VERBINDT MENSEN, MENINGEN EN FEITEN OVER PENSIOENEN EN VERMOGENSBEHEER
OMNI
Dan Goldstein, hoofdonderzoeker bij Microsoft Research
‘Waarom zou je iedereen hetzelfde laten sparen?’ MN-WERELDBEELDSCENARIO’S
Meer dan een glazen bol
PENSIOEN 1-2-3
‘Binnen de kaders van de wet kun je maatwerk leveren’
INTERVIEW THEO KOCKEN
‘De hardleersheid van veel economen is onbegrijpelijk’
|
Q3’15
B E ST A G E OL AF SI MON SE
The best age to be
Olaf Simonse (45) Hoofd programmabureau Wijzer in geldzaken
‘Vrijheid: dat is het woord dat de periode tussen mijn 25e en 30e typeert en waar ik erg van genoten heb. Ik had nog geen gezin, geen hypotheek en zat in mijn eerste baan. Dat betekende weinig verantwoordelijkheden, geen grote financiële verplichtingen en genoeg tijd en geld om lekker uit eten of op vakantie te gaan.’ Lees het vervolg op pagina 37
2
OMNI Q3’15
OMNI Q3’15
3
V O O RWO O RD
INHOUD OMNI Q3/2015
8 Cover Dan Goldstein, hoofdonderzoeker bij Microsoft Research, vindt het onnodig om iedereen op dezelfde manier pensioen te laten sparen.
30
30 Interview Theo Kocken, hoogleraar risicomanagement: ‘De hardleersheid van veel economen is onbegrijpelijk.’
34 Risicoprofiel vergroten Fondsen houden de optie graag open
38 DNB verhoogt rekenrente: impact op fondsen en uitvoerders
14 MN schetst verschillende economische scenario’s.
40 Wegwijs met Carbon Footprints
18 Pensioen 1-2-3
Klimaatverandering kan grote impact hebben op beleggingsresultaten en daarmee op de hoogte van pensioenen.
Werk aan de winkel voor pensioensector
Via de achteruitkijkspiegel vooruit kijken De eerste tekenen van herstel lijken zich aan te dienen, het consumentenvertrouwen neemt toe, de huizenmarkt krabbelt op en de retail doet ‘t beter. Maar het is als de prille lente, de heftige schommelingen op de aandelenkoersen symboliseren dat. Welke kant het opgaat? Wie het weet, mag het zeggen! De geschiedenis leert ons – denk aan het rapport van Rome – dat mensen niet zo goed zijn in het opstellen van betrouwbare toekomstscenario’s. Systemen blijken iedere keer weer grote herstelkracht te hebben, zeker in combinatie met het menselijk vernuft. Voor de financiële markten is het een goed gebruik om te werken met modellen en scenario’s. Het verleden bepaalt de toekomst. Als vermogensbeheerders kijken we daarbij via de achteruitkijkspiegel vooruit. Theo Kocken is daar duidelijk over, zoals we hem kennen. Mensen zijn irrationele wezens, stelt hij in deze Omni, terwijl we er toch van uitgaan dat de economie in rationele modellen te vangen valt. Ik ben het met hem eens dat we te makkelijk trends en verbanden uit het verleden doortrekken naar heden en toekomst. Bij pensioenfondsen is het besef doorgedrongen dat emotie een grote rol speelt:
21 Longread Vijf visies op onze toekomst
pensioen is ‘te ver van mijn bed’. Daar gaat Dan Goldstein in het coververhaal uitgebreid op in. Scenario’s en visies over ons pensioenstelsel zijn nogal somber van aard. Daar is ook wel reden voor. Het is en blijft een ingewikkeld systeem, er is al jaren niet geïndexeerd en sommige fondsen hebben zelfs moeten korten. Aan de andere
2 Best Age (1)
kant: is het echt alleen maar misère? Pas viel mijn oog op, jawel, de Donald
5 Voorwoord
pensioenstelsel. Het biedt een goede basis voor iedereen.
6 Kort 13 Column Gerald Cartigny 29 Recensie Dit kan niet waar zijn 37 Best Age (2)
Duck: ‘een vrolijk weekblad’, zo luidt de header. Laten we iets van dat optimisme meenemen. Nederland heeft, wereldwijd gezien, nog altijd een bijzonder goed Een andere positieve ontwikkeling is een groeiende verschuiving van kortetermijndenken naar de lange termijn. Gerald Cartigny beschrijft in zijn bijdrage dat MVO allang geen mooie verpakking meer is voor goede intenties op het terrein van duurzaamheid, maar de leidende filosofie voor robuuste langetermijninvesteringen. Daar staat MN voor. Geen goede sier maken, maar concrete stappen zetten, zoals we in het achtergrondartikel over Carbon Footprint beschrijven. Lees onze kijk op de toekomst en laat u inspireren door gepassioneerde mensen uit uiteenlopende gebieden. Want wij vinden het belangrijk om onze oren te spitsen en op te snuiven wat er leeft.
René van de Kieft Directievoorzitter MN
43 Cartoon 4
OMNI Q3’15
OMNI Q3’15
5
KORT
Diep in het rood
Internetzeepbel In de periode 1997 - 2000 wordt het internet razend populair, talloze bedrijven worden opgericht. Mensen speculeren en komen makkelijk aan durfkapitaal. Er wordt massaal geïnvesteerd in bedrijven die het achteraf gezien niet waard zijn. In Nederland verloopt de beursintroductie van World Online rampzalig. Al snel blijkt dat de openingskoersen overdreven hoog zijn en dat stichtster Nina Brink zelf geen vertrouwen in de zaak heeft. Het knappen van de zeepbel zorgt voor een recessie. In Nederland valt die samen met de invoering van de euro. Voordeel: de koersen stoppen met schommelen. Het duurt uiteindelijk tot 2003 tot de koersen herstellen.
Windhandel, bubbels, zwarte donderdagen: we hebben behoorlijk wat langs zien komen. Markten raken steeds meer met elkaar verweven en een crisis is al snel besmettelijk. Een paar flinke crises op een rijtje.
Tulpenhandel
Oliecrisis
In 1636 raakt de Republiek der Nederlanden in de ban van de tulp. Landbouwers die geld ruiken, ploegen hun akkers om en planten tulpen. Het aanbod kan de vraag amper bijbenen. Slimme handelaren kopen tulpenbollen en verkopen ze met een grote winst. Steeds meer gewone Hollanders spenderen al hun geld aan de bollen, hopend dat ze die met winst kunnen verkopen. De waarde van een tulpenbol neemt groteske vormen aan: tussen de drie- en tienduizend gulden. Een hele boerderij inclusief landerijen gaat van de hand voor één doosje bollen. De gekte is compleet, en er ontstaat een tekort. Voortaan verhandelen floristen bollen die nog geoogst moeten worden. Naast de bollen wordt nu gespeculeerd met papieren opties. Lang gaat het goed, tot twijfel de kop opsteekt. Langzaam komen de Hollanders bij zinnen. In september 1637 stokt de tulpenhandel. Opeens wil iedereen van zijn bollen af. De koersen kelderen en de paniek slaat toe. Duizenden kleine speculanten raken aan de bedelstaf. De tulpenhandel heeft veel kapitaal onttrokken aan de economie, dat anders had kunnen worden geïnvesteerd in bijvoorbeeld infrastructuur, scheepsbouw of droogmalerijen. Ook buitenlandse investeerders mijden na de tulpencrisis lange tijd de Republiek, bang dat ze hun geld niet terug zullen zien. 6
De beurskrach van 1929 Tijdens de ‘roaring twenties’ markeren wolkenkrabbers en vliegraces de tomeloze prestatiedrang van de Amerikanen, die geloven dat een New Era is aangebroken. Dit grenzeloze vertrouwen stuwt de aandelenkoersen op Wall Street naar nieuwe recordhoogten. Maar op woensdag 23 oktober 1929 ontsteekt een plotselinge storm van liquidaties. Speculanten twijfelen aan het realiteitsgehalte van de hoge koersen en verkopen hun aandelen. De koersen dalen, mensen willen van hun aandelen af. De Dow Jones- en de New York Times-indexen noteren de grootste verliezen ooit op één dag gemaakt. Op donderdag 24 oktober 1929 - zwarte donderdag - is de paniek compleet. Aandelen worden gedumpt tegen elke prijs. Op 13 november 1929 lijkt het dieptepunt bereikt, maar angst en onzekerheid overheersen. Het jaar 1930 begint met dalende prijzen en productiecijfers. Al snel volgen de eerste massaontslagen. De VS raken in een diepe depressie en sleuren de hele wereld mee.
OMNI Q3’15
In 1973 ontstaat een wereldwijd – opzettelijk - gecreëerd tekort aan aardolie. De Arabische landen verhogen de olieprijs met 70 procent en verminderen de olieproductie elke maand met 5 procent, zodat de prijs per vat explosief stijgt. Tegen een aantal landen die Israël direct steunden bij de Jom Kipoeroorlog wordt bovendien een volledige olieboycot ingevoerd: de Verenigde Staten, Nederland en een aantal andere West-Europese landen. De oliecrisis leidt tot een aanbodschok, die wereldwijd grote invloed op de economie heeft, omdat zoveel economische sectoren van olie afhankelijk zijn. De crisis leidt tot stagflatie - een combinatie van stagnatie en inflatie. De boycot wordt beëindigd in 1974, na onderhandelingen tijdens een conferentie in Washington. In 1979 ontstaat een tweede oliecrisis als de sjah van Perzië Mohammed Reza Pahlavi tijdens de Iraanse Revolutie vlucht.
Kredietcrisis In december 2007 stort de huizenmarkt in de Verenigde Staten in. Veel Amerikanen kunnen de hypotheeklasten niet langer opbrengen, waardoor enkele grote hypotheekbanken zoals Fannie Mae en Freddie Mac op het randje van faillissement komen. Door de sterke verbondenheid tussen de internationale financiële markten raken banken in Europa en Azië in de loop van 2008 ook in financiële moeilijkheden. Beurskoersen kelderen met ongekende snelheid. Door de problemen bij de banken komt ook het bedrijfsleven in de problemen. Bedrijven kunnen veel moeilijker geld lenen en het vertrouwen in de economie daalt. Wat begint als een kredietcrisis ontwikkelt zich tot een brede economische crisis.
Eurocrisis Als in 2009 de Europese economie langzaam aantrekt, ontstaat in Griekenland een nieuwe crisis: de eurocrisis. In de loop van 2010 neemt het vertrouwen in de euro af doordat meerdere eurolanden kampen met grote tekorten en flinke staatsschulden. Vooral landen in Zuid-Europa en Ierland hebben grote financiële problemen. Door drastisch te bezuinigen, en in sommige gevallen met financiële steun van buitenaf, proberen deze landen hun huishoudboekje weer op orde te brengen en het vertrouwen in de euro te herstellen.
OMNI Q3’15
7
IN TERVI E W DA N G O L D ST E I N
‘CONFRONTEER JE MET JE TOEKOMSTIGE
IK ’
Dan Goldstein toont aan dat je mensen eenvoudig betere beslissingen kunt laten nemen over hun pensioen. Opmerkelijk dus dat met die wetenschap zo weinig wordt gedaan. ‘Geen idee waarom dat zo is, waarschijnlijk is de financiële sector nogal conservatief.’ TEKST ANDRÉ DE VOS
8
OMNI Q3’15
B E E L D C H A N TA L H E I J N E N
INTERVI E W DA N G O L D ST EI N
et is een kwaliteit van Amerikaanse wetenschappers: onderzoek op een grappige manier brengen en wetenschappelijke invalshoeken bedenken bij alledaagse gebeurtenissen. Dan Goldstein kan er ook wat van. Hij hoorde in de auto het nummer Before he cheats van Carrie Underwood. Andere automobilisten neuriën een beetje mee met het liedje, waarin de zangeres beschrijft hoe ze de auto van haar overspelige vriend toetakelt. Niet Goldstein. Hij becijfert hoeveel de schade is die de zangeres aan de auto aanricht. ‘Een goede schatting is essentieel bij het nemen van beslissingen.’ Goldstein komt tot een schadebedrag van 3.150 dollar. De berekening staat op zijn blog ‘Decision science news’. Daar kan de bezoeker ook lezen hoe lang ontsnapte gevangenen gemiddeld op vrije voeten blijven of wat de handigste dingen zijn om mee te nemen op vakantie. Op Goldsteins eigen site staan meer traditionele artikelen over hoe mensen beslissingen nemen. Met de nadruk op financiële beslissingen. Besliskunde is het onderzoeksgebied waarin gedragseconoom Goldstein actief is. Goldstein is hoofdonderzoeker bij Microsoft Research. Hij schreef artikelen samen met Nobelprijswinnaar William Sharpe en Nassim Nicholas Taleb (auteur De Zwarte Zwaan). Hij was onlangs keynote speaker op de World Pension Summit in Den Haag.
