Een Rotterdams scenario voor mentoring Hoe te komen tot een kwalitatief goed en evenwichtig aanbod van mentoring in Rotterdam?
Een Rotterdams scenario voor mentoring Hoe te komen tot een kwalitatief goed en evenwichtig aanbod van mentoring in Rotterdam?
Amsterdam, mei 2009
Colofon Opdrachtgever: Gemeente Rotterdam, Jeugd, Onderwijs en Samenleving © Radar Arnoud Brix, Bea Oomens, Natalia Blok en Mara Frank Veemarkt 83 1019 DB AMSTERDAM Telefoon 020-4635050 Faxnummer 020-4635051
[email protected] www.radaradvies.nl
Inhoudsopgave Managementsamenvatting
2
1
Inleiding
5
2
Uitkomsten behoeftenonderzoek
7
2.1
Operationalisatie
7
2.2
Werkwijze
9
2.3
Omvang van de vraag naar mentoring
9
2.4
Aard van de vraag naar mentoring
11
2.5
Conclusie
13
3
Vraag en aanbod met elkaar vergeleken
14
3.1
Het aanbod
14
3.2
Dubbelingen en hiaten
16
3.3
Conclusie
19
4
De rol van de gemeente ten aanzien van mentoring
20
4.1
De vraag van de gemeente nader bekeken
20
4.2
Scenario’s met betrekking tot mentoring
21
4.3
Het Rotterdamse scenario
26
4.4
De rol van de gemeente
29
Bijlagen
35
Bijlage 1: Lijst van geïnterviewden
35
Bijlage 2: Enquête
36
Bijlage 3: Geraadpleegde literatuur
39
Een Rotterdams scenario voor mentoring RadarAdvies, maart 2009
1
Managementsamenvatting De gemeente Rotterdam ziet mentoring als een belangrijk instrument als het gaat om de ondersteuning en ontwikkeling van jongeren. De gemeente wil inzetten op een kwalitatief goed en evenwichtig aanbod van mentoring. Zij heeft RadarAdvies gevraagd onderzoek te doen naar de behoefte aan mentoring in Rotterdam, de uitkomsten van dit onderzoek te vergelijken met het aanbod en vervolgens een advies te geven over de wijze waarop de gemeente haar regierol ten aanzien van mentoring kan invullen. Voor een goed begrip geven we hieronder allereerst de operationalisering van een aantal begrippen die in dit rapport terugkomen, alvorens op de uitkomsten van het onderzoek in te gaan. Daarna geven we de belangrijkste punten van ons advies ten aanzien van mentoring in Rotterdam en de rol van de gemeente weer. Operationalisering Definitie van mentoring Mentoring is een ondersteunende activiteit waarbij een meer ervaren persoon een minder ervaren persoon begeleidt. De begeleiding kenmerkt zich door uitwisseling van praktische ervaringen en het geven van feedback. De mentor fungeert in een één-op-één relatie als rolmodel, vertrouwenspersoon en/of coach. Mentor en jongere (de mentee) hebben frequent contact, doorgaans buiten school of werk. De doelgroep van mentoring betreft in Rotterdam kinderen en jongeren in de leeftijdscategorie van 8 tot en met 23 jaar. Kwalitatief goed aanbod Goede mentoringprojecten werken op basis van een gedeelde visie, doordachte methodiek, heldere doelstellingen en continue training en begeleiding van mentoren. Binnen deze ‘kaderstelling’ staat maatwerk, gericht op de mentee, voorop. Mentor en mentee onderzoeken samen welke vragen de mentee heeft en hoe daaraan gewerkt kan worden. De projecten kennen een professionele organisatiestructuur en de activiteiten sluiten aan bij de omgeving van de jongere (school, netwerk, ketenorganisaties, oudercontact). Een mentorrelatie duurt minimaal een jaar en er is bijvoorkeur wekelijks contact. Evenwichtig aanbod Een evenwichtig aanbod van mentoring houdt in dat: 1. Mentoring onderdeel is van een breed scala van mogelijke interventies en alleen dan ingezet wordt, wanneer dit inderdaad het geëigende antwoord is op een vraag van een jongere en; 2. Er een breed aanbod van typen mentoring is zodat maatwerk geboden kan worden door een passende vorm van mentoring in te zetten.
Een Rotterdams scenario voor mentoring RadarAdvies, maart 2009
2
Vraag versus aanbod Het bestaande aanbod Op basis van een recente inventarisatie blijkt dat de Rotterdamse projecten gezamenlijk ongeveer 1.900 kinderen en jongeren bereiken. Er zijn veel initiatieven voor mentoring in Rotterdam en er bestaat een grote diversiteit aan typen mentoring. Zo worden als aparte vormen van mentoring onderscheiden: studentmentoring, klassieke (vrijwillige) mentoring en professionele (betaalde) mentoring. Ook komt naar voren dat niet ieder mentoringinitiatief organisatorisch even sterk is en dat de continuïteit vaak ontbreekt. De geïnventariseerde behoefte De behoefte aan mentoring is onderzocht langs drie wegen: 1. Interviews en enquêtes onder een aantal actieve mentorprojecten. 2. Enquêtes onder professionals die in het veld van het onderwijs, jongerenwerk en jeugdzorg actief zijn. 3. Jongeren panels van jongeren met en zonder ervaring met mentoring. De ondervraagden geven aan dat de behoefte aan mentoring voor Rotterdamse kinderen en jongeren in de leeftijd van 8 tot en met 23 jaar groot is: minimaal het dubbele aantal jongeren zou een mentor kunnen gebruiken. Wat betreft de inhoud van de mentoring wordt gesteld dat binnen een mentoraat verschillende doelstellingen – aansluitend op de vraag van de jongere – aan de orde moeten kunnen komen. De mentor moet daarbij verschillende rollen kunnen aannemen. De behoefte concentreert zich hoofdzakelijk op professionele en met name klassieke mentoring, met als voornaamste doel jongeren met problemen ondersteuning te bieden en voortijdig schoolverlaten tegen te gaan. Concluderend kunnen we zeggen dat op basis van de geïnventariseerde behoefte aan mentoring in Rotterdam het huidige aanbod van 1.900 kinderen en jongeren uitgebreid dient te worden naar 4.000 per jaar waarbij vooral ingezet moet worden op klassieke mentoring. Het bestaande beleid ten aanzien van professionele mentoring verdient continuering. Kijkend naar de vragen van jongeren waarvoor je mentoring kunt inzetten, is een extra accent gerechtvaardigd op de groep die de overgang maakt van voortgezet onderwijs naar mbo. Naar een Rotterdams scenario voor mentoring In het Rotterdamse scenario voor mentoring blijft het huidige brede aanbod, bestaande uit studentmentoring, klassieke mentoring en professionele mentoring gehandhaafd. De gemeente heeft een duidelijk beeld van wat het gewenste en gepaste aanbod is en stimuleert de ontwikkeling of groei van projecten daar waar nodig. Gestreefd wordt naar een aanbod van 4.000 mentorrelaties per jaar. De gemeente heeft in het bijzonder oog voor jongeren die een risico lopen bij hun ontwikkeling. Voor deze groepen is de inzet van klassieke mentoring en professionele mentoring aanbevolen. De gemeente zet sterk in op de kwaliteit van de projecten, of het nu gaat om projecten met een gemeentelijke subsidie of om anders gefinancierde projecten. De gemeente realiseert zich dat de projecten die zij rechtstreekse subsidieert slechts een deel van het totale aanbod beslaan. De
Een Rotterdams scenario voor mentoring RadarAdvies, maart 2009
3
gemeente hecht dan ook veel waarde aan het particuliere initiatief wat bijvoorbeeld blijkt uit de goede contacten die met het werkveld onderhouden worden en het feit dat waar nodig en mogelijk (inhoudelijke) ondersteuning geboden wordt. De rol van de gemeente De gemeente stelt zich faciliterend op als het gaat om mentoring. Er zijn drie rollen voor de gemeente die hieronder worden toegelicht. Indien de gemeente deze drie rollen in samenhang met elkaar invulling geeft en hierover goed communiceert met het veld, ontstaat de mogelijkheid om aan mentoring in Rotterdam een belangrijke impuls te geven. 1. De gemeente maakt beleid. Het verder ontwikkelen en communiceren van een eensluidende Rotterdamse visie op mentoring waarbij verschillende afdelingen (zoals JOS, Veiligheid, SoZaWe) van de gemeente en deelgemeenten hun initiatieven op elkaar afstemmen. Belangrijk hierbij is dat er een heldere afbakening blijft met andere interventies, gericht op kinderen en jongeren, zoals hulpverlening, jongerenwerk en bijvoorbeeld schooleigen begeleiding. Als het gaat om de financiering van mentoring projecten moet over de grenzen van het jeugdbeleid heengekeken worden. Er zijn middelen te vinden bij bijvoorbeeld veiligheidsbeleid en re-integratie. 2. De gemeente ondersteunt en stimuleert. De gemeente heeft een rol bij het stimuleren van kennisuitwisseling tussen mentoringinitiatieven. Er is veel behoefte aan een centraal punt waar actuele informatie te vinden is over actieve mentoringprojecten. Ook kan de gemeente een rol spelen bij het ontwikkelen van een gemeenschappelijk ondersteuningsaanbod, zoals een training voor mentoren. Het veld stelt het op prijs wanneer de gemeente haar netwerken voor mentoringprojecten toegankelijk zou maken. De regiefunctie voor jongeren in probleemsituaties door middel van de DOSA-regiseur wordt als nuttig ervaren. Mentorprojecten willen echter geen verlengde van de gemeente worden. Wel zou de gemeente in de vorm van communicatie en pr het nodige kunnen doen om bekendheid te geven aan mentoring. 3. De gemeente is subsidiegever en opdrachtverstrekker. De gemeente onderhoudt een subsidierelatie met enkele grotere, professioneel georganiseerde mentoringprojecten, met zowel vrijwillige (klassieke) mentoring als betaalde mentoring. Binnen deze relatie heeft de gemeente veel mogelijkheden om niet alleen op kwantiteit te sturen, maar juist ook op kwaliteit. Deelnemers van de mentoringprojecten (jongeren en vrijwillige mentoren) kunnen betrokken worden bij de kwaliteitsmeting van de projecten. Naast de subsidiering van deze organisaties, is het aan te bevelen een klein deel van het budget te reserveren voor veel belovende nieuwe initiatieven.
Een Rotterdams scenario voor mentoring RadarAdvies, maart 2009
4
1 Inleiding De gemeente Rotterdam ziet mentoring als een belangrijk instrument als het gaat om de ondersteuning en ontwikkeling van jongeren. De gemeente wil inzetten op het tot stand komen van een kwalitatief goed en evenwichtig aanbod van mentoring en hierbij meer dan voorheen een faciliterende rol vervullen. In 2008 voerde Conclusion Advies en Management op verzoek van de gemeente een onderzoek uit naar het aanbod naar mentoring in Rotterdam. De uitkomsten van dit onderzoek werden gepresenteerd aan het mentorveld in september 2008. In vervolg op het onderzoek van Conclusion heeft de gemeente RadarAdvies gevraagd onderzoek te doen naar de behoeften aan mentoring in Rotterdam, de uitkomsten van dit onderzoek te vergelijken met het aanbod en vervolgens een advies te geven over de wijze waarop de gemeente haar regierol ten aanzien van mentoring kan invullen. Parallel aan dit onderzoek en het opstellen van het advies, leverde Radar input voor een handreiking voor mentoring die JOS uitbrengt.1 In deze handreiking is actuele informatie verzameld met betrekking tot de verschillende typen mentoring en succescriteria. Het mentoringveld is sterk in beweging. Niet alleen in Rotterdam, maar ook landelijk is er veel aandacht voor. Dat levert een flink aantal recente publicaties op met betrekking tot mentoring, waarbij er veel aandacht is voor de resultaten, versterking van de kwaliteit en effectmeting. Wij hebben voor dit onderzoek dankbaar gebruik gemaakt van de inzichten van kenniscentra maar ook van ervaringen in andere steden. In Rotterdam blijkt er een goede voedingsbodem te bestaan voor mentoring. De inventarisatie en verkenning van het Rotterdamse veld heeft na het onderzoek van Conclusion niet stilgestaan. Er werden nieuwe mentorinitiatieven ontdekt en anderen bleken slapend of niet meer te bestaan. Ook deze informatie die via JOS tot ons kwam, was zeer nuttig om ons een beter inzicht te geven in de match tussen vraag en aanbod. Voor ons onderzoek en het advies over de rol van de gemeente hebben wij mentorprojecten geïnterviewd, hielden we een enquête onder professionals uit het onderwijs, jongerenwerk en jeugdzorg, organiseerden we drie jeugdpanels2 en was er een bijeenkomst met het veld waar de uitkomsten en voorlopige conclusies bediscussieerd werden. Op deze manier kregen we goed inzicht in het werkveld, ontdekten ook wij weer nieuwe projecten en belangstellenden en werden we ons
1
“Wie vertelt me wat!? Handreiking voor iedereen die in Rotterdam betrokken is bij mentoring” Eén panel met jongeren die deelnemer waren in een mentorproject, één panel was samengesteld uit het JOS Jongerenpanel, dat is opgezet in het kader van Jongerenhoofdstad 2009 en één panel bestond uit leerlingen van een VMBO school. 2
Een Rotterdams scenario voor mentoring RadarAdvies, maart 2009
5
bewust van de grote dynamiek op dit terrein. We hopen dat degenen die ons van input voorzien hebben, dit terugvinden in dit rapport. Misschien niet letterlijk maar zich dan toch kan herkennen in de toon en richting. In ieder geval willen we allen bedanken die de moeite hebben genomen te reageren op onze e-mails, telefoontjes, enquêtes en uitnodigingen. Leeswijzer In hoofdstuk 2 ‘Uitkomsten behoeftenonderzoek’ vindt u de uitkomsten van ons onderzoek naar de vraag aan mentoring in Rotterdam. Allereerst wordt de aard en omvang van de behoefte geoperationaliseerd. Daarna wordt de geïnventariseerde omvang van de behoefte weergeven, welke vervolgens wordt gespecificeerd naar de aard. De uitkomsten zijn in dit hoofdstuk niet gewogen weergegeven. Dit wil zeggen dat de antwoorden op de gestelde vragen zonder nuance worden gepresenteerd. Deze nuancering wordt aangebracht in hoofdstuk 3 ‘Vraag en aanbod vergeleken’. Hier wegen en nuanceren we de uitkomsten en voorzien we de behoeften van betekenis, binnen hun context en afgezet tegen het aanbod. Allereerst inventariseren we (op basis van bestaand materiaal van Conclusion en JOS) de aantallen projecten en hun bereik. Vervolgens kijken we naar dubbelingen en hiaten als het gaat om aantallen, type mentoring, bereik, leeftijd en kwaliteit. Dit hoofdstuk eindigt met een aantal aandachtspunten voor de ontwikkeling van het veld die in hoofdstuk 4 terugkomen. In hoofdstuk 4 ‘De rol van de gemeente ten aanzien van mentoring’ richten we ons op de toekomst. Hoe kan de gemeente inzetten op een kwalitatief goed en evenwichtig aanbod van mentoring in Rotterdam? Eerst operationaliseren we de begrippen kwalitatief goed en evenwichtig. Na de beschrijving van een aantal mogelijke scenario’s, inclusief voor- en nadelen, formuleren we een toekomstig Rotterdams scenario voor mentoring. We eindigen dit hoofdstuk met de een beschrijving van de wijze waarop de gemeente haar faciliterende rol kan invullen, te onderscheiden naar de rol van beleidsmaker, de rol van stimulator van particulier initiatief en de rol van subsidiënt.
