17-12-2009
STICHTING
30DE45_VHV_dec09.qxd:5086_VHV 2005-mrt
Vrienden van de Historie van de Vakbeweging
16:53
Pagina 1
Nieuwsbrief 22e jaargang nummer 4
I
december 2009
Lancering website
Vakbeweging in de Oorlog Onder grote belangstelling van een trouwe schare VHV-donateurs heeft op 24 oktober in Amsterdam bij het IISG de feestelijke lancering van de website Vakbeweging in de oorlog plaatsgevonden. De lancering is verricht door Agnes Jongerius, de machtigste vrouw van Nederland, voorzitter van het FNV, maar ook een academisch geschoold historica. De geschiedenis van de vakbeweging tijdens de Tweede Wereldoorlog is getekend in zwart, wit en veel grijze vlekken. Wat de geschiedenis van de vakbeweging in de Tweede Wereldoorlog nodig heeft, is kleur. Voor het aanbrengen van die kleur is de website Vakbeweging in de Oorlog bedoeld.
De website In dit nummer o.a. pag 1 - 3 Lancering website Vakbeweging in de Oorlog pag 3 Dwarsligger pag 4 - 5 Het NVV in spagaat tijdens de bezetting pag 6 - 7 De confessionele vakbeweging tijdens de bezetting: Niet fout! Wel goed? pag 8 - 9 Wim Spit: ‘Grote ergernis
De overzichtelijke en mooi vormgegeven website bevat vier onderdelen. Wat zou jij doen? Dit onderdeel confronteert je met de dilemma’s waarvoor de leiding en leden van de vakbeweging zich tijdens de oorlog zagen gesteld. Een voorbeeld: 16 juli 1940: NSB’er H.J. Woudenberg wordt benoemd tot commissaris van de grootste Nederlandse vakcentrale, het socialistische NVV. Met deze overname is een belangrijke stap gezet in de richting van een nationaal-socialistische arbeidsorganisatie. Wat doe je? Stoppen met het vakbondswerk betekent een einde aan een moeizaam opgebouwde organisatie. Bovendien lijkt het mee te vallen met de bezetting. Werk je door? Het deel ‘Geschiedenis’ bevat veel informatie over vakcentrales, vakbonden, bestuurders en leden voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Het deel ‘Collecties’
geeft een overzicht van bewaard gebleven materiaal over de Tweede Wereldoorlog en dat wordt beheerd door diverse instellingen zoals het IISG, KDC, HDC en de Beeldbank WO2. Hierbij gaat het niet alleen om teksten en documenten, maar ook om afbeeldingen en audiomateriaal. Het vierde deel, ‘Mijn vakbeweging’, biedt raadplegers van de site de mogelijkheid om zelf informatie in de vorm van documenten en verhalen aan de website toe te voegen of op de inhoud van de website reageren. Vakbeweging in de Oorlog is een gemeenschappelijk website-project van de VHV en het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG). Het project is gefinancierd door het Programma Erfgoed van de Oorlog (VWS). Moira van Dijk en Eric de Ruijter voeren het onderzoek uit en maken de website. De projectleiding is in
na mislukken federatie in 1976’ pag 10 - 11 Mathilde Wibaut Berdenis van Berlekom pag 12 Stichtingsnieuws pag 12 Lezing in Groningen
1
vervolg op pagina 3
30DE45_VHV_dec09.qxd:5086_VHV 2005-mrt
17-12-2009
16:53
Pagina 2
Nieuwsb r i e f
22e jaargang nummer4, december 2009
vervolg van pagina 1 handen van Lex Heerma van Voss. Piet Hazenbosch, Loek Geradts, Jaap van der Linden, Christiaan Ruppert, Jeroen Sprenger, Sjaak van der Velden, Paul Werkman zitten in de projectbegeleiding.
Agnes Jongerius Agnes Jongerius erkent dat ook voor haar – ondanks alle hierboven genoemde hoedanigheden – de vakbeweging tijdens de Duitse bezetting nog veel blinde vlekken kent. Juist als historica benadrukt zij het belang van het opsporen en veilig stellen van informatiebronnen die ons meer over de Tweede Wereldoorlog kunnen vertellen: archieven, foto’s, persoonlijke verhalen. “Vragen stellen is één ding. Om die te kunnen beantwoorden, om het beeld dat wij nu hebben van deze beladen periode uit onze geschiedenis, te kunnen aanvullen, bijstellen en verhelderen, daar zijn meer bronnen voor nodig.” Hoe rijker de bronnen, des te beter kan een genuanceerd, kleurrijk beeld van de Tweede Wereldoorlog worden geschetst. Hierdoor worden we bovendien in staat gesteld om betere en meer gefundeerde antwoorden te geven op vragen als: voor welke dilemma’s en problemen zagen de leden en leidingen, zowel op landelijk als regionaal en plaatselijk niveau, zich tijdens de oorlog gesteld? Welke keuzen hebben ze gemaakt? Hebben ze de goede keuze gemaakt? Hadden ze wel een keus? Jongerius waarschuwt niet te snel te oor-
Agnes Jongerius presenteert de nieuwe website. Foto Jacques van Gerwen. delen en voorzichtig te zijn met het oordelen achteraf: “Kennis van de geschiedenis wordt altijd gekleurd door interpretatie. We kijken naar het verleden door een beslagen bril, beslagen met emoties en wijsheid of de waan van de dag”. Zij is ervan overtuigd dat gefundeerde kennis van de geschiedenis ons kan helpen bij het zoeken naar antwoorden op actuele vraagstukken en dat positieve voorbeelden uit het verleden ook een bron van inspiratie kunnen zijn bij ons handelen nu.
Spagaat en trauma’s Voorafgaande aan de lancering schetst gastheer namens het IISG en projectleider Lex Heerma van Voss de achtergronden
Henk van de Pols aan het woord. Foto Jacques van Gerwen.
van het gemeenschappelijke IISG-VHVproject. Jeroen Sprenger verzorgt een inleiding over het NVV tijdens de bezetting met de titel ‘In spagaat. Tussen aanpassing en verzet’. Sprenger bepleit een minder door emoties bepaald beeld van de vakbeweging in de oorlog, die van het NVV in het bijzonder. Sprenger: “Het is ongetwijfeld zo dat het NVV van de vakcentrales het meest gebutst uit de Tweede Wereldoorlog is gekomen. Gebutst van buiten en gebutst van binnen. Slachtoffer van de eigen beeldvorming.” Paul Werkman behandelt aan de hand van de trauma’s van Marinus Ruppert de confessionele vakbeweging tijdens de bezetting. Werkman komt tot de conclusie dat religie en kerksheid belang-
Servaas van Bijsterveld. Foto Jacques van Gerwen.
2
30DE45_VHV_dec09.qxd:5086_VHV 2005-mrt
17-12-2009
16:53
Pagina 3
Nieuwsb r i e f
20ejaargang jaargang nummer 1, maart 200720e 22e nummer 4, december 2009 jaargang
AFSCHEID VAN WILLEM DREES?
Dwarsl i g g e r
Vanaf de aanval op de Ziektewet door het kabinet Van Agt - Den Uyl in 1981 volgt de ene na de andere verslechtering op het vlak van sociale zekerheid. De aantasting van de positie van werknemers is uitgebreid tot de leeftijd waarop zij het arbeidsproces verlaten. Tot voor kort geloofde iedereen rotsvast dat je op de leeftijd van 65 jaar met AOW en pensioen zou gaan. Zelfs dit heilige huisje is omver getrapt. Vroeger geloofden we allemaal dat we het beter zouden krijgen dan onze ouders. Dat geloof werd in de jaren zeventig nog versterkt doordat ons de zegeningen van de automatisering werden aangepraat. Fysiek zwaar werk kon worden uitgeschakeld; productiviteits-stijging lag in het verschiet zodat op grote schaal korter werken en genieten van veel meer vrije tijd mogelijk zou zijn.
