KBC Bank & Verzekering 1ste jaargang nr.2, mei 2004
Nieuwsbrief KBC Employee Benefits mei 2004
In dit nummer van de nieuwsbrief van KBC Employee Benefits: o Renting 15+, een interessante formule voor de financiering van uw bedrijfsvoertuigen o Uniforme wijze van belasting van de bedrijfsauto voor alle belastingplichtigen o De wet op de aanvullende pensioenen o Het vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen o Documentatie: de toekomst van de pensioenen
2
Renting 15+, een interessante financieringsmethode voor de bedrijfsauto voor uw medewerkers
Tot het beloningspakket van onmisbare medewerkers van een onderneming, ook van middelgrote ondernemingen, behoort steeds vaker een bedrijfsauto. Voor de financiering van deze voertuigen beschikt KBC over verschillende financieringsvormen, gaande van financiële leasing over operationele leasing tot … Renting 15 +. Deze laatste formule biedt heel wat voordelen. We lichten ze hierna verder toe. artikel. Wat is Renting 15+ ? Renting 15+ is een financieringsformule zonder bijkomende diensten waarbij: KBC Lease het voertuig dat u kiest aankoopt en betaalt bij een leverancier die u ook zelf bepaalt Uw onderneming met KBC Lease een contract sluit waarin wordt overeengekomen dat u het voertuig gebruikt en maandelijks huurvergoedingen betaalt aan KBC Lease. Uw onderneming een aankoopoptie heeft die meer dan 15 % bedraagt van de investeringswaarde. Gedurende het rentingcontract wordt u boekhoudkundig als huurder van het voertuig beschouwd. Dit betekent dat: Het voertuig niet in de balans van uw onderneming wordt opgenomen. De huurfacturen anderzijds wel rechtstreeks in de resultatenrekening van uw onderneming worden geboekt. U aan het einde van de contractlooptijd eigenaar kunt worden van de voertuigen door de aankoopoptie te lichten.
Wat zijn de voordelen van Renting 15 + Met deze formule kunt u uw personeel een bedrijfsauto ter beschikking stellen zonder de liquiditeit van uw onderneming aan te tasten. De voertuigen worden voor 100 % gefinancierd, en de BTW op de aankoop wordt door KBC Lease gedragen. De BTW wordt gespreid over de te betalen huursommen. Omdat over de huurperiode maximaal 84 % van het kapitaal moet afgelost worden, zijn de maandelijkse huurfacturen lager dan bij een klassieke financiering. Dankzij deze formule kan u eenvoudig uw budgettering uitvoeren.De periodieke factuur omvat alle investeringskosten en de aankoopoptie is vooraf bepaald. Met deze formule beschikt uw bedrijf over extra financiële bewegingsruimte . Ze stelt u immers in staat uw waarborgen voor bedrijfskredieten bij de bank. te behouden. Zo
3 verkrijgt u meer mogelijkheden om andere investeringen te financieren.
4
Een vergelijking tussen Renting 15 + en een financiering met eigen middelen Tot slot vergelijken we Renting 15 + nog even met een financiering met eigen middelen
Uw liquiditeit Uw boekhouding
Eigen middelen Daalt Activering op balans
Voorfinanciering BTW Uw eigendom Uw vrijheid
Nee Dadelijk Vrije keuze merk, garage
Renting 15 + Geen invloed Kostprijs in resultatenrekening Ja Na lichten aankoopoptie Idem, vrije keuze merk en garage
U wenst meer informatie over Renting 15 + Het leasen van uw voertuigenpark biedt u diverse voordelen, ook op fiscaal vlak. Wat de juiste optie is voor uw bedrijf kunt u het best met een van onze adviseurs bespreken. KBC heeft op elke vraag een passend antwoord. Voor alle nadere informatie kunt u terecht bij: uw accountmanager bij KBC Lease op 016 88 11 11 of per mail naar
[email protected] elk KBC-bank en -verzekeringskantoor (alle kantoorgegevens kunt u raadplegen op www.kbc.be > contact).