Een Rotterdams scenario voor mentoring RadarAdvies, maart 2009
6
2 Uitkomsten behoeftenonderzoek De gemeente Rotterdam wil dat er in de stad een kwalitatief goed en evenwichtig mentoringsaanbod is. Op deze wijze kan aan jongeren een ondersteuningsaanbod worden gedaan, waarmee zij – toegesneden op hun specifieke situatie – worden geholpen in hun maatschappelijke en sociale ontwikkeling en participatie. Een evenwichtig aanbod is een aanbod waarbij verschillende initiatieven op elkaar zijn afgestemd en wordt aangesloten op de bestaande behoeften aan mentoring in Rotterdam. In dit hoofdstuk presenteren we de uitkomsten van het behoefteonderzoek. Allereerst wordt de aard en omvang van de behoefte geoperationaliseerd. Daarna geven we de geïnventariseerde omvang van de behoefte weer, welke vervolgens wordt gespecificeerd naar de aard. De uitkomsten zijn in dit hoofdstuk niet gewogen weergegeven. Dit wil zeggen dat we de antwoorden op de gestelde vragen zonder nuance presenteren. In hoofdstuk 3 ‘Vraag en aanbod vergeleken’ worden de uitkomsten gewogen en genuanceerd, waarmee we de behoeften binnen hun context en afgezet tegen het aanbod van betekenis voorzien.
2.1
Operationalisatie
De gemeente Rotterdam hanteert de volgende werkdefinitie voor mentoring:3 Mentoring is een ondersteunende activiteit waarbij een meer ervaren persoon een minder ervaren persoon begeleidt. De begeleiding kenmerkt zich door uitwisseling van praktische ervaringen en het geven van feedback. De mentor fungeert in een één-op-één relatie als rolmodel, vertrouwenspersoon en/of coach. Mentor en jongere (de mentee) hebben frequent contact, doorgaans buiten school of werk. De doelgroep van mentoring betreft in Rotterdam kinderen en jongeren in de leeftijdscategorie van 8 tot en met 23 jaar. Dit is een ruime definitie van mentoring waarin verschillende doelstellingen en vormen van mentoring passen. Om binnen deze definitie de behoeften te kunnen specificeren zijn de behoeften eerst geoperationaliseerd naar aard. De aard van de behoeften is geïnventariseerd naar type mentoring, doelstelling van mentoring en type ondersteuningsvragen.
3 Deze definitie wordt ook gebruikt in de handreiking ‘Wie vertelt me wat!?’ en is sterk gebaseerd op de definitie die Frans Meijers hanteert in de uitgave ‘Kwaliteit aan zet. Op weg naar professionele mentoring’, van het Kennispunt Mentoring.
Een Rotterdams scenario voor mentoring RadarAdvies, maart 2009
7
Typen mentoring De gemeente Rotterdam onderscheidt drie typen mentoring: studentmentoring, klassieke mentoring en mentoring door een betaalde professional.
-
-
-
Studentmentor Inzet student- of leerlingmentor.
Klassieke mentor Inzet van vrijwillige mentor als rolmodel en/of klankbord.
Betaalde professional Inzet betaalde beroepskracht.
Vooral geschikt voor praktische vragen en voor school- en loopbaanadvies.
Vooral geschikt voor de ontwikkeling van sociaalemotionele vaardigheden en persoonlijke groei.
Vooral geschikt voor doelgerichte interventies gericht op specifieke behoeften.
Doelgroep: (jongerejaars) studenten en leerlingen die extra ondersteuning kunnen gebruiken bij cognitieve leerprocessen.
Doelgroep: kinderen en jongeren die extra aandacht en ‘sociaal kapitaal’ kunnen gebruiken.
Doelgroep: jongeren met een relatief zware problematiek (geen werk of school) die bovendien vaak lastig te bereiken zijn.
Binnen studentmentoring kunnen tutoring en peer support een plaats hebben. De gemeente onderscheidt deze begrippen echter niet als op zichzelf staande vormen van mentoring. Tutoring is vooral gericht op het oefenen van schoolse vaardigheden. Peer support wil letterlijk zeggen dat leeftijdgenoten elkaar onderling steunen. Hun inzet varieert: van coach tot bemiddelaar of vertrouwenspersoon. Hulpverlening en schooleigen leerlingbegeleiding hebben hun eigen toegevoegde waarde. Ze vallen echter buiten de hier gehanteerde afbakening van mentoring. Ook een ondersteuningsaanbod dat zich beperkt tot huiswerkbegeleiding of studieplanning, valt buiten het begrip mentoring. Wél omvat de Rotterdamse afbakening van mentoring de inzet van betaalde krachten. Deze professionals hebben een specifieke taak in het bereiken van doelgroepen met een relatief zware problematiek.
Doelstellingen van mentoring De onderstaande indeling van doelstellingen van mentoring is ontleend aan Meijers en sluit aan op de handreiking ‘Wie vertelt me wat?!’. De doelstellingen hangen samen met de vraag en behoefte van de mentee, de aanpak binnen het mentoraat en met de rol van de mentor. We onderscheiden de volgende doelstellingen: - Sociaal emotionele ontwikkeling met als doel gedragsverandering. - Cognitieve ontwikkeling met als doel kennis van onderwijs- en bedrijfsleven. - Persoonlijke ontwikkeling met als doel zelfkennis en zelfsturing. Typen ondersteuningsvragen Mentoring kan ondersteuning bieden bij verschillende vragen en ondersteuningsbehoeften van jongeren. Onderstaande opsomming is niet uitputtend maar bevat de belangrijkste doelgroepen die projecten in de praktijk onderscheiden. - Kinderen en jongeren die een duwtje in de rug of extra aandacht nodig hebben. - Kinderen en jongeren met een beperkt sociaal netwerk en/of kapitaal.
Een Rotterdams scenario voor mentoring RadarAdvies, maart 2009
8
-
Kinderen en jongeren met onvoldoende sociale competenties en vaardigheden. High potentials. (Dreigend) voortijdig schoolverlaters. Overlastgevende jongeren. Kinderen en jongeren die slecht bekend zijn met het onderwijssysteem en/of arbeidsmarkt. Tienermoeders.
-
2.2
Werkwijze
De vraag naar de aanwezige behoeften aan mentoring is voorgelegd aan drie groepen. 1. Rotterdamse mentoringinitiatieven. Actieve Rotterdamse mentoringinitiatieven zijn bevraagd middels een uitgebreide enquête. Van een aantal initiatieven is de projectleider geïnterviewd. 37 initiatieven zijn bevraagd, met een respons – na nabellen - van 14. 2. Professionals werkzaam met/voor kinderen en jongeren Rotterdamse professionals werkzaam met of voor kinderen en jongeren zijn bevraagd middels een uitgebreide enquête. Het gaat om docenten, leerplichtambtenaren, jongerenwerkers, jongerenloketconsulenten, hulpverleners, DOSA4-regisseurs, etcetera. Meer dan 120 professionals zijn bevraagd, met een respons – na nabellen - van 41. 3. Jongeren. In drie jongerenpanels zijn, in groepsdiscussies aan de hand van vragen, de behoefte onder de jongeren zelf geïnventariseerd. Er is bewust gekozen voor een panel uit ervaringsdeskundigen (c.q. jongeren met een mentor) naast panels met jongeren die niet bekend zijn met mentoring. In totaal hebben 36 jongeren deelgenomen aan de panels. Leeftijd van de deelnemende jongeren liep uiteen van 10 tot 23 jaar, overwegend lag hun leeftijd tussen de 14 en 20 jaar. De samenstelling van de panels was op andere punten (sekse, etniciteit, opleidingsniveau, voorkomen van problemen) tevens divers.
2.3
Omvang van de vraag naar mentoring
In deze paragraaf wordt de omvang van de Rotterdamse vraag naar mentoring gepresenteerd. De antwoorden verkregen middels het behoefteonderzoek onder de mentoringinitiatieven, professionals en jongeren zijn hierbij niet gewogen en niet genuanceerd weergegeven. Omvang van de vraag Mentoringinitiatieven, professionals en jongeren geven doorgaans aan dat een groot deel van de Rotterdamse jeugd gebaat is bij mentoring. Mentorprojecten onderschrijven een grote behoefte; de kinderen en jongeren die zij ondersteunen hebben er nagenoeg allemaal baat bij. Naar hun mening is de groep die zij niet bereiken, maar net zo goed ondersteuning nodig heeft, minstens net zo groot. 4
Deelgemeentelijke organisatie sluitende aanpak
Een Rotterdams scenario voor mentoring RadarAdvies, maart 2009
9
Professionals werkzaam met en voor jongeren schatten de potentiële vraag naar mentoring over het algemeen niet minder groot in. Welzijns- en jongerenwerkers zien een bovengemiddeld grote noodzaak tot mentoring. Docenten en andere onderwijsgerelateerde professionals geven een minder grote behoefte aan. Een door henzelf aangedragen verklaring is dat binnen het onderwijs een eigen mentorsysteem bestaat. Mentoring – zoals in dit onderzoek onderzocht – moet daar een aanvulling op zijn. Jongeren – wanneer eenmaal bekend met wat mentoring inhoudt - zien mentoring als een belangrijke en persoonlijke manier om kinderen en jongeren te ondersteunen. Om de omvang te kunnen kwantificeren is de vraag gesteld welk deel van de groep kinderen en jongeren waarmee men contact heeft, baat kan hebben bij mentoring. Deze vraag levert sterk uiteenlopende antwoorden op: van ‘allemaal’ tot ‘twee van de twintig’. Het merendeel van de professionals werkzaam met of voor jongeren geeft een percentage aan tussen de 25 en 50 procent. Hierbij moet worden opgemerkt dat een oververtegenwoordiging van de geënquêteerde professionals in contact staat met jongeren die op één of meerdere levensgebieden problemen ondervinden. Jongeren, kijkend naar hun klas en vriendengroep, schatten ook dat tussen een kwart en de helft een mentor kan gebruiken. Bovenstaande uitkomsten moeten als een richtinggevende indicatie van het veld en de doelgroep worden gezien: ook al wordt de geïnventariseerde vraag naar beneden bijgesteld vanwege de genoemde oververtegenwoordiging, de percentages van 25 tot 50 procent spreken boekdelen. De uitkomst, dat de groep die baat heeft bij mentoring minstens twee maal zo groot is als de groep die men nu bedient, geeft aan dat de omvang van de behoefte minimaal vraagt om een verdubbeling van het bestaand aanbod aan mentoring.
