TOETSTIPS HAVO 4 vak M&O
De vraagstelling in het schoolexamen is gerubriceerd naar: 1. 2. 3. 4.
Vermogensmarkt Eigen vermogen Vreemd vermogen lang Vreemd vermogen kort
Bij 1. Vermogensmarkt Zorg er voor dat je de theorie goed beheerst, want hierbij gaat het uitsluitend om kennisvragen en niet om rekenvragen. Van belang kennen van de vaktermen, voordelen, nadelen en in staat zijn om dingen met elkaar te vergelijken. (verschillen en overeenkomsten).
Bij 2. Eigen vermogen Naast kennis is vooral het in balansen kunnen verwerken van vermogensveranderingen heel belangrijk. Denk hierbij aan emissie van aandelen of herwaardering van vaste activa. Om veranderingen op een balans in het eigen vermogen goed te kunnen verwerken, is het belanrijk dat je de veranderingen eerst apart helemaal uitschrijft als financiiële mutatie waarbij debet en credit met elkaar in evenwicht moeten zijn! (Doe je dat niet, dan zul je automatisch meer punten verliezen!) (Denk terug aan hs. 3 waarbij eerst financiële mutaties werden opgeschreven en naderhand pas verwerkt in de balans). Om je goed voor te bereiden ontvang je bijgaand op de volgende bladzijden: • • •
Een voorbeeld hoe te werken n.a.v. proefwerktraining p.186 werkboek Een extra oefenopgave (zoals je die in een se kunt verwachten) De uitwerking van de extra oefenopgave
Ook belangrijk zijn intrinsieke waarde berekeningen (Intrinsieke waarde = eigen vermogen). Belangrijk: rekenen doe je met het geplaatste aandelenkapitaal! (alleen die waarde wordt ook bij balanstotaal meegeteld). Je moet weten dat op de balans het bedrag achter geplaatst aandelenkapitaal altijd is: aantal aandelen x nominale waarde!
Bij 3. Vreemd vermogen lang Zoals aangekondigd wordt 2x een tabel gevraagd van hypotheekvormen, waarbij op grond van gegevens eerste en tweede jaar volledig moeten worden ingevuld. Zorg er voor dat je ook de theorie goed beheerst (overeenkomsten, verschillen, voordelen, nadelen). Niet alleen van de hypothecaire leningen, maar ook op het gebied van onderhands t.o.v. openbaar of van eigen vermogen (aandelen) t.o.v. vreemd vermogen (obligaties). Ook stof omtrent emissie kan gevraagd worden (vaktermen).
Bij 4. Vreemd vermogen kort Er worden vrijwel geen berekeningen gevraagd. Belangrijk is vooral de kennis van de diverse vormen, vaktermen, verschillen, overeenkomsten, voor- en nadelen. Toepassen van de kennis is belangrijk!
Toelichting bij p186 werkboek: manier van werken beginstand gebouwen overige va overige bezit & vorder
€ € € €
10.000.000,00 aandelenvermogen 15.000.000,00 reserves 47.000.000,00 vreemd vermogen 72.000.000,00
€ € € €
16.000.000,00 24.000.000,00 32.000.000,00 72.000.000,00
bank
€
8.000.000,00 aandelenvermogen agioreserve
€ €
4.000.000,00 4.000.000,00
€
8.000.000,00
€
8.000.000,00
maatschappelijk aandelenv. aandelen in portefeuille aandelenv. geplaatst
€ € € €
14.000.000,00 14.000.000,00-
herwaarderingsreserve
€ €
1.250.000,00 1.250.000,00
€ € € € € €
30.000.000,00 10.000.000,0020.000.000,00 29.250.000,00 32.000.000,00 81.250.000,00
emissie
creatie
€
-
herwaardering gebouwen overige va
€ €
500.000,00 750.000,00
€
1.250.000,00
eindstand bank gebouwen overige va overige bezit & vorder
€ 8.000.000,00 maatschappelijk aandelenv. € 10.500.000,00 aandelen in portefeuille € 15.750.000,00 aandelenv. geplaatst € 47.000.000,00 reserves vreemd vermogen € 81.250.000,00
Oefensom Vormen van het Eigen vermogen
1
NV iets plaatst aandelen voor nominaal € 2.000.000 tegen een koers van € 32,- per aandeel van nominaal € 25,- (er zijn voldoende aandelen in portefeuille). Het bedrag wordt per bank ontvangen. NV iets heeft een schuld aan de bank van € 2.000.000 a) Geef aan welke balansposten veranderen en voor welke berdragen.