5
UNIFORME WIJZE VAN BELASTING VAN DE BEDRIJFSAUTO VOOR ALLE BELASTINGPLICHTINGEN
Berekening van het fiscaal voordeel Het fiscaal ‘voordeel van alle aard’ voor het privé-gebruik van een bedrijfsauto wordt berekend door: een coëfficiënt afhankelijk van de fiscale pk van het voertuig. te vermenigvuldigen met het aantal privé gereden kilometers De berekening van dit fiscaal voordeel onderging recent een aantal wijzigingen. Ten eerste werden de coëfficiënten zoals elk jaar aangepast aan de ontwikkeling van de index. Ten tweede heeft de belastingadministratie op 5 februari een circulaire gepubliceerd over de forfaitaire raming van het aantal privé gereden km. Deze circulaire is sinds 1 januari 2004 van toepassing op alle werknemers en bedrijfsleiders, ongeacht de sector. De wijzigingen van beide elementen van de formule, nl. de coëfficiënt afhankelijk van de fiscale pk en de forfaitaire raming van het aantal privé gereden km bespreken we verder in dit artikel. Coëfficiënt De nieuwe, geïndexeerde coëfficiënten die van toepassing zijn sinds 1 januari 2004 bedragen: Fiscale pk 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 en meer
Voordeel in euro’s per afgelegde km 0,1554 0,1824 0,2016 0,2230 0,2433 0,2647 0,2928 0,3210 0,3401 0,3615 0,3750 0,3908 0,4021 0,4099 0,4201 0,4280
6
Berekening van aantal privé-kilometers Zoals al vermeld heeft debelastingadministratie op 5 februari een nieuwe circulaire gepubliceerd over de forfaitaire berekening van het ‘voordeel van alle aard’ voor het privé-gebruik van een bedrijfsauto. Het ‘voordeel van alle aard’ voor het privé-gebruik van een firmawagen wordt voortaan forfaitair geraamd op 5000 of 7500 km per jaar, afhankelijk van de afstand tussen woonplaats en de vaste plaats van het werk.
Afstand in kilometer tussen de woonplaats en de vaste plaats van het werk <= 25 >25
In aanmerking te nemen kilometeraantal
5000 7500
Deze forfaitaire kilometeraantallen omvatten de woon-werkverplaatsingen en de eigenlijke privé-verplaatsingen. Voor werknemers en bedrijfsleiders die geen woon-werkverplaatsingen met het ter beschikking gestelde voertuig afleggen en het voertuig voor eigen privéverplaatsingen gebruiken, geldt het wettelijk vastgelegde minimum van 5000 kilometer. De forfaitaire kilometeraantallen opgenomen in kolom 2 van de tabel gaan uit van het normale aantal werkdagen op jaarbasis. Daarbij is rekening gehouden met de normale en uitzonderlijke afwezigheden en klein verlet (vakantiedagen, compensatiedagen, recuperatiedagen, omstandigheidsverlof, ziekteverlof, studie- en congresdagen, …) en met het feit dat het voertuig niet alle dagen uitsluitend wordt gebruikt voor verplaatsingen tussen de woonplaats en de vaste plaats van het werk, maar ook naar niet vaste plaatsen van het werk.
Voorbeeld De afstand woonplaats - plaats van het werk (enkel) bedraagt 20 km. Privé legt de werknemer elk jaar 20000 km af. De fiscale pk bedraagt 9 (coëfficiënt voor inkomstenjaar 2004: 0,2647).Voordeel te vermelden op de fiche 281.10 kenletter V : 1.323,50 (5.000 x 0,2647) . Aandachtspunten Deze forfaitaire kilometeraantallen mogen alleen pro rata temporis worden verminderd als de belastingplichtige maar een gedeelte van het jaar de beschikking heeft over het voertuig (bv. van 1 september of tot en met juni, in welk geval de forfaitaire kilometeraantallen vermeld in voormelde tabel mogen worden herleid tot 4/12, respectievelijk 6/12).