Het is een oneerlijke strijd tussen ons huidige ik en ons toekomstige ik
Goldstein onderzoekt ook de manier waarop mensen beslissingen nemen over hun pensioen. Per definitie interessante materie voor een gedragseconoom, want uit alle experimenten blijkt dat mensen notoir foute keuzes maken als het gaat om de toekomst. Dat begint al op jonge leeftijd, met kinderen die liever direct één snoepje hebben, dan twee snoepjes een kwartier later. De gemiddelde werknemer gaat niet veel intelligenter om met zijn pensioen.
Als mensen zelf mogen kiezen, sparen ze te weinig. ‘De mens heeft de natuurlijke neiging om consumptie nu te prefereren boven consumptie later. Sinds de jaren vijftig nemen de pensioenbesparingen in de VS af. Voor meer dan de helft van de Amerikanen zal het pensioen minder zijn dan waarop ze rekenen. Twee van de drie babyboomers hebben straks te weinig geld om hun levensstijl te onderhouden. We kunnen ons geen goede voorstelling maken van onze financiële situatie in de toekomst. En daarom wordt er te weinig gespaard, want onze huidige financiële situatie kennen we wel heel goed. Te weinig voor je pensioen sparen is niet alleen vervelend voor jezelf, maar ook voor de samenleving. Die draait ervoor op als mensen op hun oude dag in de financiële problemen komen.’
Hoe kan dat anders? ‘Je moet een omgeving creëren waarin mensen worden gestimuleerd om de goede beslissingen te nemen. Ik doe daar veel onderzoek naar. Bij de keuze tussen nu geld uitgeven of geld opzij zetten, is het belangrijk dat je mensen laat zien wat die keuze voor henzelf betekent. We hebben veel moeite om ons toekomstige zelf te verbinden met wie we nu zijn. Het is een oneerlijke strijd tussen ons huidige ik en onze toekomstige ik. Terwijl die toekomstige ik financieel en juridisch
Waarom is het zo moeilijk voor mensen om goede beslissingen te nemen over pensioenen? ‘Sparen voor je pensioen is heel verstandig, dat weten we allemaal. Maar als we keuzes moeten maken over hoeveel we moeten sparen en hoe we 10
dat geld moeten beleggen, vinden we dat enorm lastig. Het ís ook moeilijk. Als je geld opzij zet voor later moet je een beslissing nemen over een heel lange periode waarin de beurzen omhoog en omlaag gaan, vastgoed meer en minder waard wordt, de rente kan stijgen en dalen. Kortom, een periode waarin er van alles met je geld kan gebeuren. Zelfs financieel deskundigen weten het niet en die kunnen er allerlei modellen op loslaten. En zo’n complexe beslissing moet je als werknemer, in de VS althans, vaak al in de eerste week van je nieuwe dienstverband nemen. Hoeveel wil je sparen en hoe ga je dat beleggen? Je krijgt bij wijze van spreken een blanco briefje waarop je dat moet invullen. Waar ga je dan op af? Op de receptionist, op je collega’s, op wat je toevallig die dag in de krant hebt gelezen? Het is een keuze met een enorme impact, want de beslissing op dat moment wordt vaak niet meer gewijzigd. Want dan word je met soms pijnlijke gevolgen geconfronteerd van je keuzes destijds en dat wil niemand. Wat je op dat ene moment beslist, gaat voor een lange tijd bepalen hoeveel je netto verdient en hoeveel je later aan pensioen hebt.’
OMNI Q3’15
INTERVI E W DA N G O L D ST EI N
COLUMN Gerald Cartigny Directeur Fiduciair Management
je eigen ‘erfgenaam’ is. In een experiment hebben we dat visueel gemaakt door foto’s van mensen te gebruiken en die door een ‘verouderingsprogram ma’ te halen. Zo komt je oudere ik ineens tot leven. Alleen al door mensen tijdens het keuze proces met een foto van zichzelf op leeftijd te confronteren, besluiten ze twee keer zoveel apart te zetten voor hun pensioen. Je kunt dus met relatief eenvoudige middelen het pensioenbe wustzijn verhogen en mensen aanzetten de gewenste acties te ondernemen.’
Hoe zorg je dan dat mensen ook op de juiste manier investeren?
Door mensen met een foto van zichzelf op leeftijd te confronteren, besluiten ze twee keer zoveel apart te zetten voor hun pensioen
‘Vroeger bij traditionele pensioensystemen was het simpel. Je keek in een tabelletje en dan kon je min of meer voorspellen waar je met een bepaald inkomen op uitkwam. Nu is er meer volatiliteit. Dat kun je als leek niet allemaal begrijpen, maar je kunt mensen wel begeleiden in het proces om daarbinnen de relevante beslissingen te nemen. Je moet ze een idee geven wat voor pensioen ze krijgen bij welke keuzes. Dan moeten de basis berekeningen en scenario’s van deskundigen kloppen, maar met die wiskunde moet je de mensen niet lastigvallen. Dat kan allemaal prima met computersimulaties. Laat mensen aan knoppen draaien en zien wat de beleggingskeuze later oplevert. Dat kan in bedragen, maar je kunt het ook visueel maken door te laten zien in wat voor soort huis je terechtkomt bij bepaalde pensioenkeuzes. Dat is veel aansprekender.’
U beschrijft de Amerikaanse situatie waarin werknemers zelf veel keuzes moeten maken. In Nederland doen de meeste mensen verplicht mee aan een pensioenregeling en hebben ze amper invloed op hun investeringen. Het gespaarde bedrag is per hoofd van de bevolking veel hoger dan in de VS. Is de conclusie dan niet heel simpel: stel pensioensparen verplicht en laat de beleggingsbeslissingen aan deskundigen over? ‘Dat leidt tot inefficiency. Niet iedereen heeft aan hetzelfde pensioen behoefte. Waarom zou je dan iedereen hetzelfde laten sparen? Bovendien is keuzevrijheid een groot goed, zeker in de VS. Maar het is zeker waar dat je een groot deel van de beslissingen voor mensen zou kunnen nemen. Wat Richard Thaler ‘libertarian paternalism’ noemt. Laat mensen kiezen, maar biedt ze een goede default aan als ze geen idee hebben. In de hoogte van de premies, in het soort beleggingen. Spreek ze daarbij wel aan op hun persoonlijke kenmerken. Wat doen andere mensen met een vergelijkbare opleiding en inkomen? Creëer een 12
omgeving waarin mensen naar de goede keuze worden geleid. Dat lijkt me net zo relevant voor de Nederlandse situatie. Ik begrijp dat in Nederland jongeren steeds meer vraagtekens zetten bij hun pensioen, sparen voor je oude dag is niet meer zo vanzelfsprekend. Die jongeren wil je ook helpen de juiste keuzes te maken.’
In Nederland zijn veel mensen ervan overtuigd dat keuzevrijheid en duidelijkheid in een pensioensysteem niet goed samengaan. ‘Ik zou niet weten waarom niet. Ik heb een achtergrond in de experimentele psychologie én in de ICT. Je kunt met computerprogramma’s de meest complexe beslissingen voor mensen inzichtelijk maken. Computers kunnen helpen de toekomst te simuleren.’
De inzichten uit de gedragseconomie zijn breed bekend, ook bij de financiële sector. Waarom worden ze zo weinig toegepast?
D A N G O L D S T E I N (1969) studeerde computerwetenschap (University of Wisconsin) en cognitieve psychologie (University of Chicago). Hij werkte op het Max Planck Instituut in Duitsland, waar hij de Otto Hahn voor veelbelovende jonge wetenschappers won. In 2002 ging Goldstein aan de slag bij het Center for Decision Sciences aan Columbia University. Sinds 2012 is hij hoofdonderzoeker bij Microsoft Research in New York. Goldstein is Honorary Research Fellow aan de London Business School. Hij is sinds dit jaar voorzitter van de Society for Judgment and Decision Making. Naast zijn wetenschappelijke activiteiten was Goldstein ruim tien jaar theaterdirecteur. Hij schreef en regisseerde theaterstukken en acteerde. OMNI Q3’15
‘Geen idee. Ik ben geen kenner van de financiële sector. Ik vermoed dat een zeker conservatisme een rol speelt. Verder ken ik vooral anekdotisch bewijs. Mijn collega Shlomo Benartzi heeft een spaarmodel bedacht waarbij mensen elk jaar een procent meer gaan sparen. Hij heeft geleurd bij heel veel bedrijven, niemand wilde het hebben, op een bedrijf na. Het model bleek vervolgens erg succesvol en toen wilde iedereen het. ‘Waarom ben je niet naar ons gekomen?’ riepen de bedrij ven die het idee aanvankelijk niet zagen zitten. Ik zie dat onze experimenten met plaatjes van je toekomstige ik worden overgenomen door commerciële partijen die ze gebruiken voor marketingdoeleinden. Het zou fijn zijn als de pensioensector ook van dat soort inzichten gebruik gaat maken. Volgens mij gebeurt dat ook. Zaken als default opties en lifecyclefondsen vinden steeds breder ingang.’
U past de visuele confrontatie ook op andere vlakken toe. Mensen vallen niet af en stoppen niet met roken omdat ze de consequenties in de toekomst niet zien. U confronteert ze met beelden van hoe ze eruit gaan zien als ze te veel blijven eten of roken. Is dat vergelijkbare problematiek? ‘Er zijn natuurlijk verschillen, maar in essentie gaat het om hetzelfde: de keuze tussen consump tie nu en de effecten in de toekomst. Afvallen is een goed idee, stoppen met roken ook en sparen voor je pensioen eveneens. Financiële beslissin gen zijn ingewikkelder, maar het gaat in alle gevallen om opofferingen die je je nu moet getroosten om er later zelf profijt van te hebben.’|
Waan van de dag past niet bij pensioenen
W
e gaan terug naar een focus op de lange termijn. Dat mantra heeft het afgelopen jaar luid geklonken binnen de pensioensector.
meer verantwoord beleggen. In dit gremium bestaat de duidelijke overtuiging dat de stap van denken naar doen nu moet worden gezet.
