‘Julia (-) drukken vóór 1800 II’ W.R.D. van Oostrum
bron W.R.D. van Oostrum, ‘Julia (-) drukken vóór 1800 II.’ In: Spektator 9 (1979-1980), p. 433-450.
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/oost052juli01_01/colofon.htm
© 2004 dbnl / W.R.D. van Oostrum
433
Julia (-) drukken vóór 1800 II Wa.R.D. van Oostrum ‘Verschoon my myn vriend, dat ik Ued. dus lang, over dit meesterstuk van het menselyk vernuft onderhouden heb, het is onmogelyk, te zwygen, wanneer ik gelegenheid heb om van JULIA te spreeken: ik betuig u van harten dat ik op die wonderbaare schoonheid smoorelyk verliefd ben.’ L.V.N..... aan de heer G., d.d. 12-12-1783.63
Bij wijze van inleiding Het is lang geleden dat het eerste deel van dit artikel verscheen in ditzelfde tijdschrift, Spektator, In de derde jaargang seizoen '73-'74, p. [513]-536. De kamer waren minder yuca toen, en de tijden minder époque ondanks het gevitaliseerd Der Tod in Venedig waer bestu bleven. Het was hier minder zuinigjes en pomerans dan nu in gelimiteerd versneden kruis en kruinen. De engelsen hadden nog twaalf onder en twintig boven en duitsland was nog om door heen te rijden. Een andere ambiance, meer kruim en ademruim maar hetzelfde door Nieuw-Rechts en Oud-Links getolereerde zwart met bruin. Om het tweede deel van dit artikel te kunnen plaatsen is het nodig iets van de achtergrond ervan te weten. Vele generaties terug, het was in het cursusjaar 1970-'71, hield een kandidatenwerkgroep 18e Eeuw van het Instituut voor Neerlandistiek van de Universiteit van Amsterdam zich bezig met de bestudering van een aantal aspecten van Julia (1783) van Rhynvis Feith. Leden van de onder leiding van drs. A.N. Paasman staande groep waren A.F.M. Auping, A. Bossers, drs. A.J. Hanou (eerst participant, later belangstellende), M. Hochscheid - Mabesoone, J. Kunst, Wa.R.D. van Oostrum en H. van der Vlist. Eén aspect van het onderzoek - en hier aan de orde - betrof nederlandstalige drukken van genoemd werk. Daarbij ging het - binnen het perspectief tóen van een ooit te verzorgen Julia-uitgave - om tot de beantwoording te komen van twee in elkaars verlengde liggende vragen: - hoeveel nederlandstalige drukken van Julia zijn er geweest, en - is het mogelijk per druk een ‘ideal copy’ aan te wijzen, teneinde variant-vergelijkenderwijs een basistekst te verkrijgen. Alvorens met dit onderzoek van start te gaan, is de praktische werkafspraak gemaakt dat het uitsluitend om zelfstandige Julia-drukken (d.i. de ‘Julia’-tekst met bijbehorend ‘Mengelwerk’) zou gaan die tijdens het leven van de auteur (1753-1824) waren verschenen. Al snel kwam toen de gemakkelijke liggende (eerst werk-) titel tevoorschijn: ‘vóór 1800’. De laatst bekende zelfstandige druk van Julia was er een van 1792, het verzameld werk onder de titel Dicht- en prozaïsche werken met in het vijfde deel onder meer Julia en in 1824 uitgegeven door J. Immerzeel Junior te Rotterdam, viel er vanzelfsprekend buiten.64 Het eerste deel van dit artikel liet zien dat de meest recente wetenschappelijke publicaties die informatie zouden kunnen geven over het aantal nederlandstalige drukken van Julia ‘vóór 1800’, zoals Ten Bruggencate (1911), Ghysen (1933),
W.R.D. van Oostrum, ‘Julia (-) drukken vóór 1800 II’
Buisman (1952) en Buijnsters (1963) op dit punt zeker niet eenduidig zijn, laat staan eensluidend. Een nauwkeurige analyse van externe gegevens leidt tot de conclusie dat Buisman het bij het rechte eind heeft gehad. Vóór 1800 (= ‘tijdens het leven van de auteur’) zou er sprake zijn geweest van vier drukken: twee in 1783 bij C. van Hoogeveen Junior te Leiden, één in 1786 bij J.B. Elwe en D.M. Langeveld te Amsterdam, en één in 1792 bij Johannes Allart te Amsterdam.
Nogmaals: hoeveel nederlandstalige drukken van Julia vóór 1800 Echter (en gelukkig maar voor mijn moreel): een beschrijving en vergelijking van de onderscheiden
W.R.D. van Oostrum, ‘Julia (-) drukken vóór 1800 II’
434 drukken geeft aanleiding te veronderstellen niet met vier maar met vijf drukken te maken te hebben. Een analyse van exemplaren van druk-1786 namelijk bracht zodanige onderlinge verschillen aan het licht op het gebied van signatuuraanduiding, paginering, custoden, ornamenten, bladspiegel en zetfouten, dat het gerechtvaardigd lijkt te zeggen dat er in 1786 twee drukken zijn geweest, een derde en een vierde.65
1783: eerste druk Een vergelijking van (niet: voor) de eerste druk66 levert geen aanwijzingen op te moeten concluderen dat zij tot een verschillende druk behoren. De afwijking tussen het a- en b-exemplaar in de collatieformule67 komt voort uit het feit dat in b een zestal gravures d.d. 1785 zijn opgenomen die tot de druk-1786 behoren en in dit onderhavige geval dus naderhand moeten zijn bijgebonden. (Op de slordige en onverantwoordelijke Julia-tekstuitgave van Van den Toorn is reeds in het eerste deel van dit artikel gewezen.) Als totaal-exemplaar zou je a met andere woorden wat dit betreft ‘gaver’ kunnen noemen dan b. In de volledige exemplaarbeschrijving heb ik het volgende als frappant voor deze exemplaren genoteerd. In zowel a als b is sprake van een cancelleaf. In het b-exemplaar is het blad dat vervangen diende te worden (cancellandum) afgesneden tot dicht bij de binnenmarge, het vervangende blad (cancellans) is versozijde op de onglais geplakt. Het a-exemplaar laat - minder gebruikelijk - twee onglais zien: het vervangende blad is niet op de onglais van [D8] geplakt maar ingevoegd op de wijze van een gravure: de onglais van [D+1] bevindt zich tussen [D7]v en [D8]r; de onglais van [D8] bevindt zich tussen [C8]v en [D+1] r. Het vervangen van bladen vindt plaats omdat een blad of bladzijde op de een of andere wijze óf typografisch óf inhoudelijk incorrect wordt geacht. Wat er in dit geval aan de hand is geweest, blijft vooralsnog een raadsel. Of het voorkomen van een cancelleaf op deze plaats kenmerkend mag heten voor de gehele oplage, eveneens.68 De ornamenten aan het begin en aan het slot van ‘Aan Mevrouwe***’ (op A2r respectievelijk A3v) kunnen als specifiek worden beschouwd voor de drukkerij van Cornelis van Hoogeveen Junior. Bewijskracht hiervoor ontleen ik aan: Proeve van vignetten, meest alle getekend door wijlen den beroemden kunstschilder J. Palthe, en andere ornamenten, welke gevonden worden in de boekdrukkerij van C. van Hoogeveen, Junior. 1777. Ze zijn er in opgenomen als nummer 42 respectievelijk nummer 4. Ook het ornament van steeds drie fleurons, gebruikt om aan te geven dat een tekstgedeelte is beëindigd (tenminste daar waar het pagina wit het toelaat), is in dezelfde Proeve afgebeeld. Vermeldenswaard is nog hier dat beide exemplaren een kleine gravure van J.L. Zentner hebben die de ‘Julia’-tekst op [I4]v afsluit. Deze komt in geen der onderzochte exemplaren van andere drukken voor.69
W.R.D. van Oostrum, ‘Julia (-) drukken vóór 1800 II’
Om een idee van ook detailovereenkomsten te geven: Beide exemplaren geven op A5v (p. 10) in het woord ‘onsterfelijkheid’ (r. 7) extra wit te zien tussen ‘onsterf’ en ‘lijkheid’. In zowel a als b moet op [D7]r (p. 61) het uitroepteken na ‘Och’ (r. 2) het zonder punt doen. Op G1r (p. 97) en op G3r (p. 101) is in beiden na ‘onmeetbaa’ (r. 11) respectievelijk ‘roo’ (r. 25) het afbreekstreepje weggevallen, of er mogelijk nooit geweest.