7 Toepassingsgebied De richtlijnen opgenomen in deze circulaire en inzonderheid de forfaitaire kilometeraantallen zijn van toepassing op alle werknemers en bedrijfsleiders, ongeacht de sector (particulier of publiek) waartoe ze behoren. Weerslag op bestaande akkoorden – nieuwe akkoorden De bestaande akkoorden houden op te bestaan op 1 januari 2004. Iedere onderneming waarmee een dergelijk akkoord is afgesloten, zal hiervan overeenkomstig de bestaande regels door de taxatiedienst-beheerder van het belastingdossier op de hoogte worden gebracht. Deze kennisgeving zal gebeuren vanaf het ogenblik van de ontvangst van onderhavige circulaire. Nieuwe akkoorden zullen kunnen worden afgesloten op basis van de regels omschreven in de circulaire van 5 februari 2004.
8
De Wet op de Aanvullende Pensioenen
De Wet op de aanvullende pensioenen (verder afgekort tot ‘WAP’) is op 1 januari 2004 in werking getreden en zal een belangrijke impact hebben op bedrijven die een aanvullend pensioenplan hebben of in de toekomst wensen op te starten. De WAP vervangt de vroegere, welbekende wet–Colla, die in 1996 al een beperkte sociale bescherming had ingesteld, maar wijzigt ook tal van fiscale bepalingen. De nieuwe wetgeving is zeer omvattend, maar biedt toch heel wat voordelen, onder meer een betere sociale bescherming van de werknemers. De wet oogt complex, en juist daarom ontwikkelde KBC voor u een brochure over alle aspecten verbonden aan deze nieuwe wetgeving. U kunt deze brochure binnenkort raadplegen op onze website. De brochure is ingedeeld in 5 hoofdstukken, die we in dit artikel kort toelichten. Hoofdstuk 1: Doelstellingen van de WAP Hierin wordt de WAP gesitueerd binnen het totale pensioenlandschap. Meer specifiek richt de WAP zich op de tweede pensioenpijler, die alle aanvullende pensioenen omvat die verband houden met de beroepsactiviteit. Het gaat dus om pensioenen die de werkgever heeft ingesteld. Met deze nieuwe wetgeving wil de Minister van Pensioenen de aanvullende pensioenen verder promoten en ervoor zorgen dat alle werknemers, ook de arbeiders, toegang krijgen tot een aanvullend pensioen. De Wet op de aanvullende pensioenen omvat twee grote delen: - een eerste deel regelt de sociaalrechterlijke bescherming verbonden aan de opbouw van aanvullende pensioenen. Dit deel is alleen van toepassing op werknemers, dus niet op zelfstandigen - het tweede deel omvat de fiscale bepalingen en is ruimer omdat het niet alleen geldt voor werknemers, maar ook voor bedrijfsleiders. Hoofdstuk 2 : Toepassingsdomein van de WAP Ten opzichte van de vorige wetgeving, verruimt de wet haar toepassingsdomein op drie gebieden a. uitbreiding naar het sectorale niveau In de nieuwe wetgeving krijgen aanvullende pensioenregelingen die door een sector worden ingericht een volwaardige plaats. Meer zelfs, de regering kiest er bewust voor om dergelijke sectorpensioenplannen te promoten. b. uitbreiding naar individuele toezeggingen De nieuwe WAP creëert een wettelijk kader waarbinnen individuele toezeggingen voor werknemers of bedrijfsleiders kunnen geformuleerd worden. c. uitbreiding naar de sociale pensioentoezegging Ten slotte voorziet de wet in de mogelijkheid om de klassieke pensioentoezegging uit te breiden naar een sociale pensioentoezegging. Dit betekent dat de inrichter zijn
