Maatschap Gebroeders Van de Kerkhof Kuilerstraat 3 5712 GM SOMEREN
Onderwerp
Definitief besluit op aanvraag om vergunning ex artikel 16 en/of 19d Natuurbeschermingswet 1998
Aanvraag Op 3 juni 2012 hebben wij uw aanvraag, door tussenkomst van adviesbureau Hendrix UTD, om een vergunning ingevolge artikel 16 en/of 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 (verder: Nbwet) ontvangen. De aanvraag heeft betrekking op de uitbreiding/wijziging van een varkens- en rundveehouderij gelegen aan de Brandvenstraat 4 te Someren. Deze activiteiten vinden plaats in de nabijheid van de Natura 2000-gebieden ‘Strabrechtse Heide & Beuven’, ‘Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux’, ‘Groote Peel’, ‘Deurnsche Peel & Mariapeel’ en ‘Weerter- en Budelerbergen & Ringselven’. Bij de beoordeling van de aanvraag hebben wij de volgende gegevens betrokken: aanvraagformulier vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet d.d. 3 juni 2012, aangevuld op 28 maart en 14 mei 2013; kopie Hinderwetvergunning en bijbehorende plattegrondtekening d.d. 20 september 1984; aanpassing gemeente Someren op vergunning 20 september 1984 d.d. 1 maart 1993; AAgro-Stacks berekeningen ‘vigerende situatie 1-3-1993’, gegenereerd op 17 september 2012; AAgro-Stacks berekeningen ‘zeugenbedrijf’ gegenereerd op 30 mei 2012; machtigingsformulier ingekomen op 3 juni 2012.
Nummer
C2077402/3464219
Procedure In de aanvraag om vergunning Nbwet is tevens verzocht om vergunning voor artikel 16, beschermde natuurmonumenten. Binnen 25 kilometer van de inrichting zijn geen beschermde natuurmonumenten gelegen. De beoordeling van beschermde natuurmonumenten wordt daarom in dit besluit buiten beschouwing gelaten.
Nummer
C2077402/3464219
Toepassing uniforme openbare voorbereidingsprocedure Op 23 september 2008 hebben Gedeputeerde Staten besloten om, op grond van artikel 3:10 en 3:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing te verklaren bij de voorbereiding van beslissingen op vergunningaanvragen ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 (besluit nummer 1448460). Zienswijzen kunnen door een ieder worden ingebracht. Aanvulling en termijn In verband met het ontbreken van een aantal gegevens hebben wij u op 19 februari 2013 in de gelegenheid gesteld om de aanvraag aan te vullen. Deze gegevens hebben wij op 28 maart en 14 mei 2013 ontvangen. Ter inzage legging ontwerpbesluit en zienswijzen De kennisgeving over het ontwerpbesluit en bijbehorende stukken is gepubliceerd op de website www.brabant.nl onder ‘bekendmakingen’ en op www.overheid.nl op 28 juni 2013. Vervolgens heeft het ontwerpbesluit gedurende zes weken ter inzage gelegen op het provinciehuis van Noord-Brabant, Brabantlaan 1 te ’s-Hertogenbosch bij directie Ecologie, bureau Natuurverkenningen, namelijk van 28 juni 2013 tot en met 8 augustus 2013. Naar aanleiding van het ontwerpbesluit op de aanvraag zijn, binnen de door de wet gestelde termijn, drie zienswijzen ontvangen van: 1. de heer W.M.M. van Opbergen, namens Werkgroep Behoud de Peel, p.a. Lavendelheide 27, 5754 EA Deurne, ingekomen op 8 augustus 2013 (reclamant 1); 2. de heer F.L.P Ruijl, Kraaiendijk 8, 5712 PS Someren, ingekomen op 7 augustus 2013 (reclamant 2); 3. de heer P.J.T. Greijmans, Smulderslaan 23, 5712 PN Someren, ingekomen op 7 augustus (reclamant 3). De aanvrager is op 19 augustus 2013 door ons in de gelegenheid gesteld om te reageren op de naar voren gebrachte zienswijzen. Op 2 september 2013 hebben wij een reactie ontvangen van de aanvrager. Hieronder reageren wij op deze zienswijzen. De reactie van de aanvrager ten aanzien van de zienswijzen wordt hierbij eveneens toegelicht.
2/19
De zienswijze van reclamant 1 kan als volgt worden samengevat: 1. De milieuvergunning van 20 september 1984, aangepast d.d. 1 maart 1993, te weten 57 melk- en kalfkoeien en 49 stuks vrouwelijk jongvee is van rechtswege komen te vervallen, omdat het bedrijf onder de werkingssfeer van het Besluit landbouw milieubeheer is komen te vallen. Vervolgens is het houden van rundvee sinds een jaar of 6 gestopt. Dat er ten tijde van de referentiedata toestemming bestond om dieren te houden en dat er daarom op grond van artikel 6 lid 3 van de Habitatrichtlijn geen verplichting bestond voor een voorgaande toetsing in verband met mogelijke significante effecten op de Natura 2000- gebieden, betekent niet op voorhand dat met de thans aangevraagde situatie een afname van ammoniakemissie en –depositie plaatsvindt ten opzichte van de emissie van een eerder op dezelfde locatie gevestigde melkrundveehouderij. Nu de bedoelde melkveehouderij sinds lange tijd niet meer aanwezig is op deze locatie is van een dergelijke afname geen sprake. De toets of het bedrijf significante effecten op de te beschermen gebieden kan veroorzaken moet nu eerst gemaakt worden en daarbij moet gerefereerd worden aan een uitgangssituatie zonder ammoniakemissie en ammoniakdepositie.
