Ecologische inventarisatie Om de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan Midwolda-Nieuwlandseweg Arts/Rulo te toetsen, is een ecologische inventarisatie uitgevoerd. Tevens is gekeken naar de effecten op beschermde gebieden in de omgeving. Het doel hiervan is om na te gaan of een vooronderzoek in het kader van de
Flora-
en
faunawet
en/of
een
oriënterend
onderzoek
in
het
kader
van
de
Natuurbeschermingswet 1998 of de Ecologische Hoofdstructuur noodzakelijk is. Het gebied is op 29 maart 2012 bezocht door een ecoloog van BügelHajema Adviseurs.
Soortbescherming Flora- en faunawet Met ingang van 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Het soortenbeleid uit de Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992) van de Europese Unie is hiermee in de nationale wetgeving verwerkt. Achter de Flora- en faunawet staat de zorgplicht voor in het wild levende beschermde dieren en planten en hun leefomgeving. Beschermde soorten worden opgesomd in de ‘lijsten beschermde inheemse planten- en diersoorten’. De Algemene Maatregel van Bestuur ex artikel 75 van de Flora- en faunawet van 23 februari 2005, kent een driedeling voor het beschermingsniveau van planten- en diersoorten (licht beschermd, middelzwaar beschermd en streng beschermd). INVENTARISATIE In de inventarisatie wordt onderscheid gemaakt tussen de nieuwe bedrijfslocaties en de bestaande bedrijfslocaties. Op de nieuwe locaties vindt nieuwbouw plaats, op de oude locaties is sloop van bestaande bebouwing aan de orde. Volgens gegevens van Quickscanhulp (NDFF - quickscanhulp.nl, 02-04-2012) komen in een straal van 1 kilometer rondom de vier locaties,
de volgende
middelzwaar tot streng beschermde soorten voor: steenbreekvaren, das, vier soorten vleermuizen en verschillende soorten vogels waaronder kerkuil en ransuil. De steenbreekvaren en de das komen vermoedelijk voor in het natuurgebied Kromme Elleboog aan de oever van het Oldambtmeer. Nieuwe bedrijfslocaties Beide locaties zijn op korte afstand van elkaar gelegen aan de Nieuwlandseweg.
Beide locaties maken deel uit van een grootschalig open akker- en graslandgebied. De nieuwe locaties bestaan uit soortenarme graslanden. Tussen de graslanden en de weg ligt een sloot. De ecologische waarde is hiervan zeer laag. Gezien de inrichting en het gebruik van het plangebied worden alleen enkele algemene, licht beschermde soorten (zoals veldmuis en meerkikker) en enkele zwaarder beschermde vogels in en direct rond het plangebied verwacht. Alle inheemse vogelsoorten zijn in het kader van de Flora- en faunawet zwaar beschermd. In het plangebied zijn geen potentiële verblijfplaatsen (gebouwen/bomen met holtes) voor vleermuizen aanwezig. Gezien de grootschalige openheid wordt ook geen foerageergebied voor vleermuizen van betekenis verwacht. Door de ontwikkelingen zullen er bovendien geen negatieve effecten op vleermuizen optreden als deze al aanwezig zouden zijn. In de sloot zal mogelijk een dam worden aangelegd. Beschermde vissoorten zijn niet te verwachten in de sloot. Bestaande bedrijfslocaties De bestaande locaties zijn op onderstaande foto’s weergegeven. In beide gevallen gaat het om een grote boerderij met een pannendak en veel bijgebouwen, welke hoofdzakelijk uit schuren met golfplaten daken bestaan. Op het melkveebedrijf (onderste foto) is tevens een mestsilo aanwezig. Beplanting is slechts spaarzaam aangetroffen. Ook op en rond deze percelen zijn de natuurwaarden laag. Gezien de inrichting en het gebruik van het erf en de gebouwen binnen deze locaties worden hoofdzakelijk algemene, licht beschermde soorten (zoals huisspitsmuis en rosse woelmuis) en enkele zwaarder beschermde vogels in en direct rond de bouwpercelen verwacht. Alle inheemse vogelsoorten zijn in het kader van de Flora- en faunawet zwaar beschermd. In de meeste bebouwing (schuren met golfplaten daken en silo’s) worden geen verblijfplaatsen voor vleermuizen of nestelende vogels (huismus) verwacht.
Echter in de oude boerderijen met pannendaken kunnen verblijfplaatsen voor vleermuizen en huismus op beide locaties niet worden uitgesloten. Verblijfplaatsen van vleermuizen en nestplaatsen van huismus zijn jaarrond beschermd. Ook kan het voorkomen van beschermde soorten als kerkuil en steenmarter in deze boerderijen niet geheel worden uitgesloten.