9 plan uitbreidt met een zgn. solidariteitsluik. Hoofdstuk 3. Sociale regels bij invoering van een pensioenplan Met deze nieuwe wet wilde de regering bewerkstelligen dat de inrichter een aantal sociale regels zou respecteren bij de invoering van een aanvullend pensioenplan. De wetgever gaat ervan uit dat de beslissing tot invoering van een pensioentoezegging (zowel sectorplannen, ondernemingspensioenplannen als individuele plannen) tot de uitsluitende bevoegdheid van de inrichter behoort. De wijze waarop dit gebeurt is echter onderworpen aan een aantal regels, die worden toegelicht in hoofdstuk 3 van de brochure. Hoofdstuk 4 : Fiscale regels van aanvullende pensioenplannen Zowel de bijdragen als de uitkeringen van een collectieve of individuele pensioentoezegging zijn onderworpen aan fiscale regels. Een belangrijke wijziging is dat uitkeringen onder een voordelig belastingregime in de toekomst alleen nog mogelijk zijn vanaf de leeftijd van 60 jaar. In dit hoofdstuk gaan we ook even in op de bedrijfsleiderverzekering. Hoofdstuk 5. Welke impact heeft de WAP op bestaande pensioenplannen ? Elk bestaand pensioenplan (groepsverzekering, pensioenfonds) zal voortaan conform de WAP moeten zijn. Zowat alle pensioenplannen zullen dus moeten worden aangepast aan de nieuwe wetgeving. Bedrijven met een pensioenplan bij KBC hoeven hiervoor geen initiatief te nemen. KBC controleert alle contracten en zal zo nodig contact opnemen met u (of heeft dit al gedaan). Voor bedrijven met een pensioenplan bij een andere financiële instelling ontwikkelde KBC een stappenplan met 10 controlepunten. Dit stappenplan kunt u vinden in hoofdstuk 5 van de brochure. Wenst u dat een adviseur van KBC uw bestaand contract controleert op zijn WAP-conformiteit, dan kunt u het best contact opnemen met uw KBC-verzekeringsagent of -bankkantoor.
10
Het vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen
U weet waarschijnlijk dat uw wettelijk pensioen als zelfstandige beperkt is. Stel dat u vandaag, na een volledige loopbaan als zelfstandige, met pensioen gaat. Dan krijgt u als alleenstaande zelfstandige of als zelfstandige binnen een tweeverdienersgezin maximaal 9 750 euro op jaarbasis. De overheid moedigt u daarom aan om zelf een appeltje voor de dorst bijeen te sparen. Door fiscale voordelen toe te kennen aan formules waarmee u zelf een aanvullend pensioen opbouwt (pensioensparen en langetermijnsparen). Exclusief voor zelfstandigen is er nu een nieuwe en uitermate interessante formule: het Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen. Met een Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen recupereert u tot twee derden van uw stortingen. •
•
Tot 53,50 % van uw stortingen als fiscaal voordeel. Op uw belastingaangifte trekt u uw stortingen elk jaar af van uw inkomen. Daardoor realiseert u een fiscaal voordeel dat gelijk is aan de aanslagvoet op uw hoogste inkomensschijf. Als we ook rekening houden met de gemeentebelasting, kan die besparing oplopen tot maar liefst 53,50 % van uw stortingen* * Percentage voor een netto belastbaar beroepsinkomen van 30 210,01 euro of meer (bedrag 2004). Tot 20,34 % van uw stortingen op uw sociale bijdragen. Uw sociale bijdragen worden berekend op uw inkomen na aftrek van de stortingen voor uw pensioenplan. Als u een Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen hebt, betaalt u dus op een lager inkomen sociale bijdragen. Zo bespaart u nog eens tot 20,34 %** van uw stortingen** ** Percentage inclusief 3,5% beheerskosten aangerekend door sociaal verzekeringsfonds *** Percentage voor een netto belastbaar beroepsinkomen tussen 9 067,99 euro en 44 289,23 euro (bedragen 2004).
