het expat- effect;fotografieEls ZweerinktekstEvelien FlinkVolkskrant magazineNieuw in eigen landNieuw in eigen landNieuw in eigen land Bron: Volkskrant Publicatie datum: 2012-03-31 00:00:00 Woorden: 2267
Verhuizen naar de andere kant van de wereld? Geen probleem. Maar verhuis kinderen van expats terug naar hun eigen land en de verwarring slaat toe. ‘Op papier ben je gewoon Nederlands, dus je mag niet dezelfde fouten maken als buitenlanders en toeristen.’ ‘Waar kom jij vandaan? Dat is echt de vervelendste vraag die er is’, zegt expat Eline Postma (21). Na het grootste deel van haar leven in Thailand te hebben doorgebracht, werd zij op haar 16de met twee koffers en haar gitaar op het vliegtuig terug naar Nederland gezet. Om te repatriëren, zoals dat officieel heet. ‘Aangezien het om financiële redenen al vaststond dat ik later aan een Nederlandse universiteit zou gaan studeren, leek het mijn ouders een goed idee dat ik hier mijn middelbare school zou afmaken. Dan kon ik alvast wennen. Maar ik voelde me totaal niet verbonden met Nederland en zag enorm tegen mijn terugkeer op.’ Toen ze zich eenmaal geïnstalleerd had bij haar grootouders in het Brabantse Oss, viel het wennen Postma dan ook zwaarder dan gedacht. Ze kreeg te maken met een taalbarrière. ‘In Thailand was Engels thuis de voertaal geworden. Nederlands kende ik alleen uit de boeken van Harry Potter. Die namen mijn grootouders altijd mee.’ De eerste maanden in Nederland worstelde ze zich door stapels kinderboeken in de bibliotheek, in de hoop haar woordenschat weer op peil te krijgen. ‘Ik hield zelfs een schriftje bij met woorden die ik niet kende. Zoals ‘snelbinders’, of ‘bekaf’. Toch durfde ik in het begin nauwelijks met leeftijdsgenoten te praten. Ik kwam gewoon niet uit mijn woorden. Mijn schoolprestaties leden eronder, omdat ik gewend was in het Engels te leren. Heel frustrerend, want in Thailand had ik altijd hoge cijfers.’ Haar frustraties hadden als gevolg dat Postma zich begon af te sluiten voor haar omgeving. Meestal zat ze alleen op haar kamer. Dan speelde ze gitaar, of chatte ze met vrienden uit Thailand. ‘Ik voelde me zo vervreemd van de Nederlandse cultuur. Ik had al jaren geen spijkerbroek meer aangehad, wist niet wie de eerste winnaar van Idols was en had geen flauw idee of ik nou ‘chill’ of ‘leip’ moest zeggen. Steeds vaker voelde ik me een buitenlander in mijn eigen land.’ Postma is een derdecultuurskind: iemand die opgroeit in twee (of meerdere) culturen en elementen van deze culturen combineert tot een nieuwe, derde. Ze kunnen een cultuurschok in eigen land ervaren, delen vrienden per continent in en vinden de wereld eigenlijk nogal klein. De lastigste vraag die je een derdecultuurskind kunt stellen is waar hij of zij vandaan komt. De kans is
namelijk groot dat deze vraag met minstens drie plaatsnamen wordt beantwoord. Of helemaal niet. ‘Ze reizen zonder problemen de hele wereld rond, maar verhuis een derdecultuurskind terug naar het eigen land en de verwarring slaat toe’, zegt Tina Quick, repatriatiecoach en auteur van The Global Nomad’s Guide to University Transition, een handboek voor expatjongeren die terugkeren naar het eigen land om te studeren. ‘Wanneer je voor je 18de voor langere tijd in verschillende culturen leeft, kan dit later tot een aantal lastige vragen leiden. Zoals: waar kom ik vandaan? Of nog belangrijker: waar hoor ik thuis?’ Quick legt uit dat de studententijd voor veel jongeren het eerste moment is waarop ze uit hun vertrouwde expatgemeenschap stappen. Ze ontdekken dan dat een internationale school, met louter jongeren die ook meerdere keren zijn verhuisd, een waar toevluchtsoord kan zijn in vergelijking met de universiteit. ‘Opeens komen ze dagelijks in aanraking met leeftijdsgenoten die wel hun hele leven in één land hebben gewoond en een heel sociaal netwerk hebben.’ Voor student international business Michiel Smitskamp (24), die opgroeide in Oman, Engeland en Amerika, bleek dit zelfs een reden om naar de meest noordelijke studentenstad van Nederland te verhuizen. ‘Je komt toch in een land terecht waar je helemaal niemand kent, en ik wist dat de meeste Nederlandse studenten in het weekend naar hun ouders gaan. Daarom koos ik bewust voor Groningen. Ik hoopte dat mensen daar vanwege de extra reistijd wel gewoon in de stad zouden blijven. Maar helaas, bijna iedereen ging in het weekend toch naar de ouders. Of op stap met vrienden van de middelbare school. In het begin kon ik daar echt van balen. Zat ik weer twee dagen in m’n eentje.’ Ook Smitskamp vond de vraag waar hij vandaan kwam een lastige. ‘In het begin zei ik weleens dat ik uit Den Haag kwam, daar ben ik geboren. Dan kreeg ik meteen allemaal vragen terug. Of ik die en die kende, of ik wel eens daar en daar was geweest. Um, nee. Op een gegeven moment zei ik maar meteen dat ik in het buitenland was opgegroeid.’ Het verraderlijke is volgens Quick dat veel kinderen van expats hun repatriatie niet zien als de zoveelste verhuizing, maar als thuiskomst. Hierdoor bereiden ze zich niet voor op de, vaak onvermijdelijke, cultuurschok. ‘Ze denken: ik ga naar mijn eigen land, dus ik zal het allemaal wel weten. Met als gevolg dat ze zich, indien dat niet het geval is, ongemakkelijk of onbeholpen kunnen voelen.’ Veronique van der Kleij (24) groeide op in Thailand, China, Spanje, Portugal en Zweden. Na in het laatstgenoemde land haar middelbare school te hebben afgerond, keerde ze terug naar Nederland om psychologie te studeren op het University College in Maastricht. Niet in de laatste plaats omdat het onderwijs daar Engelstalig is, maar ook omdat ze nog niet zeker wist wat ze wilde studeren en de stad Maastricht erg leuk vond. ‘Dat iedereen op het University College internationaal georiënteerd is, was een leuke bonus. Ik voelde me namelijk niet heel erg van Nederland
vervreemd. Mijn ouders hebben er altijd voor gezorgd dat we elke zomer hier doorbrachten.’ Toch ontdekte Van der Kleij al snel dat in Nederland wonen iets meer kennis vereist dan er op vakantie gaan. ‘Ik merkte wel dat andere mensen er weinig begrip voor hadden als ik bepaalde dingen niet wist. Hoe een strippenkaart werkt bijvoorbeeld, of wat het verschil is tussen havo en vmbo. Ik heb dat soort dingen echt in mijn hoofd moeten stampen. Op papier ben je gewoon Nederlands, dus blijkbaar mag je niet dezelfde fouten maken als buitenlanders en toeristen.’ Om nog maar te zwijgen over de meest fundamentele vaardigheid waarin Nederlanders zich onderscheiden van alle overige wereldbewoners: fietsen. ‘Ik kon het wel’, zegt Van der Kleij. ‘Maar ik merkte meteen dat ik er niet zo handig in was als anderen. Fietsen met boodschappentassen aan het stuur vond ik erg lastig. En iemand achterop nemen durfde ik al helemaal niet. Terwijl dat soort dingen voor mijn Nederlandse leeftijdsgenoten juist volkomen vanzelfsprekend waren.’ Andere ervaringen zijn juist voor expatjongeren weer vanzelfsprekend. Reizen naar voor Nederlandse begrippen verre, exotische oorden bijvoorbeeld. ‘Soms vertel ik mensen bewust niet over alle plekken die ik heb gezien’, geeft Van der Kleij toe. ‘Ik ben bang dat mensen denken dat ik me uitsloof. Maar het is echt geen kwestie van arrogant doen. Het is gewoon mijn verhaal.’ Verborgen immigranten, zo omschrijft Quick derdecultuurskinderen die terugverhuizen naar hun land van burgerschap. ‘Volgens hun paspoort verschillen ze niet van de lokale bewoners. Sterker nog, ze zijn het zelf. Aansluiting vinden ze echter vooral bij de internationale studentengemeenschap. Toch horen ze daar ook niet helemaal thuis. Zo vallen ze precies tussen wal en schip.’ Met in sommige gevallen een behoorlijke administratieve rompslomp als gevolg, ontdekte Johanna van Vrede (24) toen zij drie jaar geleden uit Engeland terugverhuisde naar Nederland om een master internationale betrekkingen te doen. Omdat ze te lang in het buitenland had gewoond, was een ‘reguliere’ inschrijving bij de gemeente niet mogelijk. Ze moest langs het immigratiekantoor. ‘Echt bizar’, zegt Van Vrede. ‘Zat ik in een wachtkamer met mensen die zich willen aanmelden voor de inburgeringscursus, terwijl ik zelf gewoon Nederlands praat, Nederlandse ouders én een Nederlands paspoort heb. Welkom terug, dacht ik toen.’ Ook in de weken daarop werd het Van Vrede niet makkelijk gemaakt. ‘Ik kon niet meedoen met de Nederlandse Intreeweek en kwam in eerste instantie niet in aanmerking voor studiefinanciering, omdat ik uit het buitenland kwam. Tegelijkertijd kon ik me niet aanmelden bij het International Student Network en kreeg ik geen voorrang op een kamer, wat je doorgaans krijgt als je niet bij je ouders kunt blijven wonen. Ik viel overal buiten, heel frustrerend.’ Smitskamp voelt zich nergens zo Nederlands als in het buitenland, zegt hij. ‘In Amerika trok ik vaak oranje T-shirts aan naar school. Hier doet niemand dat. En ik weet nog hoe bijzonder ik Nederlands eten vond toen ik in het buitenland woonde. Daar waren stroopwafels en bitterkoekjes
echt iets speciaals, iets om zuinig op te zijn. Hier liggen wel honderd pakjes stroopwafels in de supermarkt. Ik kijk er niet eens naar. En bitterkoekjes heb ik in de eerste paar weken dat ik terug was zo vaak gegeten dat ik ze eigenlijk niet meer lust.’ Vriendschappen kunnen een soortgelijk verloop hebben. Postma: ‘Er is een Nederlandse vriendin van de basisschool met wie ik in Thailand contact heb gehouden. Hele brieven schreven we elkaar, later e-mails. Grappig genoeg heb ik haar sinds mijn terugkomst naar Nederland maar één keer gezien. Nu is ons contact heel vaag. Het verloopt vooral via Facebook.’ Volgens Quick doorloopt elke repatriërende jongere hetzelfde patroon. ‘De eerste weken zijn te vergelijken met een soort huwelijksreis. Je hoort je eigen taal om je heen, kijkt weer naar je favoriete soapserie van vroeger en geniet volop van het eten waarmee je bent opgegroeid. Alles is fantastisch, kortom. Enkele maanden later is dat euforische gevoel weggeëbd, en ontdek je dat er ook veel dingen zijn waarmee je moeite hebt. Dit is het moment waarop sommige jongeren tegen een muur lopen, en de landen beginnen te missen waar ze zijn opgegroeid.’ Op dergelijke momenten is internet natuurlijk een zegen. Of niet? Quick: ‘Het is geweldig dat ze via Skype en Facebook makkelijk met elkaar contact kunnen houden. Aan de andere kant loop je het risico dat je met één been in het ene en één been in het andere land blijft staan. Hierdoor kan het lastig zijn je vorige leven achter je te laten en verder te gaan.’ Dat is sowieso lastig. Volgens Quick krijgen derdecultuurskinderen voor hun 18de meer met afscheid en verlies te maken dan de meeste mensen gedurende hun hele leven. ‘Schuif je verdriet niet onder het tapijt’, adviseert de repatriatiecoach. ‘Heb je heimwee naar je oude huis? Mis je je vrienden? Sta erbij stil, praat erover. Zet desnoods de muziek keihard aan en huil het er allemaal uit.’ De vier geïnterviewden zien vooralsnog geen reden tot huilen. Ze beschouwen hun expatleven als iets positiefs. Van Vrede: ‘Natuurlijk zijn er ook minder leuke kanten aan dit bestaan, je moet vaker afscheid nemen van vrienden dan andere mensen van jouw leeftijd, maar op een gegeven moment went dat wel. Ik ben blij dat ik de kans heb gekregen twee verschillende culturen te leren kennen. Je ontwikkelt er toch een bredere blik door. En dat je goed Engels spreekt en eraan gewend bent met mensen uit heel de wereld om te gaan, is toch alleen maar handig?’ Ook Van der Kleij ziet vooral voordelen. ‘Het is moeilijk steeds een nieuw bestaan op te bouwen, maar je krijgt er veel voor terug. Ik heb op jonge leeftijd al veel gezien en meegemaakt. Daarbij doe je als expat veel sociale vaardigheden op. Je staat meer open voor nieuwe ontmoetingen.’ In deze gemondialiseerde maatschappij zijn dat geen slechte eigenschappen. ‘Als jongere kan een expatbestaan moeilijk zijn, maar later pluk je de vruchten van de vaardigheden die je hebt opgedaan’, zegt Quick. ‘Het is niet voor niets dat veel derdecultuurskinderen later in een internationale functie terechtkomen. Als ambassadeur bijvoorbeeld, of diplomaat.’
Op de vraag of zij vanaf nu voor altijd in Nederland blijven wonen, antwoorden de geïnterviewden dan ook allemaal: nee. ‘Ik wil dat expatleven terug’, zegt Smitskamp. ‘Ook als ik later zelf een gezin heb. Ik denk dat maar weinig mensen begrijpen hoe belangrijk het is om in een internationale omgeving op te groeien. Je wordt er tolerant van. Daar zouden veel mensen in Nederland nog wat van kunnen leren.’ Ook bij Postma, die het tegenwoordig in Nederland toch prima naar haar zin heeft, wordt de reisdrift sterker. ‘Ik studeer mariene biologie, dus ik hoop over een paar jaar toch wel tussen de riffen van Curaçao of Australië te zitten. Sowieso kan ik niet langer dan drie of vier jaar op dezelfde plek blijven wonen. Dan begint het te kriebelen, wil ik weer ergens anders heen.’ Voor die lastige vraag heeft ze in elk geval een handig antwoord gevonden. ‘Wanneer ik iemand ontmoet met wie ik graag in gesprek wil komen, geef ik het lange antwoord. Dat ik Nederlands ben, maar eigenlijk in Thailand ben opgegroeid. Een prima gespreksopener. Wil ik het gesprek juist zo kort mogelijk houden, dan zeg ik gewoon dat ik uit Groningen kom. Eigenlijk is het best handig, zo’n uitgebreid levensverhaal.’ ‘Je staat als expat meer open voor nieuwe ontmoetingen’ ‘Fietsen met tassen aan het stuur vond ik erg lastig’ ‘Ik voelde me vervreemd van de Nederlandse cultuur’ ‘Je komt toch in een land terecht waar je helemaal niemand kent’ Media-caption: Veronique van der Kleij Eline Postma Michiel Smitskamp Johanna van Vrede