Factsheet Module 140 Hoogdruk / offset drukken algemeen
Module 140 Hoogdruk / offset drukken algemeen Voorbereiding en Proeven maken − 0 − 20
Voorbereiding Niet-drukkende proefsystemen
Î
Vormvervaardiging − − − − −
40 60 80 100 120
Hoogdruk Diepdruk Flexodruk Offset Zeefdruk
Î
Drukken − 120 Zeefdruk − 140 Offset algemeen − 180 Offset rotatie (cold- en heatset) − 200 Huisdrukkerijen − 220 Illustratiediepdruk − 240 Verpakkingsdruk oplosmiddelhoudend − 260 Verpakkingsdruk waterig
Î
Nabewerken of Afwerken − 280 Nabewerken
140
1 OMSCHRIJVING VAN DE MODULE Processen
Onder hoogdruk ofwel boekdruk wordt verstaan het bedrukken van papier of karton met behulp van hoogdrukvormen (zie module 40). De drukvormen kunnen zowel vlak als cilindrisch zijn. Vlakke drukvormen worden gebruikt voor boekdruk; cilindrische drukvormen worden gebruikt voor krantenhoogdruk. Hoogdruk- ofwel boekdrukpersen hebben wel inktwerken, maar geen vochtwerken. Onder offset wordt verstaan, het bedrukken van papier of karton met behulp van offsetplaten (zie module 100). Conventionele offsetpersen hebben zowel inkt- als vochtwerken. Het vochtwater dat door het vochtwerk naar de plaat wordt getransporteerd heeft als voornaamste doel het bevochtigen van de hydrofiele ofwel niet-inktdragende delen van de plaat. In het vochtwater bevinden zich meestal stoffen die de oppervlaktespanning beïnvloeden zoals Isopropylalcohol (IPA) of andere toevoegingsmiddelen. In tegenstelling tot de conventionele offsetpersen met vochtwerk behelst de waterloze offset een drukprocedé waar geen vochtwater (en IPA) meer vereist is, maar temperatuur. Hierbij stroomt in een gesloten circuit koelvloeistof door de plaatcilinders en rasterwalsen. De functie van een dergelijke temperatuurcontrole is om de warmte die ontstaat tijdens het drukken af te voeren. Op een dergelijke wijze wordt de temperatuur constant gehouden tijdens het drukproces, zodat de viscositeit van de inkt op de optimale waarde gehouden kan worden. Door het verhogen of verlagen van de temperatuur wordt meer of minder inkt aangenomen door de platen. De waterloze offsetplaten beschikken over een siliconen toplaag met daaronder een laag van temperatuurgevoelige polyester, welke zorgt voor de inktaanname. Door de belichting wordt deze laag verwijderd met als gevolg dat op de plaatsen waar het polyester weg is geen inkt wordt aangenomen. Er wordt in deze module onderscheid gemaakt tussen vellen- en rotatiedruk. Bij vellendruk worden losse vellen apart door de pers gevoerd, bij rotatiedruk wordt het te bedrukken materiaal vanaf de rol ingevoerd en bedrukt. Offsetinkten drogen door wegslag in het papier, oxydatie, polymerisatie, verdamping of een combinatie van deze. Veelal wordt de droging niet geforceerd. Zowel in de vellenals in de rotatie-offset komen in uitzonderingsgevallen infrarood- en UV-droging voor. Alleen in de rotatie-offset komt geforceerde droging door middel van hete lucht voor.
Supplement 2 MGIV – december 2009
140-1
Factsheet Module 140 Hoogdruk / offset drukken algemeen Deze vorm van droging heet ‘heatset’. Hierbij treden VOS-emissies op. Ontbreekt in de rotatie-offset geforceerde droging, dan spreekt men van ‘coldset’. Rotatie-offset bij krantenbedrijven is steeds ‘coldset’. Module 140 betreft de vellen-offset en -hoogdruk. Module 180 betreft de rotatie-offset en hoogdruk. De maatregelen in module 180 gelden in aanvulling op die van module 140. Voor bedrijven met rotatie-offset of -hoogdruk gelden dus de maatregelen van module 140 en van module 180. Flexodruk is weliswaar formeel een vorm van hoogdruk, maar toch valt deze niet onder de definiëring van deze module maar onder Verpakkingsdruk drukken oplosmiddelhoudend/waterig (module 240 en 260). Bedrijven
Bovengenoemde processen vinden niet plaats in zeefdrukkerijen (module 120) en illustratiediepdrukkerijen (module 220). Indien verpakkingsdrukkerijen (met name in de vouwkartonnagesector) in offset en/of boekdruk bedrukken, dan vallen deze activiteiten onder factsheet module 140. De in offset bedrukte verpakkingen worden vaak voorzien van een beschermende lakof vernislaag. Deze lak of vernis kan oplosmiddelhoudend of waterig zijn. Indien dit het geval is, dan vallen deze activiteiten tevens onder factsheet module 240 of onder factsheet module 260 (verpakkingsdruk drukken oplosmiddelhoudend/waterig).
Machines/ activiteiten
De meest voorkomende machines en/of activiteiten in de module Hoogdruk/offset drukken algemeen zijn: – inktmengtafel; – drukpers; – rollenwasapparaat (ingebouwd/automatisch).
Hulpstoffen
De meest voorkomende hulpstoffen in de module Hoogdruk/offset drukken algemeen zijn: – offset- en hoogdrukinkt; – vochtwater; – reinigingsmiddelen; – reinigingsmiddel vochtrollen; – correctiemiddelen; – poetsdoeken. 2 OVERZICHT MAATREGELEN
Maatregelen
Schematisch overzicht
Binnen het Doelgroepoverleg Milieu Grafische Industrie en Verpakkingsdrukkerijen zijn voor alle in onderdeel 1 genoemde processen/activiteiten maatregelen vastgesteld. Het hierna volgende schema geeft een zeer beknopt overzicht van de maatregelen en de implementatietermijnen die op deze module van toepassing zijn. Deze implementatietermijnen geven aan binnen welke termijn de milieumaatregelen in de bedrijven moeten zijn uitgevoerd. Tevens geeft het schema aan waar uitgebreidere informatie over de maatregelen te vinden is en welke modelvergunningvoorschriften bij de maatregelen horen. De maatregelen met nummers die beginnen met 140 zijn specifiek voor deze module en worden verderop in deze factsheet (onderdeel 3A, 3B en 3C) beschreven. De overige maatregelen zijn beschreven in de factsheet die aan het desbetreffende onderwerp is gewijd (bijvoorbeeld: Gha = factsheet Grond-, hulp- en afvalstoffen). Als een maatregelnummer eindigt met een ‘x’, dan betekent dit, dat de gegeven omschrijving een samenvatting is van meerdere maatregelen (bijvoorbeeld OPS.x betekent OPS.1 en OPS.2).