Jelle Gaemers heeft brieven aan Drees over de ouderdomsvoorziening opgenomen in Vier stoelen in de hemel. Met de Noodwetregeling Ouderdomsvoorziening die in werking trad per 1 oktober 1947, beoogde Drees de ouden van dagen uit de sfeer van de armenzorg te halen. Een paar passages uit de brief die zijn zuster Bets hem schrijft op 28 maart 1947: “Lieve Wim,……, Lang en moeilijk is je politieke loopbaan geweest, maar het eerste grote wat je in je eigen departement tot stand brengt is zo iets heerlijks. Natuurlijk zou ook jij de mensen, die het hier alleen mee moeten doen, wel liever wat meer hebben gegeven, maar wat nu gebeurt is zo’n geweldige vooruitgang bij wat er was, dat het haast ongelooflijk is, dat dit nu tot stand komt in ons berooide land”. Gerritje de Wilde uit Apeldoorn op 30 september 1968 aan de voormalig minister-president : “Wel voor tien jaar geleden heb ik steeds gezegd: als ik het mag beleven, en ik word 65, en ik krijg mijn AOW, dan is het eerste geld voor Zijne Excellentie Drees, voor bloemen en voor Mevrouw een doos bonbons. En daar ik verleden week mijn eerste AOW ontvangen heb, zo kom ik u vragen of ik alstublieft vijf minuten bij U mag komen, om U bloemen te brengen. Het is voor alle mensen een grote weldaad om AOW te krijgen, maar voor een alleenstaand iemand zoals ik, zullen velen niet kunnen begrijpen wat of het is, en elke maand maar weer aan, en dat hebben wij aan U Excellentie te danken. Want de handtekening die ik ervoor moet zetten om het op te halen, is een gouden pen waardig”. Na het optrekken van de AOW leeftijd tot 67 jaar zal de rust niet terugkeren. Het is in allerlei rapporten te lezen. De oudere werknemer moet goedkoper worden en gemakkelijker kunnen worden ontslagen. Het wordt wel op een hele cynische manier verkocht: het is in zijn voordeel, want het bevordert zijn mobiliteit op de arbeidsmarkt. Het is al ingezet: de seniorenregelingen staan onder druk, is in een aantal bedrijfstakken al afgeschaft; door nieuwe regelgeving gaan ouderen er bij reorganisaties eerder uit dan vroeger en zullen ze straks twee jaar langer dan nu van een magere uitkering moeten zien rond te komen. Harry Peer
3
rijke factoren waren bij de keuzes die tijdens de bezetting moesten worden gemaakt. Maar ook dat deze geen garanties boden voor ‘zuiver’ gedrag.
Ooggetuigen De Tweede Oorlog is volgend jaar 65 jaar geleden beëindigd. Er zijn steeds minder mensen die de oorlog hebben beleefd. Een van de aanwezigen bij de lancering van de website is de 86-jarige Henk van der Pols. Hij weet zich nog goed te herinneren dat er grote commotie ontstond na het vroegtijdig overlijden van zijn vader in 1942. Het gerucht ging namelijk dat Woudenberg de begrafenis zou komen bijwonen. En Woudenberg kwam inderdaad naar de begrafenis. Maar gelukkig was het de ‘goede Woudenberg’, Kees Woudenberg in plaats van zijn broer, de foute H.J. Woudenberg, de leider van het Nationale Arbeidsfront. Van der Pols herinnert zich bovendien dat het zangkoor Tot steun in de strijd, waarvan zijn vader jarenlang lid was, bij de begrafenis de Internationale zong. Servaas van Bijsterveld, eveneens ooggetuige, herinnerde zich nog goed de 25 juli 1941, de dag waarop de confessionele bonden door de Duitse bezetter werden opgeheven, en de dagen daarna. Zijn vader, lid van de katholieke bond Hotel geëmployeerden Sint Antonius, kreeg bezoek van een in zijn ogen autoritaire NVV’er die hem overdonderde met de mededeling ‘we komen de zaak overnemen’. Lessen die Van der Pols uit de oorlog heeft getrokken zijn onder meer dat niet ten koste van alles (eenheid in de vakbeweging) samen met de duvel en zijn ouwe moer (de Duitse bezetter) moet worden samengewerkt. En, een andere les, dat uit de ellende van de oorlog ook goede dingen zijn voortgekomen zoals de Stichting van de Arbeid. De website biedt een schat aan informatie maar nodigt mensen tegelijkertijd ook van harte uit om de website te verrijken met documenten, met archieven, met foto’s, pamfletten, brochures, met persoonlijke verhalen over eigen ervaringen, de verhalen over ouders, over familieleden, over (vakbonds-)collega’s. Alleen op deze manier kan bereikt worden dat de geschiedenis van de vakbeweging in oorlogstijd meer kleur krijgt, meer inhoud, meer nuancering. Jacques van Gerwen
30DE45_VHV_dec09.qxd:5086_VHV 2005-mrt
17-12-2009
16:53
Pagina 4
Nieuwsb r i e f
22e jaargang nummer4, december 2009
Het NVV in spagaat tijdens de bezetting Met de Tweede Wereldoorlog is het in één opzicht hetzelfde als met een staking. Er zijn minstens zoveel ‘oorlogen’ of ‘bezettingen’ als er mensen zijn, die het hebben meegemaakt. Niemand kon zich eraan onttrekken, iedereen was erbij. Maar daarmee was het niet mogelijk een ‘objectief’ oordeel te vormen, omdat niemand een compleet beeld had. Dat geldt nog sterker voor mensen, die van na de oorlog zijn en die het moeten doen met de overzichtsboeken die jaren later zijn verschenen. Gelardeerd soms met mondeling overgedragen herinneringen van ouders en grootouders. Het is ongetwijfeld zo dat het NVV van de vakcentrales het meest gebutst uit de Tweede Wereldoorlog is gekomen. Gebutst van buiten en gebutst van binnen en slachtoffer van de eigen beeldvorming. Het NVV is na de Spoorwegstaking van 1903 ontstaan tegen de verdrukking van verschillende kanten in. Overheid en werkgevers, de representanten van het kapitalisme, zaten na die ervaring niet op de zelfbewuste, moderne vakbeweging die het NVV wilde zijn te wachten. Confessionele leiders die zich over confessionele slachtoffers van de Spoorwegstaking ontfermden, beklemtoonden de onverantwoordelijkheid van socialisten en wezen de hun toegedane werknemers naar de vakorganisaties van de eigen richting. En dan waren er ter linker zijde nog de anarchisten, de revolutionair-socialisten, die uit de ervaring van de Spoorwegstaking een heel andere les hadden geleerd en binnen een weliswaar zwaar getroffen NAS hun klassenstrijdgedachten bleven koesteren.
Het zelfbewustzijn dat de NVV-leiders uitstralen oefent aantrekkingskracht uit op grote groepen arbeiders. Maar wordt buiten de beweging als uiterst arrogant ervaren. In woord en geschrift worden de eigen prestaties begrijpelijkerwijs stevig aangezet en wordt niet zelden smalend gedaan over de inbreng van de confessionele vakbeweging. Vrienden maakte het NVV ook niet aan de linkerzijde. In 1934 neemt Henri Polak, wiens beginselen voor een moderne vakbeweging dan al een jaar of veertig krachtig zijn gepropageerd, weer eens geheel in overeenstemming hiermee afstand van het Jordaan-oproer. “Het is het lakenswaardige volksbedrog, het te doen voorkomen alsof de Overheid zou wijken voor een optreden als verleden week in Amsterdam te aanschouwen werd
gegeven. Als arbeiders op deze wijze ‘de straat op gaan’ dan gaat de politie, de marechaussee, de burgerwacht, dan gaat de pantserauto en het geschut eveneens ‘de straat op’ en dan is het niet twijfelachtig wie meester blijft van de straat.” De Nederlandse vakbeweging – de algemene en de confessionele – speelde een grote rol in de internationale vakorganisaties tussen de twee wereldoorlogen. Tal van bestuurders vervulden belangrijke functies zowel in IVV en ICV, als ook in de daaraan verbonden beroepsinternationales. Niemand gelooft dat Nederland – zoals in de Eerste Wereldoorlog – neutraal zal blijven, maar desondanks houdt niemand er rekening mee dat Nederland spoedig binnen zou worden gevallen. Binnen op zijn minst één NVV-bond, de Algemene Nederlandse Bouwarbeidersbond, is reeds voor de oorlog uitdrukkelijk besloten te blijven. De redenering die daarbij werd gevolgd was dat misschien het bondsbestuur zich wel in veiligheid kan brengen, maar de regionale bestuurders niet. In het verlengde hiervan stuurt het ANB-bestuur op 10 mei 1940 de leden en afdelingsbesturen een briefkaart. “Zet uw werk in de organisatie voort, doet allen uw plicht, zoals wij dat zullen doen.”
