Buro Horatius Procesmanagement & Communicatie Voorstebree 24 9403 JH ASSEN
Leeuwarden, 29 juli 2011 Verzonden, 00965426 Landelijk Gebied Beleid R.J. Deen / (058) 292 54 24 of
[email protected] 2011-Duinherstel Ameland 3
Ons kenmerk Afdeling Behandeld door Uw kenmerk Bijlage(n)
: : : : :
Onderwerp
: Vergunning ex art. 19d Natuurbeschermingswet 1998 (uitvoeren maatregelen Duinherstelprogramma) (Duinen Ameland, Noordzeekustzone)
Geachte heer Heitman, Overeenkomstig uw aanvraag en de daarbij behorende bijlage heb ik besloten de gevraagde vergunning voor het uitvoeren van diverse maatregelen in de gebieden Oerdswater en het gebied Duinen paal 17-21 te verlenen. De maatregelen bestaan uit de verwijdering van organisch materiaal en biomassa in de duinen. Deze verschraling biedt nieuwe kansen voor voedselarme en kalkrijke stadia van de Grijze Duinen die verzuurd en deels vergrast zijn. Voor de bepaling van de effecten van de voorgenomen ingrepen heeft u door bureau Molenaar een Natuurtoets voor het deelproject I van het Duinherstelprogramma Ameland laten opstellen. De Natuurtoets heeft uitsluitend betrekking op de planlocatie Oerdswater. Een vergelijkbare Natuurtoets voor het deelproject Duinen paal 17-21 is niet nodig geoordeeld. Uit de eveneens door bureau Molenaar opgestelde en bij de aanvraag overgelegde notitie.”Duinherstelprogramma Duinen paal 17-21, Beoordeling effecten op beschermde natuurwaarden”, die ik aanmerk als een beknopte natuurtoets, blijkt dat het project geen negatieve effecten op de betreffende habitats en de habitats van soorten in dit Natura 2000-gebied kan hebben en dat het evenmin een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Mogelijke negatieve effecten op broedvogels kunnen voldoende worden beperkt door naleving van de “gedragscode Natuurbeheer” Negatieve effecten op beschermde plantensoorten kunnen voldoende worden beperkt door voorafgaand aan de ingrepen beschermde plantensoorten te inventariseren en met
- 1 / 21 -
Ons kenmerk: 00965426
eventuele vindlocaties rekening te houden bij de exacte locatiebepaling van de herstelwerkzaamheden. Op basis van de beschrijving van de wijze waarop u dit project verklaart te zullen uitvoeren acht ik deze vergunningplichtig in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Gelet op deze beschrijving verleen ik de gevraagde vergunning conform uw aanvraag. Dit betekent dat u zich houdt aan de volgende door u zelf aangedragen voorwaarden: 1. De werkzaamheden worden conform de aanvraag1 en buiten het broedseizoen uitgevoerd; 2. De exacte locaties waar de werkzaamheden plaats gaan vinden (na de inventarisatie van beschermde plantensoorten en broedvogels) worden voor de start van de werkzaamheden doorgegeven. Voorts verbind ik aan deze vergunning nog de volgende voorschriften en beperkingen: Algemeen 1. De vergunning wordt voor de werkzaamheden in het gebied Oerdswater op naam gesteld van de Maatschappij tot exploitatie van onroerende goederen op het oosteinde Oerd Neerlands Reid, oba: de Vennoot (hierna: deelvergunninghouder); 2. De vergunning wordt voor de werkzaamheden in het gebied Duinen paal 17-21 op naam gesteld van It Fryske Gea (hierna: de deelvergunninghouder) 3. De deelvergunninghouder blijft verantwoordelijk voor een juiste naleving van deze vergunning; 4. De vergunninghouder en diens opdrachtnemers zijn redelijkerwijs verplicht alle door of namens het bevoegde gezag te geven aanwijzingen onmiddellijk op te volgen. 5. De vergunning is geldig voor de periode van afgifte van de vergunning tot 1 juli 2012. Specifiek 5. De aanvang van de werkzaamheden wordt uiterlijk een week van tevoren schriftelijk gemeld bij de afdeling Omgevingsvergunningen en Toezicht van de provincie Fryslân met het bijgevoegde meldingsformulier; 6. Van opgetreden incidenten, waaronder verstaan worden alle gebeurtenissen waarbij (onbedoeld) schadelijke stoffen vrijkomen, dan wel waardoor anderszins schade aan de betrokken beschermde gebieden kan worden toegebracht, wordt onverwijld melding gedaan aan de afdeling Omgevingsvergunningen en Toezicht van de provincie Fryslân onder overlegging van de relevante gegevens; 7. Ter voorkoming van schade aan de natuur (wordt/ worden): a. de werkzaamheden gestart na 15 juli 2011 b. verstoring van groepen vogels zo veel mogelijk vermeden; c. geen geluidsapparatuur gebruikt anders dan ten behoeve van de veiligheid; d. geen huisdieren meegenomen; e. geen afval of verontreiniging in het gebied achter gelaten. f. door preventief onderhoud aan machines en generatoren die bij de suppletie worden gebruikt, worden lekkages van koelstoffen, hydraulische vloeistoffen en smeermiddelen voorkomen;
1
Zie Motivering besluit onder A1.1 (Beschrijving van het project of andere handeling)
- 2 / 21 -
Ons kenmerk: 00965426
Voor de motivering van ons besluit verwijzen wij u naar bijlage 1.
Afschriften Afschriften van dit besluit worden verzonden aan het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie DRZ-Noord, burgemeester en wethouders van de gemeente Ameland, Waddenvereniging, Vogelbescherming Nederland en Rijkswaterstaat Waterdistrict Waddenzee. Meldingsclausule Wanneer u met de voorgenomen werkzaamheden start, dient u dit te melden via het bijgevoegde meldingsformulier bij de afdeling Omgevingsvergunningen en Toezicht van de provincie Fryslân of via
[email protected]. Namens het college van Gedeputeerde Staten,
drs. Waldina Hulshoff Hoofd afdeling Landelijk Gebied Beleid Bezwaar Degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, kan tegen dit besluit binnen zes (6) weken na de verzending daarvan een bezwaarschrift indienen bij Gedeputeerde Staten, postbus 20120, 8900 HM Leeuwarden. Het bezwaarschrift moet worden ondertekend en moet tenminste bevatten: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht; d. de gronden van het bezwaar. Kennisgeving Van dit besluit zal, conform artikel 42, lid 3, van de Nb-wet 1998 door ons kennis worden gegeven door publicatie in de Leeuwarder Courant en het Friesch Dagblad en op www.fryslan.nl/Nb-wet 1998.
Bijlagen Bijlage 1: Motivering besluit Bijlage 2: Gebiedsinformatie, inclusief bevoegdheid Bijlage 3: Meldingsformulier
- 3 / 21 -
Ons kenmerk: 00965426
Bijlage 1: Motivering besluit
A.
Weergave van de feiten
A1.