W.R.D. van Oostrum, ‘Julia (-) drukken vóór 1800 II’
435
Afb. 1. Titelpagina [* + 1]R. Ex. UBA 1162 C 22. De eerste druk heeft een identieke titelpagina als de tweede.
Afb. 2 ‘Franse titelpagina’ [*1]R. Ex. UBA 1162 C 22.
W.R.D. van Oostrum, ‘Julia (-) drukken vóór 1800 II’
436 Veel overeenkomsten die het vaststellen van een ‘ideal copy’ eigenlijk behoorlijk in de weg staan [sic!]. Toch waren daar afwijkingen wat betreft gravures en cancelleaf. Ten faveure van wederom a moet worden opgemerkt dat dit exemplaar minder manco's tengevolge van de gang van het drukproces laat zien dan b. Ter illustratie: In a is op [D7]v (p. 62) de ‘k’ van ‘zulk’ (r. 9) minder omhooggeschoven dan in Ib. Het woord ‘alle’ op [D8]v (p. 64, r. 14) ziet er in a niet zo verfomfaaid uit als in b, waar de ‘a’ lichtjes omhooggekanteld tegen de eerste ‘l’ aanhangt, en de eerste drie letters samen achter elkaar dreigen af te glijden, terwijl de ‘e’ van een horizontaal een diagonaal is geworden en bovendien minder dan een mm. is omhooggeschoven. Dat de voorkeur uit zal móeten gaan naar a lijkt evident.
1783: tweede druk Een vergelijking van de vier onderzochte exemplaren van de druk-1783 elk op de zogenoemde franse titelpagina coqueterend met ‘TWEEDE DRUK.’ (afb. 2), geeft alle aanleiding te veronderstellen met éénzelfde druk te maken te hebben. Identiciteit wat betreft met name titelpagina, (plaats der) signaturen, custoden, voetnoten, opbouw van de inhoud, vignetten, ornamenten, (opbouw van de) tekst (per pagina). Opgemerkt kan worden dat b in het voor de drie anderen geldende formaat afwijkt, namelijk groot-octavo in plaats van octavo. Ook hier speelt het in de collatieformule optredende verschil dat zijn oorzaak vindt in het al dan niet voorkomen van gravures (i.c. die d.d. 1785): a en d geen, c wel en b zelfs een dubbel stel platen waarvan één ingekleurd.70 Wat betreft de staat waarin de exemplaren zich bevinden, is het goed te noteren dat a en d her en der zijn gerestaureerd met papier, (papieren) plakband, plak- linnen. b is in dit opzicht van de vier het meest ‘gave’ exemplaar. Ook in deze druk is een onderlinge versterking in specifiekheid aanwezig. Zoals gevallen van extra wit tussen letters van één woord; bijvoorbeeld: tussen ‘w’ en ‘ie’ in ‘wie’ op C5r (p. 41, r. 25), tussen ‘Graf’ en ‘kelder’ in ‘Grafkelder’ op [B7]r (p. 29, r. 17). En een reeks ontbrekende punten bij uitroeptekens, bijvoorbeeld: na ‘Engel!’ op [C8]v (p. 48, r. 10), na ‘Helaas!’ op H1v (p. 114, r. 5), en ‘dan!’ op H3r (p. 117, r. 15). Aardig in dit verband is een ook in alle exemplaren voorkomend geval van letteromkering: ‘verstrekte’ op H5r (p. 121, r. 18) in plaats van het - wel in de eerste druk - correcte ‘versterkte’. Tekstuele variantvergelijking tussen de vier exemplaren levert slechts wat kleingoed op, geen ingrijpend onderscheid. Om een idee te geven:
W.R.D. van Oostrum, ‘Julia (-) drukken vóór 1800 II’
In het woord ‘zijn’ op A3r (p. 5, r. 25) is in a, c en d de ‘i’ weggevallen; het woord is correct in b. In ‘harmo-’ op C5v (p. 42, r. 9) is het afbreekstreepje vaag zichtbaar in a, c en d; duidelijk zichtbaar in b. In ‘op’ op [C7]v (p. 46, r. 10) is de ‘o’ iets omhooggeschoven in a, c en d; correct in b. In ‘hem’ op [G7]v (p. 110, r. 3) ontbreekt in a, c en d de ‘m’ in tegenstelling tot b. Enzovoorts. Is er sprake van een graduele verslechtering in zichtbaarheid dan is er een aflopende lijn: b, a, c en tenslotte d. Dit zou er op kunnen wijzen dat b eerder van de pers rolde dan de andere exemplaren.
W.R.D. van Oostrum, ‘Julia (-) drukken vóór 1800 II’
437 Wat betreft tekstvergelijking verdient b verre de voorkeur. Deze druk is inderdaad een ‘tweede druk’. Er is geen sprake van een page for page reprint van de eerste. Wel van een nieuwe druk op basis van een gecorrigeerd exemplaar van de eerste druk. Bewijs dat het hier de nadruk van een gecorrigeerd exemplaar betreft en geen manuscript is het feit dat de lopende tekst met A2 begint71, en dat het toegevoegde voorwerk voorkomt als katern*. De - voor het merendeel terechte - correcties in de tweede op de eerste druk betreffen meer dan 120 interpunctiekwesties en zo'n 25 spellingaangelegenheden.72 Soms zijn de regels meer uitgedreven dan in de eerste druk, hetgeen in geval van het volgen van een gedrukt exemplaar niet uitzonderlijk is, evenals het feit dat de afstand tussen de laatste regel van de lopende tekst en de katernaanduiding op nogal wat plaatsen, zo'n 40, voor de eerste en tweede druk verschillend is (niet in alle gevallen betreft het pagina's waar in de tweede druk correcties op de eerste zijn aangebracht)73. Op een enkele plaats is de tweede druk ‘slordiger’: tweemaal komt in het tekstafsluitingsornament een niet passende fleuron voor, op H5R staat - zoals gemeld - ‘versterkte’ in plaats van het correcte ‘verstrekte’.74
1786: een derde én een vierde druk De gehele Julia-tekst is opnieuw gezet. Een blik op de titelpagina (afb. 3) zorgt voor een onverwachte ontmoeting: eenzelfde illustratie als bekend van de titelpagina van eerste en tweede druk, zij het dat hier het onderschrift ontbreekt en het plaatje bij nadere beschouwing opnieuw (en afwijkend) is getekend/gegraveerd.75 Het ‘Voorbericht’ van de druk-1783-2 is ook in de 1786-exemplaren opgenomen maar wel met een kenmerkend verschil: de plaatsen met ‘tweeden’ druk zijn vervangen door ‘nieuwen’.76 Toegevoegd is een inhoudsopgave en een bericht voor de boekbinder (**-katern). De lopende tekst begint op A1. Het feit dat het merendeel van de in de tweede druk opgenomen correcties op de eerste druk is terug te vinden, geeft - met het voorkomen van het ‘Voorbericht’ aanleiding te veronderstellen dat een exemplaar van 17832 de druk-1786 als voorbeeld heeft gediend, nauwkeuriger: de derde druk van 1786 als voorbeeld heeft gediend. De zeven exemplaren van druk-1786 stemmen overeen in titelpagina, formaat, voetnoten, opbouw van de inhoud77, en vignetten. Een vergelijking van de zeven exemplaren leidt tot de conclusie een onderscheid te moeten maken tussen exemplaar a en b als behorend tot de derde druk, en exemplaar c tot en met g als behorend tot de vierde druk. In a - b ontbreekt de signatuur M3; in c - g ontbreekt de signatuur M5 terwijl de signatuur M3 tweemaal voorkomt: eenmaal op de correcte plaats, eenmaal in plaats - op de plaats - van M5. In c - g komt op *2v als paginanummer ‘V’ voor, a - b geven hier het - correcte ‘IV’; op A4r ontbreekt het - in het a en b exemplaar wél voorkomende pagina-nummer ‘7’ in c - g.