Supplement 2 MGIV – december 2009
140-2
140
Factsheet Module 140 Hoogdruk / offset drukken algemeen Modelvergunningvoorschriften voor de milieumaatregelen zijn steeds te vinden als laatste onderdeel van de in het schema genoemde factsheet(s). Modelvergunningvoorschriften van algemene aard zijn te vinden in bijlage 3 van deel 1 van dit handboek (niet geactualiseerd in 2009).
140
Supplement 2 MGIV – december 2009
140-3
Factsheet Module 140 Hoogdruk / offset drukken algemeen
Nummer maatregel
Korte inhoud maatregel
Fasering
Nadere informatie
140.1/140.2
Poetsdoeken met oplosmiddelen in container met zelfsluitende deksel; geen schoonmaakmiddelen over poetsdoeken Schoonmaak- en verdunningsmiddelen die di/trichloormethaan en/of vluchtige mono-aromaten bevatten mogen niet gebruikt worden Voor de dagelijkse reiniging van rubberdoek, plaat en inktrollen mogen geen reinigingsmiddelen gebruikt worden met een vlampunt < 55 oC Ingekochte schoonmaakmiddelen dienen geregistreerd te worden
Zonder uitstel
Bij voorkeur: het gebruik van niet vluchtige-schoonmaakmiddelen zoals HBS en VCA's Verlagen van de IPA-concentratie in het vochtwater door het treffen van goodhousekeepingmaatregelen aan de pers Onnodige verdamping van IPA voorkomen door het gesloten houden van vochtwaterreservoirs en emballage met IPA Opstellen en uitvoeren van een IPAreductieplan, gericht op verdere reductie IPA Bij de aanschaf van nieuwe persen dient de voorkeur uit te gaan naar persen die het gebruik van IPA zo laag mogelijk maken, indien dit redelijkerwijs van het bedrijf gevraagd kan worden Registratie van het IPA-verbruik, ten minste eenmaal per kwartaal Bij voorkeur: overschakelen op waterloze offset Geen gebruik van ets- en correctie middelen met chroomzouten Bij voorkeur: afvoeren van blikken met restanten van inkten, lakken en lijmen naar een gespecialiseerde verwerker Gebruik biologisch afbreekbaar reinigingsmiddel in vochtrollen wasapparaat Algemeen geldende maatregelen m.b.t. gevaarlijk afval en bedrijfsafval Toepassen van afvalpreventie maatregelen Afvalstoffen en spoelwater alleen lozen indien Milieu-informatie leveranciers dit toestaat Opslag gevaarlijke stoffen overeenkomstig beschermingsniveau PGS 15 Verregaand beperken van de risico's van het ontstaan van bodemverontreiniging
Zonder uitstel
– factsheet Module 140: 3A Schoonmaakmiddelen en VOS – factsheet Module 140: 3A Schoonmaakmiddelen en VOS – ESV-lijst – factsheet Module 140: 3A Schoonmaakmiddelen en VOS – ESV-lijst – factsheet Module 140: 3A Schoonmaakmiddelen en VOS – factsheet Module 140: 3A Schoonmaakmiddelen en VOS − factsheet Module 140: 3B Isopropylalcohol
140.3A
140.3B
140.3C 140.4 140.5A 140.5B
140.5C 140.5D
140.5E 140.5F 140.6 140.12 140.13 GHA.x APR.x LOZ.1 OPS.x BOD.x / RIO.x OGT.x
Opslag in ondergrondse tanks overeenkomstig beschermingsniveau PGS 28
Supplement 2 MGIV – december 2009
Zonder uitstel
Zonder uitstel
Zonder uitstel
Zonder uitstel
Nr. modelvergunning voorschrift M140.1/ M140.2 M140.3
M140.4
M140.5 n.v.t. M140.6
Zonder uitstel
− factsheet Module 140: 3B Isopropylalcohol
M140.7
Zonder uitstel
− factsheet Module 140: 3B Isopropylalcohol
M140.8
Zonder uitstel
− factsheet Module 140: 3B Isopropylalcohol
n.v.t.
Zonder uitstel
− factsheet Module 140: 3B Isopropylalcohol – factsheet Module 140: 3B Isopropylalcohol – ESV-lijst
M140.9
Zonder uitstel zonder uitstel zonder uitstel zonder uitstel
− factsheet Module 140: 3C Gevaarlijk afval en bedrijfsafval − ESV-lijst
140
n.v.t. M140.10 n.v.t. M140.11 V1.1 - V1.4
n.v.t.
− factsheet Grond-, hulp- en afvalstoffen − factsheet Afvalpreventie
zonder uitstel
− factsheet Lozingsbeleid
V3.1, V3.2, V3.3
Zonder uitstel
− factsheet Opslag gevaarlijke V4.1 - V4.2 stoffen in emballage − factsheet Vloeistofdichtheid V7.1 - V7.11 van werkvloeren − factsheet Rioleringen V6.1 - V6.9 − factsheet Ondergrondse tanks
zonder uitstel
Zonder uitstel
Zonder uitstel
n.v.t.