Het gedachtegoed dat de pensioensector ontwikkelt over Bijvoorbeeld door de lange termijn te verankeren in de belong term investing biedt een welkom tegenwicht aan de op- leggingsovertuiging van een pensioenfonds. Zo heeft PMT gelopen druk op beursgenoteerde ondernemingen en beleg- dit jaar een nieuw strategisch beleggingskader ontwikkeld. gers om op korte termijn resultaten te laten zien. Waar een Het eerste beleggingbeginsel (investment belief) dat daarin aandeelhouder in 1975 een Amerikaans large-cap aandeel ge- is opgenomen wijst meteen de juiste weg: “De drijfveer van middeld nog zes jaar in bezit had, was dit in 2010 gereduceerd langetermijnwaardecreatie van een beleggingscategorie is tot een bezit van minder dan een jaar. Ook pensioenfondsen achterliggende economische activiteit.” Het werken met een staan onder druk van de korte termijn, met dalende dekkings- strategisch beleggingskader helpt PMT ook in bewaken van graden en toenemende regelgeving. We zien maandelijks de lange termijn bij de aansturing van de portefeuille. nieuwsberichten over de daling van actuele Verder geloven onze opdrachtgevers vooral in dekkingsgraden, maar er is relatief weinig ‘Onze ‘doen’. PME heeft dit jaar MN een mandaat geaandacht voor achterliggende effecten zoals renteontwikkeling en de wijze waarop opdrachtgevers geven waarin betrokken aandeelhouderschap centraal staat. PME belegt in een geconcenpensioenfondsen toewerken naar hun langeloven treerde portefeuille met exposure naar beursgetermijndoelstelling. in doen’ genoteerde ondernemingen in Europa, waarbij de lange termijn en dus de continuïteit van de En dat terwijl de lange termijn als uitgangspunt uitstekend past bij de aard van pensioenfondsen. Onze ondernemingen centraal staat. Hierdoor spelen de aard van de opdrachtgevers hebben te maken met financiële verplichtin- bedrijfsactiviteiten en Environmental, Social en Governance gen met een termijn van 30 tot 40 jaar. Je laten leiden door de (ESG)-karakteristieken, maar ook financiële soliditeit en waan van de dag past daarbij niet. Vanuit de verplichtingen een hoge betrokkenheid namens PME een belangrijke rol. geredeneerd hoeven pensioenfondsen zich niet te laten stu- Daarmee spoort PME de geselecteerde bedrijven aan om op ren door tijdelijke schommelingen in de waarde van hun beleg- meer factoren te letten dan alleen het kortetermijnresultaat. Het meewegen van ESG-principes helpt risico’s te mitigeren gingen. en kansen te creëren. Andersom geldt dat de langetermijnWat is er nodig om het gedachtegoed over long term investing verantwoordelijkheid van een pensioenfonds ertoe leidt dat in de praktijk te brengen? Wij zien van dichtbij dat optrek- het zich rekenschap geeft over de effecten op mens en milieu: ken met peers een succesfactor is. MN is aangesloten bij de verantwoord beleggen. in 2013 opgerichte ‘CIO Exchange’, een netwerk van 15 Chief Investment Officers van pensioenfondsen en vermogens- Met deze voortvarende mentaliteit en pragmatische aanpak beheerders. Het dient als platform voor ideeën en concrete komt de lange termijn vanzelf dichtbij. Bij MN blijven we ons instrumenten die aanzetten tot een langetermijnfocus en daarvoor sterk maken. OMNI Q3’15
13
A CHT ERG R O ND E C O N O M I S C HE S C E N AR I O’S M N
MN-wereldbeeldscenario’s: breed perspectief Helaas kan niemand de (macro-economische) toekomst haarfijn voorspellen. Maar in termen van waarschijnlijkheid en impact kunnen wel gefundeerde scenario’s geformuleerd worden. Een beknopt overzicht. T E K S T S A N D E R VA N G I N K E L
De kredietcrisis uit 2008 vormde een enorme schok, maar heeft deze onderliggende trends niet significant omgebogen. Tot de verwachte grootschalige re-regulering en de-globalisering van de mondiale economie is het niet gekomen. Op diverse fronten is het disinflatoire en bedrijfsvriendelijke regime
De bovengenoemde trends en ontwikkelingen vormen tezamen het scenario dat MN ook voor de eerstkomende jaren het meest waarschijnlijk acht. In dit basisscenario ‘Normalisering’ krijgt de mondiale economie voorzichtig wat meer ruimte om te groeien dan in de afgelopen jaren het geval is geweest. Weliswaar worden voorlopig geen precrisis groeiniveaus bereikt, maar de groei is voldoende om een van de erfenissen van de kredietcrisis – de grote overcapaciteit en hoge werkloosheid – langzaam weg te werken. Zo bezien normaliseren de ontwikkelde economieën geleidelijk. Dit normaliseringproces zal echter nog minimaal enkele jaren in beslag nemen. Tot de overcapaciteit is weggewerkt, blijft sprake van een lage inflatie omgeving. In dit scena-
ZWAAR
10
Omdat het normaliseringsproces nog lange tijd in beslag zal nemen, blijft sprake van een economie die ‘niet te heet en niet te koud’ is, met lage inflatie en een zeer ruim beleid van centrale banken. Dientengevolge lijken voorlopig ook de grote trends in activamarkten niet fundamenteel te wijzigen. Rentes kunnen wellicht iets oplopen, maar blijven – historisch gezien – laag en de stijging van koersen in activamarkten houdt per saldo aan, zij het minder geprononceerd dan de afgelopen jaren, omdat waarderingen inmiddels aanzienlijk zijn gestegen.
1
5
6
2
Macro risico’s Agressieve FED verkrapping EMU deflatie Harde landing China VS schuldplafond stress Fiscaal ongeluk Japan
(Geo)politieke risico’s 6. Olie spike t.g.v. escalatie in Midden-Oosten 7. Grexit 8. Militaire spanningen rond Rusland/China 9. Brexit 10. Eurocrisis
11 SIGNIFICANT
Basisscenario: ‘Normalisering’
1. 2. 3. 4. 5.
3
Marktrisico’s 11. Marktoververhitting
7
MEDIUM
Begin jaren 80 gooien Amerikaanse beleidsmakers daarom het roer radicaal om, met anti-inflatoir monetair en fiscaal beleid, waarin de vrije markt meer ruimte krijgt. Veel landen volgen. De beleidsveranderingen gaan gepaard met mondiale trends als een hard groeiende beroepsbevolking, toenemende besparingen, globalisering, economische integratie en technologische vernieuwing. Decennialange daling van inflatie en rente is het gevolg. Met als gevolg dat bedrijfsleven en activamarkten floreren. Bedrijven profiteren van meer aanbod van (goedkope) arbeid, internationale afzetmarkten, kostprijsverlagende technologie, minder beperkende regelgeving en goedkopere financiering.
Risicomatrix
rio zullen centrale banken een ruim monetair beleid blijven voeren. Zo zal de Fed haar beleidsrente voorlopig slechts zeer geleidelijk verhogen. Eind 2016 zal deze nog slechts op een nog altijd zeer lage 1,5 procent staan. Voor de ECB en Bank of Japan is renteverhoging de eerstkomende jaren überhaupt niet aan de orde. Zij blijven de rente stevig rond 0% houden. De obligatieaankoopprogramma’s van deze centrale banken houden ten minste aan tot in het najaar van 2016.
4
9
8
Risico-scenario’s Het basisscenario is weliswaar het meest waarschijnlijk, maar diverse risico’s kunnen het marktvriendelijke regime uit het basisscenario doen ontsporen: macro-economische risico’s, (geo)politieke risico’s en risico’s in financiële markten.
VERWAARLOOSBAAR
In de jaren 70 vormt een combinatie van stagnerende groei en hoge inflatie een weinig florissante omgeving met toenemende werkloosheid, een steeds hogere overheidsschuld en stijgende rentes. Dat betekent ook matig presterende financiële markten.
zelfs nog versterkt. Wereldwijde werkloosheid en overcapaciteit hebben extra neerwaartse druk op de inflatie gezet. Datzelfde geldt voor dalende olieprijzen door overcapaciteit op de oliemarkt als gevolg van de schalierevolutie in de VS. Bovendien hebben de gematigde groei en lage inflatie geleid tot een extreem ruim beleid van centrale banken en tot een verdere toestroom van de ruim voorhanden liquiditeit naar de financiele markten. Dat leidde opnieuw tot dalende rentes en stijgende activamarkten.
DEKKINGSGRAADIMPACT
Het huidige regime ontstaat begin jaren 80
UNLIKELY ONWAARSCHIJNLIJK
LOW LAAG
REALISTIC REALISTISCH
HIGH HOOG
KANSINSCHATTING
14
OMNI Q3’15
OMNI Q3’15
15
A CHT ERG R O ND E C O N O M I S C HE S C E N AR I O’S M N
In het basisscenario Normalisering blijft voorlopig sprake van aanhoudend, maar gematigd economisch herstel, lage inflatie en een zeer ruim centralebankbeleid
Macro-economische risico’s Macro-economisch bestaat het risico dat de economie ‘te heet’ wordt. De economische groei versnelt dan onder impuls van de grootschalige stimulering door de centrale banken. Overcapaciteit en werkloosheid worden versneld afgebouwd. Met het gevaar van oververhitting, snelle loonstijging en inflatoire druk. De FED zal in dit ‘Agressieve FED verkrapping’ scenario haar ruimgeldbeleid versneld moeten afbouwen. Hierdoor komen de activamarkten onder druk te staan. Te meer omdat krachtig aantrekkende economische groei leidt tot een kleiner spaaroverschot, waardoor de kapitaalstroom naar activamarkten verder afneemt. Ook andere landen kunnen zich gedwongen zien hun ruimgeldbeleid af te bouwen. Te koud kan ook. In ‘EMU deflatie’ blijft de economische groei te laag en de overcapaciteit te lang groot. Met als gevolg een steeds lagere inflatie en uiteindelijk deflatie. Huishoudens stellen hun bestedingen uit en de hoge schulden bij overheid en huishoudens wegen steeds zwaarder. Met als gevolg lagere bedrijfswinsten, een neerwaartse spiraal van meer deflatie en nieuwe krimp van de economie. De nominale groei stagneert lang16
durig, vergelijkbaar met Japan in de laatste decennia. Activaprijzen krijgen te lijden van hoge faillissementen en verslechterende winstontwikkeling. De rest van de wereld heeft te lijden van afnemende vraag uit Europa en negatief sentiment. Net als in Europa kan ook in China een schuld-deflatiespiraal ontstaan en daardoor een harde landing van de economie; het scenario ‘Harde landing China’. Wanbetalingen op leningen in het private (schaduw) banksysteem leiden tot het wegvallen van de reële groei en tot deflatie. Om de groei en inflatie te stimuleren, gaat China over tot devaluatie van de yuan. Dit versterkt de deflatoire schok vanuit China nog eens. Opkomende landen en Japan worden hard geraakt, maar ook de groei in de EMU en de VS valt terug. Via een mondiale beleidsreactie veert de wereldeconomie echter weer vrij spoedig op. Ten slotte kunnen ook politieke spanningen rond het Amerikaanse schuldplafond en problemen rond de financiering van de hoge Japanse staatsschuld tot stress in de financiële markten leiden.
OMNI Q3’15
In zowel Europa als China is een schulddeflatiespiraal het belangrijkste risico
Geopolitieke risico’s Geopolitieke risico’s kunnen via diverse kanalen impact hebben op de mondiale economie en financiële markten, zoals door hard oplopende energieprijzen, verstoring van mondiale handelsroutes of desintegratie van economische entiteiten. Met name een plotselinge felle stijging van de energieprijzen zou aanzienlijke impact op de mondiale economie hebben. Die kan optreden door spanningen in het MiddenOosten of rond Rusland. Hoge olieprijzen remmen de economische groei. Bovendien stijgt de inflatie. In het ergste geval zou dit de terugkeer naar de stagflatie uit de jaren zeventig kunnen betekenen. Geopolitieke ontwikkelingen kunnen ook economische impact hebben wanneer mondiale handelsroutes erdoor verstoord zouden worden. Grootschalige geopolitieke conflicten als ‘Militaire spanningen rond Rusland/China’ zouden tot een dergelijke deglobalisering kunnen leiden. In dit scenario valt Rusland NAVO-grondgebied binnen (bijvoorbeeld de Baltische Staten), waarop een reactie van het militaire bondgenootschap volgt. Rond China zouden spanningen
over de overlappende territoriale claims in de Chinese zeeën van China en buurlanden als Japan, de Filippijnen en Vietnam, kunnen oplopen. Gezien de nauwe militaire banden van de VS met deze landen en het Amerikaanse streven vrij verkeer van handel te garanderen, zou dit zelfs kunnen uitmonden in een conflict tussen China en de VS.
weer toegenomen. Enerzijds door de eurocrisis en de resulterende centralisering van politieke bevoegdheden in Brussel. Anderzijds door een duidelijk sterker herstel van de Britse, dan van de EMU-economie. De regering Cameron heeft belooft voor eind 2017 een referendum over het EU-lidmaatschap van het VK uit te schrijven.
ting return activa. De waarderingen in de diverse activamarkten worden in dit ‘marktoververhitting’scenario steeds verder boven hun fundamentele waarden opgedreven. Totdat de bubbel barst.
Ook kunnen (geo)politieke ontwikkelingen tot een desintegratie van economische entiteiten leiden, zoals via een ‘Grexit’ uit de EMU of een ‘Brexit’ uit de EU. Met het derde steunprogramma voor Griekenland is het acute Grexit-risico geweken. Het programma lijkt echter geenszins een waterdichte definitieve oplossing. Het is gebaseerd op waarschijnlijk te optimistische groeiverwachtingen voor Griekenland. Daarnaast zijn er reële implementatierisico’s, omdat de Griekse bevolking bezuinigingsmoe is en aanhoudende politieke onrust in Griekenland niet uitgesloten is. Bovendien acht het IMF de Griekse schuld ook onder dit nieuwe steunprogramma onhoudbaar. Kortom, het Grexit-risico zal op de middellange termijn waarschijnlijk actueel blijven. Wat betreft een mogelijke ‘Brexit’: de wig tussen het VK en het Europese vasteland is de laatste jaren
Verkiezingswinst van anti-Europa- of antibezuinigingspartijen, het faillissement van een systeembank of het uittreden van een lidstaat kunnen in de EMU leiden tot nieuwe eurostress, vergelijkbaar met of erger dan die in 2011-2012. Dit risico blijft sluimeren zolang de weeffouten van de EMU niet gedicht zijn en er geen sprake is van een volledige fiscale en politieke unie.
Kortom, wereldwijd zijn diverse risico’s te signaleren in de reële economie, op het (geo) politieke front en in de financiële markten, met potentieel significante impact. Periodiek toenemende zorgen hierover zullen tot de nodige volatiliteit in financiële markten leiden.
