Multidisciplinaair oefenbeleid dsplan n Veiligheidsrregio ZZeeland
2014 4‐2017 versie 11 | 16 jan nuari 201 14
Rampbestrijdingsplannen
OCR (nieuwe stijl)
Bestuurlijk oefenen
Ramp- / incident bestrijdingplannen
Systeemtest
Digitale leermiddelen
VR-CoPI
Table-top
Competentiespecifiek
Recente ontwikkelingen
Competentiespecifiek
Gelijk basisniveau
Oefenen
Trainen
Bijscholen
Opleiden
Multidisciplinair Oefenbeleid
Organisatie MOTO + inbreng partners
Beroepshouding
Evaluatie en planvorming / structuur / systeem
Verhogen leerrendement
Aantoonbaar vakbekwaam
Wettelijke en regionale verplichtingen
Sturen op kwantiteit en kwaliteit
Didactisch vakbekwaam
Verantwoordelijkheid
Internationaal / nationaal onderzoek
Didactische principes
Innovatie oplossingen
Team/individuele competenties
Registreren en verbeteren
Beoordelaars
Heldere normen
Kwantiteit en kwaliteit
Convenanten
Ramp- en incidentbestrijdingspl annen
Systeemoefening
Risicoprofiel
Minimaal 40 uur per jaar MOTO
Regionaal / lokaal onderzoek
Organisatorisch
Technisch
Functionarissenvolgsysteem
Kwaliteitszorgsysteem
Multidisciplinair oefenbeleidsplan Veiligheidsregio Zeeland 2014-2017
Versie:
1
Toelichting versiebeheer:
Definitief
Datum:
16 januari 2014
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
2
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
3
Voorwoord In het beleidsplan 2012‐2015 ‘bestuursvisie op fysieke veiligheid in Zeeland’ is het beleid van de Veiligheidsregio Zeeland (VRZ) voor de komende jaren vastgesteld. Onder de noemer ‘incidentbeheersing’ zijn de uitgangs‐ en aandachtspunten van en voor vakbekwaamheid vastgesteld. Het multidisciplinair oefenbeleidsplan geeft invulling aan een meerjarig multidisciplinair vakbekwaamheidsplan voor de periode 2014‐2017. De Wet veiligheidsregio’s en de onderliggende besluiten stellen eisen aan de veiligheidsregio en vakbekwaamheid van functionarissen in de hoofdstructuur van de rampbestrijding‐ en crisisbeheersingsorganisatie. Vakbekwaamheid is de overkoepelende term voor het opleiden, trainen, bijscholen en oefenen van mensen en systemen. Dit multidisciplinair oefenbeleidsplan beschrijft het beleid van de Veiligheidsregio Zeeland voor de periode 2014‐2017 op het gebied van Multidisciplinair opleiden, trainen en oefenen (MOTO). Kernwoorden hierbij zijn ‘ambitie, innovatie, eigen verantwoordelijkheid en samenhang’.
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
4
“De feiten laten echter zien dat na herhaaldelijk oefenen steeds weer dezelfde verbeterpunten terugkeren. We doen dus wel veel inzichten op over wat anders kan maar er verandert weinig. De huidige manier van oefenen is dan ook ontoereikend om de crisisbeheersing in Nederland verder te professionaliseren.” Jan Tuinder, hoofd programma CENS2
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
5
Inhoudsopgave Voorwoord ........................................................................................................................ 4 1
Samenvatting .......................................................................................................... 8
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Inleiding .................................................................................................................. 10 Multidisciplinair Opleiden, trainen en oefenen .............................................................. 10 Totstandkoming multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017 ..................................... 10 Afbakening mono‐multi .................................................................................................. 10 Bestaande (monodisciplinaire) oefenplannen ................................................................ 11 Leeswijzer ........................................................................................................................ 11
3 3.1 3.2 3.3 3.4
Kaders ..................................................................................................................... 12 Inleiding ........................................................................................................................... 12 Wettelijke kaders ............................................................................................................ 12 Beleidsmatige regionale kaders ...................................................................................... 12 Samenvatting .................................................................................................................. 14
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9 4.10
Speerpunten MOTO ................................................................................................ 16 Inleiding ........................................................................................................................... 16 Huidige situatie ............................................................................................................... 16 Ambitie Veiligheidsregio Zeeland voor MOTO ................................................................ 16 Voldoen aan wettelijke en regionale verplichtingen ...................................................... 17 Samenwerken met partners ........................................................................................... 18 Team en individuele competenties ................................................................................. 19 Aantoonbaar vakbekwaam ............................................................................................. 19 Lerende organisatie ........................................................................................................ 20 Bestuurlijk oefenen ......................................................................................................... 20 Samenvatting / beleidskeuze .......................................................................................... 21
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 5.9
Uitgangspunten MOTO ............................................................................................ 22 Inleiding ........................................................................................................................... 22 Filosofie van een leven lang leren ................................................................................... 22 Eenduidige opbouw van de oefencyclus ......................................................................... 22 Doelgericht opleiden, trainen en oefenen ...................................................................... 23 Leerstijlen ........................................................................................................................ 23 Didactiek ......................................................................................................................... 23 Verantwoordelijkheid voor vakbekwaamheid ................................................................ 24 Innovatieve oplossingen ................................................................................................. 25 Samenvatting / beleidskeuze .......................................................................................... 25
6 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7 6.8
Beoordelen, evalueren, registreren.......................................................................... 28 Inleiding ........................................................................................................................... 28 Heldere normen .............................................................................................................. 28 Beoordelen ...................................................................................................................... 29 Kwaliteitszorg‐ en functionarissenvolgsysteem .............................................................. 30 Borging kwantitatieve registratie .................................................................................... 32 Functioneringsgesprek .................................................................................................... 32 Evaluatiesystematiek ...................................................................................................... 32 Samenvatting / beleidskeuzes ........................................................................................ 33
7 7.1 7.2 7.3
Multidisciplinair opleiden ........................................................................................ 36 Inleiding ........................................................................................................................... 36 Monodisciplinair verantwoordelijkheid .......................................................................... 36 Een gelijk basisniveau ..................................................................................................... 36
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
6
7.4 7.5
Overige vormen .............................................................................................................. 37 Samenvatting / beleidskeuzes ........................................................................................ 37
8 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 8.6 8.7 8.8
Multidisciplinair Trainen en Bijscholen .................................................................... 40 Inleiding ........................................................................................................................... 40 Kennis gaat vooraf aan vaardigheden ............................................................................. 40 Individueel trainen en bijscholen .................................................................................... 40 Trainen in teamverband .................................................................................................. 41 Trainen en oefenen ramp‐ en incidentbestrijdingsplannen............................................ 42 Trainen met informatiemanagement ............................................................................. 43 Uitgangspunten trainen .................................................................................................. 43 Samenvatting / beleidskeuzes ........................................................................................ 43
9 9.1 9.2 9.3 9.4 9.5
Multidisciplinair oefenen ......................................................................................... 44 Inleiding ........................................................................................................................... 44 Huidige manier van oefenen ........................................................................................... 44 Oefenen in systeemverband ........................................................................................... 44 Bestuurlijk oefenen ......................................................................................................... 44 Samenvatting en beleidskeuze ....................................................................................... 45
10 10.1 10.2 10.3 10.4 10.5 10.6 10.7 10.8 10.9 10.10
MOTO afdeling / uitvoering ..................................................................................... 46 Inleiding ........................................................................................................................... 46 Opbouw MOTO‐jaarplan en MOTO‐jaarkalender ........................................................... 46 Afstemming met MOTO en OTO ..................................................................................... 46 Organisatie MOTO .......................................................................................................... 47 Sturing op resultaat ......................................................................................................... 47 Vakbekwaamheid van de vakbekwaamheidsorganisatie ............................................... 47 Capaciteit MOTO / personele consequenties ................................................................. 47 Belastbaarheid functionarissen / personele consequenties ........................................... 48 Financiële paragraaf ........................................................................................................ 49 Samenvatting en beleidskeuze ....................................................................................... 50
11
Bijlagen ................................................................................................................... 52
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
7
1
Samenvatting Dit multidisciplinair oefenbeleidsplan beschrijft het beleid van de Veiligheidsregio Zeeland (VRZ) voor de periode 2014‐2017 op het gebied van Multidisciplinair opleiden, trainen en oefenen (MOTO). Het multidisciplinair oefenbeleidsplan is gericht op de functies in de VRZ en haar netwerkpartners die een rol vervullen in de hoofdstructuur. Het multidisciplinair oefenbeleidsplan combineert visie en ambitie en bekijkt Opleiden, Trainen en Oefenen vanuit een onderwijskundig (leerrendement, didactiek) en innovatief perspectief. Een multidisciplinair oefenbeleidsplan is formeel voorgeschreven in de Wet veiligheidsregio’s en is daarnaast van belang om de organisaties, functionarissen en teams in de Veiligheidsregio Zeeland goed voor te bereiden op het bestrijden van rampen en beheersen van crises. Daarnaast heeft de VRZ met een Regionaal risicoprofiel, Regionaal beleidsplan, Regionaal Zeeuws Crisisplan en de ramp‐ en incidentbestrijdingsplannen de bestuurlijke kaders bepaald. Het multidisciplinair oefenbeleidsplan beschrijft de wettelijke en bestuurlijke verplichtingen van de VRZ met betrekking tot MOTO. De ambitie van de VRZ is voor komende beleidsperiode als volgt geformuleerd: “de teams en functionarissen in de hoofdstructuur zijn aantoonbaar vakbekwaam in een lerende omgeving”. De VRZ gaat uit van het risicoprofiel en richt zich op de thema’s waar de hulpdiensten in de regio optimaal op voorbereid moeten zijn. De veiligheidsregio voldoet aan haar wettelijke en regionale verplichtingen, werkt samen met partners , investeert in het ontwikkelen van team‐ en individuele competenties, zet in op de geoefendheid van bestuurders en richt zich op aantoonbaar vakbekwame medewerkers. De VRZ werkt aan een organisatie die weet waar zij staat, wat haar zwakke en sterke punten zijn en die kritisch is op het eigen functioneren. De ambitie zal de komende vier jaar fasegewijs gestalte krijgen. Functionarissen in de hoofdstructuur hebben per jaar minimaal 40 uur beschikbaar voor deelname aan MOTO. In 2014 worden kwantitatieve en kwalitatieve vakbekwaamheidsnormen ontwikkeld. Omdat meer competentiegericht gewerkt zal worden, is er aandacht voor trainingen op basis van individuele en team competenties. Komende beleidsperiode is meer aandacht voor het opleiden en trainen en worden minder (grootschalige) praktijkoefeningen georganiseerd. De wettelijk verplichte systeemtest en praktijk ramp‐ en incidentbestrijdingsoefeningen (8 per jaar) gelden als eindoefeningen waarmee een cyclus wordt afgesloten. Met de activiteiten opleiden, trainen/bijscholen wordt daar naar toe gewerkt. Er wordt gewerkt met collegiale beoordeling, met opgeleide beoordelaars en er wordt een pool van (externe)beoordelaars gevormd met de omliggende regio’s. Daarnaast wordt ingezet op innovatieve en didactisch verantwoorde vormen van beoordelen om het rendement te verhogen. De richting van ‘aantoonbaar vakbekwaam’ maakt registreren noodzakelijk en betekent continue aandacht voor blijvende vakbekwaamheid (bijscholing) en een systeem van kwaliteitszorg om deze vakbekwaamheid te meten. ‘Aantoonbaar vakbekwaam’ houdt ook in dat vakbekwaamheid niet langer vrijblijvend is, zowel voor de functionarissen als de betrokken organisaties. Het team MOTO zal gezamenlijk met de verschillende betrokken kolommen uitvoering geven aan het omschreven beleid. Door een gelaagde opbouw van activiteiten in de komende beleidsperiode, kan invulling gegeven worden aan de minimaal gestelde eisen.
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
8
“Het kabinet onderschrijft de door de Evaluatiecommissie gehanteerde uitgangspunten en voegt daar aan toe een zo eenvoudig en eenduidig mogelijk stelsel met operationele en bestuurlijke slagkracht na te streven. Professionaliteit van functionarissen staat daarbij voorop. Bij het bereiken en behouden van de gewenste professionaliteit spelen opleiden, trainen en oefenen een belangrijke rol.” Kabinetsreactie op evaluatie WVR door commissie Hoekstra, 22‐11‐2013
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
9
2
Inleiding
2.1
Multidisciplinair Opleiden, Trainen en Oefenen Multidisciplinair Opleiden, Trainen en Oefenen heeft als doel het professionaliseren van de organisaties, teams en functionarissen in de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Omdat rampen en crises zich zelden voordoen vormen Opleiden, Trainen en Oefenen (OTO) drie belangrijke pijlers om kennis en vaardigheden op niveau te krijgen en te houden.
2.2
Totstandkoming multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017 Het multidisciplinair oefenbeleidsplan combineert visie en ambitie en bekijkt OTO vanuit een onderwijskundig (leerrendement, didactiek) en innovatief perspectief. De ambitie zal de komende vier jaar fasegewijs gestalte krijgen. Eén van de uitgangspunten is hierbij de beschikbare capaciteit vanuit MOTO en de organisaties. Het oefenbeleidsplan beschrijft de wettelijke en bestuurlijke verplichtingen van de VRZ met betrekking tot MOTO. De inhoud en ambitie van het multidisciplinair oefenbeleidsplan is mede tot stand gekomen op basis van interviews met verantwoordelijken binnen Risicobeheersing, Incidentbeheersing, Incidentbestrijding en de veiligheidsdirectie VRZ. In totaal zijn ruim 15 mensen geïnterviewd in het kader van dit oefenbeleidsplan. Daarnaast hebben de functionarissen binnen en buiten de hoofdstructuur van de VRZ verbeterpunten aangedragen in een breed uitgestuurde (digitale) enquête. Het MOTO‐overleg, waar alle kolommen en de partners van de VRZ in vertegenwoordigd zijn, heeft als klankbord input geleverd op de conceptversies van dit beleidsplan. Het multidisciplinair oefenbeleidsplan bouwt bovendien voort op de bestaande richtingen die de VRZ is ingeslagen met vakbekwaamheid, planvorming en de overige organisatieonderdelen. Tezamen met de landelijke ontwikkelingen en best‐practices is het voorliggende multidisciplinair oefenbeleidsplan tot stand gekomen.
2.3
Afbakening Multidisciplinair oefenbeleidsplan Dit multidisciplinair oefenbeleidsplan richt zich op de functionarissen in de hoofdstructuur van de VRZ en haar netwerkpartners. De hoofdstructuur bestaat uit de GMK (de gemeenschappelijke Meld Kamer) en de teams CoPI (Commando Plaats Incident), COT‐W (Coördinatieteam te Water), ROT (Regionaal Operationeel Team), GBT (Gemeentelijk Beleidsteam) en het RBT (Regionaal Beleidsteam) en wordt aangevuld met facultatieve publieke‐ en private partners. Naast oefenen richt het multidisciplinair oefenbeleidsplan zich op het opleiden en trainen van de functionarissen in de multidisciplinaire teams. Het multidisciplinair opleiden, trainen en oefenen wordt afgekort tot MOTO en geldt voor functies binnen en buiten de VRZ. Voor de functies buiten de VRZ gaat het om het beleid voor dat deel van de functie dat binnen de hoofdstructuur valt (multidisciplinair). Het gaat om de volgende functies: Voorlichtingsfunctionaris CoPI; OvD‐Politie; OvD‐Bevolkingszorg; AC politiezorg; AC bevolkingszorg; Liaison Defensie; Voorlichtingsfunctionaris ROT; Strategisch adviseur politiezorg; Strategisch adviseur bevolkingszorg; Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
10
Strategisch communicatieadviseur; Hoofdofficier van justitie; Bestuurlijk adviseur; Voorzitter RBT en GBT. Voor de functies binnen de VRZ gaat het om beleid voor de gehele functie (multidisciplinair en monodisciplinair). Het gaat om de volgende functies: Informatiemanager CoPI; CaCo; OvD‐Brandweer; OvD‐Geneeskundig; HOvD; Leider CoPI; AC geneeskundige zorg; AC brandweerzorg; Informatiemanager ROT; Strategisch adviseur geneeskundige zorg; Strategisch adviseur brandweerzorg; Regionaal operationeel leider. Voor de functies binnen de VRZ is het monodisciplinaire deel toegevoegd in de bijlage van het multidisciplinair oefenbeleidsplan. De functies IM en CaCo zijn dermate multidisciplinair dat deze functies vallen onder de activiteiten in het multidisciplinair oefenbeleidsplan.
2.4
Bestaande (monodisciplinaire) oefenplannen Het oefenbeleidsplan poogt de samenhang tussen diverse kolommen te borgen in een gezamenlijke ambitie voor MOTO. Om deze ambitie te kunnen verwezenlijken moeten bestaande (monodisciplinaire)oefenplannen waar nodig in lijn gebracht worden met de gekozen richting in het multidisciplinair oefenbeleidsplan.
2.5
Leeswijzer Dit beleidsplan beschrijft het Multidisciplinair vakbekwaamheidsbeleid van de VRZ voor de beleidsperiode 2014‐2017. Elk hoofdstuk wordt afgesloten met een korte samenvatting en de bijbehorende beleidskeuzes. Een handvat voor uitwerking van de onderdelen voor de MOTO afdeling vindt plaats in zogenaamde factsheets in bijlage 3 van dit beleidsplan. De hiernavolgende hoofdstukken beschrijven de wettelijke en bestuurlijke kaders (hoofdstuk 3), de ambitie en speerpunten voor de beleidsperiode 2014‐2017 (hoofdstuk 4), de didactische en organisatorische uitgangspunten (hoofdstuk 5) en het beleid voor opleiden, trainen en oefenen (hoofdstuk 6, 7, 8 en 9). In hoofdstuk 10 beschrijven we met een uitvoeringsparagraaf de gevolgen van de gekozen beleidsrichting op het gebied van capaciteit, belasting en financiën.
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
11
3
Kaders
3.1
Inleiding Een multidisciplinair oefenbeleidsplan is formeel voorgeschreven in de Wet veiligheidsregio’s en is daarnaast van belang om de organisaties, functionarissen en teams in de Veiligheidsregio Zeeland goed voor te bereiden op het bestrijden van rampen en beheersen van crises.
3.2
Wettelijke kaders In de Wet veiligheidsregio’s (Wvr) en onderliggende besluiten staan de prestatievereisten waaraan een volwaardige rampenbestrijdingsorganisatie hoort te voldoen. De Inspectie Veiligheid en Justitie (IVenJ) beoordeelt periodiek of de prestaties van de rampenbestrijding en crisisbeheersing ook door de veiligheidsregio’s zijn gerealiseerd (zie kader). In de Wvr is vastgelegd dat alle functionarissen betrokken bij de rampenbestrijding of crisisbeheersing voldoende opgeleid en geoefend moeten zijn om een ramp of crisis het hoofd te bieden. De Veiligheidsregio “Net als andere veiligheidsregio’s hebben we veel Zeeland is wettelijk verplicht om ten vooruitgang geboekt de afgelopen drie jaar. [...] Met de minste eenmaal in de vier jaar een verbeterpunten uit ‘de staat van de rampenbestrijding’ multidisciplinair opleidings‐ en 1 oefenbeleidsplan vast te stellen . Een gaan we nu aan de slag, zodat we ook op deze punten voldoen aan de Wet veiligheidsregio’s (Wvr)". beleidsplan voor de komende vier jaar is wettelijk verplicht maar ook de heer J. Lonink (burgemeester van Terneuzen) voorzitter VRZ nodig om op basis van vakmanschap en professionaliteit zorg te dragen voor een optimaal niveau van veiligheid.
3.3
Beleidsmatige regionale kaders De VRZ kent conform de Wvr een vastgesteld risicoprofiel, een vastgesteld beleidsplan en een vastgesteld crisisplan.
3.3.1
Regionaal risicoprofiel Het Regionaal Risicoprofiel2 (RR) vormt de basis voor de voorbereiding op de rampenbestrijding en crisisbeheersing binnen de VRZ. Voor de risicovolle locaties en objecten zijn ramp‐ en incidentbestrijdingsplannen opgesteld. In totaal gaat het om circa 23 multidisciplinaire planfiguren, waarvan 14 rampbestrijdingsplannen voor bedrijven die vallen onder het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO). Daarnaast vormen grootschalige evenementen en een grieppandemie risico’s waar de VRZ mee te maken kan krijgen. Bij het opstellen van de OTO moet rekening gehouden worden met deze regionale risico’s3 en planfiguren. Belangrijk aandachtspunt hierbij is de samenwerking met partners.
3.3.2
Regionaal beleidsplan In het regionaal beleidsplan4 zijn de strategische kaders en doelstellingen voor een periode van vier jaar beschreven. Het beleidsplan beschrijft de missie en visie en werkt deze verder uit. 1
Wvr Artikel 14 lid 2 d
2
Regionaal Risicoprofiel Veiligheidsregio Zeeland, Versie 2.2, maart 2011
3
Toetskader IVVJ 2013 SVR: “Het opleidings‐ en oefenbeleidsplan sluit aan bij het risicoprofiel van de regio.”