W.R.D. van Oostrum, ‘Julia (-) drukken vóór 1800 II’
De bladspiegel in a - b is in een aantal gevallen kleiner dan die in c - g.78 In c - g zijn zo'n kleine veertig regels meer uitgedreven dan in a - b.79 Hiernaast zijn ook bewijsplaatsen te vinden dat van de vierde druk de tekst dank zij het voorbeeld van de derde voordeliger gezet kon worden, in een geval zelfs zo dat een pagina met het ongebrui-
W.R.D. van Oostrum, ‘Julia (-) drukken vóór 1800 II’
438
Afb. 3 Titelpagina [*+1]R. GBR 1155 A 5.
Afb. 4 Titelpagina [*+2]R. KB 1350 B27. Sterk verkleind.
W.R.D. van Oostrum, ‘Julia (-) drukken vóór 1800 II’
439 kelijke aantal regels van 27 in a - b, in c - g tot het ‘normale’ aantal van 26 kon worden teruggebracht.79a De lengte van de koptitelwoorden is in a - b meer dan in c - g. Er kan op een aantal pagina's verschil in afstand tussen de laatste regel van de lopende tekst en de katernaanduiding worden geconstateerd. Dit laatste geldt ook voor de afstand tussen de laatste regel van de lopende tekst en die van het ornament dat als tekstafsluiting wordt gebruikt, terwijl bovendien ook de onderlinge afstand tussen de drie fleurons die als tekstafsluitingsornament dienen in exemplaar a - b afwijkt van die in exemplaar c - g.80. De in a en b voorkomende custoden81 ontbreken volledig in exemplaar c tot en met g. Achteráf laat zich dit feit gemakkelijk verklaren: de custoden hoeven geen dienst meer te doen, de binder heeft het materiaal dat als voorbeeld dient voor zich en kan daar de volgorde aan ontlenen. Wat betreft ornamenten is er tussen de zeven exemplaren grote overeenstemming, op twee uitzonderingen na. Op [**2]r geven a en b het als tekstafsluiting gebruikelijke arrangement van drie fleurons, in c - g bestaat het daarentegen uit één fleuron; op H2v ontbreekt in c - g het tekstafsluitingsornament geheel. In zowel a - b als c - g komen in de tekst zetfouten voor. In a - b zou men ze als ‘schoonheidsfoutjes van gebruikelijke aard’ kunnen betitelen (bijvoorbeeld ‘uatuur’ en ‘n schreef’).82 In c - g is geen van de in a - b aangetroffen zetfouten te vinden, wel andere, voorbeelden van slordig en onnauwkeurig zetwerk in - vergelijkenderwijs de driedubbele hoeveelheid.83 In alle exemplaren zijn voorbeelden te vinden waar zij zich slachtoffer van het proces van drukgang kunnen noemen, los van het feit of zij tot de derde dan wel de vierde druk behoren. Aanwezig zijn de bekende kwesties van de langzaam verdwijnende of verdwenen komma, de steeds minder zichtbaar wordende of onzichtbare punt, het steeds hoger geschoven of schuiner komende te staan uitroepteken, het steeds meer afgezakte of omhooggeschoven of vervagende (en zelfs verdwenen) woordafbreekstreepje, de steeds meer afzakkende of hoger schuivende of vager wordende of schuiner staande of beschadigd voorkomende letter(s), het steeds meer afglijdende woord (het lijkt wel bijkans een reeks spannende jongensverhalen), alhoewel somtijds loupe en lineaal wel érg onmisbare attributen zijn. Soms betreft het een geval dat in alle exemplaren voorkomt, soms geeft een exemplaar een bijvoorbeeld beschadigde letter te zien op een plaats waar deze in de andere exemplaren ‘heel’ wordt aangetroffen, soms onderscheiden het a en b exemplaar zich in deze negatief van de andere vijf, maar toch moet worden gesteld dat het merendeel van deze kwesties te vinden is in de exemplaren van de vierde druk, c - g. (Het is niet zo dat zich een volgorde in de zin van ‘dit exemplaar is (steeds) vóór dit gedrukt’ aftekent.) Opgemerkt moet echter worden dat de papiersoort van c - g van duidelijk mindere kwaliteit is dan die van a - b. Het is een bijna onmogelijke opgave gezien de omvang voor ‘de vijf’ alle plaatsen te citeren waar een letter ten gevolge van de pruppeligheid van het papier blijk geeft onvast ‘op de voetjes’ te staan, steun lijkt te zoeken bij een voorgang(st)er, het lager- of hogerop is gaan zoeken, de indruk wekt op wit-avontuur te willen gaan.
W.R.D. van Oostrum, ‘Julia (-) drukken vóór 1800 II’
Ook wat betreft de lengte van woordafbreekstreepjes zijn er tussen a - b enerzijds en c - g anderzijds duidelijke verschillen te constateren (soms ook is op een pagina geen aandachtstreepje gelijk84), terwijl in het aantal voorkomende aandachtstippels op minder regels een gelijk bedrag te tellen is dan het registrerende oog - en wat daar aan vast zit - vaak zou wensen.
W.R.D. van Oostrum, ‘Julia (-) drukken vóór 1800 II’
440 We moeten constateren dat de c - g exemplaren een page for page reprint zijn van de derde druk, kenmerkende ‘fouten’ zijn klakkeloos overgenomen.85 Een vergelijking van het a en b exemplaar met de exemplaren c - g geeft mij, op grond van in b - g overeenkomstige regelafbrekingen86, aanleiding te stellen dat een ‘b-exemplaar’ de vierde druk als voorbeeld heeft gediend.87 Opgemerkt moet worden dat vergelijking tussen exemplaar a en b leert dat b verre de voorkeur verdient als ‘beter’ exemplaar, minder beschadigingen. Wat betreft c tot en met g zijn er wisselingen per katern te noteren, vooral aangaande weggevallen interpunctietekens die somtijds tot een afwijkende- niet bedoelde - interpretatie zouden kunnen leiden. Het geheel overziende moet het c-exemplaar als het naar verhouding dichtst bij het correcte worden aangemerkt.
1792: de vijfde druk De gehele ‘Julia’-tekst is opnieuw gezet. De onderzochte exemplaren geven alle aanleiding te veronderstellen dat zij tot éénzelfde druk behoren.88 De exemplaren zijn uiterst identiek. Alleen hen beziende als mogelijke slachtoffers van ‘het proces van een drukgang’ vermag duidelijk maken dat het d-exemplaar het minst geschonden - meest correct is. De titelpagina laat een eigen gezicht zien (zie afb. 4). Het ‘Voorbericht’ ontbreekt, evenals een inhoudsopgave en een bericht voor de boekbinder, zodat vergelijkingsgedachten uitkomen bij de eerste druk. Het variantenonderzoek wijst uit dat deze vijfde druk nogal wat spellingvarianten ten opzicht van vorige drukken heeft89, en bovendien een aantal substantiële in aanmerking te nemen tekstuele varianten in het kader van een te bepalen ‘basistekst’.90 Het merendeel van de correcties van de tweede op de eerste druk zijn echter níet opgenomen, hetgeen het vermoeden sterkt dat een exemplaar van de eerste druk deze vijfde als voorbeeld heeft gediend. Resumerend kan worden gesteld dat op basis van de achttien onderzochte exemplaren mag worden geconcludeerd dat tijdens het leven van de auteur Rhijnvis Feith vijf zelfstandige drukken van diens Julia zijn verschenen, te weten: 1783 [eerste druk] bij C. van Hoogeveen Jun. te Leiden, 1783 tweede druk bij C. van Hoogeveen Jun. te Leiden, 1786 [derde druk] bij J.B. Elwe en D.M. Langeveld te Amsterdam, 1786 [vierde druk] bij J.B. Elwe en D.M. Langeveld te Amsterdam, 1792 [vijfde druk] bij Johannes Allart te Amsterdam.
Op weg naar een basistekst De meest recente tekstuitgave van Julia is die van Van den Toorn (1967). In het eerste gedeelte van dit artikel is reeds naar voren gekomen dat hierop nogal het een en ander valt aan te merken. Een nieuwe uitgave van de ‘Julia’-tekst zou zeker niet overbodig zijn.
