LICHAMELIJKE PIJN
Henny Polwijk
Inleiding Lichamelijke pijn wordt in deze wereld vooral gezien als iets, dat je vermijden moet of dat een noodzakelijk kwaad is om te waarschuwen voor een wond, een ziekte. Toch zijn er mensen, die die pijn opzoeken. Dan denk ik aan de (top)sporters, die hun prestaties steeds willen verbeteren en daarbij hun grenzen opzoeken. Daar kan pijn bij horen. Ik denk ook aan masochisten, die de pijn verwelkomen als ‘een teken, dat zij leven’, zoals ik ergens gelezen heb. Er zijn ook mensen, die zichzelf pijnigen vanuit geloofsovertuiging, teneinde zichzelf te reinigen of dichter bij een staat van verlichting te komen. Dat is dan pijn, die een mens kan plaatsen, die je eventueel kunt afkloppen en die weer verdwijnt. Negatiever is het, als iemand het lichaam pijnigt, omdat die mens er niet tevreden of gelukkig mee is. Deze pijn gaat niet zomaar over, zit diep van binnen. Er zijn echter ook mensen, die pijn hebben, waarvan de oorzaak onbekend is en die maar voortduurt, terwijl die mensen er geen vat op hebben. Een veel gebezigde uitdrukking daarvoor is, dat deze mensen lijden aan chronische pijn. Als ik hier over pijn schrijf, dan gaat het om die lichamelijke en chronische pijn, pijn, die maar voortduurt zonder doel, zo wordt dat beleefd. Mensen worden er ongelukkig van. Voor deze pijn zijn pijnpoli’s opgezet, zijn er pillen in omloop, worden er zelfhulpboeken geschreven. Het doel is de nutteloze pijn te neutraliseren of te helpen negeren. Er zijn soms geluiden, die mensen oproepen zich met pijn te verbinden, om er mee te leren omgaan, om er zo wijzer van te worden. Het zijn vooral niet-westerse filosofieën, die er aan ten grondslag liggen. Op een andere wijze ben ik me ook gaan verbinden met de chronische pijn in mijn lichaam.
Die wijze wil ik hier beschrijven. Wellicht dat het anderen er toe aanzet naar de chronische pijn toe te gaan in plaats van het steeds weg te duwen. Wellicht blijken westerse en oosterse gedachten niet zover van elkaar verwijderd. Begin Bij mij begint de chronische pijn een paar weken na een verkeersongeval in 1972, waar ik een verlamde linkerarm aan over houd. Ik word mij een paar weken na het ongeval bewust van een zeurende pijn in mijn linker onderarm en hand, die voortdurend aanwezig is. In het begin valt het nog mee, maar de hevigheid neemt in de loop van de maanden toe. Die pijn is als een speldenkussen, dat meer of minder heftig op en neer gepompt wordt. Ik negeer het eerst, maar al vlug werkt dat niet meer. Later zoek ik afleiding. Als ik na zes weken ontslagen wordt uit het ziekenhuis, krijg ik enkele morfinepillen mee in geval de pijn te erg wordt. Ik neem me dan voor die niet te gebruiken, omdat ik besef, dat het wel kan helpen, maar tijdelijk. Ik verwacht, dat er dan steeds meer verdoving nodig is om de pijn de baas te worden. Dat wil ik niet. Enkele maanden later Een paar maanden later, als ik drie nachten niet geslapen heb van de pijn, neem ik toch zo’n morfinepil in. Ik slaap die nacht nauwelijks, want het wemelt van de meest vreemde gedrochten en ik wordt regelmatig achtervolgd, gepijnigd, verslonden, uitgespuwd, maar ook kom ik in hele verlaten, sombere gebieden terecht, zonder uitzicht eruit te komen. De nacht daarna slaap ik van uitputting. Dit wil ik niet weer zo meemaken en de vraag is, hoe ik dan met die pijn om moet gaan. Ik leid mezelf af met lezen, muziek, wandelen, studie, maar het lost het probleem ‘pijn’ niet op. Ik moet dus uitzoeken, wat er gebeurt. Ik ontdek, dat de pijn na een pijnstoot afneemt tot een bepaald niveau en daarna weer opbouwt. Ik tracht de pijn vast te zetten bij mijn linker pols, werp een barrière op, zodat de pijn maar niet verder zal komen. Eigenlijk bouw ik zo pijnhoeveelheid op. Tenslotte wordt de pijn zo erg, dat die door de barrière breekt.