EFFECTEN Nieuwe bedrijfslocaties Tijdens de werkzaamheden kunnen verblijfplaatsen van enkele licht beschermde soorten worden vernietigd en verstoord. Ook kunnen hierbij enkele exemplaren worden gedood. De aanwezige licht beschermde soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt voor deze soorten de zorgplicht van de Flora- en faunawet. Het is verboden nesten van vogels (indien nog in functie) te vernietigen of te verstoren. Met betrekking tot de uitvoering van de werkzaamheden dient derhalve rekening te worden gehouden met het broedseizoen. De Flora- en faunawet kent geen standaardperiode voor het broedseizoen. Het is van belang of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen ongeveer van 15 maart tot 15 juli duurt. De kans dat er vogels in het plangebied tot broeden komen is klein. Indien tijdens het broedseizoen de werkzaamheden starten, dient vooraf aan de werkzaamheden, het plangebied op eventuele nesten te worden onderzocht. Bestaande bedrijfslocaties Tijdens de werkzaamheden kunnen verblijfplaatsen van enkele licht beschermde soorten worden vernietigd en verstoord. Ook kunnen hierbij enkele exemplaren worden gedood. De aanwezige licht beschermde soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt voor deze soorten de zorgplicht van de Flora- en faunawet.
Het is verboden nesten van vogels (indien nog in functie) te vernietigen of te verstoren. Met betrekking tot de uitvoering van de werkzaamheden dient derhalve rekening te worden gehouden met het broedseizoen. De Flora- en faunawet kent geen standaardperiode voor het broedseizoen. Het is van belang of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen ongeveer van 15 maart tot 15 juli duurt. De kans dat enkele algemene vogelsoorten in het plangebied tot broeden komen is groot. Aangezien de oude boerderijen niet worden gesloopt kan nader onderzoek op dit punt achterwege blijven.
Gebiedsbescherming Natuurbeschermingswet 1998 Op 1 oktober 2005 is de Natuurbeschermingswet 1998 van kracht geworden. Deze wet bundelt de gebiedsbescherming van nationaal begrensde natuurgebieden. In de Natuurbeschermingswet zijn ook de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. Onder de Natuurbeschermingswet worden drie typen gebieden aangewezen en beschermd: Natura 2000-gebieden, Staats- en Beschermde Natuurmonumenten en Wetlands. Verder is deze wet de basis voor het nationale Natuurbeleidsplan waarin de Ecologische Hoofdstructuur is geregeld. Ecologische Hoofdstructuur De Ecologische Hoofdstructuur is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. De Ecologische Hoofdstructuur is als beleidsdoel opgenomen in de Nota Ruimte en voor de provincie Groningen uitgewerkt in het Provinciaal Omgevingsplan 2009-2013. INVENTARISATIE Het plangebied (bestaande en nieuwe bedrijfslocaties) ligt niet in of grenst niet aan een beschermd gebied in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Het meest nabijgelegen gebied uit de Natuurbeschermingswet 1998 betreft het Natura 2000 Waddenzee op circa 7 kilometer afstand. De Ecologische hoofdstructuur ligt op circa 2 kilometer afstand (Kromme Elleboog). Het plangebied heeft geen ecologische relaties met de gebieden uit de Ecologische hoofdstructuur. Het plangebied is in de Provinciale Omgevingsvisie wel aangeduid als waardevol gebied voor akker- en weidevogels. EFFECTEN De Natura 2000-gebieden liggen op grote afstand van het plangebied. Gezien de aard van de ingrepen binnen het plangebied treden er geen effecten op. Het Natura 2000 gebied Waddenzee is niet in bijzondere mate verzuringgevoelig. Bovendien komt de melkveehouderij niet of nauwelijks dichterbij te liggen. Voor deze activiteit is daarom geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig. Ook op de EHS treden geen effecten op. De afstand is voldoende groot en tussen het plangebied en de EHS ligt infrastructuur en bebouwing. Het lijkt onwaarschijnlijk dat de nieuwe bedrijfslocaties van grote waarde zijn voor akker- en weidevogels. Negatieve effecten worden dan ook niet verwacht.
De voorgenomen activiteit is niet in strijd met het ‘nee, tenzij’-beleid uit de Nota Ruimte en de uitwerking daarvan in de Provinciaal Omgevingsplan Groningen, 2009-2013.
Conclusie 1
Uit de ecologische inventarisatie is naar voren gekomen dat, wanneer er bij de planning en werkzaamheden voldoende rekening wordt gehouden met het broedseizoen van vogels, er wat betreft de bestaande en nieuwe bedrijfslocaties geen noodzaak bestaat voor een vooronderzoek in het kader van de Flora- en faunawet. Het plan is ten op dit punt uitvoerbaar.
2
Gezien de aard van de ingrepen en de ontwikkelingen in het plangebied treden geen negatieve effecten op in de Natura 2000 gebieden en de Ecologische hoofdstructuur. De activiteit is op het punt van natuur niet in strijd met de Provinciaal Omgevingsplan Groningen 2009-2013 en de Natuurbeschermingswet 1998.
Het is formeel aan het bevoegd gezag, College van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen om de visie ten aanzien van beschermde gebieden te bevestigen.