W.R.D. van Oostrum, ‘Julia (-) drukken vóór 1800 II’
Verondersteld mag worden dat de eerste druk van 1783 het dichtst bij het manuscript staat.91 Hierboven heb ik geconstateerd dat de tweede druk ten opzichte van de eerste inderdaad een ‘nieuwe’ druk is. Hier is het nu van wezenlijk belang te wijzen op het in 17832 nieuw voorkomende ‘Voorbericht’, en de varianten ten opzichte van de eerste. Gebakkelei over interpunctie en spelling tussen auteur en drukker is een bekend, om niet te zeggen vertrouwd verschijnsel. In Julia zet ook Feith deze tradi-
W.R.D. van Oostrum, ‘Julia (-) drukken vóór 1800 II’
441 tie voort: de rond de honderdvijftig op de druk aangebrachte correcties zijn uiterst zinnig en terecht. In het ‘Voorbericht’ meldt de auteur: ‘Ondertusschen spijt het mij, dat ik verhinderd ben geworden in deezen tweeden druk gebruik te kunnen maken van de gegronde en keurige critiques, daar sommige mijner kundigste Vrienden, die in dit alles onder het getal der bevoegde Kunstrechters van soortgelijke voortbrengsels behoren, mij wel mede hebben willen vereeren. [...] de algemeene klagte van de Bezitters des eersten druks, op het horen dat ik, binnen een' zo korten tijd, een tweeden verbeterden uit zou geven, heeft mij dit belet’ (p. VI). De correcties van de tweede op de eerste druk betreffen voor het merendeel gevallen waar het lezende oog al onbewust een punt, een komma, een juiste werkwoordvervoeging invulde.92 Slechts in een uitzonderlijk geval is het geen verbetering ten opzichte van de eerste druk93, of zijn beide de gegeven interpretaties te verdedigen. De auteur van het voorwoord heeft in zoverre geen leugens verteld. Al met al wil ik hiermee concluderen dat de tweede druk de voorkeur verdient boven de eerste - zij het dat de enkele betere variant in de eerste druk wel vermelding behoeft. Staat de eerste druk het dichtst bij het manuscript, de tweede staat het dichst bij de bedoeling van de auteur. De verbeteringen van de tweede druk zijn in de derde en vierde druk goeddeels gevolgd.94 Op enkele plaatsen zijn deze drukken correcter dan de tweede: merendeels verbeteringen door toegevoegde leestekens.95 Opgemerkt moet worden dat er weliswaar enkele betere varianten in vergelijking tot de tweede druk genoemd kunnen worden, maar dat beide drukken niet voldoende van de tweede afwijken. Bovendien komt een afgeleide druk per definitie niet als basistekst voor een editie in aanmerking. De vijfde druk heeft in een kleine 35 gevallen de verbetering van de tweede ten opzichte van de eerste gevolgd. Waar de derde en vierde een verschil ten opzichte van de tweede druk laten zien in de zin van het geven van een meer correcte tekst, geldt dit voor die plaatsen in kwestie niet voor de vijfde. Er zijn in deze laatste druk nogal wat toegevoegde leestekens - voornamelijk komma's - die een correctere lezing toestaan dan in de andere drukken het geval is. Het gedicht, hier op F2v, is echter niet cursief gedrukt; in de andere drukken is dit wel zo. De vijfde druk tenslotte heeft wel degelijk substantiële woord- en zinvarianten in vergelijking tot de voorgaande drukken: op vier plaatsen is in de tekst een woord toegevoegd, op veertien plaatsen zijn een of meerdere woorden vervangen96. Het voorkomen in de vijfde van te veel evidente ‘fouten’ uit de eerste druk verbeterd in de tweede - blijft mij echter aan de tweede druk als uitgangspunt voor een basistekst de voorkeur doen geven. Resumerend: als uitgangspunt voor een basistekst voor een editie van de ‘Julia’-tekst heeft de tweede druk van de vijf tijdens het leven van de auteur zelfstandig verschenen Julia-drukken de voorkeur. De substantiële tekstvarianten van de vijfde druk verdienen mét de niet te verwaarlozen betere varianten van de eerste en die van de derde en vierde druk een plaats in commentaar97.
W.R.D. van Oostrum, ‘Julia (-) drukken vóór 1800 II’
449
Bibliografie Bruggencate, H.G. ten. Mr. Rhynvis Feith, een bijdrage tot de kennis van zijn werken en persoonlijkheid. Wageningen 1911. (Diss. Leiden) Buisman J.Fzn., M. ‘De drukken der “Julia” van Rhynvis Feith’. In: Folium librorum vitae deditum 2 (1952), p. 109-110. Buijnsters, P.J.A.M. Tussen twee werelden. Rhijnvis Feith als dichter van ‘Het Graf’. Assen 1963. (Diss. Nijmegen) Catalogus der bibliotheek van de ‘Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels’ te Amsterdam. 's Gravenhage 1920-'65. Catalogus eener uitmuntende verzameling van meest nederduitsche ongebondene boeken, bestaande in voorname copyen, koperen plaaten, printen, benevens eene aanzienlijke partij drukpapieren; nagelaten door wylen den heer Johannes Allart. Welke onder de Boekverkoopers verkocht zullen worden op Maandag den 9den Maart 1818, en volgende dagen, in den Nieuwen of Schutters Doele, in 's Gravenhage. Te Amsterdam, by H. Gartman en J. ten Brink, Gz. en te Deventer, by G. Brouwer, 1818. Deze catalogus berust in de verzameling van de ‘Vereeniging ter bevordering enz.’ te Amsterdam, sign. J. Allart ‘prospectussen’ f v 29. Het Kasboek draagt dezelfde signatuur. Centrale Catalogus in de Koninklijke Bibliotheek te 's Gravenhage. Feith, Rhynvis. Brief aan N.N. d.d. 9 december 1782. Sign. Hskamer UBL 78 C 70. Feith, Rhynvis. Julia. te Leijden, bij C. van Hoogeveen Jun., 1783. (Exx. in bezit van dr. P.J.A.M. Buijnsters te Nijmegen, en drs. A.N. Paasman te Putten/Gld.) Feith, Rhynvis. Julia. [Tweede druk]. Te Leijden, bij C. van Hoogeveen Jun., 1783. (Exx. in bezit van UBA (1162 C 22), UBL (1212 E 28). PBF (A 389), Inst. v. Neerl. UvA 51). Feith, Rhynvis. Julia. Te Amsterdam, bij J.B. Elwe en D.M. Langeveld, 1786. (Exx. in bezit van GB Rotterdam (1155 A 5), PBF (2968 TL), PBZ (55 A 6), Meermanno-Westreenianum (113 H 15), UBL (1172 D 1), UBU (Z oct. 792), KB (3123 B 1).
W.R.D. van Oostrum, ‘Julia (-) drukken vóór 1800 II’
450 Feith, Rhynvis. Julia. Met Plaaten. Te Amsterdam, bij Johannes Allart, 1792. (Exx. in PBF (2969 TL, TH Delft (8413 J 291), UBA (1047 B12) UBL (1210 B 14), KB (1350 B 27.) Feith, Rhynvis. Julia. Met inl. en aant. van H.C.M. Ghysen. Purmerend 1933. Feith, Rhynvis. Julia. Met inl. van M.C. van den Toorn. Den Haag [1967]. Kramers Pockets van Formaat nr. 36. Feith, Rhynvis. Poëtisch Mengelwerk. Te Amsterdam, bij J.B. Elwe, 1788. (UBA 633 A 15) Gaskell, Philip. A New Introduction to Bibliography. Repr. Oxford [1974]. Groenendaal Jr., M.H. Drukletters, hun ontstaan en hun gebruik. [2e dr.] Amsterdam [1943]. McKerrow, Ronald B. An introduction to bibliography for literary students. [Repr. of 2nd impr.] Oxford [1967]. N..., L.V. Vermaakelyke Reizen, door het grootste gedeelte van het Duitsche Ryk; gedaan in den jaare 1782 en 1783 [...]; Aan het einde des Werks, wydt de Schryver ten breedsten uit in den lof van den Heere, Mr. RHYNVIS FEITH, BETREFFENDE DESZELFS JULIA [...]. Te Leyden by Hogeveen en F. de Does [...] Amsteldam Elwe en Langeveld [...], z.j. (UBA 1128 F 23) Oostrum, Wa.R.D. van en M. Hochscheid-Mabesoone. ‘Julia (-) drukken’ I. In: Spektator jrg. 3 (1973-'74), p. [513]-536. Pearce, M.J. A workbook of analytical and descriptive bibliography. London [1970]. Proeve van vignetten, meest alle getekend door wijlen den beroemden kunstschilder J. Palthe, en andere ornamenten, welke gevonden worden in de boekdrukkerij van C. van Hoogeveen, Junior. Z.p. 1777. (G.A. Leiden 71290 P)
Eindnoten: 63 Geciteerd uit: [L.V.N....]. Vermaakelyke Reizen, door het grootste gedeelte van het Duitsche Ryk; gedaan in den jaare 1782 en 1783 [...]; Aan het einde des Werks, wydt de Schryver ten breedsten uit in den lof van den Heere, Mr. RHYNVIS FEITH, BETREFFENDE DESZELFS JULIA, Welk overheerlyk Werkje hem, staande zyne reizen, veele aangenaame uuren verschaft heeft. [...] Gedrukt voor Rekening van den Autheur, en zyn te bekomen, Te Leyden by Hogeveen en F. de Does [...] Amsteldam Elwe en Langeveld [...]. (UBA 1128 F 23]. Geciteerde passage: p. 360. Bij deze dank aan drs. A.J. Hanou die mij op dit werkje attendeerde. Vermaakelyke Reizen bestaat uit een aantal brieven van de anonieme auteur aan ‘Moeder’, ‘Broeder’ en een enkele ‘Vriend’. Uit de eerste brief - en het is niet verboden fictie ‘serieus’ te nemen - die gedateerd is 16 augustus 1782, is af te leiden dat de auteur 8 augustus 1782 uit Holland vertrokken is (p.[1]). Op p. 354 meldt hij - in de tekst is geen directe aanleiding te veronderstellen dat de auteur een vrouw is - 17 oktober 1783 weer in het huis van zijn moeder in Holland te zijn teruggekeerd. Het gedeelte over onder meer Julia is te vinden in de laatste brief (die bovendien een aardige sleutel zou kunnen bevatten betreffende de identiteit van de anonieme auteur) in het boek (p.