Marktrisico’s De lange rally in activamarkten kan ook eindigen zonder grote economische of politieke gebeurtenissen. Juist door een lange periode met groei op een laag niveau kunnen de financiële markten oververhit raken. De lage groei dwingt centrale banken lang een ruim monetair beleid te voeren. Doordat rentes laag blijven, drijft steeds meer kapitaal richOMNI Q3’15
Conclusie
Echter, de basisaanname van MN is dat deze risico’s zich de eerstkomende jaren niet zullen materialiseren. Doordat de inflatie laag blijft, behouden beleidsmakers voldoende speelruimte om dreigende crises telkens het hoofd te bieden. Dit stelt de mondiale economie in staat geleidelijk te blijven helen en het normaliseringproces voort te zetten. | Sander van Ginkel is senior medewerker Beleidsvisie bij MN
17
ACHT ERGRON D N I E U W E W E T P E N SI AOE C HNTCEOMMU RG RO ND N I CATI N L IEI
De deelnemer centraal Werknemers en gepensioneerden moeten een persoonlijk, inzichtelijk en transparant totaaloverzicht van hun pensioen krijgen. Daar draait het om in de nieuwe Wet Pensioencommunicatie, die op 1 juli in werking is getreden. Een flinke stap voorwaarts vergeleken met de oude Pensioenwet, vindt Roos Kuip, hoofd communicatie van de Pensioenfederatie. ‘Binnen de kaders van de wet kun je maatwerk leveren.’ TEKST GERHARD SLUITER, TRYNTSJE LEIJENAAR
at Kuip fan is van de nieuwe wet blijkt meteen als ze de pluspun ten op een rijtje zet. ‘Het belang rijkste is dat in de nieuwe wet de deelnemer met zijn behoefte aan informatie centraal staat. Daarnaast vind ik het heel goed dat de in de wet genoemde normen – relevant, tijdig, duidelijk, correct en even wichtig – niet zijn dichtgetimmerd met al lerlei gedetailleerde voorschriften. Dat be tekent dat je de ruimte hebt om maatwerk te leveren binnen de kaders van de wet. Men sen zijn verschillend, dus maatwerk is nodig, zeker voor complexe materie als het pen sioen. Ook de ruimte die de wet biedt voor digitale media is prima. Digitale media kun nen helpen om gelaagdheid in de informatie aan te brengen, te visualiseren en eenvoudig onderscheid te maken naar verschillende doelgroepen.’
Pensioen 1-2-3 Dat de Wet Pensioencommunicatie nog steeds wel iets te wensen overlaat, is volgens Kuip onvermijdelijk. ‘We denken al vanaf 2011 na over deze wet. Ondertussen staan de ontwikkelingen niet stil. Zo hebben we Pensioen 123 ontwikkeld met de digitale 18
OMNI Q3’15
ontwikkelingen van een aantal jaren gele den op ons netvlies. Tegenwoordig maakt de jonge doelgroep vooral gebruik van tele foons. Daar is dus alweer werk aan de win kel. We zullen in de doorontwikkeling nog minder tekst moeten gebruiken. Waar voor schriften alweer enigszins gedateerd raken, kun je overigens in de lagere wetgeving za ken relatief eenvoudig bijstellen.’ Met Pensioen 123 noemt Kuip meteen een belangrijke bijdrage van de Pensioenfedera tie. In de wet staat dat pensioenfondsen van af 1 juli 2016 verplicht zijn Pensioen 123 aan te bieden. Hiermee krijgen deelnemers een visueel aantrekkelijke, gelaagde uitleg over hun pensioenregeling. In de eerste laag worden met gebruik van iconen en korte teksten de belangrijkste zaken benoemd; de deelnemer kan het binnen vijf minuten lezen. In de tweede laag wordt dit verder uit gelegd, en de derde laag is bestemd voor zeer uitgebreide informatie, zoals reglementen. De deelnemer kent zo direct de basis en kan zelf bepalen of hij of zij meer wil weten. ‘Die gelaagdheid is belangrijk’, zegt Kuip. ‘Bij wei nig informatie speelt taalvaardigheid name lijk nog geen rol. Taalvaardigheid is voor ons OMNI Q3’15
nog een grotere barrière dan pensioen kennis. Door op het eerste niveau weinig in formatie te geven, maar wel relevant, ver moei je iemand niet met informatie die hij niet aankan of waar hij geen zin in heeft. Waarschijnlijk gaan we de iconen en de ge laagdheid ook een plek in het UPO geven.’ Kuip kijkt met voldoening terug op de in spanningen van de Pensioenfederatie wat betreft Pensioen 123: ‘We hebben zelf het initiatief genomen. Samen met het Verbond van Verzekeraars en de leden van beide koe pels hebben we een goed alternatief voor de vroegere startbrief gemaakt. We hebben er zelfs de Innovatieprijs 2015 van FD Pro mee gewonnen.’ Pensioen 123 is niet de enige bijdrage van de Pensioenfederatie aan de nieuwe wet. ‘Via de Werkgroep Pensioen communicatie hebben we ook een goede bij drage kunnen leveren op alle onderdelen van de wet.’
Helpende hand De nieuwe wet betekent meteen werk aan de winkel voor de pensioensector, consta teert Kuip. ‘De normen die de wet stelt, zijn al ingegaan op 1 juli. Dat betekent dat de pensioenfondsen al hun communicatie moe 19
A CHT ERG R O ND NI E U W E WET PEN S I O EN C O M M UNICATIE
Als Facebook populair is bij jouw doelgroep, dan moet je daar zijn Economisch en geopolitiek evenwicht verstoord
ten screenen: is die evenwichtig, duidelijk etc.? Je moet als pensioenfonds natuurlijk kunnen aantonen dat het goed zit. Voor Pensioen 1-2-3 hebben de fondsen nog een jaar de tijd. Veel fondsen werken er al mee, maar anderen moeten daar ook mee aan de gang.’ Kuip laat het niet bij die constatering, maar biedt meteen de helpende hand. ‘Wij helpen onze leden graag. Zo hebben we samen met het Verbond van Verzekeraars een website gemaakt voor Pensioen 1-2-3 met voorbeelden en uitwerkingen. Veel fondsen sturen ons hun uitwerking en vragen onze mening. We zien daar veel moois: in de regel is er goed over nagedacht. Maar vaak kunnen we toch nog wel wat nuttige tips kwijt.’
Plus op de wet Is de Pensioenfederatie ook nog bezig met communicatie die de wet overstijgt? Zaken die niet per se hoeven, maar wel hun nut bewijzen? Kuip wijst eerst naar de pensioenfondsen. ‘Die zijn in de eerste plaats aan zet’, stelt ze. ‘En ze gaan zeker alles uit de kast halen om hun doelgroep optimaal te bereiken. Zelf kennen ze hun deelnemers immers het beste. Wij komen in actie bij zaken die fondsoverstijgend zijn. We zien bijvoorbeeld dat we moeten werken aan het thema onzekerheid. De wet schrijft voor dat de fondsen drie scenario’s aangeven voor het te bereiken pensioen, met een meest waarschijnlijk bedrag, een positief en een negatief scenario. Maar begrijpen mensen wat ze lezen?
20
Wij willen uitzoeken hoe fondsen die scenario’s op een goede manier onder de aandacht kunnen krijgen.’ En verder onderzoekt de sector actief hoe mensen ertoe gebracht kunnen worden alleen al kennis te nemen van de boodschap. ‘Alleen rationaliteit werkt niet’, geeft Kuip alvast als tip. ‘Breng wat emotie in. En verder geldt: wat voor de ene groep werkt, geldt niet per se voor de andere groep. Dus test per fonds en per doelgroep. Handig is wel de resultaten te delen, zodat ook anderen daarvan kunnen profiteren.’ Nieuw is de term nudging: een zacht duwtje in de goede richting. Een subtiel verschil als het gebruik van een andere term, of een aansprekende envelop, of de ondertekenaar van een mail, kan al een groot verschil maken. ‘Ik zie dat de fondsen daarin nu stappen maken.’
Digitale info De fondsen mogen vanaf 1 juli 2015 de verplichte informatie ook digitaal versturen, tenzij de deelnemer zelf heeft aangegeven dat hij de informatie met de post wil ontvangen. Daarmee heeft de nieuwe wet een duidelijke moderniseringslag gemaakt. Maar over sociale media wordt niet gerept. Een gemiste kans? Kuip vindt van niet: ‘Elk fonds kan sociale media inzetten. Als Facebook populair is bij jouw doelgroep, dan moet je daar zijn. De wet biedt alle ruimte, zonder je iets voor te schrijven. Dat is juist prima!’ |
OMNI Q3’15
‘Social media onmisbaar in pensioenwereld’ ‘Social media zijn onmisbaar in de pensioen wereld’, poneert Nese Yuksel (coördinator Klanteninformatie MN) met overtuiging. Met haar essay over deze stelling won ze de SPO Publieksprijs over een actueel pensioen onderwerp. Ze verbaast zich erover dat veel pensioenfondsen nu alleen nog via de mail of de telefoon bereiken zijn. ‘De wereld digitaliseert, daar moeten we in mee. We willen het pensioen bewustzijn van de deelnemers verhogen en we willen weten wat er leeft onder de deelnemers: daar kunnen Twitter en Facebook ons bij helpen.’ Yuksel realiseert zich dat er ook nadelen en risico’s kleven aan het gebruik van social media. ‘Iedereen kan zijn klachten, terecht of onte recht, posten en iedereen kan het zien. Aan de andere kant, dat kunnen ze ook doen als je zelf niet actief bent op social media. Nu krijg je de kans om te reageren en zo nodig jouw kant van het verhaal te vertellen. Verder zijn het geen geschikte kanalen om persoonlijke informatie te delen en je zal niet iedereen ermee bereiken. Maar dat hoeft geen beletsel te zijn om social media naast de bestaande communicatie kanalen in te zetten.’
LON
GR
EA
D
Wat nu? Vooral als traditionele verhoudingen in de samenleving onder druk staan, is nadenken over de toekomst urgent. Een financiële crisis, breuken in de Europese samenwerking, de noodzaak om duurzamer te werken, de opkomst van nieuwe economieen, de groeiende kloof tussen arm en rijk. Redenen genoeg om ons af te vragen: hoe kunnen wij de kwaliteit van leven voor toekomstige generaties waarborgen? Vijf visies op onze toekomst.
PME en PMT zijn inmiddels via Facebook en Twitter bereikbaar. Het aantal vragen dat binnenkomt via deze kanalen stijgt gestaag, met name als pensioenen in het nieuws zijn.’ Een webcareteam houdt alle reacties via een speciale tool in de gaten. Daarnaast speuren de medewerkers het internet af om te kijken wat er over MN gezegd wordt en of het verstandig is om daar proactief wat mee te doen. Terwijl diverse andere fondsen het gebruik van Twitter en Facebook inmiddels overwegen, denkt Yuksel al weer na over de volgende stap. ‘Met een chatmogelijkheid kunnen we het de deelnemer nog gemakkelijker maken.’
OMNI Q3’15
23
Paul Iske
25
Arundhati Bhattacharya
26
Geert Mak
27
Helen Toxopeus
27
Joseph Vogl
21
LON GREA D E C ON OMI SC H E N P OL I TI E K E VE N W I C H T
Anders denken, daar draait het om Hebben we het over de toekomst, dan gaat het al snel over doorbreken van patronen en de noodzaak tot innoveren. Wie niet anders wil denken en af wil stappen van oude structuren, mist de boot. T E K S T R U U D S L I E R I N G S , G E R H A R D S L U I T E R I L L U S T R AT I E A A D G O U D A P P E L P O R T R E T T E N PAT K .
DE MENS is geneigd verandering te zien als een bedreiging. Door in kansen te gaan denken, zullen veel meer dingen mogelijk worden. Nieuwe vormen van financiering bijvoorbeeld. Crowdfunding neemt ten opzichte van het reguliere geldsysteem een minimale plek in, maar het succes is een teken dat er iets gaat veranderen. Rendement wordt meer en meer 22
OMNI Q3’15
bekeken vanuit verschillende invalshoeken. Puur financiële winst wordt afgezet tegen duurzaamheid. Mensen zoeken elkaar steeds meer op en werken op allerlei vlakken samen. Dat moet ook wel, want steeds meer wordt duidelijk dat enkel streven naar financieel rendement en gebrek aan solidariteit kunnen leiden tot instabiliteit. Naast het optimisme over een OMNI Q3’15
nieuw elan klinken dan ook regelmatig sombere geluiden. Europa is te veel bezig met de schuldvraag en verliest het hogere doel uit het oog. En geld is van middel tot doel verheven. Mensen, leiders, staten moeten bereid zijn te reflecteren op hun handelen en dat handelen bij te stellen. Met nieuwsgierigheid en een open blik kunnen we tot verrassende inzichten komen. 23
LON GREA D E C ON OMI SC H E N P OL I TI E K E VE N W I C H T
‘INFRASTRUCTUUR PLUS KENNIS, wie daar het slimste gebruik van maakt is straks de winnaar’, zegt Paul Iske, hoogle raar Open Innovation & Business Venturing aan de Universiteit Maastricht. Iske illustreert zijn visie met voorbeelden als amazon, bitcoin en whatsapp. Bekende en bijna vanzelfspre kende diensten, maar de wijze waarop ze de – min of meer gratis beschikbare – infrastruc tuur gebruiken, leert de finan ciële wereld veel: ‘Zij hebben de business gedemocratiseerd, drempels weggehaald. Bitcoin als product is niet zo interes sant, maar de onderliggende infrastructuur, een nieuw soort financieeleconomisch internet, zal zeker een game changer zijn. De impact kan gigantisch zijn: whatsapp heeft slechts enkele tientallen medewerkers, maar ze hebben voor een biljoen dollar schade berokkend aan de businessmodellen van telecom bedrijven.’ Het is geen vraag of je wel of niet moet innoveren, beweert Iske. Als je succesvol wilt blijven in deze veranderende context, is er gewoon geen keuze: innovatie is een gegeven. De technologi sche, maatschappelijke en economische veranderingen zijn dusdanig ingrijpend dat stilzit ten geen optie is. Dat betekent niet dat alles wat je bedenkt in één keer goed moet zijn. Integendeel. Iske, oprichter van het Instituut voor Briljante Mislukkingen, is een voorstan der van het experiment en haalt graag Einstein aan: If we knew what we were doing, we wouldn’t call it research. Met andere woorden: ‘Creëer een klimaat waarin je jouw kennis kunt inzetten, waarin medewerkers en klanten samen lol hebben en 24
waarin je fouten mag maken. Werk met verschillende scena rio’s en naarmate je gaande het proces meer informatie ver gaart, weet je beter welk scenario het beste past. Innoveren is het combineren van dingen die je weet, dingen die je hoopt, dingen die je verwacht en dingen die je niet weet. Een kwestie van slim en leuk buffelen.’
toekomst van onze relatie met klanten bepaalt. Je krijgt geen toestemming meer van de klant, je krijgt de ópdracht van de klant.’