4
Beleidsplan 2012‐2015, vastgesteld 7 juli 2011
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
12
De missie van de Veiligheidsregio Zeeland is: “Samen voorkomen, beperken en bestrijden voor een veilig Zeeland!” De visie van de Veiligheidsregio Zeeland voor de komende jaren is: “In dialoog met onze partners en de Zeeuwse burgers, op basis van vakmanschap en professionaliteit, zorgdragen voor een optimaal niveau van veiligheid.” Het beleidsplan beschrijft verder de vijf beleidsprogramma’s voor de periode 2012‐2015: (1) Water en veiligheid; (2) Nucleaire veiligheid; (3) Industriële veiligheid en infrastructuur; (4) Veiligheid in recreatie, toerisme en evenement en; (5) Veilig wonen en werken. Het beleidsplan bevat bovendien enkele uitgangs‐ en aandachtspunten voor de organisatiecomponenten Risicobeheersing, Incidentbeheersing en Incidentbestrijding. In het kader van MOTO zijn geen concrete doelstellingen of uitwerkingen opgenomen. Wel zijn in de afgelopen 2 jaar multidisciplinaire doelstellingen benoemd en uitgewerkt in de MOTO jaarplannen. Het multidisciplinair oefenbeleidsplan sluit aan op het risicoprofiel en houdt daarmee rekening met de overlap in beleidsperiode van het regionaal beleidsplan en het multidisciplinair oefenbeleidsplan . 3.3.3
Regionaal Zeeuws Crisisplan Het Regionaal Zeeuws crisisplan 2011‐20155 (RCP) beschrijft de organisatie, taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden bij de rampbestrijding en crisisbeheersing. In het kader van MOTO zijn in het RCP afspraken opgenomen over de samenwerking tussen hulpdiensten, organisaties, publieke‐ en private partners bij de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Het bestuur van de VRZ heeft daarvoor diverse convenanten met partners afgesloten6.
3.3.4
Ramp‐ en incidentbestrijdingsplannen Rampbestrijdingsplannen zijn een verbijzondering van het crisisplan en richten zich specifiek op bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) bepaalde inrichtingen en ramptypen7. In Zeeland bestaan 14 rampbestrijdingsplannen voor zogenaamde VR‐ plichtige BRZO bedrijven. Tevens is binnen VRZ specifiek voor de nucleaire veiligheid het rampbestrijdingsplan Nucleaire Installaties van kracht. Daarnaast is er een (bedrijfs) continuïteitsplan van de VRZ en een plan infectieziekten (uitbraak pandemie). Incidentbestrijdingsplannen zijn een verfijning van het RCP en richten zich specifiek op het risicoprofiel. Voor MOTO zijn er in incidentbestrijdingsplannen enkele afspraken opgenomen. Voorbeelden zijn het incidentbestrijdingsplan Westerscheldetunnel en het incidentbestrijdingsplan Deltawateren.
5
Regionaal Zeeuws Crisisplan Veiligheidsregio Zeeland 2011‐2015 – versie 3.0 – 28 september 2011
6
Regionaal Zeeuws Crisisplan Veiligheidsregio Zeeland 2011‐2015 ‐ bijlage 6,pagina 138
7
Bvr artikel 6.1.1
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
13
3.4
Samenvatting Dit hoofdstuk beschrijft de wettelijke en bestuurlijke kaders. De verplichting om multidisciplinair beleid voor opleiden, trainen en oefenen te ontwikkelen komt voort uit de Wvr en onderliggende besluiten. Daarnaast heeft de VRZ met een Regionaal risicoprofiel, Regionaal beleidsplan, Regionaal Zeeuws Crisisplan en de ramp‐ en incidentbestrijdingsplannen de bestuurlijke kaders bepaald. Het multidisciplinair oefenbeleidsplan sluit aan op het risicoprofiel en houdt daarmee rekening met de overlap in beleidsperiode van het regionaal beleidsplan en het multidisciplinair oefenbeleidsplan.
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
14
“‘Multi’ is samenwerken met respect voor elkaars (on)mogelijkheden, structuren, culturen, ontwikkelingen en snelheden. ‘Multi’ is ook samenwerken aan een gedeelde visie en een gezamenlijk doel.” Sylvia Meulensteen, arts, MCDm
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
15
4
Speerpunten MOTO
4.1
Inleiding De Veiligheidsregio Zeeland wil in de beleidsperiode 2014‐2017 toewerken naar aantoonbare vakbekwame teams en functionarissen in de hoofstructuur in een lerende omgeving. De speerpunten van de VRZ voor de komende 4 jaar zijn in onderstaande paragrafen beschreven.
4.2
Huidige situatie Een meerjaren multidisciplinair oefenbeleidsplan voor multidisciplinaire vakbekwaamheid is nieuw binnen de VRZ. Hierdoor is het lastig om de Uit de enquête komt als verbeterpunt naar voren dat er beleidsvoortgang te meten op basis meer aandacht moet zijn voor multidisciplinair van voorgaande jaren. Wel heeft de opleiden, trainen en de voorbereiding op het Inspectie Veiligheid en Justitie periodiek beoordeelt of de prestaties functioneren in teamverband. die de wet voorschrijft, op het gebied van de rampenbestrijding en crisisbeheersing, ook door de veiligheidsregio’s zijn gerealiseerd. De VRZ heeft ten opzichte van de vorige meting (2013) op onderdelen vooruitgang geboekt. Op een aantal punten is echter verbetering gewenst. Op het gebied van MOTO moet voor de periode 2014‐2017 een meerjaren multidisciplinair oefenbeleidsplan vastgesteld worden. Daarnaast moet de VRZ een verbeterslag maken om te voldoen aan de wettelijke en regionale oefenverplichtingen. Bovendien wordt het sturen op vakbekwaamheid, toepassen van evaluatie en het verhogen van het leerrendement landelijk steeds belangrijker. Het multidisciplinair oefenbeleidsplan geeft invulling aan de wettelijke verplichting om tenminste eens in de vier jaar een multidisciplinair opleidings‐ en oefenbeleidsplan vast te stellen. Het team incidentbeheersing dat per 1 januari 2014 zal ontstaan moet samen met partners invulling geven aan het multidisciplinair oefenbeleidsplan. Daarvoor hebben zij 4 FTE vanuit de VRZ beschikbaar en leveren de organisaties op dit moment op basis van bestaand beleid standaard 0,25 FTE voor de voorbereiding van MOTO activiteiten.
4.3
Ambitie Veiligheidsregio Zeeland voor MOTO De ambitie voor MOTO voor de beleidsperiode 2014‐2017 is tot stand gekomen op basis van de missie en visie uit het beleidsplan en de resultaten uit de interviews en enquête. Vakmanschap en professionaliteit van hulpverleners ‐ mede door goede opleiding, trainingen en oefening ‐ vormen samen met een structureel lerende omgeving de sleutel voor een goed functionerende rampenbestrijdingsorganisatie. De ambitie formuleren we als volgt:
De teams en functionarissen in de hoofdstructuur zijn aantoonbaar vakbekwaam in een lerende omgeving Ambitie Veiligheidsregio Zeeland MOTO 2014‐2017
De ambitie zal de komende vier jaar fasegewijs tot uitvoering gebracht worden. Gestart wordt met het formuleren van normen voor kwantiteit en kwaliteit. Met activiteiten gericht op opleiden, trainen, oefenen, beoordelen en registreren wordt toegewerkt naar aantoonbare vakbekwaamheid. Door aandacht te hebben voor evaluatie en in het hele proces en te werken volgens een cyclisch proces van beleid, uitvoering en evaluatie, en het Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
16
ontsluiten van overige informatie en thema’s kan gewerkt worden aan een lerende omgeving. Uitgangspunt daarbij is het voldoen aan de wettelijke en regionale verplichtingen.
4.4
Voldoen aan wettelijke en regionale verplichtingen De VRZ moet voldoen aan de verplichtingen uit de Wvr, wettelijke verplichtingen op basis van andere wetgeving, regionale verplichtingen en besluiten van het bestuur. Onderstaande alinea’s geven weer aan welke wettelijke en regionale verplichtingen de VRZ moet voldoen. Een overzicht van de wettelijke en regionale verplichtingen is in tabelvorm opgenomen in bijlage 1.
4.4.1
Het tweede risicogebied van Nederland De regio Zeeland wordt doorsneden door de Ooster‐ en Westerschelde en is begrensd door de Noordzee in het westen, België in het zuiden en de veiligheidsregio’s Rotterdam‐ Rijnmond en Midden‐ en West‐Brabant in respectievelijk het noorden en het oosten. De regio kenmerkt zich door veel bruggen en dammen, kanalen, havens, drie tunnels (Westerscheldetunnel, de Vlaketunnel en de Sluiskiltunnel in aanbouw), één rijksweg (A58) en meerdere spoorwegverbindingen. In de regio zijn industriegebieden bij Vlissingen, Borssele en in de Kanaalzone van Gent naar Terneuzen met een groot aantal BRZO‐ inrichtingen. De regio valt ook onder de invloedssfeer van de industriegebieden en havens van Antwerpen, Gent, Zeebrugge en Bergen op Zoom. Er is intensief vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor, door pijpleidingen en over het water. Binnen en in de directe omgeving van de regio staan vijf kerncentrales; één in Borssele en vier dicht bij de grens in het Belgische Doel. Daarnaast is sprake van een opslagfaciliteit voor radioactief afval. De Westerschelde, het Kanaal door Zuid‐Beveland, het Kanaal van Gent naar Terneuzen en het Schelde‐Rijnkanaal zijn belangrijke en intensief bevaren verkeersaders voor het vervoer van onder andere gevaarlijke stoffen. De komende jaren zal binnen MOTO aangesloten worden op thema’s die aansluiten bij het risicoprofiel. Daarmee gaat de VRZ Uit de enquête blijkt dat iets minder dan 57% van uit van het risicoprofiel en richt zich mening is dat de MOTO activiteiten voldoende op de thema’s waar de hulpdiensten aansluiten op het regionale risicoprofiel en partners optimaal op voorbereid moeten zijn, tenzij door het ministerie andere prioriteiten aan de VRZ worden opgelegd.
4.4.2
Rampbestrijdingsplannen en overige verplichtingen Ingevolge artikel 6.1.7 van het Besluit veiligheidsregio’s (Bvr) moet een rampbestrijdingsplan eenmaal per 3 jaar gezamenlijk met de onderdelen van de hoofdstructuur beoefend worden waarbij het plan op juistheid, volledigheid en bruikbaarheid wordt getoetst. De VRZ kent 14 rampenbestrijdingsplannen voor BRZO‐bedrijven, die daarmee onder de wettelijke verplichting uit artikel 6.1.7, van het Bvr vallen. Tevens kent de VRZ 9 incidentbestrijdingsplannen die geen wettelijke grondslag hebben in het Bvr maar voortkomen uit andere wettelijke verplichtingen en/of besluiten van het bestuur van de VRZ waarin afspraken gemaakt zijn over MOTO. In totaal kent de VRZ 23 planfiguren.
Het Bvr stelt dat rampbestrijdingsplannen minimaal eens per 3 jaar beoefend moeten worden. Dit betekent dat de VRZ verplicht is om vijf rampbestrijdingsplannen per jaar te beoefenen. Ook de, niet op basis van de Bvr verplichte, incidentbestrijdingsplannen moeten eens per 3 jaar beoefend worden. De VRZ moet op basis van andere wettelijke Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
17
verplichtingen of besluiten van het bestuur drie (incidentbestrijding)plannen per jaar beoefenen. De totale verplichte oefenbelasting op basis van het aantal planfiguren in de VRZ is daarmee ongeveer acht oefeningen per jaar. De gekozen werkvorm is bepalend voor de haalbaarheid van deze zware oefenverplichting (bijvoorbeeld de mogelijkheid om delen van een plan te beoefenen / testen). 4.4.3
Convenanten Bij wet is vastgelegd dat de VRZ afspraken maakt met crisispartners over risico‐ en crisisbeheersing. Het bestuur van de VRZ heeft hiervoor diverse convenanten afgesloten (zie hiervoor het regionaal crisisplan). In deze convenanten worden samenwerkingsvormen geformaliseerd, waarbij vaak een artikel is opgenomen over vakbekwaamheid en gezamenlijk oefenen8. Op basis van de (nog af te sluiten) convenanten met vitale partners ontstaat hierdoor een extra oefenverplichting om jaarlijks per convenant met de betrokken partners te oefenen. Het voldoen aan de zware wettelijke oefenbelasting zorgt er voor dat niet altijd voldaan kan worden aan verplichtingen die voorkomen uit deze convenanten. De overtuiging leeft ook dat er modernere en innovatievere manieren bestaan om multidisciplinair vakbekwaam te worden en te blijven dan de ‘klassieke’ oefening. Ook monodisciplinair heeft de VRZ convenanten met oefenverplichtingen. Mogelijk kunnen daar productieve dwarsverbinding mee gelegd worden.
4.4.4
Systeemtest De VRZ moet jaarlijks een systeemtest organiseren9. In deze systeemtest wordt de hoofdstructuur als geheel beoefend. Het doel van een systeemtest is dat, anders dan bij het individueel oefenen van één team of niveau van de hoofdstructuur, het functioneren van de hoofdstructuur als geheel wordt beoefend.
4.5
Samenwerken met partners De rol van de partners wordt steeds belangrijker in de crisisbeheersing. Waar vroeger de politie, GHOR, bevolkingszorg en brandweer namens de gemeente de meeste crisissen aanpakten en oplosten, is het nu steeds meer een netwerk van, relevante partners die gezamenlijk een crisis beheersen. De hoofdstructuur van de VRZ biedt als het ware het framework van leiding en coördinatie waar de partners vanuit hun eigen rol en verantwoordelijkheid bij aan moeten haken. Partners kunnen relatief dichtbij staan zoals defensie, het openbaar ministerie of Rijkswaterstaat maar er zijn ook tal van organisaties die verder af staan zoals netbeheerders, ministeries of grote bedrijven. Al deze organisaties worden wel geacht, in geval van een crisis of ramp, in goede onderlinge samenwerking en in een strak organisatorisch verband te kunnen opereren. Dit is de reden dat de VRZ deze partners zo veel als mogelijk wil betrekken bij de voorbereiding en uitvoering (oefenen) van MOTO. Waar mogelijk wordt bovendien de samenwerking gezocht met andere veiligheidsregio’s, delta regio, de Vlaamse provincies en de Belgische overheid. Vanuit GHOR, brandweer, bevolkingszorg, politie en defensie wordt op dit moment vanuit bestaand beleid een capaciteit van 0,25 FTE gevraagd voor de voorbereiding op activiteiten. Uitbreiding van deze capaciteit naar 1 FTE per organisatie (GHOR, Brandweer, Bevolkingszorg, Politie en Defensie) is noodzakelijk om komende jaren een verbeterslag te realiseren binnen de voorbereiding van opleiding, training en oefening. Door overige partners zal incidenteel en bij noodzaak capaciteit tot de beschikking worden gesteld.
8
Mede op basis van Wvr, Artikel 19 2e lid
9
Bvr artikel 2.5.1
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
18
Bij het daadwerkelijk oefenen wordt meer capaciteit gevraagd, onder andere deelname van het te oefenen personeel.
4.6
Team en individuele competenties In de beleidsperiode 2014‐2017 wordt systematisch gewerkt aan verbeteringen langs twee lijnen, (1) het functioneren van de teams CoPI, COT‐W, ROT, GBT en RBT en (2) de individuele lijn gericht op functionarissen. Daarvoor moet duidelijk zijn welke taken iemand moet kunnen uitvoeren, in welke context en met welke kwaliteiten. Er wordt geïnvesteerd in teamcompetenties en individuele competenties. De individuele, functie‐specifieke competenties bevatten competenties die noodzakelijk zijn voor elke functionaris in zijn rol. Teamcompetenties zijn kennis, vaardigheden en gedragsaspecten die men nodig heeft om als team effectief, duidelijk en resultaatgericht samen te werken en deze moeten dus binnen elk team aanwezig zijn. Bij een goed teamniveau kunnen de individuele competenties versterkt worden, haakt een nieuwe functionaris sneller aan en wordt daardoor automatisch mee omhoog getrokken. De teamcompetenties vormen daarom de eerste jaren een speerpunt. Naast de teamprestaties moeten ook de individuele competenties de komende beleidsperiode structureel aandacht krijgen. De individuele vakbekwaamheid is namelijk een voorwaarde voor de teamprestatie maar valt daar niet (volledig) mee samen. Komende beleidsperiode is er aandacht voor vakbekwaamheidstrajecten waarin onderscheid wordt gemaakt in algemene, team specifieke, proces specifieke en functie specifieke competenties10.
4.7
Aantoonbaar vakbekwaam Vakbekwaamheid houdt in dat men in staat is om een beroep uit te oefenen volgens de voor de beroepsgroep geldende eisen, ongeacht de specifieke werkcontext, en daarbij in staat zijn om goed in te spelen op (kleine) veranderingen in het beroep. Er wordt veelal onderscheid gemaakt tussen vakbekwaam worden (het opleiden tot beginnend beroepsbeoefenaar) en vakbekwaam blijven (vakbekwaamheid verder ontwikkelen en onderhouden). De komende jaren staan in het teken van het inrichten van een vakbekwaamheids‐ organisatie, die in staat is medewerkers (blijvend) te laten voldoen aan de voor hun functie wettelijk vastgelegde eisen. Medewerkers moeten niet alleen deelnemen aan een vastgesteld aantal oefeningen (kwantiteit), er moet ook inzicht zijn in het daadwerkelijk functioneren van de functionaris om zijn/haar competenties gericht te verbeteren. Dit maakt registreren noodzakelijk en betekent continue aandacht voor blijvende vakbekwaamheid (bijscholing) en een systeem van kwaliteitszorg om deze vakbekwaamheid te meten. De roep om kwaliteit van personeel aan te tonen, is een kenmerk van deze tijd en tevens een bevestiging dat in deze tijd eenmaal ‘bevoegd’ niet meer voor het leven ‘bekwaam’ is. Dit vraagt verantwoordelijkheid voor de eigen ontwikkeling. Waar het voorheen een organisatieverantwoordelijkheid was om mensen toe te rusten op hun taken, verschuift die verantwoordelijkheid voor een belangrijk deel naar het individu. Verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van functionarissen ligt daarmee bij de organisatie én functionaris. Aantoonbaar vakbekwaam houdt in dat een functionaris in de hoofdstructuur voldoet aan de normen en dat er voldoende aandacht is voor de ontwikkeling en (bij)scholing van deze functionaris. Om aantoonbaar vakbekwaam goed te begeleiden wordt er gekozen om medewerkers MOTO en OTO aanvullend te scholen. 10
Beleidsplan 2012‐2015, vastgesteld 7 juli 2011pagina 49
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
19
4.8
Lerende organisatie De VRZ werkt ttoe naar een oorganisatie die in staat is zich permanentt te verbetere D en, te veernieuwen en n te ontwikkel en. Een organ nisatie die wee et waar zij staaat, wat haar zzwakke en stterke punten zijn en welke gewenste verranderingen n nodig zijn. Daaarvoor is tusse entijdse evvaluatie van p plannen, inzettten, incidente en en MOTO a activiteiten, een zo nodig bijjstelling, nodig. Evaluere en is daarmeee niet alleen e een middel om m terug te blikkken maar voo oral ook om richting te geven aan toeekomstige acttiviteiten en systematisch tte werken aan n het veerbeteren van n organisatie, plannen, team ms en individu uen.
4.8.1
Leeervermogen individu, team m en organisa atie In n het kader va an MOTO wer kt de VRZ toe naar een organisatie die e er bewust opp gericht is he et leren en hett leeervermogen van individueen en teams alls geheel te veergroten en m met elkaar te vverbinden. Do oor MOTO acctiviteiten te e evalueren en de resultaten n toe te passen n in n vervolgactiviteiten kan coontinue sturingg op in ndividueel, tea am‐ en organiisatieniveau p plaatsvinden. Resultaten uit evaluatie van incidenten m moeten evveneens hun weg vinden inn MOTO. MOTTO draagt zo bij aan het verggroten van heet vermogen o om de geewenste resultaten te bereeiken, een orgganisatie waarr plannen, teams en functionaarissen meegrroeien met de e ontwikkelinggen. Hierbij wordt de ciirkel van Dem ming als leidraaad gehanteerd d (zie afbeeldiing).
4.8.2
Planvorming De komende beleidsperiodee moet er perm D manente aand dacht zijn vooor ontwikkeling van beleid en planvvorming. Er w wordt komende beleidsperio ode gewerkt vvolgens de priincipes vaan een cycliscche planvormiing (beleid, uitvoering, evaluatie). De meeerwaarde bestaat eruit dat plannen wo orden toegeppast in oefenin ngen en uitkom msten van oeffeningen inpu ut geenereren voor de planvorm ming. Oefeninggen verduidelijken mogelijkke knelpunten n en laacunes in de p planvorming. B Bovendien vormen oefenin ngen een veiligge leeromgeving om daar, waar nogg geen planne n bestaan, do oor middel van n onderzoek een experiment m mogelijke oplo ossingsrichtinggen te testen11.