Behoefte aan groei De professionals werkzaam met en voor jongeren is tevens gevraagd of er binnen hun organisatie behoefte bestaat aan meer mogelijkheden om jongeren door te verwijzen naar een mentoringinitiatief. Deze behoefte was niet overal even groot; wel gaf het merendeel van de professionals aan een sterke(re) samenwerking met één of meerdere mentoringinitiatieven te willen zodat verwijzingen beter tot stand kunnen komen. In sommigen gevallen wilde men een eigen mentorproject starten. Behoefte onder de doelgroep Ook is gevraagd welk deel van de kinderen en jongeren uit zichzelf zou aangegeven behoefte te hebben aan mentoring. Volgens mentoringinitiatieven, professionals en jongeren is de zelf geëxpliciteerde behoefte aan mentoring onder 8 tot en 23 jarigen in Rotterdam laag. Hooguit een kwart van de kinderen en jongeren waarvan zij denken dat ze baat hebben bij mentoring zal zelfstandig aangeven dat zij een mentor nodig hebben. Met andere woorden: De respondenten geven aan dat een groot deel van de kinderen en jongeren baat heeft bij mentoring; de meesten van hen zullen dit in eerste instantie uit zichzelf niet aangeven. Mentoringinitiatieven zeggen dat de meeste jongeren in eerste instantie overtuigd moeten worden van het nut van mentoring. Professionals stellen dat jongeren gemotiveerd moeten zijn voor deelname, anders werkt het niet. Jongeren zelf schatten de zelf geëxpliciteerde
Een Rotterdams scenario voor mentoring RadarAdvies, maart 2009
10
behoefte onder jongeren het laagst in. De reden: onder jongeren is mentoring onbekend en jongeren nemen uit zichzelf nooit deel aan traject wanneer middel, nut en noodzaak hen onbekend of vaag zijn. Bijkomende opmerking: Wanneer mentoring te boek staat als iets voor zielige, lastige of domme kinderen zal er geen enkele animo onder de jongeren bestaan. Deze constatering doet geen afbreuk aan de geïnventariseerde behoefte aan mentoring, maar onderschrijft het belang om mentoring een bredere bekendheid te geven onder jongeren.
2.4
Aard van de vraag naar mentoring
In deze paragraaf wordt de aard van de behoefte aan mentoring uitgesplitst naar type mentoring, type doelstelling en type ondersteuningsvraag. Wederom worden de verkregen antwoorden niet gewogen en niet genuanceerd weergegeven. Type mentoring Wanneer de behoefte naar type mentoring wordt bekeken is er hoofdzakelijk behoefte aan klassieke mentoring en professionele mentoring. De behoefte aan beide typen lijken niet veel van elkaar te verschillen. Professionals werkzaam met en voor jongeren geven aan dat studentmentoring, in relatie tot de problemen die veel jongeren hebben, doorgaans te licht is om jongeren goed te kunnen ondersteunen. Professionals stellen ook dat de vraag of de problematiek van de mentee centraal moet staan. Indien er sprake is van specifieke en/of zware problematiek, zoals bij tienermoeders, wordt de inzet van professionele mentoring als noodzakelijk gezien. Voor meer schoolse vragen (leren studeren, de weg weten op school) zou studentmentoring inzetbaar moeten zijn. Wel wordt gewezen op de samenhang tussen bijvoorbeeld problemen met leren studeren en andere (zwaardere) problemen. Mentoring moet ook ingaan op deze achterliggende problemen; studentmentoring wordt dan meestal te licht geacht. Jongeren geven aan dat zij mentoring als positief bestempelen wanneer de mentee bij de mentor terecht kan met uiteenlopende ondersteuningsvragen en problemen. In dit licht denken ze dat een student vanwege het feit dat deze nog minder levenservaring heeft, deze brede mentorrol minder goed kan vervullen. Ook zou het mentoraat op voorhand te veel op de schoolloopbaan of studiebegeleiding gericht zijn. Mentoringinitiatieven onderschrijven hoofdzakelijk het type mentoring waaronder het eigen project valt. Type doelstelling Op de vraag waar mentoring zich op moet richten wordt aangegeven dat zowel gedragsverandering, kennisvergroting als persoonlijke groei aan bod moeten kunnen komen. Persoonlijke groei wordt het meest belangrijk gevonden. Doorgaans ziet men de verschillende doelstellingen in het verlengde van elkaar. De ondersteuningsvraag en behoeften van het kind of de jongere bepaalt waar de meeste nadruk op moet worden gelegd. Gevraagd naar de rol van de mentor, noemt men een rolmodel, een klankbord en iemand die je aanspoort na te denken over je eigen doelen, ambities en valkuilen. Een mentor als iemand die corrigerend optreedt ten aanzien van gedrag en die meegaat naar instanties en helpt dingen te regelen scoorde het minst goed maar alsnog hoog. Voor de jongeren staat het als een paal boven water: een mentor is een vertrouwenspersoon, iemand waarmee je uiteenlopende situaties en
Een Rotterdams scenario voor mentoring RadarAdvies, maart 2009
11
problemen kan bespreken. Binnen een mentoraat moeten dus - aansluitend op de vraag van de jongere - verschillende doelstellingen, al dan niet gelijktijdig, nastreefbaar zijn. Een mentor moet in staat zijn verschillende rollen te vervullen. Type ondersteuningsvraag Er wordt een breed scala aan onderliggende ondersteuningsvragen van kinderen en jongeren genoemd waarbij mentoring ingezet kan worden; van vragen over hoe om te gaan met strenge ouders tot hulp bij het invullen van formulieren, van vragen over opleidingsmogelijkheden tot het verwerven van sociale vaardigheden. De vragen hangen vaak samen met de doelgroepen waarvoor mentoring is in te zetten. Van jongeren met een arm intellectueel thuismilieu tot overlastgevende jongeren, van high potentials tot tienermoeders. De nadruk ligt op ondersteuningsvragen en doelgroepen waarbij sprake is van achterstanden of problemen. Daarnaast noemen professionals en jongeren ook de preventieve werking van mentoring. Vroegtijdig en in het bijzonder op kwetsbare keuzemomenten (bijvoorbeeld tijdens de overgang tussen onderwijsvormen) moet mentoring worden ingezet. Het beeld dat mentoring in veel gevallen een geschikte interventie is, hangt samen met de geïnventariseerde grote behoefte aan mentoring. Dat een grote groep Rotterdamse kinderen en jongeren baat kan hebben bij mentoring moet in het licht worden gezien dat het gaat om een ondersteunende interventie en niet om een zware interventie of sanctie. Een achterliggende gedachte als ‘baat het niet dan schaadt het niet’ kan de aangegeven omvang van de vraag positief in de hand hebben gewerkt. Daarom is gevraagd op welke doelgroep mentoring zich in ieder geval zou moeten richten (bijvoorbeeld bij schaarste aan middelen of mentoren). Het antwoord hierop is steevast: jongeren met stevige problemen. Reden: deze jongeren hebben mentoring het meest nodig. De nadruk ligt op potentiële en daadwerkelijke voortijdige schoolverlaters. Twistpunt is of de problematiek van voortijdig schoolverlaters niet te zwaar is om middels mentoring op te pakken. Het meeste heil wordt gezien in de dreigend voortijdig schoolverlaters: de jongeren verkeren nog in het onderwijssysteem en zijn beter benaderbaar en beïnvloedbaar. Ook de inzet van mentoring op jonge leeftijd als preventief instrument ter voorkoming van schooluitval is onderstreept. Bij de vraag wanneer een jongere niet aan een mentor moet worden gekoppeld, waren de antwoorden unaniem: wanneer een jongere niet gemotiveerd is en wanneer de jongere in de (zware) criminaliteit is beland. Specifieke hulpverleningsvragen moeten ook niet binnen mentoring worden opgepakt; wel moet de mentor in staat zijn de mentee bij dergelijke vragen door te verwijzen.
Een Rotterdams scenario voor mentoring RadarAdvies, maart 2009
12
2.5
Conclusie
De behoefte aan mentoring voor Rotterdamse kinderen en jongeren in de leeftijd van 8 tot en met 23 jaar is groot. De meest voorzichtige inschatting van de omvang van de vraag duidt op de noodzaak tot verdubbeling van het huidige aantal mentoraten. Binnen een mentoraat moeten verschillende doelstellingen – aansluitend op de vraag van de jongere – nastreefbaar zijn. De mentor moet daarbij verschillende rollen kunnen aannemen. De behoefte concentreert zich hoofdzakelijk op klassieke en professionele mentoring, met als voornaamste doel jongeren met problemen ondersteuning te bieden en voortijdig schoolverlaten tegen te gaan. Mentoring wordt in sterke mate gezien als een breed inzetbaar instrument waarmee verschillende doelgroepen kunnen worden ondersteund. Alleen bij zeer zware problematiek zoals criminaliteit en specifieke hulpverleningvragen zou mentoring geen antwoord bieden. Waar in dit hoofdstuk de uitkomsten van het behoeftenonderzoek ongenuanceerd zijn gepresenteerd wordt in het volgende hoofdstuk de behoefte gewogen en afgezet tegen het bestaande aanbod in Rotterdam.
Een Rotterdams scenario voor mentoring RadarAdvies, maart 2009
13
3
Vraag en aanbod met elkaar vergeleken
In dit hoofdstuk wordt bekeken in hoeverre vraag en aanbod overeenkomen. Allereerst wordt het aanbod weergegeven. Daarna wordt de vraag gematcht met het aanbod, waarbij dubbelingen en hiaten in het aanbod worden verduidelijkt. In dit hoofdstuk worden de ongenuanceerde uitkomsten van het behoeftenonderzoek zoals van hoofdstuk 2 van een interpretatie voorzien.
3.1
Het aanbod
Aantallen initiatieven Een recente inventarisatie van de gemeente Rotterdam geeft aan dat er momenteel 20 actieve mentoringinitiatieven in Rotterdam zijn. Hieronder valt ook de inzet van de Rotterdamse deelgemeenten. De projecten die het Mentoraat voor Jongeren binnen verschillende deelgemeenten uitvoert, zijn als één project geteld. Het aantal van 20 initiatieven valt aan te merken als een groot aanbod aan mentoringinitiatieven. Opgemerkt moet worden dat het een globale inventarisatie betreft: een momentopname die niet volledig zal zijn. Ten opzichte van de eerdere inventarisatie van Conclusion zijn gedurende dit onderzoek nieuwe mentorprojecten aan het licht gekomen. Ook blijkt een aanzienlijk aantal projecten slapend of niet meer actief. Conclusie is dat het aantal Rotterdamse mentoringinitiatieven groot is maar desalniettemin in de afgelopen periode is afgenomen. Het aanbod is niet stabiel maar continu aan verandering onderhevig. Er zijn slechts enkele projecten langere tijd actief. Aantallen naar type mentoring De typen mentoring die de actieve mentoringinitiatieven bieden, zijn zeer divers: van vrijwillig tot professioneel en van relatief lichte tot zwaardere interventies. De recente inventarisatie laat de volgende verdeling naar mentoringtype zien: Mentoringtype
Aantal projecten
1.
Student mentoring
10 ( 50%)
2.
Klassieke mentoring
4 ( 20%)
3.
Professionele betaalde mentoring
6 ( 30%)
Totaal
5
20 (100%)
Van de projecten is de helft te rangschikken onder studentmentoring. Van de initiatieven die vallen onder klassieke en betaalde mentoring richt het merendeel zich op de meer risicovolle kinderen en jongeren.
5
De activiteiten van het Mentoraat voor Jongeren binnen de verschillende deelgemeenten zijn als één project geteld.
Een Rotterdams scenario voor mentoring RadarAdvies, maart 2009
14
Naast deze mentoringinitiatieven zijn er nog andere initiatieven in Rotterdam die mentoring combineren met andere werkwijzen. Deze initiatieven worden verder buiten beschouwing gelaten omdat het hoofdbestanddeel niet bestaat uit mentoring; mentoring wordt slechts ingezet als een aanvullend instrument. Aantallen kinderen en jongeren bereikt Hoeveel jongeren de in beeld gebrachte initiatieven bereiken is moeilijk in te schatten. Conclusion concludeert dat ‘de meeste projecten niet konden aangeven hoe groot hun bereik was van ten opzichte van de door hen beoogde doelgroep’. Feitelijk wordt vaak gecommuniceerd over het streefbereik, terwijl het gerealiseerde bereik onduidelijk is. Daarnaast is geconstateerd dat het aanbod niet stabiel is, continu stoppen projecten en worden nieuwe gestart. Om toch een beeld te krijgen van het bereik wordt – ondanks de onderzoeksmatige beperkingen - op basis van het onderzoek en de recente inventarisatie de volgende globale inschatting gegeven van het bereik: Mentoringtype
Aantal jongeren
1.
Student mentoring
700 ( 37%)
2.
Klassieke mentoring
300 ( 16%)
3.