W.R.D. van Oostrum, ‘Julia (-) drukken vóór 1800 II’
350-360), gericht ‘AAN MIJN' VRIEND G.’, waaraan wordt toegevoegd: ‘Dezen Brief was ook mede uit Holland Geschreeven, / den 12. December 1783.’. In de brief dan aan ‘Vriend G.’, die in de aanhef wordt toegesproken met ‘MIJN HEER, ALTOOS ZEER GE-EXSTIMEERDE / VRIEND’ (p. 350), voelt hij zich gedrongen te zeggen dat hij niet kan nalaten
Ued. by dezen te berichten, dat ik myne ledige uuren, of liever in myne uuren van uitrusting, my voornamelyk bezig gehouden heb met het leezen van het voortreffelyke werkje, dat, voor zo verre my bewust is, in de Nederduitsche taale, tot heden toe het licht gezien heeft; ik meen de JULIA van den Heere Mr. RHYNVIS FEITH, waarvan zo men my bericht, thans reeds een tweeden druk voorhanden is, voorwaar een blyk, myn vriend! van de graagte waar mede dat voortreffelyke boekje ontvangen is, en ik zoude my ook niet verwonderen zo het zelve binnen korte dagen, voor de derdemaal op de pers moest gelegd worden: de gevoelige FEITH, is waarlyk een onnavolgbaar Schryver; (p. 356-7). Dan volgen pagina's met loftuitingen en citaten, en een opsomming van de inhoud van Julia. De citaten verschillen inhoudelijk niet met de teksten in kwestie uit de eerste druk, alleen wordt hier en daar iets gecursiveerd weergegeven dat in genoemde druk niet het geval is. Het gedeelte over Julia wordt besloten met het citaat dat het tweede deel van dit artikel als motto meegegeven is. Het hierboven gegeven citaat sluit de mogelijkheid niet uit dat de anonieme auteur toen hij 8 augustus 1782 uit Holland vertrok een exemplaar van Julia in zijn bagage meevoerde. Ook is het mogelijk dat hem later vanuit Holland een exemplaar is toegestuurd. Bekend is een brief van Feith aan een nog onbekende ‘Vriend’ die hij d.d. 9 december 1782 uit Zwolle schreef met het verzoek de ‘koperen plaatjes’ zo spoedig te retourneren die in Julia horen ‘wyl het werkje reeds onder de pers is’ (UBL Hsk 78 C 70). Mogelijk betreft het hier gedachtig de recensie in de Nouvelle Bibliothèque Belgique (zie hiervoor het eerste deel van het artikel) de tweede druk. Tesamen met bijvoorbeeld de annonces in de couranten m.b.t. de aankondiging van eerste respectievelijk tweede druk, een aardig geheel (zie hiervoor ook het eerste deel van het artikel). Maar nogmaals, nagaan wanneer de eerste respectievelijk tweede druk op de markt werd gebracht ligt buiten het onderwerp van dit artikel. 64 In de Catalogus eener uitmuntende verzameling van meest nederduitsche ongebondene boeken, bestaande in voorname copyen, koperen platen, printen [...] nagelaten door wylen den heer Johannes Allart [...], wordt ook zijn Julia (van 1792) te koop aangeboden. Het zich in dezelfde verzameling in de ‘Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels’ te Amsterdam bevindende Kasboek, waarin de uiteindelijke afrekeningen staan, geeft aan dat J. Oomkes koper was: ‘1032 Feith Julia à 4 1/8 st. f 212.17.7.-’, en onder aan dezelfde pagina ‘24 Feith Julia f 4.10’ voor dezelfde Oomkes. (Dank aan Ton Broos die mij deze gegevens toespeelde.) Het lijkt weinig voor de hand liggend te veronderstellen dat er tussen 1818 (veiling) en 1824 (overlijden Feith) nog een zelfstandige druk van Julia is verschenen, bijvoorbeeld bij de Erven François Bohn te Haarlem die na Allart ook ‘Feith-drukker’ geweest is. Onmogelijk is het vanzelfsprekend niet. 65 Dit artikel is gebaseerd op mijn doctoraalscriptie. Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van Julia-exemplaren in het bezit van nederlandse openbare bibliotheken, volgens opgave van de Centrale Catalogus in de KB te 's Gravenhage (volgens datum van het onderzoek 1970-'71). Geen der nederlandse openbare bibliotheken blijkt in haar collectie een exemplaar van de eerste druk te hebben zodat beroep op particulier bezit noodzakelijk is geweest. De heren P.J.A.M. Buijnsters en A.N. Paasman wordt bij deze nogmaals dank gezegd voor hun bereidwilligheid hun exemplaar voor het onderzoek ter beschikking te willen stellen. Onderzocht zijn de volgende exemplaren: 1783 17832
a) ex. dr. P.J.A.M. Buijnsters te Nijmegen b) ex. drs. A.N. Paasman te Putten (Gld) a) ex. UBA signatuur 1162 C 22 b) ex. UBL signatuur 1212 E 28
W.R.D. van Oostrum, ‘Julia (-) drukken vóór 1800 II’
1786
1792
c) ex. Prov. Bibl. Friesland signatuur A 389 d) ex. Inst. v. Neerl. UvA signatuur 51 a) ex. Gem. Bibl. Rotterdam signatuur 1155 A 5 b) ex. Prov. Bibl. Friesland signatuur 2968 TL c) ex. Prov. Bibl. Zeeland signatuur 55 A 6 d) ex. Mus. Meermanno-Westreenianum signatuur 113 H 15 e) ex. UBL signatuur 1172 D 1 f) ex. UBU signatuur Z oct. 792 g) ex. KB signatuur 3123 B 1 a) ex. Prov. Bibl. Friesland signatuur 2969 TL b) ex. TH Delft signatuur 8413 J 291) c) ex. UBA signatuur 1047 B 12) d) ex. UBL signatuur 1210 B 14 e) ex. KB signatuur 1350 B 27.
