - Contractuele Technische Bepalingen
Blz - 14 / 39
Fotometrische eisen: ENM-D: 1 x NaHD: 35, 70 of 150 W (Ra > 80) klasse BZ 2 of 3 - Și 0.75: 35 of 50 W bundel flood of 36°, 100 W bundelspreiding 36° - Și 0.70: 35 of 50 W bundelspreiding 24°; 100 W bundelspreiding flood - Și 0.60: 100 W bundelspreiding 24° ENM-D: 1 x HgI: 35, 70 of 150 W(Ra > 80) klasse BZ 2 of 3 - Și 0.70: 35, 70 of 150 W bundelspreiding flood of 36° - Și 0.60: 35, 70 of 150 W bundelspreiding 24° 12.1.9.2.10. Toestel PAM (EEX d) Dit toestel is gebouwd voor 1 of 2 lampen met standaard buisvoettype G13 en opgevat om opgesteld te worden in ontploffingsgevaarlijke omgevingen van de zone 1 of 2 zoals gedefinieerd in Artikel 105 van het AREI. Het toestel is conform de NBN EN 50014 en NBN EN 50018 inzake materieel voor ontploffingsgevaarlijke omgevingen, evenals de NBN EN 60698-1 inzake verlichtingstoestellen en de NBN EN 55015 inzake EMC voorschriften. Samenstelling: Basis uit een lichte legering, uitwendig beschermd met een in de oven gebakken epoxy-verflaag en aan de zijde van de aansluitklemmen voorzien van twee getapte ingangen M25 die bij levering beschermd zijn met plastiek stoppen. Bij plaatsing wordt het toestel uitgerust met de nodige stop en/of wartel(s) in functie van de aansluitomstandigheden. Schroefwerk in roestvrij staal. De elektronische ballast. Indien een uitwendige reflector en/of beschermkorf nodig is om te voldoen aan de fotometrische kenmerken of aan de door de norm opgelegde mechanische stevigheid, zullen zij vervaardigd zijn uit gegalvaniseerde staalplaat die bekleed is met witte in de oven gebakken epoxyverf, of uit roestvrij staal. De hulpapparatuur (ballasten, condensatoren, lampvoeten, enz...) beantwoordt aan de normen vermeld in § 12.1.1. hiervoor. De hulpapparatuur en de lampen zullen een uitneembaar geheel vormen zodanig dat de lampen vervangen kunnen worden buiten de behuizing. Mechanische kenmerken: Klasse van de behuizing: minstens EEX d IIB. Het toestel moet eveneens weerstaan aan de stootproef voor verhoogd mechanisch risico vermeld in de tabel 4 van de NBN EN 50014. Temperatuursklasse: minstens T4 voor zones die POL producten omvatten (max. 135°C - oppervlaktetemperatuur van de behuizing); minstens T5 voor munitiewerkplaatsen (max. 100°C oppervlaktetemperatuur van de behuizing). Beschermingsgraad: minstens IP 65. Fotometrische kenmerken: PAM-2E; - klasse BZ 5, 6 of 7 Toestellen 1 en 2 lampen 18, 36 of 58W - Și 0,55
A.T. Elektriciteit 2010 - Contractuele Technische Bepalingen
Blz - 15 / 39
12.1.9.2.12. Toestel PVM (EEX e) Dit toestel is gebouwd voor 1 of 2 lampen met standaard buisvoettype G13 en opgevat om opgesteld te worden in ontploffingsgevaarlijke omgevingen van de zone 1 of 2 zoals gedefinieerd in Artikel 105 van het AREI of in zone Z of X zoals bepaald in Artikel 111 van het AREI. Het toestel is conform de NBN EN 50014 en NBN EN 50019 inzake materieel voor ontploffingsgevaarlijke omgevingen voor gassen en de NBN EN 50281-1-1 voor ontbrandbare stofdeeltjes, evenals de NBN EN 60698-1 inzake verlichtingstoestellen en de normen NBN EN 55015 en NBN EN 50081-2 inzake EMC voorschriften. Samenstelling: De basis is uit met glasvezel versterkt polyester en aan de zijde van de aansluitklemmen voorzien van twee getapte kabelinvoeren voor wartel M25 die bij levering beschermd zijn met plastiek stoppen. Bij plaatsing wordt het toestel uitgerust met de nodige stop en/of wartel(s) in functie van de aansluitomstandigheden. Een diffusor uit polycarbonaat die enkel kan verwijderd worden door middel van standaard gereedschap (bv zeskantsleutel of schroevendraaier). Schroef- en sluitwerk in niet-corrodeerbaar materiaal; de afdichtingvoegen zijn uit CFK-vrije elastomeren. De vervanging van de lampen moet mogelijk zijn zonder de elektrische voedingskring te moeten afschakelen. De elektronische ballast. Indien een reflector nodig is om te voldoen aan de fotometrische eisen, zal deze intern aangebracht zijn en vervaardigd uit gegalvaniseerde staalplaat die bekleed is met witte in de oven gebakken epoxyverf, uit roestvrij staal of uit stabiel polycarbonaat. De hulpapparatuur (ballasten, condensatoren, lampvoeten, enz...) beantwoordt aan de normen vermeld in § 12.1.1. hiervoor; Mechanische kenmerken: Klasse van de behuizing: minstens EEX e IIB. Het toestel moet eveneens weerstaan aan de stootproef voor verhoogd mechanisch risico vermeld in de tabel 4 van de NBN EN 50014. Temperatuursklasse: minstens T4 voor zones die POL producten omvatten (Max. 135°C oppervlaktetemperatuur van de behuizing); minstens T5 voor munitiewerkplaatsen (max. 100°C oppervlaktetemperatuur van de behuizing). Beschermingsgraad: minstens IP 65. Fotometrische kenmerken: PVM-2E (18, 36, 58W): - klasse BZ 5, 6 of 7 Toestel 1 of 2 lampen 18, 36W - Și 0,75 - Ș 0.80
Toestel 1 of 2 lampen 58W - Și 0,65 - Ș 0.70
12.1.9.2.12. Toestel PHMf (voor inspectieputten in garages) Deze toestellen, beantwoordend aan de eisen voor de toestellen PHM, worden vervolledigd met een metalen beschermrooster dat aan de aarding wordt verbonden. Het metalen beschermrooster is uit gegalvaniseerd of uit roestvrij staaldraad.
A.T. Elektriciteit 2010 - Contractuele Technische Bepalingen
Blz - 16 / 39
12.1.9.2.14. Toestel PWM (voor hoge werkplaatsen) Samengesteld uit een basis van gietaluminium en hoogwaardige vormvaste kunststof, is deze eenheid uitgerust met een gemakkelijk toegankelijk gecompenseerd voorschakelapparaat Op deze eenheid kunnen reflectoren gemonteerd worden uit geanodiseerd aluminium met diepstralende (N) of breedstralende (W) lichtbundel. De reflector kan afgedekt worden met een glazen ruit waardoor de normale IP20 beschermingsgraad kan verhoogd worden tot IP 54. De basis is eveneens voorzien om, met behulp van de gepaste hulpstukken, een gemakkelijke bevestiging toe te laten aan plafond, ophangketting of horizontale spankabel. De armatuur wordt geleverd in volgende lampuitvoeringen: Hogedruk kwikdamplamp (HgHD) met Ra > 65 van 250 of 400 W Hogedruk natriumdamplamp (NaHD) met Ra > 65 van 150, 250 of 400 W Metaalhalogeenlamp (HgI) met Ra > 70 van 250 of 400 W. Fotometrische eisen: - Și 0.85: NaHD
150, 250 en 400 W
N-reflector
BZ 2 of 3
- Și 0.80: NaHD 150, 250 en 400 W HgHD 250, 400 W
W-reflector N-reflector
BZ 4, 5 of 6 BZ 2 of 3
- Și 0.75: HgHD 250, 400 W HgI 250, 400 W
W-reflector N-reflector
BZ 4, 5 of 6 BZ 2 of 3
- Și 0.70: HgI
W-reflector
BZ 4, 5 of 6
250, 400 W
12.1.9.2.14. Fluorescentieapparaten met elektronische noodverlichtingsmodules Dit zijn verlichtingsapparaten beantwoordend aan de voorschriften van §§ 12.1. tot 12.1.9.2.7. volgens het type apparaat. Het verlichtingsapparaat wordt voorzien van een automatische omschakelinrichting op batterij en een elektronische omvormingsmodule zoals voorgeschreven in § 12.3. hierna. Bij gelijktijdig leveren van het apparaat, de batterijen en de omvormingsmodule zullen de proeven verplichtend op het samengebouwd toestel uitgevoerd worden. 12.1.9.3.
Verlichtingstoestellen voor inbouw in valse plafonds
12.1.9.3.1.
Algemeen De toestellen EDM, ERM, EHMm, EHMp, EEMn, EEMs en EEMsb zijn verlichtingstoestellen voor inbouw in valse plafonds. Het hoofddeel is opgevat om de inbouwopening in het vals plafond af te sluiten.
12.1.9.3.2.
Toestellen voor gemoduleerde inbouw in valse plafonds Deze verlichtingstoestellen zijn bestemd om ingebouwd te worden in valse plafonds bestaande uit platen met module van 300 mm of een veelvoud van 300 mm. De platen zijn geplaatst op zichtbare of onzichtbare profielen.
A.T. Elektriciteit 2010 - Contractuele Technische Bepalingen
Blz - 17 / 39
De toestellen EDM/m, ERM/m, EHMm/m, EHMp/m, EEMn/m, EEMs/m en EEMsb/m beantwoorden aan de voorschriften voor toestellen voor wandbevestiging van Artikel 12.1.9.2., maar het huis is voorzien om ingebouwd te worden in een plafondopening met afmetingen gelijk aan het zichtbare deel van de nietgeplaatste plafondplaten. De tegen de profielen geplaatste toestellen zijn voorzien van een omgeplooide boord die de inbouwopening afdekt. De fotometrische rendementen mogen ten hoogste 0,05 lager zijn dan deze van de overeenstemmende opbouwtoestellen. 12.1.9.3.3.