Professionele betaalde mentoring
900* ( 47%)
Totaal
1900 (100%)
* Het bereik van 900 jongeren door professionele betaalde mentoring wordt mogelijk vertekend doordat het project Pilot Coaches Pool is meegeteld voor 500 mentoraten. Dit project verkeerd in de pilotfase en het aantal van 500 mentoraten moet nog worden gerealiseerd.
Conclusie is dat met een gering aantal (6) initiatieven van het type professionele betaalde mentoring bijna de helft van het totale bereik (47%) wordt gerealiseerd. Opvallend is de ondervertegenwoordiging van het type klassieke mentoring, zowel qua aantal (4) als qua bereik (16%). Leeftijd De leeftijd waarop Rotterdamse mentoringinitiatieven zich richten loopt uiteen van 4 tot 23 jaar. De meeste projecten, los van het type mentoring, richten zich op een oudere leeftijdsgroep vanaf 12 jaar of vanaf het moment dat de jongere deelneemt aan het voortgezet onderwijs. Bij professionele mentoring is de leeftijdsgroep doorgaans 16+. Uitzondering zijn de projecten Big Brothers Big Sisters of Rotterdam en B4You die zich richten op kinderen vanaf respectievelijk vijf en acht jaar. Kwaliteit van het aanbod Uit het onderzoek van Conclusion blijkt dat er in Rotterdam momenteel drie mentoringinitiatieven actief zijn die dermate professioneel zijn opgezet dat ze werken met vastgelegde resultaten, evaluaties en (beproefde) methodieken. Dit betreft de projecten Big Brothers Big Sisters of Rotterdam, B4You van Benefits for Kids en Mentoraat voor Jongeren. Deze projecten worden alle drie door de gemeente Rotterdam gesubsidieerd en zijn in het kader van verantwoording verplicht te voldoen aan de gestelde subsidie-eisen en verantwoordingsplicht.
Een Rotterdams scenario voor mentoring RadarAdvies, maart 2009
15
De kwaliteit van de andere mentoringinitiatieven is moeilijk vast te stellen. Het ontbreekt bij veel projecten aan het vastleggen van de kwaliteit: ‘meten is weten’ is niet altijd aan de orde. Veel projecten richten zich op algemene beleidsdoelstellingen en minder op specifieke meetbare doelen. Er worden zelden erkende methodieken ingezet en systematisch effectmetingen en evaluaties gedaan. Ook is het niet altijd duidelijk of en hoe het project ingebed wordt in structureel beleid en wat de relatie is met de gemeentelijke beleidsprioriteiten (Conclusion, 2008). Daarnaast zijn er signalen dat een aantal projecten, met name die vallen onder studentmentoring, organisatorisch moeizaam verloopt. In sommige gevallen omdat de organisatie in handen is van één persoon en niet of slecht is ingebed binnen de (onderwijs)organisatie(s).
3.2
Dubbelingen en hiaten
Aantallen mentoringinitiatieven Het aantal projecten zegt weinig over het bereik. Met veel projecten kun je weinig jongeren bereiken en met een klein aantal groot opgezette projecten is te voorzien in de totale behoefte. Over het algemeen wordt bij mentoringinitiatieven een bepaalde mate van kleinschaligheid als positieve factor onderstreept; een project met een omvang waarbij de projectleider de mentoren en soms ook de mentees kent heeft de voorkeur. Deze gewenste mate van kleinschaligheid zou – gezien de grote behoefte aan mentoring - pleiten voor meer projecten. Echter ook in grootschalige projecten is de nabijheid en bekendheid van de projectorganisatie te organiseren. Meer projecten heeft het nadeel dat de mogelijkheden aan mentoring meer diffuus worden. De kans op een niet passende verwijzing naar een mentorproject en het ‘vissen in dezelfde vijver’ wordt vergroot. Rotterdam heeft dus niet per definitie behoefte aan meer mentoringinitiatieven. Aantallen initiatieven en bereik naar type mentoring De behoefte aan mentoring richt zich hoofdzakelijk op twee typen: klassieke (vrijwillige) en professionele (betaalde) mentoring. Om aan te sluiten bij de behoeften is een oververtegenwoordiging nodig van deze twee typen. Tussen aanbod en vraag is er sprake van een hiaat omdat het aantal initiatieven vallend onder klassieke en professionele mentoring bij elkaar slechts de helft van het totale aanbod vormt en daarmee geen oververtegenwoordiging. Wanneer wordt gekeken naar het aantal kinderen en jongeren dat met deze twee mentoring typen wordt bereikt (63% van het totale bereik) is het hiaat al minder groot; er is immers sprake van een lichte oververtegenwoordiging. Het aantal bereikte kinderen en jongeren bij professionele mentoring is echter veel groter (47% van het totale bereik) dan van klassieke mentoring (16% van het totale bereik.) Aangezien uit dit onderzoek naar voren komt dat de behoefte aan klassieke en professionele mentoring in redelijke mate gelijk is, verdient klassieke mentoring de grootste uitbreiding. Bij studentmentoring is er geen hiaat of dubbeling te constateren. Met een bereik van 37% ten opzichte van het totaal aantal bereikte jongeren lijkt te worden voorzien in de behoefte. Studentmentoring is niet geschikt voor jongeren met zware problemen.
Een Rotterdams scenario voor mentoring RadarAdvies, maart 2009
16
Aangegeven wordt dat men studentmentoring vooral geschikt acht om in te zetten als ondersteuning van kinderen en jongeren bij de overgang van het éne naar het andere schooltype en het aanreiken van kennis over vervolgstudie en opleidingsmogelijkheden. Hierbij moet echter worden ingezet op de randvoorwaarden omdat deze vorm van mentoring organisatorisch doorgaans kwetsbaar blijkt. Bereik De inventarisatie maakt duidelijk dat de behoefte aan mentoring onder de Rotterdamse populatie van acht tot en met 23 jaar groot is. Respondenten geven aan dat tussen de 25 en 50 procent van de Rotterdamse jeugd baat zou hebben bij een mentor. Wanneer deze behoefte ongenuanceerd wordt afgezet tegen het aanbod is er sprake van een zeer groot hiaat. Momenteel worden jaarlijks slechts 1.900 kinderen en jongeren bereikt, ten opzichte van in totaal 121.600 Rotterdamse kinderen en jongeren in de leeftijd van acht tot en met 23 jaar. Deze behoefte dient echter genuanceerd te worden. Zoals gesteld kan de gedachte ‘baat het niet dan schaadt het niet’ de aangegeven behoefte positief hebben beïnvloed. Daarnaast lijkt in sommige gevallen de aangegeven behoefte te duiden op de noodzaak aan ondersteuning en begeleiding voor kinderen en jongeren, maar is mentoring niet per definitie de meest aangewezen interventie. De verwachting is dan ook dat in de praktijk de vraag naar mentoring lager uitkomt dan de geïnventariseerde behoefte van 25 tot 50 procent van de totale Rotterdamse populatie van acht tot en met 23 jaar. Aan de andere kant is het evident dat het huidige bereik van 1.900 kinderen en jongeren per jaar, absoluut onvoldoende is om in de behoefte te voorzien. Om aan de vraag te voldoen moet het aantal mentoraten in Rotterdam minimaal verdubbeld worden naar vierduizend per jaar. Leeftijd Het merendeel van het aantal actieve Rotterdamse mentoringinitiatieven richt zich op de oudere leeftijdsgroep. In Rotterdam richten slechts twee van de geïnventariseerde initiatieven zich expliciet op de leeftijd onder de 12 jaar, te weten Big Brothers Big Sisters of Rotterdam en B4you. Het Mentoraat voor Jongeren werkt in twee deelgemeenten6 ook voor jongeren en kinderen onder de 16 jaar. Het gaat hier in alle gevallen om grotere projecten die, met subsidie van de gemeente Rotterdam, professioneel zijn opgezet. Met het bereik van deze projecten lijkt er voldoende aanbod voor de genoemde leeftijdsgroep, waarbij opgemerkt kan worden dat het professionele mentoraat voor jongeren in andere deelgemeenten wellicht uitbreiding verdient. Een tweede conclusie is dat met klassieke mentoring met name de jongere leeftijdsgroep bereikt wordt terwijl de behoefte aan klassieke mentoring het grootst lijkt te zijn vanaf 13 à 14 jaar.
6
Kralingen-Crooswijk en Delfshaven
Een Rotterdams scenario voor mentoring RadarAdvies, maart 2009
17
Een van de uitkomsten uit het behoeftenonderzoek was dat mentoring in moet worden gezet tijdens belangrijke schakel- en beslismomenten in het leven van een kind en jongere. Algemeen onderschreven belangrijke schakel- en beslismoment zijn de overgangen naar vervolgonderwijs. Met Big Brothers Big Sisters Rotterdam en B4You lijkt er rond de overgang van het primair naar het voortgezet onderwijs voldoende aanbod. De grootste behoefte is echter aan ondersteuning tijdens de overgang van het voortgezet onderwijs naar het middelbaar beroepsonderwijs, mede gezien de grote schooluitval die rond deze periode plaatsvindt. Wanneer je mentoring breed wil inzetten tijdens dit schakel- of beslismoment is er dus sprake van een hiaat. Toch is niet per definitie wenselijk om mentoring breed in te zetten voor ondersteuning tijdens deze overgang. Het bieden van begeleiding tijdens de overgang naar het mbo behoort tot de reguliere taken van het onderwijs. Deze verantwoordelijkheid moet niet worden overgenomen: mentoring dient slechts in te worden gezet voor die jongeren waarvoor naast de reguliere begeleiding extra ondersteuning noodzakelijk is. Kwaliteit Professionals en jongeren geven aan dat mentorprojecten goed in elkaar moeten zitten. De jongeren leggen daarbij sterk de nadruk op de vertrouwensband met de mentor. Wanneer deze wordt geschaad, zal een jongere wegblijven of niet meer die openheid tonen die noodzakelijk is voor een succesvolle afronding. Professionals willen alleen doorverwijzen naar projecten die ook daadwerkelijk een positief resultaat behalen en continuïteit kennen. Het gebrek aan vastlegging en meting van (beoogde) resultaten en effecten is dus een tekortkoming. Daarnaast ontbreekt het bij een aantal mentoringinitiatieven aan een gedegen organisatie en continuïteit. Met name bij studentmentoring is er een gebrek aan projecten die sterk zijn ingebed binnen een (onderwijs)organisatie en waarvan de uitvoering langer doorloopt dan een paar jaar. Het is voor de gewenste kwaliteit dan ook van groot belang om te investeren in randvoorwaarden, zoals de continuïteit van de mentor-mentee relatie, samenwerking met scholen en andere organisaties, selectie en ondersteuning van studentmentoren. Uit de jongerenpanels is met betrekking tot de toegankelijk van mentoringprojecten een duidelijk geluid gekomen. De projecten moeten laagdrempelig zijn, jongeren moeten ze makkelijk kunnen vinden, het liefst in hun buurt, op school of via personen in hun netwerk. De aanmelding moet snel resulteren in contact met een mentor en (veel) formulieren moeten voorkomen worden.
Een Rotterdams scenario voor mentoring RadarAdvies, maart 2009
18
3.3
Conclusie
Er zijn veel initiatieven voor mentoring in Rotterdam en er bestaat een grote diversiteit aan typen mentoring. Tegelijkertijd komt naar voren dat niet ieder mentoringinitiatief organisatorisch even sterk is en dat de continuïteit vaak ontbreekt. De vraag naar mentoring in Rotterdam is groot. Ook wanneer de geïnventariseerde behoefte wordt genuanceerd is het huidige bereik van 1.900 kinderen en jongeren onvoldoende. Om aan de vraag te voldoen dient het bestaande aanbod minimaal verdubbeld te worden naar vierduizend mentoraten per jaar. Deze uitbreiding betekent niet per definitie dat er meer mentoringinitiatieven moeten komen. Als we kijken naar de kwaliteit is er juist behoefte aan projecten met continuïteit die professioneel opgezet zijn. De behoefte concentreert zich op klassieke mentoring en betaalde, professionele mentoring. Beide type mentoring dienen uitgebreid te worden om in de vraag te voorzien waarbij, vanwege een ondervertegenwoordiging, klassieke mentoring de grootste uitbreiding verdient.. Te constateren valt verder dat mentoringinitiatieven in Rotterdam hun resultaten en effecten beter moeten meten en communiceren. Ook dient er meer bekendheid gegeven te worden aan het aanbod richting de Rotterdamse jeugd en moet het aanbod laagdrempelig georganiseerd zijn.
Een Rotterdams scenario voor mentoring RadarAdvies, maart 2009
19
4
De rol van de gemeente ten aanzien van mentoring
In dit hoofdstuk komt de vraag aan de orde hoe de gemeente Rotterdam kan inzetten op de totstandkoming van een kwalitatief goed en evenwichtig mentoringaanbod in de stad en hoe de gemeente invulling kan geven aan haar regiefunctie met betrekking tot mentoring in Rotterdam. Hierna gaan we eerst dieper in op de vraag van de gemeente: hoe vertalen we de begrippen kwalitatief goed en evenwichtig mentoringaanbod en wat kan daarbij de rol van de gemeente zijn? Daarna beschrijven we een aantal mogelijke scenario’s met betrekking tot mentoring, inclusief de voor- en nadelen. In de daarop volgende paragraaf geven we aan hoe het ‘Rotterdamse scenario’ er uit kan zien. We sluiten dit hoofdstuk af met concrete aanbevelingen ten aanzien van de rol van de gemeente.
