3.6 Educatief ontwerpen Nadat de student het stappenplan van het educatief ontwerpen heeft doorlopen en zich gedegen heeft voorbereid op het maken van een educatief ontwerp (lessen, project) kan hij overgaan tot het ontwerpproces. Hieronder staat nogmaals het stappenplan:
Stappenplan cultuureducatief ontwerpen Om te komen tot een kwalitatief goed cultuureducatief ontwerp kun je het volgende stappenplan hanteren: 1. 2. 3. 4. 5.
de culturele omgeving in kaart brengen; thema formuleren, raadplegen culturele kaart; leerdoelen/leervragen formuleren (multidisciplinair); activiteiten formuleren; een samenhangend leerarrangement ontwerpen.
Stap 1: De culturele omgeving in kaart brengen Wanneer je een cultuureducatief ontwerp wilt maken, moet je de culturele omgeving van de school in kaart brengen. Wanneer de school al beschikt over een culturele kaart kun je die raadplegen. Meteen rondom de school is er voldoende te vinden. Kijken door de bril van: Studenten van pabo Meppel krijgen opdracht om de schoolomgeving heel gericht door bepaalde brillen te verkennen; eerst verkent de student door de bril van de historicus de schoolomgeving en noteert allerlei zaken waarvan hij denkt dat die vanuit het historisch perspectief mogelijkheden bieden voor een educatief ontwerp. Vervolgens gaat de student kijken door de bril van de geograaf, daarna door die van de natuurkundige, de techneut, de bioloog en de cultuurkenner. Op deze wijze blijkt de op het eerste oog saaie schoolomgeving veel perspectieven te bieden voor krachtige educatieve ontwerpen. Sommige objecten werden door de studenten veelvuldig vanuit meerdere perspectieven genoemd. Dit zijn zeer krachtige educatieve objecten. Een grote eik wordt bijvoorbeeld genoemd vanuit het historisch perspectief (hoe oud is hij? ,als deze eik zou kunnen vertellen…) het geografisch perspectief (waarom groeien eiken hier?), het biologisch perspectief (welke bladvorm? Welke vruchten? Welke dieren leven in deze boom?) en het cultureel perspectief ( wat is de plaats/betekenis van de eik in de Nederlandse cultuur?) Er is rondom een school sprake van een kleine en een grote culturele kaart. Hieronder wordt uitgelegd wat de betekenis van deze kaarten is. De kleine culturele kaart bevat alle culturele zaken in de directe omgeving van de school. De directe omgeving kan - wanneer een school in een dorp staat - het gehele dorp omvatten, of wanneer een school in een stadswijk staat - de betreffende wijk. Een ervaren groepsleraar, die de culturele omgeving bij zijn onderwijs wil betrekken, dient vanzelfsprekend op de hoogte te zijn van wat beslist op deze kaart moet staan. Wellicht heeft hij al een kleine kaart gemaakt; als deze ontbreekt is het ook voor jou als pabo student een leerzame opdracht. Als je straks na de pabo op je eigen school begint, zul je ook voor jezelf deze opdracht moeten uitvoeren. Je zult ontdekken dat er meer aan cultuur is te vinden in de directe omgeving van de school dan je in eerste instantie denkt. Er staan vast een aantal interessante objecten, gebouwen in de omgeving, er is een majorette vereniging, een fanfare, een fotograaf, een ijzersmederij, een antiekwinkel, een design brievenbus, een oude toegangspoort, een lijstenmakerij, een drukkerij, een bouwplaats et cetera. Zorg voor een duidelijke overzichtelijke kaart. Een culturele kaart is functioneel wanneer culturele zaken met daarbij de locatie, contactpersonen, websites, bruikbare educatieve materialen enzovoort zijn vermeld. De grote culturele kaart wordt op scholen waar een intern cultuurcoördinator is aangesteld door de coördinator gemaakt. Deze kaart moet regelmatig door hem of haar worden geactualiseerd, eventueel met behulp van collega’s en studenten van de pabo. Deze kaart omvat meer dan de wijk of het dorp. Deze culturele kaart richt zich op de regio. Hierop staan erfgoedhuizen, archeologische vindplaatsen, kunstinstellingen, musea, monumenten, regionaal historische verenigingen uit de omgeving, met contactpersonen, websites en educatief aanbod.