4.9
B Bestuurlijk o oefenen Uit het jaarversslag van de VR U RZ blijkt dat in n 2012 zeer be eperkt geoefeend is op bestuurlijk niveau. Alhoew wel de inspannningen van he et multidisciplinair oefenbeeleidsplan voo oral gericht ziijn op de functionarissen vaan het operationele en tacttische niveau, wijzen de ervvaringen vaan de afgelopen jaren er oook op dat mee er aandacht nodig is voor hhet strategisch he niveau. D De rol van best tuurders tijdeens een ramp o of crisis is bela angrijk. Enerzzijds omdat zij een rol hebben als opp perbevelhebbber, anderzijdss omdat zij een organisatorrische en m maatschappelij jke voorbeelddfunctie hebben, zeker ook als ‘burgervaader’. Kennis, mensen keennen en oefe enen is dan oook onontbeerrlijk voor goed d functionerenn tijdens de crrisisbeheersin ng en rampenbbestrijding. Err wordt een aa anvullende nootitie opgesteld voor bestuurlijk oefe enen. In deze notitie zal inzzicht gegeven worden in dee wijze van be estuurlijk oefenen. N Na de gemeent teraadsverkieezingen in 201 14 zullen nieuw we locoburgeemeesters aan ntreden in de gemeenten van Zeeland maar zelfs zon nder deze verrkiezingen verrdien de loco’ss extra aaandacht voor hun rol in de crisisbeheerssing en rampbestrijding. Heet komt in Ned derland 11
Adviesnotitie planvvorming VRZ versie 1.0|25 juni 2013 eiindconcept
Ve eiligheidsregio Ze eeland ‐ Multidissciplinair oefenbe eleidsplan 2014‐2 2017
20
zeer regelmatig voor dat zij, in ieder geval de eerste periode van de ramp, aan het roer staan van de crisisbeheersingsorganisatie. Tenslotte is de tendens dat beleidsteams zich meer bezig moeten houden met het duiden van het incident en betekenis geven in media. Zij moeten zich bezig houden met thema’s die op dat moment spelen, zoals kennis van de (sociale) media, scenario‐denken, omgaan met dilemma’s, burgervaderrol en de nafase van een incident van groot belang. Dit soort thema’s zullen in thematische bijeenkomsten aan de orde gesteld en getraind worden. Op basis van behoefte of een nulmeting kunnen thematische onderwerpen gekozen worden.
4.10
Samenvatting / beleidskeuze Dit hoofdstuk beschrijft de ambitie en speerpunten voor de beleidsperiode 2014‐2017. De ambitie van de VRZ is voor de komende beleidsperiode als volgt geformuleerd: “de teams en functionarissen in de hoofdstructuur zijn aantoonbaar vakbekwaam in een lerende omgeving”. De VRZ gaat uit van het risicoprofiel en richt zich op de thema’s waar de hulpdiensten in de regio optimaal op voorbereid moeten zijn. De veiligheidsregio voldoet aan haar wettelijke en regionale verplichtingen, werkt samen met partners, investeert in het ontwikkelen van team‐ en individuele competenties, zet in op de geoefendheid van bestuurders en richt zich op aantoonbaar vakbekwame medewerkers. De VRZ werkt aan een organisatie die weet waar zij staat, wat haar zwakke en sterke punten zijn en hoe de organisatie te verbeteren. In onderstaande tabel is de ambitie en het fasegewijs gestaltekrijgen daarvan vermeld als beleidskeuze. In de volgende hoofdstukken komen de onderliggende beleidskeuzes aan de orde.
Beleidskeuze
Omschrijving
Termijn
Ambitie
De teams en functionarissen in de hoofdstructuur zijn aantoonbaar vakbekwaam in een lerende omgeving. Deze ambitie zal de komende vier jaar fasegewijs tot stand komen. Gestart wordt met het formuleren van normen voor kwantiteit en kwaliteit. Met activiteiten gericht op opleiden, trainen, oefenen, beoordelen en registreren wordt toegewerkt naar aantoonbare vakbekwaamheid. Door aandacht te hebben voor evaluatie en in het hele proces en te werken volgens een cyclisch proces van beleid, uitvoering en evaluatie, en het ontsluiten van overige informatie en thema’s kan gewerkt worden aan een lerende omgeving. Uitgangspunt daarbij is het voldoen aan de wettelijke en regionale verplichtingen.
2014‐2017
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
21
5
U Uitgangsp punten M MOTO
5.1
In nleiding Dit hoofdstuk b D beschrijft de uuitgangspunte en voor MOTO O vanuit een oonderwijskund dig (leerrendemen nt, didactiek) een innovatief perspectief, p passend bij dee ambitie van de VRZ vo oor de beleidssperiode 20144‐2017.
5.2
Filosofie van n een leven n lang leren De kwaliteit van hulpverleniing hangt D stterk samen met de vakbekw waamheid vaan de function narissen. Om vaakbekwaam te worden en tte blijven m moet een hulp verlener een 'leven lang leeren'. Opleiden is gericht om m fu unctionarissen n inzetbaar tee maken op een voldoende e basisniveau vvoor de rol in n de crisisbehe eersing. Vanaff het m moment dat zij j op dit basisnniveau ziitten, doorlop pen zij een cycclus van trrainen, oefene en, praktijkervvaring opdoen en bijsscholen, totdaat zij een andere functie gaan uitvoer en. Nieuwe ontwikkelingen n, persoonlijkee behoeften en a andere inzichtten maken het noodzakelijk om vakken nis en vaardiggheden te vernieuwen doo r middel van sstudie of bijscholing. Daarnaast kent dde cyclus versschillende toets‐ en registraatiemomenten om de vaakbekwaamhe eid van een fuunctionaris te meten en te sturen. De VRRZ geeft uitvoering aan vaakbekwaamhe eid vanuit de filosofie van d de Life Long Learning Loop..
5.3
E Eenduidige o opbouw vaan de oefencyclus Binnen opleide en, trainen en oefenen moe et sprake zijn van samenha ng en gelaagd dheid in co omplexiteit. D Dat begint al bbij de Uit de enquête komt een voldo doende opbouw, w, in ndividuele opleiding om tott een samenhang en opvolging in de e activiteiten a ls vo oldoende basisniveau te koomen. verbeterpunt n aar voren V Vervolgens wo orden functionnarissen geetraind in groepsverband (b bijvoorbeeld O OvD‐Bevolkinggszorg) en teaamverband (bijvoorbeeld heet CoPI), om d daarna in in nteractie met andere teamss te trainen en n te oefenen. De laatste staap betreft hett oefenen vaan het gehele e systeem (meeerdere teamss tegelijkertijd d). De gelaagddheid in complexiteit
Trainen Opleiden / Opleiden /
trainen
bijscholen
Groeps‐
individu
verband
Trainen /
/oefenen
bijscholen
e meerdere
teamverban
teams
d
tegelijkertijd
Oefeneen in systeem m‐ verbannd
Ve eiligheidsregio Ze eeland ‐ Multidissciplinair oefenbe eleidsplan 2014‐2 2017
22
komt tot uiting in de samenwerking en een opbouw van eenvoudige oefeningen/scenario’s naar meer complexe situaties. De VRZ geeft uitvoering aan vakbekwaamheid door de activiteiten te organiseren van eenvoudig naar complex en van kleinschalig naar groot. Dit is een procesmatige cyclus waarbij steeds opnieuw op basis van leerbehoeften gekeken moet worden naar de opbouw van activiteiten.
5.4
Doelgericht opleiden, trainen en oefenen Leren bestaat uit het formuleren van leerdoelen, kiezen van gerichte werkvormen om deze leerdoelen te bereiken, een bewuste aanpak van waarnemen, analyseren en evalueren om te bepalen of de leerdoelen zijn behaald. Evaluatie moet zowel inzicht geven in de persoonlijke leerdoelen van de functionaris als die van het team. Dit inzicht moet leiden tot het formuleren van nieuwe leerdoelen (individueel of teamverband). Hiermee wordt het (leer)rendement centraal gesteld en is oefenen geen doel op zich. De VRZ stelt leerdoelen centraal bij het uitvoeren van de MOTO activiteiten. Zij richt zich in grote lijnen op de oefenfuncties MOTO om te Uit de enquête blijkt dat een ruime meerderheid van oriënteren, MOTO om te leren, mening is dat de moto activiteiten voldoende MOTO om samen te werken, MOTO aansluiten op de leerdoelen. om te experimenteren en MOTO om te toetsen. Deze oefenfuncties bestaan naast elkaar. Elke oefenfunctie kan op zichzelf de basis vormen voor een oefening en een mix van functies is eveneens mogelijk (op een aantal combinaties na). Relatief nieuw is het opleiden, trainen en oefenen vanuit een thematisch perspectief, gebaseerd op de behoeften en doelgroepen.
5.5
Leerstijlen Een leerstijl is een beschrijving van attitudes en gedragingen die bepalen wat iemands voorkeurmanier van leren is. Niet iedereen leert op dezelfde manier, waardoor een bepaalde onderwijstechniek voor de een beter geschikt is dan voor de andere. In een ideale situatie zou er binnen MOTO trainingen en bijscholingen de werkvorm gekozen worden die past bij de voorkeursleervorm van de desbetreffende functionaris. Een dergelijke werkwijze is echter een uitdagende opgave voor een leerorganisatie en stuit bovendien op een aantal praktische belemmeringen. In de laatste twee jaren zal daarom een verkenning worden gemaakt van de mogelijkheden om leerstijlen in de volgende beleidsperiode in te voeren.
5.6
Didactiek Voorgaande paragrafen reiken enkele algemene didactische basisprincipes aan die bijdragen aan de kwaliteit van de organisatie en uitvoering van de MOTO‐activiteiten. Vakdidactiek bestaat uit een verzameling samenhangende ideeën en principes over het vormgeven van Opleiding, Training, Oefening en overige activiteiten. Deze geven aan hoe in MOTO rekening gehouden kan worden met ideeën en theorieën over hoe mensen leren, hoe bij leerdoelen bijpassende werkvormen gekozen kunnen worden, welke vorm van beoordelen daar het beste bij past en welke onderwijskundige principes ingezet kunnen worden tijdens de voorbereiding op, uitvoering en evaluatie van activiteiten. Deze didactische aspecten zijn randvoorwaardelijk voor het sturen op de kwaliteit van medewerkers. Het heeft ook alles te maken met het vakbekwaam maken en houden van de functies die verantwoordelijk zijn voor het oefenbeleid, ontwikkeling, uitvoering en evalueren. Daarmee stellen zij anderen in staat op een professionele manier te trainen en oefenen. Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
23
Het eigen maken van een didactische achtergrond voor medewerkers MOTO en OTO binnen en buiten de VRZ kan gerealiseerd worden door een scholingstraject op maat in te richten, in samenwerking met een Hogeschool of Regionaal opleidingscentrum (ROC). In dit (bij)scholingstraject moet aandacht zijn voor de didactische principes, zoals het geven van feedback en kiezen van didactisch verantwoorde werkvormen. Voor het scholingstraject moet uitgegaan worden van een differentiatie in niveaus. Niet alle MOTO en OTO medewerkers moeten opgeleid worden tot docent. De keuze voor een juiste differentiatie en opbouw van de niveaus moet tot stand komen in overleg met de onderwijsinstelling. Waar mogelijk wordt een partnerschap gezocht met de onderwijsinstelling om didactische kwaliteit te borgen binnen de MOTO organisatie.
5.7
Verantwoordelijkheid voor vakbekwaamheid Belangrijke voorwaarde voor MOTO is dat het beleid en de organisatie gebouwd zijn op een mensbeeld waarbij de leden zichzelf en elkaar als volwassen individuen beschouwen. Functionarissen die zelf verantwoordelijkheid willen en durven nemen voor hun eigen functioneren en hun functioneren in Uit de enquête komt naar voren dat ruim 87% van relatie tot de ander. Functionarissen mening zijn dat vakbekwaam blijven een eigen die bovendien van de ander verantwoordelijkheid is. Een groot deel van de hetzelfde veronderstellen. Eigen verantwoordelijkheid is daarmee iets respondenten is echter van mening dat zij onvoldoende gefaciliteerd en gestimuleerd wordt om positiefs: werken aan het eigen verantwoordelijkheid te dragen voor het eigen functioneren als vakman of leerproces en onvoldoende gericht kan werken aan de vakvrouw. Dit betekent evenwel dat eigen vakbekwaamheid (competenties). vakbekwaam worden en blijven niet meer alleen een taak van de organisatie is maar een gedeelde verantwoordelijkheid waarbij een functionaris net zo goed aanspreekbaar is op zijn of haar functioneren als de Veiligheidsregio.
5.7.1
De VRZ faciliteert, stimuleert en ondersteunt Komende beleidsperiode komt de verantwoordelijkheid voor vakbekwaam worden en blijven steeds meer bij de functionaris zelf te liggen. Vakbekwaamheid moet onderdeel worden van de dagelijkse praktijk. De VRZ faciliteert, stimuleert en ondersteunt door het organiseren van opleidings‐, trainings‐, oefen‐ en bijscholingsmomenten. Dit doet zij niet alleen praktisch door toegang naar leeractiviteiten, maar ook met feedback en beoordeling, door het helpen formuleren van leervragen, het continu opbouwen van inzicht in het functioneren en helpen bij het maken van keuzes bij wat wel en niet op te pakken voor de persoonlijke ontwikkeling.
5.7.2
Vrijblijvendheid voorbij Het is vervolgens de verantwoordelijkheid van de functionaris om aan het eind van de afgesproken termijn te voldoen aan de gestelde normen. De beperkte geoefendheid van functionarissen en het niet deelnemen aan aangeboden oefenmomenten hebben direct hun weerslag op de gehele MOTO afdeling. Regelmatig konden oefeningen in de vorige beleidsperiode niet gedraaid worden vanwege de beperkte inbreng of aanwezigheid van functionarissen. Daarmee heeft ook de organisatie een deelnameverplichting. De kolommen moeten er voor zorgen dat functionarissen een vastgesteld aantal uren beschikbaar zijn voor MOTO, zodat de verantwoordelijkheden van de reguliere functie niet verhinderen dat een functionaris deel kan nemen aan MOTO. Een dergelijke richting wordt ook gekozen voor de partners van de veiligheidsregio. Partners hebben zelf een rol in het geoefend houden van hun organisaties. De VRZ Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
24
faciliteert, stimuleert en ondersteunt, zonder daarbij de verantwoordelijkheid voor vakbekwaamheid van partners over te nemen. Het voldoen aan de gestelde normen komt centraal te staan tijdens een jaarlijkse functioneringsgesprek. Daarnaast moet in de veiligheidsdirectie de organisatie‐ vakbekwaamheid geborgd worden.
5.8
Innovatieve oplossingen Traditionele manieren van oefenen leggen een grote druk op de personele en financiële capaciteit in de VRZ. Het leerrendement van traditionele oefeningen wordt bovendien niet altijd als maximaal ervaren. Zo geven functionarissen in de enquête aan dat ze onvoldoende kunnen werken aan competenties, oefeningen niet altijd realistisch zijn en de kwaliteit van de waarneming valt of staat met de beoordelaar. Door in te spelen op nieuwe ontwikkelingen en het implementeren van nieuwe methoden en technieken kan een professionaliseringsslag in de vakbekwaamheid tot uiting komen. Doordat er meer functionarissen Een digitale vorm van leren waarbij door middel van getraind en geoefend moeten video’s, foto’s, audio bestanden of PDF teksten een worden dan er oefeningen scenario wordt toegelicht waarin de deelnemer op aangeboden kunnen worden is gezette tijden vragen en instructies krijgt om mee te onderzoek en verdere oefenen, biedt mogelijkheid om het leerrendement en (door)ontwikkeling van digitale het plezier te verhogen. vormen van leren een voor de hand liggende keuze. De oefendoelstelling Voorbeeld van een digitale vorm van leren en trainen is echter leidend voor de keuze van een werkvorm. Naast innovatieve technische oplossingen moet komende beleidsperiode ook gezocht worden naar innovatieve organisatorische en didactisch oplossingen om het leerrendement te kunnen vergroten, om te voldoen aan wettelijke en regionale verplichtingen en alle functionarissen voldoende mogelijkheden te geven om te voldoen aan vakbekwaamheidsnormen. Een voorbeeld van een organisatorische oplossing is het aansluiten bij monodisciplinair georganiseerde activiteiten. Een voorbeeld van een didactische verantwoorde innovatieve oplossing is het kiezen van de juiste werkvorm die het leerrendement verhoogt en de (organisatie)belasting beperkt. In de volgende hoofstukken benoemen we nog een aantal innovatieve uitwerkingen.
5.9
Samenvatting / beleidskeuze Dit hoofdstuk beschrijft de uitgangspunten voor MOTO vanuit een onderwijskundig (leerrendement, didactiek) en innovatief perspectief passend bij de ambitie van de VRZ voor de beleidsperiode 2014‐2017 voor MOTO. De VRZ geeft uitvoering aan vakbekwaamheid vanuit de filosofie van een leven lang leren, door activiteiten te organiseren van eenvoudig naar complex en van kleinschalig naar groot, door het kiezen van oefendoelen en bijpassende werkvormen en waar mogelijk rekening houdend met leerstijlen. De volgende beleidskeuzen komen voort uit dit hoofdstuk.
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
25
Beleidskeuze
Omschrijving
Termijn
(bij)Scholingstraject medewerkers MOTO en OTO
De VRZ werkt toe naar een professionele opleiding, trainings‐ en oefenorganisatie die de gehele OTO cyclus van planvorming, voorbereiding, uitvoering en evaluatie beheerst. De vakbekwaamheid van de vakbekwaamheidsorganisatie is rand voorwaardelijk voor het sturen op de kwaliteit van functionarissen en teams. De VRZ stelt budget (25.000 euro) beschikbaar om samen met een regionaal opleidingsinstituut een (bij)scholingstraject op maat in te richten. De VRZ benut waar mogelijk de expertise van het opleidingsinstituut als partner om de didactische kwaliteit te borgen binnen de MOTO organisatie.
Vanaf 2014
Verkennend onderzoek leerstijlen
De VRZ voert een verkennend onderzoek uit naar het toepassen van leerstijlen in OTO in voorbereiding op de volgende beleidsperiode.
2016‐2017
Verantwoordelijkheid functionarissen voor vakbekwaamheid geborgd in veiligheidsdirectie
Komende beleidsperiode komt de verantwoordelijkheid voor vakbekwaam worden en blijven steeds meer bij de functionaris zelf te liggen. De VRZ faciliteert, stimuleert en ondersteunt door het organiseren van opleidings‐, trainings‐, oefen‐ en bijscholingsmomenten. Dit doet zij niet alleen praktisch door toegang naar leeractiviteiten, maar ook met feedback en beoordeling, door het helpen formuleren van leervragen, het continu opbouwen van inzicht in het eigen functioneren en helpen bij het maken van keuzes bij wat wel en niet op te pakken qua ontwikkeling. Deelname aan georganiseerde activiteiten, registreren van deelname en het benoemen van leerpunten is een verantwoordelijkheid van de functionaris. De MOTO afdeling rapporteert vanaf 2016 jaarlijks aan de veiligheidsdirectie VRZ in welke mate de functionarissen van de kolommen en partners hebben voldaan aan vakbekwaamheidsnormen. De veiligheidsdirectie VRZ rapporteert aan de organisaties in welke mate een functionaris heeft gewerkt aan vakbekwaamheid. In de veiligheidsdirectie wordt de organisatievakbekwaamheid geborgd.
Vanaf 2016
Ontwikkelen van innovatieve vormen van OTO
De VRZ stelt budget (jaarlijks 18.000 euro) beschikbaar voor onderzoek en verdere ontwikkeling van innovatieve organisatorische, technische en didactische vormen van opleiden, trainen en oefenen waaronder de ontwikkeling en het borgen van een digitale vorm van leren waarin zowel kennis aangeleerd en getoetst kan worden (e‐ learning) en waar mogelijk ook gebruikt kan worden bij (zelf)training.
Vanaf 2014
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
26
“Leren zonder te denken is ijdel. Denken zonder te leren is gevaarlijk.” Confucius
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
27
6
Beoordelen, evalueren, registreren
6.1
Inleiding Multidisciplinair opleiden, trainen en oefenen vraagt een voortdurende monitoring en verbetering. In voorgaand hoofdstuk is reeds het belang van een goede opbouw, keuze van leerdoelen en de leercyclus beschreven. Ervaringen worden pas leerervaringen als er een vorm van feedback aan wordt gegeven. Evaluaties van oefeningen en incidenten moeten bovendien opnieuw hun weg vinden in opleiden, trainen en oefenen en planvorming. Daarnaast moeten evaluaties, waarneming en toetsing niet alleen leiden tot verbetering van teamprestaties maar ook tot een individuele kwaliteitsslag voor de functionarissen.