4.1
De vraag van de gemeente nader bekeken
De gemeente geeft aan dat zij wil inzetten op een kwalitatief goed en evenwichtig aanbod van mentoring in Rotterdam om vervolgens de vraag te stellen welke rol de gemeente kan vervullen bij het tot stand brengen van dit aanbod. In deze paragraaf gaan we eerst in op de belangrijke begrippen: wat houden de begrippen ‘kwalitatief goed’ en ‘evenwichtig’ in dit verband in en welke opvattingen leven er omtrent de manier waarop de gemeente regie kan voeren? Kwalitatief goed Zoals eerder vermeld, is er parallel aan het ontwikkelen van dit advies een handreiking voor mentoring opgesteld. In deze handreiking wordt ingegaan op de basisvoorwaarden voor succesvolle mentorprojecten, zoals die uit de praktijkvoorbeelden, onderzoek en literatuur naar voren komen. Bij het opstellen van dit advies sluiten we, voor de omschrijving van het begrip ‘kwalitatief goed’, aan bij de uitgangspunten die in de handreiking genoemd worden. Goede mentoringprojecten werken op basis van een gedeelde visie, doordachte methodiek, heldere doelstellingen en continue training en begeleiding van mentoren. Binnen deze ‘kaderstelling’ staat maatwerk, gericht op de mentee, voorop. Mentor en mentee onderzoeken samen welke vragen de mentee heeft en hoe daaraan gewerkt kan worden. De projecten kennen een professionele organisatiestructuur en de activiteiten sluiten aan bij de omgeving van de jongere (school, netwerk, ketenorganisaties, oudercontact). Een mentorrelatie duurt minimaal een jaar en er is bijvoorkeur wekelijks contact. Evenwichtig aanbod Wat wordt verstaan onder een evenwichtig aanbod? Zoals in hoofdstuk 2 van dit rapport is beschreven, onderscheidt de gemeente Rotterdam verschillende typen
Een Rotterdams scenario voor mentoring RadarAdvies, maart 2009
20
mentoring: studentmentoring, klassieke mentoring en professionele (betaalde) mentoring. Verschillende vormen van mentoring waarbij ook verschillende vragen en problematieken van jongeren passen. Of liever andersom: verschillen in vraag van de jongeren, zowel qua zwaarte als qua aard, maken het nodig goed te kijken welke vorm van mentoring je in zet. Een ander aspect is dat mentoring slechts één van de mogelijke instrumenten is, als het gaat om de ondersteuning en ontwikkeling van jongeren. In Rotterdam is een breed scala van preventief beleid en interventies ontwikkeld, gericht op de ontwikkeling van jongeren. Per situatie dient dan ook overwogen te worden of mentoring een geschikt instrument is of dat een andere interventie meer op z’n plaats is. Vanuit die gedachte betekent een evenwichtig aanbod van mentoring dat: 1. Mentoring onderdeel is van een breed scala van mogelijke interventies en alleen dan ingezet wordt, wanneer dit inderdaad het geëigende antwoord is op een vraag van een jongere en; 2. Er een breed aanbod van typen mentoring is zodat maatwerk geboden kan worden door een passende vorm van mentoring in te zetten. De rol van de gemeente De gemeente Rotterdam wil de komende jaren een meer actieve rol in het mentoringveld op zich nemen. Op dit moment subsidieert de gemeente enkele mentoringprojecten. Het verstrekken van subsidie is echter slechts één manier om invulling te geven aan de gemeentelijke verantwoordelijkheid en om bij te dragen aan het gewenste resultaat: een kwalitatief goed en passend aanbod van mentoring in Rotterdam. Het Kennisatelier dat in september 2008 geïntroduceerd is naar aanleiding van het onderzoek van Conclusion, is een ander voorbeeld van de wijze waarop de gemeente het mentoringveld stimuleert en ondersteunt7. De rol van de gemeente Rotterdam laat zich het beste omschrijven als een faciliterende rol, die varieert van het stimuleren van kennisuitwisseling tot het financieel ondersteunen van initiatieven.
4.2
Scenario’s met betrekking tot mentoring
In deze paragraaf beschrijven we een aantal mogelijke scenario’s (of eigenlijk keuzen) waar de gemeente op in kan zetten. Allereerst komen enkele scenario’s aan de orde die als uitgangspunt hebben de manier waarop mentoring in de stad georganiseerd kan worden. Daarna benoemen we scenario’s waarbij het meer gaat om de situaties (typen vragen/problematiek) waarvoor mentoring wordt ingezet. Zoals zal blijken, sluiten de scenario’s uit de eerste en tweede categorie elkaar niet uit maar vullen elkaar juist aan. Per scenario geven we ook voor- en nadelen aan. Zo proberen we meer inzicht te geven in de keuzemogelijkheden om vervolgens te
7
In het kader van kennisdeling en -ontwikkeling organiseert de gemeente een paar keer per jaar een Kennisatelier Mentoring. Dit atelier biedt een laagdrempelig platform van en voor de verschillende mentoringinitiatieven in de stad en staat open voor het hele mentoringveld: van vrijwillig tot professioneel en van particulier tot gesubsidieerd.
Een Rotterdams scenario voor mentoring RadarAdvies, maart 2009
21
komen tot een antwoord op de vraag: wat is het gewenste aanbod in Rotterdam, ofwel wat zou het Rotterdamse scenario kunnen worden?
4.2.1 Organisatorische scenario’s Het Goal-scenario Amsterdam initieerde zo’n vijf jaar geleden het project Goal, een stadsbreed mentoringproject, met name gericht op jongeren uit het voortgezet onderwijs en ouder. Met gemeentelijke subsidie is een brede basisstructuur voor mentoring opgezet. Dit houdt in dat één organisatie verantwoordelijk is voor de werving en training van de vrijwillige mentoren en de matching tussen mentoren en mentee’s doet. Ook worden centraal de aanmeldingen en het aantal matches bijgehouden. De verantwoordelijkheid voor het werven van de jongeren, begeleiden van de mentoren en het volgen van de mentorkoppels ligt bij scholen en bijvoorbeeld het jongerenwerk. Er is inzet vanuit jeugdzorg, onderwijs en leerplichtambtenaren die jongeren aanmelden. Binnen deze structuur is er voor individuele instellingen zoals scholen de ruimte om zelf te bepalen in welke mate ze prioriteit geven aan mentoring en hoe ze dat invullen. Dat betekent dat sommige scholen zeer actief van dit instrument gebruik maken, terwijl andere scholen dat veel minder doen. Voordelen: - Professionele en gestructureerde centrale organisatie. - Veel ervaring met betrekking tot werving, selectie, training en matching mentoren. - In de hele stad is aanbod gerealiseerd. - De verwijzing is gekoppeld aan de zorgstructuur van het onderwijs, wat een goede inbedding bij ketenpartners mogelijk maakt. - Door inbedding in deze structuur houd je ook een gecontroleerde instroom. Nadelen - Voor het volgen van de mentorkoppels en ondersteunen van de mentoren is men afhankelijk van de inzet van (onderwijs)organisaties; medewerkers bij deze organisaties voelen zich soms al overbelast en ‘krijgen dan dit er ook nog bij’. Dit maakt het soms moeilijk om voldoende ‘mentor-begeleiders’ te vinden. - Het is een tamelijk grootschalige wijze van organiseren (het gaat om enkele duizenden koppels stadsbreed) wat tot gevolg heeft dat er vanuit de centrale organisatie minder persoonlijk contact is met is mentoren en mentee’s. De terugkoppeling over het verloop van de mentorraten vindt plaats via een extra schakel, namelijk de mentorbegeleiders voor wie dit echter slechts één van de vele taken is die ze binnen hun (onderwijs)organisatie hebben. Het geprofessionaliseerde scenario Hiervoor is al gebleken dat er in Rotterdam een vruchtbare grond is voor de ontwikkeling van mentoringprojecten. Er is een groot aantal projecten en het aanbod is zeer divers. Tegelijkertijd komt naar voren dat niet ieder mentoringproject organisatorisch even sterk is en dat de continuïteit vaak ontbreekt. Hiermee staan twee voorwaarden die nodig zijn om kwaliteit te realiseren, onder druk. Vanuit die
Een Rotterdams scenario voor mentoring RadarAdvies, maart 2009
22
gedacht zou de gemeente in kunnen zetten op het stimuleren van één of enkele grote en professioneel georganiseerde mentoringprojecten, waarmee duidelijke afspraken gemaakt worden over kwaliteit en bereik. Voordelen - Er is meer continuïteit wat organisatie betreft, daarmee wordt ook deskundigheid opgebouwd, vastgehouden en gebundeld. - De kwaliteit valt goed te bewaken. - Als gemeente heb je slechts met enkele partners te maken. - Het biedt duidelijkheid naar samenwerkingspartners en doorverwijzers: indien zij denken dat mentoring voor een jongere nuttig is, hoeven ze slechts een keuze te maken uit een beperkt aantal organisaties. Nadelen - Er is weinig/geen ruimte voor initiatieven van burgers en organisaties. - Er is weinig keuzemogelijkheid voor mentee’s, vrijwillige mentoren en doorverwijzers. - Mogelijk worden bepaalde jongeren niet bereikt omdat de geringe range aan projecten onvoldoende aansluit bij de specifieke vraag en leefwereld van de doelgroepen. - Je maakt je als gemeente afhankelijk van enkele grote spelers. - De schaal van deze projecten zal toenemen, waardoor de projecten mogelijk minder overzichtelijk worden en er minder persoonlijke contacten mogelijk zijn tussen projectleiding en mentoren en mentee’s. - De vraag is of de huidige kleinschaligere projecten deze schaalvergroting aan kunnen en willen gaan. Als dat niet het geval is, zou je nieuwe organisaties in het leven moeten roepen, waar er al enkele goed functionerende kleinere organisaties zijn. Het duizend bloemen bloeien scenario Zoals geconstateerd, kent Rotterdam veel mentoringinitiatieven. De gemeente zou er ook voor kunnen kiezen juist deze inzet vanuit de public society de ruimte te geven en een diversiteit aan initiatieven te stimuleren. Er ontstaat zo een breed geschakeerd aanbod en er is een grote betrokkenheid vanuit allerlei maatschappelijke organisaties en vrijwilligersinitiatieven. Voordelen: - Inwoners van Rotterdam voelen zich gewaardeerd in hun streven iets voor de samenleving te betekenen. - Het past goed binnen het streven dat mensen zelf meer verantwoordelijkheid nemen voor hun omgeving c.q. de samenleving. - Er is veel ruimte voor creativiteit en verschillende werkwijzen. Dit levert een grote hoeveelheid aan informatie op over wat wel en wat niet werkt. - Er ontstaat een breed aanbod en dus veel mogelijkheid voor maatwerk voor samenwerkingspartnerts, vrijwilligers en mentee’s.
Een Rotterdams scenario voor mentoring RadarAdvies, maart 2009
23
Nadelen - Er ontstaat versnippering van deskundigheid, middelen en mensen. - Te voorspellen valt dat een groot deel van de projecten niet levensvatbaar zal zijn, dus er is weinig continuïteit. - Het veld krijgt een te groot aanbod van soms niet functionerende projecten waardoor het draagvlak voor samenwerking zal afnemen en daarmee mogelijk ook het draagvlak voor mentoring als instrument. - Het veld is diffuus en niet goed in beeld te brengen waardoor doorverwijzing naar het meest geschikte mentoringproject moeilijk is te realiseren. - Voor de gemeente is het zeer ingewikkeld om overzicht te houden en dus regie te voeren.
