Chronische pijn een meer dan lichamelijke behandeling
muze Driemaandelijks september 2009
het medisch magazine van het UZ Brussel
8 9
11
De winterslaap van Methusalem
HPV en cervixpathologie : 20 jaar gecentraliseerde colposcopiekliniek Kantoor van Afgifte: Brussel X • Erkenningsnummer P2 06218
ord
o Voorw
Dynamiek in alle geledingen De geboorte van een kind is - net als de dood wanneer die komt op het einde van een gevuld en voldragen leven - per definitie een natuurlijk gegeven. In de grote meerderheid van de gevallen, wanneer moeder en foetus in goede gezondheid verkeren, verloopt een geboorte gelukkig vanzelf en ongecompliceerd, en spreken we terecht van een blijde gebeurtenis. In ons land worden, zelfs in deze ‘normale’ situatie, de meeste kinderen geboren in een ziekenhuisomgeving (wat dan eigenlijk een verkeerde benaming is, vandaar ‘kraamkliniek’, ‘moederhuis’, ‘materniteit’). Dit gebeurt vooral uit gewoonte, voorzichtigheid en voorzorg. Want dankzij een maatschappij waarin zuiver drinkwater, voldoende en gezonde voeding, een goed en relatief zorgeloos leven en een nauwgezette preventieve opvolging van moeder en foetus door huisarts en verloskundige thans als vanzelfsprekend worden beschouwd, zijn perinatale verwikkelingen bij ons gelukkig eerder uitzonderlijk. Het is overigens nuttig even stil te staan bij het feit dat deze verworvenheden wereldwijd niet zo vanzelfsprekend zijn. Maar zelfs in de beste omstandigheden kan er veel mislopen. In een grote (meer dan 2000 bevallingen per jaar) en universitaire verloskundige dienst zoals in ons ziekenhuis staat een team van gespecialiseerde verloskundigen klaar om niet alleen normale, maar ook moeilijke en gecompliceerde zwangerschappen en bevallingen optimaal bij te staan. In dit nummer krijgt u een idee van de hedendaagse mogelijkheden op dit vlak. Binnen hetzelfde specialisme houdt een andere groep artsen zich vooral bezig met de ‘niet-zwangere vrouw’: de gynaecologen. Ook hier zijn er preventieve (denken we bijvoorbeeld maar aan de huidige mogelijkheden van vaccinatie tegen baarmoederhalskanker), maar vooral ook curatieve aspecten (gynaeco-urologische problemen zoals incontinentie, oncologische aandoeningen zoals baarmoeder(hals) en ovariële kanker). UZ Brussel-gynaecologen stellen hier zichzelf en hun dienst voor. Een heel ander domein wordt toegelicht door professor Poelaert (diensthoofd anesthesie): de benadering van de patiënt met chronische pijn. Ook hier heeft het UZ Brussel, door de recente oprichting en uitbouw van een specifieke, multidisciplinaire pijnkliniek, een antwoord willen geven op een kwantitatief en kwalitatief toenemend fenomeen in onze maatschappij. Een ziekenhuis tenslotte kan als organisatie niet zonder een aantal ‘ondersteunende’, niet-medische diensten. Een heel erg belangrijke dienst is hier de technische dienst, die voor de bijzonder complexe uitdaging staat om enerzijds een draaiend ‘bedrijf’ dat niet mag stilvallen en dat 30 jaar oud is, draaiend te houden, en om tegelijkertijd na te denken over en in te staan voor de realisatie van een vernieuwbouw, die de nieuwe zorgstrategie zal moeten belichamen. Er is ook een bijdrage over de steeds groeiende rol van IT in de medische organisatie, bijvoorbeeld voor wat betreft communicatie met de huisarts, maar ook over de nieuwe vragen die hierdoor ontstaan, bijvoorbeeld betreffende de privacy van de patiënt. En dan tenslotte een kort overzicht van medische innovaties en ontdekkingen. Tijdens het nadenken over, en schrijven van dit voorwoord vallen me opnieuw de verscheidenheid en complexiteit op, maar ook het dynamisme van een organisatie als het UZ Brussel binnen een steeds veranderende medische en maatschappelijke omgeving. Het is en blijft een moeilijke, maar vooral boeiende uitdaging om ons ziekenhuis hierin te positioneren!
Prof. Marc Noppen
Gedelegeerd Bestuurder
Column: De winterslaap van Methusalem
8
In dit nummer PAGINA 4
mUZe sprak met: Huisarts Jean-Paul Pierreux PAGINA 6
Ziektebeeld “Chronische pijn: een meer dan lichamelijke behandeling” PAGINA 8
Column: De winterslaap van Methusalem PAGINA 9
6
Ziektebeeld HPV en cervixpathologie : 20 jaar gecentraliseerde colposcopiekliniek in het UZ Brussel PAGINA 11
Ziektebeeld “Chronische pijn: een meer dan lichamelijke behandeling”
Ziektebeeld “HPV en cervixpathologie : 20 jaar gecentraliseerde colposcopiekliniek in het UZ Brussel”
9
Dienstfiche De dienst gynaecologie PAGINA 13
Dienstfiche De dienst verloskunde PAGINA 15
Ethische reflectie Medische privacy in het digitale tijdperk: alleen zijn in de menigte PAGINA 16
Achter de coulissen van de technische dienst PAGINA 18
Academisch nieuws
15 Ethische reflectie “Medische privacy in het digitale tijdperk: alleen in de menigte”
PAGINA 20
Nieuwsjes kort
3
muze
sprak met
Hij heeft zijn huisartsenpraktijk in Halle en hij kent het Pajottenland goed. Dr. Jean-Paul Pierreux is afkomstig van Beert, een deelgemeente van Pepingen, en voorzitter van Medirand, een vzw die 8 huisartsenkringen en daarmee ongeveer 420 huisartsen groepeert. Het woord dat het meest valt tijdens het gesprek is ‘communicatie’.
Jean-Paul Pierreux, huisarts in Halle en voorzitter Medirand:
“De pc is vandaag voor de huisarts een even belangrijk werkinstrument als de stethoscoop” Jean-Paul Pierreux spreekt uit ervaring. Al in 1985 studeerde hij als arts af aan de Vrije Universiteit Brussel. Hij koos voor huisarts omdat hij houdt van sociale contacten en gelooft in een holistische benadering van de patiënt. Hij is getrouwd en vader van meerdere kinderen, van wie er drie aan de VUB studeren en twee daarvan medische studies volgen. “Het sleutelelement in de samenwerking tussen een ziekenhuis en een huisarts is communicatie”, zegt hij. “Er wordt enorm veel over gesproken en het lijkt triviaal, maar dat is niet gemakkelijk en er moet veel aan gewerkt worden. De elektronische communicatie is essentieel, naast de vlotte bereikbaarheid. We hebben nu bijvoorbeeld van het
4
UZ Brussel een aantal telefoonnummers gekregen waarmee we artsen rechtreeks op hun looptelefoon kunnen bereiken. Dat is zeer handig en het helpt om ervoor te zorgen dat iedereen op dezelfde lijn zit”. Hij erkent en herkent dat een doeltreffende communicatie ook een vraag is van de patiënt. Dr. Pierreux: “De relatie patiënt-huisarts evolueert volgens mij zéér snel. Het medium informatica is daar niet vreemd aan. Het is de taak van de huisarts om de patiënt zo goed en zo snel mogelijk te kunnen ‘coachen’. De huisarts draagt ook verantwoordelijkheid als beheerder van het GMD van de patiënt. De patiënt vandaag is mondiger. Hij wil sneller bediend worden, communiceert beter, weet beter wat hij
Dr. Jean-Paul Pierreux: “Met snelheid kan je mensen helpen en voelt de patiënt dat we zeer met hem begaan zijn en dat hij correct wordt opgevolgd.”