Vergunningaanvraag
De heer Jacob Heitman van Buro Horatius vraagt bij brief 15 juni 2011 namens de deelvergunninghouder de bevindingen uit de “natuurtoets’ te beoordelen en na te gaan of voor de voorgenomen maatregelen een Nb-wetvergunning benodigd is danwel of de activiteiten als niet vergunningplichtig kunnen worden beoordeeld. Op basis van de beschrijving van de wijze waarop u dit project verklaart te zullen uitvoeren acht ik deze vergunningplichtig in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Ik heb dit verzoek daarom beschouwd als een aanvraag voor een vergunning ex art. 19d Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nb-wet 1998). Ik heb uw aanvraag op 20 juni 2011 ontvangen en ingeboekt onder nummer 960455. A1.1. Beschrijving van het project of andere handeling De uit te voeren maatregelen vormen een onderdeel van het Duinherstelprogramma Ameland. Dit programma heeft betrekking op kleinschalig duinherstel, voor het verbeteren van dynamiek, het bevorderen van de biodiversiteit door verschraling waardoor de flora en fauna kenmerkend voor de Grijze Duinen meer ruimte krijgen. Ook het herstel van een drinkwatervoorziening voor vee bij Oerdswater is opgenomen in dit programma. Het project wordt mogelijk gemaakt door RWE/Essent en NUON vanuit het oogpunt van maatschappelijk en verantwoord ondernemen. De Vennoot, It Fryske Gea en Staatsbosbeheer hebben met deze energiemaatschappijen en in nauw overleg met de provincie een overeenkomst gesloten voor de uitvoering van dit Duinherstelprogramma. In totaal zijn er een zes tal deelprojecten op verschillende locatie. De maatregelen bij Oerdswater en in de Duinen paal 17-21 vormen de eerste twee deelprojecten van dit programma. Contractueel ligt er de verplichting dat beide deelprojecten voor 1 juli 2012 zijn gerealiseerd. De voorgenomen maatregelen zijn veelvuldig gecommuniceerd met de bewoners en betrokken instanties op Ameland. De activiteiten waarvoor vergunning wordt aangevraagd zijn de volgende: Voor het gebied bij Oerdswater: - Op een drietal plekken verwijderen van het gevormde organische materiaal en biomassa. De voedselrijke bodemlaag zal worden afgegraven en afgevoerd. Het totaal areaal bedraagt 1.1 ha. De dikte van de organische laag varieert van 1- tot 20 cm en soms 30 cm. De biomassa bestaat vnl. uit riet, duinriet, wil en kruipwilg. Een door boeren in het verleden gegraven dobbe (laagte) is een van de locaties. - Voor herstel droge duinen wordt op diverse locaties met vergraste vegetatie een dunne laag bovengrond verwijderd (15-20 cm). De locaties worden zo gekozen en afgegraven dat er van uit kan worden gegaan dat er lokaal stuivende duinen ontstaan. Het betreft met name delen op het (zuid)westen geëxponeerde, vergraste paraboolduinen. In totaal zal er 1.3 ha worden afgegraven.
- 4 / 21 -
Ons kenmerk: 00965426
In bijlage 2 van de Natuurtoets zijn zowel de locaties van de te verwijderen biomassa (opschonen duinvallei) als de te af te graven locaties (zoekgebied herstel droge duinen) indicatief op kaart gezet. Het afgraven vindt plaats met behulp van een hydraulische graafmachine met kantelbak. De werkzaamheden vinden plaats volgens de richtlijnen Natuurtechnisch Grondverzet. Hierbij wordt dusdanig gewerkt dat insporing zoveel mogelijk wordt voorkomen en ‘terreinvolgend’ wordt afgegraven. Bestaand microreliëf wordt zoveel mogelijk in stand gehouden. De verwachting is dat de werkzaamheden inclusief transport circa 4 weken in beslag nemen. Het vrijkomende materiaal wordt gestort in een laagte op de Kooioerdstuifdijk. Het voedselrijke materiaal uit de valleien wordt afgedekt met een dikke laag voedselarmer zand afkomstig van de afgraving van de droge duinen. Hierdoor zal de ontstane vegetatie zoveel mogelijk overeenkomen met die van de omgeving. Een aantal jaren geleden is met deze werkwijze ervaring opgedaan. Het transport naar de stortlocatie vindt deels plaats over een bestaand zandpad dat rondom de Oerderduinen ligt. Dit zandpad wordt lokaal verbeterd door kleine hoeveelheden vrijkomend zand te storten in bestaande gaten en kuilen. Hiervoor wordt geen materiaal gebruikt dat afkomstig is uit de duinvalleien. Voor het transport binnen het duingebeid wordt een route gekozen waarbij zo weinig mogelijk schade ontstaat aan het duingebeid. Bestaand (micro) reliëf wordt zoveel mogelijk in stand gehouden. Voor het gebied Duinen paal 17-21: - Aanbrengen van kleinschalige kerven. Kleine kerfachtige vormen aanbrengen of accentueren door de top van de zeereep af te schuiven. Daarbij wordt een deel van het zand naar binnen geschoven en een deel naar buiten. - Stimuleren afslag/afschuiving van helm. Afschuiven helm langs de top van de zeereep over langere trajecten. - Aanbrengen van één grootschalige kerf. Aansluitend op de morfologie van het achterliggend duin wordt een grote kerf aangelegd waarmee herstel van een duinboog mogelijk wordt. Het vrijkomende materiaal wordt in de nabijheid en aan de westzijde van de kerf verwerkt in een (droge) vergraste laagte. - De werkzaamheden zullen conform de ‘gedragscode Natuurbeheer’ worden uitgevoerd waardoor er zo weinig mogelijk schade wordt veroorzaakt aan de beschermde natuurwaarden en er geen conflicten kunnen ontstaan met betrekking tot de broedvogels. A1.2. Periode De vergunning voor de herstelmaatregelen worden aangevraagd tot 1 juli 2012. De werkzaamheden worden uitgevoerd na (c.q buiten) het broedseizoen. De duur van de werkzaamheden bedraagt een aantal weken. A1.3. Relevante ecologische onderzoeken U hebt voor de beoordeling van uw aanvraag een natuurtoets overgelegd ‘Duinherstel Ameland-Oerdswater- ; Bureau Molenaar voor het gebied Oerdswater en een notitie ‘Beoordeling effecten op de Beschermde natuurwaarden’ voor het gebeid Duinen 17-21; Bureau Molenaar.
- 5 / 21 -
Ons kenmerk: 00965426
A1.4. Aanvullende gegevens N.v.t. A1.5. Uw aanvraag en de bescherming van Natura 2000 Uw project of handeling vindt plaats in het Natura 2000-gebied ‘Duinen Ameland’ en nabij het Natura 2000 gebied “Noordzeekustzone’. Op uw aanvraag zijn daarmee de in bijlage 2 (‘Gebiedsbeschrijvingen) vermelde aanwijzingsbesluiten van toepassing.
A2.