Nummer
C2077402/3464219
2. Overigens zetten wij vraagtekens bij de emissiefactor van 0,13 bij 45 vleesvarkens in BWL 2008.08.V1. Volgens de milieuvergunning van 2010 hebben deze vleesvarkens een emissie factor van 0,18 per dier per jaar. Daardoor komt de ammoniakemissie hoger uit en zal dus ook de ammoniakdepositie iets hoger uitvallen. Ad 1. Blijkens artikel 19kd Nbwet geldt voor de beoordeling van stikstofdepositie ten aanzien van Habitatrichtlijngebieden 7 december 2004 als referentiedatum. Voor Vogelrichtlijngebieden geldt de datum van aanwijzing als Vogelrichtlijngebied als referentiedatum voor stikstof, indien de aanwijzing van na 10 juni 1994 is. Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS 13 november 2013, zaaknummer 201303938/1/R2) blijkt dat een na de referentiedatum verleende vergunning met een lagere emissie tevens moet worden betrokken bij de boordeling wanneer deze vergunning de voorliggende vergunning geheel of gedeeltelijk heeft vervangen. Voor de onderhavige inrichting is nadien een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend met een activiteit die meer ammoniakemissie tot gevolg heeft dan de op de referentiedatum vergunde activiteit. Derhalve is deze uitzondering niet van toepassing. De rechten die zijn verleend op basis van de Hinderwetvergunning van 20 september 1984, zijn voor zover zij niet waren vervallen overgegaan in het Besluit melkrundveehouderijen Hinderwet. Op 1 maart 1993 heeft de gemeente Someren vastgelegd wat de bestaande rechten waren die konden worden ontleent aan de vergunning van 20 september 1984. Dit wordt door u ook niet bestreden. De referentiesituatie waaraan getoetst wordt voor deze aanvraag van een vergunning Nbwet zijn voor Habitatrichtlijngebieden de vigerende rechten op 7 december 2004. Voor Vogelrichtlijngebieden geldt de datum van aanwijzing als Vogelrichtlijngebied als referentiedatum voor stikstof, indien de aanwijzing van na 10 juni 1994 is. 3/19
De vergunde rechten, welke gelijk staat aan 57 melk- en kalfkoeien en 49 stuks vrouwelijk jongvee gelden voor zowel de Habitat- als Vogelrichtlijngebieden, als onderdeel van de Natura 2000-gebieden.
Nummer
C2077402/3464219
In onderhavig geval is er in de beoogde situatie sprake van een afname in ammoniakemissie en ammoniakdepositie ten opzichte van de vigerende situatie op de referentiedata van de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden (zie verderop in de overwegingen). Dat sinds een aantal jaren, mogelijk, geen dieren worden gehouden maakt in deze de situatie niet anders. Pas na de referentiedata zou het bedrijf zoals reclamant 1 aangeeft gestopt zijn met het houden van dieren. Echter de toestemming voor het houden van dieren is daarmee nog niet komen te vervallen dan wel ingetrokken of anderszins niet meer van toepassing. Binnen de inrichting zijn namelijk de rundveestallen nog aanwezig waardoor een bedrijfshervatting mogelijk is volgens de toestemming die gold voor de referentiedata. Er kan naar onze mening niet een situatie zijn ontstaan dat uitgegaan moet worden van een situatie dat er geen geldige toestemming was. Ad 2. Binnen de aanvraag Nbwet is voor 45 vleesvarkens een huisvestingssysteem met RAV code D3.2.14.1 aangevraagd, waaraan een emissiefactor van 0,13 kg NH3 per dier per jaar gekoppeld is. Dit huisvestingssysteem is dan ook beoordeeld binnen de Nbwet aanvraag en wordt in de vergunning opgenomen. Er is op basis van de aanvraag geen aanleiding om te veronderstellen dat dit niet juist is zowel in de aanvraag als op tekening wordt dit stalsysteem aangevraagd. Of de dieren daadwerkelijk op deze wijzen zullen worden gehouden wordt beoordeeld in het kader van handhaving en maakt in die zin geen onderdeel uit van onderhavig besluit. De zienswijzen van reclamant 1 leiden niet tot aanpassing van het besluit. De zienswijze van reclamant 2 kan als volgt worden samengevat: 3. Gezien de afstand van slechts 2,7 km tot het dichtstbijzijnde Natura2000 gebied Weerter- en Buddelerbergen & Ringselven zijn effecten als gevolg van de toename in stikstofdepositie door de uitstoot van ammoniak van het onderhavige bedrijf te verwachten. De feitelijke legale situatie, welke als referentie genomen dient te worden, is mijn inziens niet de vigerende vergunning (57 melkkoeien en 49 jongvee), maar de niet meer in werking zijnde melkveehouderij en dus geen ammoniakuitstoot. 4. In de aangevraagde situatie wordt een factor van 9,5 kg NH3/jaar/dier gehanteerd voor de 4 melkkoeien. Het perceel is te klein om de koeien en het jongvee te beweiden, daarom dient met een factor 11 NH3/jaar/dier te worden gerekend.