6.2
Heldere normen In de komende beleidsperiode stelt de VRZ aan multidisciplinaire functies in de crisisteams naast kwantitatieve normen ook kwalitatieve eisen. Landelijk zijn er op basis van functieprofielen competenties/normen ontwikkeld. Uit de ervaringen en evaluatie van de Wvr blijkt dat de huidige kwalificatieprofielen in de praktijk niet functioneren zoals gewenst, mede als gevolg van de gekozen abstracte manier van beschrijven (AEF 2013)12. Vakbekwaam worden en blijven vraagt om inzicht in vakbekwaamheidseisen en wat men van een functionaris verwacht. Duidelijke competenties en criteria/normen op team en individueel niveau zijn nodig om het functioneren te beoordelen en verbeterpunten inzichtelijk te maken. Deze normen gelden voor alle niveaus (CoPI, ROT, COT‐W en BT). Voor de komende beleidsperiode stelt de VRZ heldere kwantitatieve en kwalitatieve normen voor individuen en in teams (competentieniveaus en gedragscriteria). Er moeten normen vastgelegd worden over de frequentie (kwantiteit) en competenties / prestatieniveau (kwaliteit). Deze normen moeten realistisch zijn, aansluiten op (algemene, team en functiegerichte) competenties en passen bij de regionale risico’s. De normen moeten bovendien geaccepteerd worden door de functionarissen als zijnde dé richtnorm waarlangs kwaliteit beoordeeld wordt. Draagvlak voor de normatieve kaders kan onder andere gecreëerd worden door de totstandkoming daarvan breed te delen in de organisatie. De bruikbaarheid van de normen bepaalt de mate waarin systematisch gewerkt kan worden aan het verbeteren van functionarissen, teams en de organisatie. Normen zijn niet alleen bruikbaar voor het beoordelen Een voorbeeld van een meetbare competentienorm uit maar kunnen ook als basis dienen een vaardigheid paspoort is: “Kan Optreden bij tegengestelde belangen” voor evaluatie van incidenten. Een 1. Door een compromis voor te stellen (op te stellen) zogenaamd regionaal 2. Door een alternatief voor te dragen vaardigheidspaspoort biedt een Voorbeeld heldere normen vaardigheidspaspoort helder handvat om te bepalen waar een functionaris aan moet voldoen en kan geïntroduceerd worden om in training en oefening eenduidig op waar te nemen. Ten slotte kunnen via heldere normen bepaalde groepen gefaciliteerd worden in bijscholingen. Bij het niet kunnen optreden bij tegengestelde belangen (zie kader) kan voor alle functionarissen die hier een probleem mee hebben bepaalde bijscholing aangeboden worden. 12
Evaluatie Wet veiligheidsregio's, onderzoeksbureau AEF, 27 juni 2013
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
28
6.3
Beoordelen Met een meer didactisch verantwoorde opbouw van activiteiten krijgt ook de wijze van beoordelen een ander karakter. Evalueren komt niet pas aan het eind maar er moet vooraf nagedacht worden over wat geobserveerd en geëvalueerd moet worden in het kader van de te behalen oefendoelen. Het oefendoel bepaalt de keuze voor een bijpassende beoordelingsvorm.
6.3.1
Competentie gericht Beoordelen is in het competentiegericht leren een ijkpunt voor de functionaris. Aan de hand van tussentijdse beoordelingen en toetsen kunnen zij bepalen wat zij beheersen en nog moeten ontwikkelen en daarnaast meer toetsend of zij geschikt zijn om hun functie te vervullen. Van belang is dat de Uit de enquête blijkt dat ruim 96 % van mening is dat nadruk moet komen te liggen op het het normaal is dat men beoordeeld wordt op individuele competenties. Wel blijkt dat evaluatie en formuleren van leerpunten voor de waarneming in voorgaande periode onvoldoende teams en functionarissen en niet op inzicht gaven in de individuele verbeterpunten doordat het afrekenen op fouten. Het leren er onvoldoende terugkoppeling was van resultaten, moet centraal staan. evaluatie en beoordeling. Komende beleidsperiode wordt geïnvesteerd in het beoordelen van team‐ en individuele competenties aan de hand van de gestelde normen. Om de aanwezigheid van en de mate waarin die competenties aanwezig zijn te beoordelen, worden op basis van de heldere normen beoordelingsformulieren ontwikkeld. Deze formulieren kunnen zowel door deelnemer als door beoordelaars ingevuld worden en kunnen in zijn geheel of op onderdelen worden gebruikt. Voor een beoordelaar bieden eenduidige normen en beoordelingsformulieren een handvat voor een objectieve en feitelijke beoordeling, zonder dat de interpretatie leidend is. De resultaten worden geregistreerd in een registratiesysteem zodat verbeterpunten opnieuw als input kunnen dienen voor training en oefening.
6.3.2
Beoordelaars Om te zorgen voor inzicht in de ontwikkeling van de functionaris zijn opgeleide beoordelaars nodig die niet alleen competent zijn in het waarnemen van relevante gedragingen maar ook bekwaam zijn in het geven van feedback. Waar nu voornamelijk gebruik wordt gemaakt van collegiale waarneming zal komende beleidsperiode gewerkt worden aan het opleiden van beoordelaars. De beoordelaars moeten opgeleid worden in het beoordelen op individuele competenties. Dezelfde aanpak is ook toepasbaar op teams en groepen. Hiermee kunnen zij één op één waarneming uitvoeren of globaler kijken naar een CoPI, ROT of BT als geheel; een groepsbeoordeling op teamcompetenties. Waar mogelijk wordt met de omliggende regio(‘s) een waarnemerspool gevormd. Ook de samenwerking met IFV en LME wordt voortgezet. Externe waarnemers zorgen voor een objectieve en professionele blik. Bovendien vindt door het vormen van een waarnemerspool met omliggende regio’s kruisbestuiving plaats over bijvoorbeeld methodieken, werkwijzen, etc.
6.3.3
Collegiaal beoordelen (door een collega uit een andere discipline) Collegiaal waarnemen is minder geschikt om collega’s te beoordelen of van feedback te voorzien. Omdat de eerste jaren toegewerkt moet worden naar opgeleide beoordelaars zal collegiaal beoordelen als tussenvorm worden gebruikt. Om een meer objectieve blik te realiseren kan er voor gekozen worden om de waarneming te laten doen door iemand van een andere discipline. Een voorbeeld is een OvD‐P die een OVD‐B beoordeelt op basis van de gestelde normen (beoordelingsformulier). Een andere voorwaarde voor goede Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
29
collegiale waarneming is het beschikken van vaardigheden om anderen op een goede en onafhankelijke manier van feedback te voorzien. 6.3.4
Reflectie Reflectie wordt ingezet als sturingsmechanisme om het leerproces tot vakbekwaamheid vorm te geven. Functionarissen krijgen een eigen verantwoordelijkheid voor het evalueren van hun competenties en leerdoelen bij training, oefening en (kleinschalige)inzetten door middel van reflectie. Deze reflecties worden opgenomen in het registratiesysteem en zonodig stellen de functionarissen hun persoonlijke leerdoelen bij. Leren wordt door te reflecteren minder vrijblijvend. Niet reflecteren en formuleren van leerpunten heeft gevolgen voor het uitoefenen van de functie (op basis van een functioneringsgesprek).
6.3.5
Innovatieve manieren van beoordelen Door middel van innovatieve vormen van waarnemen kan bovendien ook achteraf (individueel) worden waargenomen. Denk hierbij aan het opnemen van trainingen en oefeningen (CoPI container, video opname table‐top en Google Glass/helmcamera’s) om later door de functionaris zelf, een externe waarnemer of een (anonieme) collega te laten beoordelen. Ook meer digitale vormen van leren (bijvoorbeeld video‐casuïstiek met trainer) bieden mogelijkheden om, met beperkte middelen beoordelen efficiënt vorm te geven. Om het waarnemen en registreren meer efficiënt te organiseren kan gebruik worden gemaakt van app’s die de resultaten van een beoordeling direct doorzetten naar een registratiesysteem.
6.3.6
Huidige vormen van beoordelen Uit de huidige vorm van beoordelen valt meer te halen. In collegiale toetsing kan, door gebruik te maken van meer eenduidige beoordelingsformulieren, betere feedback gegeven worden op competenties. Feedback die bovendien beter ontsloten moet worden aan de functionarissen door middel van onder meer het registratiesysteem.
6.3.7
Beoordelen tijdens een inzet Functionarissen moeten ook laten zien dat zij tijdens inzetten bekwaam zijn. Een evaluatie van een inzet, met daarin leerpunten voor het functioneren van een team, wordt opgenomen in het kwaliteitszorgsysteem. In het functionarissenvolgsysteem benoemen de functionarissen op basis van reflectie leerpunten voor een volgende training, oefening of inzet. Waar mogelijk wordt geïnvesteerd in het waarnemen van teams en functionarissen tijdens een inzet (op vrijwillige basis). Deze innovatieve methode vereist dat waarnemers mee gealarmeerd worden bij een inzet. Deze waarnemers evalueren het functioneren tijdens een echte crisissituatie. Van belang is dat de nadruk bij een dergelijke vorm van evalueren moet komen te liggen op het formuleren van leerpunten voor de teams en functionarissen en niet op het afrekenen op fouten. Het ‘leren van’ moet voor MOTO centraal staan.
6.4
Kwaliteitszorg‐ en functionarissenvolgsysteem Op basis van de Wvr en Bvr moet de VRZ continue aandacht hebben voor de vakbekwaamheid van functionarissen. Aantoonbaar vakbekwaam maakt registreren noodzakelijk en betekent continue aandacht voor blijvende vakbekwaamheid (bijscholing) en een systeem van kwaliteitszorg om deze vakbekwaamheid te meten.
6.4.1
Registratieprogramma In het registratieprogramma moet in één systeem zowel kwantiteit (gevolgde opleiding en activiteiten) als kwaliteit (individuele en team competenties) geregistreerd worden. Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017 30
Daarnaast moet het programma de mogelijkheid bieden om reflecties en evaluaties op te nemen. Een combinatie met repressie moet een extra dimensie geven aan vakbekwaamheid. Met deze onderdelen maakt het programma inzichtelijk waar een functionaris op dat moment staat en in hoeverre functionarissen vakbekwaam zijn en blijven, zodat zowel de organisatie als de individuele functionaris kunnen sturen op het vakbekwaamheidsniveau. Voor de MOTO‐organisatie is het van belang om inzicht te krijgen in het geheel van competenties van teams en functionarissen. Het registratieprogramma moet een beeld geven welke competenties bij meerdere functionarissen verbetering behoeven zodat hier door de organisatie MOTO actief op gestuurd kan worden (faciliteren van training en bijscholing). Waar mogelijk biedt het De verantwoordelijkheid voor registreren van deelname registratiesysteem technische kan bij de functionarissen zelf liggen. Vanuit de MOTO oplossingen om het beoordelen en afdeling is in dat geval alleen controle nodig door het registreren te vergemakkelijken. Een goedkeuren van deze deelname op basis van voorbeeld hiervan is een app voor presentielijsten. het invullen van de (competentiegerichte) Eigen verantwoordelijkheid bij registreren beoordelingsformulieren die vervolgens automatisch opgenomen worden in het individuele functionarissenvolgsysteem. In 2009 is door de Veiligheidsregio Zeeland het registratieprogramma AG5 aangeschaft. Hiervan maken op dit moment de rode, witte, oranje en multi kolom gebruik. Mogelijk kan binnen dit bestaande registratieprogramma gewerkt worden met bovenstaande vereisten. De organisaties ofwel kolommen in de hoofdstructuur zijn verantwoordelijk voor de juistheid van de persoonlijke gegevens. Het heeft de voorkeur om de registratie van multidisciplinaire vakbekwaamheid te beleggen bij de afdeling MOTO van de VRZ. 6.4.2
Functionarissenvolgsysteem (individuele prestaties) Het in de Wvr beschreven maar niet uitgewerkte kwaliteitszorgsysteem, bestaat naast een gedegen evaluatiesystematiek uit een functionarissenvolgsysteem. In het functionarissenvolgsysteem wordt het functioneren van de individuele functionarissen vastgelegd. In het volgsysteem moeten opleiding, certificering, geoefendheid en inzet van functionarissen binnen de hoofdstructuur bijgehouden worden.
In het functionarissenvolgsysteem moet onderscheid gemaakt worden tussen kwantitatieve registratie (hoe vaak geoefend) en kwalitatieve registratie (competenties, leerdoelen). Het functionarissenvolgsysteem moet komende beleidsperiode een persoonlijk dossier bevatten met gegevens over: Gevolgde opleiding, training, oefeningen, diploma’s, cursussen en andere vormen van vakbekwaam worden en blijven (kwantiteit) Beoordeling competenties per training of oefening Individuele leerpunten op basis van beoordeling, evaluatie en reflectie Persoonlijk ontwikkelingsplan / leerdoelen Repressieve ervaring Eigen leerpunten uit (evaluaties van) oefeningen en inzetten Functioneringsgesprek Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
31
6.4.3
Kwaliteitszorgsysteem De VRZ moet een kwaliteitszorgsysteem hanteren, waarin de generieke patronen en specifieke leerpunten uit evaluaties (oefeningen en inzetten) als input dienen voor de preparatie en oefendoelen van de jaarplannen. Hiermee kan MOTO geborgd worden en kan het proces van voortdurend verbeteren verankerd worden in de praktijk. In het kwaliteitszorgsysteem worden de schriftelijke evaluaties van het functioneren van de teams opgenomen. Uit deze evaluatie worden de generieke patronen en specifieke leerpunten vastgelegd. Daarnaast worden in het kwaliteitszorgsysteem evaluaties van inzetten en incidenten opgenomen. Samen moet dit leiden tot input voor de preparatie en nieuwe training en oefendoelen voor de jaarplannen.
6.5
Borging kwantitatieve registratie Vanaf 2015 wordt gestart met het kwantitatief registeren. Deze kwantitatieve deelname zal vanaf 2016 tezamen met de individuele kwaliteit worden meegenomen in een individueel functioneringsgesprek. In de periode voorafgaand aan de invoering van het functioneringsgesprek moet op organisatieniveau vanaf 2015 de kwantitatieve deelname van functionarissen aan MOTO in de veiligheidsdirectie geborgd worden.
6.6
Functioneringsgesprek Het kwantitatief bijhouden, kwalitatief beoordelen, registreren en bijscholen moet vanaf 2016 leiden tot een functionerings‐ en competentiegesprek specifiek gericht op de operationele functie. Dit is een gesprek dat de functionarissen in de hoofdstructuur eenmaal in de twee jaar met de operationele leidinggevende, bijvoorbeeld de regionaal commandant of zijn/haar plaatsvervanger, hebben over hun functioneren in de hoofdstructuur. In dit bijzondere functioneringsgesprek staat het voldoen aan de gestelde kwantitatieve normen en de ontwikkeling van de medewerker centraal. Het gesprek is toekomstgericht: de leidinggevende en de medewerker maken samen afspraken voor verbetering en ontwikkeling. Daarnaast zijn er de reguliere functioneringsgesprekken waarin ook de voortgang op het operationele en MOTO vlak wordt besproken. Advies is om ook bij de partners zoals bijvoorbeeld politie een operationeel functioneringsgesprek te houden.
Indien een functionaris niet vakbekwaam is (onvoldoende oefeningen, de competenties zijn niet verbeterd) dan wordt in overleg met de leidinggevende afgesproken hoe en wanneer die vakbekwaamheid alsnog gerealiseerd kan worden. Een functionaris heeft dan, zo nodig, een bepaalde periode de tijd om zich te bekwamen. De vakbekwaamheidseisen worden daarmee een onderdeel van een POP (persoonlijk ontwikkeling plan) en vastgelegd in het functionarissenvolgsysteem. Ook de organisaties moeten elkaar aanspreken op het wel of niet voldoen aan MOTO vereisten. Alleen op deze manier kan de samenhang tussen diverse organisaties / kolommen geborgd worden in een gezamenlijke ambitie voor MOTO.
6.7
Evaluatiesystematiek In het kader van MOTO werkt de VRZ toe naar een organisatie die er bewust op gericht is het leren en het leervermogen van de organisatie, individuen en teams als geheel te vergroten en met elkaar te verbinden.
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
32
6.7.1
Rol evaluatie in MOTO Voor MOTO grijpt de evaluatiesystematiek terug in de verschillende leeractiviteiten opleiden, trainen en oefenen. Door In de enquête geven enkele respondenten aan dat ze van te voren goede leerdoelen vast onvoldoende op de hoogte zijn van evaluaties en de te stellen en ze meetbaar te maken, wordt het mogelijk om vakkundige en daaruit (voor het team) voortkomende verbeterpunten. professionele evaluaties uit te voeren. Die informatie kan vervolgens gebruikt worden als uitgangspunt voor een volgende oefening maar kan ook aanleiding zijn om een individuele functionaris extra op te leiden of zijn vaardigheden te trainen. Voorwaarde is wel dat de evaluaties gedeeld, teruggekoppeld en ontsloten worden in de organisatie en aan de functionarissen. Evaluaties van oefeningen, inzetten en incidenten moeten beter gedeeld worden. Hiervoor wordt gedacht aan het koppelen van deze evaluaties aan het registratiesysteem. Daarnaast kan er gedacht worden aan het inzichtelijk maken van leermomenten via een laagdrempelig digitaal leersysteem. Leerpunten uit deze evaluaties worden waar mogelijk verwerkt in de oefendoelen van training en oefening.
6.7.2
MOTO en planvorming MOTO heeft bovendien een rol binnen het proces van planvorming. In de realisatiefase moet een plan getest worden (bijvoorbeeld door middel van een table‐top) of het ook daadwerkelijk oplevert wat in beginsel werd beoogd. In de implementatiefase van een multidisciplinair plan staat de kennisoverdracht naar de organisaties en functionarissen centraal. Na kennisoverdracht moet het plan opnieuw getest worden tijdens een oefening. Op deze manier verwerven functionarissen kennis over wat er verwoord staat in het plan, welke problematiek en onmogelijkheden het plan biedt en welke verantwoordelijkheden zij en hun collega’s hebben. Het periodiek en gestructureerd testen en oefenen van onderdelen van het plan en de daaruit voortkomende en verbeterpunten kunnen aanleiding geven tot het optimaliseren van het plan. Belangrijk onderdeel van dit test‐ en evaluatieproces van planvorming in MOTO is dat de functionarissen het plan toe kunnen passen in de praktijk. Het testen en toetsen van plannen op onder andere afwijkingen is een cyclisch proces en leer/ verbeterpunten uit oefeningen ten aanzien van het plan moeten daarom een plaats krijgen in de periodieke actualisering.
6.8
Samenvatting / beleidskeuzes
Dit hoofdstuk beschrijft welke rol evalueren, beoordelen en registreren spelen in de beleidsperiode 2014‐2017. Komende beleidsperiode worden heldere normen ontwikkeld voor deelname en prestaties (team en individuele competenties). Er wordt gewerkt met collegiale beoordeling, met opgeleide beoordelaars en er wordt een pool van (externe)beoordelaars gevormd met de omliggende regio’s. Daarnaast wordt gezocht om met innovatieve en didactisch verantwoorde vormen van beoordelen het rendement te verhogen. De richting van aantoonbaar vakbekwaam maakt registreren noodzakelijk en betekent continue aandacht voor blijvende vakbekwaamheid (bijscholing) en een systeem van kwaliteitszorg om deze vakbekwaamheid te meten. Aantoonbaar vakbekwaam houdt ook in dat vakbekwaamheid niet langer een vrijblijvend is. Daarvoor wordt een functioneringsgesprek geïntroduceerd. De volgende beleidskeuzes komen voort uit dit hoofdstuk:
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
33
Beleidskeuze
Omschrijving
Termijn
Ontwikkelen van vakbekwaamheidsnormen
Vakbekwaam worden en blijven vraagt om inzicht in vakbekwaamheidseisen en wat men van een functionaris verwacht. Duidelijke competenties en criteria/normen op team en individueel niveau zijn nodig om het functioneren te beoordelen en verbeterpunten inzichtelijk te maken. De VRZ ontwikkelt vakbekwaamheidsnormen voor de frequentie (kwantiteit) en normen voor het prestatieniveau / competenties (kwaliteit) en verwerkt deze in een vaardigheidspaspoort en meetbare beoordelingsformulieren
2014
Opleiden beoordelaars en continueren samenwerking IFV en LME
De VRZ stelt budget (jaarlijks 12.000 euro) beschikbaar voor het opleiden van beoordelaars die op individueel competentieniveau kunnen waarnemen en aansluiten bij de LME. De VRZ continueert de samenwerking met het IFV en LME
Vanaf 2014
Samenwerking met omliggende regio’s voor pool van onafhankelijke beoordelaars.
De VRZ zoekt de samenwerking met omliggende regio’s voor het vormen van een pool van onafhankelijke beoordelaars
Vanaf 2015
Competentiegericht beoordelen van teams en functionarissen
De VRZ werkt aan aantoonbare vakbekwaamheid door het beoordelen van team‐ en individuele competenties aan de hand van de vakbekwaamheidsnormen.
2016
Proef innovatieve vormen van beoordelen
De VRZ experimenteert met innovatieve vormen van beoordelen zoals het opnemen van video (achteraf beoordelen) en / of het beoordelen tijdens een inzet.
Vanaf 2015
Registratiesysteem
De VRZ implementeert een registratiesysteem om de prestatie van teams en functionarissen te monitoren en verbeterpunten te borgen. AG5 wordt geschikt gemaakt voor de technische vereisten en organisatorisch stellen de kolommen voldoende capaciteit beschikbaar. Om efficiënt om te gaan met het systeem en beoordelen wordt een ipad app ontwikkeld
Vanaf 2016
Functioneringsgesprek
De veiligheidsdirectie VRZ rapporteert aan de organisaties in welke mate een functionaris heeft gewerkt aan vakbekwaamheid. Onderdeel van het sturen op de verantwoordelijkheid en de ontwikkeling van de functionaris is het organiseren van een functioneringsgesprek. De functionarissen hebben één keer in de twee jaar een functioneringsgesprek met de operationele leidinggevende, bijvoorbeeld de regionaal commandant of zijn/haar plaatsvervanger.
Vanaf 2017
Organisaties verantwoordelijk voor vakbekwaamheid
In de periode voorafgaand aan de invoering van het functioneringsgesprek moet op organisatieniveau vanaf 2015 de kwantitatieve deelname van functionarissen aan MOTO in de veiligheidsdirectie geborgd worden.
Vanaf 2015
Rol MOTO binnen planvorming
Het testen en toetsen van plannen op onder andere afwijkingen is een cyclisch proces en leer/ verbeterpunten uit oefeningen ten aanzien van het plan moeten daarom een plaats krijgen in de periodieke actualisering.