Het is alsof ik een stuk land ben, waar het water, de pijn, op komt zetten en ik vlug dijken bouw, totdat de druk te groot wordt, de dijk breekt en ik overstroom. De druk is dan even weg en ik herstel de breuk vlug, maar de dijk breekt ergens anders tegen de tijd, dat ik klaar ben. Het water, de pijn, blijft doorgaan met opkomen. Tegelijk kan ik door die dijken niet vrij uitkijken. Zo belemmert de pijn het open staan voor anderen, voor nieuwe ervaringen. Hoe kan ik zelf aan die doorbraak werken, zodat die gecontroleerd en niet met zo’n geweld gepaard gaat? Ik kan de doorbraak wel een beetje vertragen, als ik bijvoorbeeld voor een stoplicht moet stoppen, maar de doorbraak en de ravage is daarna des te groter. Pillen of drank zie ik niet als optie, dat heb ik al geprobeerd en blijkt geen oplossing. Andere verdovende middelen zie ik niet zitten vanwege het gevaar van verslaving. Anderhalf jaar na het ongeval Als ik ruim anderhalf jaar na het ongeval zelfstandig op een studentenflat woon, voel ik me vrijer om te doen, wat me uitkomt. De pijn is af en toe zo erg, dat ik op bed ga liggen en met mijn rechterhand mijn linkerarm,-pols,-hand beetpak. Als ik met mijn rechterhand stevig mijn linkerarm vasthoud om greep op de pijn te krijgen, de pijn af te knijpen als het ware, maakt dat geen verschil met anders. Streel ik echter de pijnplekken, dan gaat de pijn mee. Na verloop van tijd streel ik met mijn rechterhand vanaf mijn linkerhand naar boven en vandaar over mijn borst naar beneden tot aan mijn voeten. Ik ontdek, dat ik zo de pijn kan geleiden en dat de pijnstuwing voorkomt. Daardoor verdwijnt de drukopbouw op het gebied van mijn hand en pols en houd ik alleen de gewone pijn, zeg maar de basispijn, over. Op bed liggen gaat lastig als ik buiten mijn flat ben. Ik leer mezelf om regelmatig met innerlijke aandacht die weg van mijn linkerhand naar mijn voeten te laten gaan, het strelen met aandacht, het strelen van binnen. Daarbij zijn mijn gewrichten lastige, maar overkomelijke hordes en vormt mijn middenrif het grootste probleem. Op deze manier is de pijn weliswaar te hanteren, maar de grotere en kleinere doorbraakjes gemiddeld om de vijf minuten blijven komen. Ik kan de pijn nog niet zomaar laten gaan, maar kan ze wel gecontroleerd laten uitstromen. Om in het eerdere beeld te blijven: ik heb in de dijk nu stuwen aange-
bracht, waardoor ik weet, waar de pijnstroom komt en ik de gevolgen voor mezelf, het land, kan beperken. Ik moet er echter nog te hard aan werken om er meer mee te kunnen. Op deze manier kan ik wel een aantal jaren met mijn dagelijks leven verder, zonder de pijn de boventoon te laten voeren. Zeven jaar na het ongeval Bij een grote verandering in mijn leven, zeven jaar na het ongeval, pak ik twee lichamelijke ongemakken weer op. Het gaat om eczeem en pijn. Ze zijn beide een belasting en geven beide ook aan, hoe ik me voel. Als ik me slecht voel, dan heb ik meer last van pijn of eczeem. Daarnaast leer ik beter omgaan met de beperking van een verlamde arm. Ik wil zelf leren omgaan met de pijn, maar er is nu teveel pijn om daar aan te werken. De reguliere geneeskunde heeft mij niet kunnen overtuigen. De pijn zou voortkomen uit de rafelige uiteinden van de gescheurde zenuwen, uit verkeerd doorgegroeide zenuwen; de pijn kan misschien verholpen worden door zenuwen door te snijden, maar