Stel, uw netto belastbaar inkomen bedraagt 30 000 euro. U beslist om elk jaar de maximaal aftrekbare bijdrage van 2 412,29 euro voor zo’n Vrij Aanvullend Pensioen te storten. Dankzij de fiscale voordelen en het voordeel op uw sociale bijdragen betaalt u uiteindelijk zelf maar 631,06 euro van die 2 412,29 euro. Het KBC-Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen is heel soepel en heeft een aantrekkelijke opbrengst: • •
Binnen de grenzen van het bedrag waarop u fiscale voordelen kunt realiseren, betaalt u wat u wilt en wanneer u wilt; Op al uw stortingen krijgt u tot de datum van uw pensionering een gewaarborgde minimumopbrengst. Die vullen we jaarlijks aan met een deelneming in de winst van KBC Verzekeringen. Zo verkrijgt u een
11 totaalopbrengst die doorgaans hoger is dan de opbrengst van een vergelijkbare vastrentende belegging.
De toekomst van de pensioenen
Artikel II in de reeks ‘De toekomst van de pensioenen’: Ondanks het Zilverfonds zullen wellicht nog heel wat inspanningen geleverd moeten worden om de pensioenen betaalbaar te houden… De uitkeringen van de eerste pijler vormen een belangrijke uitgavenpost voor de overheid. Alles samen waren zij in 2001 goed voor 38,1 % van alle sociale uitkeringen of 8,4 % van het BBP. De komende decennia zal de veroudering van de bevolking de financiering van het wettelijk pensioenstelsel onder druk zetten. Dat zal vooral het geval zijn tussen 2010 en 2030, wanneer het aandeel van de 65plussers in de totale Belgische bevolking zal oplopen van 17,6 % tot 24,3 % (de zgn. vergrijzing van de bevolking). Volgens het Federaal Planbureau zal het aantal gepensioneerden daardoor tussen 2000 en 2030 met 52 % en tussen 2000 en 2050 zelfs met 71 % toenemen. Deze demografische ontwikkeling is overigens onvermijdbaar. De betrokken bevolkingsgroepen zijn immers al geboren, terwijl geboorte- en sterftecijfers slechts uiterst langzaam veranderen. Blijven de pensioenen betaalbaar? Zonder ingrepen in het wettelijk pensioenstelsel zal dit onvermijdelijk de kosten voor de overheid opdrijven. Andere uitgavenposten van de sociale zekerheid, zoals de kinderbijslagen en de werkloosheidsuitkeringen, zullen door de demografische ontwikkelingen wellicht dalen, maar de meeste ramingen laten er weinig twijfel over bestaan dat de vergrijzing per saldo aanzienlijk hogere uitgaven voor de sociale zekerheid zal veroorzaken (zie tabel). Ramingen van de kosten van de vergrijzing voor de overheid (extra uitgaven tov. 2000, in % van het BBP) -
2030
2050
D'Alcantara (2000)
3,6
5,0
Federaal Planbureau (2002)
1,9
2,4
-
3,3
D'Alcantara (2000)
3,6
4,1
Federaal Planbureau (2002)
2,3
3,5
-
5,2
Uitgaven voor wettelijke pensioenen
OESO (2001) Totale uitgaven voor sociale uitkeringen
OESO (2001)
Bronnen: G. D'Alcantara, De budgettaire kostprijs van de
12 bevolkingsvergrijzing, Documentatieblad van het Ministerie van Financiën nr. 3, 2000 ; T. Than Dang e.a., Fiscal implications of ageing, OECD Economics working paper no. 305, 2001 ; M. Englert e.a., Verkenning van de financiële evolutie van de sociale zekerheid
Bovendien dreigen die kosten de komende jaren op de schouders van een steeds krimpende groep bijdragenden terecht te komen. Het aantal werkenden per gepensioneerde zal immers terugvallen van 1,9 in 2000 tot 1,2 in 2050. Om het wettelijk pensioenstelsel betaalbaar te houden, bestaan in essentie slechts een beperkt aantal oplossingen:
Uitgavenbeperking door het verlagen van de pensioenuitkeringen: dit is zowel sociaal als politiek onaanvaardbaar en zal allicht ook in de toekomst onbespreekbaar blijven. Versteviging van de financieringsbasis van het stelsel door: een hogere bijdragevoet een groter aantal bijdragenden alternatieve financieringsbronnen