4/19
5. Het melkveebedrijf heeft volgens de gegevens ruimte voor 168 dierplaatsen. Het emitterende oppervlakte van de stallen staat niet in verhouding tot de aangevraagde 7 koeien.
Nummer
C2077402/3464219
Ad. 3. Zie weerlegging zienswijze 1 onder Ad 1. Ad 4. Binnen de aanvraag Nbwet wordt voor het melkvee een huisvestingssysteem met RAV code A1.100.1(beweiden) aangevraagd, waaraan een emissiefactor van 9,5 kg NH3 per dier per jaar gekoppeld is. Dit huisvestingssyteem is dan ook beoordeeld binnen de Nbwet aanvraag en wordt in de vergunning opgenomen. In het kader van handhaving zal nagegaan worden of de dieren juist gehuisvest worden. Ad 5. In de aanvraag is in stal 4 aangegeven dat hier 4 koeien en 3 jongvee worden gehuisvest. Er is geen aanleiding daar aan te twijfelen. Op basis van de Regeling ammoniak en veehouderij is voor deze dieren de emissiefactor aangegeven voor ammoniak. Dat er meer plaats in de stal is dan dat er dieren worden gehouden houdt nog niet in dat er meer ammoniakemissie vrijkomt. De ammoniakemissie is op zich aan een dierplaats gekoppeld echter er is geen maatvoering voor een dergelijke dierplaats gegeven. De ammoniakemissie wordt derhalve bepaald op basis van het aantal te houden dieren. Er is dan ook geen aanleiding aan te nemen dat de aangegeven emissie onjuist zijn. De zienswijzen van reclamant 2 leiden niet tot aanpassing van het besluit. De zienswijze van reclamant 3 kan als volgt worden samengevat: 6. De afdeling handhaving heeft geconstateerd en gerapporteerd n.a.v. mijn handhavingsverzoek wegens het niet hebben van een Natuurbeschermingswet 1998-vergunning. De huidige feitelijke situatie is dat er geen emissies plaatvinden en al reeds jaren geen plaats vonden. De Europese wetgeving staat geen overbelasting toe waardoor er geen enkele toename dient te worden toegelaten ten opzichte van de feitelijke huidige situatie. 7. De uitvoering ter plaatse is bestemming technisch niet mogelijk omdat het bestemmingsplan buitengebied van de gemeente Someren nog moet worden vastgesteld. Het bedrijf is gelegen in een niet volgens de reconstructie begrensd gebied. In dat kader is een MER niet actueel en dient onderzoek te worden verricht naar de nieuwe situatie en omgevingsfactoren. Daar ter plaatse bestemmingsplan Buitengebied 1998 vigerend is, en milieutechnisch volgens dat bestemmingsplan getoetst moet worden aan de milieuwetgeving als omschreven in dit bestemmingsplan is er sprake van geldende stankcirkels waar mijn bedrijf in valt.
5/19
Ad 6. Dat in het kader van handhaving geen aanleiding is geweest om handhavend op te treden houdt niet in dat de toestemming zoals deze gold voor de referentiedata niet kan worden betrokken bij de beoordeling van een aanvraag om een Natuurbeschermingswetvergunning. Met betrekking tot de rechten die aan deze vergunning kunnen worden ontleend verwijzen wij naar de weerlegging zienswijze 1 onder Ad 1.
Nummer
C2077402/3464219
Ad 7. Middels onderhavige aanvraag op basis van de Nbwet wordt beoordeeld of ten opzichte van Natura 2000 gebieden zich significante gevolgen voordoen en of de vergunning in dat kader kan worden verleend. Toetsing aan het bestemmingsplan, andere omgevingsfactoren, aanpassing van een mer, andere milieutechnische inzichten dan wel geur op bedrijfslocaties in de omgeving vindt primair plaats in andere wetgeving. De Nbwet biedt naast de toetsing op natuuraspecten geen aanvullende toetsingskader en komt derhalve ook niet aan de orde in het kader van de beoordeling van onderhavige aanvraag. De zienswijzen van reclamant 3 leiden niet tot aanpassing van het besluit. De reactie van de aanvrager kan als volgt worden samengevat: De vergunde rechten zijn vastgesteld door de gemeente Someren en bevestigd door de Raad van State. Op grond van bovenstaande uitspraak kunnen de zienswijzen ongegrond worden verklaard. Conclusie zienswijzen De ingebrachte zienswijzen ten opzichte van het ontwerpbesluit leiden niet tot een wijziging van het besluit. Daarnaast is gebleken dat er in de overwegingen van het ontwerpbesluit geen overweging was opgenomen betreffende de vergunningaanvraag ingevolge artikel 16 van de Nbwet. Deze overweging is ambtshalve opgenomen. Instemming Op grond van artikel 2, vijfde lid, van de Nbwet hebben wij het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg gevraagd om instemming met het voorliggende ontwerpbesluit waarbij wij hebben aangegeven het ontbreken van een reactie gelijk te stellen aan een instemming. Binnen de gestelde termijn hebben wij geen reactie van de provincie Limburg ontvangen.