Toestel voor halfgemoduleerde inbouw in valse plafonds Deze toestellen zijn voor inbouw: - ofwel in valse plafonds bestaande uit lamellen van 100, 150 of 200 mm breed. De lamellen zijn ofwel van het type met open voeg ofwel van het type met gesloten voeg; - ofwel in valse plafonds bestaande uit platen opgehangen in zichtbare of onzichtbare profielen. Deze valse plafonds zijn voorzien van openingen waarvan de lengte overeenstemt met de volledige lengte of breedte van het plafond en de breedte van de opening gemoduleerd is op 300 mm. Toesteltypen: De toestellen EDM/l, ERM/l, EHMm/l, EHMp/l, EEMn/l, EEMs/l en EEMsb/l beantwoorden aan de voorschriften van de toestellen voor wandbevestiging volgens Artikel 12.1.9.2. De fotometrische rendementen mogen 0,05 lager zijn dan deze van de opbouwtoestellen, met uitzondering van de inbouwtoestellen voor lamellenplafonds van 100 mm, waarvoor de rendementen mogen verminderd worden met 0,10.
12.1.9.4.
Toestellen voor bevestiging op voedingsrail De toestellen RSM en REMn zijn toestellen voor bevestiging op voedingsrail die integrerend deel mag uitmaken van het toestel. De toestellen beantwoorden aan de voorschriften van de overeenstemmende opbouwtoestellen voor wandbevestiging van Artikel 12.1.9.2.
12.2.
AUTONOME NOODVERLICHTINGSTOESTELLEN
12.2.1.
ALGEMEENHEDEN De toestellen zijn van het niet-permanente type en voldoen aan de voorschriften van de NBN EN 60598-1 en NBN EN 60598-2-22.
12.2.2.
TOESTELTYPEN De typen VS8 Aut, VSi8 Aut, VSh8 Aut, VShi8 Aut, VSEx8 Aut, en VSiEx8 Aut voldoen aan de voorschriften van het TB 400 van de Regie Der Gebouwen De typen, gemerkt met Aut zijn voorzien van een elektronische inrichting die toelaat een auto-test uit te voeren van de normale werking, de snellading, de duurtest en een eventueel defect detecteert. Alle nieuwe toestellen zullen van het type automatisch Aut zijn.
A.T. Elektriciteit 2010 - Contractuele Technische Bepalingen
Blz - 18 / 39
12.2.3. KONTROLES EN PROEVEN 12.2.3.1.
Goedkeuringsproeven Voor elk toesteltype zal een aanvaardingsattest van de leverancier, opgemaakt worden op voorlegging van alle PV's of protocol, opgemaakt door de bevoegde laboratoria en diensten, die nodig zijn om de conformiteit aan de normen en specificaties vermeld in de §§ 12.2.1. en 12.2.2. te bewijzen.
12.2.3.2.
Proeven bij voorlopige oplevering Er wordt minstens volgende proef uitgevoerd: na een volledige ontlading gedurende drie uur gevolgd door een laadtijd van ten hoogste 36 uur moeten de toestellen blijven branden gedurende ten minste 1 uur.
12.2.3.3.
Definitieve oplevering De definitieve oplevering voor het gedeelte "noodverlichting" wordt automatisch toegestaan na een termijn van 1 jaar indien de aanbestedende overheid geen PV van vaststelling heeft opgemaakt binnen deze termijn.
12.3.
ELEKTRONISCHE NOODVERLICHTINGSMODULEN
12.3.1.
Algemeen Deze apparatuur is bestemd voor inbouw in verlichtingsarmaturen met fluorescentielampen (zie § 12.1.) naast de reeds bestaande ballast. In geval van netonderbreking verzekert deze noodverlichtingmodule: - de automatische omschakeling op batterij van een fluorescentielamp van 18 W, 36 W of 58 W (voor T8), 14W, 21W, 28W, 35W of 54W (voor T5).; - de voeding, met verminderd lampvermogen, van deze fluorescentielamp door middel van een omvormer met een autonomie van 1 uur. De apparatuur voldoet aan de normen EN 60924 en EN 60555-2 en garandeert de functionaliteiten qua noodverlichting, opgelegd door de norm NBN EN 60598-2-22.
12.3.2.
Samenstelling van de noodverlichtingmodulen Deze noodverlichting bestaat uit: - een batterijeenheid - een elektronische eenheid.
12.3.2.1.
De batterij-eenheid De batterijeenheid bestaat uit gasdicht nikkelcadmium of loodaccu's voor een totale nominale spanning van ten hoogste 12 V en met voldoende capaciteit om de fluorescentielamp na de hierna beschreven verouderingsproef en na 1 Hr brandtijd een lichtstroom te doen leveren van: 30 % van de nominale flux voor 1 x 18 W 25 % van de nominale flux voor 1 x 36 W 20 % van de nominale flux voor 1 x 58 W 30 % van de nominale flux voor 1 x 14 W 25 % van de nominale flux voor 1 x 21 of 28 W 20 % van de nominale flux voor 1 x 35 of 54 W De cellen zijn van het type dat permanent geladen mag worden, zij zijn uitgerust met een ontspanningsventiel dat zich terug sluit wanneer de overdruk in de cel verdwenen is; het gebruik van een diafragma is niet toegelaten. De elektrische verbinding geschiedt met contactpennen en contactbussen en op zodanige wijze dat foutief schakelen onmogelijk is. De batterijen moeten beveiligd zijn tegen te diepe ontlading.
A.T. Elektriciteit 2010 - Contractuele Technische Bepalingen
Blz - 19 / 39
12.3.2.2.
De elektronische eenheid Deze eenheid voldoet aan de normen EN 60924 en EN 60555-2 en verzekert de veiligheidsverlichtingsfunctie opgelegd door de norm NBN EN 60598-2-22 en bestaat uit: - een laadtoestel geschikt om de totaal ontladen batterij in een tijdsduur van ten hoogste 36 Hr volledig te laden en om een geladen batterij in geladen toestand te behouden ; na 1 Hr brandtijd gevolgd door een ladingsperiode van ten hoogste 24 Hr, moet de batterij opnieuw bedrijfsklaar zijn voor een nieuwe brandperiode van ten minste 1 Hr; - een getransistoriseerde ballast (convertor en stabilisator) met als doel de gelijkspanning om te zetten in een wisselspanning nodig voor de ontsteek- en brandspanning van de fluorescentielamp. De temperatuursverhoging van de ballastmantel zal niet hoger zijn dan 45°C; - een omschakelingssysteem van het elektronische type: de inschakeling gebeurt met een spanning van 85% en 70% van de netwerkspanning, de uitschakeling gebeurt eveneens met een spanning tussen 85% en 70%; - een op een goed zichtbare plaats gemonteerde laadstroomverklikker voor aanduiding van de laadtoestand van de batterij; - een klemmenblokje met netaansluitingsklemmen geschikt voor de aansluiting van ten minste twee geleiders van 2,5 mm2; - de noodzakelijke veiligheden voor de bescherming tegen kortsluiting, een gekalibreerde en gelaste veiligheidsdraad tussen de batterij en de convertor voor de bescherming van de convertor; - Een testknop voor de controle van de werking van de verlichting, door de spanning van het netwerk uit te schakelen. (Die testknop moet geïnstalleerd worden op een toegankelijke plaats, zodat die kan worden gebruikt zonder de kast te moeten openmaken).
12.3.3.
PROEVEN, CERTIFICATEN EN AANVAARDING
12.3.3.1.
Algemeenheden De fabrikant of de leverancier van het verlichtingstoestel is verantwoordelijk voor de integratie van hiervoor beschreven noodverlichtingmodule. Hij levert aan de leidende dienst een certificaat af met betrekking tot een typetoestel, uitgaande van een erkend laboratorium van één der lidstaten van de E.E.G., waaruit de conformiteit blijkt van de voorgestelde combinatie verlichtingstoestel-noodverlichtingmodule aan de eisen van de normen EN 60924, EN 60555-2 en NBN EN 60598-2-22. Indien bovenvermeld certificaat niet geleverd kan worden, zullen de noodzakelijke proeven in een officieel laboratorium of in de laboratoria van de fabrikant in bijzijn van de leidende ambtenaar uitgevoerd worden. De onkosten van de proeven zijn volledig ten laste van de aannemer.
12.3.3.2.
Aanvaarding Zie paragraaf 12.1.3 hiervoor.
12.3.3.3.
Proeven bij voorlopige en definitieve oplevering Zie § 12.2.3. hiervoor.
A.T. Elektriciteit 2010 - Contractuele Technische Bepalingen
Blz - 20 / 39
12.4.
DOOR EEN CENTRALE BEDIENDE EN GECONTROLEERDE NOODVERLICHTINGSINRICHTINGEN
12.4.1.
ALGEMEENHEDEN De bedienings- en controlecentrale voldoet aan de voorschriften van de norm NBN EN 50171. De hieronder beschreven lichtarmaturen zijn van het niet-permanente type en zijn conform de normen NBN EN-60-598-2-22, NBN EN 1838 en NBN C71-100 en zijn aangesloten op de centrale hierboven beschreven in post 12.4.2. (zonder autonome batterij). De verlichtingstoestellen moeten verplicht worden geplaatst volgens de inplantingen (hoogten en tussenafstanden) voorzien op de plannen en in het bijzonder bestek. Hun types en minimale vermogens zoals hieronder voorgeschreven werden bestudeerd om de vereisten na te leven van NBN 1838 en het KB van 19 december 1997 betreffende de verlichtingsniveaus vereist in de verschillende gedeelten van een gebouw (1 lux, 5 lux, 15 lux). De vermelde vermogens zijn dus normaal gezien voldoende en zijn minimaal. De aannemer heeft geen recht op schadevergoedingen indien hij, om de vereiste verlichtingsniveaus te bereiken, verplicht is om, afhankelijk van het type toestel dat hij voorstelt, krachtiger toestellen moet plaatsen. Voor goedkeuring door de Afgevaardigde van de Leidende Ambtenaar van de voorgestelde verlichtingstoestellen, zal de aannemer het bewijs leveren dat deze, geplaatst zoals beschreven, toestaan om op elk betrokken punt van het gebouw de vereiste verlichtingsniveaus te bereiken. Dit bewijs wordt geleverd in de vorm van tabellen met daarin het type verlichtingstoestel, de verschillende plaatsingshoogten en de tussenafstanden in de twee assen X - Y.