Bevoegdheid
De bescherming van Natura 2000-gebieden door Nederlandse wetgeving wordt stapsgewijs ingevoerd. Deze gefaseerde invoering is van invloed op de manier waarop de op grond van Europese wetgeving (artikel 6, lid 3, van de HR) verplichte beoordeling van uw project of handeling plaatsvindt en door welke instantie dit gebeurt. Op grond van de Nb-wet 1998 (artikel 2, lid 1, juncto artikel 16, lid 1, juncto artikel 19d, lid 1) zijn gedeputeerde staten van de provincie, waarin beschermde natuurmonumenten c.q. Vogel- en Habitatrichtlijngebieden geheel of grotendeels gelegen zijn, bevoegd gezag ten aanzien van de beoordeling van aanvragen ter verkrijging van een vergunning op grond van artikel 19d, lid 1, van de Nb-wet 1998. Voor deze aanvraag zijn wij thans bevoegd (zie bijlage 2).
A3.
Procedure
De vergunningprocedure is uitgevoerd in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk VIII van de Nb-wet 1998 en de hiervoor relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht. A3.1. Zienswijze 1. Naar aanleiding van uw aanvraag zijn, op grond van artikel 44, lid 3, Nb-wet 1998, burgemeester en wethouders van de gemeente Ameland tot 15 juli 2011 in de gelegenheid gesteld over deze aanvraag hun zienswijze kenbaar te maken. Deze termijn is in overleg met de gemeente afgesproken. 2. Daarnaast zijn op grond van artikel 4, lid 8 van de Algemene wet bestuursrecht, belanghebbenden, te weten, Rijkswaterstaat , de Waddenvereniging en Vogelbescherming Nederland, tot 15 juli 2011 in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over deze aanvraag kenbaar te maken. 3. Op het verzoek tot het kenbaar maken van zienswijzen is niet gereageerd. Onder het aandachtspunt B3. wordt derhalve niet nader ingegaan op de inhoud van de reactie en/of ingediende zienswijzen. A3.2. Verlengen beslistermijn N.v.t.
- 6 / 21 -
Ons kenmerk: 00965426
A3.3. Coördinatie met andere wetgeving U heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid als bedoeld in artikel 19ka, lid 2, om een van de betrokken bestuursorganen schriftelijk te verzoeken om coördinatie van besluitvorming. Ingevolge artikel 19ka, lid 1, Nb-wet 1998 en artikel 3:20 Algemene wet bestuursrecht stellen wij u er van in kennis dat voor de door u te verrichten activiteiten voor zover ons bekend ook de navolgende op de aanvraag te nemen besluiten mogelijk nodig zijn: Naam en adres van het bestuursorgaan, bevoegd tot het nemen van het besluit. Gemeente Ameland
A4.
Wettelijk voorschrift krachtens welk het besluit wordt genomen. Aanlegvergunning (WABO)
Vergunningplicht
1. Op basis van de aanvraag en de daarbij behorende natuurtoets hebben wij beoordeeld of het door u aangevraagde project en/of handeling schadelijke gevolgen kan hebben voor de natuurlijke kenmerken van de verschillende gebieden, zoals beschreven in de instandhoudingsdoelstelling van de betrokken Natura 2000-gebieden. 2. Wij stellen vast dat: 2.1. het onder A1. omschreven project en/of handeling niet wordt gerealiseerd overeenkomstig een beheerplan als bedoeld in de artikelen 19a of 19b Nb-wet 1998; 2.2. het onder A1. omschreven project en/of de handeling weliswaar gevolgen kan hebben voor de Natura 2000-gebieden, maar dat het de instandhoudingsdoelstellingen daarvan niet in gevaar brengt, zodat het niet kan worden beschouwd als een plan of project dat significante gevolgen kan hebben voor de betrokken gebieden; 2.3. in het licht hiervan vergunning nodig is op grond van artikel 19d Nb-wet 1998. 3. Nu op voorhand valt uit te sluiten dat het voorgenomen project en/of de handeling significant negatieve gevolgen kan hebben voor het desbetreffende gebied, concluderen wij dat een passende beoordeling als bedoeld in artikel 19g, lid 2 niet nodig is, zodat wij kunnen volstaan met een verstorings- en verslechteringstoets (zijnde de natuurtoets). Wij verwijzen voor de motivering van dit oordeel naar onze overwegingen onder B. (Toetsing)
B.
Toetsing
B1.
Wettelijk kader
B1.1. Nb-wet 1998 1. Artikel 19d, lid 1, van de Nb-wet 1998 bepaalt, dat het verboden is zonder vergunning, of in strijd met aan die vergunning verbonden voorschriften of beperkingen, projecten te realiseren of te verrichten, die gelet op de instandhoudingdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten, in een op grond van artikel 10a, lid 1, aangewezen gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. 2. Zodanige projecten of andere handelingen zijn in ieder geval projecten of handelingen die de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied kunnen aantasten.
- 7 / 21 -
Ons kenmerk: 00965426
3. Artikel 19e van de Nb-wet 1998 bepaalt dat bij het verlenen van een vergunning als bedoeld in artikel 19d, lid 1, van de Nb-wet 1998 rekening moet worden gehouden met de gevolgen die een project of andere handeling kan hebben, gelet op de instandhoudingdoelstelling van het betrokken gebied. Als er een op grond van artikel 19 a of 19 b Nb-wet 1998 vastgesteld beheerplan is, moet ook daarmee rekening worden gehouden. Zo’n plan is echter nog niet vastgesteld. 4. Voor de beoordeling van de vergunningaanvraag is het van belang na te gaan of, en in welke mate het voorgenomen project en/of de handeling de doelstellingen kan aantasten zoals die zijn opgenomen in: • De aanwijzingsbesluiten tot Natura 2000-gebied ‘Duinen Ameland’ en ‘Noordzeekustzone’. B1.2. Overig beleid in relatie tot vergunningverlening Nb-wet 1998 De uit te voeren maatregelen zijn gekoppeld aan Nb-wetvergunningen voor het oprichten van een tweetal energiecentrales in de Eemshaven. In de voorschriften verbonden aan deze vergunningen staat dat er o.a. in de duinen op Ameland maatregelen worden uitgevoerd die de kwaliteit van stikstofgevoelige habitats verbeteren. Een plan van aanpak hiertoe is reeds vastgesteld en geaccordeerd door de provincie Fryslân.
B2.
Inhoudelijke beoordeling
B2.1. Kwalificerende waarden 1. Het onder A1 genoemde project en/of handeling betreft een project en/of handeling die mogelijk een verstorend effect heeft op de in de aanwijzingsbesluiten opgenomen kwalificerende soorten van de VR en op de in de HR opgenomen kwalificerende soorten die tevens zijn opgenomen in de aanwijzingsbesluiten van de Natura 2000-gebieden ‘Duinen Ameland’ en ‘Noordzeekustzone’. 2. De kwalificerende waarden van de betrokken Natura 2000-gebieden zijn in de aanwijzingsbesluiten verdeeld in kwalitatieve instandhoudingdoelstellingen voor vogelsoorten, habitatsoorten, en habitats (en mogelijk de doelstellingen ten aanzien van het behoud, herstel en de ontwikkeling van het natuurschoon of de natuurwetenschappelijke betekenis van het gebied). Voor de beschrijving van de betreffende Natura 2000-gebieden en de betreffende kwalificerende waarden verwijzen wij naar bijlage 2. 3. Hieronder wordt uw aanvraag getoetst aan de beoordelingskaders van de Natura 2000gebieden ‘Duinen Ameland’ en ‘Noordzeekustzone’. Daarbij worden eventuele verslechteringen en/of verstoringen besproken in het licht van de relevante kwalificerende waarden van genoemde gebieden. Beoordeling Vogelrichtlijnsoorten Verstoring van rustende/foeragerende vogels: De in de aanvraag beschreven activiteiten in en nabij de Natura 2000-gebieden ‘Duinen Ameland' en “Noordzeekustzone’ zouden mogelijk verstoring kunnen veroorzaken van vogels die de gebieden gebruiken als rust- en/of foerageerplek. Het opvliegen van vogels tijdens de foerageer- dan wel rustperiode(n) betekent dat de vogels minder kunnen eten en/of minder goed in staat zullen zijn het tijdens laagwater op strand en wad opgenomen voedsel te verteren.