welke is niet duidelijk, dus de kans de verkeerde door te snijden is sterk aanwezig; de pijn-doorgifte kan ook verdoofd worden door pulsjes te geven aan de zenuwen, die de nek in gaan. De reguliere geneeskunde blijft uiterlijk kijken, terwijl ik het gevoel heb, dat pijnervaring met mijzelf te maken heeft. Het strookt niet met de ervaringen van mee-stromende pijn bij het strelen. Dat herken ik veel meer bij de acupunctuur. Acupunctuur gaat, kortgezegd, uit van meridianen, energiebanen, waar energie hoort te stromen. Die meridianen verbinden vele punten en organen met elkaar. De stroming is geblokkeerd en dat geeft pijn. Bedoeling is die stroming weer op gang te brengen. Dat kan via de vele punten waar meridianen uitkomen. Zo werkt acupunctuur op de voetzolen via stroming door op pijn in de linkerarm. Er komt een man, acupuncturist, op mijn pad, die mij overtuigt en die ik vertrouw. Hij is goed en steeds in voor verdere scholing. Die deelt hij enthousiast. Als ik begin, werkt hij via mijn voetzolen en nek en loop ik naar buiten op heel warme voeten. Nadat hij in Japan een cursus gevolgd heeft, werkt hij via mijn oren en loop ik buiten met hele grote warme oren. Later komt hij terug met verhalen over de neus, maar dat maak ik net niet meer mee.
Ik stop, omdat de weg, die ik met eczeem ingeslagen ben, met hoge koortsen en dikke korsten op ledematen, oren en oogleden gepaard gaat, waardoor acupunctuur niet goed mogelijk is; omdat het geld op is; maar vooral omdat de pijndoorbraken gehalveerd zijn en ik nu de gelegenheid heb zelf met de pijn om te leren gaan, van binnenuit. Ik heb de acupunctuur als een hulp van buiten ervaren, die nodig is geweest, waar ik dankbaar voor ben. Als uitdrukking van de genoemde grote omslag, ga ik, na de ziekteperiode als gevolg van de eczeem, op een schip wonen, dat ik voordien gekocht heb. Het water geeft mij rust, laat mij stromen, zoals water doet. Het water neemt mijn adem mee, maar ook de pijnstuwing. Ik besef, dat als ik last heb van de pijn, dat ik de adem vastzet en oppervlakkig adem. Omgekeerd, wanneer ik oppervlakkig ademhaal, alleen de borst, dan wordt de pijn koppig en zet zich vast. Ik wil beter ademhalen, maar ben daar in zoekende en nog afhankelijk van het water. Na drie jaar op het water wonen, leven, kom ik met antroposofie in aanraking. Voor wat de pijn betreft, is het vooral belangrijk, dat ik met spraakvorming, zang en eurythmie in aanraking kom. Bij de eerste twee is het belangrijk, dat de ademhaling ook door het middenrif heen gaat en bij de eurythmie, die een bewegingskunst, een danskunst, is, moet ik ook door het middenrif heen. Juist dat middenrif is mijn belangrijkste probleem om de pijn te laten stromen. Als ik dan later klank-ademtherapie van de heer Dorhout Mees krijg, leer ik om de pijn niet meer vast te houden, maar te laten stromen, waardoor deze mij niet meer belemmert. Als de pijn mij wel stoort, dan weet ik, dat ik niet goed in mijn vel steek en daar aan moet werken. De pijn is nu niet meer aanstormend op mij, maar is als een wel op het land, die de grond vruchtbaar houdt. De pijn is van bedreiging buiten mij geworden tot bron in mij. De pijn begint bewegingen van tonen, van klanken, van kleuren te laten zien, eerst in mijn linkerhand, onderarm, maar weldra door mijn hele lichaam. Zo wordt zij voor mij een ingang in de kunsten.