Een volle zaal luistert naar een van de inleiders. Links vooraan 'NVV-spreker' Jeroen Sprenger. Foto Jacques van Gerwen.
4
30DE45_VHV_dec09.qxd:5086_VHV 2005-mrt
17-12-2009
16:53
Pagina 5
Nieuwsb r i e f
22e jaargang nummer4, december 2009
In de twee maanden na de capitulatie bereidt de bezetter de overname van de vakbeweging voor. De vakcentrales zelf praten met elkaar over wat hen te doen staat, onzeker over wat hen te wachten staat. In feite zijn er geen vorderingen gemaakt als op 16 juli 1940 ’s ochtends het NVV-bestuur te horen krijgt dat ze onder leiding van de NSB’er Woudenberg is geplaatst en ’s middags de besturen van de andere vakcentrales meegedeeld wordt dat er bij hun bestuur een ‘waarnemer’ wordt geplaatst. De consequenties voor het NVV en zijn aangesloten bonden zijn vanaf het begin duidelijk. Voorzitter Evert Kupers wordt ontslagen. Voor Joodse bestuurders is geen plaats meer. Een kritische kanttekening bij de verplichte mededelingen die moeten worden gedaan betekent ontslag. Toch blijven velen op hun post, daarin niet zelden geadviseerd door de vertrokken bestuurders. Vaak met als argument te voorkomen dat de organisatie volledig in nationaalsocialistisch vaarwater terecht zou komen. Het is niet zo dat die houding overal binnen het NVV wordt begrepen. Moedige kaderleden leggen hun vakbondswerk neer en gaan in verzet. In Twente aanvaardt het bestuurderscorps als geheel deze oproep niet. Nationaal-socialistisch propagandamateriaal wordt teruggestuurd en Joodse bestuurders blijven vooralsnog in functie. Op het hoofdkantoor wordt gewerkt aan versterking van de eenheid in de vakbeweging. Het NVV, het toonbeeld van de moderne vakbeweging, met zijn sterk centralistische karakter, met zijn stevige corps van bezoldigde bestuurders, gaat er in dit opzicht onder Woudenberg nog een tandje bij zetten. Binnen het NVV-apparaat vindt een reorganisatie plaats, waarbij onder meer een afdeling sociaaleconomische zaken wordt gevormd, die onder leiding komt van Ad Vermeulen. Binnen de kortste keren is hij onder Woudenberg de belangrijkste man in het NVV. Vermeulen wordt de man, die onder de bescherming van zijn machtige positie, het contact met de afgezette en teruggetreden bestuurders onderhoudt. Ook de regionale organisatie van het NVV wordt hervormd. De 271 plaatselijke bestuurdersbonden worden tot 72 districten samengevoegd. Hiertegen was – met name in Twente – groot verzet. Woudenberg kon met al zijn intimidatie de weerstand niet breken. Het verzet werd
geleid door de voorzitters van de bestuurdersbonden in Almelo, Enschede en Hengelo. Twee van hen hebben de oorlog niet overleefd. Binnen de confessionele vakorganisaties is 25 juli 1941 een datum die zij niet zo snel zouden vergeten. Hun organisaties worden dan ook onder leiding van Woudenberg geplaatst. Velen treden dan uit. Woudenberg probeert ze met steun van NVV-ers terug te winnen. Hoewel het succes minimaal is, heeft deze episode later veel kwaad bloed gezet. En de persoonlijke verhoudingen tussen individuele bestuurders van het NVV enerzijds en van de andere vakcentrales anderzijds behoorlijk op scherp gezet. Vooral vanwege de intimiderende en overijverige wijze waarop sommige NVV-ers te werk gingen. In Limburg zag men de kans schoon. Waar het met enkele regionale verschillen zo was dat de NVV-bond het grootst was, was dat onder de mijnwerkers niet het geval. Waar elders confessionele vakbondsbestuurders de arrogantie van NVV-ers moesten ervaren, ging hier de NVV-bond onder het rooms-katholieke juk door. “Nu is weder een mogelijkheid tot het bereiken van het Socialisme geopend.” Tussen dergelijke uitwassen door werd in NVV-kring onderling steeds duidelijker gesproken over het moment van stoppen. Een discussie waaraan ook de ontslagen en ondergedoken bestuurders deelnamen. Een oproep van Kupers in januari 1941 heeft geen gevolg. Pas begin 1942 worden daar drie criteria voor genoemd: de oprichting van een Nederlands Arbeids Front, de eis om een loyaliteitsverklaring en de confiscatie van bezittingen. Op 1 mei 1942 was het zover. De grens was met de oprichting van het NAF bereikt. De bestuurders legden hun functies neer, de bonden liepen leeg. Al bleven er zo’n 100.000 leden in het NAF over. Een vakbeweging als het NVV wordt gevormd door leiders en door leden. Van de leiders is meer bekend dan van de leden en de kaderleden. De leiders hadden veelvuldig contact met elkaar. Onder de dekmantel van tal van bedrijfstakorganen, konden zij naar omstandigheden makkelijk reizen. Zo is de al in de eerste maanden van de bezetting ontslagen Kupers aanvankelijk controleur van de naleving van de cao in het bakkersbedrijf. Als daaraan een eind komt, wordt hij verkoper van schriftelijke cursussen in de bijenteelt. Als het Heineken-directeur Dirk Stikker,
5
de grote werkgeversvoorman, duidelijk wordt dat Kupers te weinig mogelijkheden heeft NVV-bestuurders te ondersteunen die willen stoppen, krijgt hij als de caféhouder H. Elman onbeperkt krediet. Het zo gevormde Kupers-fonds heeft velen door een moeilijke tijd geholpen. Maar hoe verging het de leden en de kaderleden van de bond? Van de Rotterdamse steenhouwer Arie Dijksman en van de Twentse timmerman Jan Veldhuis is bekend dat ze verzetsactiviteiten hebben verricht. Er moeten er onnoemelijk veel meer zijn geweest. Er zijn bovendien stakingen geweest, in ieder oorlogsjaar. Van de Februaristaking is bekend dat hij door de illegale CPN is georganiseerd. Maar hoe zit het met de andere stakingen? Na de oorlogsdagen hebben zich nog vijf stakingen voorgedaan in 1940. In 1941 drie, naast de Februaristaking en in 1942 zijn het er vijf. In 1943 zijn er veel, vooral in april en mei, vanwege de aankondiging dat alle militairen terug moesten in krijgsgevangenschap. En in 1944 is er de door de regering in ballingschap op zondag 17 september afgekondigde Spoorwegstaking. De officiële geschiedschrijving van de vakbeweging laat ons hier in de steek. Het is een uitdaging uit te zoeken in welke mate individuele vakbondsleden en het vakbondsnetwerk hierbij een rol hebben vervuld. Het moet toch uitgesloten worden geacht dat die stakingen spontaan tot stand zijn gekomen. Het NVV is gebutst uit de oorlog gekomen. Maar het laatste woord is daar nog lang niet over gezegd. Hopelijk biedt het project Vakbeweging in de Oorlog straks meer materiaal om tot een voldragen oordeel te komen over de keuzes die destijds zijn gemaakt. Het kwam heel lang niet gelegen dieper te graven dan is gebeurd. Wederopbouw, koude oorlog, de verhoudingen die weer waren hersteld, de vorming van de FNV, er was altijd wel iets om geen oud zeer op te rakelen. Als nu de gelegenheid niet te baat wordt genomen, wordt het straks haast onmogelijk tot een beter inzicht te komen. En dat zou jammer zijn. Want de vakbeweging verkeerde niet alleen in de Tweede Wereldoorlog in een spagaat. Het zit er elke dag in, hier en overal. Jeroen Sprenger
30DE45_VHV_dec09.qxd:5086_VHV 2005-mrt
17-12-2009
16:53
Pagina 6
Nieuwsb r i e f
22e jaargang nummer4, december 2009
De confessionele vakbeweging tijdens de bezetting
Niet fout! Wel goed? De geschiedschrijving van de Tweede Wereldoorlog is lang beheerst door de tegenstelling goed – fout, of scherper nog, verzet – collaboratie. Sinds de jaren ’80 is echter de drieslag ‘verzet – accommodatie (aanpassing) – collaboratie’ in zwang geraakt. Hierdoor werd niet alleen een betere beschrijving en analyse van een breder scala aan reacties en gedragingen mogelijk, maar ook inzicht geboden in een continuüm aan gedragsopties – tussen de drie hoofdcategorieën en binnen elk afzonderlijk.