- 8 / 21 -
Ons kenmerk: 00965426
Gegevens over het voorkomen van (broed)vogels in en rondom Oerdswater zijn schaars. Wel wordt jaarlijks een inventarisatie gemaakt van roofvogels op Ameland waarbij ook het Oerd wordt meegenomen. Op basis van biotoopkenmerken, gebiedskennis en veldervaring is een inschatting gemaakt voor de waarde van het gebied voor de avifauna. Hieruit blijkt dat het gebied geschikt is voor de soorten Bruine Kiekendief, Tapuit, Eider, Rietzanger en Velduil. Het gebied Oerdswater is derhalve van belang als foerageergebied van onder meer de bovenstaande Natura 2000 soorten. Door de aanwezigheid van open water fungeert het tevens als rust en foerageergebied voor eenden en eendachtigen. Tevens wordt het gebied gebruikt als rust en foerageergebied voor lepelaars. In grote lijnen geldt bovenstaande ook voor het gebied Duinen paal 17-21. Echter in het plangebied komen geen grote oppervlakten openwater voor. Het gebied wordt dus ook niet gebruikt door eenden, eendachtigen en lepelaars. Door het uitvoeren van de werkzaamheden zal het gebied in de uitvoeringsperiode niet optimaal geschikt zijn om te rusten dan wel te foerageren. Door de aanwezigheid van een kraan en transport van machines over de paden om het materiaal af te voeren zal er verstoring kunnen ontstaan. Gesteld kan worden dat de eventuele aanwezige vogels indien nodig een plek zullen kiezen op voldoende ruime afstand tot de plaats waar de activiteiten zullen plaatsvinden al dan niet binnen het plangebied waardoor de vogels rustig door (kunnen) foerageren of rusten. In de nabije omgeving is hiertoe ruimschoots ‘vervangend’ gebied aanwezig. Verwacht mag worden dat direct na uitvoering van de in de aanvraag beschreven activiteiten de vogels zullen terugkeren naar oorspronkelijke locaties. Significante verstoring als gevolg van de werkzaamheden van enkele weken achten wij daarom zeker uitgesloten. Voor de ontwikkeling en beheer van het gebied Oerdswater is een begrazing met vee cruciaal. Drinkplekken voor vee zijn in het gebied belangrijk om sturing te geven aan de begrazing. De huidige drinkwatervoorziening in het gebied is niet optimaal onder alle (zeer droge) omstandigheden waardoor de noodzaak aanwezig is voor het huidige voorstel. De intensiteit van de begrazing zal door de werkzaamheden niet toenemen, echter het gebruik van het gebied zal mogelijk wel anders ingevuld worden door het vee. Dit zal niet leiden tot significante verstorende effecten op de aanwezige vogels die het gebied gebruiken als rust- en foerageergebied. Door het maken van de kerven in het gebied Duinen paal 17-21 zal het habitat alleen maar geschikter worden zodat de verwachting bestaat dat dit gebied ook beter zal functioneren als rust- en foerageergebied. Verstoring van broedende vogels De in de aanvraag beschreven activiteiten zouden mogelijk een verstoring kunnen veroorzaken van aanwezige broedende vogels in het Natura 2000-gebied ‘Duinen Ameland. Gegevens over het voorkomen van (broed)vogels in en rondom Oerdswater zijn schaars. Wel wordt jaarlijks een inventarisatie gemaakt van roofvogels op Ameland waarbij ook het Oerd wordt meegenomen. Op basis van biotoopkenmerken, gebiedskennis en veldervaring is een inschatting gemaakt voor de waarde van het gebeid voor de avifauna. Hieruit blijkt dat het gebied geschikt is voor de soorten Bruine Kiekendief, Tapuit, Eider, Rietzanger en Velduil.
- 9 / 21 -
Ons kenmerk: 00965426
De aanlegwerkzaamheden zullen niet binnen het broedseizoen (15 maart – 15 juli) plaatsvinden. Verstoring van broedvogels is daarom uitgesloten. Nadat de werkzaamheden in het kader van de duinherstelmaatregelen hebben plaatsgevonden zal het gebied weer zijn functie als broedbiotoop kunnen vervullen. De uitgevoerde maatregelen zijn van invloed op het voorkomen van geschikt broedbiotoop. Bepaalde broedbiotopen zullen in eerste instantie afnemen terwijl ander biotopen in areaal zullen toenemen. Voor de broeders van rietmoeras, ruigte, struweel en vergraste duinen neemt het areaal af. De afname van dit areaal is beperkt (<5% afname). De Rietzanger als aangewezen soort heeft echter in de nabije omgeving voldoende geschikt areaal waardoor er geen negatief effect zal zijn op de broedpopulatie. Daarnaast zal voor een aantal aangewezen soorten de kwaliteit van geschikt broedbiotoop toenemen waardoor de kans bestaat dat m.n. soorten als Tapuit en Paapje van de herstelmaatregelen kunnen profiteren. Gelet op het voorgaande is significante verstoring en verslechtering van het leefgebied van de kwalificerende broedvogelsoorten door de werkzaamheden ook in de omliggende gebieden in het N2000-gebieden ‘Duinen Ameland’ en ‘Noordzeekustzone’ bij voorbaat uitgesloten. De instandhoudingsdoelen voor de kwalificerende vogelsoorten komen op geen enkele wijze in gevaar. Natuurlijke habitats De activiteiten waarvoor een beoordeling wordt gevraagd vinden plaats in/nabij de Natura2000 gebieden ‘Duinen Ameland’ en ‘Noordzeekustzone’. De activiteiten zouden mogelijk kunnen leiden tot verstoring van de aanwezige flora en fauna. De in de aanvraag beschreven activiteiten zijn getoetst aan de in de Natura-2000 gebieden ‘Duinen Ameland’ en ‘Noordzeekustzone’ aanwezige ecologische waarden. Naar de aard van de aangevraagde activiteiten zullen eventuele negatieve effecten zich beperken tot de habitattypen H2190, Vochtige duinvalleien (Open water , kalkrijk, ontkalkt, hogere moerasplanten) en H2130 B ,‘Vastgelegde kustduinen met kruidvegetatie (‘grijze duinen’). Gebied Oerdswater: Bij de uitvoering van de werkzaamheden worden delen van de valleien opgeschoond waarbij de bovenste bodemlaag en vegetatie worden verwijderd. Hierdoor wordt het areaal van de aanwezige habitattypen H2190 A (Vochtige duinvalleien open water) en H2190 D (vochtige duinvalleien moerasplanten) kleiner direct na de uitvoering van de werkzaamheden. De vegetatie op de geschoonde plekken zal grotendeels verdwenen zijn. De vegetatie zal zich echter hierna opnieuw gaan ontwikkelen. Doordat de organische bodemlaag is verwijderd, ontstaat er een voedselarmere uitgangssituatie. De vegetatie die zich zal ontwikkelen behoort tot een ander habitattype. Vooral het habitattype H2190 A (vochtige duinvalleien openwater) zal zich weer kunnen ontwikkelen en in areaal toenemen door een maaiveldverlaging. Ook 2190 D (vochtige duinvallen, moerasplanten) zal zich weer lokaal herontwikkelen. Dit vindt voornamelijk plaats op die plekken waar zaad en achtergebleven wortelstokken nog aanwezig zijn. De verwachting is dat er zich lokaal vrije ijle rietvegetaties zullen gaan ontwikkelen die gerekend kunnen worden tot dit habitattype. Het areaal dat naar verwachting zal ontstaan is kleiner dan in de uitgangssituatie, maar zal wel soortenrijker zijn en daardoor een betere kwaliteit hebben.