6/19
Adviezen Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 44, tweede lid, van de Nbwet hebben wij een afschrift van de stukken gezonden aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Someren. De aanvraag is op 19 februari 2013 doorgestuurd naar de gemeente.
Nummer
C2077402/3464219
Wij hebben binnen de gestelde termijn geen reactie ontvangen van de gemeente Someren. Natuurbeschermingswet 1998 (wettelijk kader) Natura 2000-gebied Op grond artikel 1, onder n, van de Nbwet, vallen onder het begrip ‘Natura 2000-gebied’: de aangewezen Vogel- en Habitatrichtlijngebieden (artikel 10a, eerste lid van de Nbwet); voorlopig aangewezen gebieden (artikel 12, derde lid van de Nbwet), en; de Habitatrichtlijngebieden die voorkomen op de lijst van gebieden van communautair belang (artikel 4, tweede lid van de Habitatrichtlijn). Voor ieder Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen vastgelegd in het (ontwerp-) aanwijzingsbesluit. Het is verboden om zonder vergunning projecten of andere handelingen uit te voeren die, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Hieronder vallen in elk geval projecten of handelingen die de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied kunnen aantasten (artikel 19d van de Nbwet). Voor projecten die, afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of plannen (cumulatie), significante negatieve effecten kunnen hebben op het Natura 2000-gebied dient een passende beoordeling gemaakt te worden voor de gevolgen van het gebied waarbij rekening wordt gehouden met de instandhoudingsdoelstellingen (artikel 19f van de Nbwet). Gedeputeerde Staten kunnen een vergunning verlenen als zij zich op grond van de passende beoordeling ervan hebben verzekerd dat de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zullen worden aangetast (artikel 19g, eerste lid van de Nbwet). Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State1 blijkt dat een wijziging of uitbreiding van een veehouderij die stikstofdepositie tot gevolg heeft op voor stikstof gevoelige habitats en soorten binnen een Natura 2000-gebied vergunningplichtig is op grond van artikel 19d Nbwet. Dit is ook het geval indien sprake is van een afname van depositie ten opzichte van de referentiedatum. Onder referentiedatum wordt verstaan 7 december 2004 voor Habitatrichtlijngebieden. Voor Vogelrichtlijngebieden geldt de datum van aanwijzing van het Vogelrichtlijngebied of 10 juni 1994, indien het Vogelrichtlijngebied voor deze datum is aangewezen.
1
O.a. uitspraak van 31 maart 2010, zaaknummer 200903784/1/R2 en uitspraak van 7 september 2011, zaaknummer 201003301/1/R2.
7/19
Uit de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt tevens dat indien sprake is van een afname of gelijk blijven van depositie ten opzichte van de referentiedatum significante gevolgen voor het Natura 2000gebied uitgesloten kunnen worden en dat er daarom geen verplichting bestaat om een passende beoordeling te maken.
Nummer
C2077402/3464219
Bevoegd gezag in relatie tot Natuurbeschermingswet Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant zijn op grond van artikel 2, eerste lid, en/of op grond van artikel 2a van de Nbwet bevoegd gezag inzake de vergunningverlening ten aanzien van de Natura 2000-gebieden ‘Strabrechtse Heide & Beuven’, ‘Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux’, ‘Groote Peel’, ‘Deurnsche Peel & Mariapeel’ en ‘Weerter- en Budelerbergen & Ringselven’ ,omdat deze gebieden geheel of grotendeels in die provincie is gelegen en/of omdat het gaat om een handeling die hoofdzakelijk gevolgen kan hebben voor het in de provincie Noord-Brabant gelegen deel van het Natura 2000-gebied. Feiten en omstandigheden Projectbeschrijving De aanvraag heeft betrekking op de uitbreiding/wijziging van een varkens- en rundveehouderij gelegen aan de Brandvenstraat 4 te Someren. Mogelijke effecten van het project Gezien de afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ‘Weerter- en Budelerbergen & Ringselven’ op ca. 2,7 kilometer zijn er alleen effecten te verwachten van stikstofdepositie door uitstoot van ammoniak en/of mogelijke veranderingen in grondwateronttrekking. Dat laatste wordt niet aangevraagd. Een negatief effect door vermesting/verzuring door stikstofdepositie is op voorhand niet uit te sluiten. Beoordeling stikstofdepositie Verzurende en vermestende invloed - stikstofdepositie Het grootste gedeelte van de Nederlandse natuurgebieden heeft te lijden onder verzuring, vermesting en/of verdroging. Door de invloed van verzuring en vermesting gaan kwetsbare en vaak bijzondere planten- en diersoorten achteruit en maken plaats voor meer algemene soorten. Een teveel aan stikstof (N) – in de vorm van stikstofoxiden (NOx) en ammoniak (NH3) – is hier voor een groot deel debet aan. Elk habitattype heeft zijn eigen gevoeligheid voor stikstof. Dat heeft te maken met de soort planten en de combinatie waarin ze voorkomen (plantengemeenschappen) met de bodem, het klimaat en dergelijke. Wanneer de atmosferische (stikstof)depositie hoger is dan het kritische niveau van het habitattype bestaat er een duidelijk risico op een significant negatief effect, namelijk dat de instandhoudingsdoelstelling in termen van biodiversiteit niet duurzaam kan worden gerealiseerd. Het Alterra-rapport2 1654 geeft een overzicht van de kritische depositiewaarden per habitat(sub)type, gebaseerd op de best beschikbare wetenschappelijke kennis. Het blijkt dat binnen bijna alle Natura 2000-gebieden in Noord-Brabant de kritische waarden voor één of meerdere daar voorkomende habitattypen wordt overschreden.