Stap 2: Thema formuleren (raadplegen culturele kaart) Yvonne, een derdejaars deeltijdstudent van de pabo, loopt stage op de Jenaplanschool ‘De Toermalijn’ in Tegelen. Tijdens haar vorige stage heeft ze een project gedaan rond het Ella Hofmanplein in Gennep. Ze heeft gemerkt dat door iets te gebruiken uit de directe omgeving de betrokkenheid van de kinderen om iets te leren erg groot was. Voor haar huidige project heeft ze eerst de culturele omgeving van de regio in kaart gebracht. Op de culturele kaart van haar school staat het keramiekcentrum ‘de Tiendschuur’, de keramiekkunstenaar Niek Hoogland, Stichting Archeologisch Onderzoek, Stichting Cultureelerfgoed en de Stichting Passiespelen. Maar ook de plaats van grafheuvel Joamerdal, de kleigroeves, de enorme torens van de dakpannenindustrie, de ruines van oude kastelen, de botanische tuin ‘Jochumhof’ enzovoort. Yvonne was verrast door de enorme hoeveelheid en diversiteit van de in kaart gebrachte culturele omgeving. Ze wist niet waar ze moest beginnen en bovenal wat interessant was voor de kinderen van haar school. Ze had wel eens iets gelezen over de geschiedenis van Tegelen. Het ontstaan van Tegelen had te maken met de aanwezigheid van klei, wist ze. Dat leek haar een interessant thema voor een project over ‘werken met klei uit de omgeving Tegelen’. Ze nam het werkwoord ‘werken’ in het thema op, omdat het thema daardoor makkelijker vanuit meerdere perspectieven benaderd kon worden. Leuke weetjes over de historie van Tegelen die ze paraat had, en die zeker een plaatje in het project zouden kunnen krijgen, waren de volgende: het tijdperk tussen de laatste twee ijstijden heette Tiglien. Tegelen is te herleiden van het woord tichlien. Tichelen betekent weer het winnen van klei. Tegelen bestond al voor het Romeinse tijdperk maar is door de Romeinen voor het eerst echt op de kaart gezet. Tegelen is weer van het Romeinse woord voor dakpannen, Tegula, afgeleid. In vroege middeleeuwen werd Tegelen een periode ‘Tegulion’ genoemd. Stap 3: Leerdoelen en leervragen formuleren (multidisciplinair) Yvonne wilde met haar project bij de leefwereld van de kinderen aansluiten. Ze wilde bij haar project de vakgebieden wereldoriëntatie, geschiedenis, natuur en techniek, de kunstvakken en ICT betrekken. Ze wilde ook iets met de directe omgeving van de school doen. Ze gebruikte de didactische vierslag om nu gericht te werk te gaan. 1
Waarnemen
Tijdens het maken van de culturele kaart heeft Yvonne een beeld gefotografeerd dat in de tuin van de school staat. De titel van dit beeld is de ‘Kiepkar’. Dit bronzen beeld stelt een kar voor die je tegenwoordig nauwelijks nog ziet. De naam kiepkar zegt al iets over de werking van de kar. Hij is bedoeld om de inhoud er makkelijk uit te kunnen kiepen. Zou dit een geschikt beeld zijn om mee te starten? 2
Herkennen
Dit beeld heeft duidelijk iets te maken met de kleiwinning. Het is in feite een belangrijk attribuut dat bij de winning van de klei werd gebruikt. Klei is een grondsoort die je aantreft bij de rivieren. Het is daar vaak drassig. Yvonne heeft gehoord dat het zwaar werk was en dat de mensen weinig verdienden. Ze kent ook het woord kleigroeves en heeft er oude foto’s van gezien. Er staat nog een aantal kleifabrieken langs de rivier. Ze weet best veel over het onderwerp en hoe meer ze erover nadenkt, hoe meer ze ervan overtuigd raakt dat het beeld van de ‘Kiepkar’ een mooie aanleiding is voor het maken van een krachtig educatief ontwerp. Dit beeld stond symbool voor de arbeid in de kleigroeves, voor de dakpannenindustrie en de keramische bedrijven in Tegelen. 3
Verklaren
Om persoonlijk meer grip te krijgen op de materie is Yvonne vervolgens het gegeven ‘werken met klei’ met behulp van multiperspectivisch kijken gaan bevragen. Op die wijze dwong ze zichzelf om vragenderwijs meer te begrijpen over de ‘tijd van de kiepkar’ en waar nodig informatie op te zoeken. Ze stelde zichzelf de volgende essentiële vragen: • Hoe werd zo’n kiepkar gebruikt? Economisch perspectief) • Welke beroepen / industrie zijn er rond de klei ontstaan (economisch perspectief) • Op welke manier is het landschap veranderd? (ruimtelijk perspectief) • Wat werd er van de klei gemaakt? (economisch perspectief) • Wie hadden het voor het zeggen in die tijd? (politiek perspectief) • Hoe waren de arbeidsomstandigheden (sociaal perspectief)
• • •
Op welke manier heeft deze industrie zich ontwikkeld? Wanneer speelde die ontwikkeling? (Historisch perspectief) Wie bedacht wat er met die klei moest gebeuren? Wie maakte het ontwerp voor de tegel of dakpan? Aan welke eisen (praktisch, esthetisch) zou zo’n product moeten voldoen? (cultureel perspectief) Zijn er belangrijke personen die hun stempel hebben gedrukt op deze periode? (individualistisch perspectief).