140-4
Factsheet Module 140 Hoogdruk / offset drukken algemeen Nummer maatregel
Korte inhoud maatregel
ENE.x
Toepassen van energiebesparende diverse maatregelen faseringen Zie factsheet Module 180 Hoog druk/offsetdrukken rotatie (cold- en heatset) In voorkomende gevallen wegnemen van Zonder uitstel geluid- en/of trillinghinder
Geur Geluid
Fasering
Nadere informatie
Nr. modelvergunning voorschrift
− factsheet Energie
− factsheet Geluidhinder
V2.1 - V2.8
Voor sommige milieu-investeringen kan aanspraak worden gemaakt op vervroegde afschrijving volgens de VAMIL-regeling. De investering dient vermeld te zijn op de VAMIL-lijst, die jaarlijks wordt gepubliceerd in de Staatscourant. Daarnaast zijn er de MIA-regeling en de Energie-investeringsaftrek (EIA). De MIA-regeling biedt ondernemers die investeren in milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen een extra belastingaftrek. Tot 40 procent van het investeringsbedrag mag worden afgetrokken van de fiscale winst. Het percentage van de aftrek is afhankelijk van de milieueffecten en de gangbaarheid van het bedrijfsmiddel. De Energie-investeringsaftrek (EIA) is een fiscale regeling voor ondernemers, die investeren in energiebesparende bedrijfsmiddelen en de toepassing van duurzame energie. Met de EIA is er dubbel voordeel: lagere energiekosten en minder inkomsten- of vennootschapsbelasting. De volgende modelvergunningvoorschriften kunnen in de milieubeheervergunning opgenomen worden: M140.1 tot en met M140.5 V1.1 tot en met V1.4 V3.1 tot en met V3.3 V4.1, V4.2 V6.1 tot en met V6.9 V7.1 tot en met V7.11 Opmerking 1: Bij de actualisatie in 2009 zijn deze modelvergunningvoorschriften niet nader bekeken. Daardoor kunnen ze niet meer actueel zijn. Opmerking 2: Vanaf 1 januari 2008 is het Activiteitenbesluit ‘het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer’ in werking getreden. Het Activiteitenbesluit bevat algemene milieuregels voor bedrijven. Bedrijven die vallen onder het regime van het activiteitenbesluit hebben geen milieuvergunning nodig. Het Activiteitenbesluit vervangt tien 8.40 amvb's, het Besluit voorzieningen en installaties en het Besluit opslaan in ondergrondse tanks. In de nieuwe systematiek vallen alle Wet milieubeheer bedrijven onder de algemene regels uit het Activiteitenbesluit, tenzij ze zijn uitgezonderd (navraag bij de gemeente of het Ministerie van VROM) waardoor de vergunningplicht blijft gelden. Het Ministerie van VROM heeft een systeem ontwikkeld waarmee bedrijven aan de hand van een aantal vragen kan aangeven welke activiteiten het verricht: de Activiteitenbesluit Internet Module (AIM) op http://aim.vrom.nl/. Op basis van de antwoorden ontvangt het bedrijf direct een vergunning op maat. Daarnaast zal de omgevingsvergunning een rol (gaan) spelen. Aan de basis van de omgevingsvergunning ligt het Wetsvoorstel algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Onder de omgevingsvergunning vallen als eerste alle vergunningen op VROM-gebied, zoals die voor wonen, bouwen, ruimte en milieu. Maar ook vergunningen op beleidsterreinen van andere departementen gaan mee, zoals vergunningen op het gebied van monumenten, natuurbescherming, flora en fauna en water.
3 UITWERKING VAN DE MAATREGELEN Dit onderdeel geeft een nadere uitwerking van de maatregelen die met name van toepassing zijn op module 140 Hoogdruk/offset drukken algemeen (behalve voor maatregel 140.6 en 140.13: zie de ESV-lijst).
Supplement 2 MGIV – december 2009
140-5
140
Factsheet Module 140 Hoogdruk / offset drukken algemeen Hiervoor is een onderverdeling gemaakt naar compartiment. Onderdeel 3A Schoonmaakmiddelen en VOS heeft betrekking op het compartiment lucht en beschrijft maatregelen 140.1 - 140.4. Onderdeel 3B Isopropylalcohol heeft ook betrekking op het compartiment lucht en geeft maatregel 140.5A - 140.5E weer. Onderdeel 3C Gevaarlijk afval en bedrijfsafval heeft betrekking op het compartiment gevaarlijk afval/bedrijfsafval en beschrijft maatregel 140.12.
140
Supplement 2 MGIV – december 2009
140-6
Factsheet Module 140 Hoogdruk / offset drukken algemeen
3A SCHOONMAAKMIDDELEN EN VOS Dit onderdeel geeft een nadere uitwerking van de maatregelen 140.1 - 140.4. 3A.1 Omschrijving van de maatregelen 140.1
Met oplosmiddelen vervuilde poetsdoeken dienen direct na gebruik te worden opgeslagen in zelfsluitende containers. Ook verdere opslag dient te geschieden in goed gesloten zakken of containers. Fasering: de maatregel dient zonder uitstel te worden uitgevoerd.
140.2
Verontreinigde schoonmaakmiddelen dienen apart te worden bewaard en mogen niet over vervuilde poetsdoeken worden gegoten. Fasering: de maatregel dient zonder uitstel te worden uitgevoerd.
140.3A
Schoonmaak- en verdunningsmiddelen die di/trichloormethaan en/of vluchtige monoaromaten bevatten mogen niet worden gebruikt. Fasering: de maatregel dient zonder uitstel te worden uitgevoerd.
140.3B
Voor de dagelijkse reiniging van rubberdoek, plaat en inktrollen mogen geen reinigingsmiddelen gebruikt worden met een vlampunt < 55 oC. Fasering: de maatregel dient zonder uitstel te worden uitgevoerd.
140.3C
Ingekochte schoonmaakmiddelen dienen geregistreerd te worden. Fasering: de maatregel dient zonder uitstel te worden uitgevoerd.
140.4
Bij voorkeur: het gebruik van niet-vluchtige schoonmaakmiddelen zoals HBS (High Boiling Solvents) met een vlampunt van boven de 100 oC en VCA's (Vegetable Cleaning Agents). Fasering: de maatregel dient zonder uitstel te worden uitgevoerd indien dit mogelijk is. 3A.2 Toelichting op de maatregelen
140.3A
–
Vluchtige mono-aromaten: Dit betreft mono-aromaten met een dampspanning hoger dan 0,1 millibar bij 20 °C zoals benzeen, tolueen, xyleen, trimethylbenzeen en isopropylbenzeen. Ook wanneer deze stoffen niet worden toegevoegd, komen ze veelal in geringe hoeveelheden in schoonmaak- en verdunningsmiddelen voor (als restanten van het destillatieproces). Met het oog daarop wordt een maximaal gehalte aan vluchtige mono-aromaten van 0,1% als toelaatbaar geacht.
140.3B
−
Vanuit milieu- en arbo-redenen dienen VOS-emissies te worden teruggedrongen. Om deze reden is het gebruik van reinigingsmiddelen met een vlampunt < 55 oC voor de dagelijkse reiniging van rubberdoek, plaat en inktrollen niet toegestaan. In plaats hiervan dienen reinigingsmiddelen met een bij voorkeur zo hoog mogelijk vlampunt (≥ 55 oC), VCA's of HBS gebruikt te worden.