De Belgische economie wordt in internationaal perspectief al gekenmerkt door een zeer zware fiscale en parafiscale druk, in belangrijke mate geconcentreerd op het inkomen uit arbeid. Een verdere verhoging van die druk zou nefast zijn voor onze economie. Nagenoeg alle politieke partijen lijken overigens overtuigd van de dringende noodzaak van een verlaging van de lasten op arbeid. De overheid wil dan ook vooral via de twee resterende mogelijkheden de eerste pijler van het pensioenstelsel overeind houden. In het kader van de actieve arbeidsmarkt probeert de regering, voorlopig met matig succes, meer mensen aan de slag te krijgen. Vooral op het vlak van de oudere actieven (50- tot 65-jarigen) is nog heel wat vooruitgang mogelijk. Gemiddeld verlaten Belgische werknemers op 57 jaar de arbeidsmarkt, heel wat vroeger dan de officiële pensioenleeftijd van 65 jaar. Een verhoging van de werkgelegenheid van deze bevolkingsgroep zou voor de sociale zekerheid de uitgaven beperken en tegelijk haar ontvangstenbasis verbreden. In het verleden bleek evenwel dat dit zeer moeilijk ligt. Uit enquêtes blijkt overigens dat een ruime meerderheid van de bevolking de effectieve pensioenleeftijd (57 jaar) zowat ideaal vindt. De overheid mikt dan ook vooral op extra middelen uit alternatieve bronnen om de toekomstige pensioenen te financieren. De rentelasten op de hoge overheidsschuld bedroegen in 2002 nog 6 % van het BBP. Als de overheid er de komende jaren in slaagt haar schuld verder terug te dringen, zullen ook de rentelasten afnemen. De daardoor vrijkomende middelen zullen allicht volstaan om de extra pensioenkosten te dragen. Er is dus zeker geen reden tot doemdenken over de houdbaarheid van de Belgische
13 openbare financiën op lange termijn. Het zal voor toekomstige regeringen echter zeer verleidelijk zijn om de beschikbare middelen aan te wenden voor andere initiatieven, zoals belastingverlaging, extra overheidsinvesteringen, … Het Zilverfonds Om dit te vermijden werd in 2001 beslist tot de oprichting van het Zilverfonds. In tegenstelling tot wat de naam suggereert, vormt dit 'fonds' geen spaarpot waaruit in de toekomst de pensioenen betaald kunnen worden. Het is louter een instrument om
Gemiddeld werknemerspensioen in % van het gemiddelde brutoloon
de noodzakelijke schuldafbouw te verzekeren.
Doordat het Zilverfonds in overheidsobligaties belegt, leent de overheid aan zichzelf en wordt de geconsolideerde overheidsschuld kleiner. Als de obligaties van het fonds in de toekomst worden verkocht om de pensioenkosten te financieren, zal de schuld opnieuw toenemen. Het fonds vormt dus slechts een tijdelijke schuldafbouw. De belangrijke verdienste van het Zilverfonds is dat het de overheid aanmaant om bij de begrotingsopmaak rekening te houden met de toekomstige extra uitgaven ten gevolge van de vergrijzing door een deel van de budgettaire middelen voor schuldafbouw te reserveren. Toch zal voor de bestemming van de beschikbare begrotingsmarge jaarlijks een keuze gemaakt moeten worden tussen enerzijds de opbouw van het Zilverfonds en anderzijds nieuwe beleidsinitiatieven. Werk aan de winkel De ontwikkelingen van de voorbije jaren laten vermoeden dat de overheid zich voldoende bewust is van de nakende problemen verbonden aan de veroudering van de bevolking. Het Zilverfonds vormt bovendien een zeker disciplineringsinstrument voor toekomstige regeringen. Het is dan ook waarschijnlijk dat de komende jaren verdere inspanningen geleverd zullen worden om de pensioenen betaalbaar te houden. Maar, zelfs als de financiering van de eerste pensioenpijler gegarandeerd blijft, zal dit niet verhinderen dat de relatieve levensstandaard van ouderen die uitsluitend op het
14 wettelijk pensioen terugvallen, tegenover de werkende bevolking steeds meer achteruit zal gaan (zie grafiek).