Het bleek dat het leeuwendeel van de Nederlandse bevolking en haar instellingen accommodeerde en dat de vakbeweging daarop geen uitzondering vormde. Na de capitulatie besloten de grote vakcentrales om, zo goed en zo kwaad als het ging, door te werken. Hun hoofdmotieven waren de belangen van de leden, de omvangrijke materiële eigendommen en de werkgelegenheid bij de bewegingen zelf. Maar er was wel verschil in reactie, waarvoor ik de noties ‘actieve’ (of ‘profiterende’) en ‘passieve’ (of ‘ontwijkende’) accommodatie ben gaan hanteren. Ook reageerden de twee confessionele vakcentrales, het Roomsch-Katholiek Werkliedenverbond (RKWV) en het protestantse Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV), niet gelijk. Om hun keuzes te verduidelijken, vergelijk ik ze hier met de twee andere grote vakcentrales: de neutrale Nederlandsche Vakcentrale (NVC) en het socialistische Nederlandsch Verbond van Vakvereenigingen (NVV).
De NVC Al op 21 mei 1940 stelde NVC-voorzitter H.M. Roos voor om – gegeven de nieuwe omstandigheden – één overkoepelende vakorganisatie te vormen en wel onder zijn leiding, want zijn ‘verpolitiekte’ collega’s van NVV, RKWV en CNV hadden hun tijd gehad. Roos’ voorstel en woordkeus verraden wat weldra duidelijk werd: hij ontpopte zich als een ‘meikever’, als iemand die de nationaal-socialistische beginselen omhels-
de. Dat verklaart waarom hij de drijfveer werd achter de fusie van NVC en NVV, ook nadat dit NVV onder de nationaal-socialist H.J. Woudenberg was geplaatst. Het verklaart nog niet waarom een groot deel van Roos’ organisatie hem volgde. Het roept op z’n minst de vraag op of neutralisme wel voldoende bescherming bood tegen opportunisme. Wat bovendien opvalt is dat NVC’ers, van wie we moeten aannemen dat ze geen ‘meikevers’ waren, niet schroomden om in hun nieuwe NVV-rol oorlogswinst te boeken ten koste van hun confessionele collega’s, die ze, soms met behulp van de Duitsers, onder druk zetten. Het duidelijkste voorbeeld is de NVCbestuurder Ad Vermeulen, die in het NVV van Woudenberg een sleutelpositie ging innemen en in die hoedanigheid CNV’ers met Duitse gevangenschap dreigde als ze het NVV bleven dwarsbomen. Conclusie: de NVC accommodeerde actief om winst te boeken, persoonlijk en om oude eenheidsidealen te realiseren. Sommige NVCbonden deden daaraan niet mee en zochten hun heil bij vertraging en obstructie, maar voorzitter Roos ging over de scheidslijn van accommodatie en collaboratie.
Het NVV Het NVV werd al op 16 juli 1940 overrompeld met de benoeming van de NSB’er Woudenberg. En vanaf dat moment werd het, onvoorbereid en zonder duidelijk voorbeeld, stapsgewijs in nationaal-socialistische richting gemanoeuvreerd.
6
Telkens drong de vraag zich op: is dit een breekpunt? Even zo vaak was het antwoord: nee, nog niet. Het gevolg was een proces van ongewilde, ‘sluipende gelijkschakeling’. Er was evenwel ook opportunisme, dat zich manifesteerde bij het pressie uitoefenen om het oude ideaal van vakbondseenheid te realiseren en bij de hier en daar waarneembare neiging om revanche te nemen op de confessionele scheurmakers en stakingsbrekers. De climax was de 25e juli 1941: de rol die NVV-bestuurders, onder wie veel ‘oude’ NVV’ers, speelden bij de overname en vervolgens liquidatie van het CNV en het RKWV. De gretigheid waarmee bestuurders van de Algemeene Nederlandsche Landarbeidersbond (ANLB) de Nederlandsche Chistelijke Landarbeidersbond (NCLB) opdoekten, spreekt boekdelen. Bij hen geen passiviteit, maar dreigen met verklikken aan Woudenberg en zelfs aan de Sicherheits Dienst. Na de oorlog is een en ander ook door het NVV erkend: secretaris G. Akkerman werd ontslagen en voorzitter J. Hilgenga berispt. Hoewel binnen het NVV wel degelijk sprake was van kritiek – moedige acties in Twente mogen in dat verband niet onvermeld blijven – is het vanwege dergelijk opportunistisch optreden dat ik het NVV bij actieve accommodatie plaats.
Het RKWV Op 16 juli 1940 kreeg het RKWV ‘slechts’ een Duitse Beobachter (waarnemer) toegewezen. Bij het CNV gebeurde hetzelfde. Beide vakcentrales accepteerden dat als een ‘gewone’ bezettingsmaatregel. Prettige bijkomstigheid was dat de toegewezen Beobachters geen rabiate nazi’s bleken te zijn, en zij zelfs enige sympathie voor de confessionele centrales aan de dag legden. In juli 1941 kwam een van hen zelfs in het diepste geheim uit Berlijn over om te waarschuwen dat de ‘gelijkschakeling’ ophanden was. Gewaarschuwd dus, gedurende een jaar wijs geworden door de gang van zaken bij het NVV, beseffend ook dat het bezettingsklimaat sinds begin 1941 in hoog tempo aan het verkillen was, én met de wetenschap dat ze konden rekenen op de steun van de leiding van de katholieke kerk, weigerden alle bestuurders van het RKWV op 25 juli
30DE45_VHV_dec09.qxd:5086_VHV 2005-mrt
17-12-2009
16:53
Pagina 7
Nieuwsb r i e f
22e jaargang nummer4, december 2009
1941 de benoeming van Woudenberg te aanvaarden. Ze dienden hun ontslag in en riepen hun leden op hun lidmaatschap op te zeggen. Ruim 96% van de RKWV-leden gaf daaraan in korte tijd gehoor. Toch krijgt het RKWV niet het etiket ‘passieve accommodatie’. Niet zozeer vanwege bijvoorbeeld het collectief toetreden van het RKWV-bestuur tot de Nederlandsche Unie – misschien wel het toonbeeld van actieve accommodatie. Wel omdat dit bestuur openlijk uitging van de Duitse eindzege en het de 10e mei 1940 als katalysator wilde zien voor nieuwe sociale en economische verhoudingen. De capitulatie en bezetting heetten er het ‘noviciaat voor de Nieuwe Gemeenschap’ en ‘het begin van een nieuwe lente’. Kritiek op het functioneren van de vooroorlogse democratie werd bovendien niet geschuwd. ‘Die tijd is, Gode zij dank, voorbij,’ aldus RKWV-voorzitter A.C. de Bruijn. Het gevolg was dat het RKWV in de tweede helft van 1940 ongevraagd en bij herhaling bij de Duitsers plannen indiende voor een corporatieve ordening, met als argument dat dit in hoge mate overeenkwam met wat de Duitsers zelf beoogden. Bijzonder aspect van de RKWV-plannen was dat de oude vakbeweging kon verdwijnen en alleen de levensbeschouwelijke ‘standsorganisaties’ over zouden blijven. Toen bleek dat de Duitsers er geen oren naar hadden, schroefde het RKWV zijn campagne na de jaarwisseling 1940/1941 terug. Toch zou A.C. de Bruijn er in het voorjaar van 1942 opnieuw uit putten toen de voorbereiding van het nationaal-socialistische NAF aan de orde kwam. De conclusie is dan ook dat het RKWV in het eerste oorlogsjaar actief accommodeerde. Het wilde op het terrein van corporatisme en het opdoeken van strijdorganisaties profiteren van de omstandigheden.