Kennis mobiliseren De spelers in de financiële wereld – banken, verzekeraars, pensioenfondsen en uitvoerders – kunnen er hun voordeel mee doen: ‘De richtlijn van de Europese Commissie die bepaalt dat bankgegevens realtime beschikbaar moeten zijn voor derden als hun klanten dat willen, wordt vaak gezien als een bedreiging. Maar ik zie het vooral als een kans, het stimu leert innovatie. Natuurlijk, veel aanbieders zitten met legacy systemen die helemaal niet gebouwd zijn op deze verande ring in de relatie met de klant. En nieuwe spelers hebben een voorsprong omdat ze die ballast niet hebben en hun business nieuw kunnen vormgeven. Maar bestaande partijen beschikken over heel veel kennis, bijvoor beeld op het gebied van legal & compliance en van bestaande klanten en markten. Als ze die kennis goed weten te mobilise ren liggen er ongekende mogelijkheden.’
Paul Iske (1961) is hoogleraar Open Innovation & Business Venturing aan de Universiteit Maastricht en awas Business Venturing Director bij ABN AMRO Innovatie.
‘Een allesbepalende omdraaiing in de relatie met klanten’ PA U L I S K E
Kissebissen helpt niet De klant komt meer en meer achter het stuur te zitten, dat veranderingsproces is al gaande. Aanbieders in de financiële wereld moeten innoveren om die klant de tools, dat ‘stuur’, in handen te kunnen geven: ‘Het is een cruciale omdraaiing die de
OMNI Q3’15
Die ontwikkeling geldt ook voor aanbieders en uitvoerders van pensioenen. Volgens Iske zijn er werelden te winnen: ‘De techno logische, maatschappelijke en economische ontwikkelingen hebben grote impact op de sector. Zoiets als een pensioen overzicht dat ik geregeld krijg, het is abracadabra. In communi catie met klanten gaat er veel veranderen, zodra die klant eenmaal echt aan het stuur zit. Een onontkoombaar proces, waar de aanbieders snel mee aan de slag moeten. Ik zie meer mogelijkheden voor innovatie: de Nederlandse kennis op pensioengebied is een potentieel exportproduct. We hebben een van de beste stelsels ter wereld, waarom maken we die kennis niet te gelde? Als de infrastruc tuur voor wereldwijde kennisde ling beschikbaar is – en dat is die – hoeft dat helemaal geen ingewikkelde exercitie te zijn. Maar dan moeten we er wel samen voor gaan, met oog voor elkaar en voor de toekomst. Het gekissebis waarbij de ene generatie vindt dat die bena deeld wordt door de andere, helpt ons niet vooruit. Duurzaamheid is ook hier de sleutel tot blijvend succes.’
EEN BUSINESSMODEL WIJZIGEN is zelden simpel. Maar het is pas echt lastig als je dat wilt doen bij een ruim 200 jaar oude bureaucratisch vastgeroeste staatsbank in India. Toch is dat precies wat chairwoman Arundhati Bhattacharya doet: het roer bij deze State Bank of India (SBI) met 270 miljoen klanten en 220.000 werknemers omgooien. De leningen-portefeuille opschonen (en daarbij captains of industry - mannen meestal tegen zich in het harnas jagen), de bank transformeren tot een moderne technology driven organisatie, investeren in
nieuwe mobiele betalingstechnologieën, en en passant de positie van vrouwen verstevigen. Niks revolutionairs op zich, maar in de context van de SBI een zeer gedurfde aanpak.
‘Ingesleten patronen veranderen is niet moeilijk’
Technologie
A R U N D H A T I B H A T T A C H A R YA
New businesses are future profits, is het motto van Bhattacharya, die in 1977 als trainee bij SBI begon en nu op plaats dertig staat in de Forbeslijst The World’s Most Powerful Women. Die nieuwe businesses zoekt ze vooral in de technologiesector. In rap tempo sluit ze partnerships met aanbieders van mobiele en online diensten en introduceert de SBI nieuwe toepassingen. Door haar bemoeienis met de rechten van vrouwen maakt ze lang niet overal vrienden. Zij heeft ervoor gezorgd dat vrouwen een sabbatical van twee jaar mogen nemen: ‘De druk op vrouwen om
voor hun kinderen, zieke familieleden of ouders te zorgen is erg hoog in India’, vertelde ze in een interview in de Financial Times, ‘veel hoger dan in Europa of Amerika. Met een sabbatical van twee jaar kun je aan die druk tegemoet komen zonder je carrière op te hoeven geven.’
Niet onderschatten
Arundhati Bhattacharya (1956) is de eerste vrouwelijke, en tegelijk ook de jongste, voorzitter van de State Bank of India. Zij werkt al veertig jaar voor de bank.
OMNI Q3’15
Het is een houding die haar tekent: veranderen, maar niet als een olifant door de porseleinkast denderen. Veranderen is ook helemaal niet moeilijk vindt ze: ‘Iedereen zegt voortdurend dat mensen niet willen veranderen. Ik constateer het tegendeel. Wij onderschatten de mensen. Als je een mooie uitdaging in het vooruitzicht stelt, bijvoorbeeld op het gebied van technologie, gaan de meesten daar in mee. Sterker nog: vooral jongeren voelen zich in zo’n veranderende omgeving als een vis in het water’ (India Today). Bhattacharya is niet iemand die diepgravende toekomstperspectieven etaleert, ze is down-toearth, duidelijk, krachtig en oplossingsgericht. Bending it her way, typeerde een bankier haar onlangs en niet voor niets is ze een aanhanger van Mahatma Ghandi’s inclusiveness. Het blijkt in economieën zoals de Indiase het ideale recept voor transformatie.
25
LON GREA D E C ON OMI SC H E N P OL I TI E K E VE N W I C H T
EEN FERVENTER AANHANGER van het ‘Europese Project’ dan Geert Mak, schrijver van het magnum opus In Europa en veelvuldig publicist over Europese kwesties, is moeilijk te vinden. Toch is zelfs hij de afgelopen jaren gaan twijfelen. Niet aan de potentie en noodzaak van de Europese samenwerking, maar aan de bereidwilligheid bij regeringsleiders om solidariteit te tonen. En dat juist in een fase waarin problemen opgelost moeten worden – financiële crisis, terrorisme, klimaatverandering, vluchtelingen, epidemieën – die het niveau van de natiestaat in hoge mate overstijgen. Juist nu hebben we een sterk en besluitvaardig Europa nodig, een Europa dat op vertrouwen van de inwoners kan rekenen. Tja..., waar is het misgegaan? Dat is niet moeilijk te benoemen, aldus Mak. Een belangrijke oorzaak is de euro. In een van zijn essays schrijft hij: ‘De euro is een uiterst problematische
‘Zoeken naar nieuwe stabiliteit en solidariteit’ GEERT MAK
munteenheid omdat het achttien zeer uiteenlopende economische culturen - met de nadruk op ‘cultuur’ - in een monetaire dwangbuis perst.’ Dat vervolgens Duitsland (gesteund door onder meer Nederland) veel van die andere culturen haar wil oplegt, is op z’n zachtst gezegd, een stevige wig in de Europese samenwerking. Bovendien is de ‘ideologie van het 21e-eeuwse superkapitalisme’ er de oorzaak van dat de solidariteit steeds verder wegebt: wat rest is een Europa van ‘hypocriete bankiers en boekhouders’, een Europa waarin de sfeer van immoraliteit heerst, waarin financiële problemen in de private sector afgewenteld zijn op de publieke sector en waarin de jeugdwerkloosheid zo hoog is dat complete generaties de hoop op een mooie toekomst is ontnomen. Wat Mak steekt is dat Griekenland als hoofdschuldige wordt aangewezen, terwijl het juist de Duitse en Franse banken zijn die veel hebben verdiend aan de
Geert Mak (1946) is journalist en schrijver op het gebied van geschiedenis. Hij publiceert veelvuldig over Europese kwesties.
26
OMNI Q3’15
Helen Toxopeus (1980)
Griekse problemen: ‘Ik kan het niet vaak genoeg zeggen: tegenover elke onverantwoordelijke geldlener, zoals Griekenland, staat altijd ook een even onverantwoordelijke crediteur.’
is econoom en geldonderzoeker. Ze geeft vanuit haar eenmanszaak New Economics workshops over crowdfunding en nieuwe geldmodellen.
Schuld en boete lost niets op Maar goed, wat te doen? Mak zou willen dat we het ‘provincialisme’ in Nederland loslaten en meer aandacht krijgen voor Europa en de kwesties die niet binnen onze landsgrenzen kunnen worden opgelost. En binnen Europa zal ook de koers verlegd moeten worden. Veel energie is de afgelopen decennia gestopt in uitbreiding van de EU, maar een kwalitatieve verdieping binnen de samenwerking is grotendeels achterwege gebleven. De focus op schuld en boete zoals die nu plaatsvindt onder leiding van Duitsland, lost de monetaire crisis niet op, laat staan dat het de ideale basis vormt voor het tegemoet treden van de problemen van de 21e eeuw. Wat nodig is om die problemen het hoofd te kunnen bieden, is solidariteit. Misschien moeten we daarvoor de euro dan maar opofferen, zegt Mak, om de Europese Unie, dat ‘rare bouwwerk van een paar idealen en duizenden compromissen’, overeind te houden. Niet uit idealisme, maar uit noodzaak. Dit ‘rare bouwwerk’ heeft de Europeaan veel goeds gebracht: vrede, stabiliteit, democratisering, mensenrechten, welvaart, modernisering, om maar eens wat te noemen. En nog altijd heeft de Europese Unie ook de potentie om toekomstige problemen tegemoet te treden, beter dan welke individuele natiestaat ook. Maar – en dat is dan misschien wel wat idealistisch– een beetje meer solidariteit zou enorm helpen.
GELD WAS OOIT EEN MIDDEL, nu is het vooral een doel: verdienen en uitgeven. Banken zijn er tegenwoordig ook niet meer in eerste instantie voor klanten, maar voor winstmaximalisatie voor de aandeelhouders. Dat is volgens Helen Toxopeus, onderzoeker, publiciste en oprichter van New Economics, een fundamentele fout in ons geldsysteem. Zij zou willen dat geld meer een bijdrage levert aan waardevermeerdering, aan het realiseren van duurzame wensen en aan het beter maken van de wereld. Geld is de motor van de huidige economie, maar geld leidt ook vaak tot instabiliteit en helaas niet vanzelf tot duurzame keuzes. Met geld kun je in je behoeften voorzien, maar het biedt geen garantie voor waardebehoud. We kunnen mede daardoor eigenlijk alleen nog maar denken in termen van financieel rendement, terwijl er zoveel meer vormen van ‘rendement’ zijn. In het boekje Een verkenning van ons geldsysteem schrijft Toxopeus: ‘Het probleem met geld (en ook de oplossing) is dat het in de kern niet over geld gaat. Het gaat over hoe we willen samenwerken: samenwerken om iets waar we trots op zijn op te bouwen en door te geven aan volgende generaties. De uitdaging is om ons geld zo vorm te
geven dat het daarin faciliteert, in plaats van ons leven zo vorm te geven dat het ons geld faciliteert.’