4.2.2 Vraaggestuurde scenario’s Het stimulerende scenario Een deel van de kinderen in Rotterdam groeit op in een omgeving die hen weinig stimuleert tot het ontdekken van ‘nieuwe’ werelden en onvermoede eigen capaciteiten. In hun omgeving ontbreken rolmodellen en er is geen of beperkte kennis over scholing, arbeidsmarkt en/of vrije tijdsbesteding. Kinderen in de basisschoolleeftijd (vanaf circa 8 jaar) zouden gebaat zijn bij een mentor die hen stimuleert hun blikveld te verruimen, hen ondersteunt bij het ontwikkelen van buitenschoolse vaardigheden en hen extra bagage meegeeft voor ze hun puberteit binnen treden. Een keuze van de gemeente zou kunnen zijn juist voor deze groep kinderen in te zetten op (klassieke) mentoring. Het gaat dan niet zozeer om jongeren te helpen die problemen hebben maar om jongeren een extra kans te bieden hun eigen kwaliteiten te ontdekken en te ontwikkelen. Dat wil overigens niet zeggen dat er (in de omgeving van de jongere) geen problemen zijn. De invalshoek van mentoring is echter niet probleemgericht maar richt zich op de sterke kanten van de kinderen en jongeren en het ontdekken van kansen en kwaliteiten. Voordelen: - Kinderen ontwikkelen hun eigen capaciteiten, krijgen meer zelfvertrouwen en zijn weerbaarder. Mogelijk wordt het ontstaan van zwaardere problematiek zoals schooluitval voorkomen. - Mentoring wordt niet geassocieerd met het hebben van een probleem en is daardoor laagdrempelig voor deelnemers. - Je vraagt de vrijwillige mentoren om leuke en positieve dingen met de kinderen te doen, dit kan een extra motivatie voor hen zijn. - (Overbelaste) ouders kunnen zich gesteund voelen door de aanwezigheid van een mentor. Nadelen: - Omdat het gaat om vrijwillige (klassieke) mentoren, ben je afhankelijk van het vinden van voldoende goede en gemotiveerde vrijwilligers. Dit blijkt binnen sommige klassieke mentoring projecten in Rotterdam een probleem. - De doelgroep is, indien geen goede inkadering plaatsvindt, zeer groot, wat de haalbaarheid nadelig beïnvloed. Maar juist nader inkaderen maakt de kans groot
Een Rotterdams scenario voor mentoring RadarAdvies, maart 2009
24
-
dat je toch kinderen selecteert waarbij een (zwaardere) problematiek aanwezig is. Dit ondergraaft het uitgangspunt. Binnen Nederland is nog weinig (lange termijn) onderzoek aanwezig dat het bewezen effect ten aanzien van de preventieve werking aantoont.
Het probleemgerichte scenario Binnen het probleemgerichte scenario wordt mentoring vooral ingezet voor jongeren met een duidelijk omschreven problematiek en vraag. Het kan hierbij zowel om betaalde mentoring gaan (voor een moeilijk bereikbare doelgroep of bij zeer gecompliceerde situaties) maar ook klassieke mentoring met vrijwilligers is mogelijk. De leeftijd van doelgroep is voornamelijk 12+. Voordelen: - Middelen worden gericht ingezet om een bepaalde problematiek op te lossen. Het effect van mentoring is daarmee makkelijker meetbaar. - In het geval van betaalde mentoring kun je beschikken over deskundige mentoren met voldoende tijd voor hun mentee. - Voor ketenpartners (zoals het onderwijs) is duidelijk dat mentoring ingezet kan worden in het geval van concrete problemen en vragen. Nadelen - Het vinden van voldoende geschikte vrijwillige mentoren die kunnen en willen omgaan met jongeren in probleemsituaties is niet eenvoudig. - Het vraagt om een goede begeleiding en inschatting van de situatie of in een bepaalde situatie een vrijwillige of een professionele mentor nodig is. - De kans bestaat dat mentoring wordt ingezet om lacunes te dichten die binnen het reguliere onderwijs, welzijn en zorgverleningaanbod bestaan. Het compenserende scenario Tot en met het voortgezet onderwijs worden leerlingen door een sterke zorgstructuur omringd. Het overgangsmoment van voortgezet onderwijs naar mbo blijkt echter een kwetsbaar moment voor een grote groep leerlingen. Juist door op dit moment mentoring in te zetten, kun je problemen zoals voortijdig schoolverlaten, verkeerde schoolkeuzes en dergelijke voorkomen. Voordelen - Middelen worden ingezet om een duidelijk aanwezige problematiek te voorkomen. - Het effect (minder VSV) is binnen korte tijd meetbaar. - Binnen de grote doelgroep kun je door het in kaart brengen van een aantal risicofactoren de doelgroep goed afkaderen. - Het gaat om een duidelijk af te bakenen periode waarin mentoring wordt ingezet. Nadelen - Je loopt het risico om taken van het onderwijs (de goede overgang van voortgezet onderwijs naar mbo) over te nemen.
Een Rotterdams scenario voor mentoring RadarAdvies, maart 2009
25
Het high potential scenario Mentoring kan ook ingezet worden als instrument voor talentontwikkeling. Er zijn voortgezet onderwijs leerlingen die goede resultaten halen en het in zich hebben om een hbo of universitaire opleiding te volgen maar die in hun omgeving weinig voorbeelden of stimulans hebben. Deze leerlingen kunnen door middel van vrijwillige mentoring een extra steun in de rug krijgen. De (vrijwillige) mentor fungeert als rolmodel, laat een jongere kennismaken met (verschillende) beroeps- en studiemogelijkheden en stelt zijn eigen (professionele) netwerk beschikbaar. Voordelen: - Een duidelijke investering in het opleidingsniveau van Rotterdamse jeugd. - Juist een groep die minder expliciet om aandacht vraagt en die werkt aan goede schoolresultaten, wordt ondersteund en beloond voor deze inzet. - Mogelijk wordt uitval of verkeerde studiekeuze binnen hbo en universitaire opleiding voorkomen. Nadelen - Wellicht zouden deze leerlingen het zonder extra steun ook wel redden en worden middelen dus niet daar ingezet waar ze het meest nodig zijn. - Jongeren die niet zo’n mentor krijgen, worden mogelijk bevestigd in het idee dat ze een minder kansrijke opleidingsmogelijkheden hebben.
4.3
Het Rotterdamse scenario
In deze paragraaf beschrijven we een scenario voor mentoring in Rotterdam. We kijken daarbij zowel naar de randvoorwaardelijke aspecten als naar de vraag waarvoor mentoring ingezet zou kunnen worden. We proberen een zo realistisch mogelijk scenario te schetsen, waarbij we aansluiten bij de lokale situatie (zowel wat betreft behoefte als aanbod) zoals die zich in Rotterdam ontwikkeld heeft. Eerst beschrijven we kort nog eens hoe de Rotterdamse situatie er nu uit ziet. Daarna gaan we in op het toekomstige scenario en de rol van de gemeente en tot slot lichten we onze keuze voor een het gewenste aanbod toe. De huidige situatie in Rotterdam Wat zijn de typerende kenmerken van de huidige Rotterdamse situatie? Rotterdam kent een groot en divers aanbod van mentoringprojecten waarbij het grootste deel is voortgekomen uit particulier initiatief8. De gemeente heeft de waarde van die diversiteit bevestigd door te stellen dat het veld van mentoring zowel de studentmentoring betreft, als de klassieke (vrijwillige) mentoring en de professionele (betaalde) mentoring. De gemeente heeft tot nu toe geen expliciet, samenhangend beleid gevoerd ten aanzien van mentoring maar subsidieerde via verschillende kanalen (zoals JOS, Veiligheid, SoZaWe, deelgemeenten) wel een aantal projecten. De vraag naar mentoring wordt hoog ingeschat, zowel door professionals die met jongeren werken als door de jongeren zelf. Daarbij wordt vooral het accent gelegd op
8
Hieronder worden zowel private partijen verstaan als initiatieven van Hogescholen e.d.
Een Rotterdams scenario voor mentoring RadarAdvies, maart 2009
26
de klassieke en professionele mentoring, met als voornaamste doel jongeren met problemen ondersteuning te bieden en voortijdig schoolverlaten tegen te gaan. Het toekomstscenario van mentoring in Rotterdam In het toekomstige Rotterdamse scenario voor mentoring blijft het huidige brede aanbod, bestaande uit studentmentoring, klassieke mentoring en professionele mentoring gehandhaafd. De gemeente heeft een duidelijk beeld van wat het gewenste en gepaste aanbod is en stimuleert de ontwikkeling of groei van projecten daar waar nodig. Het kwantitatieve aanbod wordt verruimd. Gestreefd wordt naar een verdubbeling: waar er nu een bereik is van 1.900 kinderen en jongeren, zouden dat er 4.000 moeten worden. De gemeente heeft in het bijzonder oog voor jongeren die een risico lopen bij hun ontwikkeling9. Voor deze groepen is de inzet van klassieke mentoring en professionele mentoring aanbevolen. De gemeente zet sterk in op de kwaliteit van de projecten, of het nu gaat om projecten met een gemeentelijke subsidie of om anders gefinancierde projecten. De gemeente realiseert zich echter dat de projecten die zij rechtstreekse subsidieert slechts een deel van het totale aanbod beslaan. De gemeente hecht dan ook veel waarde aan het particuliere initiatief wat bijvoorbeeld blijkt uit de goede contacten die met het werkveld onderhouden worden en het feit dat waar nodig en mogelijk (inhoudelijke) ondersteuning geboden wordt. De rol van de gemeente in het Rotterdamse scenario De rol van de gemeente is faciliterend en kent de volgende aspecten: 1. Het verder ontwikkelen en communiceren van een eensluidende Rotterdamse visie op mentoring waarbij verschillende afdelingen (zoals JOS, Veiligheid, SoZaWe) van de gemeente en deelgemeenten hun initiatieven op elkaar afstemmen. 2. Het stimuleren en ondersteunen van mentoring initiatieven door bijvoorbeeld kennisuitwisseling. 3. Het onderhouden van een subsidierelatie met enkele grotere, professioneel georganiseerde mentoringprojecten, met zowel vrijwillige (klassieke) mentoring als betaalde mentoring. Een passend aanbod is een breed aanbod Het aanbevolen toekomstscenario voor mentoring in Rotterdam kent een breed aanbod van mentoring, waarbij voor alle drie de vormen zoals die zich in Rotterdam ontwikkeld hebben, plaats is. De kunst is vervolgens om goede afwegingen te maken wanneer welk type mentoring ingezet kan worden en te blijven werken aan de kwalitatieve aspecten. Studentmentoring Zoals uit de meest recente inventarisatie van projecten blijkt, is het aanbod van studentmentoring in Rotterdam groot. Dat is ook logisch, de initiatiefnemers hebben nu eenmaal een grote groep studenten tot hun beschikking en door mentoring bijvoorbeeld een onderdeel van het lesprogramma te maken, kun je snel grote 9 Denk hierbij aan degenen zonder ‘buffer’, zoals beschreven in het gecombineerde rapport van Communities that Care en de Rotterdamse jeugdmonitor en aan de ‘overbelaste jongeren’ die in het WRR rapport ‘Vertrouwen in de School. Over de uitval van Jongeren’ genoemd worden.
Een Rotterdams scenario voor mentoring RadarAdvies, maart 2009
27
aantallen realiseren. Het initiatief van de studentmentoring projecten ligt in Rotterdam bij de grote onderwijsinstituten: Universiteit, hogescholen en ROC’s. Naast de doelstelling gericht op de mentee’s, hebben de initiërende opleidingen ook een eigenbelang bij de projecten bijvoorbeeld doordat ze een onderdeel zijn van het opleidingsprogramma of doordat ze de beeldvorming over de opleiding positief beïnvloeden. We zijn jongeren tegengekomen die beslist positief waren over de inzet van hun studentmentor. Tegelijkertijd is ook geconstateerd dat deze vorm van mentoring organisatorisch soms kwetsbaar is (bijvoorbeeld vanwege de noodzaak om roosters van mentoren en mentee’s op elkaar af te stemmen) en dat continuïteit niet vanzelfsprekend is (als het lesjaar voorbij is krijgt de mentor weer een nieuwe opdracht en eindigt de mentor-mentee relatie). Het voordeel van studentmentoring is dat de mentoren qua leeftijd en ervaringswereld nog dicht bij de mentee’s staan. De mentee’s die positief waren over deze vorm van mentoring vonden dit ook een belangrijk aspect, naast de praktische informatie die ze gekregen hadden. Anderzijds gaven jongeren en professionals ook aan dat deze vorm van mentoring niet geschikt is als het gaat om jongeren met een zwaardere problematiek. Daarbij blijkt dat er vaak een samenhang is tussen de problemen met het ‘leren studeren’ en achterliggende (zwaardere) problematiek. Idealiter zou een mentor ook op deze problemen moeten kunnen ingaan. Studentmentoring is dan echter een te lichte vorm. Concluderend kan van studentmentoring gezegd worden dat het een belangrijke bijdrage kan bieden aan het mentoringaanbod als het gaat om de ondersteuning van kinderen en jongeren bij de overgang van het éne naar het andere schooltype en het aanreiken van kennis over vervolgstudie en opleidingsmogelijkheden10. De eerste verantwoordelijkheid voor deze type projecten ligt daar waar ze ook ontstaan zijn: bij de opleidingsinstituten. Klassieke mentoring In tegenstelling tot studentmentoring kan klassieke mentoring een rol spelen bij verschillende aspecten van het leren, zowel de sociaal-emotionele ontwikkeling, als de cognitieve ontwikkeling en persoonlijke ontwikkeling. Het voldoet daarmee dan ook aan de vraag van kinderen en jongeren. Zij geven aan in de mentor allereerst een vertrouwensfiguur te zoeken en dat er binnen de mentorrelatie de verschillende leervragen en leeraspecten opeenvolgend of tegelijkertijd aan de orde moeten kunnen komen. Ook professionals geven aan dat klassieke mentoring een goed antwoord kan zijn op de behoeften van jongeren. De brede inzetbaarheid van klassieke mentoring hoeft niet te betekenen dat er een verdere differentiatie van projecten plaats moet vinden naar verschillende leervragen. Integendeel, jongeren hebben niet één duidelijk afgebakende leervraag maar hebben het vaak nodig om op alle drie de aspecten ondersteund te worden. Binnen één mentorproject en binnen één mentorrelatie moet dus het hele scala van leren bestreken kunnen worden. Dit stelt hoge eisen aan het selecteren en trainen 10
Om met Meijers te spreken: de cognitieve ontwikkeling van jongeren.