Het schema: Bezoek aan de kiepkar geeft een overzicht van de inhouden die de multiperspectivische benadering van de kiepkar en thema ‘werken met klei’heeft opgeleverd. 4
Verklaren
De zoektocht en de antwoorden op deze vragen leveren een aardig samenhangend beeld op van de sociale, economische, politiek en culturele constellatie van de klei- industrie in Tegelen. Tevens kwamen er tijdens het proces van de informatie vergaren verschillende ideeën voor educatieve ontwerpen en integratie van vakken naar boven. Door de culturele kaart opnieuw te raadplegen bleken verschillende zaken die zich hierop aandienden zeer geschikt om mee te nemen in Yvonne’s educatieve ontwerp. Dit is een concreet voorbeeld van de didactische vierslag. Terug naar het stappenplan cultuureducatief ontwerpen. Stap 4: Activiteiten formuleren Nu heeft Yvonne goed in beeld wat de potentie is van het thema ‘Werken met klei in de omgeving van Tegelen’. Door de gevolgde werkwijze heeft ze zich breed georiënteerd en ziet Yvonne mogelijkheden om verschillende vakgebieden in samenhang aan bod te laten komen. Ze kan nu bepalen welke leerdoelen ze hierin wil onderbrengen en op welke wijze ze het educatief ontwerp gaat vormgeven. Ze kan kiezen voor een gesloten of open onderwijssetting. Bij de eerste vorm zal ze zelf veel werk voorstructureren en de leerlingen aan het werk zetten; bij de tweede vorm zal ze meer vanuit het vragende kind werken. In beide gevallen zal ze een krachtige leeromgeving voor authentiek en betekenisvol leren in de eigen omgeving kunnen inrichten. Afhankelijk van de onderwijsvisie van de school en je persoonlijke onderwijsstijl zul je je educatief ontwerp moeten vormgeven. Stap 5: Een samenhangend leerarrangement ontwerpen De SLO (Stichting Leerplan Ontwikkeling) heeft in 2001 enkele modellen ontwikkeld om kunstvakken in samenhang met elkaar te brengen. (bron Kis 1: kunst in samenhang en Kis 2 kunstzinnige vakken in samenhang, SLO, Enschede 2001 en 2003). Deze modellen zijn ook zeer bruikbaar voor het ontwerpen van leerarrangementen voor cultuureducatie waarbij sprake is van samenhang en/of integratie. Yvonne onderzoekt de mogelijkheden die de diverse ontwerpmodellen bieden voor haar project. In het onderstaande schema (bron: Kis 1) zie je de diverse benaderingswijzen om onderwijs in samenhang te ontwerpen. Zie schema In de centrale cirkel plaats je het centrale thema. Dit kan vanuit een bepaald vakgebied zijn, bijvoorbeeld geschiedenis, maar ook een thema op zich, bijvoorbeeld werken met klei in Tegelen. Dit thema wordt vervolgens vanuit andere vakgebied of perspectieven toegelicht, verduidelijkt, verwerkt enzovoort. De kleuren van de ster zijn de verschillende vakgebieden, leergebieden of perspectieven. Deze perspectieven zijn ondersteunend en ondergeschikt aan het centrale of vakgerichte thema in de binnencirkel. Yvonne kan het stermodel, waarbij de geschiedenis van de keramiekindustrie in Tegelen centraal staat, op twee manieren gebruiken. 1 Voor het uitwerken van een van de onderdelen van het grote project over klei. Ze kan de geschiedenis van de keramiekindustrie in Tegelen centraal stellen. Ze kan starten met een bezoek aan de Kiepkar. Centraal, in de binnencirkel, staan een bezoek aan de historische keramische collectie van de tiendschuur, het bestuderen van historische kaarten, het onderzoeken van oude beroepen rond keramiek. Ondersteunende activiteiten ( de sterren) kunnen zijn: keramische technieken, beschouwen van
2
vormgegeven keramiek van vroeger en nu, zelf iets keramische vormgeven, een bezoek aan een kunstenaar, oude Tegelse liedjes zingen, activiteiten rond topografie en grondsoorten. Als een afzonderlijk project. Nu staan vanuit cultuureducatie De Kiepkar centraal en worden in de verschillende punten van de ster verschillende deelgebieden uitgewerkt.