Meer betaalsystemen Toxopeus is ervan overtuigd dat er de komende decennia veel gaat veranderen. Hoewel veel nieuwe betalings- en financieringsvormen zoals crowdfunding en kleinschalige lokale en peer-to-peer systemen nog van marginale betekenis zijn in vergelijking met het almachtige geldsysteem, gaat deze vernieuwing er onherroepelijk komen. Ze vergelijkt het graag met de telefoon: we hebben nog altijd de beschikking over de vaste telefoonlijn, maar het aantal alternatieven voor communicatie is zo talrijk (en vaak ook beter), dat het ‘monopolie’ van de vaste lijn al lang doorbroken is. Met geld zal het zo ook gaan: er zullen meer betaalsystemen komen, systemen die een betere
Geld moet helpen om ‘het goede’ te realiseren
afspiegeling zijn van waarden en doordachte keuzes. Dat zou ook voor pensioenen kunnen gelden; in een eerder interview in Omni stelde Toxopeus dat een hybride pensioenvorm – in geld en in natura – een welkome vernieuwing kan zijn, want: ‘in zijn algemeenheid denk ik dat als we ons geld koppelen aan dingen die we echt nodig hebben, we minder financiële risico’s lopen. We zijn dan minder afhankelijk van de grillen van de financiële markten en meer verbonden aan datgene wat we waardevol vinden.’ Toxopeus wil dat geld de samenleving dient en het ‘goede’ stimuleert. Het al dan niet slagen van innovatieve betalingssystemen is de lakmoesproef voor de doorbraak van deze visie.
HELEN TOXOPEUS
OMNI Q3’15
27
L O N G REA D E C O NO M I SC H EN PO L I T I E K EV E N WI CH T
RECENSIE Joris Luyendijk Dit kan niet waar zijn: Onder bankiers
Joseph Vogl (1957) studeerde Germanistiek, Filosofie en Geschiedenis. Hij bekleedt aan de Humboldt-Universität in Berlijn een leerstoel voor Literatuur- en cultuurwetenschap en media.
EEN VAN DE GROOTSTE MYTHES waar veel economen volgens de Duitse literatuurwetenschapper Joseph Vogl in geloven, is dat de vrije markt vanzelf een soort evenwicht in de samenleving creëert (en dat we ons dus eigenlijk weinig zorgen om de toekomst hoeven te maken). Dit ‘monotheïstische geloof’ veronderstelt dat die markt ook de meest rechtvaardige vorm is waarin mensen zich tot elkaar verhouden. Zo mogelijk nog erger, aldus Vogl, is de conclusie die daaruit vaak getrokken wordt: omdat de markt altijd ‘gelijk’ heeft, kun je als bestuurder of politicus het beste die markt volgen, want dat maakt de toekomst voorspelbaar en behandelbaar. Wat niet helpt om dit bijna religieuze dwepen met de markt te ontzenuwen, is dat economen een obsessie voor modellen hebben; alsof het menselijk gedrag op die manier te begrij28
pen, verklaren en zelfs te voorspellen zou zijn. De economische wetenschap speelt volgens deze schrijver van de bestseller Het spook van het kapitaal dan ook een dubieuze rol omdat zij een soort norm stelt. En dat terwijl de praktijk leert dat rationaliteit vaak ver te zoeken is bij het maken van (economische) keuzes. Vogl pleit daarom voor het veel breder trekken van de economie en de markt te zien als een ‘toneel’ van meer dan alleen vraag en aanbod. Het is geen homogeen systeem, maar een totaal van gedrag, technologie en cultuur. Economie is daarom ook eerder een menswetenschap dan een exacte wetenschap.
‘De economie is geen homogeen systeem’ JOSEPH VOGL
Marktmythes Volgens Vogl moeten we ons wapenen tegen de ‘financialisering’ van zo ongeveer alles in het leven (en zelfs van het leven zelf). We moeten de ‘mythes van
OMNI Q3’15
de markt’ ontkrachten. Hij zelf wil daarin graag voorgaan. Probleem is alleen dat de mensheid er telkens weer intrapt, in die mythes, omdat die de macht vertegenwoordigen. De natuurlijke neiging van de mens is op zoek te gaan naar die macht. Bovendien is het erg lastig afstand te nemen van het idee van concurrentie. Ons leven heeft zich namelijk gevormd in een context van voortdurende concurrentie, in het gezin, in vriendschappen, in zakelijke relaties, in zowat alles. En tot ontsteltenis van Vogl, zo legde hij in maart 2014 in de Volkskrant uit, heeft de crisis daarin niets veranderd: ‘Dezelfde principes en dezelfde hoofdrolspelers als vóór de crisis maken nog steeds de dienst uit. Men heeft dezelfde krachten versterkt die tot de crisis hebben geleid - de internationale grootbanken, de financiële markten.’ Niettemin signaleert Vogl een groeiende behoefte om over de toekomst van ons bestaan na te denken, zoals hij tijdens een bezoek aan de Radboud Universiteit Nijmegen aangaf: ‘Vanuit allerlei disciplines zoeken mensen elkaar op om samen te werken en een nieuw soort sociale intelligentie en solidariteit te ontwikkelen. Ik vind dat hoopgevend.’
Zonder dat we het wisten, hebben we in 2008 maar net de grote Apocalyps gemist. Zakenbankiers in de City bereidden de evacuatie van hun kinderen naar het platteland voor. Ze hamsterden voedsel of kochten wapens om zich te verschansen in een bunker, mocht de openbare orde instorten. En dan hebben we het niet over een bijna uitbrekende nieuwe wereldoorlog, maar over de kredietcrisis van dat jaar.
D
eze ontboezemingen van bankiers, die we kunnen lezen in Luyendijks boek Dit kan niet waar zijn, maken des te nieuwsgieriger naar de verdere wederwaardigheden van Joris Luyendijk in de City; zijn onderzoek op initiatief van The Guardian in het hart van de financiële wereld. Waardoor kon er zo’n enorme crisis ontstaan? Is een herhaling mogelijk? En zijn die zakenbankiers en andere financiële toppers inderdaad zulke hebzuchtige lieden als ons steeds weer wordt voorgespiegeld? Om met dat laatste te beginnen: nee, dat zijn ze volgens Luyendijk niet. Hij ziet ze als slachtoffers van legio perverse prikkels die zijn ingebakken in het financiële systeem en die leiden tot steeds hogere winsten en steeds grotere risico’s. Zo zijn banken en andere financiële instellingen too big to fail: te groot om failliet te gaan. Als het goed gaat, incasseren bank en bankier of handelaar de winst. Gaat het mis, dan is de rekening voor
de belastingbetaler. Kredietbeoordelaars worden betaald door de banken van wie ze complexe producten beoordelen. En alles binnen een bank richt zich op het verhogen van de aandelenkoers op de korte termijn. Niets geleerd Perverse prikkels bestaan nog steeds en maken een nieuwe crisis mogelijk. Met andere woorden: we hebben niets geleerd van de kredietcrisis. Van binnenuit is geen verandering te verwachten, weet Luyendijk duidelijk te maken. Maar ook de politiek lukt het om allerlei redenen niet de banken aan te pakken. Nog steeds zijn megabanken en financiële instellingen veel te groot. En de verplichte kapitaalbuffers zijn amper verhoogd. Toch zal het van de politiek moeten komen, liefst in internationaal verband. ‘Het democratische bestel is en blijft de beste kans van gewone burgers om op vreedzame wijze de macht te heroveren op de mondiale financiële sector.’ Joris Luyendijk is geen financieel expert. Misschien maakte die rol als buitenstaander hem wel bijzonder geschikt voor een zoektocht in de financiële wereld. Juist zijn achtergrond als antropoloog en journalist stelde hem in staat doeltreffend de cultuur en denkwereld in die sector in kaart te brengen. In een boek, op basis van gesprekken met ongeveer tweehonderd (oud-)medewerkers in de City, dat leest als een trein.
OMNI Q3’15
INT E RV IE W TH E O K OC K E N
‘IRRATIONEEL GEDRAG IS CRISISOORZAAK NUMMER ÉÉN’ ’De hardleersheid van veel economen is onbegrijpelijk’, zegt Theo Kocken, CEO van Cardano en hoogleraar risicomanagement aan de VU. ‘Als een historicus een sterk stijgende lijn in de economie ziet, denkt hij: “Dit gaat helemaal fout.” Een econoom denkt: “Dit gaat hartstikke goed.” De historicus heeft helaas altijd gelijk.’ TEKST RUUD SLIERINGS
Wat kunnen we leren van een crisis? ‘Dat mensen collectief irrationeel gedrag vertonen en ongegrond euforisch kunnen worden. Er ontstaat een bubble en iedereen steekt zich in de schulden om mee te gaan in die euforie. Het ergst is die combinatie - bubble en schulden. Dat klapt onherroepelijk, met een enorme schuldenberg als resultaat.’
BOOM BUST BOOM Samen met Terry Jones (Monty Python) maakte Theo Kocken de film Boom Bust Boom. De film toont hoe we van de ene crisis in de andere rollen en er niks van leren. De makers willen het debat voeden en het onderwijs veranderen.
30
Dat is toch niet zo moeilijk om in te zien? ‘Men vergeet snel. Dat komt doordat het op universiteiten al faliekant fout wordt onderwezen. Daar leer je dat de mens rationeel is en er altijd evenwicht is: als de huizenprijs omhoog gaat, neemt de vraag naar huizen af. Niet waar! Mensen vertonen trendvolgend OMNI Q3’15
OMNI Q3’15
BEELD LINELLE DEUNK
gedrag: als de buurman een huis of een aandeel koopt en de waarde ervan stijgt, denken mensen: dat wil ik ook. Hoe hoger de prijs, des te hoger de vraag. Dan is er helemaal geen evenwicht maar een bubble. Dat gedrag is crisisoorzaak nummer één.’
Hoe kunnen we dit keren? ‘De enigen die op de rem kunnen trappen zijn toezichthouders en centrale banken. En politici, maar die gaan onder druk van de democratie altijd mee met de bubble. Een toezichthouder moet kunnen zeggen: “Je mag niet meer lenen dan zoveel keer je inkomen.” Er is regulering nodig die voorkomt dat euforie tot een oncontroleerbare zeepbel uitgroeit.’ 31
INT E RV IE W TH E O K OC K E N
Appeltje eitje?
Geen lichtpuntjes?
‘Was het maar waar. De neiging is: procyclisch handelen, terwijl je dat juist anticyclisch moet doen en in tijden van euforie op de rem moet trappen. Het tegengestelde gebeurt: soepeler beleid, rente verlagen, schulden opbouwen. En iedereen doet mee. Banken zijn geen boeven, maar als je ze ruimte geeft maken ze daar natuurlijk gebruik van. De meest dubieuze rol spelen centrale banken. Ze dicteren de financiele wereld onder het mom van quantitative easing. Maar door de massale aankoop van effecten hebben ze aandelenmarkten opgeblazen. En het geld stroomde volop naar de financiele markten, niet naar de reële economie. Zo werd - en wordt nog steeds, zoals nu in China - de zeepbel steeds verder opgeblazen door er nog meer geld in te pompen. En het is ronduit lachwekkend hoe ze telkens positief nieuws brengen, en dat vervolgens weer bijstellen. Eén jaar na de crisis zeiden ze al: we zijn er bijna uit. Nou, echt niet.’
‘Er is sprake van voortschrijdend inzicht. De toezichthouder heeft nu meer zeggenschap, de regels zijn strakker. Maar als het over tien jaar weer beter gaat, kan er zomaar weer een versoepeling van beleid komen. Wat ik wel een positieve ontwikkeling vind, is dat de geschiedenis en de werking van collectief menselijk gedrag meer onderdeel van de economiestudie wordt. Zo kunnen toekomstige generaties economen een situatie beter in perspectief zetten. En er is meer inzicht in het effect van systeembanken in crisistijden, de ‘besmetters’. Ik hoop oprecht dat de onderwijsvernieuwing economen capabeler maakt.’
Vroeger keek men in de sterren om de toekomst te voorspellen, nu in modellen
Welke rol kan de film Boom Bust Boom spelen? ‘Bewustwording. De film is een katalysator voor onderwijsvernieuwing. Wereldwijd gaan studenten op boombustclick.com vanaf 2016 economische issues vanuit allerlei perspectieven bespreken. Ik denk dat als je van jongs af aan veel over dit soort problemen discussieert en nadenkt, het ook niet uit je genen is verdwenen als je op latere leeftijd zeggenschap krijgt.’
Dat getuigt van overmoed en zelfoverschatting. ‘Overconfidence is de moeder aller psychologische neigingen, denken dat je alles onder controle hebt. Op zich niet erg, jagers in de prehistorie moesten ook overconfident zijn, anders hadden ze nooit grote beesten durven aanvallen. Maar de risico’s ontkennen en niet voorkomen dat het uit de hand loopt, is funest. In 2003 zei Nobelprijswinnaar Robert Lucas: “We hebben alle problemen in de economie opgelost, er zal nooit meer een crisis komen.” Keynes zei exact hetzelfde voordat in 1929 de Depressie uitbrak! Hoe groter de hoogmoed, hoe dichter je in de buurt van de val zit en dus aan de vooravond van een crisis staat.’