wil en heeft zich op voorhand al geïnformeerd. De patiënt beschouwt de huisarts meer als partner, als een aanspreekfiguur in de eerste lijn, met een soort poortfunctie. De huisarts moet op zijn beurt goed communiceren met de kinesitherapeut, de verpleegkundige, de diëtist, de podoloog, … ; gedeelde zorg ontwikkelen in de 1ste lijn, daar is véél expertise aanwezig. Huisartsen en andere gezondheidswerkers in de 1ste lijn zouden die expertise vlotter naar het ziekenhuis toe moeten kunnen communiceren. Ook het ziekenhuis moet deze expertise beter gebruiken. Er moet een ‘missing link’ worden gerealiseerd met het centraal medisch dossier in het ziekenhuis. E-Health zou hier oplossingen kun-
muze
sprak met
nen aanreiken. Als ziekenhuis en huisarts op dezelfde golflengte moeten zitten, wat door de patiënt zeer goed wordt gevoeld, is E-communicatie essentieel. Een universitair ziekenhuis als het UZ Brussel, door zijn ligging zeer belangrijk voor de Vlaamse Rand, moet hier verantwoordelijkheid opnemen en zou deze ‘transmurale’ zorg over de lijnen heen verder kunnen stimuleren. Zo zal men kunnen vermijden dat patiënten zich onnodig zorgen maken, dat niet-relevante onderzoeken worden uitgevoerd omdat een patiënt zich zorgen maakt, enz.”
E-communicatie Bedoelt hij dan vooral elektronische communicatie? Jean-Paul Pierreux: “De pc is voor de huisarts een even belangrijk werkinstrument geworden als de stethoscoop.
bijna in ‘real-time’ patiënten kunnen begeleiden en dit met héél het zorgteam dat actief is rond een bepaalde patiënt. Dit kan enkel met e-communicatie. Er moet een denkproces ontwikkeld worden waar het uitwisselen van gegevens van expertise centraal staat. Met snelheid kan je mensen helpen en voelt de patiënt dat we zeer met hem begaan zijn en dat hij correct wordt opgevolgd. Ook is het EMD van de huisarts anders opgevat dan dat van het ziekenhuis. We zouden moeten leren hoe elkaars dossier eruit ziet. Dit kan en zal de communicatie verbeteren. Misschien kan het ook door enkele gezamenlijke LOKs te organiseren met huisartsen en specialisten?” Het gaat om nauwere samenwerking via e-communicatie? Dr. Pierreux: “Dat is het, ja. Er komen meer zorgtrajecten op ons af,
“De patiënt beschouwt de huisarts meer als partner”
In onze regio is bijna iedereen geïnformatiseerd. We hebben altijd getracht de dynamiek rond e-communicatie zoveel mogelijk te verbeteren en daarom zijn we blij dat we het UZ Brussel hebben. Het ziekenhuis besteedt daar ook voldoende aandacht aan en heeft daar zelfs een voortrekkersrol in gespeeld.” Maar het kan nog beter? Dr. Pierreux: “Aan e-communicatie is een kostenplaatje verbonden. Zal E-health gratis zijn zoals beloofd? Op dit ogenblik is werken via Medibridge wel betalend voor specialisten en ziekenhuizen. Toch is de snelle communicatie essentieel en anno 2009 niet meer weg te denken. Bloedanalyses, verslagen van technische onderzoeken en consultaties moeten onmiddellijk kunnen worden doorgestuurd:
zoals het zorgtraject diabetes en andere. Dat zijn allemaal elementen waarbij het concept samenwerking en daarbij het aspect communicatie zeer belangrijk is.”
Medirand: meer en bredere samenwerking En hoe past Medirand in dat plaatje? Jean-Paul Pierreux: “Dat is het principe waarom we Medirand hebben opgericht: om niet met elke individuele kring afspraken te moeten maken bijvoorbeeld met het ziekenhuis. Als je dat met een grotere groep huisartsen kan realiseren, is dat doeltreffender en dat is ook beter voor het ziekenhuis, voor de patiënt en voor de gezondheidszorg in het algemeen. Medirand werd opgericht in 2007. Het is een
vzw die opgevat is als een soort overkoepeling van alle huisartsenkringen in de Brusselse rand. Als je met Medirand een goede samenwerking kan realiseren, kan je meteen ook een grote groep andere 1ste lijnsgezondheidzorgwerkers bereiken. Wij organiseren elke jaar met MediRand een congres, dit jaar met als thema de samenwerking tussen huisartsen in de Rand en het CLB. We hebben met onze huisartsenkring Halle en Omgeving een samenwerkingsovereenkomst afgesloten met de lokale actieve CLB’s (vrij onderwijs en GO). De afspraken in deze samenwerkingsovereenkomst draaien uiteraard opnieuw vooral rond communicatie. We willen een gedeelde zorg stimuleren en dit in het belang van het kind. Anno 2009 verzeilen een aantal kinderen in ‘complexe thuiszorgsituaties’. Hier kunnen goede afspraken tussen alle betrokken hulpverleners een meerwaarde betekenen. Dezelfde samenwerkingsovereenkomsten kunnen geïmplementeerd worden in alle kringen zodat de samenwerking tussen huisartsen en CLB beter kan worden geconcretiseerd; zie onder andere ook de mogelijke ondersteuning van Vaccinet. We hopen ook dat de Vlaamse regering dergelijke initiatieven meer steunt. De steun die we vandaag krijgen, is onvoldoende om structureel iets te organiseren. We hebben in Halle met eigen middelen een coördinator aangeworven en dit creëert een enorme dynamiek. Als je dat ook op een hoger echelon zou kunnen realiseren, heb je ook een aanspreekpunt naar de ziekenhuizen en naar de overheid.” We ronden het gesprek af. “We doen dat allemaal buiten onze uren en we hebben er geen enkel persoonlijk belang bij, maar als ik zie dat de motivatie er is, dan zit daar zeker iets in. Deze regio wordt gekenmerkt door veel anderstaligen”, zegt Jean-Paul Pierreux, “en we zijn blij dat we op het UZ Brussel kunnen terugvallen als een soort vast anker voor de Nederlandstaligen.” (ee)
5
muze
ziektebeeld
Chronische pijn : een meer dan lichamelijke behandeling?
door prof. Jan Poelaert diensthoofd anesthesie
Pijn en zeker chronische pijn, is een complex probleem dat meer en meer op de voorgrond komt te staan in de huidige samenleving. Pijn kan stekend en plots opkomen, maar kan ook sluimerend, brandend continu of discontinu optreden. Het patroon en de beschrijving van de aard van deze pijn geeft vaak al een signaal hoe en waarom de pijn bestaat en kan de basis zijn van een adequate behandeling. Naast pijn op zich is er zeker en vast ook een psychosociale component. Deze wordt beïnvloed door zowel angst en depressie enerzijds als anderzijds sociaal-economische factoren, die zich meer dan ooit manifesteren.
6
In het genezingsproces dient de patiënt mee een verantwoordelijkheid te dragen door eerlijk te zijn ten opzichte van de medicus, het pijnsyndroom te aanvaarden en daarin te volharden. Sociale herintegratie en mobilisatie spelen hierbij een belangrijke rol.