12.4.2. 12.4.2.1.
BEDIENINGS- EN CONTROLECENTRALE Werking Bij normale werking worden de lichtarmaturen gevoed door het net 230 V AC. Bij noodwerking worden alle aangesloten lichtarmaturen gevoed met 230 V DC door tussenkomst van een omkeermodule. Deze omkering wordt geactiveerd door een fasecontroleur of door een hulpcontact.
12.4.2.2.
Kast De installatie is samengesteld uit een centrale kast die de programmeringsmodule bevat, net als de lader, de selectiviteits- en detectiemodule. De batterijen worden in de hoofdkast geplaatst. De behuizing is van verzinkt staalplaat met afzonderlijke compartimenten voor de batterijen en de elektrische schakelingen. Een doos met aardingsklem binnenin. De kabels worden ingebracht via schroefsluitingen aangepast aan kabels op de bovenkant van de behuizing. Het batterijvak is voorzien van ventilatiegleuven aan de onderkant. De centrale omvat een universele deur met hendel, scharnieren en een venster waardoor de indicatoren kunnen worden gecontroleerd. Mechanische specificaties: - de kast is conform IEC publicatie 529. - de kast heeft een minimale beschermingsgraad IP 21. - ventilatie conform de IEC-norm. Elektrische specificaties: - geprogrammeerd in niet-permanente functie, - potentiaalvrije contacten (2x NO / 1 x NF), beschikbaar voor aangeven op afstand, - nominale spanning: 230V AC - uitgangspanning in normale toestand: 230V AC - uitgangspanning in noodtoestand: 230V DC - autonomie: 1 uur - beschermingsklasse: I, IP21 - omgevingstemperatuur: 25°C - lader en detectiemodules beschermd door zekeringen aan de netkant en batterijkant.
A.T. Elektriciteit 2010 - Contractuele Technische Bepalingen
Blz - 21 / 39
12.4.2.3.
Lader De lader laadt de aangesloten batterijen. De lader is zodanig ontworpen dat na een volledige ontlading de batterijen 80% van hun lading terugwinnen op 12 uren tijd. Via de controle- en bewakingsmodule worden de volgende parameters voortdurend gecontroleerd: - defecte zekeringen - defecte lader - te hoge of te lage batterijspanning - defecte batterijen - onderbreking in het laadcircuit De lader levert een stroom proportioneel met de resterende lading en een cyclische onderhoudsstroom. De lader meet voortdurend de isolering van het circuit en in geval van een defect worden een signalisatie (LED) en een potentiaalvrij contact geactiveerd. De ingewerkte indicator toont eveneens de ladingstaat van de batterij. (>10, >50, 100% van de capaciteit)
12.4.2.4.
Batterijen De loodbatterijen zijn van het droge type, afgedicht en onderhoudsvrij. De totale lading wordt berekend voor de installatie. Ze worden beveiligd tegen een grondige ontlading. Het vermogen van de batterij is aangepast aan de installatie.
12.4.2.5.
Controle- en programmeringmodule De controle- en programmeringmodule beschikt over een LCD scherm van twee regels dat vrij kan geprogrammeerd worden; het dient voornamelijk voor: - het aangeven en de controle van alle functies en testcycli - het aangeven van elke systeemtoestand en de lijnen van de aangesloten verlichtingstoestellen Het laat bovendien de weergave toe van: - de batterijspanning - de stroom van de batterij in geval van nood of test - de laadstroom van de batterij - de weergave van de actieve staat van de ontladingsbeveiliging - de werkingstest, met detectie per lijn van de verlichtingstoestellen - de autonomietest van de batterij Deze twee tests kunnen manueel uitgevoerd worden of kunnen geprogrammeerd worden om op elk moment uitgevoerd te worden. (Tussen 1 en 99 dagen). Een beveiliging beschermt de batterij wanneer de minimale lading is bereikt. Er zijn drie dioden zichtbaar op de bedieningsmodule zonder de deur te openen: - algemene voeding - defect in de noodcircuits - noodvoeding - bewaking van isolering toestand
12.4.2.6.
Detectiemodule van de lijn van de lampen Module die dient voor het omschakelen van de normale voedingsspanning (normaal/nood 230 V AC) naar de noodvoedingsspanning (normaal/nood batterijen 230 V DC) in noodsituaties en tijdens de testperiode.
12.4.2.7.
Selectiviteitsmodule Module die het mogelijk maakt om de ingangen van de normale verlichting te bewaken (informatie komende van de hulpcontacten geplaatst op de schakelaars en de differentieel die de normale verlichting beheert, in het algemeen laagspanningsbord). De veiligheidsverlichting treedt in werking volgens de selectie. Wanneer een ingang wordt gesloten, zullen enkel de veiligheidslichten die van deze ingang afhangen aanspringen.
A.T. Elektriciteit 2010 - Contractuele Technische Bepalingen
Blz - 22 / 39
12.4.2.8.
Bewaking van fasen De module voor toezicht op de drie fasen wordt geplaatst in het ALSB teneinde na te gaan of één van de fasen niet werd onderbroken. Het vrije potentiaalcontact of de driefasenbewaking moet het mogelijk maken om de stroomuitval exact te lokaliseren.
12.4.2.9.
Programmering Het programmeren van de centrale gebeurt door de fabrikant.
12.4.2.10.
Bekabeling Zoals opgelegd door de norm NBN 71-100 moet men F2-F3-bekabeling (RF 1 uur) gebruiken om een brandwerende gecompartimenteerde zone te doorkruisen. De voeding en de bewaking gebeuren door dezelfde kabel (fase + nulleider).
12.4.2.
TYPE LICHTARMATUREN De verlichtingstoestellen die vanuit een centrale bron werken, hebben volgende benamingen: - NVA: Noodverlichting type A (zonder pictogramdrager), - NVB: Noodverlichting type B (met pictogramdrager), - NVH: Noodverlichting van het hermetisch type (zonder pictogramdrager).
12.4.2.1.
Noodverlichting NVA De verlichtingsarmatuur bestaat voornamelijk uit: - Een basis in polycarbonaat ABS, grijs, bestand tegen vuur en zelfdovend, waarin het klemmenblok is geplaatst, de elektronica. - Een behuizing in wit ABS polycarbonaat met de gladde plaat gemonteerd op de behuizing zonder gebruik van schroeven. Dit plaatje bevat een geïntegreerde reflector. - Een transparante kap bestaande uit een Fresnel lens met een verspreidingshoek van 180°, geïntegreerd in de behuizing. - Een elektronische ballast met een adresseereenheid. De ballast kan gevoed worden met 230 V AC in normale werking en 230 VV CC in noodfunctie. - Een lamp van 8W - 300 lm IP 40 klasse II De transversale tussenafstand tussen twee opeenvolgende verlichtingsarmaturen die gemonteerd zijn op 2,8 m hoogte, zonder rekening te houden met reflecties, moet ook minsten 15 m aankunnen om 1 lux horizontaal met de vloer in noodfunctie te verkrijgen.
12.4.2.2.
Noodverlichting NVB Verlichtingstoestel identiek aan LSA maar uitgerust met een PMMA-plaat ingewerkt in een spleet. Deze plaat heeft een dikte van 8mm en biedt plaats aan pictogrammen met afmetingen conform de norm NBN L 13-005 zodat het pictogram van op een afstand van 27m kan worden herkend.
12.4.2.3.
Noodverlichting NVH De verlichtingsarmatuur bestaat voornamelijk uit: - Een basis in witte gespoten synthetische materie, bestand tegen schokken en vuur en zelfdoven, die makkelijk op voorhand kan worden gemonteerd en makkelijk aan te sluiten is. - Een elektrische en elektronische uitrusting voor een fluorescentielamp van 8 W, gemonteerd op een schokbestendige plaat in synthetisch materiaal die elektrisch automatisch wordt aangesloten tijdens de montage van de plaat op de basis dankzij een verbinding door middel van stekkers. - Een systeem van Fresnel lenzen dat een polycarbonaat kap vormt die bestand is tegen schokken. - Een elektronische ballast met een adresseereenheid. De ballast kan gevoed worden met 230 V AC in normale werking en 230 VV CC in noodfunctie.
A.T. Elektriciteit 2010 - Contractuele Technische Bepalingen
Blz - 23 / 39
12.5
BEVESTIGING VAN VERLICHTINGSTOESTELLEN
12.5.1.