2
Alterra-rapport 1654, Wageningen, 2008. Overzicht van kritische depositiewaarden voor stikstof, toegepast op habitattypen en Natura 2000-gebieden.
8/19
Mogelijke effecten van stikstofdepositie in Vogelrichtlijngebied ‘Strabrechtse Heide & Beuven’ In opdracht van de provincie Noord-Brabant heeft Alterra onderzoek gedaan naar de mogelijke effecten van stikstofdepositie op het leefgebied van beschermde vogelsoorten in Vogelrichtlijngebieden.
Nummer
C2077402/3464219
De resultaten van dit onderzoek zijn beschreven in het rapport ‘Effecten van stikstof op vogelsoorten in vogelrichtlijngebieden in Noord-Brabant’, Wageningen 2012, Alterra-rapport 23593, dat openbaar te raadplegen is op de www.alterra.nl en www. brabant.nl Binnen 25 kilometer afstand van het bedrijf bevindt zich het Vogelrichtlijngebied ‘Strabrechtse Heide & Beuven’. In het rapport is voor dit gebied voldoende onderbouwd dat ontwikkelingen met een stikstofemissie in het verleden niet hebben geleid en nieuwe ontwikkelingen niet zullen leiden tot significant negatieve gevolgen voor de beschermde vogelsoorten in het Vogelrichtlijngebied. Op basis van het Alterra-rapport wordt geconcludeerd dat significante negatieve effecten op het Vogelrichtlijngebied ‘Strabrechtse Heide & Beuven’ zijn uit te sluiten. Referentiedata Het bedrijf is gelegen in Someren, op 2,7 kilometer afstand van het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied ‘Weerter- en Budelerbergen & Ringselven’. Tevens bevinden zich binnen 25 kilometer de Natura 2000-gebieden ‘Strabrechtse Heide & Beuven’, ‘Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux’, ‘Groote Peel’ en ‘Deurnsche Peel & Mariapeel’. Voor de beoordeling van de stikstofdepositie geldt voor de Natura 2000-gebieden het volgende (gezien de uitspraak van de Raad van State op 7 september 2011, 201003301/1/R2): Voor Habitatrichtlijngebieden blijft de referentiedatum ongewijzigd. Voor de Habitatrichtlijngebieden ‘Strabrechtse Heide & Beuven’, ‘Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux’, ‘Groote Peel’, ‘Deurnsche Peel & Mariapeel’ en ‘Weerter- en Budelerbergen & Ringselven’ geldt de datum van 7 december 2004 als referentiedatum. Voor Vogelrichtlijngebieden geldt de datum van aanwijzing als Vogelrichtlijngebied als referentiedatum voor stikstof, indien de aanwijzing van na 10 juni 1994 is. Sinds die datum geldt het beschermingsregime vanuit de Habitatrichtlijn voor aangewezen Vogelrichtlijngebieden. Voor de Vogelrichtlijngebieden ‘Groote Peel’ en ‘Deurnsche Peel & Mariapeel’ geldt voor stikstof de referentiedatum 10 juni 1994.
3
Alterra-rapport 2359, Wageningen, 2012. Effecten van stikstof op vogelsoorten in vogelrichtlijngebieden in Noord-Brabant.
9/19
Voor de Vogelrichtlijngebieden Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux’ en ‘Weerter- en Budelerbergen & Ringselven’ geldt voor stikstof de referentiedatum 24 maart 2000. Referentiedatum
Vigerende vergunning
Nummer
C2077402/3464219
Vergunde emissie
VR-gebied ‘Groote Peel’ en ‘Deurnsche Peel & Mariapeel’: 10 juni 1994 VR-gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux’ en ‘Weerter- en Budelerbergen & Ringselven’ : 24 maart 2000 Alle HR-gebieden en beschermde natuurmonumenten: 7 december 2004
20 september 1984 (deels van rechtswege vervallen d.d. 1 maart 1993) 20 september 1984 (deels van rechtswege vervallen d.d. 1 maart 1993) 20 september 1984 (deels van rechtswege vervallen d.d. 1 maart 1993)
732,6 kg NH3
732,6 kg NH3
732,6 kg NH3
De aangevraagde situatie van het bedrijf heeft een emissie van 730,2 kg. Ten opzichte van de vigerende vergunningen ten tijde van de referentiedata is er een afname van emissie en een lichte toename (<0,051 mol N/ ha/ jaar) stikstofdepositie. Voor Natura 2000-gebieden is gebleken dat er bij een toe- en afname van stikstofemissie – en depositie op gevoelige en overbelaste habitats binnen Natura 2000-gebieden een vergunningplicht geldt. Onderstaand wordt aan de hand van het Natura 2000-gebied ‘Weerter- en Budelerbergen & Ringselven’ met AAgro-Stacks berekeningen aangetoond dat er qua stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied sprake is van een toename <0,051 mol N/ ha/ jaar. Dit wordt inzichtelijk gemaakt ten opzichte van de referentiesituatie op 7 december 2004. Zoals uit bovenstaande tabel blijkt, geldt dezelfde afname van emissie ook voor de eerdere referentiedata van de verder af gelegen Vogelrichtlijngebieden. Vergunde situatie Voor het bedrijf aan de Brandvenstraat 4 te Someren is op 20 september 1984 een Hinderwetvergunning4 afgegeven. Op 1 maart 1993 is gebleken dat de vergunning gedeeltelijk is vervallen en de resterende dieraantallen zijn door de gemeente Someren vastgelegd. Deze vergunning geldt zowel voor de Habitatrichtlijngebieden als voor de Vogelrichtlijngebieden ‘Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux’, ‘Groote Peel’, ‘Deurnsche Peel & Mariapeel’ en ‘Weerter- en Budelerbergen & Ringselven’ als referentiesituatie aangezien deze vigerend was op de referentiedatum 7 december 2004.