−
Voor de dagelijkse reiniging kunnen reinigingsmiddelen met een vlampunt ≥ 55 oC altijd worden toegepast. Zij vragen geen aangepaste werkwijze. Omdat ze trager verdampen, kan er minder gedoseerd worden. Door de trage verdamping is opslag van gebruikte poetsdoeken in gesloten containers na gebruik van extra belang.
−
In een aantal uitzonderingsgevallen (we spreken dan van de niet-dagelijkse schoonmaak) kan schoonmaak met reinigingsmiddelen met een vlampunt < 55 oC nodig zijn. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij groot onderhoud van de pers, kleurwissel en het reinigen van onbeklede vochtrollen. In deze gevallen heeft het gebruik van reinigingsmiddelen met een relatief hoog vlampunt de voorkeur.
Supplement 2 MGIV – december 2009
140-7
140
Factsheet Module 140 Hoogdruk / offset drukken algemeen −
Het aandeel van schoonmaakmiddelen voor de niet-dagelijkse schoonmaak is zeer beperkt ten opzichte van de dagelijkse schoonmaakmiddelen. Naar verwachting bedraagt bij een gemiddeld bedrijf het aandeel van schoonmaakmiddelen voor nietdagelijks gebruik circa 5% van het totale verbruik aan schoonmaakmiddelen.
140.3C
−
Bedrijven dienen de ingekochte schoonmaakmiddelen naar klasse (K1, K2, K3 of VCA/HBS) en hoeveelheid te registreren. Op verzoek is deze registratie in te zien door het bevoegd gezag. Deze registratie dient tenminste drie jaar bewaard te worden.
140.4
−
Het gebruik van niet-vluchtige schoonmaakmiddelen zoals VCA's en HBS heeft (wanneer toepasbaar) vanuit milieu- en arbo-oogpunt de voorkeur. VCA's en HBS vragen om een andere werkwijze dan de traditionele reinigingsmiddelen. Zie voor meer informatie over de toepasbaarheid en het gebruik van VCA's en HBS de achtergrondinformatie.
−
Bij voorkeur: Van deze maatregel is uitvoering ervan niet verplicht, dit kan wel worden aangemoedigd. Uitvoering van deze maatregel wordt niet door middel van een vergunning afgedwongen.
3A.3 Achtergrondinformatie 140.3B
Schoonmaakmiddelen worden ingedeeld op basis van hun vluchtigheid. K1- en K2schoonmaakmiddelen zijn vluchtig. K1-schoonmaakmiddelen hebben een vlampunt lager dan 21 °C. K2-schoonmaakmiddelen hebben een vlampunt tussen de 21 en 55 °C. K3-schoonmaakmiddelen zijn minder vluchtig. K3-schoonmaakmiddelen hebben een vlampunt tussen de 55 en 100 °C. In vergelijking met K1 en K2-schoonmaakmiddelen verdampen K3-schoonmaakmiddelen veel minder snel. Niet-vluchtig zijn zogeheten High Boiling Solvents (HBS; met een vlampunt van boven de 100 graden) en schoonmaakmiddelen op plantaardige basis (VCA's).
140.3C
Informatie over het soort schoonmaakmiddel (de klasse) is in het productveiligheidsinformatieblad te vinden.
140.4
Handmatige reiniging met VCA's en HBS vraagt om aanpassing van de werkwijze. In de vellenoffset is toepassing van deze middelen vrijwel op alle persen mogelijk. Bij de reiniging van het inktwerk is het belangrijk dat het reinigingsmiddel bescheiden op de inktrollen wordt gedoseerd, de tijd krijgt kort in te werken waarna resten met water en eventueel zeep worden afgerakeld. Voor reiniging van het rubberdoek en de drukplaat wordt een in VCA of HBS gedrenkte poetsdoek gebruikt (opnieuw even de tijd geven om in te werken), waarna resten met een met water bevochtigde poetsdoek worden weggenomen. Het gebruik van VCA's en HBS kan op termijn tot residuvorming leiden. Deze residu's zijn met andere (vluchtige) schoonmaakmiddelen te verwijderen. Ook in de coldset en de heatset bieden VCA's voor handmatige reiniging in principe mogelijkheden. De reden dat VCA's in de coldset nog niet aanslaan heeft onder meer te maken met de beperkte mogelijkheden om de werkwijze of de personderdelen aan te passen. De werkwijze moet in een aantal gevallen worden aangepast om fysieke belasting te voorkomen. Fysieke belasting kan worden voorkomen door het rubberdoek voor te wassen met water om het papierstof te verwijderen. Mengsels van VCA's en HBS worden in de heatset gebruikt in gasinstallaties met een borstelsysteem. Nog weinig ervaring met het gebruik van VCA’s en HBS is er bij wasinstallaties met een doekensysteem. Hier moet onder meer de wijze waarop het reinigingsdoek aan de rol is bevestigd, worden aangepast. Voorwaarde voor toepassing van minder en nietvluchtige reinigingsmiddelen is dat de dosering van reinigingsmiddel wordt verlaagd en de dosering van water wordt verhoogd.
Supplement 2 MGIV – december 2009
140-8
140
Factsheet Module 140 Hoogdruk / offset drukken algemeen Bij omschakeling naar VCA, HBS of reinigingsmiddelen met een vlampunt ≥ 55 oC neemt het wasmiddelenverbruik aanzienlijk af. De hogere literprijs van de middelen wordt volledig gecompenseerd doordat er minder kan worden gedoseerd. 3B ISOPROPYLALCOHOL (IPA) Dit onderdeel geeft een nadere uitwerking van de maatregel 140.5A - 140.5E. 3B.1 Omschrijving van de maatregelen De maatregel is van toepassing op offsetpersen waarbij IPA als toevoeging in het vochtwater wordt gebruikt. 140.5A
Het verlagen van de IPA-concentratie in het vochtwater door het treffen van goodhousekeepingmaatregelen aan de pers. Fasering: de maatregel dient zonder uitstel te worden uitgevoerd.
140.5B
Onnodige verdamping van IPA voorkomen door het gesloten houden van vochtwaterreservoirs en emballage met IPA. Fasering: de maatregel dient zonder uitstel te worden uitgevoerd.
140.5C
Het opstellen en uitvoeren van een IPA-reductieplan, gericht op verdere reductie van IPA. Fasering: de maatregel dient zonder uitstel te worden uitgevoerd.