ALGEMEENHEDEN Deze voorschriften zijn geldig voor de toestellen beschreven in de contractuele technische bepalingen van het A.T. Elk bevestigingspunt is stevig genoeg om te weerstaan aan een kracht van 350 N. Het hoofddeel van de verlichtingstoestellen wordt in ten minste vier punten bevestigd. Voor toestellen waarvan de totale breedte kleiner is dan of gelijk aan 150 mm of voor toestellen waarbij de IP graad onmogelijk gegarandeerd kan worden bij een 4-puntsbevestiging, is een bevestiging in twee punten toegelaten. Het bevestigen van verlichtingstoestellen aan de plafondbekleding is verboden. Het raamwerk van opgehangen plafonds mag slechts gebruikt worden voor de ophanging van de verlichtingstoestellen indien het bestek het toelaat en mits goedkeuring door de leidende ambtenaar van de aangewende bevestigingsmethode. De bevestigingsmiddelen zijn van niet corrodeerbaar of tegen corrosie beschermd metaal. Een metalen sluitring wordt steeds geplaatst tussen het bevestigingselement en het hoofddeel van het toestel. Bovendien wordt een bijkomende kunststofdichting voorzien bij het plaatsen van hermetische toestellen. Als de constructie van een hermetisch toestel zodanig opgevat is dat de hierna beschreven bevestigingsmethodes de dichtheid van het toestel zouden in het gedrang brengen, kan de leidende ambtenaar een aanpassing van deze bevestigingsmethode eisen. Houten planken, aangewend voor de bevestiging van de verlichtingstoestellen zijn vooraf behandeld tegen verrotting en tegen insectenschade.
12.5.2.
BEVESTIGING VAN OPBOUWTOESTELLEN TEGEN HET PLAFOND
12.5.2.1.
IN GEBOUWEN IN AANBOUW
12.5.2.1.1.
Gebouwen met vloer uit ribbenbeton Ieder bevestigingspunt bestaat uit een schroefgesneden stang van 6 mm diameter waaraan het toestel wordt bevestigd door middel van moeren en rondsels. Deze stangen zijn bovenaan voorzien van een kop van 20 x 20 x 4 mm, waarmee ze twee per twee worden opgehangen in profielrails in U-vorm met naar binnen geplooide randen. De profielrails worden op een der volgende wijzen bevestigd: - de rails worden in de zijwanden van de betonnen ribben vastgeankerd; - elke rail wordt op minstens twee plaatsen vastgeschroefd in inwendig schroefgesneden metalen ankerplugs die in de betonplaat worden ingedreven; de ankerplugs hebben een diameter van minstens 8 mm en een lengte van minstens 22 mm; - elke rail wordt met vier houtschroeven vastgeschroefd op de onderzijde der bekistingslatten; deze werkwijze kan uiteraard alleen toegepast worden ingeval de plafondbekleding niet rechtstreeks tegen de bekistingslatten wordt aangebracht; - elke rail wordt opgehangen aan twee schroefgesneden stangen van 6 mm diameter die gelast zijn op een gemeenschappelijk platijzer van 40 x 4 mm dat rust op de betonnen vloerplaat; de gaten voor de doorgang van de stangen worden geboord; - de rails worden met bouten vastgezet in ankerrails indien deze laatste vooraf in het beton werden ingegoten.
12.5.2.1.2.
Gebouwen met vloer uit betonplaat Het verlichtingstoestel wordt vastgezet met spanbouten van minstens 8 mm diameter, aangebracht in gaten die in het beton geboord worden. Indien de plafondbekleding niet rechtstreeks tegen de vloerplaat wordt aangebracht, wordt er gebruik gemaakt van het hiervoor vermeld ophangsysteem met schroefgesneden stangen opgehangen in profielrails die op de vloerplaat bevestigd worden zoals beschreven voor de betonnen ribbenvloer.
A.T. Elektriciteit 2010 - Contractuele Technische Bepalingen
Blz - 24 / 39
12.5.2.1.3.
Gebouwen met vloer uit gewapende holle baksteen Het verlichtingstoestel wordt bevestigd met bouten voorzien van vleugels die zich openspreiden in de holten van de stenen en er zich in vastankeren. Het verlichtingstoestel mag ook opgehangen worden aan schroefgesneden stangen die gelast zijn op een platijzer van 4 mm dat rust op de vloerplaat, zoals beschreven voor betonnen ribbenvloer.
12.5.2.1.4.
Gebouwen met vloer uit geprefabriceerd ribbenbeton Het verlichtingstoestel wordt met aangepaste bevestigingsmiddelen (bouten, klemmen, bruggen, ophangstangen) bevestigd aan ankerrails of profielijzers die hiertoe onderaan de ribbenvloer voorzien worden. Indien deze ankerrails of profielijzers niet begrepen zijn in het aannemingscontract der bouwwerken.
12.5.2.2.
IN AFGEWERKTE GEBOUWEN De bevestiging tegen het plafond van de verlichtingstoestellen in afgewerkte gebouwen wordt volgens een der volgende wijzen verwezenlijkt: - indien het een verlichtingstoestel betreft dat voorzien is voor zijdelingse aansluiting of wanneer de voedingsleiding ter plaatse van het verlichtingstoestel is ingewerkt, wordt het toestel rechtstreeks tegen het plafond bevestigd; - indien de voedingsleiding ter plaatse van het toestel niet ingewerkt is en het toestel niet voorzien is voor zijdelingse aansluiting, of indien het bestek het oplegt, wordt er gebruik gemaakt van een bevestigingsplank van gepolijst en geschilderd beukenhout van 23 mm dikte, waarvan de horizontale afmetingen een weinig groter zijn dan deze van de rug van het verlichtingstoestel. Op deze bevestigingsplank wordt het verlichtingstoestel bevestigd met vier schroeven. Indien de plafondkleding rechtstreeks tegen de ruwe vloer is aangebracht of indien er geen plafondbekleding is, wordt volgens de aard van de ruwe vloer, de bevestiging van het verlichtingstoestel of van de bevestigingsplank als volgt verwezenlijkt: - plafond met houten ribben: met schroeven gevezen in de ribben; - betonnen ribbenvloer: met schroeven gevezen in de houten bekistingslatten onderaan de ribben. Indien er geen bekistingslatten voorzien zijn, wordt de bevestiging verwezenlijkt met spanbouten van minstens 8 mm diameter, aangebracht in gaten die in de betonribben geboord worden; - volle betonnen vloerplaat: met spanbouten van minstens 8 mm diameter, aangebracht in gaten die in het beton geboord worden; - vloerplaat van gewapend holle baksteen: met bouten voorzien van vleugels die zich openspreiden in de holten van de stenen en er zich in vastankeren; - gewelven uit volle baksteen: op doken met zwaluwstaart met cementmortel vastgezet in het gewelf; - metalen gebinten: door middel van bouten vastgezet op beugels die op de metalen liggers geklemd worden. Het boren van gaten en het aanbrengen van lassen op metalen gebinten is alleen toegelaten mits schriftelijk akkoord van de leidende ambtenaar. Indien de plafondbekleding niet rechtstreeks tegen de ruwe vloer is aangebracht (vals plafond) wordt er gebruik gemaakt van het ophangsysteem met geschroefde stangen en profielrails. Het plaatselijk wegnemen van de plafondbekleding en eventueel van de vloerbedekking evenals de herstelling ervan in de oorspronkelijke toestand is in dit geval ten laste van de aannemerelektricien.
A.T. Elektriciteit 2010 - Contractuele Technische Bepalingen
Blz - 25 / 39
12.5.3.
BEVESTIGING VAN INGEWERKTE VERLICHTINGSTOESTELLEN De ingewerkte verlichtingstoestellen worden opgehangen door middel van stangen en profielrails. Naargelang de aard van de vloerplaat worden de profielrails volgens één der aangegeven methoden bevestigd.
12.5.4.
BEVESTIGING TEGEN DE WAND De bevestiging tegen de wand van verlichtingstoestellen wordt verwezenlijkt met schroeven in plugs van minstens 40 mm lengte en van het model zoals beschreven in paragraaf h.6. van TB 400BO1. Ingeval de voedingsleiding ter plaatse van het verlichtingstoestel niet ingewerkt is en het toestel niet voorzien is voor zijdelingse aansluiting, wordt er gebruik gemaakt van een bevestigingsplank.
12.5.5.
BEVESTIGING OP MONTAGERAIL MET OF ZONDER OPHANGSTELSEL
12.5.5.1.
MONTAGERAIL De montagerail is vervaardigd ofwel uit metaal van ten minste 1,5 mm, waarvan de uitwendige delen gelakt zijn ofwel uit geanodiseerd aluminium. De rail is voorzien voor lijnmontage van de verlichtingstoestellen en is daartoe uitgerust met: - minstens twee bevestigingsstukken per verlichtingstoestel; - eventuele afsluitdeksels van de onderzijde van rail tussen twee opeenvolgende toestellen en van de vooren achterzijde van de rail. Deze deksels zijn eveneens ofwel gelakt, ofwel geanodiseerd; - de nodige draadsteunen voor de kablering; - eventuele koppelstukken van twee opeenvolgende railgedeelten. Ingeval de rail rechtstreeks tegen de wand of het plafond bevestigd wordt, volstaan 2 bevestigingspunten per 1,5 m lengte. Voor de bevestiging van het verlichtingstoestel aan de rail volstaan eveneens 2 bevestigingspunten, waarbij het aangewende stelsel moet weerstaan aan een kracht van 350 N per bevestigingspunt.
12.5.5.2.
OPHANGSTELSEL Het ophangstelsel van een montagerail bestaat uit: - wit geëmailleerde ophangbuizen van minstens 10 mm diameter, opgehangen aan het plafond met een aangepast bevestigingsstelsel, dat weerstaat aan een kracht van 700 N per buis. Het aantal buizen is ten minste gelijk aan het getal bekomen door de lengte van de rail in meter te delen door 1,5 met een minimum aantal van 2 buizen; - een paviljoen per ophangbuis of een gemeenschappelijk paviljoen in geëmailleerde staalplaat of in de massa gekleurde kunststof dat de draadverbindingen en het ophangstelsels van de buis aan het plafond bedekt, en dat volkomen tegen het plafond aansluit.
12.6.
PLAATSING VAN VERVANGSTUKKEN In de prijs voor het plaatsen van een vervangstuk, zoals plexi-kap, ballast, enz..., is eveneens begrepen het demonteren van het te vervangen onderdeel.
14.
BUITENVERLICHTING
14.1.
VERLICHTINGSTOESTELLEN VOOR OPENBARE VERLICHTING
14.1.1.