In vele centra is de anesthesioloog de centrale figuur, als een medicus-behandelaar van het pijnsyndroom en tevens als organisator om de verschillende disciplines te benaderen die bij het pijnsyndroom betrokken kunnen worden. Inderdaad dient in deze tijd pijn opgevolgd te worden via een multimodaal systeem en aangepakt vanuit een multidisciplinair oogpunt. De anesthesist is ook de spilfiguur omdat hij een uitgebreide kennis heeft van de farmacologie van de pijnstillers die via allerlei wegen kunnen toegediend worden. Daarbij zal de pijnmedicus vaak specifieke pijnstillers gebruiken die niet alledaags
Deze tabel geeft een niet-limitatieve lijst van symptomen die in een pijncentrum kunnen behandeld worden. lage rugpijn cervicale en lumbale facetgewrichtsaandoeningen
zijn voor de routine anesthesist, laat staan niet-specialist. Daarenboven helpt de kennis van anesthesie en vooral de locale en locoregionale anesthesie hem bij die taak uitstekend: de kennis van de zenuwbanen geeft hem de expertise bij uitstek om de pijnbanen te onderbreken.
n ischiadicus neuropathie en radiculopathie post-laminectomie neuropathische pijn occipitale neuralgie intercostale neuralgie perifere neuropathie degeneratief discus lijden
Multidisciplinaire aanpak
hoofd- en nekpijn
Ondanks het feit dat initieel bij elk pijnsyndroom getracht zal worden om het probleem relatief eenvoudig op te lossen met medicatie of infiltraties, moet vaak overgegaan worden tot een meer complexe en multidisciplinaire aanpak. Dit betekent dat naast iconografie (radiologische of recent ook echografische beeldvorming) ook neurochirurgen, fysiotherapeuten, reumatologen, kinesitherapeuten, enz. mee betrokken worden en wekelijks de diverse patiënten samen kunnen bespreken op een gemeenschappelijke consultatie. Niet in het minst speelt ook de psychotherapeut hierbij een voorname rol: hij helpt de psychische analyse van de problematiek mee uitvoeren en richten.
osteoarthritisklachten van knie/schouder myofaciale spierpijn kankerpijnen (pancreas, long, borst, bot, colorectaal) perifeer vasculair lijden post-herpetische neuralgie spinaal trauma (centrale pijn), spasticiteit.
Deze lijst is niet-limitatief en zal dus zeker nog uitgebreid worden naar de toekomst toe met nieuwe(re) indicatiegebieden. Het verschil tussen een universitaire pijnkliniek en een perifeer centrum bestaat er voornamelijk in dat er meer tijd genomen wordt voor patiëntenbespreking en dat de problematiek op een meer wetenschappelijk gefundeerde wijze wordt opgevolgd,
“Chronische pijnbehandeling is een moeilijke behandeling”
niet gebaseerd op patiëntencasussen maar eerder op klinische studies met reeksen patiënten die similair behandeld werden voor gelijkaardige pathologieën. Daarenboven zullen vaak de nieuwste (beeldvormings)technologieën gebruikt worden in associatie met de klassieke technieken. Chronische pijnbehandeling is een moeilijke discipline maar tevens een toonbeeld hoe in een ziekenhuis multidisciplinair een soms moeilijke pathologie als deze dient aangepakt te worden. Eén gegeven is wel duidelijk : we hebben te doen met een soms veelomvattend probleem dat verder gaat dan het somatische (lichamelijke) en waar het geestelijke (de psyche) niet mag vergeten worden. Praktische info: afspraken op het nummer 02 477 60 01 (van 8.30 tot 17 uur)
Team pijnkliniek (vlnr): Christine Sneyers, dr. Mary-Helen Lauwers, dr. Milica Matic, Eric Van Lierde Staan niet op de foto: Pierre Matagne en Karine Van Lierde.
7
n
Colum
De winterslaap van Methusalem Jean Paul van Bendegem is decaan van de faculteit letteren en wijsbegeerte van de Vrije Universiteit Brussel en gewoon hoogleraar. Hij is licentiaat wiskunde en doctor in de wijsbegeerte. Hij woont in Gent.
Af en toe hoor je het wel eens zeggen: ooit zal de wetenschap, de geneeskunde in het bijzonder, het ‘geheim’ van het ouder worden volledig doorgronden en, vanaf dat ogenblik, wordt de levensduur van de mens in wezen onbeperkt. Los van het feit of deze bewering een grond van waarheid bevat of niet, heb ik er toch een probleem mee. Het heeft niks te maken met hoe men denkt het probleem technisch-wetenschappelijk aan te pakken, maar met een principiële kwestie die alleen elementaire wiskunde veronderstelt. Stel dat mijn leven kan verlengd worden tot 320 jaar, grofweg een verviervoudiging van mijn huidige levensverwachting. Neem verder aan dat er een aantal fasen te onderscheiden vallen in een mensenleven waar je doorheen moet. Er kunnen zonder enige twijfel heel wat stadia geïdentificeerd worden, maar laat het ons voor de eenvoud houden op vier: kind, adolescent, volwassene, oudere. Wat mij bezighoudt is dit. Met een levensverwachting van 80 jaar en als we cijfermatig wat kort door de bocht gaan, zou je de vier fasen qua duur kunnen opsplitsen in 10, 10, 40 en 20 jaar. Maar nu ik 320 jaar word, stelt zich de vraag of de duur van deze fasen moet behouden blijven? Want in zo’n scenario ben ik 40 jaar kind, 40 jaar adolescent, 160 jaar volwassen en 80 jaar oud. Op een hoop punten lijkt mij dat weinig aantrekkelijk. 80 jaar oud wezen doet iets te veel denken aan het drama in de Griekse mythologie van Tithonus. Je krijgt van Zeus zelf het eeuwige leven, maar Eos die jou heeft geschaakt, vergeet ook de eeuwige jeugd te vragen. Weinig aantrekkelijk. Dus laat ons het ouder worden op 20 jaar staan. Aan het andere uiteinde is het al even weinig aantrekkelijk: wil je echt dat 40
8
jaar zeker en 40 jaar min of meer anderen jou zeggen wat je hoort te doen en vooral niet te doen? Meer dan 20 jaar in de puberteit verkeren, wat een gruwelijke gedachte. Dus neen, die 10 en 10 zijn best aantrekkelijk. Maar het gevolg is duidelijk: het betekent dat ik 320 – 20 – 10 – 10 = 280 jaar volwassen zal zijn. Maar volwassenen werken voor hun inkomen, dus 280 jaar aan de slag in een werksituatie die best absoluut lamentabel kan zijn en met collega’s samenwerken die je soms zou kunnen lynchen. 280 jaar lang pendelen, wat een nachtmerrie! Tenzij we ons biologisch transformeren tot wezens die een uitzonderlijk lange winterslaap kunnen houden: pakweg van je 45ste tot je 285ste levensjaar. Dan heb je een bewuste levensverwachting van 320 – (285 – 45) = 80 jaar. Tiens? Prof. Jean Paul Van Bendegem
muze
ziektebeeld
In de jaren ‘80 werd voor het eerst het oorzakelijk verband aangetoond tussen humane papillomavirussen (HPV)
dr. Philippe De Sutter
dienstverantwoordelijke gynaecologie
en cervixcarcinoom. Men kreeg een duidelijk inzicht in de etiopathogenese en het natuurlijk verloop van baarmoederhalskanker, en kwam ook tot de bevinding dat voorloperletsels van baarmoederhalskanker, zogenaamde cervicale intraepitheliale neoplasie (CIN) op een conservatieve manier konden worden behandeld zonder hiervoor noodzakelijk een hysterectomie te moeten verrichten. Naar aanleiding van het 20-jarige bestaan van de colposcopiekliniek werd op 4 juni 2009 een symposium gehouden met een mooi overzicht over de ervaring in deze pathologie.