140.5D
Bij de aanschaf van nieuwe persen dient de voorkeur uit te gaan naar persen die het gebruik van IPA zo laag mogelijk maken, indien dit redelijkerwijs van het bedrijf kan worden gevraagd. Voor zover nieuwe persen vóór 1 januari 2011 worden aangeschaft dient het in maatregel 140.16 genoemde IPA-reductieplan met voorrang voor die pers te worden opgesteld. Hierbij dienen de consequenties van de geplande nieuwe aanschaf inzichtelijk te worden gemaakt. Fasering: de maatregel dient zonder uitstel te worden uitgevoerd.
140.5E
Registratie van het IPA-verbruik, ten minste eenmaal per kwartaal. Fasering: de maatregel dient zonder uitstel te worden uitgevoerd tijdens de IPA reductiefase.
140.5F
Overschakelen op waterloze offset. Fasering: de maatregel dient zonder uitstel te worden uitgevoerd indien dit mogelijk is.
3B.2 Toelichting op de maatregelen 140.5A/ 140.5B/ 140.5E
−
−
∗
Door het uitvoeren van de onderstaande, relatief eenvoudige goodhousekeepingmaatregelen kan bij elke pers de concentratie van IPA in het vochtwater worden verlaagd. Van belang is dat good housekeeping niet vanzelf leidt tot het laagst mogelijk IPA-gehalte in het vochtwater. Het is immers probleemloos mogelijk om met een veel hoger IPA-gehalte te drukken dan op de desbetreffende pers nodig zou zijn. Het laagst mogelijk percentage moet dan ook werkelijk ‘opgezocht’ worden. Dit gebeurt door zeer geleidelijk, in kleine stapjes, het IPA-gehalte te verlagen tot het optimum waar het drukproces nog stabiel, beheersbaar en voorspelbaar is. Good housekeeping omvat het volgende. 1. Controleer periodiek, ten minste eenmaal per vier miljoen druks∗, danwel eenmaal per kwartaal (maatgevend is wat het eerst wordt bereikt), de afstelling van het vochtwerk. Corrigeer de afstellingen zonodig naar fabrieksspecificaties. Deze controle omvat ten minste: ‘Druk’ is ‘vel’ in vellenoffset en is ‘omwenteling’ in rotatiedruk
Supplement 2 MGIV – december 2009
140-9
140
Factsheet Module 140 Hoogdruk / offset drukken algemeen
2
3
4
5
6
7
− Het onderling evenwijdig liggen of, voor zover van toepassing, de juiste schuinstelling van de rollen (de rollen dienen elkaar over de hele lengte in gelijke mate te raken. Bij lange, zware rollen wordt het effect van de doorbuiging gecompenseerd door ze iets schuin ten opzichte van elkaar af te stellen). − De drukstreepbreedte tussen de rollen (de drukstreepbreedte is een maat voor de spanning waarmee de rollen tegen elkaar aan drukken). − Voor zover van toepassing de slag van de bakrol of de afstelling van de potentiometer van het doseerwerk (de benodigde hoeveelheid water moet op correcte wijze automatisch variëren met de perssnelheid). Controleer periodiek, ten minste eenmaal per vier miljoen druks danwel eenmaal per kwartaal, de kwaliteit van de rollen in het vochtwerk. Reinig, repareer of vervang de rollen zonodig. Deze controle vindt ten minste plaats op: − mechanische beschadigingen; − aangekoekte inktresten; − verglazing en andere vervuiling. Voorkom onnodige verdamping van IPA. Dit omvat ten minste het volgende: − Zet bij langdurige stilstand ('s nachts, of gedurende het weekeinde) het rondpompsysteem af en laat de inhoud van de vochtwaterbak teruglopen in het reservoir en zet indien mogelijk de koeling uit. − Houdt steeds het vochtwaterreservoir en alle IPA-emballage, zoals drums, goed gesloten. Zonodig dienen vochtwaterreservoirs en emballage afsluitbaar gemaakt te worden. Zorg voor goede werkinstructies voor het personeel. Gebruik, indien aanwezig, de vochtwaterkoeling. Voorkom daarbij onnodig opwarmen en condensvorming: − Zorg voor isolatie van de vochtwaterleidingen. − Stel de koeling in op maximaal 8 oC (± 2 oC ) of 10 oC (± 2 oC) voor respectievelijk vellen- en rotatieoffset. Laat echter geen condens ontstaan op leidingen en vochtwaterbak (druppels condens mogen onder geen beding in het vocht- of inktwerk of op het papier vallen). Pleeg regelmatig onderhoud ter voorkoming van een toename van het IPAgebruik. Dit omvat ten minste: − Ga verglazing van de rubberen rollen zoveel mogelijk tegen door ten minste eenmaal per vier miljoen druks danwel eenmaal per kwartaal de rollen uit de machine te nemen, en te reinigen. − Reinig het vochtwaterreservoir en de vochtwaterleidingen inwendig ten minste eenmaal per twee weken. IPA-reductie lukt alleen als men het vochtwerk goed en consequent schoon houdt. Zorg voor de optimale instellingen en handhaaf deze. Dit omvat het volgende: − Stel stapsgewijs de laagste IPA-concentratie in de vochtwaterbak vast, waarmee een betrouwbare en voorspelbare productie mogelijk is. − Stel de automatische IPA-suppletie in het vochtwater reservoir zó in dat in de vochtwaterbak de vastgestelde laagst mogelijke IPA-concentratie aanwezig is. − Leg voor elk vochtwatersysteem met automatische IPA-suppletie vast welke stand correspondeert met de vastgestelde laagst mogelijke IPA-concentratie in de vochtwaterbak. − Controleer dagelijks de instelling van de automatische IPA-suppletie en de koeltemperatuur. − Controleer ten minste eenmaal per twee weken de IPA-concentratie in de vochtwaterbak en de werkelijke temperatuur in het vochtwaterreservoir. Oplosmiddelenboekhouding: in de oplosmiddelenboekhouding wordt het verbruik van vluchtige organische stoffen per kilogram geregistreerd. Indien het totaal verbruik van vluchtige organische stoffen meer bedraagt dan 1.000 kilogram per jaar, geeft de oplosmiddelenboekhouding daar informatie over. Indien het totaal verbruik van vluchtige organische stoffen minder dan 1.000 kilogram per jaar bedraagt, is de inkoopadministratie voldoende om dit aan te
Supplement 2 MGIV – december 2009
140-10
140