DEFINITIES Zie TB 400 deel I01 § a.1.2.1.
A.T. Elektriciteit 2010 - Contractuele Technische Bepalingen
Blz - 26 / 39
14.1.2.
ALGEMEENHEDEN Zie TB 400 deel I01 § a.1.2.3.
14.1.3.
PROEVEN
14.1.3.1.
Algemeenheden a. Elke partij van meer dan 100 identieke lampen zal onderworpen worden aan de volgende proeven: - een algemeen onderzoek - proeven op de lichtstroom. Voor de keuring van een partij identieke lampen zullen vijf lampen door het Bestuur willekeurig gekozen, onderworpen worden aan deze proeven. De kosten van deze proeven worden volledig door de aannemer gedragen. De proeven zullen uitgevoerd worden hetzij in een erkend laboratorium van één der lidstaten van de E.E.G., hetzij in de laboratoria van de fabrikant. In dit laatste geval zullen de proeven gebeuren in het bijzijn van een afgevaardigde van het Bestuur. b. Voor een partij van maximaal 100 identieke lampen zal de aannemer een attest van een erkend laboratorium van een der lidstaten van de E.E.G. afleveren, waaruit blijkt dat gelijkaardige lampen van de fabrikant met succes de bovenvermelde proeven hebben ondergaan. Indien dit attest niet geleverd wordt zullen de proeven beschreven in § a. hierboven op kosten van de aannemer uitgevoerd worden.
14.1.3.2.
Algemeen onderzoek Zie TB 400 deel I01 § a.1.2.4.2.a. en b.
14.1.3.3.
Proeven op de lichtstroom Deze proeven bestaan in het meten van de initiële lichtstroom en in het meten van de nominale lichtstroom na een effectieve werkingsduur van 100 Hr (bij nominale bedrijfscyclus). De lampen worden aanvaard indien de gemiddelde waarde van de gemeten lichtstroom na een werkingsduur van 100 Hr het geëist minimum in § 14.1.5. bereikt. Bij offerteaanvraag dient de gemiddelde waarde van de gemeten lichtstroom na een werkingsduur van 100 Hr minimum de in de steekkaart opgegeven waarde te bereiken, zoniet worden de lampen geweigerd.
14.1.4.
GEWAARBORGDE LEVENSDUUR De nuttige levensduur van de lamp zal minimaal de waarde in § 14.1.5. bedragen. Iedere lamp, welke samen met een verlichtingsapparaat geleverd en geplaatst wordt, die binnen de waarborgperiode van één jaar buiten dienst valt, wordt door de aannemer binnen de zeven kalenderdagen na het schriftelijk bericht dat er hem door de leidende ambtenaar van gegeven wordt, vervangen. Het vervangen van de defecte lamp is uitsluitend ten laste van de aannemer.
14.1.5.
ONTLADINGSLAMPEN Zie TB 400 deel I01 § a.1.2.5. De minimale lichtstroom is de lichtstroom na een effectieve werkingsduur van 100 Hr. Door levensduur wordt verstaan de nuttige levensduur van de lamp.
14.1.6.
ONTSTEKING VAN DE LAMPEN Zie TB 400 deel I01 § a.1.2.5.7.
14.2.
TOESTELLEN De toestellen beantwoorden aan de voorschriften van de normen NBN L 18-001, NBN EN 60598-1 en NBN EN 60598-2-3 of de volgende voorschriften die ze aanvullen, wijzigen of ervan afwijken.
A.T. Elektriciteit 2010 - Contractuele Technische Bepalingen
Blz - 27 / 39
14.2.1.
VERLICHTINGSTOESTELLEN TYPE BA 1 (wegverlichting)
14.2.1.1.
Opbouw van de toestellen Zie TB 400 deel I01 § b.1.2.2.
14.2.1.2.
Fotometrische eigenschappen
14.2.1.2.1.
Type van het toestel De verlichtingstoestellen zijn van het afgeschermde of half afgeschermde type (zie NBN L 18.001).
14.2.1.2.2.
Ontladingslamp De toestellen zijn voorzien van een hogedrukkwikdamplamp, een hogedruknatriumdamplamp of een lagedruk natriumdamplamp. Het A.T. bepaalt het type en het vermogen van de lamp evenals de andere nodige bestelspecificaties.
14.2.1.2.3.
Verdeling van de lichtstroom Het order bepaalt eventueel de minimale eisen betreffende de gemiddelde verlichtingssterkte en de gelijkmatigheid. De berekeningswijze van de gemiddelde verlichtingssterkte E gem. zal gebeuren volgens de methode van de negen punten (NBN L 18-001). Teneinde het Bestuur toe te laten na te gaan of de toestellen beantwoorden aan de voorschriften van de bestelling moet de aannemer, voor de optimale regeling in functie van de wegafmetingen en de hoogte van de palen, de isolux krommen leveren. Bij de berekeningen dient rekening gehouden te worden met een globale depreciatiefactor 0,7.
14.2.1.2.4.
Relatief rendement Zie TB 400 deel I01 § b.1.3.4.
14.2.1.2.5.
Globaal rendement Het globaal rendement van de toestellen bedraagt minstens 60 %. Door globaal rendement wordt verstaan de verhouding: totale lichtstroom uit het verlichtingstoestel totale lichtstroom uit de lamp
14.2.1.3.
Constructieve eigenschappen
14.2.1.3.1.
Algemeenheden De verlichtingstoestellen zijn van de klasse I en bezitten een bevestigingsinrichting van het moftype. Die inrichting zal geschikt zijn voor de plaatsing van de toestellen op de aangeduide genormaliseerde masten.
14.2.1.3.2.
Lichaam van het verlichtingstoestel Zie TB 400 deel I01 § b.1.4.2. Beschermingsgraad van het lichaam: IP 55-7. Beschermingsgraad van een afzonderlijke ruimte waarin voorschakelapparatuur is ondergebracht: IP 432.
A.T. Elektriciteit 2010 - Contractuele Technische Bepalingen
Blz - 28 / 39
14.2.1.3.3.
Optisch systeem Zie TB 400 deel I01 § b.1.4.3. Het optische systeem zal verplichtend uitgevoerd worden in anodisch geoxideerd en gesatineerd of gebrillanteerd aluminium.
14.2.1.3.4.
Beveiligingskorf Zie TB 400 deel I01 § b.1.4.4. De mechanische weerstand van de beveiligingskorf moet voldoen aan de graad IP XX-3.
14.2.1.3.5.
Bescherming tegen corrosie Zie TB 400 deel I01 § b.1.4.5. Voor de anodische oxydatie tegen corrosie volstaan: - 5 micrometer voor de reflector - 10 micrometer voor de overige inwendige delen van het toestel - 15 micrometer voor de uitwendige delen van het toestel.
14.2.1.3.6.
Elektrische uitrusting - Voorschakel-apparatuur Zie TB 400 deel I01 § a.2.1., § a.2.3. en § b.1.4.6.
14.2.1.3.7.
- Voldoet aan de desbetreffende normen en dient het CE-keurmerk te dragen. - De voorschakelapparatuur mag geheel of gedeeltelijk ondergebracht zijn in de ruimte waarin het optisch systeem zich bevindt, ofwel in een afzonderlijke ruimte. - Het wegnemen en plaatsen van alle voorschakelapparatuur moet gemakkelijk zijn. Het moet ter plaatse kunnen uitgevoerd worden zonder het toestel van de verlichtingspaal te moeten verwijderen. De voedingsdraden van het verlichtingstoestel moeten kunnen losgekoppeld worden, langs de kant van de voorschakelapparatuur, van de aansluitklemmen waarop de netvoeding aangesloten is. - De huls van de lamphouder moet vervaardigd zijn uit vertind koper of uit een corrosiebestendige koperlegering. De huls moet op een stevige wijze mechanisch uitgerust zijn met een systeem dat het uit zichzelf loskomen van de lamp verhindert. Onderhoud Zie TB 400 deel I01 § b.1.4.7.
14.2.1.4.
Typeproeven
14.2.1.4.1.
Inleiding - De hiernavolgende proeven moeten uitgevoerd worden op alle types van toestellen welke ter gelegenheid van een aanneming aan het Ministerie van Landsverdediging geleverd worden. - De proeven kunnen vervangen worden door het leveren van attesten of meetrapporten van een erkend laboratorium van één der lidstaten van de E.E.G. of van een door een officieel keuringsorganisme erkend laboratorium. - Indien bovenvermelde attesten of processen-verbaal niet geleverd worden zullen de noodzakelijk geachte proeven in de laboratoria van de fabrikant in bijzijn van de leidende ambtenaar uitgevoerd worden. De onkosten van deze proeven zijn volledig ten laste van de aannemer.
14.2.1.4.2.
Meting van de grenswaarden van de lichtsterkte De maximaal toelaatbare lichtsterkte voor een horizontaal geplaatst verlichtingstoestel bedraagt: - hoek 90° ten overstaan van de verticale: 50 Cd /1000 Lm - hoek 80° ten overstaan van de verticale: 100 Cd/1000 lm Deze waarden moeten gemeten worden voor de regelstanden van de reflectoren en van de lampen zoals bepaald voor § 14.2.1.4.3. hierna.
A.T. Elektriciteit 2010 - Contractuele Technische Bepalingen
Blz - 29 / 39
14.2.1.4.3.
Proef ter bepaling van de fotometrische krommen De metingen van de isoluxkrommen worden gedaan voor de standen van het optisch systeem door de aannemer aangeduid. Aan de hand van deze gemeten krommen worden de berekeningen uitgevoerd. De resultaten van deze berekeningen mogen niet meer dan 15 % afwijken van de opgelegde waarden. Wanneer de bekomen resultaten geen voldoening schenken wordt gans het lot toestellen geweigerd.
14.2.1.4.4.
Proeven op het relatief rendement Zie TB 400 deel I01 § b.1.5.2.