Het routemodel Het thema wordt op een bepaalde manier ingeleid. Dit kan voor het bovenstaande project betekenen het bezoeken en vanuit meerdere perspectieven bekijken van de Kiepkar. Met behulp van werkvormen vanuit verschillende perspectieven dan wel vakgebieden kunnen leerinhouden worden verwerkt. Er zijn veel keuzemogelijkheden. De verdeling in voorbereidende, kern- en evaluerende activiteiten geeft een suggestie voor een bepaalde volgorde. Het verhaalmodel Bij het verhaalmodel vormt een verhaal de rode draad en is de verbindende schakel tussen de diverse activiteiten (de kleuren geven de verschillende activiteiten aan uit de diverse perspectieven of vakgebieden). De beleving vormt bij de verhaallijn een grote factor. Je kunt op twee manieren met de verhaallijn werken. De eerste manier is ‘verhalend ontwerpen’: in Engeland bekend geworden als de ‘storyline approach’. Bij deze manier ligt wel een zekere volgorde vast, maar er is grote inbreng en keuzevrijheid voor de kinderen. De leervragen (sleutelvragen) die achtereenvolgens aan de kinderen worden gepresenteerd, vormen als het ware het verhaal. In het project van Yvonne zouden het bezoek en bekijken van de Kiepkar de opmaat kunnen worden voor een verhalend educatief ontwerp. Er wordt een oud krantenartikel door de leerkracht voorgelezen waaruit blijkt dat op deze plaats een museum voor de ‘geschiedenis van de keramiek industrie’gepland was. Door een ruzie tussen de burgemeester en de directeur van de dakpannenfabriek is het er nooit gekomen. De leerkracht blijkt nu gisteren gebeld te zijn door de huidige burgemeester (die oorspronkelijk niet uit Tegelen komt), dat hij van plan is dat museum te laten bouwen. Maar de huidige burgemeester weet niets van de geschiedenis van Tegelen. Hij vraagt de leerkracht of hij met de klas de tentoonstelling voor dat museum zou kunnen vormgeven. De tweede manier: weer kunnen we starten bij de Kiepkar die in de tuin van de school staat. Yvonne kan een spannend verhaal vertellen rond een arbeider die in de kleigroeve werkte en op een gegeven moment een oude tabakspot uit de middeleeuwen vond. Het verhaal kan zo worden geconstrueerd, dat er verschillende leervragen (zoals vermeld in het schema) als sleutelvraag gebruikt worden. De leraar kan de activiteiten sturen maar kan ook nog heel veel aan de kinderen zelf overlaten (gedeelde sturing). Een bezoekje aan de Tiendschuur kan gepland zijn maar kan ook als verzoek van de kinderen komen om antwoorden te zoeken op de sleutelvraag. Als leraar moet je bij dit soort tamelijk open onderwijsmodellen goed op de hoogte zijn van het onderwerp. Jij vormt een onderdeel van de krachtige leeromgeving die je zelf hebt weten te creëren en kunt de kinderen met je coachende kwaliteiten verder helpen in hun verkenning en ontwikkeling. Het centrummodel Dit model is gebaseerd op en geïnspireerd door de theorie van de meervoudige intelligentie van Howard Gardner. Wanneer je dit model toepast, houd je als leerkracht heel bewust in de gaten dat je een beroep doet op de verschillende intelligenties van de kinderen. Ook wanneer je met het ster-, route-, of verhaalmodel werkt, kun je door te variëren in de aanbieding van werkvormen een beroep doen op verschillende intelligenties. Tekening van model niet helemaal overnemen, vormgeving graag anders. Werken volgens dit model doe je in vier stappen: 1 Introductie en verkenning van het thema In de algemene les krijgen de kinderen een 20 minuten durend overzicht van het te behandelen onderwerp. Deze les is gebaseerd op een thema. Een algemene les bevat een door een leerling of de docent voorbereide en gepresenteerde lezing met eventueel verschillende activiteiten en