- 10 / 21 -
Ons kenmerk: 00965426
Mogelijk ontwikkelen zich na uitvoering van de maatregelen op kleine schaal de habitattypen H2190 C (vochtige duinvalleien, ontkalkt) en lokaal H 2190 B (vochtige duinvalleien, kalkrijk). Het ontstaan van het eerste, H2190C, is vrij kansrijk aangezien er materiaal wordt afgevoerd, waarbij het onderliggend duinzand onder natte tot vochtige condities leidt tot veelal vrij zure duinvalleivegetaties. Dit habitattype is waarschijnlijk van tijdelijke aard. Doordat er vrij veel wortelstokken achterblijven zal er zich vrij snel weer rietvegetatie ontwikkelen waardoor dit habitattype weer zal overgaan in 2190 D. De ontwikkeling van het habitattype 2190 B (vochtige duinvalleien, kalkrijk) hangt af van de kalkrijkdom van het aanwezige zand in de ondergrond. Gezien de gemeten zuurgraad van de bodem treedt deze ontwikkeling alleen op in de oostelijke vallei. Hier is de zuurgraad hoger dan 7.5 en is een ontwikkeling van dit habitattype niet uitgesloten. Door de beperkte schaal van opschoning zal ook de ontwikkeling beperkt zijn. Door de vergraste duinvegetatie te verwijderen en de verstuiving weer op gang te brengen ontstaan pioniervegetaties die door successie weer overgaan in goed ontwikkelde droge duinvegetaties. De kwaliteit van het habitattype H2130 B Grijze duinen wordt door de uitvoering van de maatregelen verbeterd (c.q. hersteld). Ook het creëren van verschillende drinkplekken voor het vee verspreid over het gebied zal bijdragen aan een verbetering van dit habitattype. Gebied duinen paal 17-21: Door de uitvoering van de werkzaamheden in dit gebied zal de bodem van de kalkarme duinen door inwaaien van kalkrijk zand beter worden gebufferd en kunnen lokaal kleinschalige valleien ontstaan. Dit zal een positieve ontwikkeling te zien geven bij H2130 Grijze duinen en bijbehorende flora en fauna. Dit habitattype is in de zone achter de stuifdijk veelal slecht ontwikkeld doordat er geen (weinig) dynamiek (wind en daardoor waaiend zand) aanwezig is. Conclusie: Door de uitvoering van de werkzaamheden zullen een aantal habitattypen een positieve ontwikkeling (zowel in kwaliteit als in areaal) te zien geven. Dit zijn m.n. H 2130 Grijze duinen, H2190 A (vochtige duinvalleien, open water) en in mindere mate H 2190B/C( vochtige duinvalleien ontkalkt en kalkrijk). H2190 (vochtige duinvalleien, moerasplanten) zal vermoedelijk iets afnemen waarbij wel de verwachting is dat er een hogere kwaliteit zal ontstaan. Samenhangend met de ontwikkeling van de habitattypen zullen in algemene zin de leefgebieden voor een aantal broedvogels verbeteren. M.n. de kwaliteit van de leefgebieden van de duinbroeders krijgt een positieve ontwikkeling. Het leefgebied voor de Rietzanger zal in geschikt areaal iets afnemen, maar zal gezien de mate waarin dit plaatsvindt (<5%) niet significant kunnen zijn. De in de aanvraag beschreven activiteiten zijn voor de aanlegwerkzaamheden tijdelijk van aard. Daarnaast zal een verbetering ontstaan van de kwaliteit van de betrokken habitattypen. Gelet op het voorgaande is significante verstoring en verslechtering van de aangewezen en betrokken Habitattypen door de werkzaamheden in de N2000-gebieden ‘Duinen Ameland’ en ‘Noordzeekustzone’ bij voorbaat uitgesloten. De instandhoudingsdoelen voor de kwalificerende habitattypen komen op geen enkele wijze in gevaar.
- 11 / 21 -
Ons kenmerk: 00965426
Natuurschoon en natuurwetenschappelijke waarde Conform artikel 15a, lid 3, van de Natuurbeschermingswet 1998, heeft de instandhoudingsdoelstelling voor het op grond van artikel 10a, eerste lid, aangewezen gebied, voor het gedeelte van het gebied waarop de aanwijzing als beschermd natuurmonument bebetrekking had mede betrekking op de doelstellingen ten aanzien van het behoud, herstel en de ontwikkeling van het natuurschoon of de natuurwetenschappelijke betekenis van het gebied zoals bepaald in het vervallen besluit. De aanwijzingsbesluiten Natura 2000 ‘Noordzeekustzone’ en ‘Duinen Ameland’ bevatten geen doelstellingen ten aanzien van het behoud, herstel en de ontwikkeling van het natuurschoon of de natuurwetenschappelijke betekenis. Toetsing van de onderhavige aanvraag aan deze doelstelling is derhalve niet aan de orde Cumulatieve effecten In de nabije omgeving van het plangebied zullen in dezelfde periode werkzaamheden plaatsvinden ter verbetering van een zandpad. Deze werkzaamheden zijn dusdanig kleinschalig van aard en beperkt in duur (twee maal een halve dag) dat er geen sprake is van een cumulatief effect. Habitats (leefgebieden) van soorten In de omgeving van de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd zijn geen groeiplaatsen van de Groenknolorchis. De activiteiten hebben (daardoor) geen effect op groeiplaatsen van genoemde plant.
B3.
Zienswijzen
B3.1. Bespreking van de ingediende zienswijzen en reacties N.v.t.
C.
Conclusie
Op grond van het voorgaande hebben wij de zekerheid dat het onder A1. omschreven project weliswaar gevolgen kan hebben voor de betreffende Natura 2000-gebieden, maar de instandhoudingsdoelstellingen daarvan zeker niet in gevaar zal brengen. Het project kan daarom niet kan worden beschouwd als een plan of project dat significante gevolgen kan hebben voor de betrokken gebieden. In het licht hiervan is vergunning nodig op grond van artikel 19d Nb-wet 1998. Nu op voorhand valt uit te sluiten dat het voorgenomen project geen significant negatieve gevolgen kan hebben voor het desbetreffende gebied, concluderen wij dat volstaan kan worden met een verstorings- en verslechteringstoets (de ‘natuurtoets Duinherstel Ameland – Oerdswater- en notitie ‘Duinherstelprogramma Duinen paal 17-21. Door het stellen van voorschriften en beperkingen, worden de te verwachten negatieve effecten voor de natuurlijke kenmerken van de Natura-2000 gebieden naar ons oordeel voldoende voorkomen danwel beperkt.