Factsheet Module 140 Hoogdruk / offset drukken algemeen tonen. Echter, zodra het verbruik rond (of net er onder) 1000 kilogram per jaar is, wordt een nauwkeuriger boekhouding verlangd (zie een jaarverbruik van meer dan 1000 kilogram). Alleen dan, waarbij het totaal verbruik van vluchtige organische stoffen meer bedraagt dan 1.000 kilogram per jaar, dient ten behoeven van de oplosmiddelenboekhouding het volgende geregistreerd te worden: − Registreer periodiek, (ten minste eenmaal) per kwartaal, het IPA-verbruik of andere vluchtige organische stoffen welke als toevoegmiddel in het vochtwater worden gebruikt, waarbij nauwkeurig wordt gecompenseerd voor begin- en eindvoorraad. − Registreer over dezelfde periode een grootheid waarmee het IPA-verbruik rechtlijnig zou variëren als er geen IPA-reductiemaatregelen zouden worden uitgevoerd. Voor rotatiepersen is dit het gewicht van het bedrukte papier (het bedrukte substraat) in tonnen. Voor vellenpersen is dit het aantal druks, vermenigvuldigd met het aantal gebruikte torens. Als de vellenpersen in één bedrijf verschillende breedtes hebben, moet hiervoor worden gecorrigeerd. − Registreer over dezelfde periode informatie over de ingekochte reinigingsmiddelen, onderscheiden naar vluchtigheid. − Reken het IPA-verbruik of andere vluchtige organische stoffen welke als toevoegmiddel in het vochtwater worden gebruikt uit per ton papier of per 1000 toren-druks, en vergelijk dit met vorige kwartalen. − Indien het IPA-verbruik of andere vluchtige organische stoffen welke als toevoegmiddel in het vochtwater worden gebruikt per ton papier of per 1000 toren-druks hoger is dan op grond van eerdere ervaring was te verwachten of te verklaren, zoek dan de oorzaken en neem deze weg. De precieze wijze van uitvoering van de meeste hier genoemde maatregelen is afhankelijk van het type pers. Zie ook het Arbocatalogus-thema ‘Oplosmiddelenreductie in de offset’ (www.kvgo.nl; www.arbografimedia.nl). Hierin staan ook adviezen over de wijze waarop benodigde veranderingen organisatorisch binnen een bedrijf kunnen worden ingevoerd. In bedrijven met een milieuzorgsysteem is het aan te bevelen de maatregelen in dit zorgsysteem te integreren. Verder dient gezorgd te worden voor goede werkafspraken, waarbij de medewerkers op de hoogte zijn van gestelde doelen en noodzakelijke handelingen. − Registreer per jaar informatie over het verbruik aan vluchtige organische stoffen als gevolg van de toepassing van inkten. Indien het bedrukken met vellenoffset plaatsvindt in samenhang met het coaten van het substraat en daarbij de drempelwaarden, genoemd in bijlage IIa van het Oplosmiddelenbesluit omzetting EG-VOS-richtlijn milieubeheer worden overschreden, dan is bovenstaande niet van toepassing en is het Oplosmiddelenbesluit van overeenkomstige toepassing.
IPA-gehalte in vochtwater
Als een drukkerij deze good-housekeepingmaatregelen uitvoert, zal dit in de regel leiden tot een IPA-concentratie in het vochtwater van circa 8 à 10 volumeprocent voor respectievelijk persen met en zonder automatische doseringssystemen. Voor rotatiepersen van vóór 1985 zal dit in de regel circa 10 volumeprocent bedragen. In het bovenstaande wordt met 'volumeprocent' het volgende bedoeld: het volumepercentage IPA in de vochtwaterbak, zoals bepaald met behulp van een areometer, zonder enige correctie voor temperatuur of anderszins. Deze meetmethode sluit aan bij de gewoontes en de beschikbare meetapparatuur in de bedrijfstak. De waarde is goed reproduceerbaar en direct zonder omhaal af te lezen. Er zullen bedrijven zijn waar, ondanks correcte uitvoering van de maatregelen, deze percentages bij één of meer persen overschreden zullen worden. Er zullen echter ook bedrijven zijn waar met deze maatregel een lager percentage gehaald kan worden. De percentages moeten dan ook niet als doelvoorwaarde in de vergunning worden opgenomen, dit mede gezien de problematiek van de meetmethode. Het IPA-percentage is zowel voor de handhaver als de drukkerij een praktische indicator.
Supplement 2 MGIV – december 2009
140-11
140
Factsheet Module 140 Hoogdruk / offset drukken algemeen Binnen het bedrijf gaat het om het kunnen volgen van het effect van de inspanningen. Bij de handhaving moet men kunnen inschatten of de good-housekeepingmaatregelen inderdaad worden uitgevoerd. Als in een drukkerij een IPA-percentage wordt gemeten dat lager is dan boven genoemd, dan is dat een sterke indicatie dat het bedrijf niet alleen de goodhousekeepingmaatregelen correct uitvoert, maar ook dat er met het bijbehorende laagst mogelijk IPA-percentage wordt gedrukt. Een IPA-percentage dat hoger is, kan echter duiden op het niet, of niet correct, uitvoeren van de good-housekeepingmaatregelen, of dat er met een IPA-gehalte wordt gedrukt dat minder laag is dan op de desbetreffende pers mogelijk zou zijn. 140.5C
Verdere reductie van het IPA-percentage in het vochtwater is mogelijk door toepassing van IPA-reducerende vochtwateralternatieven, aanpassing van de drukpers (speciale rubberrollen, keramische of speciale chroomvochtrollen, alcoholloze vochtwerken, koeling van inktwerken) en standaardisatie van het vochtwater (omgekeerde osmose). Ook zijn er nieuwe grafische technieken ontwikkeld, die soms een alternatief voor het drukken met IPA kunnen zijn, zoals droge offset. Meer informatie over deze maatregelen staat in het Arbocatalogus-thema ‘Oplosmiddelenreductie in de offset’ (www.kvgo.nl; www.arbografimedia.nl). In het algemeen bevatten IPA-reducerende vochtwateralternatieven geen of slechts zeer laag vluchtige organische stoffen. Er zijn echter enkele vochtwateradditieven op de markt die tot circa 50% ethanol of andere mono-alcoholen bevatten. Vervanging van IPA door deze additieven is natuurlijk niet het doel van de maatregelen. Dit is dan ook niet toegestaan. Niet in alle bedrijven zijn dezelfde maatregelen door te voeren. Daarom moet het bedrijf in een individueel IPA-reductieplan aangeven welke maatregelen men gaat uitvoeren. Ter ondersteuning van de offsetdrukkerijen is er in het kader van de branchespecifieke abocatalogus een digitale IPA-reductiebrochure ontwikkeld: ‘Oplosmiddelenreductie in de offset’ (www.arbografimedia.nl). Met dit instrument kan op een logische wijze alle gegevens rond IPA-reductie worden vastgelegd. Doorvoering van maatregelen heeft niet in alle bedrijven eenzelfde resultaat. De reductie van het IPA-gebruik is afhankelijk van het type pers, het vochtwerk en het soort drukwerk. Via een combinatie van de genoemde maatregelen is het mogelijk om bij elke pers het percentage IPA binnen drie jaar verder te reduceren. 5 volumeprocent is op de meeste persen haalbaar, doch niet bij alle. Er zijn ook bedrijven die een sterkere reductie kunnen behalen, dat wil zeggen afname tot 0 volumeprocent in de heatset en enkele volumeprocent in de vellenoffset. Met het IPA-reductieplan wordt invulling gegeven aan het BBT-beginsel (De Beste Beschikbare Technieken is het beginsel dat er vanuit gaat dat een inrichting zoveel als economisch en technisch mogelijk is de nadelige gevolgen voor het milieu beperkt.), om te streven naar een zo laag mogelijk IPA-percentage, dat redelijkerwijs van het bedrijf kan worden gevraagd. In geval van oude persen kan het kosteneffectief zijn om geen aanvullende maatregelen te treffen maar juist tot vervanging van persen over te gaan.