Het CNV Hoe anders was de opstelling van het CNV, dat in deze dagen werd geleid door Antoon Stapelkamp. Zijn beleid in het eerste jaar van de bezetting laat zich als volgt samenvatten: de bezetting is een vooralsnog voldongen, maar hoe dan ook betreurenswaardig feit. En zolang de soevereiniteit en het parlementaire systeem niet zijn hersteld, mag uit vrije beweging niet aan structurele wijziging van het politieke en sociaal-economische systeem worden meegewerkt. Aan de levensbeschouwelijke vakbeweging mag sowieso niet worden getornd. Van onze kant komen geen initiatieven. Het CNV distantieerde zich bijgevolg van
Verzet
Accomodatie
Collaboratie
Passief (ontwijkend)
Actief (profiterend)
CNV
NVC NVV RKWV
het aanvankelijke defaitisme van ARPvoor autoritaire en totalitaire regimes en voorman H. Colijn. Ook hield het afstand fascistisch corporatisme. Het RKWV van de Nederlandsche Unie, waarvan hanteerde het katholieke subsidiariteitsStapelkamp opmerkte dat dit ‘minder een beginsel, dat minder stringente scheidsbolwerk tegen fascistische dictatuur als wel lijnen tussen staat en maatschappij trok een brug naar zulk een regeeringsvorm zal en in de jaren ’30 diverse RKWV’ers al ontblijken te zijn’. Het CNV toonde zich verder vankelijk had gemaakt voor fascistische wars van de plannenmakerij van het RKWV vormen van corporatisme. Kerkelijkheid en en verheelde niet dat het hoogst ongelukkig levens-beschouwing deden er dus toe, niet was dat het door toedoen van NVV en alleen bij de keuzes op en na 25 juli 1941. RKWV een aantal keren bij de Duitse autoOver dat laatste nog dit. Op 25 juli 1941 riteiten zijn – onvermijdelijk negatieve – legden alle CNV-bestuurders hun taken zienswijze op eenheidsvakbeweging en neer en begon een snelle leegloop van de corporatisme moest ontvouwen. Het fascisbonden. Die leegloop was echter minder tisch corporatisme noemde het CNV ‘een rap en minder volledig dan die van het groot valsch woord’. Fascisten wilden de RKWV. De belangrijkste verklaring daarcorporatieve staat, het CNV de diametraal voor zit in het optreden van de katholieke verschillende corporatieve maatschappij. kerk, die op straffe van excommunicatie Het CNV accommodeerde passief. Maar haar gelovigen sommeerde het lidmaatdat wil niet zeggen dat het feilloos was. schap actief te beëindigen. De protestantse Zo wilden de CNV-leiders, net als hun kerken zwegen, ondanks aandringen van collega’s van NVV en RKWV, in de eerste het CNV-bestuur. Met als gevolg dat de promaanden van de bezetting nog wel meetestantse arbeiders uiteindelijk naar eigen werken aan de uitzending van werklozen inzicht en geweten moesten handelen. naar Duitsland, op voorwaarde dat dit op Dat binnen anderhalve maand ruim 82% basis van vrijwilligheid gebeurde en niet van de CNV-leden daadwerkelijk had rechtstreeks de Duitse oorlogsindustrie ten opgezegd, krijgt zo een eigen dimensie. goede zou komen. ‘Bijbel mee en nergens In hoeverre de resterende 18% zich een mee bemoeien’, was kort samengevat het overschrijving naar het NVV liet welgevalconsigne dat men de uit te zenden leden len, of het niet nodig vond zich actief af te wilde meegeven. Die dachten daar troumelden en volstond met het staken van de wens heel anders over en weigerden catecontributiebetaling, is geen uitgemaakte gorisch. zaak. Duidelijk is wel dat beide zich hebben En in november 1940 namen ook enkele voorgedaan. Het laat onverlet dat het aantal CNV-bestuurders deel aan een naderhand (aanvankelijke) overschrijvingen naar het gewraakte ‘studiereis’ van NVV, CNV en NVV veel hoger lag dan de CNV-top lief RKWV naar Duitsland, op uitnodiging van was. ‘Een drama’, noemde een CNVhet Deutsche Arbeitsfront. Verschil met het bestuurder de gang van zaken bij de landRKWV was evenwel dat Stapelkamp na arbeiders in de meest orthodoxe delen van afloop met een obligaat verslagje voldeed het land: de Zuid-Hollandse eilanden en aan de eisen van de Duitsers, terwijl zijn Zeeland. Waarmee maar gezegd is: religie collega De Bruijn in de landelijke media de en kerksheid waren belangrijke factoren bij loftrompet stak over het Nieuwe Duitsland. de keuzes die tijdens de bezetting keer op Maar wat telkens opvalt is dat in de opstelkeer moesten worden gemaakt, maar ze ling van het CNV een grote continuïteit zat boden geen garanties voor ‘zuiver’ gedrag, met de vooroorlogse periode. Ook toen een, ook niet bij het CNV. vooral in het calvinisme gewortelde, afkeer Dr. Paul E. Werkman van tegen Gods scheppingsordinantiën Senior onderzoeker Historisch Documentatieindruisende, radicale veranderingen, en centrum voor het Nederlands Protestantisme een grote gehechtheid aan de historisch (1800 – heden) Vrije Universiteit Amsterdam gegroeide maatschappelijke en staatsrechtelijke orde. Bovendien hanteerde het CNV het in neo-calvinistische kring ontwikkelde
[email protected] principe van de ‘soevereiniteit in eigen www.hdc.vu.nl kring’. Dat maakte de CNV’ers allergisch De Burcht is momenteel helemaal ingepakt. Foto: Wim de Vrind 7
30DE45_VHV_dec09.qxd:5086_VHV 2005-mrt
17-12-2009
16:53
Pagina 8
Nieuwsb r i e f
22e jaargang nummer4, december 2009
Wim Spit: ‘Grote ergernis na mislukken federatie in 1976’ Wim Spit (1924) is ‘een geboren Hagenaar' maar voelt zich Amsterdammer. Hij woonde daar 35 jaar. Feitelijk woonde hij het grootste deel van zijn leven in Utrecht. Ongetwijfeld omdat in deze bisschopsstad ook het hoofdkantoor van de toenmalige Katholieke Arbeiders Beweging (KAB) was gevestigd. Hij begon zijn loopbaan in 1949 als stagiaire bij Sint Raphael, de Nederlandse Katholieke Bond van Spoor- en Tramwegpersoneel en zou in 1981 de vakbeweging verlaten als eerste vicevoorzitter van de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV), een fusie tussen het toenmalige sociaal-democratische NVV en het katholieke NKV. Vanaf het begin werkte hij ook met CNV-collega’s samen. Hij was één van de hoofdrolspelers tijdens de mislukte poging tot federatievorming in 1974 tussen CNV, NKV en NVV. “De vakbeweging was voor mij geen vanzelfsprekende keus. Mijn vader was weliswaar bestuurder van de latere Katholieke Bond van Overheidspersoneel (KABO), maar na de oorlog zocht ik eerst weer mijn heil op een accountantsbureau en studeerde middelbare handelswetenschappen. Via een opleiding aan het A.C.De Bruyn-instituut van de KAB kwam ik bij Sint Raphaël terecht. Feitelijk was mij opgedragen te solliciteren.”
CNV-collega’s “Mijn collega’s bij de PCB – de Christelijke Bond – hadden hetzelfde werkgebied als mijn bond, namelijk busvervoer, spoorwegen en Van Gend & Loos. Als je naar bedrijven ging, kwam je elkaar – de sociaal-democratische en protestantse broeders – onvermijdelijk tegen, te beginnen bij het gebruikelijke vooroverleg. Standaard was de bestuurder van de bond met het grootste aantal leden de woordvoerder bij het overleg met de directies. Ik ben begonnen met onder meer CNV-collega Hoekstra van de Christelijke Bond van Spoor-Tramwegpersoneel, een man van in de vijftig. De NVV-collega was ook van die leeftijd. Ik daarentegen was jong, pas 24 jaar en al vakbondsbestuurder. Ik vermoed, dat ik toen de jongste bestuurder in de hele vakbeweging was. In het zuiden waren wij de grootste en moest ik dus bij de bedrijven het woord voeren. Dat was tegen de achtergrond van de toen bestaande gezagsverhoudingen, voor de oudere collega's niet altijd gemakkelijk te aanvaarden en vanzelfsprekend.”