- 12 / 21 -
Ons kenmerk: 00965426
Bijlage 2
NATURA 2000 - DUINEN AMELAND (nr 005)
20-07-2010
1. Natura 2000 en de Natuurbeschermingswet. De Europese Unie wil de biologische variatie waarborgen door de natuurlijke leefgebieden van de wilde flora en fauna in stand te houden. Daartoe wordt een netwerk van “Speciale Beschermingszones” (SBZ’s) opgericht. Dit netwerk, dat door de lidstaten wordt aangewezen, heet “Natura 2000”. In Nederland wijst de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid hiervoor gebieden aan als Natura 2000 gebied. Zij bevatten de SBZ’s die via de Vogelrichtlijn (VR) uit 1979 zijn ingesteld en de SBZ’s die via de Habitatrichtlijn (HR) uit 1992 worden ingesteld.
Vogelrichtlijn. In artikel 4.1 en Bijlage I van de Vogelrichtlijn worden de vogelsoorten genoemd die in Europa bijzondere bescherming behoeven. Artikel 4.2 VR gaat in op de bescherming van overige trekvogelsoorten in de lidstaten. In de SBZ’s van de Vogelrichtlijn moeten de populaties van de wilde broed- en trekvogels worden beschermd.
Habitatrichtlijn. De Habitatrichtlijn bevat een viertal bijlagen. In bijlage I (habitats) en bijlage II (dier- en plantensoorten) worden de habitats en soorten genoemd waarvoor SBZ’s moeten worden aangewezen. In bijlage IV worden de dier- en plantensoorten genoemd die ook buiten SBZ’s een bijzonder strikte bescherming genieten (in Nederland geschiedt dat op basis van de Flora- en Faunawet). Sommige habitattypen en soorten zijn “prioritair”: zij lopen het gevaar te verdwijnen. Zij zijn in de bijlagen van de HR met een sterretje (*) gekenmerkt.
Natuurbeschermingswet 1998. De bescherming van Natura 2000 gebieden in Nederlandse wetgeving wordt stapsgewijs vormgegeven: 1. Een gebied wordt door Nederland aangemeld bij de EU, die het betreffende gebied vervolgens op een lijst van te beschermen gebieden zet. 2. Daarna wordt het gebied door de minister van LNV in een aanwijzingsbesluit aangewezen als Natura 2000-gebied. 3. Nadat het gebied definitief is aangewezen moet een beheerplan worden opgesteld door het bevoegd gezag in het betreffende gebied in samenspraak met alle betrokken partijen in en om het gebied. Dit alles is vastgelegd in de Natuurbeschermingswet 1998. Uiteindelijk zullen in Nederland 167 Natura 2000 gebieden worden beschermd. Op de website van het Regiebureau Natura 2000 (http://www.natura2000.nl/) kan de actuele status van de aanwijzingen en de beheerplannen van alle gebieden worden gevolgd. Uiterlijk december 2013 moeten er definitieve beheerplannen zijn voor de Nederlandse N2000 gebieden. Voor 5 gebieden op de Noordzee hangt het verdere verloop af van het moment dat zij op de officiële Europese lijst van te beschermen gebieden worden geplaatst door de EU.
- 13 / 21 -
Ons kenmerk: 00965426
2. Bevoegdheid. Om te voorkomen dat activiteiten schadelijke gevolgen hebben voor de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied moeten bevoegde autoriteiten deze vooraf toetsen (de zg. Habitattoets). In Nederland is e.e.a. als volgt geregeld: 1. De minister van LNV wijst ingevolge artikel 10a van de Nb-wet gebieden aan ter uitvoering van de VR en de HR. 2. Ingevolge artikel 1 sub n,10 jo. artikel 2 lid 1 en/of artikel 2a lid 2 Nb-wet 1998 zijn wij bevoegd om een vergunning op basis van artikel 19d te verlenen of te weigeren. 3. Een project of andere handeling behoeft een vergunning als deze, gelet op de instandhoudingsdoelstelling voor zo’n aangewezen gebied, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in dat gebied kunnen verslechteren of een verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Dat blijkt uit artikel 19d, lid 1, gelezen in samenhang met lid 2, van de Nb-wet. 4. Bij het verlenen van zo’n vergunning verplicht artikel 19e van de Nb-wet ons om rekening te houden met de gevolgen die een project of andere handeling, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, kan hebben voor het aangewezen gebied. Als deze afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen, significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied, moet alvorens wij een besluit nemen op de aanvraag een passende beoordeling worden gemaakt van de gevolgen voor het gebied. Deze toets wordt aangeduid als de Habitattoets. De verplichting daartoe vloeit voort uit de HR. 5. Een passende beoordeling is verplicht voor elk plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een gebied, wanneer op grond van objectieve gegevens niet kan worden uitgesloten dat het afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen heeft voor dat gebied. (Aldus het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, in zijn arrest van 7 september 2004 in zaak C-127/02 [AB 2004, 365]). In gevallen waarin een plan of project weliswaar gevolgen heeft voor het gebied, maar de instandhoudingsdoelen daarvan niet in gevaar brengt bestaat die verplichting niet. Een vergunning kan dan met de “lichtere” verstorings- en verslechteringstoets worden verleend, als door het stellen van voorschriften en beperkingen de te verwachten gevolgen naar ons oordeel voldoende kunnen worden voorkomen.
3. Aanwijzingsbesluiten Duinen Ameland De minister van LNV heeft het gebied “Duinen Ameland” op 26 februari 2009 ingevolge artikel 10a van de Nb-wet aangewezen als Natura 2000 gebied, ter uitvoering van de VR en de HR. Met dit besluit wordt het gebied “Duinen Ameland” aangewezen als speciale beschermingszone onder de Habitatrichtlijn. Tevens worden met dit besluit de besluiten tot de aanwijzingen als speciale beschermingszones onder de Vogelrichtlijn, inclusief de daarbij behorende Nota van toelichting, gewijzigd. De instandhoudingsdoelen voor het Natura 2000 gebied Duinen Ameland staan in de tabel aan het eind van deze gebiedsbeschrijving. Ingevolge artikel 15a, tweede en derde lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 vervalt van rechtswege de status van het natuurmonument Waddenzee I, voorzover het gaat om (een klein deel van) het duingebied bij het Neerlands Reid. Met de inwerkingtreding van de Nbwet 1998 op 1 october 2005 zijn deze aanwijzingsbesluiten vervallen. De wezenlijke kenmerken en waarden van het natuurmonument (natuurschoon en natuurwetenschappelijke betekenis) dienen, voor zover deze aan de orde zijn, binnen de beoordeling van de voorgenomen activiteit aan de orde te komen (art 15a, derde lid).