Hebben centrale banken niet te veel macht? ‘Ze gebruiken die in ieder geval verkeerd. Ze staren zich blind op modellen waarmee ze de toekomst denken te kunnen voorspellen, zonder oog voor menselijk gedrag. Onvoorstelbaar.’
En dat zegt de man die is gepromoveerd in de econometrie. ‘We moeten kritisch zijn op het gebruik van modellen. Er zit veel wishful thinking in. Vroeger keek men in de sterren om de toekomst te voorspellen, nu in modellen: je trekt wat lijntjes tussen data en voilà. Maar met modellen kun je hooguit een langetermijnontwikkeling beschrijven. Economie is ook geen exacte, voorspellende wetenschap, meer een sociale wetenschap.’ 32
Bestaat er een reëel gevaar dat Europa weer in een crisis belandt? ‘REKENING HOUDEN MET HET ONGEWISSE’ ‘Pensioenfondsen in Nederland hebben zich nooit sterk laten leiden door euforie. Maar sommige hebben wel te lang het probleem van een structureel andere economische werkelijkheid ontkend. Hoe vaak ik niet heb gehoord (en nog hoor): “het komt wel goed”. En maar blijven rekenen met hoog rendement. Absurd. Inmiddels groeit gelukkig het inzicht dat we rekening moeten houden met het ongewisse, en dat we een nieuw pensioenstelsel nodig hebben. Een stelsel waarin mensen het langlevenrisico delen, maar het marktrisico in hun eigen pensioenrekening absorberen. We kunnen niet slechte periodes doorschuiven naar volgende generaties, want die krijgen de ellende dan dubbel voor de kiezen. Solidariteit moet echte solidariteit zijn.’
OMNI Q3’15
‘Nou en of. Vooral omdat we nog niet uit de huidige crisis zijn, ook al willen politici ons anders doen geloven. De schuldproblemen zijn nog altijd groot, Europa vergrijst in snel tempo, de productiviteitsgroei is laag, de beroepsbevolking slinkt met als gevolg: amper groei.’
Maar in theorie, in de ideale wereld, is een crisis te voorkomen? ‘Helemaal uitbannen zal niet lukken, euforisch gedrag is niet tegen te houden. Maar als je ervoor zorgt dat huishoudens niet te veel schulden creëren in tijden van euforie, kun je de impact en gevolgen beperken. Dan moet alleen wel de hele wereld meedoen.’
OMNI Q3’15
33
A CHT ERG R O ND R I S I C O PR O F I EL
Pensioenfondsen mogen altijd hun risicoprofiel naar beneden bijstellen. Pensioenfondsen met een dekkingsgraad boven de 120 procent, kunnen ook altijd meer risico nemen.
Keurslijf risicoprofiel knelt even iets minder Pensioenfondsen met een reservetekort mogen eenmalig hun risicoprofiel vergroten. Veel fondsen houden die optie graag open, ook al maken ze er niet direct gebruik van. TEKST ANDRÉ DE VOS
et was een veelgehoorde klacht tijdens de crisis. Pen sioenfondsen met een lage dekkingsgraad mochten niet meer risico nemen om uit de problemen te komen. Een knellend keurslijf, vonden veel bestuurders, omdat tijdens de crisis juist de ‘veilige’ beleggingen als staats obligaties alle kanten opschoten. Veel fond sen wilden hun beleggingen aanpassen om de dekkingsgraad te verbeteren, maar kon den dat niet door de lage dekkingsgraad. Een klassieke vicieuze cirkel. Met de inwerkingtreding van het nieuwe Financieel Toetsingskader (nFTK) hebben pensioenfondsen eenmalig de gelegenheid om toch hun risicoprofiel naar boven aan te passen ook al hebben ze een reservetekort: een dekkingsgraad van minder dan 120 procent. Voorwaarde is wel dat de beleids dekkingsgraad van het fonds op 1 januari 34
OMNI Q3’15
OMNI Q3’15
35
A CHT ERG R O ND R I S I C O PR O F I EL
The best age to be
Olaf Simonse (45) Hoofd programmabureau Wijzer in geldzaken
‘I
van dit jaar boven de 105 procent stond. Fondsen die meer risico willen nemen, maar op dat moment een te lage dekkingsgraad hadden, mogen hun risicoprofiel verhogen zo gauw ze een hogere dekkingsgraad heb ben.
mogelijkheid gebruik hebben gemaakt. Evenmin wil de toezichthouder iets kwijt over de wijze waarop fondsen meer risico nemen en of alle voorstellen zijn goed gekeurd.
Een op drie wil verhogen Eigen inschatting Verhoging van het risicoprofiel kan bijvoor beeld door minder renterisico af te dekken of door meer in aandelen te beleggen. Voor deel is dat daarmee de kansen op een hoger rendement toenemen en dat er mogelijk kan worden geïndexeerd. De keerzijde is uiteraard een nog lagere dekkingsgraad als bijvoorbeeld de beurzen instorten. Of fond sen meer risico willen en kunnen nemen, hangt van hun strategisch beleid af. Voor sommige fondsen kan meer risico verstan dig zijn; andere zullen eerder voor minder risico kiezen. De risicohouding heeft invloed op de hoogte van het vereist eigen vermogen en de premie. Fondsen met een reservetekort die meer risico willen nemen, moesten dat voor 1 juli kenbaar maken bij toezichthouder DNB. DNB wil niet zeggen hoeveel fondsen van de 36
Volgens een rondgang van Pensioen Pro bij adviesbureaus wil naar schatting een derde van de fondsen met een te lage reserve het risicoprofiel verhogen. Eén van die fondsen is het bedrijfstakpensioenfonds Bouw. ‘Door de strenge eisen van het nFTK zijn we nog steeds een fonds met een herstelplan’, aldus voorzitter Mieke van Veldhuizen eind vorig jaar. ‘We zoeken naar een passend risico profiel en beleggingsportefeuille waarmee we snel uit dit herstel komen en de kans vergroten om volledig te kunnen gaan in dexeren.’ ABP had begin dit jaar een te lage dekkings graad om het risicoprofiel aan te mogen pas sen, maar laat weten dat ze die mogelijkheid eventueel wel wil benutten als de dekkings graad weer hoger is. Pensioenfonds Vervoer heeft een voldoende hoge dekkingsgraad, maar maakt geen gebruik van de mogelijk OMNI Q3’15
heid om het risico te verhogen. ‘Misschien in een later stadium’, zegt directeur Willem Brugman. ‘Dat hebben we bij DNB aangege ven. Als je je risicoprofiel verhoogt, gaat ook het vereist eigen vermogen omhoog en dan moet de premie omhoog. Dat willen we op dit moment niet. We kunnen met ons hui dige risicoprofiel goed uit de voeten. Overi gens is het ons niet tot in detail duidelijk hoe dit nu werkt, welke termijnen er precies gelden. We hopen op meer richtlijnen van DNB.’
Geen noodzaak voor PMT en PME Pensioenfonds Zorg en Welzijn heeft zijn risicoprofiel niet aangepast. Ook de pen sioenfondsen PMT en PME zullen geen ge bruikmaken van de mogelijkheid om meer risico te nemen. Dat heeft niets te maken met het feit dat de fondsen daar op 1 januari een te lage dekkingsgraad voor hadden. ‘De fondsen zien er de noodzaak niet toe’, ver klaart Niels Horst, cliëntportfoliomanager bij MN. ‘PMT heeft het beleggings en risico beleid herijkt en er bleek geen noodzaak voor meer risico, eerder minder. Het fonds verwacht met dit aangepaste beleid zijn langetermijndoelen te kunnen halen.’ |
Zelf ben ik inmiddels ongeveer op de helft van mijn werkzame leven. Zoals het nu lijkt zou ik op mijn 69e AOW krijgen, maar 65 lijkt me een mooiere leeftijd om te stoppen met werken. Daarom zet ik geld opzij en zorg ik dat mijn hypotheek dan grotendeels is afgelost. Ik heb geen grote plannen voor als ik met pensioen ga. De dingen die ik graag wil doen, probeer ik niet uit te stellen. Het is belangrijk om nu al te genieten, uiteraard zonder de langere termijn uit het oog te verliezen. Een reis naar het Verre ‘De dingen die ik graag wil doen, Oosten staat momenteel hoog op mijn verlanglijstje.
probeer ik niet uit te stellen’
Het belang van pensioenen is enorm. Toch steken veel mensen hun kop in het zand. Vanuit Wijzer in geldzaken bundelen we de krachten van de financiële sector, de overheid en maatschappelijke organisaties om verantwoord financieel gedrag te bevorderen. Dit jaar verwachten we 3 tot 4 miljoen bezoekers op onze website. Dat is een verdubbeling ten opzichte van vorig jaar. We leggen daar niet uit hoe het pensioen in elkaar zit, maar wat je kunt doen en verwachten. Vergelijk het met de auto: waar de bougie onder de motorkap zit is niet zo interessant, maar je moet wel weten waar de benzine in moet. Wij geven op pensioengebied zulke concrete informatie, en vooral ook tips.’ Olaf Simonse is hoofd van het programmabureau Wijzer in geldzaken. Dit is een initiatief van het ministerie van Financiën, waarin partners uit de financiële sector, de wetenschap, de overheid en onderwijs-, voorlichtings- en consumentenorganisaties hun krachten bundelen om verantwoord financieel gedrag in Nederland te bevorderen.
OMNI Q3’15
FOTO: SOPHIE EEKMAN
Voor sommige fondsen kan meer risico verstandig zijn
k heb echt genoten rond mijn 27e. Achteraf had ik in die periode wel wat meer geld opzij kunnen zetten, dan was de overgang naar een gezin en koophuis misschien minder groot geweest. Die periode met een jong gezin heb ik als zwaar ervaren. Ineens moest ik nadenken over allerlei zaken. Wat gebeurt er met mijn kinderen als er wat met mij gebeurt? Ga ik minder werken? Hoe zorg ik dat ik rondkom? En ga zo maar door. Maar ik heb er ook van genoten. Het is zo bijzonder om te zien hoe je kinderen zich ontwikkelen. Inmiddels zijn ze 11, 13 en 14 en komt het moment dat ze hun vleugels uitslaan snel dichterbij.
37
A C H T E RG RO ND R E KE N R E N T E
Dekkingsgraden pensioenfondsen dalen door aangescherpte rekenregels
DNB past rekenrente aan Sinds 15 juli van dit jaar wordt de rekenrente waarmee pensioenfondsen hun verplichtingen berekenen op een andere manier bepaald. Toezichthouder De Nederlandsche Bank (DNB) scherpte de rekenregels voor pensioenfondsen aan. DNB noemt de nieuwe rekenregels realistischer en evenwichtiger, maar de pensioenfondsen melden dalende dekkingsgraden, vrezen stijgende premies en indexatie van pensioen raakt nóg verder uit beeld. Hoe pakt dit uit voor de deelnemers en gepensioneerden, op de korte en langere termijn? Mirja Constandse, directeur Beleid & Actuariaat van MN, geeft antwoord op de belangrijkste vragen. TEKST JOSÉ DE VREEDE
1
B E E L D PAT K
Wat is er precies veranderd?
‘Voortaan moeten pensioenfondsen rekenen met een lagere rente voor de lange termijn. Deze ultmate forward rate (UFR) wordt berekend op basis van het 10-jaars gemiddelde van de 20-jaars forwardrente. Die was in de vorige rekenregels vastgesteld op 4,2 procent, nu wordt uitgegaan van 3,3 procent. Als de rente gelijk blijft, zal dat percentage de komende jaren nog verder dalen, als recentere lagere rentes in het gemiddelde worden meegenomen. De nieuwe berekening van de UFR houdt meer rekening met de daadwerkelijke ontwikkelingen in marktrentes, die op dit moment historisch laag zijn. De aanpassing betekent dat pensioenfondsen hun verplichtingen met een lagere rente moeten berekenen en dus extra geld opzij moeten zetten voor de pensioenen die zij op de lange termijn uitkeren.’
2
Waarom voert DNB deze wijziging door?