Vanaf 2015
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
34
“Een aantal veiligheidsregio’s evalueert nauwelijks de eigen prestaties tijdens incidenten en oefeningen. Zij hebben hierdoor slechts zeer beperkt inzicht in de eigen operationele slagkracht.” IOOV, de Staat van de rampenbestrijding 2013
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
35
7
Multidisciplinair opleiden
7.1
Inleiding Opleiden is het eigen maken van kennis en het over een langere periode borgen van deze kennis door opfrissen of aanscherpen. In dit hoofdstuk beschrijven we hoe we functionarissen opleiden en opgeleid houden voor multidisciplinaire vakbekwaamheid.
7.2
Monodisciplinair verantwoordelijkheid Het werven, selecteren en opleiden van monodisciplinaire functionarissen voor de hoofdstructuur gebeurt door de kolommen. Het formuleren van normen (inclusief wenselijke competenties) voor een team en functie maakt het mogelijk om het werven en selecteren van nieuwe functionarissen te koppelen aan deze competenties. Het selecteren op basis van een assessment heeft hierbij de voorkeur, zoals voor een aantal functies reeds gebeurd. Voordat functionarissen deelnemen aan multidisciplinaire opleiding, training en oefening moeten zij beschikken over voldoende kennis en vaardigheden met betrekking tot het monodisciplinaire optreden. Na het afronden van de monodisciplinaire opleiding is een functionaris ‘start bekwaam’ voor de multidisciplinaire functie. De kolommen staan garant voor de geschiktheid van de functionarissen uit de desbetreffende kolom om de functie in de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing te vervullen.
7.3
Een gelijk basisniveau Sommige disciplines worden monodisciplinair intensiever geschoold dan anderen en niet alle functionarissen beschikken over praktijkervaring met de rampbestrijding. Alvorens actief te worden in een multidisciplinair team binnen de hoofdstructuur, is het noodzakelijk dat de betrokken functionarissen beschikken over een minimaal multidisciplinair basisniveau. Onder een minimaal basisniveau verstaan we dat een functionaris bekend is met de structuur van de crisisorganisatie, de In de open vragen van de enquête komt naar voren dat werkprocessen binnen het team, op een aantal functionarissen van mening zijn dat er een hoofdlijnen de risico’s in zijn gebied, gebrek aan opleiding / bijscholing is voor relevante partners, de taken, rollen, functionarissen die al jaren werkzaam zijn in hun verantwoordelijkheden, mogelijkheden en bevoegdheden van functie. Na een initiële opleiding hebben zij weinig tot geen opleiding meer ontvangen. andere teams en het principe en de werkwijze van netcentrisch werken. Dit noodzakelijke minimaal basisniveau geldt voor zowel nieuwe functionarissen als voor functionarissen die reeds actief zijn binnen een multidisciplinair team en/of functie. Komende beleidsperiode beschikt elke functionaris (zowel binnen als buiten de VRZ) daarom over een gelijk minimaal basisniveau voor het functioneren in de hoofdstructuur. Dit minimale basisniveau kan via een opleidingstraject, conform regionale specificaties, worden bereikt. Het aanbieden van een opleidingstraject kan dan direct onderdeel uitmaken van het functionarissenvolgsysteem. Alle functionarissen die vanaf 2014 nieuw instromen moeten een erkend basis opleiding crisisbeheersing hebben gevolgd. Het volgen van deze basisopleiding is verplicht voorafgaand aan de uitvoering van een multidisciplinaire functie. De basisopleiding moet waar mogelijk afgestemd zijn op de regionale situatie (risicoprofiel, hoofdstructuur en hoe het team functioneert). In 2014‐2015 (nadat heldere normen geformuleerd zijn) zal een Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
36
individuele kwalitatieve beoordeling plaatsvinden. De functionarissen die reeds actief zijn binnen een multidisciplinair team of functie ronden komende beleidsperiode een nulmeting / toets af. Op basis van deze toetsing wordt beoordeeld of de functionarissen voldoen aan de kwalitatieve criteria en op welke onderdelen een specifiek bijscholingstraject nodig is. De resultaten worden opgenomen in het functionarissenvolgsysteem en dienen als input voor de verder te volgen MOTO activiteiten.
7.4
Overige vormen Naast de vier hoofdactiviteiten opleiden, trainen, bijscholen en oefenen kunnen functionarissen werken aan vakbekwaamheid door inzetervaring, kennis van evaluatierapporten, lezen van vakliteratuur, deelname aan congressen, werkgroepen en symposia en het bijwonen van oefeningen in andere regio’s. Ook het kennen van elkaar, het gebruiken van gelijke terminologie, procedures en werkwijzen, het bestuderen van rampbestrijdingsplannen en rampbestrijdingskaarten (desnoods voorafgaand aan een training of oefening) vallen onder een aanvullende vorm van vakbekwaamheid (zie ook paragraaf 7.2). In een voortdurende veranderende omgeving is het van belang om ontwikkelingen met elkaar steeds te blijven bespreken. Deze aanvullende activiteiten moeten geregistreerd worden in het registratiesysteem. Waar mogelijk wordt het kennis nemen van incidenten, casussen, evaluatierapporten, best‐practices, verschijnen van vakliteratuur en mogelijkheden tot het volgen van congressen gestimuleerd en gefaciliteerd. Daarbij kunnen innovatieve vormen gebruikt worden, zoals een casus van de week of met behulp van korte videofilmpjes functionarissen met elkaar kennis te laten maken. In andere regio’s worden goede resultaten behaald met een veiligheidstafel (o.a. Veiligheidsregio Noord‐Holland). Het doel van de veiligheidstafel is informeel leren, waar men vrijblijvend in samenzijn met een breed multi‐publiek (hoofdstructuur) gesproken wordt over onder andere casuïstiek. In de VRZ zal in de opstartfase 6x per jaar een veiligheidstafel worden georganiseerd.
7.5
Samenvatting / beleidskeuzes Dit hoofdstuk beschrijft hoe de VRZ in de beleidsperiode 2014‐2017 de activiteit opleiden vorm kan geven. Het werven, selecteren en initieel opleiden is een verantwoordelijkheid van de kolommen. Komende beleidsperiode zal gewerkt worden aan een gelijk basisniveau door middel van OCR opleidingen en een nulmeting om het startniveau te bepalen en daar gericht bijscholing voor te organiseren. Daarnaast is er aandacht voor overige vormen van vakbekwaam blijven, zoals deelname aan congressen of het lezen van vakliteratuur. De volgende beleidskeuzen komen voort uit hoofdstuk 6:
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
37
Beleidskeuze
Omschrijving
Termijn
Geschiktheid functionarissen verantwoordelijkheid organisaties
De kolommen staan garant voor de geschiktheid van de functionarissen uit de desbetreffende kolom om de functie in de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing te vervullen.
Vanaf 2014
Werving en selectie
De organisaties en kolommen maken mede gebruik van de normen om het werven en selecteren van nieuwe functionarissen te koppelen aan deze competenties.
Vanaf 2017
Nieuwe instroom in het bezit van OCR
Alle functionarissen die in de beleidsperiode 2014‐ 2017 nieuw instromen moeten in het bezit zijn van een erkende basisopleiding crisisbeheersing, toegespitst op de risico’s in de regio en de samenwerking met partners
Vanaf 2014
Kwalitatieve beoordeling regionale kennis en competenties
Alle functionarissen leggen een kwalitatieve beoordeling af om het startniveau te bepalen.
2015
Bijscholing OCR
Op basis van de nulmeting regionale kennis en competenties faciliteert de VRZ waar nodig een bijscholing OCR voor de functionarissen. Hiervoor wordt budget (jaarlijks 22.500 euro) beschikbaar gesteld.
2015‐2016
Aanvullende vormen van vakbekwaamheid
De VRZ en organisaties stimuleren aanvullende vormen van vakbekwaam blijven zoals deelname aan congressen.
Vanaf 2014
Veiligheidstafel
De VRZ stelt capaciteit beschikbaar om 6x per jaar een veiligheidstafel te organiseren, waar men vrijblijvend in samenzijn met een breed multi‐ publiek casussen, dilemma’s en andere zaken (informeel) bespreekt.
Vanaf 2015
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
38
“MOTO maakt onderdeel uit van je core business, daar heb je tijd voor te maken en prioriteit aan te geven en de organisatie dient dit te ondersteunen.” Enquête MOTO‐ beleid 2013
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
39
8
Multidisciplinair Trainen en Bijscholen
8.1
Inleiding Onder trainen verstaan we het toepassen van kennis en bijbrengen van methoden, technieken en vaardigheden die nodig zijn om de rol als individu en team in de rampenbestrijding en crisisbeheersing goed te kunnen vervullen. De nadruk ligt op de functie trainen / oefenen om te leren. Belangrijk bij trainingen is dat de functionaris in de gelegenheid wordt gesteld om het nieuw geleerde onder de knie te krijgen en de reeds aanwezige kennis en vaardigheden op peil te houden. Bij bijscholen gaat het vooral om het gericht bijsturen / verbeteren en opdoen van nieuwe kennis.
8.2
Kennis gaat vooraf aan vaardigheden Vanuit didactisch oogpunt is het van belang te benoemen dat kennis vooraf gaat aan vaardigheden. Voor een aantal trainingen zal eerst kennis verschaft moeten worden aan deelnemers voordat zij starten met Uit de enquête komt naar voren dat de mogelijkheden een training. Kennis kan bestaan uit om kennis op peil te houden als beperkt ervaren worden het vooraf individueel of klassikaal doornemen (en bespreken) van een procedure / protocol, incidentevaluatie of scenario. Het is de verantwoordelijkheid van de functionaris om deze kennis voorafgaand aan een training tot zich te nemen en zich voor te bereiden op deelname aan de training. Voorbereid trainen verhoogt bovendien het leerrendement.
8.3
Individueel trainen en bijscholen Individueel trainen en bijscholen houdt in dat functionarissen of groepen functionarissen werken aan functie specifieke competenties en persoonlijke leerdoelen die voortkomen uit het functionarissenvolgsysteem. De VRZ werkt de komende beleidsperiode meer toe naar kleinschalige opleiding en trainingen met minder complexe scenario’s, gericht om te leren. Trainingen worden gericht op één of enkele competenties van een groep functionarissen, of zijn gericht op het oefenen van één team of enkele teams in interactie (zie volgende paragraaf).
Bij elke training wordt gebruik Een voorbeeld is een digitale communicatietraining, gemaakt van een video met/van een acteur/situatie laten zien, daar moet passende werkvorm en een je dan via de webcam op reageren (je mag net zo vaak bijpassende vorm van beoordelen. opnemen als je wilt, voordat je de video doorstuurt), Voor het trainen van bijvoorbeeld vervolgens krijg je feedback van of een docent of een een vaardigheid als ‘leiderschap’ collega. wordt waar mogelijk gebruik gemaakt van een klassikale training, Digitale vorm van trainen met rollenspellen en intervisie door een trainer. Voor het bijscholen van kennis en het trainen van besluitvorming kan bijvoorbeeld volstaan worden met een meer digitale vorm van leren en trainen. Ongeacht hun persoonlijke leerdoelen moeten functionarissen minimaal eenmaal per jaar worden bijgeschoold op nieuwe ontwikkelingen in en kennis van de regio en de landelijke rampbestrijdingsorganisatie. Dit kan bijvoorbeeld georganiseerd worden door middel van themadagen, maar ook via een digitale vorm van leren. De VRZ faciliteert op basis van het competentie overzicht (behoeften en trends) training en bijscholing voor functionarissen, zodat zij hun competenties kunnen verbeteren. Het is de Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
40
verantwoordelijkheid van de functionaris (en zijn/haar organisatie) om aan deze momenten deel te nemen als dit uit het functioneringsgesprek en registratiesysteem naar vormen komt als één van de verbeterpunten. Waar mogelijk combineert de VRZ de resultaten met de leerstijlen zodat functionarissen met dezelfde leerbehoefte bij elkaar gezet kunnen worden. De VRZ faciliteert geen training en bijscholing wanneer blijkt dat dit slechts voor één of enkele functionaris een verbeterpunt betreft. De functionaris kan dit verbeterpunt en het werken hieraan aangeven in het functioneringsgesprek zodat eventueel op andere manieren gewerkt kan worden aan verbetering van vakbekwaamheid.
8.4
Trainen in teamverband Bij trainen in teamverband gaat het in eerste instantie om het afzonderlijk beoefenen van teams om in een later stadium meerdere teams tegelijkertijd in interactie te trainen. Waar mogelijk worden ook partners betrokken. Er is specifiek aandacht voor het verbeteren van teamcompetenties en het verbeteren van de samenwerking tussen de teams. Komende beleidsperiode worden zowel voor het CoPI als voor het ROT en BT trainingen aangeboden.
Daarnaast moet ook gedacht worden aan meer innovatieve vormen van trainen. Gedacht kan worden aan trainingen die 1x per week of 1x per maand georganiseerd worden bij bijvoorbeeld de overdracht van het piket. Naast het doorspreken van de week (keek op de week) kunnen door middel van een kort trainingsmoment, waar mogelijk ondersteunt door digitale methoden, enkele dilemma’s getraind worden. Door slim gebruik te maken van deze momenten kan vaker getraind worden en kan het leerrendement verhoogd worden. Daarnaast moet gezocht worden naar methoden om de huidige vormen van De VR‐ opstelling is mobiel en kan ook geplaatst worden op een meer realistische locatie. Een voorbeeld trainen verder te verbeteren. Waar is een aardappelschuur waar de CoPI schermen mogelijk worden VR‐CoPI en andere verdeeld over de hal opgesteld staan, op afstand van trainingen doorontwikkeld. VR‐ elkaar en waar je werkkleding aan moet vanwege de CoPI kan op basis van de enquête temperatuur. De CoPI‐Container staat buiten de schuur bijvoorbeeld verbeterd worden door en het incident wordt groot/realistisch geprojecteerd op het doel van VR duidelijk te maken, een muur. door realistische scenario’s toe te passen en door de VR uit de VR‐CoPI in een realistische setting klassikale setting te halen. Voor de huidige trainingen moet gedacht worden aan het vooraf een uur doorspreken van leerstof en het zelf vooraf doornemen van het scenario om daarna pas deel te nemen aan de oefening. Vervolgens moet na de oefening klassikaal terug gekomen worden op het verloop van oefeningen. Een ander voorbeeld is leren in een informele setting. De veiligheidsregio NHN heeft voor alle functionarissen een zogenaamd crisis café waarin elke week in informele setting gesproken wordt over gebeurtenissen van de afgelopen week, incidenten, casussen en dilemma’s. Een soortgelijke opzet heeft in de VRZ ook enkele jaren gedraaid met medewerking van de Hogeschool Zeeland. Deze zogenaamde open‐haard gesprekken waren gericht op bestuurders. Bestuurders kwamen elke week of maand samen om in informele setting in 2 uur een aantal dillema’s, plannen en discussies door te nemen. Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
41
8.5
Trainen en oefenen ramp‐ en incidentbestrijdingsplannen MOTO wil komende beleidsperiode de weg volgen die de VRZ is ingeslagen met het ontwikkelen van één generiek plan voor alle VR‐plichtige BRZO inrichtingen waarbij per bedrijf een specifieke rampbestrijdingskaart (informatiekaart) wordt opgesteld. Dit betekent dat oefenen rondom rampbestrijdingsplannen ook een andere opzet krijgt. Het multidisciplinair oefenbeleidsplan valt in de overgangsperiode waarin nog 3 jaar met oude rampbestrijdingsplannen wordt toegewerkt naar één generiek plan. Ook met het generiekplan blijft de wettelijke verplichting om te oefenen bestaan. Vanwege de zware belasting voor de VRZ (5 ramp‐ en 3 incidentbestrijdingsplannen per jaar) gaat de VRZ daarom uit van een andere opzet door middel van table‐top, praktijkoefeningen en alarmeringsoefeningen. De incidentbestrijdingsoefeningen bevatten geen bestuurlijke component. Het doel van het oefenen rondom rampbestrijdingsplannen is het toetsen van het plan op juistheid, volledigheid en bruikbaarheid. Vooral in die laatste krijgt MOTO komende beleidsperiode een rol. Daarnaast is één van de doelstellingen het bekend maken van de functionarissen met het rampbestrijdingsplan. Er kan op vele manieren invulling gegeven worden aan deze verplichting. De VRZ wil rampbestrijdingsplannen De belangrijkste generieke patronen die binnen elk meer op generieke elementen rampbestrijdingsplan terugkomen zijn beoefenen. Voor deze laatste ‐ De rolvastheid van elke functionaris doelstelling kan gebruikt worden gemaakt van table‐top oefeningen of ‐ De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionaris en team meer digitale vormen van trainen. ‐ Leiding geven Door middel van een table‐top kan ‐ Communiceren (intern) een team of meerdere teams ‐ Informeren tegelijkertijd op diverse aspecten ‐ Beeld, oordeelsvorming en besluitvorming ‐ Samenwerken geoefend worden (bijvoorbeeld operationele leiding), wordt het plan Voorbeelden van generieke patronen getoetst op bruikbaarheid, bekendheid met risico’s en bekendheid met collega’s. Doelgroep zijn zowel CoPI als ROT, maar ook het BT kan beoefend worden in een bestuurlijke oefening bij een rampbestrijdingsplan scenario. Bij de trainen met table‐top betrek je het bedrijf en beoefen je de onderdelen leiding & coördinatie, op‐afschalen en informatiemanagement. De incidentbestrijdingsplannen worden wel op de specifiek elementen beoefend en bevatten geen bestuurlijke component. Het toetsen van de plannen op juistheid en volledigheid kan plaatsvinden door middel van losstaande tests. Zo kan er met een alarmeringstest gekeken worden of het uitvragen en informatie in de systemen voldoende volledig en juist zijn. Er wordt komende beleidsperiode gewerkt volgens de principes van een cyclische planvorming (beleid, uitvoering, evaluatie). Enerzijds vormt de oefening een toets aan de praktijk, anderzijds raken mensen vertrouwd met het plan, de scenario’s en zo mogelijk de locatie. Het beoefenen van een rampbestrijdingsplan zal leiden tot leer‐ en verbeterpunten en draagt door de bekendheid met het plan bij aan de effectiviteit van het optreden in geval van een werkelijk incident. Het inbedden van rampbestrijdingsplannen in de multidisciplinaire oefencyclus heeft nog twee andere voordelen. Door de plannen in de oefencyclus op te nemen en actief te Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
42
beoefenen kan (deels) voldaan worden aan de wettelijke eisen, terwijl de beschreven scenario’s als basis kunnen dienen voor het opzetten van oefeningen.
8.6
Trainen met informatiemanagement Informatiemanagement is de ruggengraat van de operationele hoofdstructuur. Informatiemanagement verzorgt niet alleen de informatiedeling tussen de diverse niveaus maar zorgt ook voor een gezamenlijk beeld, zowel binnen de teams als in de opgeschaalde hoofdstructuur. De werkwijze van informatiemanagement is op dit moment nog niet voldoende ingesleten binnen de hoofdstructuur in Zeeland en verdient daarom aandacht. Waar mogelijk moet informatiemanagement meegenomen worden bij het trainen en oefenen van teams op COPI, OT en BT niveau. Hierdoor ontstaat ervaring met en lering van het informatieproces en hoe cruciaal dit is voor beheersing van een incident.
8.7
Uitgangspunten trainen Het gevoel om afgerekend te worden beperkt het leerrendement. In trainingen moet ruimte zijn om fouten te maken en op basis van feedback, reflectie en coaching moeten zowel de individuele als de teamprestaties verbeteren. Mogelijke vormen die het leerrendement van trainingen en oefeningen verhogen zijn bijvoorbeeld: een time out, coaching en tussentijdse evaluatie. We gebruiken teamcompetenties voor observatie en feedback tijdens oefeningen. Elke functionaris haalt uit deze feedback zijn of haar individuele leerpunten door middel van reflectie. In de komende jaren verschuift de focus van team competenties naar competenties op functieniveau. Hiervoor moeten eerst beoordelaars opgeleid en werkvormen ontwikkeld en getest worden.
8.8
Samenvatting / beleidskeuzes Dit hoofdstuk beschrijft op welke manier trainen en bijscholen de komende beleidsperiode vorm krijgt. In de lijn van didactisch verantwoord werken is het van belang uit te gaan van het gegeven dat kennis vooraf gaat aan vaardigheden. Omdat meer competentiegericht gewerkt zal worden is er aandacht voor trainingen op basis van individuele en team competenties voorkomend uit de vakbekwaamheidsnormen en registratie in een registratiesysteem. Daarnaast moet er aandacht zijn voor het omgaan met de zware oefenverplichting van 8 planfiguren per jaar. Indien mogelijk wordt hiervoor een modus gevonden in table‐top, los van MOTO staande testen en praktijkoefeningen. Bij trainen staat het leren centraal. De volgende beleidskeuzes komen voort uit dit hoofdstuk. Beleidskeuze
Omschrijving
Termijn
Faciliteren van aanvullende opleiding (Bijscholing) en training
De VRZ stelt budget en/of capaciteit beschikbaar om indien nodig training en bijscholing te faciliteren aan teams en functionarissen
Vanaf 2016
Trainen/beoefenen ramp‐ en incidentbestrijdingsplannen
De VRZ beoefent 8 ramp‐ en incidentbestrijding per jaar. Hiervoor worden 5 table‐tops en 3 praktijkoefeningen per jaar georganiseerd
Vanaf 2015
Rol MOTO in planvorming
Er wordt komende beleidsperiode gewerkt volgens de principes van een cyclische planvorming (beleid, uitvoering, evaluatie).