De exemplaren zijn bekeken op titelpagina, formaat, collatieformule, custoden, voetnoten, opbouw van de inhoud, vignetten en ornamenten, en er is een steekproefgewijze vormvergelijking gedaan van in ieder geval steeds de eerste vier bladzijden van elk katern (binnen- en buitenvorm): onderzoek van bladspiegel, running title, plaats van katern- en paginaaanduiding, lopende tekst zowel zet- en druktechnisch als inhoudelijk tekstueel. Opgemerkt dient te worden dat bij het onderzoek na verloop van tijd de aandacht van de werkgroep zich concentreerde op de ‘Julia’-tekst. Het ‘Mengelwerk’ viel m.a.w. buiten het onderzoekveld. Deze beperking geldt ook dat gedeelte van dit artikel waar het om tekstvergelijking gaat. Dit betreft dan met name het deel rond de vraag ‘Is het in het kader van een te verkrijgen “basistekst” mogelijk per druk een “ideal copy” aan te wijzen’. Hier is wél uiteraard de volledige tekst bekeken en niet volstaan met een steekproef. 66 Ik wil hier wel nadrukkelijk stellen dat het woord ‘druk’ in de beperkende zin van het geringe aantal onderzochte exemplaren begrepen moet worden. Er wordt geen beschrijving laat staan karakteristiek gegeven van ‘de’ eerste druk, ‘de’ tweede druk, enz. 67 Voor a en b geldt: Titelpagina: JULIA, / DOOR / MR. RHIJNVIS FEITH. / [ill. P. de Mare, fecit.] / TE LEIJDEN / BIJ C. VAN HOOGEVEEN, JUN. / MDCCLXXXIII. / Formaat: Octavo. Collatieformule a) A8+2, B - C8, D8-1+1, E8+2, F8, G8+1, H8+1, I - M8, N8+1, O8, P4. b) A8+1, B - C8, D8-1+1, E - O8, P4. NB Het b-exemplaar bevat de zes gravures d.d. 1785 die tot de 1786-druk ‘behoren’. 68 Belangstellenden voor dit onderwerp/onderzoek kunnen zich altijd tot mij wenden. (NB Het exemplaar van mijn doctoraalscriptie (Inst. v. Neerl. UvA juni 1978) berustend in het scriptiearchief van voornoemd instituut is inmiddels niet geheel correct meer. 69 Dit betekent uiteraard niet dat het voorkomen van deze gravure als specifiek moet gelden voor de gehele oplage van de eerste druk. 70 Voor a t/m d geldt: Titelpagina: JULIA, / DOOR / MR. RHIJNVIS FEITH. / [ill. P. de Mare, fecit.] / TE LEIJDEN / BIJ C. VAN HOOGEVEEN, JUN. / MDCCLXXXIII. / Formaat: Octavo (NB b-exemplaar: groot octavo). Collatieformule a) *4+1, A8-1, B - O8, P4. b) *4+3, A8-1+2, B - D8, E8+2, F8, G8+2, H8+2, I - M8, N8+2, O8, P4. c) *4+1, A8-1+1, B - D8, E8+2, F8, G8+1, H8+1, I - M8, N8+1, O8, P4. d) idem als a-exemplaar. NB Het c-exemplaar bevat de zes gravures d.d. 1785 die tot de druk-1786 ‘behoren’, het b-exemplaar een dubbel stel platen. 71 De eerste druk geeft op [A1]r de voordehandse titel ‘Julia’ en op de versozijde een vers van Vondel, en begint op A2r met de tekst van ‘Aan Mevrouwe***’. De tweede druk geeft de voordehandse titel en het vers van Vondel op [*1] recto en verso. De rest van het katern ( *2r - [*4]v) geeft het - niet in de eerste druk voorkomende ‘Voorbericht’. Toch begint ‘Aan Mevrouwe***’ op A2r. Katern A mist het eerste blad.
W.R.D. van Oostrum, ‘Julia (-) drukken vóór 1800 II’
Net als in de eerste druk komt op de laatste bladzijde van elk katern (behalve het P katern natuurlijk) een custode (eerste woord van de lopende tekst van het volgende katern) voor. De tweede druk heeft een katern meer, ook een custode meer. 72 Verschil in spelling van eenzelfde woord binnen een druk komt voor evenals vergelijkenderwijs binnen de onderscheiden drukken. Om hier enigerlei over te kunnen zeggen is onderzoek van het spellinggebruik bij Feith, van contemporain spellinggebruik, en dat in de verschillende drukkerijen noodzakelijk. Dit valt hier buiten de orde. Een paar voorbeelden: (I = 1783, II = 17832, III = 1786, IV = 1792) I 5/13 eenvouwdig 130/21-2 eenvouwdig II 5/13 eenvouwig 130/21-2 eenvouwdig III 3/15 eenvouwig 112/6 eenvouwdig IV 5/16 eenvoudig 114/17-8 eenvouwdig De door mij gehanteerde regelnummering per pagina is als volgt. De regels worden geteld vanaf de bovenzijde van de pagina. Om onnodige misverstanden te vermijden zijn koptitels, running title en witregels níet meegeteld. 5/13 = pagina 5, regel 13. I 28/18 kus 50/17,20 kusch II 28/18 kus 50/17,20 kusch III 24/14 kus 44/20,22 kusch IV 20/14 kus 41/6,8 kusch I 19/5 Beurteling 37/6-7 Beurteling 114/21 Beurteling II 19/5 Beurteling 37/6-7 Beurteling 114/21 Beurteling III 15/19 Beurtling 32/5 Beurteling 98/24 Beurtling IV 11/20 Beurtling 28/4 Beurteling 99/2 Beurteling I 91/4 Hemelingen 129/21-2 Hemelingen 131/23 Hemellingen II 91/4 Hemelingen 129/21-2 Hemellingen 131/23 Hemellingen III 78/13 Hemellingen 111/9 Hemellingen 113/3 Hemellingen IV 77/4 Hemelingen 113/16 Hemelingen 115/17 Hemellingen I 38/15 geduurig 47/10 gedurig 56/21 geduurig II 38/15 geduurig 47/10 gedurig 56/21 geduurig III 33/9 geduurig 42/2 gedurig 49/7 geduurig IV 29/10 geduurig 38/6 geduurig 46/10 geduurig 79/12 gedurig 102/7 gedurig 79/12 gedurig 102/7 gedurig 68/26 geduurig 88/1 geduurig 67/3 geduurig 87/26 gedurig In geval van verschil van spelling van eenzelfde woord binnen eenzelfde druk zal eerst naar een verklaring ‘dicht bij huis’ gezocht worden. In geval van een eerste druk kan het zijn dat het voorbeeld (= het manuscript = de auteur) inconsequent is geweest, of het voorbeeld was niet duidelijk leesbaar, of er zijn verschillende zetters (of een eigenzinnige zetter) aan het werk geweest, of er is opzettelijk een letter of een leesteken weggelaten/toegevoegd om beter uit te komen met de regellengte, of het is onopzettelijk gebeurd, of het is het gevolg van het proces van drukgang. In geval waarin een eerdere druk een volgende als voorbeeld heeft gediend en er treden dan ten opzichte van elkaar verschillen in spelling op, zijn de twee eerste verklaringsmogelijkheden vanzelfsprekend niet meer van toepassing. 73 Enkele voorbeelden: Op A3 staat de A in de eerste druk onder ‘ed’, in de tweede druk onder ‘da’ van het woord ‘gedaan’; op A4 staat de A in de eerste druk onder ‘tg’, in de tweede druk onder ‘ge’ van het woord ‘voortgestuuwd’; Op C2 staat de C in de eerste druk onder het wit na het woord ‘alles’, in de tweede druk onder ‘le’ van het woord ‘alles’;
W.R.D. van Oostrum, ‘Julia (-) drukken vóór 1800 II’