HPV en cervixpathologie : 20 jaar gecentraliseerde colposcopiekliniek in het UZ Brussel Reeds in 1987 organiseerde dr. Philippe De Sutter (huidig dienstverantwoordelijke gynaecologie in het UZ Brussel) de allereerste colposcopiecursus in Vlaanderen waarbij deze nieuwe inzichten aan een publiek van gynaecologen kenbaar werden gemaakt. Aansluitend werd dan in het UZ Brussel gestart met een gecentraliseerde colposcopieraadpleging, waar alle patiënten met afwijkende baarmoederhalsuitstrijkjes naartoe konden worden verwezen en waarbij op een systematische wijze de diagnose en behandeling van CIN werd uitgevoerd. In een periode van 20 jaar werden er 11.248 colposcopies verricht. Dit is wellicht de grootste persoonlijke reeks in Vlaanderen. Hierbij werden ook 1531 behandelingen van de cervix uitgevoerd. In de beginperiode waren dit
uitsluitend CO2 laserbehandelingen, maar vanaf 1992 is geleidelijk overgestapt op de techniek van electroloop conisatie (LEEP). Bij maar liefst 98% van de patiënten werden deze behandelingen ambulant onder locale anesthesie uitgevoerd. Dit terwijl in de meeste ziekenhuizen, zelfs nu nog, een algemene anesthesie en hospitalisatie worden toegepast! Daarnaast werden nog 427 behandelingen verricht voor andere vulvovaginale letsels zoals condylomata en VIN. Van de behandelde patiënten waren er 68,7 % jonger dan 40 jaar. De recente introductie op de markt van profylactische HPV-vaccins bieden nu een zeer doeltreffend middel in de primaire bescherming tegen CIN en baarmoederhalskanker bij jonge vrouwen. Er is evenwel nog geen veralgemeende vaccinatie en het
9
Een geschoolde verpleegkundige geeft uitleg bij alle vragen van de patiënten
“5,5% van alle LEEPconisaties werden verricht tussen 20 en 25 jaar” vaccin biedt daarenboven geen absolute bescherming. Een gecentraliseerde colposcopiekliniek zal dan ook een belangrijke rol blijven hebben in de monitoring en behandeling van HPV gerelateerde pathologie. Het is ook van belang om colposcopie en behandeling van premaligne letsels te integreren in het continu spectrum van de pathologie tot en met de behandeling van invasieve kankers met oncologische chirurgie.
Vrouwen jonger dan 25 jaar Hoewel cervixscreening aanbevolen wordt tussen 25 en 65 jaar, worden er in België heel wat uitstrijkjes verricht onder deze leeftijd. Uit gegevens van het RIZIV ziet men dat er jaarlijks ongeveer 100.000 uit-
10
strijkjes gebeuren bij vrouwen jonger dan 25 jaar. Gezien de hoge prevalentie van HPV en lage graad afwijkingen in deze jonge populatie, komen deze jonge vrouwen onwillekeurig toch op de colposcopieraadpleging terecht. Men stelt dan ook vast dat van de ongeveer 7000 conisaties die jaarlijks in België worden verricht als behandeling van premaligne letsels van de cervix, er zo’n 700 gebeuren bij vrouwen jonger dan 25 jaar. Lage graad letsels, en soms zelfs hoge graad letsels, kunnen bij deze jonge vrouwen evenwel nog spontaan regresseren en een behandeling kan dus voorbarig zijn. Uit recente metaanalyses blijkt bovendien dat elke behandeling ter hoogte van de baarmoederhals een mogelijk nadelig gevolg kan hebben op het verloop van een daaropvolgende zwangerschap en bevalling. Het is dan ook aangewezen om bij deze jonge vrouwen zeer terughoudend te zijn alvorens een behandeling ter hoogte van de baarmoederhals te verrichten. Enkel persisterende of progressieve letsels mogen worden behandeld. Ondanks uiterste bezorgdheid in de selectie voor behandeling van jonge vrouwen met CIN, stelt men in de colposcopiekliniek van het UZ Brussel vast dat ook hier 5,5% van alle LEEP-conisaties werden verricht tussen 20 en 25 jaar.
Adviescentrum voor reproductieve gezondheid Alle vrouwen met een eerste afwijkend baarmoederhalsuitstrijkje, met vragen omtrent HPV-vaccinatie of met gynaecologische-oncologische problemen kunnen op de dienst gynaecologie terecht op één centraal aanspreekpunt. Dit kan telefonisch of tijdens een afzonderlijk gesprek op afspraak. Op een eenvoudige manier en zonder belangrijke tijdsbeperking kan een geschoolde verpleegkundige het probleem uitvoerig toelichten, de nodige informatie verschaffen en op alle vragen antwoorden. De patiënten worden nadien verder begeleid en opgevolgd doorheen het traject dat zij naargelang het probleem verder moeten doorlopen. Tegelijk wordt ook kwaliteitscontrole verricht over de compliance van de behandeling en wordt communicatie met de verwijzende artsen verzekerd. Na enkele maanden ervaring met dit adviescentrum voor reproductieve gezondheid is er een perceptie van meerwaarde en tevredenheid, zowel bij de patiënten en hun omgeving als bij de verwijzende huisartsen en gynaecologen. Het is dan ook mogelijk dat dit project in de toekomst nog wordt uitgebreid naar andere aspecten van de reproductieve gezondheid zoals contraceptie, hormonale substitutie, infectieziekten enz. Voor de contactgegevens van de dienst zie ook de dienstfiches in dit nummer.
De dienst gynaecologie
Dienstfiche Gynaecologie
In de loop der jaren is de specialiteit gynaecologie in het UZ Brussel uitgegroeid tot een onafhankelijke functionele dienst binnen het departement gynaecologie - verloskunde - fertiliteit. De taakomschrijving ervan omvat dan ook hoofdzakelijk alle aspecten van de vrouwelijke reproductieve gezondheid die niet onmiddellijk of rechtstreeks te maken hebben met zwangerschap of infertiliteit. In heel wat gevallen is echter een multidisciplinaire samenwerking tussen de drie diensten van het departement of andere diensten van het ziekenhuis vanzelfsprekend. De belangrijkste kernactiviteit van deze universitaire dienst gynaecologie bestaat uit de ontwikkeling van een kwaliteitsvolle technisch-chirurgische activiteit, die zich toespitst op de gevorderde pelviene chirurgie, de oncologische chirurgie, de endosco-
pische toepassingen, de urogynaecologische ingrepen en natuurlijk de HPV gerelateerde cervico-vulvaire pathologie. Hierbij ligt steeds de nadruk op een correcte indicatiestelling en een optimale behandeling mits toepassing van moderne en innoverende technieken. Elke medewerker heeft zijn eigen specialiteit, bijzondere bekwaming of specifieke taken. Door gecoördineerd overleg en samenwerking staat echter een geheel team van medewerkers garant voor een geïntegreerde, doeltreffende én humane aanpak. De dienst streeft naar een snelle en efficiënte opvang van elk gynaecologisch probleem. Door de patiënte of verwijzende arts te bevragen, probeert het baliepersoneel onmiddellijk een afspraak te bezorgen bij de hiervoor meest geschikte gynaecoloog. Voor prioritaire of dringende zaken zijn er steeds korte termijn afspraken mogelijk. Noodzakelijke bijkomende onderzoeken zoals o.m. echografie of biopsiename, zijn meestal onmiddellijk beschikbaar zodat herhaalde afspraken of uitstel van diagnose worden vermeden. Door een volledige informatisering van het gynaecologisch
11
Dienstfiche Gynaecologie
Structuur dienst gynaecologie Stafleden Dr. Philippe De Sutter Afdelingshoofd - Dienstverantwoordelijke Gynaecologie - Oncologie - Colposcopie Prof. Hendrik Cammu Afdelingshoofd - Docent Gynaecologie - Uro-gynaecologie Dr. Michèle Leunen Kliniekhoofd Gynaecologie - Senologie - Hysteroscopie Dr. Linda Ameryckx Residente Gynaecologie Dr. Stef Cosyns Resident Gynaecologie
Stafleden dienst gynaecologie (vlnr): dr. Linda Amerijckx, dr. Annabel Goossens, dr. Michèle Leunen, dr. Ann Boeckxstaens, dr. Stefan Cosijns, Mia Taffijn, dr. Karoy Gludovac, dr. Philippe De Sutter (staat niet op de foto: Prof. Hendrik Cammu)
consultatiedossier is een volledige en snelle verslaggeving aan de verwijzende arts mogelijk. Momenteel is er een grondige renovatie aan de gang van het gehele niveau + 1 van de polikliniek met onder meer de consultaties van de dienst gynaecologie. De afsprakenbalie, burelen en consultatielokalen zijn al volledig vernieuwd. De dienst beschikt nu over ruime wachtzalen en optimaal ingerichte consultatielokalen met de nodige apparatuur en airconditioning. Het einde van de werken op de gehele verdieping is voorzien eind 2009. De verschillende deelaspecten van de dienst gynaecologie omvatten: • Geslachtsontwikkeling en pediatrische gynaecologie • Gynaecologie voor de adolescent • Anticonceptie • Ongewenste zwangerschap • Preconceptioneel advies • Gynaecologische infecties en SOA’s • Cyclusstoornissen • Endometriose • Gynaecologische kankerpreventie • Colposcopie • Gynaecologische gezwellen en oncologie • Senologie • Menopauze • Uro-gynaecologie • Vulvakliniek • Sexuologie
12
Dr. Karoy Gludovac Assistent Dr. Annabel Goossens Assistente Dr. An Boeckxstaens Assistente Adviescentrum voor Reproductieve Gezondheid (ARG): Informatiedienst voor arts of patiënt met betrekking tot problemen in de reproductieve gezondheid Coördinator : Mia Taffijn 02 476 36 76 woensdag, donderdag 8 – 16 uur
[email protected] Dienstsecretariaat Birgit Hendrix 02 477 68 72
[email protected] Afsprakenbalie 02 477 60 20 Hospitalisatie Hoofdverpleegkundige: Veerle Dessel
Dienstfiche
De dienst verloskunde
Verloskunde
De dienst verloskunde van het UZ Brussel stelt zich tot doel om kwalitatief hoogwaardig werk te leveren in de moeder-kindzorg, het verloskundig onderwijs en onderzoek, en de opleiding tot specia-
De polikliniek verloskunde bevindt zich in het consultatiegebouw op de 1ste verdieping.