Een Rotterdams scenario voor mentoring RadarAdvies, maart 2009
28
van vrijwilligers, die er op gespitst moeten blijven dat er binnen de mentorrelatie maatwerk geboden wordt. De vraag achter de vraag zal voor een deel bij een intake boven tafel kunnen komen maar vaak ook pas gedurende de mentorrelatie. Begeleiding en monitoring van de mentorrelatie is dan dus erg belangrijk. Dit vraagt om organisatorisch goed aangestuurde en inhoudelijke sterke en ervaren organisaties en pleit eerder voor enkele grotere en krachtigere organisaties dan veel kleinere. Professionele mentoring De betaalde mentor wordt ingezet voor de jongeren met zwaardere problematiek van 16 jaar en ouder en (op dit moment) binnen enkele deelgemeenten ook voor 16-. Met name bij de oudere doelgroep gaat het om jongeren die niet meer op school zitten en die niet werken. De mentoren werken outreachend, sporen de jongeren op en helpen ze om weer ‘op de rit’ te komen. De mentoren doen nadrukkelijk niet zelf aan hulpverlening maar helpen de jongeren om de weg te vinden binnen het hele veld van hulpverleners en andere instanties die ze nodig hebben. Ze zitten er ‘boven op’, regelen soms ook zaken en treden op als casemanager. Jongeren die met deze vorm van mentoring ervaring hadden waren zeer te spreken over de praktische en pragmatische vorm van ondersteuning. “Je hebt er echt iets aan.” Jongeren geven ook aan dat het voordeel van een professionele mentor is, dat deze zeker voldoende tijd voor je heeft. De betaalde mentor of coach staat in de aandacht. Recent is er als pilot de coachingspool ontwikkeld, in samenwerking tussen de ROC’s en het Jongerenloket, met als doel 500 leerlingen van ROC’s die gerekend worden tot de zogenaamd overbelaste doelgroep, een mentor aan te gaan bieden. Het Jongerenloket SoZaWe biedt tienermoeders een betaalde mentor aan en deelgemeenten kopen professionele mentortrajecten in als vorm van trajectbegeleiding voor voortijdig schoolverlaters en werkloze jongeren. Professionele mentoring biedt zeker een belangrijk antwoord op de zwaardere problemen die jongeren in Rotterdam hebben. Het kan echter niet gezien worden als vervanger van de professionele hulpverlening maar moet als aanvullend hierop gezien worden.
4.4
De rol van de gemeente
Wat betekent nu bovenstaand scenario voor de rol van de gemeente? Hoe kan de gemeente er aan bijdragen dat dit scenario gerealiseerd wordt en faciliterend optreden voor mentoring in Rotterdam? Zoals hiervoor al beschreven, onderscheiden we drie aspecten in de gemeentelijke rol. De gemeente ontwikkelt beleid en een visie, ondersteunt en stimuleert het particulier initiatief en gaat subsidierelaties aan. We werken deze drie taken of rollen hieronder verder uit.
Een Rotterdams scenario voor mentoring RadarAdvies, maart 2009
29
1. De gemeente maakt het beleid Ontwikkeling beleidskader Allereerst is het van belang dat de gemeente haar eigen beleidskader vaststelt. Daarin formuleert zij wat het gewenste en gepast aanbod is. Dit gaat niet alleen om de omvang van het aanbod maar uiteraard ook om de gewenste typen mentoring en de breedte van het aanbod. Op basis hiervan geeft de gemeente ook aan op welke vormen van mentoring zij extra wil inzetten ofwel waar de prioriteitstelling ligt. Hierbij kan gedacht worden aan de inzet van gemeentelijke middelen door middel van subsidiering, maar de gemeente kan ook steun zoeken voor de ontwikkeling van het gewenste aanbod bij haar partners binnen het jeugdbeleid en het maatschappelijk middenveld. Binnen de visie op mentoring in Rotterdam dient dan ook volop ruimte te worden geboden aan het initiatief van derden waarbij de gemeente zich opstelt als iemand die meedenkt en ondersteuning biedt. En of het nu gaat om door de gemeente geïnitieerde (en deels betaalde projecten) of initiatieven uit het maatschappelijk middenveld, inzet op kwaliteit is absoluut gewenst. Als we kijken naar het huidige aanbod aan mentoring en de geformuleerde behoeften binnen Rotterdam, zouden we voor dit moment willen adviseren dat de gemeente streeft naar een verdubbeling van het aantal mentoraten: van 1.900 nu naar 4.000. Wat betreft de aard van het aanbod is extra inzet op de groei van klassieke mentoring gerechtvaardigd. Het beleid ten aanzien van professionele mentoring zouden we continueren. Als we kijken naar de vragen van jongeren waarvoor je mentoring kunt inzetten, denken we dat een extra accent op de groep die de overgang van voortgezet onderwijs naar mbo maakt gerechtvaardigd is, waarbij er wel voor gewaakt dient te worden niet taken van het onderwijsveld zelf over te nemen.
Een goede en heldere afbakening met andere interventies op het gebied van jeugdbeleid is hierbij van belang, zowel wat betreft lichtere instrumenten als zwaardere middelen. Een belangrijk onderscheid is bijvoorbeeld dat tussen hulpverlening en mentoring. Een mentor biedt geen hulpverlening en komt hiervoor nooit in de plaats! Maar denk bijvoorbeeld ook aan jongerenwerk. Hoewel een goede jongerenwerker elementen in zich kan hebben van een mentor, zal hij geen mentor worden. Ook sommige huiswerkprojecten of re-integratieprojecten hebben elementen in zich van mentoring. In het beleidskader kan de grens goed verhelderd worden aan de hand van de definitie van mentoring, die in Rotterdam gehanteerd wordt.
Een Rotterdams scenario voor mentoring RadarAdvies, maart 2009
30
Afstemming binnen de gemeente De gemeente heeft vele gezichten. JOS heeft nu de taak op zich genomen om regie te voeren over dit beleidsonderwerp, maar ook andere gemeentelijke organisaties zoals SoZaWe en Veiligheid en zeker ook deelgemeenten hebben een belangrijk aandeel bij de ontwikkeling van mentoring. Zo is de inzet vanuit SoZaWe voor tienermoeders en de coachingspool al ter sprake gekomen. Deelgemeenten hebben de regierol voor de sluitende aanpak voor jongeren11 en zetten mentoring vaak in dat kader in. Juist bij zo’n brede betrokkenheid is het belangrijk dat er overzicht blijft met betrekking tot het gerealiseerde aanbod ten opzichte van de vraag. Ook is het nuttig wanneer er gedeelde uitgangspunten ontwikkeld worden met betrekking tot bijvoorbeeld kwaliteit. Het ligt voor de hand dat JOS hiervoor het initiatief neemt. Financiering Tot slot een opmerking van financiële aard. Het gegeven dat JOS een regiefunctie vervult ten aanzien van mentoring, wil niet zeggen dat de financiering ook volledig uit de begroting van JOS moet komen. Er zijn ook andere geldstromen inzetbaar, zoals veiligheidsgeld en re-integratiemiddelen (W-deel van de WWB voor 16+ers). En ook de deelgemeenten beschikken over eigen middelen die zij voor dit doel inzetten. Om het nodige volume aan mentor aanbod te kunnen realiseren, willen we adviseren deze verschillende geldstromen zoveel mogelijk te blijven benutten. 2. De gemeente stimuleert en ondersteunt De gemeente kan het mentoringveld ondersteunen en stimuleren. Het al eerder genoemde Kennisatelier heeft nadrukkelijk de bedoeling om de kennisuitwisseling tussen mentoringprojecten te stimuleren. De Handreiking voor mentoringprojecten die de gemeente Rotterdam uit zal brengen heeft ook tot doel om de Rotterdamse initiatieven te ondersteunen bij hun activiteiten. Vanuit het veld is er zeker ook behoefte aan ondersteuning als het gaat om bijvoorbeeld informatie over de verschillende actieve projecten, de training van mentoren, de wijze waarop kwaliteitsbeleid gevoerd kan worden, de manier waarop je een database inricht (monitoring) etc. Gesuggereerd is dat er een soort koepelorganisatie (of steunpunt) ingericht zou kunnen worden waar zelfstandige mentoringprojecten naar behoefte diensten van kunnen afnemen. Een dergelijk ondersteuningsaanbod kan stapsgewijs ontwikkeld worden, in samenspraak met het veld en afgestemd op de behoefte. Gedacht kan worden in eerste instantie aan een website waar relevante informatie over actieve mentoringprojecten up to date wordt gehouden. Door middel van bijeenkomsten van het Kennisatelier kan verder geïnventariseerd worden waar behoeften liggen. Dit hoeft niet per se te betekenen dat de gemeente vervolgens zelf een aanbod organiseert en betaalt, er kan ook gezocht worden naar manieren om gezamenlijk producten, zoals een training voor mentoren, in te kopen. De projecten willen wel graag dat de gemeente helpt om netwerken toegankelijk te maken maar ze willen beslist niet als verlengde van de gemeenten gezien worden. Een belangrijk deel van hun meerwaarde voor de ketenpartners maar zeker ook voor 11
In de vorm van de zogenaamde DOSA-regisseurs
Een Rotterdams scenario voor mentoring RadarAdvies, maart 2009
31
hun deelnemers (vrijwilligers en jongeren) is dat ze nu juist geen gemeentelijke organisatie zijn. Regie op mentoring voor jongeren met een zwaardere problematiek zou ingebed kunnen worden in de structuur rondom de DOSA-regisseur. Dit wordt onderschreven door het werkveld. Als het gaat om sturing op kwaliteit kan de gemeente dat doen door een ondersteuningsaanbod (zoals een trainingsaanbod). De verantwoordelijkheid kan ook meer bij het veld zelf komen te liggen. Zo kan bijvoorbeeld een model ontwikkeld worden dat instellingen die zich aansluiten bij het Kennisatelier en die vermeld worden op de website, zich expliciet uitspreken over het kwaliteitsniveau dat zij nastreven. Aan deelname worden een aantal minimale eisen gesteld, zoals een jaarlijkse rapportage. Op deze manier label je als gemeente niet zelf een project als kwalitatief goed of slecht, maar wordt toch inzichtelijk welke projecten serieus bezig zijn met kwaliteit. Een laatste wijze waarop de gemeente ondersteuning kan geven aan het veld is door te zorgen dat mentoring meer bekendheid krijgt. Vooral jongeren geven aan dat mentoring bij hun leeftijdsgenoten een onbekend fenomeen is. Zonder specifieke projecten te noemen zou de gemeente wel kunnen stimuleren dat juist op plaatsen waar veel jongeren komen, meer bekendheid gegeven wordt aan mentoring.12 Ditzelfde zou ze kunnen doen ten aanzien van de werving van vrijwilligers. Hierbij zouden zeker ook gemeentelijke netwerken en contacten met het bedrijfsleven ingezet kunnen worden. Uiteraard dient bij een dergelijk initiatief het veld zelf betrokken te worden. 3. De gemeente als subsidieverstrekker en opdrachtgever Een laatste rol van de gemeente is die van rechtstreekse opdrachtgever, subsidieverstrekker of inkoper van trajecten. Op dit moment onderhoudt de gemeente een rechtstreekse subsidierelatie met enkele projecten. We adviseren niet om dit aantal projecten sterk uit te breiden maar om met bestaande projecten die hun kwaliteit bewezen hebben in gesprek te gaan over een eventuele uitbreiding van het volume. Deze projecten wordt gevraagd aannemelijk te maken dat ze een breed scala van stijlen en vragen aankunnen. Besproken wordt met hen onder welke voorwaarden vergroting van het bereik mogelijk zou zijn. Indien dit onvoldoende oplevert kan de gemeente de markt open zetten voor nieuwe aanbieders. De gemeente kan in deze rol duidelijke prestatieafspraken maken met de mentoringorganisaties, zowel kwantitatief als kwalitatief. Er worden niet alleen aantallen matches of koppels afgesproken, maar ook wat een organisatie aan kwaliteitsbeleid doet en hoe hierover te rapporteren. Bij de beoordeling van de resultaten wordt niet alleen naar de aantallen gekeken, maar ook naar de kwaliteit. Indien het gewenste resultaat onder de maat blijft (ook dit kan vooraf in criteria vastgelegd worden), heeft dit consequenties voor de voortzetting van de subsidierelatie.
12
Jongeren met wie wij spraken en die bekend zijn met mentoring, gaven aan daarbij zelf ook wel een rol te willen spelen.