14.2.1.4.5.
Proeven op het globaal rendement Deze proef wordt uitgevoerd door een tweevoudige meting van de totale lichtstroom die uitgezonden wordt respectievelijk door de lamp en door het toestel. Lamp en toestel worden geplaatst in een Ulbrichtsfeer.
14.2.1.4.6.
Mechanische proeven
14.2.1.4.6.1. Karakteristieken van het aluminium Zie TB 400 deel I01 § b.1.5.5. 14.2.1.4.6.2. Bescherming tegen corrosie De proeven ter controle gebeuren volgens de Technische Nota T 008 - omgevingsklasse K3. 14.2.1.4.7.
Proeven voorgeschreven in NBN EN 60598-2-3 Routineproeven Dit zijn proeven die uitgevoerd worden op een toesteltype waarvoor reeds de typeproeven uitgevoerd werden. Deze proeven omvatten: Proeven op het relatief rendement Deze proef zal verplichtend uitgevoerd worden volgens de 2de methode beschreven in TB 400 deel I01 § b.1.5.2. Indien deze proef geen voldoening schenkt wordt de definitieve goedkeuring wel toegekend, maar het percentage van het tweede deel van de borgtocht, overeenstemmend met het percentage van de kostprijs van de toestellen in de kostprijs van de globale aanneming, blijft eigendom van het Bestuur. Proeven betreffende de elektrische uitrusting De opname van de isoluxcurve zal uitgevoerd worden wanneer er ernstige twijfel bestaat over de lichttechnische gegevens van de apparaten.
14.2.2.
VERLICHTINGSAPPARAAT TYPE BA 2 (residentiële verlichting)
14.2.2.1.
Definities Zie TB 400 deel I01 § b.2.1.
14.2.2.2.
Opvatting van de verlichtingstoestellen
A.T. Elektriciteit 2010 - Contractuele Technische Bepalingen
Blz - 30 / 39
14.2.2.2.1.
Algemeenheden De verlichtingstoestellen zijn opgevat om uitgerust te worden met één of meerdere hoge druk kwikdamplampen met fluorescerende ballon of hogedruknatriumdamplamp zoals bepaald in het A.T. 92.
14.2.2.2.2.
Opbouw van de verlichtingstoestellen Zie TB 400 deel I01 § b.2.2.2.
14.2.2.3.
Fotometrische eigenschappen Het relatief rendement zal minstens 0,90 bedragen. Het globaal rendement zal minstens 0,60 bedragen.
14.2.2.4.
Constructieve eigenschappen
14.2.2.4.1.
Beschermingsgraad Zie TB 400 deel I01 § b.2.4.1.
14.2.2.4.2.
Voetstuk en deksel Zie TB 400 deel I01 § b.2.4.2. en § b.2.4.3. De schokweerstandsgraden van voetstuk en deksel zijn IP XX-7.
14.2.2.4.3.
Diffusor Zie TB 400 deel I01 § b.2.4.4. De schokweerstandsgraad is IP XX-3.
14.2.2.4.4.
Bescherming tegen corrosie Zie § 14.2.1.3.5. hiervoor.
14.2.2.4.5
Elektrische uitrusting - Voorschakelapparatuur Zie § 14.2.1.3.6. hiervoor. De verlichtingstoestellen zijn van de klasse I.
14.2.2.4.6.
Onderhoud Zie TB 400 deel I01 § b.2.4.7.
14.2.2.5.
Typeproeven Zie § 14.2.1.4.1., 14.2.1.4.4., 14.2.1.4.5., 14.2.1.4.6. en 14.2.1.4.7. hiervoor.
14.2.2.6.
Routineproeven Zie § 14.2.1.5. hiervoor.
14.3.
LICHTMASTEN VOOR BUITENVERLICHTING
14.3.1.
ALGEMEENHEDEN De lichtmasten voldoen aan de voorschriften van de normen NBN S28-002, de reeks NBN EN 40 en de hierna volgende bepalingen die ze wijzigen, aanvullen of ervan afwijken.
A.T. Elektriciteit 2010 - Contractuele Technische Bepalingen
Blz - 31 / 39
14.3.2.
MASTKARAKTERISTIEKEN - De lichtmasten zijn masten met inplantingstuk of met een voetplaat en zijn vervaardigd uit een aluminiumlegering of uit staal. - De dwarsdoorsnede van de mast, met inbegrip van de eventuele arm, is een cirkel of een regelmatige veelhoek. - Het vertikaal profiel van de schacht is vanaf de basis ofwel continu lineair afnemend, ofwel samengesteld uit verminderende secties met constante doorsnede. - De buitendiameter van de dwarsdoorsnede ter hoogte van de las tussen de mast en de arm mag geen discontinuïteiten vertonen. - In de vrije ruimte achter de toegangsdeur is een montageplaat voorzien voor de bevestiging van de aansluitklemmen, de smeltveiligheden en het aardingsstaafje. - De bescherming tegen corrosie van de stalen mast gebeurt door galvanisatie of door metallisatie, volgens de voorschriften van de bijlage A1 of A2 van NBN EN 40-5. - De bescherming tegen corrosie van de mast uit aluminiumlegering gebeurt door bitumen, volgens de voorschriften van de bijlage A van NBN EN 40-6. - Het type en de nominale afmetingen van de mast zijn vermeld in het AT.
14.3.3.
DOKUMENTEN TE VOEGEN BIJ DE LEVERING Bij de levering van elk type lichtmast zal een berekeningsnota gevoegd worden overeenkomstig de norm NBN EN 40-3-3, waaruit blijkt dat de mast voldoet aan de ontwerpvoorwaarden voor het belastingsgeval vermeld in § 14 hierna.
14.4
BUITENVERLICHTING - PLAATSING
14.4.1.
BEVESTIGING EN OPSTELLING VAN DE MASTEN Zie TB 400 deel I01 § c.3.2., c.6. en c.7.
14.4.2.
BEREKENING VAN DE MASTEN Zie NBN EN 40-reeks. De berekeningen zullen uitgevoerd worden voor het belastingsgeval II (NBN 600 § 3.2.). De masten worden zo gebouwd dat de verplaatsing van hun uiteinde beperkt is tot de volgende waarden: a. verticale verplaatsing te wijten aan het eigen gewicht van het lichttoestel: ǻv = 0,0150 a. b. horizontale verplaatsing, loodrecht op het vlak van de mast in belastingsgeval II: ǻh = 0,0125 (h + a). De in acht te nemen sleepcoëfficiënt Cx voor het lichttoestel is gelijk aan 1,5 tenzij de proeven in een aerodynamische tunnel op een hogere coëfficiënt Cx wijzen. De karakteristieken van de verlichtingstoestellen worden medegedeeld bij de bestelling van de masten.
14.4.3.
CERTIFICAAT VAN BELASTINGSPROEF: Bij de voorafgaande technische keuring zal voor het meest representatieve masttype door de aannemer een certificaat geleverd worden waaruit blijkt dat op dat type mast de belastingsproef is uitgevoerd en deze beantwoordt aan de voorschriften van de normenreeks NBN EN 40. Het gevraagde certificaat mag betrekking hebben op proeven die uitgevoerd werden door een erkend laboratorium, of onder controle van een erkend organisme, of onder controle van een afgevaardigde van de Regie der Gebouwen of van de Krijgsmacht. Indien dit certificaat niet kan geleverd worden zullen de proeven voorzien in de norm uitgevoerd worden, zonder dat de aannemer recht heeft op om het even welke vergoeding of verlenging van de uitvoeringstermijn. De kosten van de proeven zijn volledig ten laste van de aannemer.
A.T. Elektriciteit 2010 - Contractuele Technische Bepalingen
Blz - 32 / 39
14.4.4.
DOKUMENTEN TE LEVEREN DOOR DE AANNEMER Op de bouwplaats mag met geen werk voor het plaatsen van de lichtmasten begonnen zolang de leidende ambtenaar: a. de berekeningsnota van de masten niet heeft ontvangen b. het certifikaat betreffende de belastingsproef niet werd geleverd.
20.
MATERIEEL VOOR MONTAGE IN BORDEN - LEVERING EN PLAATSING De prijzen van het tarief bevatten het leveren, plaatsen en aansluiten van de apparaten.
22.
BEVEILIGINGSMATERIEEL - LEVERING EN PLAATSING Zie § 20 hiervoor.
28.
TELEFONIE- EN DATAMATERIEEL VOOR BINNENINSTALLATIE - TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN
28.0.0
NORMALISATIE Deze specificaties beschrijven het te gebruiken materiaal en de plaatsing van de componenten teneinde een generiek bekabelingssysteem te verwezenlijken volgens de richtlijnen gegeven in de internationale normen ISO/IEC 11801, NBN EN50173 (Generieke bekabelingssystemen) en NBN EN 50174 (Installatie van de bekabeling). Het bekabelingssystemen zal de overdracht van spraak-, data-, video- en controlesignalen op een transparante manier mogelijk maken, waardoor alle gestandaardiseerde CAT5E-ISO Class D applicaties zonder uitzondering worden ondersteund. Alle gebruikte componenten dienen zodanig te worden geïnstalleerd dat voor het geheel van het generiek bekabelingssysteem een meetrapport kan afgeleverd worden conform de voorschriften voor CAT5E Klas D tot 100 MHz.
28.0.1
CERTIFICERING VAN DE BEKABELING Testen voor horizontale bekabeling dienen uitgevoerd voor 100% van de geïnstalleerde links volgens de BASIC LINK procedure omschreven in het internationaal document TSB 67 met level II testapparatuur gekalibreerd volgens de vereisten van de fabrikant van het toestel . De volgende grootheden zullen getest worden (vermelde waarden bij 100 MHz): Wiremap (pinconnectie). Paar lengte (max 90meter). DC-loop weerstand per paar Attenuation per paar (maximum 20 dB) NEXT voor elke paar combinatie (minimum 30 dB) PowerSum NEXT voor elk paar (minstens 27 dB) ACR (verzwakking/overspraak verhouding) per paar (minstens 10 dB) Power sum ACR: minimum 8 dB Elfext: minimum 16 dB Powersum Elfext: minimum 14 dB Return loss: minimum 10 dB Alle meetrapporten zullen afgedrukt worden en voorzien worden van een installatiehoofding die zal ingesteld worden in de settings van het certificatietoestel: Datum. Naam van de installateur. Plaats van de werf. Identificatie van de klant/ gebruiker.