4
Op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden Wmvergunning thans gelijk gesteld aan omgevingsvergunningen voor de activiteit milieu.
10/19
De Hinderwetvergunning van 20 september 1984 met als toevoeging de conversie van 1 maart 1993, gaat uit van de volgende dieraantallen en ammoniakemissie: Diercategorie, huisvestingssysteem, (RAVcode*)
aantal dieren
stal
NH3 emissie factor (kg/d/jr)
Nummer
C2077402/3464219
kg NH3 totaal
Melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar, overige C 57 9,5 541,50 huisvestingssystemen, met Rundveestal beweiden (A 1.100.1) Vrouwelijk jongvee tot 2 jaar (A C 49 3,9 191,10 3) Rundveestal Totaal 732,60 * stalsysteem weergegeven door code zoals opgenomen in de Regeling ammoniak en veehouderij, Staatscourant 2012, nr. 21301 (31 december 2013). Als referentie-emissie geldt dus de vergunde emissie van 732,6 kg NH3/jaar.
11/19
Aanvraag De beoogde situatie van het bedrijf is weergegeven in onderstaande tabel:
Diercategorie, huisvestingssysteem, (RAVcode*)
Nummer
C2077402/3464219
aantal dieren
stal
2.700
A zeugenstal
0,04
108,00
180
A zeugenstal
0,42
75,60
135
A zeugenstal
0,18
24,30
45
A zeugenstal
0,13
5,85
Dekberen, 7 maanden en ouder, chemisch luchtwassysteem 95%, BWL 2008.08.V3 (D 2.3)
5
A zeugenstal
0,28
1,40
Guste/dragende zeugen, chemisch luchtwassysteem 95%, BWL 2008.08.V3 (D 1.3.11)
570
A zeugenstal
0,21
119,70
Vleesvarkens > 25 kg, gedeeltelijk roostervloer, chemisch luchtwassysteem 95%, hokoppervlak groter dan 0,8 m2, BWL 2008.08.V3 (D 3.2.14.2)
1.728
B Vleesvarkensstal
0,18
311,04
Vleesvarkens > 25 kg, gedeeltelijk roostervloer, chemisch luchtwassysteem 95%, hokoppervlak groter dan 0,8 m2, BWL 2008.08.V3 (D 3.2.14.2)
192
B Vleesvarkensstal
0,18
34,56
Melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar, overige huisvestingssystemen, met beweiden (A 1.100.1)
4
C Rundveestal
9,5
38,00
Vrouwelijk jongvee tot 2 jaar (A 3)
3
C Rundveestal
3,9
11,70
Biggenopfok (gespeende biggen), chemisch luchtwassysteem 95% hokoppervlak groter dan 0,35 m2, BWL 2008.08.V3 (D 1.1.14.2) Kraamzeugen (incl. biggen tot spenen), chemisch luchtwassysteem 95%, BWL 2008.08.V3 (D 1.2.15) Vleesvarkens > 25 kg, gedeeltelijk roostervloer, chemisch luchtwassysteem 95%, hokoppervlak groter dan 0,8 m2, BWL 2008.08.V3 (D 3.2.14.2) Vleesvarkens > 25 kg, gedeeltelijk roostervloer, chemisch luchtwassysteem.95%, hokoppervlak max. 0,8 m2, BWL 2008.08.V3 (D 3.2.14.1)
NH3 -emissie factor kg NH3 (kg/d/jr) totaal
Totaal
730,15
* stalsysteem weergegeven door code zoals opgenomen in de Regeling ammoniak
12/19
en veehouderij, Staatscourant 2012, nr. 21301 (31 december 2013).