list. De dienst bestaat uit 4 afdelingen: polikliniek,
Echografie en prenatale diagnostiek
echografie en prenatale diagnostiek, verloskamer,
Op de polikliniek verloskunde zijn tevens de lokalen van de prenatale diagnostiek en echografie gevestigd. De artsen en vroedvrouwen op de afdeling hier werken nauw samen met de artsen en verloskundigen die actief zijn in de andere sectoren van de dienst: polikliniek, verloskamer en kraamafdeling. Er worden ook echografieën uitgevoerd op aanvraag van externe gynaecologen of artsen. Het resultaat van het onderzoek wordt altijd doorgegeven aan de behandelende arts, die de bevindingen met de patiënt zal bespreken.
kraamafdeling.
Polikliniek De raadpleging verloskunde richt zich op de zorg van de zwangere vrouw en het ongeboren kind. De spreekuren worden verzorgd door artsen en vroedvrouwen. Er kan telefonisch een afspraak gemaakt worden: 02 477 60 20.
13
Stafleden dienst verloskunde (vlnr): dr. Gilles Faron, dr. Kim Vanberkel, dr. Anniek Vorsselmans, prof. Walter Foulon, dr. Maria Breugelmans, dr. Monica Laubach
Dienstfiche Verloskunde
Verloskunde Het verloskwartier bestaat uit 6 verloskamers en 2 operatiekamers voor keizersneden. Hier werkt een multidisciplinair team van verloskundigen, vroedvrouwen, anesthesisten en kinderartsen, dat zich richt op de gehele zorg rond de bevalling.
Kraamafdeling Afdeling laagrisico zorg: op dit deel van de kraamafdeling komen pas bevallen vrouwen terecht voor eenvoudige kraamhulp. De verloskundige zorg wordt er voornamelijk voorzien door vroedvrouwen, indien nodig bijgestaan door gynaecologen. Afdeling hoogrisico zorg (MIC): in dit gedeelte van de kraamafdeling worden zwangere vrouwen gehospitaliseerd met hoogrisico zwangerschappen. Hier worden ze door een groep gynaecologen, gespecialiseerd in het opvolgen van hoogrisicozwangerschappen, dagelijks opgevolgd. Ook elke zwangere vrouw die na de geboorte complexe zorg nodig heeft, wordt hier gehospitaliseerd. In de MIC afdeling is er daarnaast nog een daghospitalisatie voor de patiënten met een verhoogd risico op zwangerschapscomplicaties. Deze is er op gericht om zowel de moeder als de foetus intensief maar poliklinisch te bewaken zonder gehospitaliseerd te zijn.
Research 1. Project cmv-infecties in de zwangerschap 2. Project toxoplasma - infecties in de zwangerschap 3. Project vroeggeboorte 4. MRI foetus 5. Invloed van de etnische afkomst in de verloskundige praktijk
Structuur van de dienst Diensthoofd Prof. Walter Foulon Kliniekhoofden Dr. Monica Laubach Dr. Gilles Faron Dr. Maria Breugelmans Stafleden Dr. Anniek Vorsselmans Dr. Kim Vanberkel Arts assistenten Dr. Nora Jansen Dr. Liesbeth Robbe Dr. Valerie Schutyser Dr. Kitty Vermeirssen Hoofdvroedvrouw verloskamer Mevr. Lieve Devalckeneer Hoofdvroedvrouw kraamafdeling Mevr. Anita Lorent Sociaal verpleegkundigen Ann Van Breedam Petra Sannen Secretariaat Peggy Uyttersprot Nele Massaer Klinisch medewerker polikliniek Christiane Saerens Contact informatie E-mail:
[email protected] Tel:02 477 67 82 - Fax: 02 477 67 90 Afspraken Polikliniek Echografie en prenatale diagnostiek Verloskamer Kraamafdeling
14
02 477 60 20 02 477 65 31 02 477 67 88 02 477 77 22
muze
Ethische reflectie
Medische privacy in het digitale tijdperk: alleen zijn in de menigte Patrick Lacor
is internist en voorzitter van de reflectiegroep voor biomedische ethiek van het UZ Brussel
Wie de vraag voorgelegd krijgt welke ontwikkelingen in de voorbije decennia hun stempel op onze maatschappij gedrukt hebben, zal ongetwijfeld de digitalisering vernoemen. De domeinen met sterke invloed van digitalisering zijn inderdaad talloos. De geneeskunde is er één van. Zo heeft de digitalisering onder andere op het gebied van de verwerking en de opslag van gegevens de dagelijkse medische praktijk grondig veranderd. Het medisch dossier evolueerde van een tastbare bundel papier naar een virtueel geheel van elektronisch gestockeerde data, raadpleegbaar op een computerscherm en potentieel verspreidbaar langsheen wijdvertakte netwerken van elektronische informatiestromen. Inhoudelijk is het evenwel een ‘verzameling van relevante medische, sociale en administratieve gegevens met betrekking tot een patiënt’ gebleven, behorend tot de persoonlijke levenssfeer en beschermd door het medisch beroepsgeheim. Dat de privacy van eenieder die te maken krijgt met een gezondheidsprobleem gerespecteerd en beschermd dient te worden, lijkt niet meer dan evident. Toch wordt
die evidentie op de helling gezet door nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen. Zo ook door de digitalisering.
Tegen de stroom ingaan Het raadplegen van medische dossiers werd door digitalisering een meer ‘anoniem’ proces: het dossier dient niet meer rechtstreeks uit de handen van de behoeder ervan in ontvangst genomen, en plaats en ogenblik van inzage kunnen min of meer vrij gekozen worden. Tevens heeft de digitalisering van de media mee het idee versterkt dat digitale wegen uitermate geschikt zijn om persoonlijke medische gegevens te verspreiden. Het is inderdaad niet meer ongewoon om via de (huis)computer het recentste medische nieuws over bekende mensen te vernemen. Uiteraard gaat het hier vaak om de bewuste en vrijwillige openbaring van persoonlijke informatie, een fenomeen dat ook al bestond in het ‘papieren tijdperk’. Deze gewoonte zou echter drempelverlagend kunnen werken wanneer de huiscomputer een ziekenhuiscomputer wordt. Samen met de voortschrijdende digitalisering doken inderdaad reeds voorbeelden op
“Het raadplegen van medische dossiers werd een meer ‘anoniem’ proces” van onrechtmatige inzage in elektronische medische ziekenhuisdossiers. Een gezonde houding is wellicht die van een redenering ‘in omgekeerde richting’. Wij kunnen de digitalisering en de onophoudelijke gegevensuitwisseling die zich dagelijks op ons computerscherm afspeelt, en die soms ongewenste of ongepaste gevolgen heeft, precies beschouwen als het beste bewijs voor het belang van de bescherming en de koestering van onze persoonlijke leefwereld en onze persoonlijke gezondheidstoestand in het bijzonder. De veelvuldige mediaberichten over de ziekten van bekende mensen kunnen ons ertoe aanzetten om in het ziekenhuis mee te werken aan de bewaking van en het respect voor de medische gegevens van onze patiënten en onszelf. Dat kan de toepassing van technologisch toezicht op de verwerking van deze gegevens reduceren tot een noodzakelijk iets dat nooit nodig is.