A.T. Elektriciteit 2010 - Contractuele Technische Bepalingen
Blz - 33 / 39
Alle meetrapporten zullen gebundeld worden in een KABLERINGSDOSSIER dat bovendien bevat: Alle grondplannen van alle verdiepingen met daarop aangeduid de gerealiseerde netwerkinstallatie (as-built plan). De specificaties, het(de) waarborgdocument(en) uitgaande van de fabrikant van de gebruikte materialen. (Bij de oplevering van de werken wordt de transmissie-eenheid die verantwoordelijk is voor het onderhoud, in het bezit gesteld van een duplicaat van dit kableringsdossier. De transactie van dit document, samen met de fysieke controle door steekproefsgewijze certificering gelden als overname van het netwerk). 28.0.2.0
AARDING EN AAN DE MASSA LEGGEN VAN DE INSTALLATIES
28.0.2.1
Beveiligingsaarding Alle installaties moeten verplicht aan de beveiligingsaarding van het gebouw worden gelegd overeenkomstig de voorschriften van het A.R.E.I. Hiertoe zal een aardingsdraad voorzien worden naar de datakast die verbinding maakt met de aardingsklem van het gebouw . Deze aardingsdraad zal aangesloten worden in de daartoe voorzien aansluiting in de datakast. Bovendien zal elke drainwire op de daartoe voorziene klemmen van elke connector aangesloten worden
28.0.2.2
EMC: aan massa leggen De installatie moet ook functioneel gemaakt worden op het gebied van EMC. Aangezien de datatransmissiesignalen hoogfrequent zijn, zal de niet aan de massa verbonden drainwire zich gedragen als een spoel en kan deze bijgevolg niet efficiënt genoemd worden. Bijgevolg is het verplicht in elke afgeschermde RJ45-connector de voorhanden zijnde afschermfolie over 360° te krimpen rond de voet van de connector. De datakast doet dienst als massa en alle verbindingen dienen dus een zo groot mogelijk contactoppervlak met de kast te hebben.
28.0.2.3
Aardlussen vermijden Indien verschillende datakasten worden verbonden met verschillende aardingsklemmen, kunnen potentiaalverschillen optreden en aldus aardstromen vloeien. In dit geval is het aangewezen om voor de verbinding van de verschillende floordistributors (hetzij op dezelfde verdieping, hetzij op verschillende verdiepingen) glasvezel te gebruiken. Hiervoor zullen er minstens 4 paar singlemodevezels worden voorzien tussen de verschillende floordistributors die in de datakast worden afgemonteerd op een patchpaneel met SC-connectoren.
28.0.3
PRAKTISCHE RICHTLIJNEN VOOR DE INSTALLATIE
De hieronder vermelde punten dienen tijdens de installatiewerken steeds strikt in acht genomen te worden: * Goede NEXT-waarden nastreven door de untwisting van de paren op de FTP-connectoren te herleiden naar het absoluut minimum (8 mm !!) én de shielding aan te sluiten * De wire-mapping steeds goed in acht nemen (de meest voorkomende fouten in een netwerk zijn de split pairs die een enorme overspraak genereren) * Steeds een kromtestraal van minstens 6 à 7 cm respecteren voor de FTP-kabel * Een FTP-kabel steeds manipuleren met voorzichtigheid zodat de afschermfolie niet scheurt en de pas van de paar-torsering behouden blijft (niet trekken maar leggen, niet over scherpe voorwerpen, niet knikken van de kabel, niet op lopen of staan) * In de mate van het mogelijke in de gangen steeds werken met grote kabelgoten volgens het ring principe * In de mate van het mogelijke in de lokalen werken met grote kabelgoten en de wand stopcontacten in te bouwen in grote kabelgoten * Voor een horizontale bekabeling nooit de 90 meter overschrijden, anders is een certificering link + patchkoord + aansluitkabel onmogelijk (certificering met FLUKE- of ander gelijkwaardig toestel). * Als certificeringtoestel bij voorkeur een toestel van het merk FLUKE gebruiken (DSP4x00- of DTXreeks) ofwel een evenwaardig certificeringtoestel van een ander merk gebruiken. Dit toestel zal ingesteld worden op FTP 100 OHM ISO/IEC Link Cat 5E Klasse D, of een evenwaardige positie, waarbij de Max lengte inclusief de patchcord en het aansluitsnoer 100 meter mag bedragen.
A.T. Elektriciteit 2010 - Contractuele Technische Bepalingen
Blz - 34 / 39
* Als certificeringtoestel bij voorkeur een FLUKE toestel DSP4000/4100 te gebruiken en deze in te stellen op FTP 100 OHM ISO/IEC Link Cat 5E Klasse D (Max lengte inclusief patchcord en aansluitsnoer is 100 meter) * Vochtigheid en temperatuursverschillen hebben grote invloed op de performantie van het netwerk 28.1.
BINNENTELEFOONVERDELER CAT 3, MET BEPERKTE CAPACITEIT (TOT 40 PAAR)ZONDER VERDEELSTROKEN EN ZONDER AANSLUITINGEN Ze zijn van het opbouwtype en vervaardigd uit thermoplastische kunststof. Doordrukkabelingangen zijn in een voldoende aantal voorzien. Het deksel bevat eventueel aan de binnenzijde de markeerstrook en wordt aan de doos bevestigd met onverliesbare schroeven of met een klipsysteem. Na montage moeten door eenvoudige afname van het deksel, alle verbindingen gemakkelijk bereikbaar zijn. De verdeeldozen moeten uitgerust zijn met de nodige montagebeugels voor het bevestigen van de verdeelstroken met bevestigingsafstand van 96mm of 170 mm. De nodige geleidehaken voor de in- en uitgaande telefoonkabels moeten eveneens voorzien zijn. Geschikt voor plaatsing van verdeelstroken 10 of 20 paar.
28.2.
BINNENTELEFOONVERDELER CAT 3, MET GROTE CAPACITEIT (MEER DAN 40 PAAR)ZONDER VERDEELSTROKEN EN ZONDER AANSLUITINGEN Ze zijn van het opbouwtype en vervaardigd uit staalplaat. Doordrukkabelingangen zijn in een voldoende aantal voorzien. Onderaan en bovenaan de montageplaat bevinden zich kabelvasthechtingsklemmen. Na montage moeten alle verbindingen gemakkelijk bereikbaar zijn door eenvoudige afname van het deksel. De verdeeldozen moeten uitgerust zijn met de nodige montagebeugels voor het bevestigen van verdeelstroken met bevestigingsafstand van 96mm of 170 mm. Elke verdeeldoos is uitgerust ofwel met een centrale kabelgoot tussen de verdeelstroken ofwel met een voldoende aantal verplaatsbare kabelgeleidingsringen. Het deksel wordt aan de montageplaat bevestigd met onverliesbare schroeven of met een klipssysteem. Het deksel is vergrendelbaar door middel van een cilinderslot van het type RONIS 2132E of SAREL 1242E. De sleutels zijn in 3 exemplaren te leveren. Geschikt voor plaatsing van verdeelstroken 10 of 20 paar.
28.3.
VERDEELKASTEN VOOR DATACOMMUNICATIE CAT 5e
28.3.1
MODEL VOOR VRIJSTAANDE VLOEROPSTELLING: Horizontale buitenafmeting van 800 x 800 mm. De hoogte, uitgedrukt in hoogte-eenheden (1 HE = 44,45 mm of 1,75 ), wordt bepaald in de posten van het AT. Bestaat uit een kastframe met 4 regelbare voeten voor het opheffen van bodemoneffenheden en waarbij een opening van ongeveer 10 cm vrij blijft tussen vloer en bodemplaat van de kast. Dit frame wordt vervolledigd met de volgende onderdelen: Bodemplaat met mogelijkheid tot openen voor de kabeldoorvoer. Gesloten, afneembare en vergrendelbare dakplaat met mogelijkheid tot kabelinvoer. Volle, apart afneembare en vergrendelbare zijwanden om koppeling van meerdere kasten mogelijk te maken. Een volle deur aan de achterwand met openingshoek tot ongeveer 130°. Een voorste deur uit veiligheidsglas, gevat in een kader van plaatstaal of aluminium voorzien van een handgreep en veiligheidsslot type RONIS 2132E of SAREL 1242E. De geopende deur moet een werkruimte van ongeveer 180° toelaten. De nodige ventilatie openingen om een doeltreffende koeling toe te laten. Binnenin uitgerust met verticale montagerails 19, regelbaar in diepte en in breedte, geschikt voor het monteren van diverse uitrustingen zoals draagplateau, patchpanels, enz.
Voorzien van aardingsklem.
A.T. Elektriciteit 2010 - Contractuele Technische Bepalingen
Blz - 35 / 39
Een verdeelblok type 19 met minstens 8 schuin opgestelde stopcontacten 230 V + A die gezamenlijk bedienbaar zijn met een schakelaar on/off. De stekker 230 V/16 A en een aangepaste soepele kabel van 3 m dienen bijgeleverd. 4 kabelbevestigingsrails voor het binnenste niveau, opstelbaar in de breedte en in de diepte. 10 kabelgeleidingsbeugels, ongeveer 105 x 70 mm. Eventueel andere optionele uitrustingen dienen apart bijbesteld. Per kast dient een set van 4 beugels bijgeleverd voor eventuele zijdelingse koppeling met een andere kast. De kast wordt gemonteerd afgeleverd zoals hiervoor aangehaald. Het geheel bezit de graad IP 20. De metalen onderdelen zijn behandeld met een grondlak en afgewerkt met een struktuur moffellak, of elk ander minstens gelijkwaardig systeem. 28.3.2.