op I2 staat de I in de eerste druk onder de eerste ‘o’, in de tweede druk onder de tweede ‘o’ van het woord ‘groot’. 74 In de tweede druk komt de gravure van Zentner niet voor, wél de - in de eerste druk ontbrekende - katernaanduiding I4. In de tweede druk komen twee tekstafsluitingsornamenten meer voor: een op de plaats van de gravure van Zentner op I4v, een op de laatste pagina van de lopende tekst [P4]r, een ‘vanzelfsprekende’ afsluiting die echter in de eerste druk ontbreekt. 75 Een verklaring voor deze identiek ogende titelpagina heb ik niet (behalve dan de ‘gemakkelijke’, dat voor de druk-1786 meer dan alleen de tékst van de tweede druk (dit kan worden afgeleid uit de overgenomen correcties) model heeft gestaan. Steeds drie fleurons - zij het andere - dienen ook in de druk-1786 als tekstafsluiting). De (eventuele) relatie tussen Van Hoogeveen en Elwe & Langeveld (én Allart, nota bene de gravure-kwestie uit het eerste deel van dit artikel) is niet onderzocht. Vaak blijft het bij een constateren alleen omdat naar verhouding niets bekend is van de drukkers van Julia. Hoe zag hun drukkerij er uit, hoeveel en wat voor personeel was er in (los-)vaste dienst, hoe was de werkverdeling, hoe waren de werkverhoudingen, met welke materialen werd er in welk geval gewerkt, hoe was de financiële situatie, hoe was het fonds opgebouwd en hoe paste Julia hier in, hoeveel pagina's van Julia konden er tegelijk worden gezet/werden er tegelijk gezet, was men tegelijk met Julia nog met ander werk bezig, hoe groot is de oplage van Julia geweest (en hoe groot was het eventuele restant van al dan niet gebonden boeken dat niet verkocht werd) en in welke verhouding staat dit tot andere oplagen van soortgelijk werk, enfin, een schier onafzienlijke reeks vragen die toch wel eens een antwoord zou verdienen. Voor a tot en met g geldt: Titelpagina: JULIA, / DOOR / MR. RHIJNVIS FEITH. / [ill.] / Te AMSTERDAM, bij / J.B. ELWE en D.M. LANGEVELD. / MDCCLXXXVI. / Formaat: Octavo. Collatieformule a) *4+1, **2, A8+1, B - C8, D8+1, E8+1, F8+1, G8+1, H - L8, M8+1, N4. b) *4+1, **2, A8+1, B - C8, D8+1, E8+1, F8+1, G8+1, H - K8, L8+1, M8, N4. c) idem als a-exemplaar d) idem als b-exemplaar e) idem als b-exemplaar
76 77 78
79 79a 80
81 82
83
84
f) *4+2, **2, A - C8, D8+1, E8+1, F8+1, G8+1, H - L8, M8+1, N4. g) idem als b-exemplaar. Tot welke verwarrende conclusies dit bij nietsvermoedende lezers kan leiden is reeds in het eerste deel van dit artikel naar voren gekomen. Met uitzondering van een verkeerd geplaatste gravure, en een verkeeerd gebonden katern in het f-exemplaar. Bijvoorbeeld: *2r in a - b: 9,8 × 7,2 cm; in c - g: 10,5 × 7,2 cm. **2v in a - b: 6,9 × 7,3 cm; in c - g: 7,6 × 7,3 cm. In geval van meer uitgedreven regels gaat het soms om 1 regel per pagina, soms om 2, soms om 4 (p. 68), 5 (p. 12, 48, 59), 6 (p. 12), 7 (p. 29) of ook 13 regels per pagina (p. 52). Dit betreft pagina 68. Om een voorbeeld te geven. In a - b is op *4v de onderlinge afstand als volgt: fleuron linksboven tot die rechtsboven : 2 cm fleuron linksboven tot die onder : 1,6 cm fleuron rechtsboven tot die onder : 1,65 cm de respectieve afstanden in c - g zijn : 1,75 cm, 1,4 cm, en 1,35 cm. Custoden komen voor op de laatste bladzijde van elk katern, met uitzondering van de katernen **, D, M, en - uiteraard - N. Op 112/15 respectievelijk 47/11. Ook gevallen van een accent te veel in bijvoorbeeld ‘Één’ (op 11/22), of ‘ee’ in plaats van het correcte ‘te’ (op 2/13). Ook plaatsen met te veel wit of wit op de verkeerde plaats (‘deugdni et’ in plaats van deugd niet' op 42/24). Bijvoorbeeld ‘duizen’ i.p.v. ‘duizend’ ([7]/15), ‘wae’ i.p.v. ‘was’ (14/13), ‘schler’ i.p.v. ‘schier’ (16/1), ‘niets’ i.p.v. ‘niet’ (20/1), ‘onschuldlg’ i.p.v. ‘onschuldig’ (33/6), ‘Vriend i’ i.p.v. ‘Vriend!’ ([40]/4), ‘veiiig’ i.p.v. ‘veilig’ (77/10), ‘blijt’ i.p.v. ‘blijft’ (101/22), ‘zijn’ en ‘laas’ op 51/21 respectievelijk 86/17. Bijvoorbeeld pagina 31.
W.R.D. van Oostrum, ‘Julia (-) drukken vóór 1800 II’
85 Bijvoorbeeld ‘als de wind door / door het geboomte [...]’ (p. 48/26 - 49/1); ‘in wier blaauwe oogen een rijzige gestalte’ (9/23-4, i.p.v. ‘en rijzige gestalte); ‘een viooltje, dat in de steilte des middernachts’ (104/10-1, i.p.v. ‘stilte’); ‘Ieder beekje, dat zijn golfje langs’ (l11/22-3, i.p.v. ‘golfjes’). 86 Om een paar voorbeelden te geven: a) b-g)
8/20-1 8/20-1
‘bloosde.- / Ik’ ‘bloosde. / - Ik
a) b-g)
9/8-9 9/8-9
‘ik: - / ‘O’ ‘ik: / - ‘O’
a) b) c-g)
9/24-5 9/24/5 9/24-5
‘uitblon- / ken’ ‘uitblonken / --’ ‘uitblonken / -’
87 Het feit dat de titelpagina ‘1786’ geeft wil vanzelfsprekend niet zeggen dat de beide drukken ook in dat jaar op de markt zijn gebracht, terwijl er anderzijds geen reden is te veronderstellen dat dit níet het geval zou zijn geweest. Zoals in het eerste deel van dit artikel is gemeld, werd de derde druk december 1785 geannonceerd in couranten als zijnde verkrijgbaar. Het kan zijn dat de exemplaren als ‘warme broodjes’ - zoals dat schijnt te moeten heten - de winkel uitvlogen, zó zelfs dat het alleszins gerechtvaardigd leek een nieuwe druk van Julia uit te brengen. Vraag blijft: waarom werd de druk die we nu als ‘de vierde’ aanmerken niet als zodanig toen geadverteerd? Ik zou hier ook nogmaals onder de aandacht willen brengen - in het eerste deel is hier ook aan gerefereerd - dat in Feith's Poëtisch Mengelwerk in 1788 bij Elwe gedrukt, Julia in de daarin opgenomen fondslijst vermeld wordt. Een winkeldochter? 88 Voor a - e geldt: Titelpagina: JULIA / DOOR / MR. RHIJNVIS FEITH. / MET PLAATEN. / [ill. J. Buys, inv. et delin. R. Vinkeles & D: Vrydag. sculp.] / TE AMSTERDAM, BIJ / JOHANNES ALLART, / MDCCXCII. / Formaat: Octavo. Collatieformule a) *4-1+1, A8+1, B8, C8+1, D - F8, G8+1, H - K8, L8+1, M - N8. b) idem als a-exemplaar. c) *4-1+1, A8+1, B8, C8+1, D - K8, L8+1, M - N8. d) idem als a-exemplaar.
89
90 91
92
e) *4-1+2, A8+2, B8, C8+1, D8+1, E8+1, F8+1, G8+2, H - K8, L8+1, M8+1, N8. NB In exemplaar c ontbreekt een gravure. Exemplaar e bevat een dubbel stel gravures: die behorend bij de druk-1792, en die van druk-1786. Deze spellingvarianten zijn merendeels van de soort: ‘maken’ druk 1 tot en met 4, ‘maaken’ druk 5, ‘bevende’ druk 1 tot en met 4, ‘beevende’ druk 5, ‘blozen’ druk 1 tot en met 4, ‘bloozen’ druk 5, ‘vurig’ druk 1 tot en met 4, ‘vuurig’ druk 5. Zie aldaar. Een manuscript van ‘Julia’ is niet bekend. Buijnsters (1963) maakt er geen melding van, en ook later door hem verrichte research te Vorden (Gld) is - volgens zijn mij mondeling gedane mededeling - wat dit betreft negatief geweest. Om enkele voorbeelden te noemen. 1783
4/16-7
17832
4/16-7
1783
18/5-7
17832
18/5-7
‘Ik had bijna elk tegen mij - Gij alleen, bevallige Sophie! koost [...]’ ‘Ik had bijna elk tegen mij. - Gij alleen, bevallige Sophie! koost [...]’. ‘[...] en ieder lofspraak maakte haar nederiger - Met alle deeze voortreffelijkheden was JULIA echter [...]’ ‘[...] en ieder lofspraak maakte haar nederiger. - Met alle deeze voortreffelijkheden was JULIA echter [...]’.