leervragen. Een aantal van deze vragen kan worden beantwoord in deze algemene les, een aantal blijft liggen om door de leerlingen te worden onderzocht. Het bezoek aan en beschouwen van de Kiepkar vanuit meerdere perspectieven kan als algemene les worden gezien. Bij dit uitgebreide thema ‘klei in de omgeving Tegelen’ zullen de algemene lessen een reeks vormen. 2 Verschillende opdrachten en suggesties voor kinderen Na de algemene les gaan de kinderen in kleine groepjes aan de slag in de verschillende centra (hoeken of leerplekken waar materiaal is uitgestald). In de diverse centra verkennen de leerlingen het onderwerp van de les of thema van het project op acht verschillende manieren. Voor het project van Yvonne betekent dit telkens dat het activiteiten zijn rond een deelvraag/leerdoel uit haar doelenschema. De centra focussen zich op de verschillende intelligenties. Leerlingen bouwen, schrijven, lezen, bewegen, zingen. De centra zijn gebaseerd op de verschillende manieren van werken. Elke leerling kan minstens een gebied vinden, waarop hij of zij goed is, zodat iedereen een keer kan schitteren. 3
Delen en bespreken. De kinderen delen de verschillende ervaringen in de centra met elkaar.
Elke dag wordt er tijd gestoken in het met elkaar delen van de leerervaringen die leerlingen hebben opgedaan. Posters worden aan elkaar gepresenteerd, kunstwerken getoond, liedjes gezongen, recensies voorgelezen et cetera. Het delen is vrijwillig. Het zijn belangrijke ervaringen voor kinderen omdat ze allemaal iets kunnen laten zien waar ze sterk in zijn. Tijdens de bespreking wordt er doorgevraagd en gediscussieerd. Hier wordt veel van elkaar geleerd. 4
Projectopdrachten in een centrum naar keuze
Na afloop van het werken in centra en het delen hebben kinderen de kans zich te verdiepen in een bepaald onderdeel van het thema. Dit wordt gedaan in de projecttijd. De kinderen ontwerpen hun eigen projecten en passen de strategieën en vaardigheden die ze hebben geleerd in de centra toe. De bedoeling is dat de kinderen dit steeds zelfstandiger gaan invullen. Voorbeelden van krachtige ontwerpen naar aanleiding van de bovengenoemde modellen zijn te vinden in de verschillende casussen. De rol van de opvoeding Hoger opgeleiden vinden het vaak belangrijk om hun kinderen in contact te brengen met verschillende aspecten van wat vaak ‘hoge cultuur’, of cultuur met een grote “C” , heet. Dit betreft dan de wereld van de professionele kunstenaars die optreden in theaters, schouwburgen. Het is de wereld van de schrijver en de dichter, van klassieke muziek, ballet en danstoneel. Het is de wereld van bekende beeldende kunstenaars als Rembrandt en Van Gogh. Van standbeelden en monumentale gebouwen. Het is de wereld die je aantreft in musea. Van Kunst met een grote “K”, waar kunstkenners over schrijven en critici hun recensies aan wijden. Tegenover de hoge cultuur staat de lage cultuur. Hier gaat het om allerlei cultuuruitingen die niet voortkomen uit het werk van erkende kunstenaars, maar op alledaagse wijze ontstaan. Het is de wereld van de amateurs, folklore, volksvermaak en amusement.Die eerste ontmoeting met C en c bepalen voor kinderen in hoge mate de verdere participatie aan Cultuur of cultuur. Er is nog steeds meer erkenning en waardering voor de ‘hoge cultuur’ dan de ‘lage cultuur’. De hoge cultuur ontvangt meer steun en aan dacht in het cultuurbeleid van de overheid, in de media, in het onderwijs en de wetenschap. Maar de aanvankelijke verschillen in status is niet meer zo duidelijk aanwezig. Het is niet meer zo dat alleen de rijke en hoogopgeleide elite