Vakcentrale NKV In 1967 ruilde Spit de vervoersbond in voor de vakcentrale, het toenmalige Nederlands Katholiek Vakverbond, het NKV. “Eenmaal actief in de vakcentrale werkte ik nauw samen met CNV-bestuurder Pieter Tjeerdsma, die ik voor het eerste ontmoette in de commissie Medezeggenschap van de Raad van Vakcentrales (RVS) van destijds. De Commissie Verdam had toen juist het rapport met zijn visie op de onderneming gepubliceerd (over onder meer de structuur; de Raad van Commissarissen; de Ondernemingsraad; de jaarrekening, het beroepsrecht etc.). Elk bedrijf met honderd of meer leden zou voortaan een ondernemingsraad moeten hebben, waar alle werknemers stemrecht hadden. Pieter Tjeerdsma had nogal vaak andere bezigheden – een meer gehoorde grief destijds tegen CNV’ bestuurders die verstek lieten gaan – waardoor zijn aandeel in de werkzaamheden beperkt was. Maar met beleidsmedewerkers zoals Dick van de Kamp (de latere voorzitter van de CNV-Bouw) en Arie Woltmeijer,
viel uitstekend samen te werken.” Was er ook sprake van botsingen over uiteenlopende ideologische tegenstellingen? Als er stakingen dreigden? Of over zaken als medezeggenschap? “In de praktijk maakte dat bij die onderwerpen geen donder uit. Ook niet als er acties dreigden. Verschillen van mening waren van praktische aard en meestal wel overkomelijk. Dat gold ook voor stakingen, die trouwens in de gehele Nederlandse vakbeweging geen alledaags fenomeen waren. In Europa waren wij het land met de minste stakingen. Ik herinner me de grote busstaking in de jaren vijftig, die toen dagen duurde. Die organiseerden we met de drie bonden. Ik was intussen voorzitter van mijn bond. Voor de werknemers van de NBM (De Nederlandse Buurtvervoer Maatschappij) organiseerden we toen in het toenmalige gebouw van K&W aan de Mariaplaats in Utrecht nachtvergaderingen, dat was gebruikelijk. Het toen bekende KRO-televisieprogramma ‘Brandpunt’ besteedde ook aandacht aan die staking. Ik werd in de studio geïnterviewd en was de eerste vakbondsbestuurder die voor de televisie optrad. Middelhuis, toen voorzitter van de KAB had een aversie tegen televisie-optredens. Hij had me gezien en zei toen: “Jij moet dat voortaan maar voor de beweging doen”.”
Breuk in de samenwerking Tweemaal was Spit getuige van een ernstige breuk binnen de vakbeweging. In 1954 publiceerden de Nederlandse bisschoppen het Mandement waarin katholieken onder meer ontraden werd lid van het NVV te worden. “Dat leidde tot een splitsing in de Nederlandse vakbeweging; het NVV zegde de samenwerking tussen de vakcentrales op en dat had ook gevolgen voor de samenwerking tussen bonden. Maar je kwam elkaar natuurlijk toch weer tegen in de bedrijven. Dat verliep vooral in het begin even ongemakkelijk. Maar binnen de bedrijven kon je natuurlijk niets klaarmaken als je gescheiden optrad. Binnen het NKV waren we zeer ongelukkig met het optreden van de bisschoppen. Maar in die periode gaf je daar alleen intern uiting aan. Het was de laatste keer dat de kerk ingreep in de organisatorische verhoudingen en voorschreef hoe een katholiek maatschappelijk in de samenleving moest staan. Wij waren een organisatie van katholieken maar geen ‘kerkelijke’ organisatie. Dat zou later ook worden vastgelegd en toen werden bijvoorbeeld ook niet langer de statuten van verbond en bonden voorgelegd aan het episcopaat.
8
30DE45_VHV_dec09.qxd:5086_VHV 2005-mrt
17-12-2009
16:53
Pagina 9
Nieuwsb r i e f
22e jaargang nummer4, december 2009
De vraag over de rol van de levensbeschouwing in het vakbondswerk kwam uiteraard ook aan de orde bij de federatievorming tussen NVV en NKV.”
poot” zou zijn. De volgende ochtend in de SER – resultante bij uitstek van het harmoniedenken – werd ik als volgt verwelkomd: “Spit, kom jij hier pleisters plakken?”
Levensbeschouwing
Breuk met CNV
“Die federatievorming tussen NVV en NKV heeft ook op springen gestaan toen de betekenis van de levensbeschouwing werd besproken voor het maatschappelijk handelen. In de laatste beslissende bespreking tussen de verbondsbesturen leek dit een struikelblok te worden. Uiteindelijk werd overeenstemming bereikt over een tekst in de statuten waaruit erkenning bleek van de levensbeschouwing voor het maatschappelijk handelen. Bewust werd gekozen voor de brede term levensbeschouwing en niet voor godsdienst, omdat anders een groot deel van het NVV ongewild werd buitengesloten. Uitgegaan werd van de opvatting, dat iedereen een levensbeschouwing heeft, al dan niet in groepsverband beleden.” Terugkomend op het rapport van de Staatscommissie Verdam beveelt Spit aan de notulen van de Commissie Ondernemingsraden van de S.E.R. nog maar eens te lezen, omdat dan de tegenstellingen tussen CNV en bijvoorbeeld het NKV zichtbaar worden. Stond zijn NKV in de jaren zestig niet veel dichter bij bijvoorbeeld arbeiderszelfbestuur dan het CNV?
De andere grote botsing waarmee Spit te maken kreeg, was het mislukken van de beoogde federatievorming tussen CNV, NVV en NKV in 1976. “Iedere betrokkene wist destijds waar het om ging: namelijk een minder gecompliceerde organisatiestructuur van de Nederlandse vakbeweging. Dat moest slagvaardiger en eenvoudiger. Toen het puntje bij paaltje kwam, bleek het CNV toch te willen vasthouden aan beleidsvaststelling in eigen kring. Het leidde tot grote irritatie en ergernis en het opzeggen van elke vorm van samenwerking. Ik heb toen moeten vaststellen, dat een grote groep CNV-leden elk verlies van autonomie blijkbaar ervaart als een aanval op principes en levensbeschouwing.”
Radicalisme “Ja, dat wil zeggen, wellicht is er in NKV-kringen het meest aandacht aan besteed, maar naar mijn mening nooit in de zin dat er iemand echt geloofde dat in Nederland arbeiderszelfbestuur zou kunnen worden ingevoerd. Dat zou een volledig andere maatschappelijke orde hebben ingehouden. Ik behoor in ieder geval niet tot degenen die daar ooit serieus aan hebben gedacht. We schonken wel aandacht aan het zelfbestuur in het toenmalige Joegoslavië om er van te leren. In de Industriebond NVV werd er destijds heel radicaal gedacht en was men zeer voor de confrontatie en tegen het harmoniedenken. Arie Groenevelt, toenmalig voorzitter van die bond, zei eens over de ondernemingsraden dat het “pleisters plakken op een houten
Internationale vakbeweging is voorbeeld Spit is ook nu nog van mening, dat ondanks deze historische ervaringen, op langere termijn nauwe samenwerking tussen de vakbonden in Nederland onvermijdelijk is. Hij spiegelt zich daarbij aan ontwikkelingen op het internationale vakbondsfront. ‘De christelijke vakbondsinternationale WVA (Wereldverbond van de Arbeid) heeft lange tijd onder invloed van CNV en de Belgische christelijke vakcentrale ACV zijn autonomie op wereldniveau bewaard. Nu is er sinds kort één grote wereldorganisatie, World Federation of Trade Unions waarbij iedereen – ook het CNV – is aangesloten. De praktijk van het leven maakt zo’n ontwikkeling ook in Nederland onvermijdelijk. Effectief en constructief kunnen opereren in het belang van de werknemers heeft alles te maken met een sterke en krachtige democratische organisatie. De verschillen tussen bonden in Nederland zijn niet zodanig groot, dat het voortbestaan van zelfstandige bonden tot in de eeuwigheid valt te rechtvaardigen.”
Kees van Kortenhof
Wim Spit in actie. Foto collectie VHV.