2
De Balans van NV iemand ziet er na winstverdeling per 31-12-02 als volgt uit:
Vaste activa Vlottende activa Liquide middelen
Balans per 31-12-02 ( x € 1.000) 600 Geplaatst aandelen k. 1.750 Algemene reserves 350 Agioreserve Herwaarderingsreserve Obligatielening Crediteuren Te betalen tantièmes Te betalen dividend Onverdeelde winst 2.700 Totaal
Totaal
1.200 300 150 53 400 490 22 78 7 2.700
Begin 2003 doen zich de volgende mutaties voor: 1 Een bedrag van € 400.000 nominaal aandelenkapitaal wordt per bank geplaatst tegen de koers van € 14 (aandelen zijn nominaal €10) 2 Op de obligatielening wordt per bank € 100.000 afgelost. 3 Er wordt besloten de onverdeelde winst toe te voegen aan de reserve. 4 De Vaste activa worden opgewaardeerd met 4% Gevraagd: a) b)
c)
Bereken per 31 december 2002 de intrinsieke waarde per aandeel. Geef aan welke balansposten veranderen (de mutaties) en voor welke bedragen voor: 1 Mutatie 1 2 Mutatie 2 3 Mutatie 3 4 Mutatie 4 Stel de nieuwe balans op na verwerking van de mutaties
Antwoorden oefensom Vormen van het Eigen vermogen 1
Balansposten die veranderen: Geplaatst aandelen kapitaal neemt toe met € 2.000.000 Agioreserve neemt toe met (2.000.000 ÷ 25) x (32 – 25) = 560.000 De bank neemt toe met 2.560.000 van een schuld van € 2.000.000 naar een vordering van € 560.000
2 a) b)
(1.200.000 + 300.000 + 150.000 + 53.000 + 7.000) ÷ 120.000 = € 14,25 1 Geplaatst aandelen K. + 400.000 Agioreserve (40.000 x 4) + 160.000 Liquide middelen (40.000 x 14) + 560.000 2 Obligatielening - 100.000 Liquide middelen - 100.000 3 Onverdeelde winst - 7.000 Algemene reserve + 7.000 4 Vaste activa + 24.000 Herwaarderingsreserve + 24.000
c) Vaste activa Vlottende activa Liquide middelen
Totaal
Balans per 31-12-02 ( x € 1.000) 624 Geplaatst aandelen k. 1.750 Algemene reserves 810 Agioreserve Herwaarderingsreserve Obligatielening Crediteuren Te betalen tantièmes Te betalen dividend Onverdeelde winst 3.184 Totaal
1.600 307 310 77 300 490 22 78 0 3.184
DHL havo2_definitief2
20-05-2008
14:37
Pagina 41
Docentenhandleiding
Hoofdstuk 9 1 a Een organisatie die naar winst streeft. b – – – –
Eenmanszaak Vennootschap onder firma Naamloze vennootschap Besloten vennootschap
8 Uitwerkingen proefwerktrainingen deel 1
2 Voordelen: – Je bent eigen baas. – De winst hoef je met niemand te delen. Nadelen: – Groot risico vanwege privéaansprakelijkheid. – Lange werktijden.
3 Interestvergoeding: Martinette Selten: 5% van € 120.000 = € 6.000 Nora van Loosbroek: 5% van € 200.000 = € 10.000 Resterende winst = € 80.000 – € 6.000 – € 10.000 = € 64.000 Hiervan krijgen beiden:
t 64.000 = € 32.000 2
In totaal krijgt: Martinette Selten: € 6.000 + € 32.000 = € 38.000 Nora van Loosbroek: € 10.000 + € 32.000 = € 42.000
4 a Een vennootschap waarvan het eigen vermogen is verdeeld in aandelen. b De namen van de eigenaren (aandeelhouders) zijn voor de nv onbekend. c Een nv kan aandelen aan iedereen verkopen. Een bv is daarin beperkt.
5 a De eigenaren van een nv/bv hoeven niet per se ook de leiding te hebben. De eigenaren kunnen ook directieleden benoemen van buiten de onderneming zonder dat die eigen vermogen hoeven in te brengen. i Balans •
41
n
DHL havo2_definitief2
Docentenhandleiding 8 Uitwerkingen proefwerktrainingen deel 1 42
20-05-2008
14:37
Pagina 42
b Als de eigenaren van een nv/bv niet zelf de leiding hebben in de onderneming, dan kunnen de eigenaren (aandeelhouders) behoefte hebben aan mensen die namens hen toezicht houden op het directiebeleid.