Nummer
C2077402/3464219
In de aangevraagde situatie heeft het bedrijf een emissie van 730,15 kg NH3/jaar. Dat betekent dat er ten opzichte van de referentiesituatie een afname is van 2,45 kg NH3/jaar. Stikstofdepositieberekeningen Bij de aanvraag zijn AAgro-Stacks berekeningen bijgevoegd die de stikstofdepositie van het bedrijf inzichtelijk maken op de Brabantse Natura 2000gebieden ‘Strabrechtse Heide & Beuven’, ‘Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux’, ‘Groote Peel’, ‘Deurnsche Peel & Mariapeel’ en ‘Weerter- en Budelerbergen & Ringselven’. Er is een stikstofdepositieberekening gemaakt voor de referentiesituatie en de beoogde situatie van het bedrijf. In onderstaande tabel zijn de maximale depositiewaarden weergegeven zoals berekend voor de referentiedatum en de beoogde situatie op ‘Weerter- en Budelerbergen & Ringselven’. De referentiedatum per beschermd Natura 2000-gebied n.a.v. uitspraak 7 september 2011 en bijbehorende stikstofdepositie staat weergegeven in onderstaande tabel: Gebied Referentiedatum Maximale Maximale stikstofdepositie stikstofdepositie op ref.datum beoogd (mol (mol N/ ha/ N/ ha/ jaar) jaar)
Weerter- en 7 december Budelerbergen 2004 & Ringselven
0,52
0,57
Verschil referentieen beoogde situatie (mol N/ ha/ jaar) 0,05
Uit de berekeningen blijkt dat er in de beoogde situatie een toename is van 0,05 mol N/ ha/ jaar op het Natura 2000-gebied ‘Weerter- en Budelerbergen & Ringselven’ ten opzichte van de referentiesituatie. Overwegingen Het bedrijf ligt in de omgeving van de Natura 2000-gebieden ‘Strabrechtse Heide & Beuven’, ‘Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux’, ‘Groote Peel’, ‘Deurnsche Peel & Mariapeel’ en ‘Weerter- en Budelerbergen & Ringselven’. Voor het Vogelrichtlijngebied ‘Strabrechtse Heide & Beuven’ als onderdeel van het Natura 2000-gebied is middels een passende beoordeling onderbouwd dat de aangevraagde nieuwe ontwikkeling niet leidt tot significant negatieve gevolgen voor de beschermde vogelsoorten in Vogelrichtlijngebieden.
13/19
Voor de Vogelrichtlijngebieden ‘Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux’, ‘Groote Peel’, ‘Deurnsche Peel & Mariapeel’ en ‘Weerter- en Budelerbergen & Ringselven’ en de Habitatrichtlijngebieden als onderdeel van deze Natura 2000gebieden blijkt dat, ten opzichte van de referentiedata, de aangevraagde situatie een geringe stikstofdepositietoename tot gevolg heeft.
Nummer
C2077402/3464219
Uit de AAgroStacks-berekeningen blijkt dat de stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied ‘Weerter- en Budelerbergen & Ringselven’, ondanks de afname van emissie, een (zeer geringe) toename laat zien van 0,05 mol N/ha/j ten opzichte van de referentiesituatie. De beoordeling van relevante depositieberekeningen vindt plaats op basis van het berekeningsresultaat na afronding op 1 decimaal conform de afrondingsregels van NEN 1047. Op basis hiervan wordt een verandering van stikstofdepositie gelijk aan of minder dan 0,05 mol N/ha/jr, zoals in dit geval aan de orde is, niet als toename van stikstofdepositie gezien. Om die reden zijn er effecten op het Natura 2000-gebied ‘Weerter- en Budelerbergen & Ringselven’ uit te sluiten. Het voornemen betreft een activiteit die na de referentiedatum is gewijzigd en waarbij verzekerd is dat de stikstofdepositie voor stikstofgevoelige habitats als gevolg van de activiteit zal toenemen met minder dan 0,051 mol N/ha/jr. Conclusies Op grond van bovenstaande beoordeling concluderen wij dat de aangevraagde activiteit geen significant negatieve effecten zal veroorzaken op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden ‘Strabrechtse Heide & Beuven’, ‘Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux’, ‘Groote Peel’, ‘Deurnsche Peel & Mariapeel’ en ‘Weerter- en Budelerbergen & Ringselven’. Omdat ook andere negatieve invloeden op de Natura 2000-gebieden zijn uit te sluiten, kan de vergunning worden gegeven.
14/19
Nummer
DEFINITIEF BESLUIT
C2077402/3464219
Gelet op het voorgaande en de bepalingen van de Natuurbeschermingswet 1998 besluiten wij: I. aan Gebroeders van de Kerkhof de ingevolge van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 vereiste vergunning te verlenen voor de uitbreiding/wijziging van een varkens- en rundveehouderij gelegen aan de Brandvenstraat 4, 5712 PT te Someren gelegen in of nabij ‘Strabrechtse Heide & Beuven’, ‘Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux’, ‘Groote Peel’, ‘Deurnsche Peel & Mariapeel’ en ‘Weerter- en Budelerbergen & Ringselven’; II. dat het project zoals omschreven in onderdeel 2.1 van de aanvraag en de bijlage (AAgro-Stacks berekeningen) bij dit besluit, voorzover deze betrekking heeft op de stalsystemen (te weten: RAV-code), veebezetting (te weten: diersoort en aantal), emissiepunten (te weten: X- en Y-coördinaten, (gemiddelde) gebouwhoogte, diameter en uittreesnelheid), onderdeel uitmaakt van dit besluit; III. de vergunning betrekking heeft op een emissie van 730,15 kg NH3 per jaar, resulterend in een ammoniakdepositie op de Natura 2000-gebieden ‘Strabrechtse Heide & Beuven’, ‘Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux’, ‘Groote Peel’, ‘Deurnsche Peel & Mariapeel’ en ‘Weerter- en Budelerbergen & Ringselven’ zoals berekend en weergegeven in de bijlage bij dit besluit. De vergunning ingevolge artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 wordt verleend voor onbepaalde tijd. ’s-Hertogenbosch, 26 februari 2014 Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, namens deze,
Drs. M.H. Pepping, afdelingsmanager vergunningen Omgevingsdienst Brabant Noord
15/19
Bekendmaking en kennisgeving Dit besluit wordt bekendgemaakt door toezending aan Maatschap Gebr. Van de Kerkhof, Kuilerstraat 3, 5712 GM Someren, degene die we om een advies hebben gevraagd en overige belanghebbenden. Publicatie vindt plaats op de website www.brabant.nl onder ‘bekendmakingen’ en op www.overheid.nl.