15
muze
Achter de coulisssen
“Dit is letterlijk techniek in dienst van de mens”. Ir. Arch. Sven Hebbelinck, technisch directeur UZ Brussel Een ziekenhuis stelt aan een technische dienst heel specifieke eisen. “Het onderwerp waarmee wordt gewerkt zijn mensen en mensenlevens”, zegt ingenieur-architect Sven Hebbelinck, technisch directeur van het UZ Brussel, daarover. “In een fabriek kan de productie stilvallen door een technische ingreep of defect en dat kost dan geld. In een ziekenhuis met de talrijke kritische diensten die er bestaan, kan een technische panne mensenlevens in gevaar brengen. Dat vraagt om een andere manier van denken en heel veel flexibiliteit.” In een ziekenhuis moeten de zorgverstrekkers er kunnen van uitgaan dat alle nutsvoorzieningen er te allen tijde zijn, zoals elektriciteit, water, medische gassen. De technische dienst is er een echt ondersteunende dienst. “Al wat technisch is, kan echter kapotgaan”, zegt Sven Hebbelinck.
16
“We moeten dus doorlopend trachten in te schatten wat mis zou kunnen gaan en welk risico er dan bestaat. Als antwoord moeten we systemen ontdubbelen en veiligheidssystemen inbouwen. Het uiteinde van de kabel waaraan wij werken, zit misschien vast aan een patiënt en dat vraagt
om een andere mindset, een worstcasedenken.” Er is dus hoge flexibiliteit geboden? “Zeker”, stelt ir.arch. Hebbelinck. “We moeten zeer flexibel zijn en een technieker in een ziekenhuis heeft een andere mentaliteit nodig en dat leer je niet in een opleiding. Als er een elektriciteitsuitval is, zal je onze elektriciens zien rechtveren, ook al zijn ze aan het eten. Bij deze job hoort een engagement aangezien aan de installaties die we beheren, mensenlevens vasthangen. Als technische persoon moet je in een ziekenhuisomgeving kunnen aarden. Elke technische dienst wordt geconfronteerd met dezelfde problematieken, maar je kan niet studeren voor ziekenhuistechnieker. Het vinden van de juiste mensen is daardoor niet gemakkelijk. Maar als het je ligt, blijft het boeien en ontwikkel je een bijzondere expertise. Ik vind de zieken-
“De juiste oplossingen vinden, maakt het werk boeiend”
huisomgeving trouwens fantastisch. Het is ongelofelijk om te zien wat door de medische staf allemaal kan worden ‘hersteld’ aan een levende mens en hoe dat evolueert. Als technische dienst kan je daar een beetje toe bijdragen omdat wij er achter de schermen voor zorgen dat de medische staf kan werken in goede omstandigheden. Dit is letterlijk techniek in dienst van de mens.”
principes van de ziekenhuishygiëne. Ook dat is een aspect dat het werk van de technische dienst in een ziekenhuis meer bemoeilijkt dan op een andere locatie, maar de creativiteit die nodig is om toch de juiste oplossingen voor alle partijen te vinden, maakt het werk weer boeiend.”
Een enorme inhaalbeweging die kadert in een ruimteplan
De technische dienst moet doorlopend werken op een locatie waar je eigenlijk niet kan werken. Je kan nu eenmaal geen gaten beginnen boren in een bezette
En daarenboven verandert alles doorlopend. “De uitdaging is inderdaad dat alles evolueert en dat de medische technologie, de werkwijzen en de infrastructuur mee moeten evolueren en dat zal nooit ophouden”, stelt Sven Hebbelinck. “Als verantwoordelijke ben ik eigenlijk meer manager dan technieker. In het UZ Brussel zijn we trouwens met een enorme inhaalbeweging bezig, zowel op het vlak van de gebouweninfrastructuur als op het vlak van de
patiëntenkamer. Daarnaast is een zieke mens ook gevoeliger voor dat soort hinder. Er moet gepland worden maar dat is vaak niet evident. Een paar lampen vervangen op het operatiekwartier is al moeilijk omdat de zaal vaak onverwacht wordt gebruikt. Daarenboven is ons soort werk overwegend vuil, er wordt geklopt en geboord. En dat gaat dan weer in tegen de
technische infrastructuur. De voorbije 10 jaar is het budget van de technische dienst meer dan verdriedubbeld en dan heb ik het budget voor de nieuwbouw niet eens meegerekend. De werken die op korte termijn gebeuren, moeten zo goed mogelijk passen in het ruimteplan dat conceptueel ook mee door de technische dienst werd en wordt voorbereid en uitgewerkt. Ook dat is
Een zieke mens is gevoeliger voor hinder
trouwens een dilemma: enerzijds moeten we een technisch antwoord formuleren op korte-termijn-vragen, anderzijds moet zoveel mogelijk van wat we doen beantwoorden aan het ruimteplan. En dat loopt over 15 tot 20 jaar.” De technische dienst van Sven Hebbelinck bestaat uit een afdeling gericht op nieuwbouw en renovatie en een afdeling toegespitst op het beheer en onderhoud van de installaties. In totaal werken 35 personen in de technische dienst. De dienst telt zowel ingenieurs als techniekers met zeer verscheiden specialiteiten zoals elektriciteit, sanitair, schrijnwerkerij en logistiek. Maar er zijn ook polyvalente techniekers en verantwoordelijken voor het magazijn, de dispatching, het preventief gebouwenonderhoud en het secretariaat. Daarnaast wordt ook geregeld een beroep gedaan op externe studie- en architectenbureaus en een deel van het onderhoud van de installaties wordt geoutsourced. Uitvoering van werken gebeurt door gekwalificeerde aannemers die door de technische dienst worden aangestuurd en opgevolgd. Omdat een ziekenhuis nooit ophoudt met werken, zorgt de technische dienst via een ploegensysteem dat dag en nacht draait, dat er doorlopend altijd minstens één iemand van de technische dienst aanwezig is op de site om snel te kunnen ingrijpen in geval van technische problemen. (ee)
17
Academisch nieuws
© EFPIA / Lander Loeckx
Is de Body Mass Index een betrouwbare maat voor de hoeveelheid vet bij ouderen?