zich vermaakt met de hogere cultuuruitingen, naar de opera gaat of een museum bezoekt en de andere mensen hun vermaak kennen met de lager volksuitingen. De laatste 40 jaar is er in dit opzicht veel veranderd. De naoorlogse politieke verheffingsidealen en de democratiseringsbeweging van de jaren zestig van de twintigste eeuw en de toegenomen welvaart hebben ertoe geleid dat grote groepen uit de lagere bevolkingsklassen de weg in maatschappelijk opzicht naar boven vonden. Was voor de Tweede Wereldoorlog het luisteren naar muziek een privilege van de welgestelden, na de oorlog kwam in bijna elke huiskamer een radiotoestel. Dit leidde ertoe dat deze groep naast belangstelling voor de conventionele cultuuruitingen van de elite, ook aandacht had voor nieuwe en andere cultuuruitingen zoals foto, film, popmuziek, videoclips, thrillers en strips.Vooral popmuziek, de afkorting is van populaire muziek, heeft in de naoorlogse periode een prominente plaats verworden.
Recent Nederlands en buitenlands onderzoek toont aan dat de huidige jongere generaties, ook de hoger opgeleiden, steeds minder participeren in de conventionele hogere cultuur, maar steeds meer deelnemen in allerlei vormen van de lagere volkse cultuur. Het zijn op dit moment vooral de oudere hoger opgeleiden die volop participeren in de conventionele hogere elite cultuur. De groep die zich vooral richt op de lagere traditionele volkse cultuur is heel breed en divers en groeit in aantal. In het verleden werd in het onderwijs en opvoeding nogal eens ingeprent dat hogere cultuur waardevoller was dan de lagere cultuur. De leerlingen leerden veel feitjes over de Nederlandse cultuur: over de drie belangrijkste schilders van de Gouden Eeuw ( Rembrandt, Vermeer en Frans Hals), over de dichters Bredero, Hooft en Vondel. Steeds mooi in drietallen, want dat leerde zo makkelijk. Dit paste bij de toenmalige kennisgerichte benadering in het onderwijs. Tegenwoordig benadrukt het onderwijs niet meer het verschil tussen de hoge en lage cultuur, maar besteed aan beide aandacht. Dit heeft wel geleid tot de veel gehoorde klacht dat Nederlanders weinig kennis hebben van hun geschiedenis en zich daardoor weinig met elkaar verbonden voelen. Alleen als het Nederlandse elftal speelt en het Wilhelmus door het met oranjesupporters gevulde stadion klinkt, lijken we als volk verbonden. De Nederlandse overheid heeft een commissie ingesteld die onder leiding van professor Van Oostrom een zogenoemde canon gaat opstellen. Deze is in oktober van 2007 gepresenteerd en bevat een vijftigtal vensters op de geschiedenis van Nederland. Deze vensters zou kunnen dienen als bron voor wat elke Nederlander eigenlijk zou moeten weten over zijn cultuurgeschiedenis. Ook door de opkomst van de moderne media verloren veel hogere vormen van cultuur de concurrentiestrijd met de lagere volkskunst. Tv-programma’s als ‘Big Brother’ trokken miljoenen kijkers op een avond, een kijkers aantal waar menig operettegezelschap jaren over doet. Een soap als GTST trekt dagelijks meer dan een miljoen kijkers. De culturele elite heeft de neiging dit soort programma’s als volksvermaak te beschouwen. Als amusement en niet als kunst. Toch hebben dit soort lagere cultuuruitingen dezelfde betekenis als de hogere cultuuruitingen: ze geven stof tot verbeelding, denken en gesprek. GTST blijkt een onderwerp van gesprek te zijn binnen veel gezinnen, in de buurt of tussen meisjes uit de verschillende etnische groepen. Het programma spreekt tot de verbeelding. Een veelheid aan maatschappelijke problemen komt erin aan de orde. Dergelijke programma’s zijn betekenisvol omdat ze de tijdgeest verbeelden