Nummer
C2077402/3464219
Het besluit ligt ter inzage van 28 februari 2014 tot en met 10 april 2014. Rechtsmiddelen Dit besluit is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, zodat krachtens artikel 7:1, eerste lid, onder d, van die wet geen bezwaar tegen het besluit kan worden gemaakt. Belanghebbenden die het niet eens zijn met het besluit kunnen op grond van artikel 39 Natuurbeschermingswet 1998 juncto artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht binnen zes weken beroep instellen bij de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. De beroepstermijn begint te lopen op de dag na de bekendmaking van dit besluit. Bovenstaand besluit treedt in werking, ook al wordt een beroepschrift ingediend. Het is daarom mogelijk om gelijktijdig met of na het indienen van een beroepschrift een zogenaamde “voorlopige voorziening” te vragen bij de Voorzitter van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State te Den Haag. Een voorlopige voorziening is in feite het nemen van een tijdelijke maatregel, bijvoorbeeld het schorsen van het besluit, gedurende de tijd die nodig is om het beroep te behandelen. Voorwaarde om zo’n voorlopige voorziening te vragen is dat er sprake is van een spoedeisend belang. Zowel voor het instellen van beroep als voor het vragen van een voorlopige voorziening is griffierecht verschuldigd.
16/19
Natuurbeschermingswet 1998
Nummer
C2077402/3464219
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant maken bekend dat zij op 26 februari 2014 een vergunning ex artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 hebben verleend (kenmerk: C2077402 / 3464219) aan Maatschap Gebr. Van de Kerkhof, Kuilerstraat 3, 5712 GM Someren, voor de uitbreiding/wijziging van een varkens- en rundveehouderij gelegen aan de Brandvenstraat 4, 5712 PT te Someren. De vergunning is verleend voor onbepaalde tijd. Ten aanzien van het ontwerpbesluit zijn wel zienswijzen naar voren gebracht. Het definitieve besluit is niet gewijzigd ten opzichte van het ontwerpbesluit. De aanvraag, het definitieve besluit en de bijbehorende stukken liggen vanaf 28 februari 2014 tot en met 10 april 2014 6 weken ter inzage bij de Omgevingsdienst Brabant Noord (ODBN). Telefoonnummer (0485) 729 189. Het besluit is digitaal op te vragen via e-mail
[email protected] of terug te vinden op de website www.brabant.nl/loket/verleende-vergunningen. Tegen dit besluit kan na bekendmaking beroep worden ingesteld door: - belanghebbenden die een zienswijzen naar voren hebben gebracht over het ontwerpbesluit; - belanghebbenden die redelijkerwijs niet kunnen worden verweten geen zienswijzen naar voren te hebben gebracht over het ontwerpbesluit. Aan deze procedure is een kenmerk gekoppeld. Gelieve bij correspondentie het kenmerk te vermelden. Het beroepschrift moet worden gericht en gezonden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA te Den Haag. Het besluit treedt in werking, ook al wordt een beroepschrift ingediend. Het is daarom mogelijk om gelijktijdig met of na het indienen van een beroepschrift een zogenaamde “voorlopige voorziening” te vragen bij de Voorzitter van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State te Den Haag. 's-Hertogenbosch, februari 2014
17/19
BIJLAGE: BEREKENING AAGRO-STACKS (
-06-2012)
Nummer
C2077402/3464219
18/19
Nummer
C2077402/3464219
19/19
Afschrift aan: 0 Ministerie van EZ, Directie RRE, Nbwet vergunningenteam, Postbus 20401, 2500 EK DEN HAAG; 0 Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Someren, Postbus 290, 5710 AG SOMEREN; 0 Adviesbureau Hendrix UTD B.V., Postbus 1, 5830 MA BOXMEER
Nummer
C2077402/3464219
De heer W.M.M. van Opbergen, namens Werkgroep Behoud de Peel, p.a. Lavendelheide 27, 5754 EA Deurne; de heer F.L.P Ruijl, Kraaiendijk 8, 5712 PS Someren; de heer P.J.T. Greijmans, Smulderslaan 23, 5712 PN Someren.
Provincies 0 Provincie Limburg, Afdeling Vergunningen en Subsidies, P. Janssen, Postbus 5700, 6202 MA MAASTRICHT Standaard afschriften digitaal: 0 secr. Groenewetten PDF + stempel 0 Legesbesluit naar Jan Nuyten
20/19