Uit VUB-onderzoek blijkt dat de BMI onbetrouwbaar is als maat voor de totale hoeveelheid lichaamsvet bij senioren. Maar de BMI geeft mogelijk wel een aanwijzing voor de botmassa. Het medisch gebruik van de Body Mass Index (BMI) als maat voor de gezondheid is onder meer gebaseerd op zijn verband met de totale hoeveelheid lichaamsvet. Naar-
18
mate je veroudert, worden delen van magere weefsels (spier, huid, inwendige organen) vervangen door vet. Senioren vermageren ongeveer een halve kilogram per jaar, maar hun vetpercentage neemt intussen met ongeveer één procent toe. Deze verandering in lichaamssamenstelling wordt beïnvloed door de voeding, fysieke activiteit, hormonen en medicatiegebruik. De BMI is daarom mogelijk onbruikbaar bij senioren. De betrouwbaarheid van de BMI als directe maat voor de hoeveelheid vet bij ouderen werd in het verleden nog niet onderzocht. Om die reden werd zijn relatie met de totale hoeveelheid lichaamsvet, maar ook met de andere weefsels onderzocht in deze leeftijdscategorie. De lichaamssamenstelling van 29 blanke senioren (17 vrouwen en 12 mannen) tussen 65 en 94 jaar oud werd door middel van ontleding van het lichaam bepaald. Hieruit blijkt dat er een zwak verband bestaat tussen de BMI en de totale vetmassa. Maar er is wel een sterk (en omgekeerd) verband met de botmassa. De BMI voorspelt op correcte wijze de totale botmassa bij tweederde van de senioren maar de totale vetmassa slechts bij een kwart. Dit wil zeggen dat de BMI onbetrouwbaar is als maat voor de totale hoeveelheid lichaamsvet bij senioren, maar hij geeft mogelijk wel een indicatie van de botmassa. De BMI verschaft bovendien geen inzicht in de vetverdeling binnenin het lichaam. Uit onderzoek is immers gebleken dat het type vet rond de inwendige organen de gezondheid meer schaadt dan bijvoorbeeld onderhuids vet. Daarom dient men meer precieze methodes te gebruiken in de bepaling van de lichaamssamenstelling bij senioren. Met medewerking van drs. Aldo Scafoglieri, Vakgroep Experimentele Anatomie aan de Vrije Universiteit Brussel.
Alopecia areata is een auto-immune haarziekte waarbij de patiënt vrij plots gedeeltelijk of geheel kaal wordt. De aandoening kan op elke leeftijd optreden, zowel bij mannen als bij vrouwen. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat bepaalde genetische factoren verantwoordelijk kunnen zijn voor de ziekte. Recent werd bovendien bewezen dat de locatie van de zenuwuiteinden vlak naast de haarfollikels ervoor kan zorgen dat de ziekte bij stress plots kan uitgelokt worden door het vrijkomen van
op de emotionele ontwikkeling zodat men gevoeliger wordt voor stress. Het verband met aandoeningen als fibromyalgie, het chronische vermoeidheidssyndroom en het prikkelbare darm-syndroom werd al aangetoond, maar nooit eerder werd de link naar alopecia gelegd. Omdat er tot nog toe weinig geweten is over het effect van psychologische interventies bij alopecia, onderzocht Willemsen ook het effect van hypnotherapie op
Ook traumatische jeugdervaringen kunnen haarziekte uitlokken bepaalde neuropeptiden en neurotransmitters. Er bestaan geneesmiddelen die de aandoening bestrijden, maar de klassieke behandeling is niet bij iedereen succesvol. Doorgaans wordt alopecia areata in verband gebracht met recente stress in de voorbije zes tot twaalf maanden, maar als consulente psychosomatiek merkte dermatologe Ria Willemsen op dat talrijke alopecia-patiënten ook opvallend veel stress doormaakten in hun kindertijd. Ze besloot deze piste verder te onderzoeken en ontdekte dat alopecia-patiënten 2-maal vaker te maken hebben met traumatische jeugdervaringen dan een gezonde populatie. Traumatische jeugdervaringen, zoals emotionele verwaarlozing of uitgelachen of gepest worden binnen het gezin, hebben een negatieve invloed
mensen met een ernstige vorm van deze ziekte. Na een tiental hypnosesessies en regelmatige zelfhypnose vertoonden alle patiënten significant minder tekenen van angst en depressie, en was hun levenskwaliteit merkbaar verbeterd. Volgens Ria Willemsen van het UZ Brussel kan hypnotherapie mogelijk ook erg nuttig zijn in de beginfase, om de voortgang van de ziekte tegen te gaan. Bovendien pleit ze, gezien de psychologische aspecten die duidelijk komen kijken bij heel wat gevallen van alopecia areata, voor meer onderzoek naar een gecombineerde aanpak met hypnotherapie en psychofarmaca, bovenop de klassieke behandeling. Meer info: dr. Ria Willemsen op 0477 20 40 68 of 02 270 34 80 of via
[email protected]
19
Nieuwsjes kort De atopieschool Sinds kort biedt het UZ Brussel een educatief hulpprogramma aan voor kinderen met atopisch eczeem. Op die manier kunnen deze patiëntjes hun aandoening beter onder controle krijgen en leren ze zelf progressie naar andere atopische manifestaties zoals bv. astma te voorkomen. De informatiesessie wordt verzorgd door prof. Linda De Raeve, kinderdermatologe in het UZ Brussel. In het praktische vormingsprogramma wordt de gepaste huidverzorging aangeleerd en krijgen de patiëntjes advies van een kinderdiëtiste. Gezien de kinderen en hun familie via dit begeleidingsprogramma beter met het eczeem leren omgaan, zal dit uiteindelijk ook leiden tot een betere levenskwaliteit. Voor meer info over de atopieschool, of een afspraak, kan iedereen terecht op het telefoonnummer 02 477 60 61.
Nieuw slaapsysteem voor baby’s Het is gekend dat zuigelingen minder frequent teruggeven als ze op hun buik slapen, liefst dan nog in schuinstand (hoofd hoger dan de voetjes). Deze slaaphouding werd tot een 15tal jaar geleden ook actief aanbevolen. Onderzoek heeft evenwel aangetoond dat de incidentie van wiegendood veel frequenter is in buiklig dan in ruglig. Samen met een Belgisch bedrijf heeft de dienst pediatrie van het UZ Brussel een nieuw slaapsysteem ontwikkeld dat zowel tegemoet komt aan het risico op wiegendood als aan het refluxprobleem.
20
Ervaring heeft geleerd dat regurgitatie (het passief terugstromen van ingeslikt voedsel of slijm naar mond of neus) de slaap van heel wat zuigelingen verstoort. Veel mama’s lopen dan ook na elke voeding gedurende anderhalf tot twee uur rond met hun baby rechtop op de arm . Ook de levenskwaliteit van de ouders leidt hier dus sterk onder: een baby drinkt immers zesmaal per dag… . Als gevolg wordt er heel wat aangepaste, ingedikte voeding en medicatie voorgeschreven. De nadelen van deze interventies zijn beperkt, maar ze hebben niettemin neveneffecten. Daarom is er nog steeds nood aan een veilig en efficiënt alternatief. Samen met een Belgisch bedrijf (zie www.hebaby.com) heeft het UZ Brussel nu een volledig veilig slaapsysteem ontwikkeld dat geen verhoogd risico op wiegendood inhoudt. De baby slaapt name-
lijk nog steeds op zijn rug, maar dan in een efficiënte schuinstand zodat hij veel minder zou moeten teruggeven. Het anti-refluxbed kan in twee posities worden gebruikt: op een hellingsgraad van 40 en van 50°. Het bedje bevat een draagbroekje (S, M en L). Alle verdere praktische info op www.multicare.be
Team leerkliniek: Bovenaan vlnr: dr. Linda De Meirleir, Els De Clercq, Kim Van der Velde, Katrien Verryken, prof. An Jansen, Ines Calliauw, dr. Daniele Hasaerts. Onderaan vlnr: Maya Van den Eede, Gwen Hendrix, Katrien Devillé, Sarah Perrault
De leerkliniek
De dienst kinderneurologie van het UZ Brussel is op 1 september 2009 begonnen met de multidisciplinaire raadpleging ‘leerkliniek’, een expertisecentrum voor gespecialiseerde diagnostiek van leerproblemen en ontwikkelingsstoornissen bij kinderen en jongeren van 6 tot 16 jaar. De leerkliniek is een pilootproject met steun van de Vlaamse Gemeenschapscommissie en is in eerste instantie enkel toegankelijk voor kinderen en jongeren uit Brussel die schoollopen in het Nederlandstalig onderwijs. Aanvragen tot bijkomende financiële ondersteuning om de leerkliniek ook open te stellen voor kinderen die niet in Brussel wonen, worden onderzocht. De leerkliniek heeft volgende doelstellingen: • detectie en diagnostiek van leerachterstand • leerstoornissen (dyslexie, dyscalculie...) • taalstoornissen • stoornissen in de motorische en/of ruimtelijk-visuele ontwikkeling • aandacht- en concentratiestoornissen • combinaties van één of meerdere van bovenstaande pathologieën • oriëntatie en begeleiding naar behandeling • ondersteuning en begeleiding van ouders, school, CLB en andere verwijzers Voor info en voor afspraken kan contact opgenomen worden met mevr. Katrien Devillé op het nummer 02 477 49 81.