‘DNB noemt de nieuwe rekenregels realistischer en evenwichtiger, en presenteert deze wijziging dan ook in het belang van de deelnemers. Zo stelt DNB dat een realistische beprijzing belangrijk is voor een goede inschatting van de waarde van de pensioenverplichtingen en een adequate vaststelling van de premie voor nieuwe instroom van pensioendeelnemers. Bij een te hoge rekenrente zou te veel pensioen worden uitgekeerd en te weinig premie betaald, en bij een te lage rekenrente is het omgekeerde
38
het geval. Over wat een te hoge of een te lage rekenrente is, lopen de meningen nog steeds uiteen. Feit blijft, dat ook als we naar de beleggingenkant kijken, we te maken hebben met lagere rentes dan vroeger. Dat de rekenrente voor de verplichtingen dan lager wordt, is onvermijdelijk. Of de rentes ook op de lange termijn zo laag blijven en dus zo laag moeten worden vastgesteld als de UFR nu, is echter de vraag. Het blijft problematisch om schattingen te maken voor een dergelijke lange termijn. We zitten nu naar mijn gevoel wel heel erg aan de veilige kant.’
3
Wat is de impact ervan voor pensioenfondsen?
‘Die is aanzienlijk. Door de lage rente zagen pensioenfondsen hun dekkingsgraden de afgelopen jaren al flink dalen. Daar komt deze nieuwe maatregel bij. Door nu voorzichtiger te moeten rekenen, gaan de dekkingsgraden verder omlaag. Hoeveel precies, verschilt per fonds. Naar verwachting zullen de actuele dekkingsgraden eind juli zo’n 3 procentpunt lager liggen, zo ook bijvoorbeeld Pensioenfonds PMT. Als relatief jong fonds is PMT extra gevoelig voor een stijging of daling van de rente omdat het geld langer moet renderen. Bij PME is de daling iets minder groot: zo’n 2,4 procentpunt. Dat komt doordat PME een wat ‘ouder’ fonds is, met naar verhouding meer gepensioneerden in het bestand. Naar verwachting zullen OMNI Q3’15
dekkingsgraden nu gemiddeld met 3 procentpunt dalen, maar op de langere termijn zijn grotere dalingen mogelijk.’
4
Moeten herstelplannen nu worden aangepast?
‘In de lopende herstelplannen hebben de pensioenfondsen nog geen rekening gehouden met de nieuwe rekenmethode. Per 1 januari aanstaande zal dit in de huidige herstelplannen worden verwerkt. DNB verwacht dat enkele fondsen alsnog een herstelplan moeten maken. Alhoewel de lagere rente dan nog niet volledig in de beleidsdekkingsgraad zal zijn verwerkt. De beleidsdekkingsgraad is het gemiddelde van de actuele dekkingsgraden van de afgelopen 12 maanden. Eind juli zijn de eerste dekkingsgraden vastgesteld op basis van de nieuwe rekenregels. In de beleidsdekkingsgraad van die maand werkt de aanpassing voor 1/12e deel door. Over een jaar, eind juni 2016, zal het effect pas volledig zichtbaar zijn in de dekkingsgraad. PME geeft aan, ondanks de aanpassing van de UFR, nog steeds binnen de daarvoor toegestane termijn te kunnen herstellen. Maar de aanpassing betekent een flinke stap terug in het herstel. Het duurt een jaar langer voordat ze uit herstel zijn. Ook PMT verwacht dat het herstel van het fonds wordt vertraagd door dit besluit.’
5
Wat merken actieve deelnemers hier van, op de korte en lange termijn?
‘Op korte termijn verandert er niet meteen iets voor de deelnemers. Voor de huidige premie heeft het besluit nog geen gevolgen. Maar door de nieuwe rekenmethode worden pensioenen die nu worden opgebouwd duurder. Daar gaan deelnemers in de toekomst onvermijdelijk iets van merken. Ze gaan uiteindelijk of meer premie betalen om een gelijkwaardig pensioen op te bouwen, of bouwen bij een gelijkblijvende premie minder pensioen op.’
6
Heeft dit ook gevolgen voor gepen sioneerden?
‘Zoals het er nu naar uit ziet, is korten van de pensioenen vooralsnog niet aan de orde. De daling van de dekkingsgraad betekent niet automatisch dat pensioenuitkeringen op korte termijn worden verlaagd. Maar de kans daarop neemt wel toe, en indexatie lijkt verder weg dan ooit. Dat het moment waarop indexatie van pensioenen weer mogelijk zou kunnen zijn verder naar de toekomst wordt geschoven, is niet alleen slecht nieuws voor gepensioneerden. Ook voor actieve deelnemers komt het moment van indexeren verder in de toekomst te liggen.’ OMNI Q3’15
7
En wat betekent dit voor pensioenuitvoerders als MN?
‘Als pensioenuitvoerder zijn we altijd voorbereid op wijzigingen in de regelgeving. De nieuwe rekenmethode hebben we meteen verwerkt in onze rekenmodellen. Ook adviseren we de pensioenfondsen hoe om te gaan met de nieuwe situatie en zorgen we voor heldere communicatie aan deelnemers. Het wordt er voor pensioenfondsen hoe dan ook niet makkelijker op in deze toch al onzekere tijden.’ |
39
ACHTERG R O N D CA R BO N F O OT PR I N T
Voorloper op klimaattop Parijs
Milieugevolgen in beleggingsbeslissingen Het is een belangrijk jaar voor het klimaat. In december komen in Parijs de wereldleiders bij elkaar om zich te buigen over de vraag hoe de opwarming van de aarde na 2020, als het Kyoto-protocol is afgelopen, onder de 2 graden kan blijven. Steeds meer pensioenfondsen lopen op Parijs vooruit door milieugevolgen mee te nemen in hun beleggingsbeslissingen. Een mooi hulpmiddel hierbij is de Carbon Footprint, ofwel de CO2-voetafdruk. TEKST HANS-MAARTEN DAGELET
40
Het belang Klimaatverandering heeft zowel fysieke als financiële risico’s en beide zijn direct van invloed op pensioenfondsen en -deelnemers, zegt Nando van Kleeff, adviseur Responsible Investment & Governance bij MN. ‘Het is fijn als we op een aardbol kunnen leven waar de lucht schoon is en waar het water je niet tot aan de lippen staat. Aan de andere kant kan klimaatverandering grote impact hebben op beleggingsresultaten en daarmee op de hoogte van pensioenen. CO2-uitstoot gaat in de toekomst waarschijnlijk meer
geld kosten, met alle gevolgen van dien voor bedrijven die veel uitstoten en voor de fondsen die in die ondernemingen investeren.’ Als je wilt bijdragen aan een oplossing, is het noodzakelijk eerst te weten wat de CO2gevolgen zijn van je eigen beleggingen. Daarom heeft MN begin dit jaar aan zijn twee grootste klanten, PME en PMT, een plan voorgelegd om een nulmeting te doen: de eerste CO2-voetafdruk van de aandelenportefeuilles van beide fondsen. Van Kleeff: ‘Ze zagen er meteen het belang van in.’ Marcel Andringa, uitvoerend bestuurder
van PME, beaamt dat. ‘Carbon Footprint is een eerste stap om inzichtelijk te maken waar de beleggingskansen en -risico’s liggen’, zegt hij. ‘Het sluit aan bij ons MVBbeleid en de brede maatschappelijke wens om meer rekening te houden met de opwarming van de aarde. Klimaat is nu hét thema, enerzijds vanuit onze maatschappelijke rol, anderzijds vanuit de risicobeheersing.’
Het rekenwerk Voor het berekenen van de Carbon Footprints heeft MN een gespecialiseerde partij
B E E L D PAT K
OMNI Q3’15
OMNI Q3’15
41
ACHTERG R O N D CA R BO N F O OT PR I N T
AD KOLKMAN
Carbon Footprint is een eerste stap om duidelijk te maken waar kansen en risico’s liggen geselecteerd. Het doorlichten van aandelenportefeuilles van zo’n tweeduizend bedrijven op CO2-impact is een immense en vaak ingewikkelde klus. Van Kleeff: ‘Deze externe providers zijn de investering waard. En het is goed dat die industrie tot ontwikkeling komt, daar profiteren wij uiteindelijk ook van.’ De berekenaars van Carbon Footprints maken gebruik van databases van informatieverstrekkers, MVO-verslagen van de bedrijven zelf en van het zogenoemde carbon disclosure-project, waarvoor bedrijven periodiek vragenlijsten over CO2-uitstoot invullen. Maar er zijn ook veel bedrijven die niets rapporteren over hun uitstoot. Daarvoor hebben de externe providers hun eigen methodiek: op basis van de uitstoot in de industrie of sector waarin de onderneming actief is, maken ze een schatting. Al deze bronnen samen worden gebruikt om een voetafdruk per bedrijf te maken. Die afdruk kan uitgedrukt worden in absolute cijfers. Een fonds kan bijvoorbeeld voor 1 miljoen euro aandelen bezitten van een bedrijf met een aandelenkapitaal van 10 miljoen en een CO2-uitstoot van 10 duizend kilo. 1.000 kilo komt dan voor rekening van dat fonds. Een andere methode is om te kijken naar de uitstoot in relatie tot de omzet.
42
Dat maakt het mogelijk ontwikkelingen te zien. Van Kleeff: ‘Idealiter opereren alle bedrijven CO2-neutraal, maar als een bedrijf een omzetstijging heeft van 20 procent en de CO2-uitstoot gaat maar 5 procent omhoog, is dat misschien helemaal niet zo slecht. Terwijl als je die 5 procent absoluut zou zien, je een andere indruk kan krijgen.’ Naast de voetafdruk van de totale portefeuille wordt ook specifiek gekeken naar opkomende markten en de CO2-impact van de beleggingen door externe managers. Bovendien wordt er bij de berekende CO2uitstoot aangegeven wat de kosten zijn om die uitstoot te compenseren.
Het vervolg Na al dat rekenwerk liggen de CO2-voetafdrukken van PME en PMT nu op tafel. ‘We hebben voor het eerst een concreet cijfer dat zegt waar we staan en waar we ons in de toekomst op kunnen richten ’, zegt Marcel Andringa van PME. ‘Je kan besluiten bepaalde sectoren of bedrijven uit te sluiten. Of, en dat is de lijn waar we de laatste tijd meer op zitten, de voetafdruk gebruiken als aanknopingspunt in onze gesprekken met bedrijven. Daarbij houden we uiteraard altijd rekening met de wensen van onze achterban.’ Wat als eerste opvalt bij de voetafdrukken van PME en PMT is dat die wat lager zijn dan
OMNI Q3’15
de benchmark van de aandelenportefeuilles. Dat zit hem vooral in het deel dat is belegd in opkomende markten. Per saldo zijn in die portefeuille de olie- en mijnbouwsector onderwogen ten opzichte van de benchmark. Verder valt op dat er een aantal bedrijven zijn die een zeer groot gedeelte van de voetafdruk voor hun rekening nemen. Van Kleeff: ‘Er is een bedrijf dat verantwoordelijk is voor 5 procent van de voetafdruk, wat gigantisch is op een portefeuille van zo’n tweeduizend ondernemingen.’ Ook op het extern-managersniveau zijn afwijkingen te ontdekken. Van Kleeff: ‘Bijvoorbeeld bij een manager die relatief weinig investeerde in de industriesector, maar toch een hogere CO2-uitstoot had. Hij had een bewuste keuze gemaakt om minder in industrie te beleggen, maar de partijen die hij wel koos, deden het veel slechter op CO2gebied. Dat zijn mooie inzichten.’ Maar de grootste inzichten zullen later komen, als de CO2-afdrukken periodiek worden herberekend. Van Kleeff: ‘We zijn ook van plan de Montréal Carbon Pledge te ondertekenen, waarin je aangeeft dat je elk jaar je equityportefeuille scant op CO2-impact. Misschien is een keer per jaar te veel omdat je in die tijd niet heel veel progressie kan boeken, maar zeker is wel dat er na de eerste voetafdrukken meer zullen volgen.’ |
COLOFON Nummer 3 | September 2015 OMNI is het relatiemagazine van MN dat vier keer per jaar verschijnt. Uitgever MN, Prinses Beatrixlaan 15, 2595 AK Den Haag, Postbus 30025, 2500 GA Den Haag, tel. +31(0)70 316 01 60 Hoofdredactie Hester IJgosse Eindredactie Natasja Verheij, Riejanne Wolswinkel
Redactie Hans-Maarten Dagelet, Sander van Ginkel, Patrick Janssen, Tryntsje Leijenaar, Ruud Slierings, Gerhard Sluiter, André de Vos, José de Vreede Concept & realisatie Scripta Communicatie Art director Patk/Patrick Keeler Beeld Chantal Heijnen (cover), Linelle Deunk,
OMNI Q3’15
Sophie Eekman, Aad Goudappel, Patrick Keeler Cartoon Ad Kolkman Traffic Herjan Schutte Lithografie Grafimedia Amsterdam Drukwerk Zalsman, Zwolle
43
‘DE MENS HEEFT DE NATUURLIJKE NEIGING OM CONSUMPTIE NU TE PREFEREREN BOVEN CONSUMPTIE LATER’ Dan Goldstein, hoofdonderzoeker bij Microsoft Research Pagina 8