9
30DE45_VHV_dec09.qxd:5086_VHV 2005-mrt
17-12-2009
16:53
Pagina 10
Nieuwsb r i e f
22e jaargang nummer4, december 2009
Mathilde Wibaut Berdenis van Berlekom De bekende sociaal-democratische wethouder van Amsterdam Floor Wibaut (1859-1936) werd 150 jaar geleden geboren, in Vlissingen. Hij maakte zijn fortuin bij een Middelburgse houthandel, waarna hij in 1904 naar Amsterdam vertrok. Daar zou hij de gemeentepolitiek decennialang domineren. Ook zijn vrouw Mathilde (1862-1952) was een bijzondere sociaal-democrate, die onder meer een (vergeefse) poging deed een vakbond voor dienstboden op te richten. Ze was zestien jaar oud toen ze Floor Wibaut voor de eerste keer ontmoette, tijdens een lezing over Multatuli. Pas na lang aarzelen en een ‘proefverloving’ trouwde ze zeven jaar later met hem, in 1885. Die aarzeling was ingegeven door de bijzondere positie waarin ze verkeerde. Mathilde volgde – als enige meisje – de kweekschool in Middelburg en ze wilde later zelf in haar levensonderhoud kunnen voorzien. Dat was in die jaren een opmerkelijke opvatting voor een jonge vrouw. Toch zou ze de eerste tien jaar van haar huwelijk wijden aan de opvoeding van haar vier kinderen, om daarna rond de eeuwwisseling tot aan haar dood in 1952 actief te zijn in de sociaaldemocratische vrouwenbeweging. Mathilde stamde uit de oude Zeeuwse patriciërsfamilie Van Berlekom, die in de 18e eeuw vanuit Heusden in de provincie neerstreek. Later kwam de naam Berdenis erbij. De familie leverde burgemeesters, een predikant, medici, advocaten, leden van de rechterlijke macht en industriëlen. Vader Johan Pieter Berdenis van Berlekom (18321903) was een bekende arts in Middelburg. Uit zijn huwelijk met Josina van den Broecke werden negen kinderen geboren. In haar Herinneringen zegt Mathilde niets over haar jeugdjaren, maar dankzij de bekende historicus Nagtglas weten we dat de arts ‘een grote en gelukkige praktijk’ bezat. In de Blauwe boekjes van het Nederlands patriciaat wordt Johan Pieter ‘één van die
figuren in de Middelburgse samenleving van de tweede helft van de negentiende eeuw’genoemd, ‘die een sterke sociale bewogenheid paarde aan een brede culturele belangstelling’. Verder heerste in het gezin ‘een vrijzinnige en verdraagzame sfeer’, waarin zowel de jongens als de meisjes alle kansen kregen zich te ontplooien. Wibaut schreef later in zijn autobiografie Levensbouw over zijn schoonfamilie: “In veel families was men er tegen, dat meisjes examens deden en daarna betrekkingen zochten. Ze moesten zich bekwamen in het huishouden, dan zouden ze wel trouwen. Op deze beschouwingen zagen de van Berkeloms met diepe minachting neer.” Een van Mathildes eerste politieke activiteiten dateert uit 1895, toen ze een van de oprichtsters was van de Middelburgse afdeling van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht. Twee jaar later werd ze samen met haar man lid van de (in 1894 opgerichte) SDAP (Sociaal Democratische Arbeiders partij). In haar Herinneringen memoreert ze als haar eerste politieke activiteit de oprichting van de vereniging Samen sterk, waarover ze schrijft: “Op een mooie zomermiddag van het jaar 1902 zaten in de oude tuin van het Schuttershof in de stad Middelburg een aantal vrouwen van de leden der afdeling SDAP om een lange tafel onder de hoge bomen, waar ik ze toesprak en het socialisme trachtte te
10
verklaren.” Het was haar eerste ontmoeting met ‘arbeidersvrouwen uit socialistische kringen’. “Die samenkomst heeft bij mij de herinnering gelaten aan iets heel fris en hoopvols. Het bleek dat er zeer veel belangstelling onder deze arbeidersvrouwen was voor sociale kwesties.” Een jaar later werd de vereniging door dertien vrouwen formeel opgericht. Uit de statuten blijkt dat de verwachtingen van de dames hooggespannen waren: “[Het] organiseren der vrouwen tot verbetering van haar economische en politieke toestand, om te strijden tegen het kapitalisme mèt de arbeiders, om op te komen voor vrouwenrechten, waar die miskent of verdrukt werden, en vooroordelen uit de weg te ruimen.”. Als eerste activiteit werden elke maand ‘grote vraagstukken’ besproken, die de aan het eind van het jaar 46 leden niet alleen kennis moest bijbrengen, maar ook leren te spreken en discussiëren in het openbaar. Aan de orde kwamen kwesties als bescherming of verbod van vrouwenarbeid, vrouwenkiesrecht, vakopleiding voor meisjes, maar ook zoiets opvallends – althans met de blik van nu – ‘de strijd tegen het corset’. Samen Sterk wilde ook vrouwenvakverenigingen oprichten, te beginnen met een voor dienstboden. Dat plan leidde onder de conservatieve burgerij van Middelburg tot veel onrust en praatjes. Mathildes vader werd daarmee geconfronteerd, toen hij
30DE45_VHV_dec09.qxd:5086_VHV 2005-mrt
17-12-2009
16:53
Pagina 11
Nieuwsb r i e f
22e jaargang nummer4, december 2009
een patiënt, een oud heertje, bezocht. “Hij (de arts) zeide: “Vandaag kun je weleens uitgaan.” “Uitgaan”, zeide dat heertje verontwaardigd, “ik kan niet uitgaan, ik wacht op je dochter, die komt onderzoek doen naar mijn dienstboden.” Andere Middelburgers vreesden dat hun dienstboden niet langer ‘kliekjes’wensten te eten en misschien wel zouden gaan staken. Teleurgesteld constateerde Mathilde na enige tijd dat oprichting van een dienstbodenbond een stap te ver was. “Het was duidelijk dat met deze meisjes niets te beginnen was, dat ze allereerst ontwikkeling nodig hadden, die het beste was te verkrijgen door vakonderwijs.” Positief gevolg van alle inspanningen was dat de vereniging een onderzoek instelde naar de bestaande huishoudscholen in Nederland. Na korte tijd werd, in samenwerking met Nut van het algemeen en andere verenigingen in Middelburg een huishoudschool opgericht. Ook in de plaatselijke afdeling van de SDAP was mevrouw Wibaut actief. Ze constateert dat ‘in deze kleine provinciestad, vele idealistisch denkende, vooruitstrevende intellectuelen’ actief waren. Een van hen was Henriëtte van der Mey, die met een vriendin samenwoonde. Aanvankelijk was Van der Mey lerares Duits in Goes, maar zij zou de geschiedenisboekjes halen als de eerste vrouwelijke redacteur bij een dagblad in Nederland. Bij de Middelburgse Courant werd zij redacteur buitenland, nadat zij twaalf mannelijke kandidaten het nakijken had gegeven. “Dat wilde in die tijd veel zeggen”, constateert Mathilde Wibaut tevreden. “Haar artikelen waren radicaal en uitstekend gedocumenteerd.” De ‘Meidagen’ waren een andere activiteit van de SDAP op Walcheren. “ ’s Morgens heel vroeg werd dan een wandeling gemaakt door het lieflijke Walcheren en een der partijgenoten hield een geestdriftige toespraak op een bank aan de weg.” Onduidelijk is in hoeverre Floor Wibaut aan die activiteiten deelnam. In zijn memoires zegt hij er weinig over. Waarschijnlijk was hij vaak verhinderd, omdat hij in deze periode vaak maandenlang van huis was voor handelsreizen. De avonden van deze ‘buitendagen’ werden vaak afgesloten met een in die jaren populair vermaak: het tableaux, een
voorstelling van een historische gebeurtenis. Mathilde Wibaut doet er met genoegen verslag van en introduceert en passant nog een bekende feministe: “Zulk een tableau werd geleid door Betsy Sannes, die met haar man G.W. Sannes sinds maart 1903 zich in Middelburg vestigde. Zij werden lid van de afdeling. Zij waren een vurig socialistisch paar mensen, van grote bekwaamheid. Betsy was een jonge vrouw, meester in de rechten en een buitengewone spreekster. Met zeer veel smaak wist zij de vrouwen voor de tableaux te kleden en op te stellen; bij mij in de tuin werden de repetities gehouden.” De linkse ‘volksverheffers’ besteedden ook aandacht aan de opvoeding van kinderen. Al in 1893 was door een aantal vrouwen de kinderbibliotheek Samen sterk opgericht. Die leeszaal bevatte veel conservatieve, paternalistische, lectuur. Rond de eeuwwisseling stond een aantal ‘nieuwe’ schrijfsters van kinderboeken op, van wie Nienke van Hichtum (echtgenote van SDAPvoorman Troelstra) met haar nog steeds bekende boek Afke’s tiental, de bekendste was. Mathilde Wibaut en de haren grepen resoluut in. “In onze bibliotheek werden deze boeken opgenomen, de vele slechte kinderliteratuur die er bestond werd nadrukkelijk geweerd.” In 1904 vertrok Mathilde met haar man naar Amsterdam, waardoor haar activiteiten in Zeeland ten einde kwamen. Spijt lijkt ze van die overstap niet te hebben gehad: “Eind 1904 vertokken mijn man en ik vol verwachting naar Amsterdam. Daar was de tijd meer dan rijp tot het organiseren van de arbeidersvrouwen in socialistische zin”, schrijft ze in haar Herinneringen. Die verwachting heeft ze waargemaakt, door in haar leven na 1904 volop actief te zijn. Een hoogtepunt voor haar was in 1908 was de oprichting van de Bond van SociaalDemocratische Vrouwenclubs. Op het oprichtingscongres in Arnhem waren ruim vijfhonderd afgevaardigden aanwezig, onder wie 28 uit Middelburg. Van die Bond bleef ze een kleine dertig jaar voorzitter. Belangrijke thema’s in ‘haar’ periode waren de kiesrechtstrijd voor vrouwen (in 1919) en in de jaren twintig en dertig het recht op arbeid van getrouwde vrouwen.