140.5D/5F
In het IPA-reductieplan dient het bedrijf stil te staan bij de mogelijke aanschaf van nieuwe persen. Bij de aanschaf van nieuwe persen dient gekozen te worden voor persen die het gebruik van IPA zo laag mogelijk maken (o.a. waterloze offset), indien dit redelijkerwijs van het bedrijf gevraagd kan worden. Onder redelijkerwijs wordt daarbij verstaan: rekening houdend met eventuele beperkingen die er zijn (in stand der techniek) als gevolg van specifieke toepassingen van de pers en eventuele meerkosten. 3B.3 Achtergrondinformatie
Isopropylalcohol
In de heatset- en vellenoffsetdrukkerijen wordt IPA aan het vochtwater toegevoegd. Dit verbetert de kwaliteit van het drukproces en vermindert de insteltijden van de pers. IPA is een vluchtig organisch oplosmiddel. Het is schadelijk voor het milieu en
Supplement 2 MGIV – december 2009
140-12
140
Factsheet Module 140 Hoogdruk / offset drukken algemeen belastend voor de gezondheid van drukkers (het kan in zeer hoge concentraties bijdragen aan het ontstaan van het organisch psycho syndroom). Het gebruik van IPA is sinds 1985 zeer sterk toegenomen. In 1996 bedroeg het IPA-verbruik in de grafische industrie naar schatting ongeveer 2300 ton. De grafimediabranche is al een aantal jaren succesvol bezig het IPA-verbruik in de sector te verminderen. In de ‘Milieubeleidsovereenkomst Grafische Industrie en verpakkingsdrukkerijen’ 1993-2010 die de overheid met de branche in 1993 overeenkwam, werd een doelstelling van 900 ton emissie van IPA in 2010 opgenomen; in 2007 (meest recente cijfers) bleek de emissie van IPA ten opzichte van 1990 met 50% gedaald was naar 1000 ton en was de doelstelling uit de MBO al vrijwel behaald. Het reduceren van IPA kan naast voordelen op gebied van milieu en gezondheid ook een financieel voordeel hebben: minder IPA kost minder geld. Bij de voorbereiding van deze IPA-maatregelen heeft overleg plaatsgevonden met vertegenwoordigers van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De gekozen aanpak is dan ook in lijn met het beleid van dat ministerie.
3C GEVAARLIJK AFVAL EN BEDRIJFSAFVAL Dit onderdeel geeft een nadere uitwerking van maatregel 140.12. 3C.1 Omschrijving van de maatregelen 140.12
Afval van offsetinkt, zonder bijmenging van organisch oplosmiddel of ander gevaarlijke stoffen of ander afval, is volgens de Europese afvalstoffenlijst (Eural) als niet gevaarlijk afval geclassificeerd en kan dan ook als zodanig worden afgevoerd naar een afvalverwerker. Dit geldt ook voor afval van lak of lijm. Daarnaast worden kunststof (inktkokers) of metalen verpakkingen die schud-, schrap- en schraapleeg (en droog) zijn niet als gevaarlijk afval beschouwd. Deze materialen kunnen als kunststof- of metaalafval afgevoerd worden. Schroot heeft in zijn algemeenheid een positieve waarde, waardoor het gescheiden aanbieden financieel zeker interessant kan zijn. Fasering: de maatregel kan zonder uitstel worden uitgevoerd.
3C.2 Toelichting op de maatregelen –
Bij voorkeur: Sommige maatregelen kunnen bij het ene bedrijf vrijwel moeiteloos worden uitgevoerd, terwijl deze elders wellicht op problemen stuiten. Van deze maatregelen is de uitvoering ervan niet verplicht, dit kan wel worden aangemoedigd. Uitvoering van deze maatregelen wordt niet door middel van een vergunning afgedwongen.
–
Afvalverwerker: De verwerking van inktafval is sterk afhankelijk van het soort inkt en het soort afval: • Lege emballage wordt of verbrand in een roosteroven of gerecycled (zowel staal als kunststof). • Inktafval wordt, afhankelijk van de grootte van de emballage en de samenstelling, of verbrand in een roosteroven, draaitrommeloven of als alternatieve brandstof in bijvoorbeeld de cementindustrie of biologisch gereinigd. • Overige inktafval wordt bijna altijd verbrand in of een roosteroven of een draaitrommeloven. Deze afvalverwerkers dienen in het bezit te zijn van een Wm-vergunning voor het verwijderen van het aangeboden gevaarlijk afval. Op www.niwo.nl kan informatie over onder andere de vervoerder en afvalverwerker opgezocht worden en of deze geregistreerd is.