- 14 / 21 -
Ons kenmerk: 00965426
bron: www.minlnv.nl
4. Gebiedsbeschrijving. Het Natura 2000 gebied “Duinen Ameland” beslaat het gehele duingebied van het eiland. Met bruin is een klein deel van het voormalige Staatsnatuurmonument Waddenzee I aangegeven. Het beschermd natuurmonument Neerlands Reid is tot het Natura 2000-gebied Waddenzee gerekend. Het gebied Duinen Ameland wordt landschappelijk gekenmerkt door een uitgestrekt duingebied dat zich over de gehele lengte van het eiland uitstrekt. In het oosten en in de noordwesthoek groeit het eiland aan, ter hoogte van Nes en Buren vindt kustafslag plaats. Het gebied heeft een grote diversiteit aan milieutypen als gevolg van de grote variatie in nat versus droog, zoet versus zout en kalkhoudend versus kalkarm. In het oosten zijn de duinen relatief kalkrijk en is de verstuivingsdynamiek hoog, waardoor de hier gelegen Kooiduinen en Oerderduinen soortenrijk zijn. In het westen zijn het laagveenmoeras van de Lange Duinen, de heideterreinen en de korstmosrijke, oude duinkoppen bij Hollum bijzonder. In de binnenduinrand is een groot areaal aan natte duinheiden aanwezig met kraaihei en dophei. Het gebied omvat ook een paar kleine boscomplexen die bestaan uit aangeplant naald- en loofbos en spontane opslag. In de tabel hieronder staan de kwalificerende habitats en soorten uit het aanwijzingsbesluit. In de kolom “kwal.” (kwaliteit) is aangegeven of er voor resp. oppervlakte en kwaliteit een behoudsopgave geldt (=) of een uitbreidings- of herstelopgave(+).
Duinen Ameland, aanwijzingsbesluit februari 2009, kwalificerende habitats en - soorten Nr
Naam
doel
Kwal.
Habitatrichtlijn: habitattypen (bijlage I, cursief: prioritair) H2120
Witte duinen
H2150
Grijze duinen subtype A (kalkrijk) subtype B (kalkarm) subtype C (heischraal) Duinheiden met kraaiheide Subtype A (vochtig) Subtype B (droog) Duinheiden met struikhei
H2160
Duindoornstruwelen
H2130
H2140
== == ++ ++ =+ == == ==
- 15 / 21 -
Ons kenmerk: 00965426
Duinen Ameland, aanwijzingsbesluit februari 2009, kwalificerende habitats en - soorten Nr
Naam
doel
Kwal.
H2170
Kruipwilgstruwelen
==
H2180
Duinbossen
==
H2190
Vochtige duinvalleien Subtype A (open water) Subtype B (kalkrijk) Subtype C (ontkalkt) Subtype D (hoge moerasplanten)
== ++ =+ ==
H6230
Soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems
++
Habitatrichtlijn: soorten (bijlage II) H1903
Groenknolorchis
++
Vogelrichtlijn: broedvogels (paren. Cursief: VR art 4.1 Bijlage I) A021
Roerdomp
2
==
A063
Eider
100
++
A081
Bruine kiekendief
40
==
A082
Blauwe kiekendief
20
++
A119
Porseleinhoen
2
==
A222
Velduil
20
++
A277
Tapuit
100
++
A295
Rietzanger
230
==
A338
Grauwe klauwier
1
++
- 16 / 21 -
Ons kenmerk: 00965426
Bijlage 2
NATURA 2000 – NOORDZEEKUSTZONE (nr 007)
13-07-2010
.
1. Natura 2000 en de Natuurbeschermingswet. De Europese Unie wil de biologische variatie waarborgen door de natuurlijke leefgebieden van de wilde flora en fauna in stand te houden. Daartoe wordt een netwerk van “Speciale Beschermingszones” (SBZ’s) opgericht. Dit netwerk, dat door de lidstaten wordt aangewezen, heet “Natura 2000”. In Nederland wijst de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid hiervoor gebieden aan als Natura 2000 gebied. Zij bevatten de SBZ’s die via de Vogelrichtlijn (VR) uit 1979 zijn ingesteld en de SBZ’s die via de Habitatrichtlijn (HR) uit 1992 worden ingesteld.
Vogelrichtlijn. In artikel 4.1 en Bijlage I van de Vogelrichtlijn worden de vogelsoorten genoemd die in Europa bijzondere bescherming behoeven. Artikel 4.2 VR gaat in op de bescherming van overige trekvogelsoorten in de lidstaten. In de SBZ’s van de Vogelrichtlijn moeten de populaties van de wilde broed- en trekvogels worden beschermd.
Habitatrichtlijn. De Habitatrichtlijn bevat een viertal bijlagen. In bijlage I (habitats) en bijlage II (dier- en plantensoorten) worden de habitats en soorten genoemd waarvoor SBZ’s moeten worden aangewezen. In bijlage IV worden de dier- en plantensoorten genoemd die ook buiten SBZ’s een bijzonder strikte bescherming genieten (in Nederland geschiedt dat op basis van de Flora- en Faunawet). Sommige habitattypen en soorten zijn “prioritair”: zij lopen het gevaar te verdwijnen. Zij zijn in de bijlagen van de HR met een sterretje (*) gekenmerkt.
Natuurbeschermingswet 1998. De bescherming van Natura 2000 gebieden in Nederlandse wetgeving wordt stapsgewijs vormgegeven: 4. 5. 6.
Een gebied wordt door Nederland aangemeld bij de EU, die het betreffende gebied vervolgens op een lijst van te beschermen gebieden zet. Daarna wordt het gebied door de minister van LNV in een aanwijzingsbesluit aangewezen als Natura 2000-gebied. Nadat het gebied definitief is aangewezen moet een beheerplan worden opgesteld door het bevoegd gezag in het betreffende gebied in samenspraak met alle betrokken partijen in en om het gebied.
Dit alles is vastgelegd in de Natuurbeschermingswet 1998. Uiteindelijk zullen in Nederland 167 Natura 2000 gebieden worden beschermd. Op de website van het Regiebureau Natura 2000 (http://www.natura2000.nl/) kan de actuele status van de aanwijzingen en de beheerplannen van alle gebieden worden gevolgd. Uiterlijk december 2013 moeten er definitieve beheerplannen zijn voor de Nederlandse N2000 gebieden. Voor 5 gebieden op de Noordzee hangt het verdere verloop af van het moment dat zij op de officiële Europese lijst van te beschermen gebieden
- 17 / 21 -
Ons kenmerk: 00965426
worden geplaatst door de EU.