11
Met haar man publiceerde ze in 1930 het boek Wordend Huwelijk, waarin ze een lans braken voor nieuwe relaties tussen mannen en vrouwen. Dat boek veroorzaakte veel ophef, want de echtelieden pleitten daarin voor meer mogelijkheden voor vrouwen om hun eigen leven in te richten, zoals de keus tussen werken en moederschap. Mannen moesten afzien van hun ‘meesterschap’, want die hadden ‘allen drang tot gebieden en overheerschen’ en die moest ‘verbannen [worden] uit zijn geest en uit zijn wil’. Het lijkt niet moeilijk deze woorden uit de pen van Mathilde te zien vloeien, maar voor een gerespecteerde industrieel en politicus als Wibaut is het een voor die tijd revolutionair standpunt. Het meest schokkende element uit het boek was voor de toenmalige burgerij het pleidooi van de Wibauts voor een ‘proefhuwelijk’ dat ze jaren eerder zelf hadden gepraktiseerd. Deze proef zou een mogelijkheid bieden om partners elkaar (ook seksueel) beter te leren kennen. Dan kon een huwelijk uit liefde tot stand komen en werden partners en eventuele kinderen veel ellende bespaard. Na het overlijden van haar man, trad Mathilde Wibaut op haar 73e af als voorzitter van de Bond van Sociaal-Democratische Vrouwenclubs. In de jaren na de Tweede Wereldoorlog werd ze lid van de PvdA. Ze schreef haar Herinneringen in 1952, het jaar dat ze op bijna 90-jarige leeftijd overleed. In de laatste alinea’s van haar Herinneringen, vat ze haar levenswerk samen: “De diepe betekenis van de Socialistische Vrouwenbeweging is altijd geweest: Strijd voor Bevrijding – Bevrijding uit kapitalistische overheersing – Bevrijding uit sekse overheersing. Is die strijd thans in 1952 volstreden?” Eric-Jan Weterings Deze bijdrage verschijnt ook in het boek De Wibauts op Walcheren, een uitgave van Den Boer/De Ruiter te Vlissingen.
Foto: Mathilde Wibaut Berdenis van Berlekom op 73-jarige leeftijd. Uit: Levensbouw. Memoires. door F.M. Wibaut. (Amsterdam 1936)
30DE45_VHV_dec09.qxd:5086_VHV 2005-mrt
17-12-2009
16:54
Pagina 12
Nieuwsb r i e f
22e jaargang nummer4, december 2009
Stichtingsnieuws
Colofon De Nieuwsbrief is een uitgave van de Stichting FNV-pers te Amsterdam in opdracht van de VHV en verschijnt vier keer per jaar. 22e jaargang, nr. 4, december 2009 Redactie:
Jacques van Gerwen Harry Peer Jeroen Sprenger Piet de Vreede Eric-Jan Weterings (eindredactie, tel. 0118 - 217795 ) Willem de Vrind
Bijna één jaar een stichting VHV. Is er veel veranderd? Voor een gewoon betalende vriend niet zoveel. De Nieuwsbrief valt nog gewoon op de mat en er zijn weer twee bijeenkomsten geweest. In het voorjaar in de oude vertrouwde bondsraadzaal over het thema ‘Jongeren in de vakbeweging toen en nu’, waarbij we ook afscheid namen van een paar ouwe rotten: Geert Wagenaer en Guus van Balveren. In oktober in het IISG waar de website ‘Vakbond in de Tweede Wereldoorlog’ werd gelanceerd. Hoewel de eerste bijeenkomst een normale opkomst had van circa 50 personen, werd dit aantal verreweg overtroffen op de tweede met circa 80 aanwezigen. Zoals bekend is het vakbondsmuseum door de renovatiewerkzaamheden ook in het komende jaar voor het grootste deel gesloten. Ook daarna is het onduidelijk hoe het verder gaat en wat de positie van de VHV daarin is. Gelukkig krijgen wij qua vergadermogelijkheden de medewerking van met name de Bouwbond FNV en de vakcentrales FNV en CNV. Ook hebben wij een goede ruimte bij de FNV om onze ledenadministratie bij te houden. Het ledental, pardon ons vriendental, is toegenomen, niet spectaculair – maar toch. Het bestuur is actief in haar pogingen om de contacten met de bonden te versterken en voert gesprekken met de voorzitters. Dat zal ook in het komende jaar gebeuren. Het bestuur vergadert meestal bij de Bouwbond in Woerden maar was in november te gast bij Aletta, de nieuwe naam voor het IIAV, het instituut voor de archieven van de vrouwenbeweging. Andere instituten hebben ons ook uitgenodigd. Volgend jaar zullen we de voorjaarsbijeenkomst vermoedelijk weer in het IISG houden met een vervolg op het thema ‘Vakbeweging in de oorlog’. In het najaar gaan we naar Rotterdam, waar onze werkgroep aldaar het thema ‘De gevolgen van de ambtenarenstaking van 1983’ uitwerkt. De VHV kent een adviesraad waarin de verschillende instituten zijn vertegenwoordigd die vakbondsarchieven bewaren en activiteiten op het gebied van die geschiedenis organiseren. Ook de drie vakcentrales hebben zitting in de raad. In september vond de eerste bijeenkomst plaats en in maart 2010 de volgende. Het bestuur vindt het heel belangrijk dat op deze manier de contacten tussen de VHV en de raad van advies worden verstevigd. Het eind van een jaar is weer in zicht. We zullen ongetwijfeld allemaal vinden dat de tijd steeds sneller lijkt te gaan. Wat is een jaar? Het bestuur wenst u en de uwen een gezond en goed 2010 toe.
(redactiesecretaris, Willem de Vrind, secretaris
tel. 020 - 640 41 07) Redactieadres: Burgemeester Dregmansstraat 3 4335 BG Middelburg tel. 0118 - 217795
[email protected] Secretariaatsadres VHV:
Lezing in Groningen Onze werkgroep in Groningen organiseert een lezing op 21 januari. Daar vond de eerste vrouwenstaking plaats. Floor van Gelder is de spreekster. Er is een kleine tentoonstelling aan gekoppeld. Kijk op onze website www.vakbondshistorie.nl voor de details.
Henri Polaklaan 9 1018 CP Amsterdam tel. 020 - 624 11 66
Internet
www.vakbondshistorie.nl
Vormgeving en druk:
Jubels B.V. Amsterdam www.jubels.nl
ISSN 1384-7457
12