6 1 2 3 4
Onjuist. Een nv kan ook aandelen op naam uitgeven. Juist. Juist. Nee. Een nv/bv is als rechtspersoon zelf aansprakelijk voor de schulden. 5 Nee. Dit geldt alleen voor grotere nv’s en bv’s.
7 a Overeenkomst: beide organisaties streven niet naar winst. Verschil: een vereniging heeft leden en een stichting niet. b Een stichting bezit rechtspersoonlijkheid en is dus zelf verantwoordelijk voor betaling van haar schulden. Alleen bij wanbeheer kunnen bestuurders persoonlijk aansprakelijk worden gesteld.
8 Een school krijgt dan voor haar activiteiten een bepaald bedrag van de overheid dat afhankelijk is van het aantal leerlingen. De school is redelijk vrij in de wijze waarop ze dit geld besteedt.
• Management & Organisatie
DHL havo2_definitief2
20-05-2008
14:37
Pagina 43
a De abstracte markt betreft het geheel van vraag naar en aanbod van een product/dienst. Een concrete markt vindt op een bepaalde plaats en op een bepaald tijdstip plaats.
c Kredietplafond. d Voor € 0. Dispositieruimte = kredietplafond – bedrag waarvoor men rood staat, dus € 2.000 = € 2.000 – bedrag waarvoor men rood staat (= € 0). e Hoger. Omdat de marktrente hoger is dan het rentepercentage van de obligatielening, zijn beleggers alleen bereid deze obligaties te kopen als de emissiekoers lager is dan de nominale waarde van de obligaties. f
t 1.470.000 = 15.000 obligaties. t 98
g Om investeringen te financieren moet nogal eens geleend worden. Daling van de marktrente heeft dan een gunstig gevolg voor de rentekosten. Daling van de marktrente is ongunstig voor beleggers omdat de renteopbrengst over verstrekte leningen (zoals obligatieleningen, onderhandse leningen) lager wordt. (Daardoor zullen beleggers meer in aandelen gaan beleggen waardoor de aandelenkoersen kunnen stijgen.)
8 Uitwerkingen proefwerktrainingen deel 1
b Bij een hypothecaire lening is het risico dat de kredietverschaffer loopt veel kleiner. Als de geldnemer niet meer betaalt, kan de kredietverschaffer de onroerende zaak (in het openbaar bijvoorbeeld op een veiling) laten verkopen om op die manier de vordering alsnog te ontvangen.
Docentenhandleiding
Hoofdstuk 10
h Aandelenvermogen en vreemd lang vermogen zoals obligatieleningen, onderhandse leningen en hypothecaire leningen. i Het gedeelte van de obligatielening dat onder het kort vreemd vermogen staat, moet op korte termijn (binnen een jaar) afgelost worden. j Rekening-courantkrediet, leverancierskrediet en afnemerskrediet. k Bij een onderhandse lening is er slechts één geldgever die met de geldnemer onderhandelt over de leningsvoorwaarden. Bij een obligatielening zijn er vele geldgevers waardoor overleg onmogelijk is en de voorwaarden vooraf bekend worden gemaakt. l Een limietorder, want bij een limietorder geeft de belegger aan de bank/commissionair een maximumkoopprijs of een minimumverkoopprijs op. in Balans •
43
DHL havo2_definitief2
20-05-2008
Docentenhandleiding
Pagina 44
m De eigenaren van een onderneming die naar de beurs gaat, kunnen hieraan fors verdienen. De aandelen die de eigenaren in bezit hebben, kunnen bij een succesvolle beursgang veel opbrengen. Dit noemt men ‘cashen’. n Bij een daling van de rentestand is het voor beleggers minder interessant te beleggen in leningen omdat de renteopbrengst afneemt. Zij gaan dan meer beleggen in aandelen waardoor de aandelenkoersen kunnen/zullen stijgen. Bij een stijging van de rentestand krijgen we een omgekeerd proces.