- 18 / 21 -
Ons kenmerk: 00965426
2. Bevoegdheid. Om te voorkomen dat activiteiten schadelijke gevolgen hebben voor de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied moeten bevoegde autoriteiten deze vooraf toetsen (de zg. Habitattoets). In Nederland is e.e.a. als volgt geregeld: 6. De minister van LNV wijst ingevolge artikel 10a van de Nb-wet gebieden aan ter uitvoering van de VR en de HR. 7. Ingevolge artikel 1 sub n,10 jo. artikel 2 lid 1 en/of artikel 2a lid 2 Nb-wet 1998 zijn wij bevoegd om een vergunning op basis van artikel 19d te verlenen of te weigeren. 8. Een project of andere handeling behoeft een vergunning als deze, gelet op de instandhoudingsdoelstelling voor zo’n aangewezen gebied, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in dat gebied kunnen verslechteren of een verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Dat blijkt uit artikel 19d, lid 1, gelezen in samenhang met lid 2, van de Nb-wet. 9. Bij het verlenen van zo’n vergunning verplicht artikel 19e van de Nb-wet ons om rekening te houden met de gevolgen die een project of andere handeling, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, kan hebben voor het aangewezen gebied. Als deze afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen, significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied, moet alvorens wij een besluit nemen op de aanvraag een passende beoordeling worden gemaakt van de gevolgen voor het gebied. Deze toets wordt aangeduid als de Habitattoets. De verplichting daartoe vloeit voort uit de HR. 10. Een passende beoordeling is verplicht voor elk plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een gebied, wanneer op grond van objectieve gegevens niet kan worden uitgesloten dat het afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen heeft voor dat gebied. (Aldus het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, in zijn arrest van 7 september 2004 in zaak C-127/02 [AB 2004, 365]). In gevallen waarin een plan of project weliswaar gevolgen heeft voor het gebied, maar de instandhoudingsdoelen daarvan niet in gevaar brengt bestaat die verplichting niet. Een vergunning kan dan met de “lichtere” verstorings- en verslechteringstoets worden verleend, als door het stellen van voorschriften en beperkingen de te verwachten gevolgen naar ons oordeel voldoende kunnen worden voorkomen.
3. Aanwijzingsbesluiten Noordzeekustzone De minister van LNV heeft het gebied “Noordzeekustzone” op 21 april 2010 ingevolge artikel 10a van de Nb-wet aangewezen als Natura 2000 gebied, ter uitvoering van de VR en de HR. Met dit besluit wordt het gebied aangewezen als speciale beschermingszone onder de Habitatrichtlijn. Tevens worden met dit besluit de besluiten tot de aanwijzingen als speciale beschermingszones onder de Vogelrichtlijn, inclusief de daarbij behorende Nota van toelichting, gewijzigd. De instandhoudingsdoelen voor het Natura 2000 gebied Noordzeekustzone staan in de tabel aan het eind van deze gebiedsbeschrijving. Ingevolge artikel 15a, tweede en derde lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 vervalt van rechtswege de status van het Staatsnatuurmonument Boschplaat (aangewezen op 8 november 1974). De wezenlijke kenmerken en waarden van dit natuurmonument (natuurschoon en natuurwetenschappelijke betekenis) dienen, voor zover deze aan de orde zijn, binnen de beoordeling van de voorgenomen activiteit aan de orde te komen (art 15a, derde lid).
4. Gebiedsbeschrijving. Het Natura 2000-gebied “Noordzeekustzone” heeft betrekking op de Noordzeekust van de Provincies Noord Holland, Fryslân en Groningen (van Petten tot de Eems). De buitengrens ligt op 3 zeemijl van de kustlijn.
- 19 / 21 -
Ons kenmerk: 00965426
Het zandige kustgebied bestaat uit kustwateren, ondiepten en enkele zandbanken en is van belang als rusten voedselgebied voor zeehonden, meeuwen, sterns, zeeduikers en zee-eenden. Met name de zandbanken met Spisula (Nonnetje) in de Noordzeekustzone vormen een belangrijke voedselbron voor de duikende eenden. Permanent met zeewater overstroomde zandbanken komen vooral voor in de buitendelta’s van de zeegaten tussen de Waddeneilanden en zijn van oudsher een belangrijk broedgebied voor kleine, kustgebonden pleviertjes. De wateren van de Noordzeekustzone zijn van belang als foerageergebied voor zeevogels. Daarbij gaat het enerzijds om viseters, vooral op die plaatsen waar verschillende watermassa’s samenkomen en anderzijds om benthoseters (benthos = bodem), die veelal op schelpdieren foerageren. De stranden hebben een foerageerfunctie voor Drieteenstrandlopers (belangrijkste gebied na de Waddenzee) en een rustfunctie voor diverse soorten steltlopers die elders in het Waddengebied foerageren. Daarbij is er uitwisseling met de kweldergebieden aan de andere kant van de eilanden, afhankelijk van wind, waterhoogte en verstoring. In de tabel hieronder staan de kwalificerende habitats en soorten uit het aanwijzingsbesluit. In de kolom “kwal.” (kwaliteit) is aangegeven of er voor resp. oppervlakte en kwaliteit een behoudsopgave geldt (=) of een uitbreidings- of herstelopgave(+). Noordzeekustzone, aanwijzing februari 2009, kwalificerende habitats en soorten Nr
Doel popul.
Naam
Draagkr acht
Doel opp.
Doel kwal
Habitatrichtlijn: habitattypen (bijlage I, cursief: prioritair habitat) H1110
Permanent overstroomde zandbanken
=
=
H1140
Slik- en zandplaten, subtype B (Noordzeekustzone)
=
=
H1310
Zilte pionierbegroeiingen, Zeekraal (subtype A)
=
=
Zilte pionierbegroeiingen, Zeevetmuur (subtype B)
=
=
H1330
Schorren en zilte graslanden, subtype A (buitendijks)
=
=
H2110
Embryonale duinen
=
=
H2190
Vochtige duinvalleien, kalkrijk (subtype B)
=
=
Habitatrichtlijn: soorten (bijlage II, cursief: prioritaire soort) H1095
Zeeprik
+
=
=
H1099
Rivierprik
+
=
=
H1103
Fint
+
=
=
H1351
Bruinvis
=
=
=
H1364
Grijze zeehond
=
=
=
H1365
Gewone zeehond
=
=
=
Vogelrichtlijn: broedvogels (paren, cursief: VR art 4.1 bijlage I) A137
Bontbekplevier
20 paar
=
=
A138
Strandplevier
20 paar
+
+
A195
Dwergstern
5 paar
+
+
A001
Roodkeelduiker
-
=
=
A002
Parelduiker
-
=
=
A017
Aalscholver
1.900
=
=
A048
Bergeend
520
=
=
A062
Toppereend
-
=
=
Vogelrichtlijn: niet-broedvogels (seizoensmaximum)
- 20 / 21 -
Ons kenmerk: 00965426
Noordzeekustzone, aanwijzing februari 2009, kwalificerende habitats en soorten Doel popul.
Draagkr acht
Doel opp.
Doel kwal
Nr
Naam
A063
Eider (midwinteraantallen)
26.200
=
=
A065
Zwarte zee-eend (midw.aantallen)
51.900
=
=
A130
Scholekster
3.300
=
=
A132
Kluut
120
=
=
A137
Bontbekplevier
510
=
=
3.200
=
=
560
=
=
A141
Zilverplevier
A143
Kanoet
A144
Drieteenstrandloper
2.000
=
=
A149
Bonte strandloper
7.400
=
=
A157
Rosse grutto
1.800
=
=
A160
Wulp
640
=
=
A169
Steenloper (seizoensgemiddelde)
160
=
=
A177
Dwergmeeuw
-
=
=
- 21 / 21 -
Ons kenmerk: 00965426