21
Nieuwe beademingstechniek positief getest in het UZ Brussel NAVA staat voor Neurally Adjusted Ventilatory Assist en is de naam van een revolutionaire beademingstechniek die in 2007 werd ontwikkeld in Canada. Het UZ Brussel speelde een pioniersrol in het implementeren ervan. De voorbije anderhalf jaar kregen tientallen patiëntjes op de eenheid intensieve zorg pediatrie zuurstof toegediend via deze nieuwe techniek, onder toezicht van prof. Saïd Hachimi Idrissi. De resultaten zijn erg positief, want in tegenstelling tot de conventionele beademingstechnieken, waarbij de arts een vast volume instelt, krijgt de patiënt via de NAVA-techniek precies het volume dat zijn lichaam werkelijk nodig heeft. Dat kan door een speciale katheder met haarfijne sensoren in de maag te plaatsen, die zowel van het hart als van het middenrif de elektrische activiteit meten, een activiteit die gegenereerd wordt door het ademhalingscentrum in de hersenstam. Op die manier wordt de fysiologie van het ademhalingssysteem heel sterk nagebootst en kan de patiënt op een veel natuurlijker manier ademen, ook bij volle bewustzijn zonder onder verdoving of in farmacologische coma te moeten vertoeven. Uit de klinische studies blijkt dat er met de nieuwe techniek beduidend minder volume nodig is. Het risico op een volutrauma of barotrauma, waarbij de patiënt te veel of te weinig druk toegediend krijgt, wordt hierdoor aanzienlijk beperkt. De outcome van longpatiëntjes is beduidend beter, en de patiënt hoeft niet meer onder analgosedatie te worden gebracht. Prof. Idrissi wil de techniek dan ook zo snel mogelijk zien uitbreiden naar de volwassenenafdelingen. Medisch gezien is dat geen enkel probleem, omdat de techniek bij kinderen prima blijkt te werken, terwijl zij toch een veel kwetsbaardere groep vormen. Meer nog: de positieve resultaten in het UZ Brussel hebben ziekenhuizen wereldwijd aangezet om ook in de techniek te investeren. Helaas zijn de NAVA-ventilatoren erg duur. Hoelang het nog duurt voor alle ziekenhuizen met de nieuwe techniek voorzien zijn, is dus niet zozeer een kwestie van tijd, maar van geld. Meer informatie: Prof. Saïd Hachimi Idrissi: 02 477 51 92 22
[email protected]
‘Het leven zoals het is – deel 4: werken op een verpleegafdeling’
Na het succes van de voorbije jaren organiseert het departement verpleegkunde van het UZ Brussel een nieuwe ontmoetingsdag. Op deze vierde ontmoetingsdag wordt de sluier opgelicht en verder gekeken dan het ‘verzorgend’ aspect binnen de verpleegafdeling. De meerwaarde van goede verpleegtechnische vaardigheden wordt verwoord door verpleegkundigen die specialist zijn in één of ander domein. Het volledige programma van deze dag staat op www.uzbrussel.be. Waar: Auditorium Brouwer, Vrije Universiteit Brussel, Faculteit Geneeskunde en Farmacie, Laarbeeklaan 103, 1090 Jette Wanneer: zaterdag 3 oktober 2009, van 8.30 tot 16 uur Doelgroep: verpleeg- en zorgkundigen Verdere informatie is te verkrijgen bij Rin Scheers (02 477 35 27) en Petra Dierickx (02 477 35 63)
U wil het jaarverslag 2008 ontvangen? UZ BRUSSEL Zoeken, weten, helpen
Voor de tweede maal publiceerde het UZ Brussel een jaarverslag. Het kan gratis worden bekomen bij de dienst communicatie. Gewoon bellen naar 02 477 80 82 of mailen naar:
[email protected].
Jaarverslag 2008
Geen woorden, maar … Enige tijd terug werd in TOPAZ, het dagcentrum van het UZ Brussel in Wemmel, opnieuw gepleit voor ‘Goed bestuur en zorg bij het levenseinde’. Indra Dewitte, journaliste van De Zevende Dag, modereerde er een debat waaraan vertegenwoordigers van alle Vlaamse politieke partijen (behalve het Vlaams Belang) deelnamen: Tom Dehaene, Sven Gatz, Lieve van Ermen, Maya Detiège, Louis Ide, Vic Anciaux, Elke Roux, Freya Piryns. In zijn inleiding noemde prof. Wim Distelmans, oncoloog van het UZ Brussel en voorzitter van de Euthanasiecommissie, de “ondermaatse financiering van TOPAZ en andere supportieve/palliatieve dagcentra een vaudeville die al meer dan 10 jaar aansleept.” Alle aanwezige politici erkenden het belang van centra zoals TOPAZ, maar de realiteit roept niettemin veel vragen op. Nadat er, sinds het nationale kankerplan van minister Onkelinx, opnieuw federale interesse werd genoteerd in de supportieve dagcentra en nadat werd aangekondigd dat vanuit het RIZIV opnieuw betoelaging zou worden voorzien, wordt een en ander nu opnieuw in vraag gesteld. Zo moet TOPAZ in opdracht van het RIZIV een ‘valabel’ dagcentrummodel voorstellen om voor betoelaging in aanmerking te komen, en dit na 12 jaar werking! Deze houding is niet vreemd aan enig wantrouwen t.o.v. de sector. TOPAZ heeft nochtans het afgelopen decennium zijn
Prof. Wim Distelmans blijft strijden tegen de ondermaatse financiering van het dagcentrum TOPAZ.
waarde meer dan bewezen. Ook voor wie houdt van cijfers zijn er inslaande argumenten: wanneer, dankzij TOPAZ, jaarlijks 50 patiënten twee weken minder worden gehospitaliseerd, is de kostprijs volledig terugbetaald. Waarop wachten de politici om de daad bij het woord te voegen?
23
Colofon
mUZe is het driemaandelijks medisch magazine van het UZ Brussel. Algemene coördinatie: Valerie Verstappen Redactionele coördinatie en eindredactie: Edgard Eeckman en Dorrit Moortgat Redactieraad: Johan Braeckman, Toon De Backer, Wim Distelmans, Edgard Eeckman, Martine Huybrechts, Patrick Lacor, Dorrit Moortgat, Marc Noppen, Marc Segers, Jan Schots, Brigitte Velkeniers In dit nummer staan redactionele bijdragen van Philippe De Sutter, Edgard Eeckman, Walter Foulon, Patrick Lacor, Dorrit Moortgat, Marc Noppen, Jean Poelaert, Jean Paul Van Bendegem, Valerie Verstappen De foto’s in dit nummer zijn van Marc De Beukeleer, Edgard Eeckman, Valerie Verstappen Coverfoto © EFPIA / Lander Loeckx De vormgeving werd verzorgd door Megaluna. mUZe wordt gedrukt op de persen van Leleu Printing op milieuvriendelijk papier. Wie dat wil, kan zich gratis abonneren. Het volstaat een mail te sturen naar
[email protected] of te telefoneren naar de dienst communicatie van het UZ Brussel op 02 477 80 82. Verantwoordelijke uitgever: Marc Noppen, Laarbeeklaan 101, 1090 Brussel Algemene info over het UZ Brussel: www.uzbrussel.be Algemene info over werken in het UZ Brussel: www.werkeninhetuzbrussel.be
Zoeken, Weten, Helpen
Met dank aan Alcomel / Zichem SVR-Architects n.v. / Antwerpen Bayer-Healthcare / Brussel Drion rent / Schaarbeek Sterima Malysse / Kortrijk Vanderstraeten / Lummen