W.R.D. van Oostrum, ‘Julia (-) drukken vóór 1800 II’
1783
31/22-5
17832
31/22-5
1783
54/17-8 54/17-8
‘Ik verbeelde mij levendig - ik zag, ik gevoelde [...]’ ‘Ik verbeeldde mij levendig - ik zag, ik gevoelde [...]’.
1783
91/5 91/5
‘Verhard u niet tegen [...]’ ‘Verhardt u niet tegen [...]’.
1783
24/14-6
17832
24/14-6
‘[...] en wie is die ontmenschte sterveling? de Vader mijner JULIA -’ ‘[...] en wie is die ontmenschte sterveling? - De Vader mijner JULIA-’.
1783
63/14-5 63/14-5
‘Uwe liefde was mij alles - konde ik gerust zijn’ ‘Uwe liefde was mij alles. - Konde ik gerust zijn’.
1783
4/12-3
17832
4/12-3
1783
34/7-10
17832
34/7-10
‘Geen blaadje verroerde zich. - 't Is in zulke oogenblikken [...]’ ‘Geen blaadje verroerde zich - 't Is in zulke oogenblikken [...]’. ‘[...] terwijl onze beider harten versmolten en door overmaat van gevoel geen woord meer van onze lippen kon vloeien. -’ ‘[...] terwijl onze beider harten, versmolten en door overmaat van gevoel, geen woord meer van onze lippen kon vloeien. -’.
1783
121/18 121/18
2
1783 1783
2
2
1783
‘Reeds zijn wij sterker vermaagschapt aan de eeuwigheid dan aan de tijd - Ook in de onzichtbare waereld zullen wij [...]’ ‘Reeds zijn wij sterker vermaagschapt aan de eeuwigheid dan aan de tijd. - Ook in de onzichtbare waereld zullen wij [...]’.
93 Voorbeelden:
17832
‘[...] verstrekte [...]’ ‘[...] versterkte [...]’.
94 Op drie uitzonderingen na, verschil in aantal gedachtestreepjes daargelaten. 95 Het getal der correct toegevoegde leestekens is in de vierde één meer dan in de derde druk. De vierde heeft op 47/11 ook het correcte ‘[...] toen gij mijn bevel verstondt [...]’ waar de andere drukken ‘[...] toen gij mijn bevel verstond [...]’ geven. Verschillen van de derde en de vierde met de tweede druk betreffen voornamelijk afwijkingen in spelling, aantal gedachtestreepjes, - stippels, en enkele vervoegings- en naamvalkwesties waar - in dit laatste geval de derde druk - voor het merendeel in het voordeel is boven de tweede. In de derde druk zijn acht, in de vierde druk zes passages (woorden respectievelijk zinsdelen) weggelaten ten opzichte van de tweede druk: (weggelaten zijn de tussen [ ] staande passages) 33/19-21 37/1-4
48/18-9 59/4-5 64/20-3
‘op de onsterfelijkheid [- op eene onsterflijkheid], die ik met mijne JULIA deelen zal! -’ ‘Onze liefde is zeker in haar’ oorsprong, haare kracht, haar geheele waarde aan die harmonische overeenstemming onzer zielen, die [zich] slechts gevoelen laat, verpligt. -’ ‘niet aan u gedacht [, niet vuurig aan u gedacht] hebbe -’ ‘Ach konde ik [, konde ik] zijn rampzalig lot verzachten!’ ‘indien geen zichtbaar geweld hen uit de kring geweerd had, [daar ze in behoorden], daar hun waar geluk en grootheid in rond zweefde! -’
W.R.D. van Oostrum, ‘Julia (-) drukken vóór 1800 II’
95/12-3 99/2-4 113/17-8
‘die van de schepping af [aan] geen voet betreden heeft’ ‘daar ik, afgezonderd van alles wat leefde, [buiten hulp,] buiten verkwikking, mijn smart kon overbrengen’ ‘Eerlang zal hij uwer [op nieuw] waardig zijn - u op nieuw genieten’.
(Voor de vierde druk gelden de tweede en derde weglaatpassage niet.) Incorrect in de derde en vierde druk is op 105/15-7: ‘[...] immers ook draagt gij een gevoelig hart in uwen boezem [...]’ in vergelijking tot ‘[...] immers ook gij draagt een gevoelig hart in uwen boezem [...]’ in de andere drukken. Kwestieus is: 77/19-25 ‘Zouden wij in onze onkunde niet veilig vertrouwen op die zelfde Voorzienigheid, die zo liefderijk voor ons gezorgd heeft, die aan alle onze behoeften zo menigwerf voldaan heeft, zelfs eer wij haare tedere voorzorg konden afsmeken, eer wij van ons afzijn bewust waren? - -’ (curs. WvO). De eerste, tweede en vijfde druk geven ‘aanzijn’ in plaats van ‘afzijn’. 95-6/25-4 ‘waar zijt gij heen gevlogen zalige tijd mijner jongelingschap [...]?’ (curs. WvO). De eerste, tweede en vijfde druk geven ‘gevloden’ in plaats van ‘gevlogen’. 96 Het gecursiveerde gedeelte is de toegevoegde respectievelijk vervangende passage, tussen ( ) staat de tekst zoals die in de andere drukken te vinden is. 5/9-10 6/12-3 70/18-23
87/15-6 2/23 3/6-7 3/8 5/20-1 8/13 8/17-8 8/20-1 10/7-8 [19]/11 35/1-2 [43]/7 68/2-3 73/19 74/5-7
‘mijn hart doolde, afgemat, op nieuw in zijne ijsselijke ledigheid’ ‘bruine hairlokken kronkelden zich kunstloos om eenen sneeuwwitten hals’ ‘Uw afzijn, uwe treurigheid, en uwe daar uit voortvloeiende nutteloosheid voor u zelven, en voor de Maatschappij, waren even zo veele moordpriemen in mijn hart, die mij aan mijne reden ontrukten. -’ (de andere drukken eindigen met: ‘was een gedurige moordpriem in mijn hart. -’) ‘mijn hart nooit op dien naam had kunnen ontvoeren! -’ ‘traanen ontsprongen aan mijne oogen’ (uit) ‘jongelingschap’ (jeugd) ‘die uit hunne oogen blonk’ (scheen) ‘om eenige aardsche grootheid gebeden’ (eenig aardsch voorrecht) ‘alles lagchte mij aan’ (toe) ‘de geheele Natuur vermeerderde mijne zaligheid!’ (alles, alles) ‘in deszelfs geheimste schuilhoeken’ (zijne) ‘de ondeugd beefde te rug. -’ (verbleekte. - -) ‘verzamelplaats van dooden’ (der) ‘de belooning voor genieten’ (van) ‘uit mijn gezicht week’ (verdween) ‘ieder klomp aarde die met een' hollen weergalm op dezelve nederplofte’ (de kist zonk) ‘willekeurige almagt’ (onrechtvaardigheid) ‘en de eenige waarde aan haare bekoorlijke hutte geven kon’ (aan haaren bekoorlijken omtrek).
97 Voor een kritische uitgave van de ‘Julia’-tekst valt nog een lange weg te gaan. Het vereist diepgaand onderzoek inzake spelling, woordvelden, en een gefundeerd wikken en wegen van de ‘beste interpretatie’. Hier wil ik tevens twee vrouwen mijn diepe dank betuigen. Marja Geesink voor haar waardevolle en zeer ter zake kundige hulp. Zij heeft vele uren willen besteden aan het onderzoeken van exemplaren, aan het (mee) denken welke consequenties feiten in de ene druk voor de andere hadden. Zonder haar kennis en inzicht waren een aantal kwesties ‘probleem’ gebleven, mogelijk niet eens als problematisch gesignaleerd. In dit artikel verkeerd geïnterpreteerde kwesties, onopgemerkt gebleven uitzonderlijkheden, foutieve pagina- of regelaanduidingen zijn zeker niet op haar bordje te schuiven. En Binky Berger. Zonder haar niet aflaatbare bemoediging en steun in de rug, haar relativeren van relativeringen had ik niet
W.R.D. van Oostrum, ‘Julia (-) drukken vóór 1800 II’
meer de moed gehad noch het doorzettingsvermogen mijn doctoraalscriptie te schrijven - en daarmee ook dít artikel.
W.R.D. van Oostrum, ‘Julia (-) drukken vóór 1800 II’