8 Uitwerkingen proefwerktrainingen deel 1 44
14:37
• Management & Organisatie
DHL havo2_definitief2
20-05-2008
14:37
Pagina 45
Docentenhandleiding
Hoofdstuk 11 1 a
t 16. 000. 000 = 800.000 t 20
b
t 16. 000. 000 + t 24. 000. 000 = € 50 800. 000
d Het aantal uit te geven aandelen is
t 4. 000. 000 = 200.000 t 20
De toename van de agioreserve is: 200.000 × (€ 40 – € 20) = € 4.000.000. e De gebouwen nemen in waarde toe met € 500.000. De overige vaste activa nemen in waarde toe met 5% van € 15.000.000 = € 750.000. De Herwaarderingsreserve neemt toe met € 500.000 + € 750.000 = € 1.250.000. f Het eigen vermogen na emissie is: Geplaatst aandelenvermogen voor emissie Reserves voor emissie Toename geplaatst aandelenvermogen Toename Agioreserve Toename Herwaarderingsreserve Eigen vermogen na emissie
€ 16.000.000 € 24.000.000 € 4.000.000 € 4.000.000 € 1.250.000 –––––––––––– € 49.250.000
8 Uitwerkingen proefwerktrainingen deel 1
c Het geplaatste aandelenvermogen neemt toe met € 4.000.000.
Aantal aandelen na emissie: 800.000 + 200.000 = 1.000.000. Intrinsieke waarde na emissie =
t 49. 250. 000 = € 49,25. 1. 000. 000
g – De beleggers verwachten een hoge dividenduitkering. – De beleggers verwachten een koersstijging. h Een reserve die een bepaalde omvang bereikt moet hebben, voordat er dividend mag worden uitgereikt. i – Vergroten van het weerstandsvermogen van de onderneming. – Vervangen van vreemd vermogen door eigen vermogen. – Er hoeft bij uitbreiding geen beroep te worden gedaan op de vermogensmarkt. – Dividendstabilisatie (als de onderneming ernaar streeft elk jaar eenzelfde percentage dividend uit te keren). in Balans •
45
DHL havo2_definitief2
Docentenhandleiding 8 Uitwerkingen proefwerktrainingen deel 1 46
20-05-2008
14:37
Pagina 46
Hoofdstuk 12 a Lineaire aflossing:
t 200.000 = € 6.666,67 per jaar. 30
b Lasten van interest en eigenwoningforfait in eerste jaar: 60% van € 13.000 = € 7.800 of: € 13.000 – € 5.200 = € 7.800. c Maandlasten eerste jaar:
t 7.800 + t 6.666,67 = € 1.205,56. 12
d Jaarlijkse annuïteit: € 13.000 + € 2.316 = € 15.316 of: € 932,09 + € 14.383,91 = € 15.316. e In het laatste jaar is de schuldrest € 6.666,67. Daarover moet nu 6 21 % interest worden betaald. f De spaarhypotheek: € 13.000 + € 2.342,61 = € 15.342,61 of de annuïteitenlening van € 15.316. g De lineaire lening. h Bij de spaarhypotheek. Het totale belastingvoordeel bedraagt: 30 × € 5.200 = € 156.000. i € 5.200 – € 173,33 = € 5.026,67 j Wanneer de verwachting bestaat dat het inkomen in de toekomst zal dalen, of wanneer er voor andere uitgaven een steeds groter bedrag vereist is.
• Management & Organisatie
DHL havo2_definitief2
20-05-2008
14:37
Pagina 47
Docentenhandleiding
Hoofdstuk 13 1 a Verstrekt (consumptief) afnemerskrediet. b Ontvangen (consumptief) afnemerskrediet.
2
b Ontvangen (productief) leverancierskrediet.
3 a Ja, want de dealer verleent krediet aan Klaas en Wilma. b Huurkoop. Het koopbedrag moet in termijnen worden betaald en de dealer blijft eigenaar van de auto totdat de laatste termijn is betaald.
4 Verstrekt productief afnemerskrediet.
5
8 Uitwerkingen proefwerktrainingen deel 1
a Verstrekt (productief) leverancierskrediet.
a Voorbeeld: een oliemaatschappij levert benzine af bij een pompstation en stuurt enkele weken later de rekening. b Voorbeeld: je betaalt het abonnementsgeld voor de plaatselijke bibliotheek vooruit.
6 a Dispositieruimte = € 40.000 – € 19.254 = € 20.746. b Door het kredietplafond te verhogen, of door af te lossen.
in Balans •
47
DHL havo2_definitief2
20-05-2008
14:37
Pagina 48
Door (6 – 1 =) 5 weken eerder te betalen, ontvangt de afnemer 1,5% korting. De korting op jaarbasis is dan:
52 × 1,5% = 15,6%. 5
Of:
1,5 52 × × 100% = 15,8% 98,5 5
8 Uitwerkingen proefwerktrainingen deel 1
Docentenhandleiding
7
Of:
100 52 × × 1,5% = 15,8% 98,5 5
48
• Management & Organisatie