Een Rotterdams scenario voor mentoring RadarAdvies, maart 2009
32
De te stellen kwaliteiteisen kan de gemeente afleiden uit de succescriteria van de Handreiking. Vanwege transparantie is het aan te bevelen om met één set van kwaliteitscriteria te werken. Wel kan gekozen worden om verschillende ontwikkelingsniveaus van kwaliteit te introduceren, zodat prestaties voor een organisatie ook haalbaar zijn en maatwerk mogelijk blijft. Ook over de wijze waarop de kwaliteit getoetst wordt, worden van te voren afspraken gemaakt. Hiervoor zijn verschillende manieren mogelijk. Het meest simpele is om organisaties zelf te laten rapporteren. Voor bepaalde onderdelen van de werkwijze, bijvoorbeeld de wijze waarop zij hun dossiers en database bijhouden, kan een accountantsverklaring gevraagd worden. Ook kan gevraagd worden om jongeren (deelnemers aan projecten) en vrijwilligers actief te betrekken bij de kwaliteitstoetsing van de projecten. Dat kan heel simpel, door iedere mentor en mentee een beoordelingsformulier in te laten vullen, dat onderdeel wordt van het dossier, maar je zou bijvoorbeeld ook een kwaliteitspanel van jongeren (deelnemers of voormalig deelnemers) de projecten kunnen laten toetsen. In het kader van het stimuleren van kennisuitwisseling kan aan gesubsidieerde organisaties ook gevraagd worden om hun kennis en ervaring te delen met niet gesubsidieerde organisaties. Je kunt dit in de subsidievoorwaarden opnemen, maar het kan ook op een meer informele wijze door juist deze organisaties een belangrijke rol te geven in het Kennisatelier. Je spreekt hen zo aan op hun voortrekkersrol. Deze aanpak zou zich zelfs kunnen ontwikkelen tot een model waarbij een meer ervaren mentorproject een minder ervaren mentorproject ‘coacht’. Een aandachtspunt is dat de mentorprojecten een strijdigheid kunnen ervaren tussen hun positie ten opzichte van elkaar als mogelijke concurrenten en de vraag van de gemeente om mee te werken aan de uitwisseling van kennis en ervaring om zo gezamenlijk aan een beter aanbod te werken. De gemeente heeft in dit spanningsveld als opdrachtgever een eigen rol. Door de wijze waarop subsidievoorwaarden worden geformuleerd of een programma van eisen wordt opgesteld kan ze ofwel de concurrentie tussen mentorprojecten versterken of juist de samenwerking stimuleren. Het gegeven dat de gemeente met enkele organisaties rechtstreeks een subsidierelatie onderhoudt, mag niet tot gevolg hebben dat er een gesloten markt ontstaat waar voor nieuwe initiatieven en aanbod geen ruimte is. We zouden daarom aanbevelen om een klein deel van de beschikbare middelen te reserveren om stimuleringssubsidies of startsubsidies mogelijk te maken voor veelbelovende initiatieven, die uiteraard ook kunnen profiteren van het ondersteuningsaanbod zoals bij twee omschreven.
Een Rotterdams scenario voor mentoring RadarAdvies, maart 2009
33
Hieronder de kern van onze belangrijkste adviezen: Aanbod versus behoefte: - Groei naar 4.000 mentoraten - Inzet op de groei van klassieke mentoring; - Het beleid ten aanzien van professionele mentoring continueren; - Een extra accent op de groep die de overgang van voortgezet onderwijs naar mbo maakt. De rol van de gemeente verder ontwikkelen langs drie parallelle lijnen: 1. Beleidsmaker. 2. Stimuleren en ondersteunen. 3. Subsidieverstrekker. Randvoorwaarden: - Het brede aanbod continueren; - Inzetten op kwaliteit; - Het initiatief vanuit het maatschappelijk middenveld is belangrijk om in de behoefte aan mentoring in Rotterdam te voorzien. - De bekendheid van mentoring onder jongeren wordt vergroot.
Tot slot: de gemeente heeft veel mogelijkheden om bij te dragen aan het tot stand komen van het gewenste aanbod van mentoring in Rotterdam. We benadrukken dat bovenstaande acties een onderlinge samenhang kennen en dat die samenhang ook in de visie en aanpak naar voren moet komen. Juist dan kan de gemeente, samen met het veld, mentoring in Rotterdam daadwerkelijk een impuls geven. De communicatie met het veld en de projecten verdient dan ook veel aandacht. De gemeente zal duidelijk moeten maken dat zij zelf op verschillende fronten een bijdrage wil leveren aan mentoring en aangeven wat ze daarbij van het veld verwacht.
Een Rotterdams scenario voor mentoring RadarAdvies, maart 2009
34
Bijlagen Bijlage 1: Lijst van geïnterviewden -
Big Brothers Big Sisters, Sandra Korthals Stemerding. Giving Back, Marcel van der Kooi. B4You, Benefits for Kids, Lucien Damberg. Feyenoord@work, Rick Raalte. Hoge School InHolland, Guido Walraven. Mentoraat voor Jongeren, Brigitta Muller. Jongerenloket SoZaWe, Hettie Mulder. Meijers Onderzoek en Advies, Frans Meijers.
Een Rotterdams scenario voor mentoring RadarAdvies, maart 2009
35
Bijlage 2: Enquête Enquete t.b.v. behoeftepeiling mentoring RadarAdvies, in opdracht van Jeugd, Onderwijs en Samenleving, gemeente Rotterdam Vooraf De gemeente Rotterdam (Jeugd, Onderwijs en Samenleving) is van mening dat mentoring een waardevol instrument kan zijn bij de ondersteuning en ontwikkeling van jongeren. Daarom heeft JOS deze zomer onderzoek laten doen naar het aanbod voor mentoring in Rotterdam. Als vervolg hierop wil JOS ook de behoefte aan mentoring en aan de verschillende soorten mentoring beter in kaart krijgen. RadarAdvies is gevraagd de behoefte aan mentoring in beeld te brengen. We doen dit door de behoefte onder kinderen/jongeren zelf te peilen maar ook onder leraren, jongerenwerkers en anderen die dagelijks met jongeren werken. Ook wordt de verschillende Rotterdamse mentoringinitiatieven gevraagd naar hun inschatting van de behoefte. Op deze manieren willen we, vanuit verschillend perspectief, een beeld krijgen van de behoefte. We vragen daarom uw medewerking voor onderstaande enquête. Graag ontvangen wij uw reactie uiterlijk 23 januari per e-mail (
[email protected]). Voor meer informatie: Bea Oomens, 06 22229542 Arnaud Brix, 06 21293486 Natalia Blok, 06 21598630 Mentoring in de Rotterdamse situatie Ter verduidelijking geven we hieronder eerst een omschrijving van wat de gemeente Rotterdam onder mentoring verstaat: ‘Een begeleidende activiteit waarbij een meer ervaren persoon een minder ervaren persoon begeleidt door het uitwisselen van praktische ervaringen en het geven van regelmatige feedback. De begeleiding vindt meestal plaats buiten schoollessen of werk en de mentor fungeert in een ‘één-op-één’ relatie als rolmodel en coach. De deelnemers hebben redelijk frequent contact met elkaar en brengen voldoende tijd met elkaar door.’ Specifiek voor Rotterdam is dat we onder mentoring een brede range van projecten scharen, te beginnen bij tutoring/peer support via de meer klassieke mentoring naar mentoring met inzet van betaalde krachten. Onder tutoring of peer support wordt de vorm van mentoring verstaan die bijvoorbeeld binnen scholen plaats vindt, wanneer een hogere jaars een jongere jaarsleerling begeleidt. Klassieke mentoring is wanneer een volwassene zich als vrijwilliger inzet om een jongere gedurende een periode te begeleiden. De inzet van betaalde beroepskrachten gebeurt door
Een Rotterdams scenario voor mentoring RadarAdvies, maart 2009
36
bijvoorbeeld het Jongerenmentoraat en is veelal gericht op jongeren die niet meer naar school gaan en geen werk hebben. A. Algemene vragen 1. Voor welk soort organisatie bent u werkzaam? (Onderwijs, mentoraatproject, jongerenwerk, anders …) 2. Wat is uw functie? 3. Wilt u uw contactgegevens invullen? Naam: Organisatie: Adres: Telefoon: E-mail: B. Vragen m.b.t. de kinderen/jongeren die tot uw directe doelgroep behoren 4. Welke leeftijd hebben de kinderen/jongeren? 5. Wat is het opleidingsniveau dat ze volgen of bereikt hebben? 6. Hoe groot is de groep kinderen/jongeren met wie u contact heeft? (Graag aantallen noemen.) C. Behoefte aan mentoring onder uw doelgroep 7. Hoeveel van de kinderen/jongeren die tot uw doelgroep behoren zouden naar
uw mening baat hebben bij een vorm van mentoring? (Graag aantallen noemen. Het gaat hier om degenen die niet een vorm van mentoring krijgen, zoals hierboven omschreven) 8. Hoeveel van de kinderen/jongeren die tot uw doelgroep behoren zouden, desgevraagd, zelf aangeven behoefte te hebben aan een mentor? 9. Kunt u aangeven in welke gevallen u denkt dat mentoring nuttig kan zijn? (Bijvoorbeeld voor een meisje van 14 jaar met hoge ambities, goede cijfers maar geen kennis van het bedrijfsleven, een jongen van 19 jaar met een problematische thuissituatie, alle (dreigend) voortijdig schoolverlaters?) 10. Kunt u ook aangeven wanneer mentoring naar uw mening niet nuttig is? D. Doelen van mentoring 11. In het geval van kinderen/jongeren die nog geen mentor hebben maar daar naar uw mening wel baat bij zouden hebben, welk type mentoring zou dan het meest geschikt zijn? a. Tutoring b. Klassieke mentoring c. Professionele mentoring Kunt u aangeven waarom juist deze vorm?
Een Rotterdams scenario voor mentoring RadarAdvies, maart 2009
37
12. Wat zou volgens u de nadruk binnen het mentorproces moeten hebben, wanneer u kijkt naar uw doelgroep: a. Gedragsverandering (Het aanleren van sociaalcommunicatieve basisvaardigheden, zoals leren aan afspraken te houden, op tijd komen, kleding aan te passen aan de situatie) b. Kennisvergroting (Zoals het bieden van informatie over verschillende beroepen, studiemogelijkheden, het functioneren van de arbeidsmarkt) c. Persoonlijke groei (Inzicht krijgen in eigen wensen en mogelijkheden, doelen leren stellen, leren van eerdere ervaringen) Kunt u uw mening toelichten? 13. Kunt u aangeven in hoeverre onderstaande redenen voor mentoring voor uw doelgroep van belang zijn, op een schaal van 1-5? De te begeleiden jongere heeft behoefte aan: - iemand die sturend optreed t.a.v. zijn of haargedrag; - een rolmodel, een voorbeeld waaraan je inspiratie ontleent; - een klankbord, iemand met wie je kunt praten over hoe je bijvoorbeeld bepaalde zaken kunt aanpakken of problemen kunt oplossen; - iemand die meegaat naar instanties en helpt dingen te regelen; - iemand die je aanspoort en leert nadenken over je eigen doelen, ambities en valkuilen. E. Mentoring en uw organisatie 14. Zijn er kinderen/jongeren, van de groep waarmee u contact heeft, die op dit moment een mentor hebben of hebben gehad? (Bedoeld wordt een vorm van mentoring zoals in de inleiding omschreven) (Deze vraag is niet relevant als u de enquête invult namens een mentoringinitiatief) 15. Zo ja, kunt u aangeven hoeveel dat er zijn? 16. Bestaat er binnen uw organisatie behoefte aan: a. De mogelijkheid om meer kinderen/jongeren een mentor te geven? Zo ja, hoeveel? b. Een eigen mentoringproject? c. (Versterkte) samenwerking met één of meer mentoring projecten? d. Indien er behoefte bestaat aan (meer) mentoring binnen uw organisatie om welke type(n) mentoring gaat het dan (tutoring, klassieke mentoring en/of professionele mentoring)? Hieronder heeft u de mogelijkheid om nog aanvullende opmerkingen te maken, mocht u daar behoefte aan hebben. Wij danken u, namens onze opdrachtgever, van harte voor uw medewerking.
Een Rotterdams scenario voor mentoring RadarAdvies, maart 2009
38
Bijlage 3: Geraadpleegde literatuur Koersen op kwaliteit. Handreiking voor het evalueren van mentorprojecten. Uitgave van het Kennispunt Mentoring (2008). Kwaliteit aan zet. Op weg naar professionele mentoring Meijers, F., Kennispunt Mentoring (2008). Mentoring in Rotterdam. Adviesrapportage en productenboek & Naslagwerk: Quickscan ‘mentoringtypen’ Twigt, J. & Bremmer, N., Conclusion Advies en Management (2008). Mentoring Manifest. Een fundament voor mentoringinitiatieven. Voermans, J., Stichting Lava Legato/Kenniskring Mentoring, Rotterdam (2008) Scholierenrapportage Communities that Care, Rapportage gemeente Rotterdam (2008) Vertrouwen in de school. Over de uitval van jongeren, WRR-Rapport 83 (2009) Coaches en mentoren. Het succes van rolmodellen voor allochtone risicojongeren, Radarreeks (2003)
Een Rotterdams scenario voor mentoring RadarAdvies, maart 2009
39