MODEL VOOR VLOEROPSTELLING TEGEN WAND: Idem als § 28.3.1, maar de achterwand is afgesloten met een afneembaar en vergrendelbaar vol paneel.
28.3.3.
MODEL VOOR WANDBEVESTIGING: Horizontale buitenafmeting van 600 x 500 mm. De hoogte wordt bepaald in de posten van het AT. De kast heeft een 19 frame als middenstuk en beschikt verder over een vaste achterwand, een frontdeur en twee scharnierbare zijpanelen die eveneens verwijderbaar zijn om zijdelingse koppeling met andere soortgelijke kasten mogelijk te maken. Het middenstuk van de kast moet, bij geopende zijpanelen, beperkt roteerbaar zijn. Een voorste deur uit veiligheidsglas, gevat in een kader van plaatstaal of aluminium voorzien van een handgreep en veiligheidsslot type RONIS 2132E of SAREL 1242E, zowel links als rechts scharnierbaar. De kast wordt vervolledigd met de volgende onderdelen: Verticale 19 montagerails. Kabeldoorlaat boven en onder. Voorzien van aardingsschroef. Een verdeelblok type 19 met minstens 8 schuin opgestelde stopcontacten 230 V + A die gezamenlijk bedienbaar zijn met een schakelaar on/off. De stekker 230 V/16 A en een aangepaste soepele kabel van 3 m dienen bijgeleverd. Eventueel andere optionele uitrustingen dienen apart bijbesteld. De kast wordt gemonteerd afgeleverd zoals hiervoor gespecificeerd. Het geheel bezit de graad IP20. De metalen onderdelen zijn behandeld tegen corrosie met een grondlak en afgewerkt met een structuur moffellak, of elk ander minstens gelijkwaardig systeem.
28.3.3
VERBINDING TUSSEN KASTEN De verbinding tussen de kasten zal uitgevoerd worden met glasvezel met volgende karakteristieken: Algemeen: •
• •
Kabel inwendig: De kabel, met gel gevuld, moet een strain relief elements (aramid) hebben. De kabel zal de vlammen niet propageren en halogen free zijn. Kleur: geel, en genummerd van 1 tot 4. Buiten ommanteling: Halogeenvrij en vlamvertragende materiaal. Kleur: geel. Temperatuursgrenzen Opslag en transport Installatie In gebruik
•
-25 tot +70°C -5 tot +50°C -5 tot +50°C
Maximale « crush resistance » long term: 1500 N/dm
A.T. Elektriciteit 2010 - Contractuele Technische Bepalingen
Blz - 36 / 39
•
Brandveiligheid:
Onderdeel IEC-norm Vlamvertraging IEC 60332-1 en IEC 60332-3 Rookontwikkeling IEC 61034-1 en IEC 61034-2 « Halogen free » IEC 60754-2 Geen toxische en corrosieve dampen Fysische eigenschappen: min. bending radius static (mm) min bending radius dynamic (mm) max.pull force (N)
75 115 800
Toepassing: mogelijkheid om connector onmiddellijke te kunnen monteren, voor zowel horizontale als verticale installatie. Technische specificaties voor singlemode vezel: Alle singlemode vezels zullen van hetzelfde type zijn en zullen van dezelfde fabrikant komen. De kern zal een diameter hebben van 9 ± 0.5 µm. De cladding zal een diameter hebben van 125 ± 2,5 µm. De verzwakking bij 1310 nm zal lager zijn dan 0,35 dB/Km. De verzwakking bij 1550 nm zal lager zijn dan 0,25 dB/Km. De chromatische verspreiding voor een golflengte in de band 1285-1330 nm zal lager zijn dan 3,5 ps/(nm.km). De chromatische verspreiding bij 1550 nm zal lager zijn dan 19 ps/(nm.km). De chromatische verspreiding voor een golflengte in de band 1525-1575 nm zal lager zijn dan 21 ps/(nm.km). De onderbrekingsgolflengte zal tussen 1150 en 1280 nm liggen. De vezels zullen conform zijn aan de norm UIT-T G.652 voor de andere specificaties. De vezel zal beschermd worden door een primaire coating van 250 ± 15 µm. De kleur mag niet veranderen te wijten aan UV stralen en chemische producten. 28.4.
VERDEELSTROKEN (KLEMMENSTROKEN), CAT 3 De verdeelstroken hebben een aansluitcapaciteit van 10 of 20 paar van het onderbreekbare of niet onderbreekbare type volgens de aanduidingen van de posten in het A.T. De verdeelstroken zijn uitgerust met een beschermde markeerstrook. De kontakten van de verdeelstroken zijn van het isolatie-doordringingstype en laten toe om op een snelle manier de aansluiting te verwezenlijken van twee draden met dezelfde diameter die kan gaan van 0.4 tot 0.6 mm. De dikte van de isolatie kan variëren van 0.7 tot 1.4 mm. De verdeelstroken moeten uitgerust kunnen worden met overspanningbeveiligingen hetzij per paar, hetzij globaal per 10 paar. Het plaatsen en het wegnemen van deze uitrustingen moet kunnen gebeuren zonder losmaken van de draadverbindingen. De verdeelstroken zijn opgevat voor montage op gestandaardiseerde verticale of horizontale steunen toegepast bij de 19 racks en hebben een bevestigingsafstand van 96 mm voor de winkelhaakvormige steunen en 104.5 mm voor de asvormige steunen. De verdeelstroken zijn op de 2 langszijden uitgerust met draadgeleiders en zijn voorzien van minstens 2 aardingsklemmen. De eventueel voor de montage nodige schroeven en de bijhorende rondsels zullen deel uitmaken van de levering.
A.T. Elektriciteit 2010 - Contractuele Technische Bepalingen
Blz - 37 / 39
28.5.
PATCHPANEEL 19, CAT 5e Voldoen aan de norm EN 50173 Cat 5e. Mogelijkheid tot montage op de 19 montagerails van de kasten beschreven in 28.1, 28.2 en 28.3. Het patchpaneel is modulair en bestaat uit een metalen chassis waarin 24 afgeschermde RJ-45 Cat 5e connectoren op één hoogte-eenheid (1 HE) gemonteerd zijn. Het systeem dient de installatie van andere connectoren zoals RJ-11, glasvezel en coax toe te laten. De RJ-45 connectoren dienen aan de volgende eisen te voldoen: Conformiteit aan de norm EN 50173 Cat 5e. Aansluitklemmen volgens het IDC-principe. Bevat de kleurencode EIA/TIA 568B. Snelle en eenvoudige montage. Hermonteerbaar. Trekontlasting moet voorzien zijn. De connectoren dienen afzonderlijk afgeschermd te zijn. De afscherming dient ééndelig te zijn, over 360° afgeschermd en bestaande uit eenzelfde materiaal. Voorzien van een metalen kabelgeleider voor de mechanische ondersteuning van de aan te sluiten FTPkabels achteraan. Biedt de mogelijkheid tot aarding met de 19 datakast. Voorzien van een identificatiesysteem.
28.6.
PATCHSNOER, CAT 5e Type RJ45-RJ45 FTP Cat 5e. Impedantie 100 Ohm. Conform aan de norm EN 50173 Cat 5e. Lengte van 0,5 m of 1 m met bij voorkeur een donkerblauwe buitenmantel.
28.7.
VERBINDINGSSNOEREN, CAT 5e Type RJ45-RJ45 UTP Cat 5e. Impedantie 100 Ohm. Conform aan de norm EN 50173 Cat 5e. Lengte van 3 m of 5m met bij voorkeur een grijze buitenmantel.
28.8.
KABEL FTP, CAT 5e Type FTP type shotgun (dual) met karakteristieke impedantie 100 Ohm ± 15 Ohm. Conform aan de norm EN 50173 Cat 5e, 2 x 4 paren 0,5 mm/AWG24, massief globaal scherm van aluminiumfolie en drainwire. Buitenmantel van PVC volgens IEC 332.1.
28.9.
DATASTOPCONTACT TYPE CAT 5e Zal standaard voorzien worden van 2 connectoren RJ-45 FTP die voldoen aan de norm EN 50173 Cat 5e Aansluiting volgens het IDC-principe (Insulation Displacement Contact) volgens de kleurencode EIA/TIA 568B Snelle en eenvoudige montage Hermonteerbaar Trekontlasting moet voorzien zijn De connectoren dienen afzonderlijk afgeschermd te zijn De afscherming dient ééndelig te zijn, over 360° afgeschermd en bestaande uit eenzelfde materiaal Schuine montage, voorzien van individuele shutter Modulair systeem dat naast de standaard RJ-45 FTP connectoren, ook modules zoals fiber, coax, RJ-11 dient toe te laten
A.T. Elektriciteit 2010 - Contractuele Technische Bepalingen
Blz - 38 / 39
Het datastopcontact is ofwel van het opbouwtype dat kan gebruikt worden in combinatie met kleine wandof plintkabelgoten ofwel van het inbouwtype dat kan ingebouwd worden in inbouwdozen of in wandkanalen. Het geheel dient esthetisch te zijn. 35.
DIVERSEN De pictogrammen zijn in overeenstemming met het KB van 09/10/80 en vervaardigd uit zelfklevend vinyl of platen uit PVC (dikte 1 à 2 mm) volgens de grootte van de plaat. De letters en figuren zijn weerbestendig.
38.
GLOBALE POSTEN De leidingen worden geplaatst in overeenstemming met de voorschriften van de overeenkomstige § van het TB 400 B01 § h.
A.T. Elektriciteit 2010 - Contractuele Technische Bepalingen
Blz - 39 / 39