Supplement 2 MGIV – december 2009
140-13
140
Factsheet Module 140 Hoogdruk / offset drukken algemeen 3C.3 Achtergrondinformatie Vanaf 1 januari 2008 is het Activiteitenbesluit ‘het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer’ in werking getreden. Het Activiteitenbesluit bevat algemene milieuregels voor bedrijven en vervangt tien 8.40 amvb's, het Besluit voorzieningen en installaties en het Besluit opslaan in ondergrondse tanks. In de nieuwe systematiek vallen alle Wet milieubeheer (Wm) bedrijven onder de algemene regels uit het Activiteitenbesluit, tenzij ze zijn uitgezonderd waardoor de vergunningplicht blijft gelden (type C-inrichtingen en IPPC-bedrijven). De afvalscheidingsvoorschriften uit de amvb’s zijn in het Activiteitenbesluit samengevoegd. Dit betekent dat: − Type A- en B-inrichtingen moeten voldoen aan de artikelen uit afdeling 2.5 Afvalbeheer van het Activiteitenbesluit. In artikel 2.12 wordt aangegeven dat alle gevaarlijke afvalstoffen verplicht gescheiden moeten worden gehouden (absolute scheidingsplicht). Alle andere afvalstoffen moeten worden gescheiden, gescheiden worden gehouden en gescheiden worden afgegeven tenzij dat redelijkerwijs niet kan worden gevergd. Ook stromen zoals oud papier en karton vallen onder het generieke voorschrift. − Voor type C-inrichtingen en IPPC-bedrijven ligt de basis voor afvalscheiding in artikel 1.1 lid 2 van de Wm, waarin tot de bescherming van het milieu ook de zorg voor een doelmatig beheer van afvalstoffen wordt gerekend. Dit kan onder meer worden bereikt door afvalstoffen zoveel mogelijk vanaf de bron te scheiden, gescheiden te houden en gescheiden af te geven. Op grond van de artikelen 8.11 en 8.12 van de Wm kan het bevoegd gezag afvalscheidingsvoorschriften verbinden aan de vergunning. Hierbij kan worden aangesloten bij de voorschriften zoals die in het Activiteitenbesluit zijn opgenomen.
4 MODELVERGUNNINGVOORSCHRIFTEN Voor deze module zijn de volgende specifieke modelvergunningvoorschriften vastgesteld: M140.1
Vervuilde poetsdoeken moeten meteen na gebruik worden gedeponeerd in zelfsluitende containers. Verdere opslag van deze vervuilde poetsdoeken moet plaatsvinden in goed gesloten zakken of containers.
M140.2
Verontreinigde schoonmaakmiddelen mogen niet over vuile poetsdoeken worden gegoten, maar dienen apart daarvan te worden opgeslagen.
M140.3
Reinigings- en verdunningsmiddelen mogen geen vluchtige mono-aromatische koolwaterstoffen, dichloormethaan of trichloormethaan bevatten.
M140.4
Voor de dagelijkse reiniging van rubberdoek, plaat en inktrollen mogen geen reinigingsmiddelen met een vlampunt < 55 oC gebruikt worden.
M140.5
De ingekochte schoonmaakmiddelen dienen naar klasse en hoeveelheid geregistreerd te worden. Deze registratie dient tenminste drie jaar bewaard te worden.
M140.6
Alle van toepassing zijnde good-housekeepingmaatregelen dienen te zijn uitgevoerd danwel te worden nageleefd waardoor de IPA-concentratie in het vochtwater zoveel mogelijk wordt gereduceerd.
M140.7
Vochtwaterreservoirs en emballage met IPA worden gesloten gehouden, tenzij openen voor gebruik nodig is.
M140.8
Er dient een IPA-reductieplan te zijn opgesteld, waarin aangegeven wordt op welke wijze de IPA-concentratie in het vochtwater verder wordt verlaagd.
Supplement 2 MGIV – december 2009
140-14
140
Factsheet Module 140 Hoogdruk / offset drukken algemeen M140.9
Artikel 4.94a van het Activiteitenbesluit 1. Degene die de inrichting drijft, neemt bij het bedrukken met vellenoffset met betrekking tot vluchtige organische stoffen de bij ministeriële regeling voorgeschreven emissiereducerende maatregelen, tenzij deze niet kosteneffectief of technisch uitvoerbaar zijn. 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien het totaal verbruik van vluchtige organische stoffen bij de in het eerste lid genoemde activiteiten minder bedraagt dan 1.000 kilogram per jaar, zoals dat blijkt uit de oplosmiddelenboekhouding, bedoeld in het derde lid. 3. Degene die een inrichting drijft als bedoeld in het eerste lid, voert een oplosmiddelenboekhouding waarin het verbruik van vluchtige organische stoffen per kilogram wordt geregistreerd. 4. Indien het totaal verbruik van vluchtige organische stoffen bij de in het eerste lid genoemde activiteiten meer bedraagt dan 1.000 kilogram per jaar, geeft de oplosmiddelenboekhouding, bedoeld in het derde lid: a. per kwartaal informatie over het verbruik aan isopropylalcohol of andere vluchtige organische stoffen welke als toevoegmiddel in het vochtwater worden gebruikt; b. per kwartaal informatie over het gewicht van het bedrukte substraat dan wel informatie over het aantal druks en het aantal gebruikte torens; c. per jaar een berekening van het verbruik aan isopropylalcohol of andere vluchtige organische stoffen welke als toevoegmiddel in het vochtwater worden gebruikt, per ton substraat of per 1.000 toren-druks; d. per kwartaal informatie over de ingekochte reinigingsmiddelen, onderscheiden naar vluchtigheid; e. per jaar informatie over het verbruik aan vluchtige organische stoffen als gevolg van de toepassing van inkten. 5. De oplosmiddelenboekhouding, bedoeld in het derde lid, wordt ten minste drie jaar in de inrichting bewaard en ter inzage gehouden. 6. Indien het bedrukken met vellenoffset plaatsvindt in samenhang met het coaten van het substraat en daarbij de drempelwaarden, genoemd in bijlage IIa van het Oplosmiddelenbesluit omzetting EG-VOS-richtlijn milieubeheer worden overschreden, zijn het eerste tot en met het vijfde lid niet van toepassing op het bedrukken met vellenoffset en het reinigen van de daarbij gebruikte apparatuur en is dat besluit van overeenkomstige toepassing.
M140.10
Er mogen geen chroomzouthoudende ets- en correctiemiddelen worden gebruikt.
M140.11
In een vochtrollenwasapparaat mag alleen een reinigingsmiddel op basis van biologisch afbreekbare detergenten worden gebruikt.
Supplement 2 MGIV – december 2009
140-15
140