Vanaf 2016
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
43
9
Multidisciplinair oefenen
9.1
Inleiding MOTO is in de beleidsperiode 2014‐2017 meer gericht op kleinschalige trainingsmomenten. Oefenen is komende beleidsperiode voornamelijk gericht op het vormen van een meetmoment, dienstbaar aan het leren. De wettelijk verplichte systeemtest en praktijk ramp‐ en incidentbestrijdingsoefening gelden als eindoefeningen waarmee een cyclus wordt afgesloten. Met de activiteiten opleiden, trainen/bijscholen wordt daar naar toe gewerkt.
9.2
Huidige manier van oefenen Uit de enquête komt naar voren dat het ‘oefenen om te oefenen’ niet effectief is. Dit komt ook overeen met de gedachte dat oefenen vooral een functie heeft als meetmoment en bij het kennis maken met bepaalde structuren. Uit de enquête blijkt dat men vooral het bijscholen van kennis en het trainen De algemene tendens in de open vragen van de enquête in kleinschalig verband in niet te is dat activiteiten minder complex mogen zijn en meer complexe situaties waardevol zou gericht moeten zijn op kleinschalig volgordelijke vinden. Ook dit past in de gedachte training in plaats van oefeningen van een eenduidige opbouw van de oefencyclus en het verhogen van het leerrendement.
9.3
Oefenen in systeemverband De VRZ moet naast de wettelijk verplichte rampbestrijdingsoefeningen ook op basis van de Wvr jaarlijks een systeemtest organiseren. Deze oefening is bedoeld om alle onderdelen van de hoofdstructuur in samenhang (tegelijkertijd) te toetsen en na te gaan in hoeverre de hoofdstructuur tijdens een oefening voldoet aan de basisvereisten crisismanagement. Landelijk is een discussie gaande over de nut en noodzaak van het jaarlijks organiseren van een systeemtest. Daarnaast vraagt het organiseren een aanzienlijke capaciteit en budget van de VRZ en biedt het jaarlijks organiseren onvoldoende mogelijkheden om de geconstateerde verbeterpunten te verwerken. Het bestuur van de VRZ zal daarom jaarlijks beslissen of en in welke opzet een systeemtest georganiseerd wordt. Een budget van 60.000 euro is hiervoor noodzakelijk evenals voldoende organisatiecapaciteit. Vanuit efficiency oogpunt is het advies om voor het organiseren van een systeemtest zoveel als mogelijk te zoeken naar samenwerkingsverbanden met andere Veiligheidsregio’s en Vlaanderen.
9.4
Bestuurlijk oefenen De afgelopen jaren is de standaard van 1 BT oefening per jaar per gemeente niet gerealiseerd. In 2014 zal deze standaard weer opgepakt worden door voor elke gemeente 1 BT oefening te organiseren. Hierbij is het van belang zoveel als mogelijk de loco burgemeesters deel te laten nemen of de oefening te laten schaduwen. Er wordt een aanvullende notitie opgesteld voor bestuurlijk oefenen. In deze notitie zal inzicht gegeven worden in de wijze van bestuurlijk oefenen. Inhoudelijk is het voor de jaren daarna de vraag of het voor bestuurders effectief is om de ‘klassieke’ BT oefeningen te draaien of dat ze beter op een ander manier gefaciliteerd kunnen worden. Voorzitten is een vak apart en verduidelijking op het vervullen van rol en taak is wenselijk. Dit zal samen met andere behoeften uitgewerkt worden in een Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
44
aanvullende notitie voor bestuurlijk oefenen. Mogelijk komt dan ook de behoefte naar voren om burgemeesters en hun adviseurs vooral mee te nemen in de specifieke onderwerpen waar ze mee te maken kunnen krijgen tijdens een crisis. Hier kan OTO op gericht worden, onder andere valt te denken aan mediaoptreden, communicatiestrategie, optreden als burgervader, het omgaan met andere bestuurders (bestuurlijke netwerkkaarten), besluiten onder tijdsdruk en casuïstiek over dillema’s. Naast een table‐top oefening kan er voor Een voorbeeld is het aanbieden van zogenaamde ‘huiswerk’ gekozen worden om door middel van een opdrachten waarin BT leden op regelmatige basis casussen niet bedreigend digitaal leerplatform BT aangeboden via een digitaal platform (dilemma’s) leden op zaken als besluitvorming en media te trainen. De praktijk leert dat deze Voorbeeld ‘huiswerk’ opdrachten BT‐leden methode voor bestuurders wat minder geschikt is. Extra aandacht moet er zijn voor de geoefendheid van loco burgemeesters die ingezet kunnen worden bij een ramp of crisissituatie. Naast een OCR opleiding moeten zij door middel van training en oefening voorbereid worden op de multidisciplinaire samenwerking. Naast oefenen (tabel‐top, training, oefening, digitaal) en mee‐oefenen (schaduwen) kan er gedacht worden aan vormen van informele vormen van leren (zie voorbeelden trainen paragraaf 7.4).
9.5
Samenvatting en beleidskeuze Dit hoofdstuk beschrijft hoe de VRZ het oefenen in de komende beleidsperiode gaat invullen. MOTO is in de beleidsperiode 2014‐2017 meer gericht op kleinschalige trainingsmomenten. De VRZ geeft invulling aan de wettelijke verplichting om jaarlijks een systeemtest te organiseren. De wettelijk verplichte systeemtest en praktijk ramp‐ en incidentbestrijdingsoefening gelden als eindoefeningen waarmee een cyclus wordt afgesloten. Met de activiteiten opleiden, trainen/bijscholen wordt daar naar toe gewerkt. Daarnaast is er meer aandacht voor de vakbekwaamheid van het BT en bestuurders. De volgende beleidskeuzen komen voort uit dit hoofdstuk: Beleidskeuze
Omschrijving
Termijn
Minder oefeningen meer kleinschalige trainingen
De VRZ richt zich komende beleidsperiode op een meer eenduidige opbouw van de oefencyclus, van klein naar groot en van eenvoudig naar complex, om het leerrendement te versterken. Komende beleidsperiode is daarom meer aandacht voor trainen en minder aandacht voor het organiseren van (grootschalige) praktijkoefeningen. De wettelijk verplichte systeemtest en praktijk ramp‐ en incidentbestrijdingsoefening gelden als eindoefeningen waarmee een cyclus wordt afgesloten. Met de activiteiten opleiden, trainen/bijscholen wordt daar naar toe gewerkt.
2014‐2017
Systeemtest
Het bestuur van de VRZ beslist jaarlijks of en in welke opzet een systeemtest georganiseerd wordt en stelt hiervoor budget 60.000 en capaciteit beschikbaar.
Vanaf 2014
Bestuurlijk oefenen
De VRZ organiseert in 2014 13 GBT oefeningen en 4 themadagen. Er wordt een aanvullende notitie opgesteld voor bestuurlijk oefenen.
2014‐2017
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
45
10
MOTO afdeling / uitvoering
10.1
Inleiding Het uitvoeren van doelstellingen zoals benoemd in het multidisciplinair oefenbeleidsplan hebben uiteraard gevolgen voor de MOTO afdeling. Complicerende factor is dat de komende 4 jaar maar een deel van de beschikbare FTE’s binnen de VRZ aanwezig is en de rest verdeeld is over organisaties zoals de GHOR, politie, gemeenten, defensie en brandweer. De uitwerking van de doelstellingen zal dan ook plaats moeten vinden binnen een niet‐hiërarchische samenwerking op basis van gemaakte afspraken en vertrouwen.
10.2
Opbouw MOTO‐jaarplan en MOTO‐jaarkalender Het jaarlijkse beleid wordt uitgewerkt en geconcretiseerd in het MOTO‐jaarplan met jaarkalender. In dit jaarplan is onder andere een jaaroverzicht met opleidingen, trainingen, oefeningen en doelstellingen beschreven. In het jaarplan moet aandacht zijn voor alle onderdelen van MOTO, zowel opleiden, trainen als oefenen. De opbouw van het jaarprogramma is daarbij essentieel. Grotere oefeningen waarbij meerdere teams deelnemen kunnen pas succesvol zijn als de afzonderlijke teams voldoende voorbereid zijn door bijscholing, trainingen met het team en kleinschalige oefeningen. Dit geldt ook voor de voorbereiding van de functionarissen op de oefeningen: waar nodig moeten van te voren de juiste kennis en vaardigheden aangereikt en geleerd te worden. Als input worden de wettelijke en bestuurlijke verplichtingen, het aantal functionarissen, competenties (registratiesysteem) en evaluaties gebruikt. Elk jaar worden de oefendoelen uit de jaarplannen geëvalueerd en gebruikt als input voor de komende beleidsperiode. Alle betrokken partners leveren elk jaar aan het eind van het 2e kwartaal hun oefenplanning aan zodat de MOTO organisatie dit kan vertalen in een werkbare planning voor het daaropvolgende jaar. Om ruimte over te laten voor onvoorziene oefeningen en activiteiten is het handig om een deel van de geplande activiteiten nog niet in te vullen om zo ruimte en flexibiliteit te houden in het jaarplan en de jaarkalender.
10.3
Afstemming met MOTO en OTO Winst op het gebied van activiteiten (capaciteit en kosten) valt te behalen door multi‐ activiteiten in het jaarprogramma af te stemmen met monodisciplinair Een voorbeeld is de evacuatieoefening veerdienst georganiseerde activiteiten. Waar Vlissingen. Deze oefening was een initiatief van mogelijk kan aangesloten worden bij Rijkswaterstaat en de Zeeuwse KNRM stations waarbij activiteiten die vanuit ook andere partijen zoals de politie en de VRZ bij monodisciplinaire kolommen tot hebben aangehaakt. stand zijn gekomen of kunnen reeds Benutten van synergie geplande monodisciplinaire activiteiten multidisciplinair uitgevoerd worden. Ook het combineren van activiteiten die verschillende kolommen momenteel separaat van elkaar organiseren (bijvoorbeeld levensreddende handelingen) kunnen mogelijk efficiënter georganiseerd worden. Regelmatig gezamenlijk afstemmen van monodisciplinaire jaarprogramma’s en overige activiteiten kan mogelijk tot slimme combinaties en besparingen leiden. Om te zorgen voor uitwisseling moeten praktische werkafspraken gemaakt worden, een platform hiervoor is het 2 wekelijkse MOTO overleg.
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
46
10.4
Organisatie MOTO Van cruciaal belang voor de kwaliteit van opleiden en oefenen is de kwaliteit van de opleidings‐ en oefenorganisatie. Een heldere opbouw van de organisatie is van belang, zodat taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden op een logische wijze verdeeld worden. De MOTO afdeling van de VRZ zal zich richting de partners als een netwerkpartner moeten gedragen die de coördinatie van de MOTO activiteiten op zich neemt. De partners zullen aan hun kant de samenwerking moeten zoeken met VRZ en andere partners om hun functionarissen vakbekwaam te houden.
10.5
Sturing op resultaat Aantoonbaar vakbekwaam betekent kwantiteit en kwaliteit, ook voor de VRZ. Op drie momenten in het jaar (jaarschijf) zal gerapporteerd worden aan de veiligheidsdirectie in de bestuursrapportage over de voortgang van het multidisciplinair oefenbeleidsplan en de MOTO‐jaarplannen. De veiligheidsdirectie VRZ kan deze rapportages gebruiken om de voortgang van het oefenbeleidsplan te borgen met de partners en kolommen. Daarmee past het multidisciplinair oefenbeleid ook goed binnen de geldende planning & control cyclus van de VRZ.
10.6
Vakbekwaamheid van de vakbekwaamheidsorganisatie Daarnaast moet gewerkt worden naar een professionele (M)OTO organisatie die de gehele OTO cyclus van planvorming, voorbereiding, uitvoering en evaluatie beheerst. Het opleidingsniveau van de functionarissen die een rol spelen binnen de (M)OTO organisatie is daarvoor van belang, evenals voldoende capaciteit om de geplande activiteiten uit te voeren. De vakbekwaamheid van de vakbekwaamheidsorganisatie is randvoorwaardelijk voor het sturen op de kwaliteit van functionarissen en teams. De vakbekwaamheidsorganisatie moet dan ook zelf meegenomen worden in de systematiek en filosofie van vakbekwaam blijven. Het is van belang dat de medewerkers met een functie in de vakbekwaamheid een (bij)scholingstraject volgen. Dit scholingstraject kan op maat worden ingericht, in samenwerking met bijvoorbeeld de hogeschool Zeeland. Onderwerpen die aan bod moeten komen zijn het maken van beleid, de cyclus van doel‐werkvorm‐evaluatie‐doel, beoordelen, hoe mensen leren, evalueren, etc. Voor het scholingstraject moet uitgegaan worden van een differentiatie in niveaus. Niet alle MOTO en OTO medewerkers moeten opgeleid worden tot docent. De keuze voor een juiste differentiatie en opbouw van de niveaus moet intern tot stand komen, waarbij advies ingewonnen wordt van de onderwijsinstelling.
10.7
Capaciteit MOTO / personele consequenties De VRZ beschikt vanaf 2014 over 4 De ervaring is dat een systeemtest een aanzienlijke FTE om uitvoering te geven aan belasting voor de MOTO afdeling met zich meebrengt MOTO. Daarnaast wordt het beleid waardoor andere activiteiten moeten blijven liggen. van voorgaande jaren voortgezet en leveren Bevolkingszorg, Politie, Capaciteit in relatie tot systeemtest Brandweer, GHOR en Defensie ieder 0,25 FTE zodat er totaal 5,25 FTE beschikbaar is voor MOTO. Een uitbreiding van de capaciteit naar 1 fte per organisatie is gewenst om de komende jaren (M)OTO verder te verbeteren. Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
47
Een verdeling van aantal uren beschikbaar wijst uit dat voor beleidsvorming (o.a. normen ontwikkelen, didactische methoden, jaarplan, rapporteren), begeleiden van activiteiten (o.a. scenario, voorbereiding en uitvoering opleiden, trainen en oefenen) en administratieve handelingen (o.a. deelnemers, registratie, analyse, evaluatie inhuur), gecombineerd met extra capaciteit(scenarioschrijver) voor de systeemtest en een gelaagde opbouw van activiteiten er zeker 5,25 FTE of meer nodig is om het minimale te organiseren. Ten eerste is het aan te bevelen om de registratie van oefeningen en evaluaties in het vakbekwaamheidssysteem zoveel als mogelijk te centreren: hierdoor ontstaat eenduidigheid en efficiëntie. Hiervoor moeten afspraken met de partners gemaakt worden over welke taken door de VRZ uitgevoerd kunnen worden. Ten tweede moet de systeemtest zoveel als mogelijk gekoppeld worden aan verplichtingen die de VRZ toch al heeft. Als voorbeeld: de nucleaire oefenverplichting meteen als systeemtest opzetten. Daarbij moet ook de samenwerking met andere regio’s gezocht worden. Op de derde plaatst wordt bij de MOTO activiteiten inbreng (capaciteit) van partners verwacht voor bijvoorbeeld de voorbereiding en uitvoering van activiteiten. Deze capaciteit moet uitgebreid worden naar 1 FTE vanuit Bevolkingszorg, Politie, Brandweer, GHOR en Defensie.
10.8
Belastbaarheid functionarissen / personele consequenties Iedere functionaris met een functie in de hoofdstructuur moet een aantal uren per jaar beschikbaar zijn voor deelname aan MOTO.
10.8.1
40 uur MOTO per jaar Voor MOTO wordt in de beleidsperiode minimaal 40 uur per jaar per functionaris gevraagd van de kolommen voor trainen en oefenen in multidisciplinair verband. De verdeling van uren bestaat uit een opleiding, een training, een bijscholing, een oefening, tegenspel / schaduwen en zelfstudie. Een ideale combinatie kan gezocht worden in een verdeling van 25 uur te besteden aan in georganiseerd verband opleiden, trainen en oefenen (en tegenspel/schaduwen) en 15 uur aan zelfstudie middels diverse methoden waaronder digitale OTO activiteiten. Aan deze ‘ideale’ situatie hangen nog wel een aantal praktische kanttekeningen waarvan de belangrijkste zijn: Uit de enquête blijkt dat er verdeeldheid bestaat over Sommige functionarissen zullen het wel of niet verhogen van de frequentie. Deze veel meer moeten aantreden verdeeldheid in resultaten komt o.a. voort uit het grote dan anderen gezien hun verschil in aantal functionarissen per functie waardoor sleutelrol: bv operationeel de ene groep vaak aan bod komt en een andere groep leider, IM ROT, etc. zeer beperkt Sommige functionarissen zullen veel meer dan anderen moeten aantreden dan anderen gezien de grote verschillen tussen piketten: bijv. OvD‐G. De opbouw de komende jaren naar een zo fijn mogelijk afgestemde oefencyclus zal van sommige functionarissen vragen dat ze meedoen aan oefeningen voor het leveren tegenspel. Dit is in principe niet te verkiezen maar waarschijnlijk wel nodig. Zelfstudie is op dit moment nog niet realiseerbaar omdat het aanbod van casuïstiek maar ook bijvoorbeeld het aanbod van individueel te volgen bijscholing nog beperkt is. Dit moet de komende jaren ontwikkeld en/of ingekocht worden. In de tabel op de volgende pagina is een weergave van de verdeling in uren weergegeven. Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
48
10.8.2
Piketgrootte in relatie tot het aantal MOTO activiteiten Voor iedere organisatie moeten op dit moment meerdere mensen opgeleid en geoefend worden, soms wel meer dan 70 personen. Bovenstaande doelstellingen houden er rekening mee dat gezien de verschillende piketgroottes niet iedereen kan deelnemen aan praktijkoefeningen. Om iedere functionaris aan hun vakbekwaamheid te laten werken, moet mogelijk per piketgroep een andere verdeling van uren geformuleerd worden. Voor een OVD‐P betekent dat bijvoorbeeld minder vaak een praktijkoefening draaien maar vaker samen zitten met collega’s (table‐top, overdracht piket d.m.v. keek op de week en enkele dilemma scenario’s), opleiding volgen en trainen op bijvoorbeeld besluitvorming door middel van digitale vormen van trainen. Ondanks dat de piketgroottes een verantwoordelijkheid zijn van de kolommen is het advies om te komen tot realistische piketgroottes om de piketfunctionarissen per cyclus te kunnen beoefenen. Aantal
Activiteiten
Uren
Opmerkingen
Minimaal 1 per jaar
Opleiding / Bijscholing
4‐8 uur
Intern / extern organiseren, digitaal, themadag, recente ontwikkelingen
Minimaal 1 per jaar
Training / Simulatie
4 uur
oefening
Bijvoorbeeld door middel van table‐ top
Minimaal 1 per jaar
Praktijkoefening
4 uur
‐
Tegenspel of schaduwen
4 uur
‐
Registratie
2 uur
Registreren aanwezigheid (15‐30 min per activiteit)
‐
Reflectie
4 uur
Reflecteren verbeterpunten (1 uur per activiteit)
‐
Zelfstudie
15 uur
o.a. incidenten, evaluaties, kennis, etc.
41 uur
Uitgangspunt is minimaal 40 uur per jaar.
Tabel 9.7 verdeling aantal uren functionarissen
10.9
Financiële paragraaf In voorgaande hoofdstukken zijn een aantal beleidskeuzes geformuleerd die gevolgen hebben voor de capaciteit en begroting van de VRZ. Het budget voor multidisciplinair opleiden, trainen en oefenen is in bijlage 2 opgenomen. In de begroting is budget opgenomen voor het opleiden van waarnemers en deelname aan de landelijke pool waarnemers. Door waarnemers op te leiden en deel te laten nemen aan de landelijke pool kan Zeeland de landelijke pool waarnemers ook vaker inzetten tijdens oefeningen. Daarnaast is er budget opgenomen om nieuwe functionarissen binnen de operationele hoofdstructuur bij te scholen op basis van de vastgestelde normen, het trainen aan de hand van digitale leermiddelen, table‐tops en trainingsdagen en het organiseren van een systeemtest. Per onderwerp geven we in bijlage 2 aan welke financiën noodzakelijk zijn om invulling te geven aan het multidisciplinair oefenbeleidsplan. Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
49
10.10 Samenvatting en beleidskeuze Het jaarlijkse beleid wordt uitgewerkt en geconcretiseerd in het MOTO‐jaarplan met jaarkalender. Elk jaar worden de oefendoelen uit de jaarplannen geëvalueerd en gebruikt als input voor de komende beleidsperiode. Alle betrokken partners dienen eind 2e kwartaal van elk jaar de doelstellingen en ambities uit het multidisciplinair oefenbeleidsplan en de eigen kolom te vertalen in een werkbare planning voor het daaropvolgend jaar. Winst op het gebied van activiteiten (capaciteit en kosten) valt te behalen door multi‐activiteiten in het jaarprogramma af te stemmen met monodisciplinair georganiseerde activiteiten en waar mogelijk combinaties te maken. Om voorliggende beleid didactisch verantwoord uit te voeren wordt geïnvesteerd in de vakbekwaamheid van de MOTO medewerkers. De VRZ beschikt vanaf 2014 over 4 FTE om uitvoering te geven aan MOTO. Daarnaast leveren Bevolkingszorg, Politie, Brandweer, GHOR en Defensie ieder 0,25 FTE (voorbereiding MOTO activiteiten) zodat er totaal 5,25 FTE beschikbaar is voor MOTO. Deze capaciteitsinbreng is een voorzetting van bestaand beleid. Om komende jaren een verbeterslag te realiseren op het gebied van (M)OTO is een uitbreiding van capaciteit nodig en moeten Bevolkingszorg, Politie, Brandweer, GHOR en Defensie ieder 1 FTE gaan leveren. Functionarissen in het CoPI, ROT en BT nemen minimaal 40 uur per jaar deel aan MOTO. Conform de reguliere planning en control cyclus zal gerapporteerd worden aan de veiligheidsdirectie VRZ over de voortgang van MOTO. De veiligheidsdirectie VRZ kan deze rapportages gebruiken om de voortgang van MOTO te borgen met de partners en kolommen. Beleidskeuze
Omschrijving
Termijn
MOTO jaarplan en jaarkalender
Het jaarlijkse beleid wordt uitgewerkt en geconcretiseerd in het MOTO‐jaarplan met jaarkalender. In dit jaarplan is onder andere een jaaroverzicht met opleidingen, trainingen, oefeningen en doelstellingen beschreven. Elk jaar worden de oefendoelen uit de jaarplannen geëvalueerd en gebruikt als input voor de komende beleidsperiode.