en aanzetten tot identiteitsontwikkeling. Je ziet een ontwikkeling waarin aandacht voor de veelheid van aan cultuuruitingen die zich in onze samenlevingen aandienen. Afhankelijk van het draagvlak dat een bepaalde cultuuruiting krijgt, kan het uitgroeien tot iets dat velen aanspreekt. Het muziekbandje van om de hoek kan, doordat het aansprekende muziek maakt of zich anderszins onderscheidt, onder de aandacht komen van een producer die ze een plaatje laat maken. Een radioprogramma draait het plaatje en het slaat aan. De website van de band ondersteunt met demo’s het netwerk van enthousiaste fans van het bandje. Ze maken een opvallende clip en bestormen de top 40. Van een onbekend groepje worden ze een bekende band. Ze vormen een duidelijk herkenbaar onderdeel van een bepaalde muziekstroming. Hun hits worden nog generaties lang meegezongen door hun (oud) fans, ook als ze mogelijkerwijs zelf niet meer actief kunnen musiceren of zelfs zijn overleden. Was het in het verleden de elite die gevoed werd door het werk van professionele kunstenaars (musici, beeldend kunstenaars, architecten, balletdansers, operazangers, etc) bepaalde of iets cultuur of kunst was, tegenwoordig zijn het min of meer toevallige netwerken die bepalen of iets komt bovendrijven wat tot onze cultuur behoort. Na de opsomming van de verschillende vormen van cultuureducatie op blz 16 volgt volgend stuk: Geen verwijzing in het boek naar website… In de praktijk biedt het onderwijs alle vier genoemde deelgebieden van cultuureducatie aan in samenhang met elkaar en met andere vakken. Daardoor leent cultuureducatie zich voor vele vormen van activerend en vernieuwend onderwijs. Onderwijs, opvoeding en cultuur Door kinderen op jonge leeftijd kennis te laten maken met zaken als cultureel erfgoed, kunst en media, ontdekken ze welke plaats de cultuur inneemt in de samenleving en wat deze kan betekenen voor henzelf. Kinderen ontwikkelen zich in een specifieke omgeving, ontdekken de wereld en zichzelf daarin. Ze spelen daarin een hoofdrol. Hun eigen positie, hun intelligenties en ervaringen vormen de gerichtheid waarmee ze de wereld tegenkomen.
De wereld vertoont enerzijds structuur, houvast; een ritme van aandacht, uitdaging en zorg; ouders, andere kinderen, familie, buurtgenoten, begeleiders, leerkrachten. Verhaaltjes voor het slapen gaan, samen eten, spelen. De inrichting van het huis, streepjes op het kozijn die aangeven hoe ‘groot je groeit’, speelgoed, radio, televisieprogramma’s , de verjaardag, een buurtfeest, boeken, films, een ontdekking in het museum, verkleedkleren van je vader en moeder, winkelen, Koninginnedag, foto’s van speciale momenten in je leven. Cultuur is een natuurlijke staat van de wereld waarin kinderen opgroeien. Anderzijds is de wereld ook een soort caleidoscoop waarin allerlei onbegrijpelijke fragmenten bij elkaar komen en zich voordoen. Gebeurtenissen die je overvallen, mogelijkheden die je onzeker maken, internet, dingen die je uitdagend vindt maar nog niet goed kunt plaatsen, uitvindingen, nieuwe producten, een levensstijl die je verrast, boeken of films waarin je iets van jezelf ontdekt, vrijetijdsbesteding, een andere omgeving ontdekken, je eigen talenten vorm kunnen geven. Gaandeweg, een leven lang. Je kunt niet leven zonder cultuur, cultuur is er altijd. Als je van het standpunt uitgaat dat cultuur de natuurlijke staat is waarin de ontwikkeling van kinderen plaatsvindt en waarin zich de ervaringswereld van kinderen afspeelt, dan ligt het voor de hand om cultuureducatie in het basisonderwijs alle ruimte te geven. Daarbij kunnen alle intelligenties aangesproken en verder ontwikkeld worden.