2014‐2017
Afstemmen mono‐ OTO activiteiten met multi‐OTO
Organisaties bieden de mogelijkheid om waar mogelijk met MOTO aan te sluiten bij monodisciplinair georganiseerde activiteiten of initiatieven.
2015‐2017
Betrekken partners in MOTO jaarplan en jaarkalender
Alle betrokken partners dienen eind 2 kwartaal van elk jaar de doelstellingen en ambities uit dit multidisciplinair oefenbeleidsplan en de eigen kolom te vertalen in een werkbare planning voor het daaropvolgend jaar. Om ruimte over te laten voor onvoorziene oefeningen en activiteiten is het advies om een deel van de geplande activiteiten nog niet in te vullen om zo ruimte en flexibiliteit te houden in het jaarplan en de jaarkalender.
2015‐2017
Inbreng FTE kolommen voor MOTO
De MOTO afdeling vormt een netwerkpartner die de coördinatie van de MOTO activiteiten op zich neemt waarbij inbreng (capaciteit) van partners wordt verwacht voor bijvoorbeeld de voorbereiding en uitvoering van activiteiten. De VRZ beschikt vanaf 2014 over 4 FTE om uitvoering te geven aan MOTO. Daarnaast leveren Bevolkingszorg, Politie, Brandweer, GHOR en Defensie ieder op dit moment standaard 0,25 FTE (voorbereiding MOTO activiteiten) zodat er totaal 5,25 FTE beschikbaar is voor MOTO. Uitbreiding inbreng organisaties naar 1 FTE is noodzakelijk.
2014‐2017
e
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
50
Functionarissen CoPI, ROT en BT nemen minimaal 40 uur per jaar deel aan MOTO activiteiten.
Functionarissen in het CoPI, ROT en BT nemen minimaal 40 uur per jaar deel aan Multidisciplinaire Opleiding, Training, Bijscholing en Oefening. Met het vaststellen van dit multidisciplinair oefenbeleidsplan committeren de kolommen zich – als werkgever van de betreffende functionarissen – aan het beschikbaar stellen van deze deelnemerscapaciteit.
Vanaf 2016
Verhoogde belasting
Een bijzondere deelnemersbelasting ontstaat indien een medewerker meerdere crisisfuncties of een sleutelrol vervult (bijv. Operationeel leider, IM ROT). In dit geval is de deelnemersbelasting tot wel 90 uur niet ondenkbaar. De organisaties zijn verantwoordelijk dat deze functionarissen hiervoor vrij worden gemaakt totdat er een gezamenlijke oplossing ontwikkeld is.
Vanaf 2016
Externe capaciteit systeemtest
Het organiseren van een systeemtest vraag een aanzienlijke capaciteit van de MOTO afdeling waardoor andere activiteiten moeten blijven liggen. De VRZ stelt daarom budget beschikbaar voor extra capaciteit voor het schrijven van het scenario zodat de MOTO afdeling zich kan richten op de overige onderdelen van MOTO
Vanaf 2015
Sturing op resultaat
Aantoonbaar vakbekwaam betekent kwantiteit en kwaliteit, ook voor de VRZ. Conform de reguliere planning en control cyclus zal gerapporteerd worden aan de veiligheidsdirectie VRZ over de voortgang van dit multidisciplinair oefenbeleidsplan. De veiligheidsdirectie VRZ kan deze rapportages gebruiken om de voortgang van het oefenbeleidsplan te borgen met de partners en kolommen.
Vanaf 2014
Piketgroottes
De VRZ onderzoekt samen met de partners en kolommen naar mogelijkheden om tot realistische piketgroottes te komen om de piketfunctionarissen per cyclus te kunnen beoefenen.
2014‐2017
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
51
11
Bijlagen Bijlage 1: Wettelijke en bestuurlijke verplichtingen Bijlage 2: Financiële paragraaf
Bijlage 3 Factsheets uitwerking MOTO Bijlage 4: Afkortingen en begrippen Bijlage 5 MONO plan GHOR Bijlage 6: MONO plan Brandweer
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
52
“Goed oefenen staat of valt met de vraag: waarom oefenen we? Ik ervaar dat er soms geoefend wordt ‘om te oefenen’. Terwijl je naar mijn idee moet oefenen om er beter van te worden. Dat zijn twee wezenlijk verschillende dingen." Luitenant‐kolonel Erik Backus MCDm
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
53
Bijlage 1: wettelijke en bestuurlijke verplichtingen
Verplichting
1
RampBP
Zeeland Refinery N.V.
W1
2
RampBP
Vopak Terminal Vlissingen B.V.
W1
3
RampBP
Eastman Chemical Middelburg B.V.
W1
4
RampBP
DOW BENELUX N.V.
W1
5
RampBP
ICL Industrial Products Terneuzen B.V.
W1
6
RampBP
Oiltanking Terneuzen B.V.
W1
7
RampBP
Yara Sluiskil B.V.
W1
8
RampBP
Rosier Nederland B.V.
W1
9
RampBP
Arkema Vlissingen B.V.
W1
10
RampBP
INVISTA Polyester B.V.
W1
11
RampBP
Vesta Terminal Flushing Buitenhaven (VTF 1 en 2)
W1
12
RampBP
Vesta Terminal Flushing Haven 9890 (MTF3)
W1
13
RampBP
Sea Way Chemical Processing B.V.
W1
14
RampBP
Nucleaire Installaties
W2
15
IncidentBP
Infectieziektebestrijding
W2
‐
‐
Deltawateren
W2
16
IncidentBP
Schelde‐Rijnverbinding
W2
17
IncidentBP
Westerschelde
W2
18
IncidentBP
Uitvoeringsregeling Westerschelde
W2
19
IncidentBP
Westerscheldetunnel
W2
20
IncidentBP
Hoogwater
Nw
21
IncidentBP
IMAZ
Nw
22
IncidentBP
TIMZ
Nw
W1: wettelijke verplichting WVR
13
W2: wettelijke verplichting op basis van overige wetgeving en/of besluit bestuur VR NW: niet wettelijke verplichting Cv: convenant 13
De VRZ werkt conform een uitvoeringskader naar één generiek plan voor alle VR‐plichtige BRZO inrichtingen waarbij per bedrijf
een specifieke rampbestrijdingskaart (informatiekaart) wordt opgesteld. Dit betekent dat oefenen rondom rampbestrijdingsplannen ook een andere opzet krijgt. Het multidisciplinair oefenbeleidsplan valt in de overgangsperiode waarin nog 3 jaar met oude rampbestrijdingsplannen wordt toegewerkt naar één generiek plan. De wettelijke oefenverplichting van 1x in de drie jaar per bedrijf blijft echter bestaan.
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
54
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
55
Bijlage 2: Financiële paragraaf In deze paragraaf gegeven we aan welke financiën noodzakelijk zijn om invulling te geven aan het multidisciplinair oefenbeleidsplan. Aantal
Incidenteel
Opleiden
Beoordelaars, deelname LME (pool
Structureel (jaar)
€ 12.000
waarnemers) MOTO en OTO organisaties
Opmerkingen
€6000 per persoon
€ 24.000
Hogeschool
Samenwerking met opleidingsinstituut voor het ontwikkelen en uitvoeren scholingstraject MOTO en OTO afdelingen
Nulmeting normen
€ 6.000
Nulmeting in welke mate functionarissen voldoen aan de gestelde normen voor bepalen vervolgtraject.
OCR opleiding voor personeel in
€ 6000
€ 500 per persoon
dienst VRZ Bijscholen
Interne collegiale training
‐
Bijscholing intern georganiseerd
Inhuur externe training behoefte
€ 30.000
Bijscholing door externe trainers
Bijscholing / herhaling OCR
€ 22.500
Functionarissen werkzaam in de
(nieuwe stijl) functionarissen reeds
hoofdstructuur wordt de
werkzaam
mogelijkheid geboden om een opfriscursus OCR te volgen
Bijscholen OVD‐B’s op OGS
€15.000
Afkomstig uit het mono beleidsplan brandweer
Trainen
Ontwikkelen en vullen digitale
€ 18.000
leermiddelen
Digitale leermiddelen vormen een ondersteuning bij het competentie gericht opleiden en trainen
5 table‐top
€ 1.000
rampbestrijding/incidentbestrijding
meerdere teams per dag
(CopI en ROT) CoPI trainingsdag / praktijktraining
Trainen a.h.v. table‐tops met
€ 9.000
Training met diverse scenario’s en voor verschillende teams
ROT trainingsdag
€ 6.000
Training met diverse scenario’s en voor verschillende teams
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
56
Themadag functie/team gerichte
€ 6.000
ontwikkelingen
Gemakkelijk en actief informatie en ervaringen uitwisselen
13 BT table‐tops
€ 1.000
Trainen a.h.v. table‐tops
€ 85.000
FSC met 1/3 van de OVD‐B en
Oefenen
Oefenen ROL brandweer
bevelvoerders/chauffeurs, HOVD in eigen regio met beoordelaar IFV voor L‐COPI, 2/3 van de OVD‐B met beoordelaar IFV Systeemtest
€ 30.000
Organiseren en uitvoeren systeemtest
Registreren
Registratiesysteem
€ 1.500
Module voor Multidisciplinair oefenbeleidsplan
Registratiesysteem
€ 5.400
90 man in dienst VRZ a 60 Euro
€ 15.000
Deel multidisciplinaire
GHOR
OTO activiteiten hoofdstructuur
hoofdstructuur GHOR Totaal
€ 248.400
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
57
Bijlage 3: Factsheets uitwerking
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
58
Bijlage 3A: Registratiesysteem 2014
2015
2015
2015
2017
Heldere normen Zie factsheet 3B Registreren kwantiteit Het registreren van deelname aan training en oefening en gevolgde opleiding, cursus en bijscholing zal reeds vanaf begin 2014 aanvangen. Het registreren van kwantiteit brengt inzichtelijk in welke mate een functionaris deelneemt aan multidisciplinaire opleiding, training en oefening en daarmee aan het eind van een bepaalde periode voldoet aan de gestelde normen. Het wel of niet voldoen aan deze normen zal komende beleidsperiode deel uit gaan maken van een functioneringsgesprek (zie factsheet 3D). Kwantiteit wordt geregistreerd in het registratiesysteem. Dit gebeurt door de functionaris zelf. De MOTO afdeling heeft tot taak om dit te controleren en goed te keuren. Omdat dit systeem mogelijk begin 2014 nog niet gereed is voor gebruik zal tot die tijd gebruik gemaakt worden van een Excel bestand, bijgehouden door MOTO en/of organisaties. Technische realisatie registratiesysteem Het registratiesysteem moet geschikt gemaakt worden om deelname aan activiteiten (kwantiteit) en prestaties / competenties (kwaliteit) op teamniveau en individueel niveau te registreren. Onderdeel van technisch te realiseren eisen zijn: Individueel vastleggen van gevolgde activiteiten (kwantiteit) Persoonlijk competentieregistratie (kennis, vaardigheden en gedrag) door middel van beoordelingsformulier (zie factsheet 3B) Persoonlijk dossier waarin de kwantitatieve en kwalitatieve normen zijn opgenomen. Daarnaast mogelijkheid om reflecties, functioneringsgesprek en overige documenten op te nemen. Functionaris heeft toegang tot zijn persoonlijke dossier Voor de MOTO organisatie het genereren van overzichten en statistieken Indien in de overbruggingsperiode geregistreerd wordt met Excel biedt het registratiesysteem de mogelijkheid om Excel bestanden te importeren. Koppeling van een app om het beoordelen en registreren van de op competentie gebaseerde normen te vergemakkelijken (zie factsheet 3C) Inschrijfmodule: mogelijkheid tot aanmelden voor opleiding, training en oefening Deze eisen moeten verdere geconcretiseerd worden met de leverancier en MOTO afdeling. Voor een grafische weergave wat het systeem moet kunnen, zie de afbeeldingen op de volgende pagina. Met de technische realisatie wordt zo snel mogelijk gestart, zodat uiterlijk eind 2015 het systeem volledig functioneert. Organisatorische implementatie Naast de technische realisatie vergt het registreren van zowel kwantiteit als kwaliteit capaciteit van de kolommen. Het registeren en verwerken is een monodisciplinaire verantwoordelijkheid. De kolommen moeten vanaf 2016 organisatorische capaciteit beschikbaar stellen, weten hoe het systeem werkt, kennis hebben van de manieren waarop komende beleidsperiode beoordeeld wordt (factsheet 3B) en ook organisatorisch gereed zijn om de gegevens weer terug te koppelen, bijvoorbeeld via een functioneringsgesprek (zie factsheet 3D). Aantoonbaar vakbekwaam In 2016 is het registratiesysteem geïmplementeerd en worden de kwantitatieve alswel de kwalitatieve gegevens geregistreerd. Het registratiesysteem biedt vanaf 2016 inzicht in de competentieniveau ’s van teams en functionarissen, de gevolgde
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
59
opleidingen en OTO activiteiten, de evaluaties van inzetten, oefeningen en incidenten, en de afspraken gemaakt op basis van een functioneringsgesprek. In onderstaande tabellen is een deel van de onderdelen weergegeven die een registratiesysteem moet ondersteunen. Dhr A (Adviseur BT)
Opleiding
OCR‐ opleiding
‐
Training
Table‐top op 1‐2‐2014 ‐ Reflectie ‐ Beoordelingsformulier competenties
Digitale training communiceren
‐
Oefening
Systeemtest 1‐8‐2014 ‐ Reflectie ‐ Beoordelingsformulier ‐ Evaluatieverslag
GBT oefening gemeente X
‐
Functioneringsgesprek
Voldaan aan kwantiteit ‐ leerdoelen geformuleerd ‐ Verslag gesprek
‐
In het systeem worden activiteiten geregistreerd, waar mogelijk worden evaluaties, reflecties, verslagen, diploma’s toegevoegd aan het systeem. Dhr A (Adviseur BT) Beoordelingsformulier
Table‐top 1‐2‐2014
GBT oefening gemeente X
Kan Optreden bij tegengestelde belangen
‐
Door een compromis voor te stellen
Goed (5)
Goed (5)
‐
Door een alternatief voor te dragen
Matig (3)
Goed (5)
‐
Kan de urgentie en sfeer duiden en helder uiteenzetten
‐
Door het te benoemen
Goed (5)
Matig (3)
‐
Door een vergelijking te trekken met soortgelijke incidenten
Slecht (1) opm.: de vergelijking is irrelevant
Redelijk (4)
‐
In het systeem worden meetbare kennis, vaardigheden en gedragsaspecten geregistreerd op basis van beoordelingsformulieren.
Overzicht MOTO organisatie
Optreden bij tegengestelde belangen
Urgentie en sfeer duiden en uiteenzetten
Dhr A (adviseur BT)
Goed (5)
Goed (5)
‐
Mevr. B (adviseur BT)
Slecht (1)
Matig (2)
‐
Dhr C (adviseur BT)
Matig (2)
Matig (2)
‐
Mevr. D (adviseur BT)
Goed (5)
Redelijk (4)
‐
In het systeem kan een overzicht gecreëerd worden waarop de MOTO organisatie training en bijscholing voor kan faciliteren
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
60
Bijlage 3B: Heldere normen 2014
Formuleren heldere normen team en individu Voor de komende beleidsperiode stelt de VRZ heldere kwantitatieve en kwalitatieve normen voor individueel en in team verband functioneren van medewerkers in de hoofdstructuur (competentieniveaus en gedragscriteria). Vakbekwaam worden en blijven vraagt om inzicht in aan welke vakbekwaamheidseisen men moet voldoen en wat men van een functionaris verwacht. Duidelijke competenties en normen op team en individueel niveau zijn nodig om het functioneren te beoordelen en verbeterpunten inzichtelijk te maken. Er moeten normen vastgelegd worden over: de frequentie(kwantiteit) en; team en individuele competenties/prestatieniveau(kwaliteit). De individuele, functie‐specifieke competenties bevatten competenties noodzakelijk
voor elke functionaris in zijn rol. Teamcompetenties zijn kennis, vaardigheden en gedragsaspecten die men nodig heeft om als team effectief, duidelijk en resultaatgericht samen te werken en deze moeten dus binnen elk team aanwezig zijn.
2015 2015
2016
2016
2017
De normen worden verwerkt in een vaardigheidspaspoort en in eenduidige beoordelingsformulieren. De normen moet uiterlijk begin derde kwartaal van 2014 duidelijk zijn. Registreren kwantiteit In 2015 wordt gestart met het registreren van kwantiteit (gevolgde opleiding, training, oefening en andere activiteiten) door de functionarissen zelf, waarbij de MOTO afdeling controleert (op basis van presentielijst) en goedkeurt. Nulmeting normen Veel functionarissen zijn al jaren werkzaam in de hoofdstructuur. In 2014 doorlopen alle functionarissen een toets/nulmeting om te kijken in welke mate functionarissen voldoen aan de gestelde normen. Het doel van deze kwalitatieve meting is een beeld te vormen waar de functionarissen op dit moment staan en op welke kennisaspecten bijscholing nodig is. Waarnemen en registreren teamcompetenties Zie factsheet 3C Registreren kwaliteit Vanaf 2016 starten we met het beoordelen (zie factsheet 3C) en registreren van individuele competenties (factsheet 3A). Hiervoor moeten eerst beoordelaars opgeleid worden. In het registratiesysteem (functionarissenvolgsysteem) wordt vanaf 2016 niet alleen de deelname aan training, oefening en bijscholing bijgehouden maar worden ook de ervaringen en de mate waarin aan de van toepassing zijnde competenties wordt voldaan. Hiervoor worden eenduidige beoordelingsformulieren ontwikkeld, en waar nodig gebruik gemaakt van automatisering door middel van een beoordelingsapp. Indien een functionaris niet voldoet aan de gewenste wijze van functioneren, dient deze een extra training te volgen en/of aan een extra oefening deel te nemen, hiervoor worden afspraken gemaakt in het functioneringsgesprek. Registreren evaluaties De trainingen en oefeningen van de crisisteams CoPI, ROT, GBT en RBT worden schriftelijk geëvalueerd. De generieke patronen en specifieke leerpunten uit deze evaluaties en de evaluaties van incidenten dienen als input voor de preparatie en de oefendoelen van de jaarplannen. Individuele uitkomsten worden tevens verwerkt in het functionarissen volgsysteem.
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
61
Onderstaande tabel geeft voorbeelden (van nog te ontwikkelen normen) weer van competenties die opgebouwd zijn naar eenduidige normen waarbij bovendien een gelaagdheid in kunde is aangebracht.
Competentie
Norm
Gelaagdheid
Daadkracht
Kan optreden bij tegengestelde belangen
‐ d.m.v.: een compromis ‐ d.m.v.: een alternatief
‐
Onafhankelijk
Kan zelfstandig en zelfbewust werken
- Door te vertrouwen op het eigen kunnen - Door feedback en hulp op het juiste moment te vragen als de eigen kennis en vaardigheden niet toereikend zijn - Komt op voor de eigen belangen, is zelfbewust en is weerbaar - Door vast te houden aan persoonlijke overtuiging, zonder star te worden
‐
Netwerken
Kent processen crisisbeheersing veiligheidsregio (kennis)
Melding en alarmering, Op‐ en afschaling, informatiemanagement, Leiding en coördinatie, Bevolkingszorg, Brandweerzorg, Geneeskundige zorg en Politiezorg
‐
‐
Kent de hoofdstructuur veiligheidsregio (kennis)
- Kent de hoofdstructuur zoals beschreven in het crisisplan - Kent de regionale (hulpverlening)partners in het netwerk - Kent de structuur van de crisisbeheersing tot op nationaal niveau
‐
‐
Kent op hoofdlijnen de risico’s in zijn gebied (risicoprofiel en kaart).