Thema: Werken met Klei in de omgeving van Tegelen Het bezoek aan de Kiepkar Toepassing vierslag 1. waarnemen 2. herkennen 3. verklaren (levert de leervragen op) 4. wat vind ik er van Wanneer je vanuit meerdere perspectieven het thema” werken met klei” bekijkt kan het de volgende leervragen/inhouden opleveren Kunst/vormgeving Historisch Geografisch economisch Cultureel Politiek Natuurlijk technisch antropologisch De geschiedenis van de verandering van het landschap door de winning van klei
Historische periodes: Tiglien, agrarisch en technisch
Regionale topografie, kleiwinning van laag terras, prehistorische bedding (tot 19e eeuw) naar hoogterras (19e eeuw) - Bezoek botanische tuin Jochumhof: Projecten: kleiboren bij nabij gelegen beek, bekijken van fossielen, opdrachtenboekje geologie en ijstijd -Opbouw van de grondsoorten -Kaarten bestuderen en zelf de omgeving in kaart brengen
De verandering van het landschap door de winning van klei en het natuurbeheer van de groeves nu.
Kunst/vormgeving
Historisch
-Hoe zag de Keramiekvormgeving er in de diverse tijden er uit en waarom zo?
-Geschiedenis ambachten/vormgev ers en klei en de relatie met klei en industrie (draaiers, decorateurs, gipsmodelbouwers, boetseerders, glazuurspecialisten)
Bezoek plaatselijke oudheidkamer: tegels volksaardewerk -In middeleeuwen sculturen voor kerk -Andere toegepaste kunst zoals pronkschotels en tabakspotten. In 1935 door kerkelijk initiatief oprichting boetseerclub, ontstaan atelier Tekavok, Tegelse keramiek en volkskunst -In 1936 start grof keramisch bedrijf Russel Tiglia, met en afdeling sieraardewerk, unica - Bezoek keramiekcentrum de Tiendschuur met gebruik educatief materiaal (speurtocht in tuin en rondleiding in museum) -Van tevoren leskoffer voor in de klas
-Kringgespekken over en onderzoeken van keramische producten die kinderen zelf hebben meegebracht -Thematisch omgevingspad -Ontstaan van straatnamen
- Bezoek keramiekcentrum de Tiendschuur met speciaal aandacht voor de historische collectie -Wat maken de hedendaagse kunstenaars die hier wonen van - Van tevoren leskoffer voor in de klei? klas -Bezoek keramiekkunstenaar Niek Hoogland, Niek laat proces - Tijdbalk maken rond het werken met zien van klei naar keramische klei kunst
Geografisch
economisch
Cultureel antropologisch
-Ontwikkeling dakpannenindustrie en keramiekindustrie
-Het werken in de kleigroeves en klei-industrie -Het werken in de keramische bedrijven en ateliers
-Ontwikkeling andere keramische bedrijven -Tekening/maquette ontwerpen om de infrastructuur in kaart te brengen en te verbeteren.
- Gastspreker, arbeider - Fotoreportage van het werken met de klei in de groeves, industrie, ateliers (ook zelf foto’s mee)
Politiek
Natuurlijk
technisch Onderzoeken van machines en werktuigen die nodig waren en de werking er van. Keramische technieken, deciratietechnieken, glazuurtechnieken, bouwen van mallen Koppelen aan B, opdracht
Kunst/vormgeving
-Wat is de invloed geweest van de keramische activiteiten op de rijkdom aan kunstzinnige activiteiten in beeldende kunst, toneel, film en muziek? -Een beeldende opdracht met een keramische techniek, of keramische producten decoreren, een mozaïek ontwerpen, -Bezoeken van een voorstelling door een gezelschap uit Tegelen Bezoek Tegelse bibliotheek en gebruik van internet om informatie te zoeken en culturele kaart van Yvonne met adressen en namen van personen, websites die interessant zijn om te raadplegen.
Historisch ontstaan van straatnamen Historische kaarten onderzoeken -Interview/gastles regionaal archeloog -reconstrueren aardewerk aan de hand van scherven -Het opzoeken en herleiden van de betekenis van de - Het ontstaan van de passiespelen Tegelse liedjes
Geografisch
economisch Ontwikkeling infrastructuur, aanleg A73/A74
Cultureel antropologisch
Politiek Ontwikkeling infrastructuur, aanleg A73/A74
Natuurlijk
technisch