-
Plannen, coördineren en organiseren
Kent de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de andere leden van het BT
-
Analyseren
Kan problemen en vragen systematisch onderzoeken en neerzetten
- Kan systematisch informatie verzamelen en raadplegen en bepalen wie probleemhebber is - Kan verschillende oplossingsrichtingen aandragen die realistisch en haalbaar zijn - Kan potentiele problemen / knelpunten signaleren over de grenzen van het eigen werkterrein
Samenwerken / plannen, coördineren en organiseren
Kan samenwerken met partners in het BT
- Door een overzicht te geven van de eigen werkzaamheden - Door overzicht te houden op de werkzaamheden van partners - Door de werkzaamheden die inhoudelijk met elkaar verschillen te coördineren
Tabel: Voorbeelden van (nog te ontwikkelen) normen
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
62
Bijlage 3C: Beoordelen 2014
2015
2015
2015
2014 2016
2016
2017
Heldere normen Zie factsheet 3B Applicatie IPAD (digitaal beoordelingsformulier) Onderzocht moet worden of een applicatie voor de IPAD het beoordelen door middel van de beoordelingsformulieren en het registreren daarvan in het registratiesysteem efficiënter kan maken. Met de applicatie kunnen de beoordelingsformulieren worden ingevuld en direct verwerkt worden in het registratiesysteem. Hiermee kan mogelijk veel registratie tijd bespaard worden. Collegiale beoordeling teamcompetenties Omdat de eerste jaren toegewerkt moet worden naar opgeleide beoordelaars zal collegiaal beoordelen / waarnemen als tussenvorm gebruikt worden. Voor de collegiale beoordeling wordt gebruik gemaakt van de beoordelingsformulieren conform factsheet 3B. Om een meer objectieve blik te realiseren kan er bovendien voor gekozen worden om de waarneming te laten doen door iemand van een andere discipline. Een voorbeeld is een OvD‐P die een OVD‐B beoordeelt op basis van de gestelde normen. Een andere voorwaarde voor een goede collegiale waarneming is het beschikken van vaardigheden om anderen op een goede en onafhankelijke manier van feedback te voorzien. Externe beoordelaars De VRZ zoek naar mogelijkheden om met de omliggende regio(‘s) een waarnemerspool te vormen. De samenwerking met IFV en LME zal voortgezet worden. Externe waarnemers zorgen voor een objectieve en professionele blik. Bovendien vindt door het vormen van een waarnemerspool met omliggende regio’s kruisbestuiving plaats over bijvoorbeeld methodieken, werkwijzen, etc. Opleiding functionarissen tot beoordelaar De VRZ selecteert functionarissen uit de hoofdstructuur voor het beoordelen. De eerste beoordelaars moeten in 2015 opgeleid zijn voor het beoordelen binnen de VRZ en daar buiten. In 2016 zijn beoordelaars opgeleid voor het waarnemen op individuele competenties. Dezelfde aanpak is ook toepasbaar op teams en groepen. Hiermee kunnen zij één op één waarneming uitvoeren of globaler kijken naar een CoPI‐, ROT‐ of BT als geheel; een groepswaarneming op teamcompetenties. De competenties worden vastgelegd in het registratiesysteem (factsheet 3A) Competentiegericht beoordelen van individuen In 2016 zijn beoordelaars opgeleid om op individueel niveau te beoordelen. Daarnaast zijn er beoordelingsformulieren ontwikkeld (zie factsheet 3B) waarmee individuele en teamcompetenties beoordeeld kunnen worden. Vanaf 2016 zal dan ook gestart worden met een het beoordelen van de functionarissen op kwaliteit (competenties). De beoordelingsformulieren dienen als handvat en kunnen zowel in zijn geheel gebruikt worden om te beoordelen of als selectie van enkele elementen. Registratiesysteem De team en individuele competenties worden geregistreerd in het registratiesysteem. Zie factsheet 3A.
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
63
2016
2016
Waarnemen op afstand (opnemen video) Onderzocht moet worden of trainingen en oefeningen opgenomen kunnen worden zodat een team of een functionaris op een later moment, en waar mogelijk door een externe of anonieme beoordelaar beoordeeld kan worden. Gedacht kan worden aan opnemen in de CoPI container, een videopname van een table‐top of een individuele vorm door middel van google glass. Waarnemen bij incidenten Onderzocht moet worden of beoordelaars mee gealarmeerd kunnen worden bij GRIP 1 incidenten zodat zij (op afstand) het team kunnen beoordelen (om te leren) op hun functioneren in een echte situatie. De nadruk moet hier liggen op het beoordelen om te leren.
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
64
Bijlage 3D Sturing op vakbekwaamheid 2014
2014
2016
2017
Heldere normen Zie factsheet 3B Eigen verantwoordelijkheid Functionarissen nemen kennis van de vakbekwaamheidseisen waaraan men moet voldoen en wat van hem/haar wordt verwacht. Vanaf 2014 heeft een functionaris een eigen verantwoordelijkheid bij het voldoen aan de gestelde kwantitatieve normen. Vakbekwaamheid moet onderdeel worden van de dagelijkse praktijk. De VRZ faciliteert, stimuleert en ondersteunt door opleidings‐, trainings‐, oefen‐ en bijscholingsmomenten te organiseren. Dit doet zij niet alleen praktisch door toegang naar leeractiviteiten, maar ook met feedback en beoordeling, door het helpen formuleren van leervragen, het continue opbouwen van inzicht in het eigen functioneren en helpen bij het maken van keuzes bij wat wel en niet op te pakken qua ontwikkeling. Het is vervolgens een deel van de verantwoordelijkheid van de functionaris om aan het eind van de afgesproken termijn te voldoen aan de gestelde normen. Het wel of niet voldoen aan de gestelde normen maakt onderdeel uit van het functioneringsgesprek (zie hieronder). Registratiesysteem Vanaf 2016 geeft het registratiesysteem inzicht in de kwantitatieve en kwalitatieve normen. Vanaf 2014 wordt gestart met het rapporteren van de kwantitatieve normen aan leidinggevenden. Vanaf 2016 wordt ook de mate van voldoen aan zowel kwantitatieve en kwalitatieve normen. Het registratiesysteem biedt mogelijkheid om een persoonlijk dossier bij te houden en is zowel voor de functionaris als leidinggevende inzichtelijk. Zie factsheet 3A. Functioneringsgesprek Vanaf 2016 wordt gestart met een functioneringsgesprek op basis van het persoonlijk dossier (kwantiteit en kwaliteit van de functionaris) in het registratiesysteem. Het functionaris gesprek heeft bij voorkeur een frequentie van 1x per jaar. In het functionerings‐ en competentiegesprek komen tenminste de volgende onderwerpen aan de orde: Een terugblik op het functioneren (kwantiteit en kwaliteit) van het afgelopen jaar; Welke acties ondernomen zijn en wat de huidige situatie is; Wat dat in de toekomst betekent en hoe men zich verder wil ontwikkelen; Het afstemmen met de vakbekwaamheidseisen en specifieke competenties en de mogelijkheid om hier wat aan te doen. Mocht een functionaris niet vakbekwaam zijn (onvoldoende oefeningen, de competenties zijn niet verbeterd) dan wordt in overleg met de leidinggevende afgesproken hoe en wanneer die vakbekwaamheid alsnog gerealiseerd kan worden. Een functionaris heeft dan, zo nodig, een bepaalde periode de tijd om zich te bekwamen.
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
65
Bijlage 3E Systeemtest
2014
Bestuur beslist jaarlijks over systeemtest Het bestuur van de VRZ zal daarom jaarlijks beslissen of en in welke opzet een systeemtest georganiseerd wordt. Een budget van 60.000 euro is hiervoor noodzakelijk evenals voldoende organisatiecapaciteit. Thema systeemoefening Uitgangspunt vormt het risicoprofiel en de (landelijke) speerpunten vanuit het ministerie. Een systeemoefening kan mogelijk aangesloten worden bij prioritaire beleidsthema’s waaronder Water (bijv. Deltawateren), Nucleair en Industrie. Vanuit efficiency oogpunt is het advies om voor het organiseren van een systeemtest zoveel als mogelijk te zoeken naar samenwerkingsverbanden met andere Veiligheidsregio’s en Vlaanderen.
2014‐ 2017
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
66
Bijlage 3F Ramp‐ en incidentbestrijdingsplannen 2014 2015
2016
2017
2017
Table‐top en praktijkoefening Vanaf 2014 worden er 8 ramp‐ en incidentbestrijdingsoefeningen georganiseerd (elk BRZO plan en incidentbestrijdingsplan 1x per drie jaar). 5 planfiguren worden als table‐top georganiseerd voor CoPI en/of ROT en 3 worden georganiseerd als praktijkoefening voor CoPI en/of ROT. Bij zowel de table‐top als praktijkoefening wordt het bedrijf met bijbehorende plan betrokken. Wat niet in een table‐top aan bod kan komen, namelijk de juistheid en volledigheid zal door middel van (los van MOTO staande) test behandeld moeten worden. Planvorming ontwikkeling en implementatie Opleiden en oefenen zijn onlosmakelijk verbonden met elkaar. Vanaf 2016 worden de table‐top oefeningen gebruikt om de in planvorming ontwikkelde rampbestrijdingskaarten en het generieke rampbestrijdingsplan te toetsen en op basis daarvan bij te stellen. Eén Rampbestrijdingsoefening als systeem oefening Eenmaal in de drie jaar wordt een rampbestrijdingsplan beoordeeld op volledigheid, juistheid en bruikbaarheid tijdens een systeemoefening. Planvorming continuering Naar alle waarschijnlijkheid zijn de generieke rampbestrijdingsplannen en rampbestrijdingskaarten geïmplementeerd in 2017. Vanaf 2017 zal gezocht moeten worden naar de inbedding van deze generieke plannen in de oefencyclus. Naast het vertalen van het plan naar procedures, het instrueren van functionarissen, het creëren van bekendheid met de inhoud en vindplaats van het plan, dient de cyclus te worden afgesloten door het plan ook daadwerkelijk in de praktijk multidisciplinair op strategisch, tactisch en operationeel niveau op juistheid, volledigheid en bruikbaarheid te testen/beoefenen/ toetsen met één concreet oefendoel. Aan de hand van een test/oefening/toets kan het plan met behulp van een evaluatierapport en hieruit voorkomende verbeterpunten weer worden bijgesteld, zodat de cyclus sluitend kan worden gemaakt. Het vastleggen en in stand houden van de veranderingen die door realisatie van het plan zijn verwezenlijkt. Het stimuleren van het bewustzijn van toepassing van het plan op alle niveaus (van werkvloer tot management).
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
67
Bijlage 3G Eén gelijk basisniveau 2014
2014
2015
2015
Heldere normen Zie factsheet 1B Basisopleiding Crisisbeheersing (OCR nieuwe stijl) Alle functionarissen die nieuw in een functie komen zijn in het bezit van een certificaat basisopleiding crisisbeheersing. De VRZ faciliteert jaarlijks een OCR cursus voor nieuwe functionarissen of herintreders. Kwalitatieve meting basisopleiding crisisbeheersing Alle functionarissen die reeds in de hoofdstructuur werkzaam zijn moeten een kwalitatieve meting doorlopen om te bepalen in welke mate zij voldoen aan de gestelde normen (zie factsheet 3B). De resultaten worden geregistreerd (in het digitale platform of in Excel als voorloper op het registratiesysteem) om zo te kunnen bepalen op welke onderdelen bijscholing vereist is. De toets moet zowel gezien worden als een kwalitatieve test als een opfrismoment van de huidige kennis. Opfriscursus OCR nieuwe stijl Alle functionarissen reeds werkzaam in de hoofdstructuur wordt de mogelijkheid geboden om een opfriscursus OCR nieuwe stijl te volgen.
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
68
Bijlage 3H Leerstijlen / leervoorkeuren
2016
Leerstijlen in kaart brengen In 2015 worden de leervoorkeuren in kaart gebracht. Dit kan op verschillende manieren, waaronder door middel van een digitale toets. Hiervan kan gebruik worden gemaakt van digitale vormen. De resultaten worden opgenomen in het functionarissenvolgsysteem.
2017
Leerstijlen toepassen voor het clusteren van functionarissen Waar mogelijk combineert de VRZ de resultaten uit competentieoverzichten uit het registratiesysteem met de leerstijlen zodat functionarissen met dezelfde leerbehoefte bij elkaar gezet kunnen worden. Hierdoor kan het leerrendement versterkt worden.
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
69
Bijlage 3I Bestuurlijk oefenen 2014
2015 2017
BT oefeningen In 2014 worden er 13 BT oefeningen georganiseerd. Dit betekent dat alle burgemeesters (en loco‐ burgemeesters) samen met het team worden beoefend in een table‐top simulatieoefening. Hierbij wordt gebruik gemaakt van collegiale waarneming en begeleiding door een externe coach – proces begeleider. Tegenspel wordt geleverd door videopnames of functionarissen uit het ROT of CoPI. Daarnaast zullen enkele thematische bestuurlijke trainingen verzorgd worden waar minder op de flitsramp maar meer op crisisbeheersing wordt ingezoomd. Er wordt een aanvullende notitie opgesteld voor bestuurlijke oefenen. Behoeften bepalen Mogelijk komt de behoefte naar voren om burgemeesters en hun adviseurs vooral mee te nemen in de specifieke onderwerpen waar ze mee te maken kunnen krijgen tijdens een crisis. Hierbij valt o.a. te denken aan mediaoptreden, communicatiestrategie, optreden als burgervader, het omgaan met andere bestuurders (bestuurlijke netwerkkaarten) en casuïstiek over dillema’s. Waar mogelijk wordt gezocht naar meer innovatieve vormen passend bij de behoeften en doelen van bestuurders. Gedacht kan worden aan een digitale veilig leeromgeving waarin besluitvorming op basis van video casuïstiek, alleen of gezamenlijk getraind kan worden. Hiermee kan bovendien een aanzienlijke tijdsbesparing gerealiseerd worden.
Er wordt een aanvullende notitie opgesteld voor bestuurlijke oefenen. 2015
Open haard gesprekken De VRZ heeft voorgaande jaren een positieve ervaring opgedaan met ‘open haard’ gesprekken voor bestuurders. Bestuurders komen 6 maal per jaar samen om een hapje te eten en vervolgens in informele setting (eventueel met aanvulling van BT leden) in 2 uur een aantal dillema’s, plannen en discussies door te nemen. Ze kunnen hier in een veilige omgeving met alleen collega’s leren van ervaringen en krijgen inzicht in de daadwerkelijke onderwerpen waar ze mee te maken krijgen (zie hierboven). Er wordt een aanvullende notitie opgesteld voor bestuurlijke oefenen, daarin wordt mogelijk ook dit aspect opgepakt.
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
70
Bijlage 3J Belastbaarheid functionarissen 2014 2016
2017
Normen Zie factsheet 3B Onderzoeken realistische piketgrootte Voor iedere operationele organisatie moeten op dit moment meerdere mensen opgeleid en geoefend worden, soms wel meer dan 70 personen. Gezien de verschillende piketgrootte kan niet iedereen deelnemen aan praktijkoefeningen. Om iedere functionaris aan hun vakbekwaamheid te laten werken, moet mogelijk per piketgroep een andere verdeling van uren geformuleerd worden. Voor een OVD‐P betekent dat bijvoorbeeld minder vaak een praktijkoefening draaien maar vaker samen zitten met collega’s (table‐top, overdracht piket d.m.v. keek op de week en enkele dilemma scenario’s), opleiding volgen en trainen op bijvoorbeeld besluitvorming door middel van digitale vormen van trainen. Daarnaast moet onderzocht worden of een realistische piketgrootte met betrekking tot oefen‐ en trainingsmomenten tot de mogelijkheden behoort,
Piketgrootte Sommige functionarissen zullen veel meer moeten aantreden dan anderen gezien hun sleutelrol: bv operationeel leider, IM ROT, etc. Sommige functionarissen zullen veel meer dan anderen moeten aantreden dan anderen gezien de grote van de piketten: bijv. OvD‐G. Het streven is om de omvang van de piketten hanteerbaar te houden om zo iedereen voldoende oefen‐ en trainingsmomenten te gunnen om geoefend te blijven maar ook te grote belasting te vermijden. Voor de politie zou reductie van de pool van OVD‐P’s een verbetering van de vakbekwaamheid betekenen op het vlak van de kwalitatieve score.
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
71
Bijlage 3K Organisatie MOTO
2014
MOTO team met 4 fte en inbreng van kolommen Het MOTO team beschikt komende beleidsperiode over 4 fte om invulling te geven aan het multidisciplinair oefenbeleidsplan. Daarbij wordt inbreng verwacht vanuit de kolommen voor de opzet en uitvoering van activiteiten. De MOTO organisatie vormt een netwerkpartner die de coördinatie van de MOTO activiteiten op zich neemt waarbij inbreng (capaciteit) van partners wordt verwacht voor bijvoorbeeld de voorbereiding en uitvoering van activiteiten. Per organisatie (bevolkingszorg, defensie, poltie en rijkswaterstaat) wordt nu vanuit bestaand beleid standaard een kwart FTE (300 uur) begroot. Uitbreiding naar 1 FTE per organisatie is noodzakelijk. Ontwikkelen van scholingstraject vakbekwaamheid De vakbekwaamheid van de vakbekwaamheidsorganisatie is rand voorwaardelijk voor het sturen op de kwaliteit van functionarissen en teams. De vakbekwaamheidsorganisatie moet dan ook zelf ook meegenomen worden in de systematiek en filosofie van vakbekwaam blijven. Het is van belang dat de medewerkers met een functie in de vakbekwaamheid een (bij)scholingstraject volgen. Voor het scholingstraject moet uitgegaan worden van een differentiatie in niveaus. Niet alle MOTO en OTO medewerkers moeten opgeleid worden tot docent. Dit moet intern bepaald worden en de keuze voor een juiste differentiatie en opbouw van de niveaus moet vervolgens verder tot stand komen in overleg met de onderwijsinstelling. Het scholingstraject kan op maat worden ingericht, in samenwerking met bijvoorbeeld de hogeschool Zeeland of het ROC Scalda. Onderwerpen die aan bod moeten komen zijn het maken van beleid, de cyclus van doel‐werkvorm‐evaluatie‐ doel, hoe men het beste beoordeeld (toetsen, evalueren), etc. In 2014 moet gestart worden met het vormgeven van het scholingstraject en/of cursussen beoordelen. Het scholingstraject moet uiterlijk in 2014 van startgaan. Start scholingstraject vakbekwaamheid en beoordelen In 2015 start het scholingstraject voor de vakbekwaamheidsorganisatie en de beoordelaars.
2014
2015
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
72
Bijlage 3L Digitaal leerplatform
2014 2017 2015 2016 2017
Digitale leermethoden Mede ingegeven doordat er meer functionarissen getraind en geoefend moeten worden dan er oefening aangeboden kunnen worden is onderzoek en verdere (door)ontwikkeling van e‐learning, simulatie en gaming omgeving een voor de hand liggende keuze. De volgende digitale (combinatie van) vormen kunnen gebruikt worden om MOTO activiteiten zoals opleiden, trainen en bijscholen te organiseren. Als E‐learning Een digitale leerplatform moet minimaal een e‐learning omgeving bieden waarin door middel van tekst, video, geluid en foto’s kennis overgedragen en getoetst kan worden. In MOTO kan deze vorm gebruikt worden om bijscholen van kennis, bekend maken van nieuwe ontwikkelingen, het toegankelijk maken van planfiguren en voor het opleiden van bepaalde modules. Het is vooral een vorm om aan individuele functionarissen of groepen functionarissen kennis over te dragen zonder dat hiervoor grote inspanningen en klassikale bijeenkomsten voor georganiseerd moeten worden. Als trainingstool Om functionarissen te trainen voor de rampenbestrijding en crisisbeheersing kan gewerkt worden met casuïstiek. In het digitaal leerplatform kunnen kennis en vaardigheden en besluitvorming aangeleerd, geoefend, getoetst en geregistreerd worden. Gebruikers krijgen informatie (video, foto, tekst) aangeboden en worden vervolgens gevraagd om individueel of in een groep beslissingen te nemen of vragen te beantwoorden. De trainingen kunnen zowel individueel of in groepsverband, op iedere gewenste locatie doorlopen worden. Ook kan gedacht worden aan een andere vorm van digitale training, die bijvoorbeeld van toepassing is bij communicatie. In het platform moet je een video met/van een acteur/situatie laten zien, daar moet de functionaris via de webcam op reageren (ongelimiteerd opnieuw opnemen, voordat je de video doorstuurt), vervolgens krijgt een functionaris feedback van of een docent of een collega (peer review). Koppeling registratiesysteem Een digitaal leersysteem heeft bij voorkeur een koppeling met het registratiesysteem zodat het MOTO team ontlast wordt.
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
73
Bijlage 4: Afkortingen en definities Afkorting / begrip
Omschrijving
AG5
Vakbekwaamheid managementsysteem
Beoordelen
Beoordelen is het omvattende begrip waarmee inzicht verkregen kan worden in het kennen en kunnen van competenties en om bij te kunnen sturen op het geconstateerde niveau. de meest gangbare beoordelingsvormen: zijn schriftelijke toets, waarneming, leerverslag, portfolio en logboek
Bijscholen
Het gericht bijsturen / verbeteren en opdoen van nieuwe kennis.
CoPI
Commando Plaats Incident
Functionarissen
De leden van de teams CoPI, ROT, COT‐W, BT en de GMK (zie paragraaf 2.3)
GBT
Gemeentelijk Beleidsteam
GHOR
Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen
GMK
Gemeenschappelijke Meldkamer
GRIP
Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdingsprocedure
HS‐GHOR
Hoofd Sectie GHOR
Hoofdstructuur
De hoofdstructuur bestaat uit de GMK (de gemeenschappelijke Meld Kamer) en de teams CoPI (Commando Plaats Incident), COT‐W (Coördinatieteam te Water), ROT (Regionaal Operationeel Team), GBT (Gemeentelijk Beleidsteam) en het RBT (Regionaal Beleidsteam) en wordt aangevuld met facultatieve publieke‐ en private partners.
IFV
Instituut Fysieke Veiligheid
Kwaliteit
Het prestatieniveau (competenties)
Kwantiteit
Het aantal deelgenomen activiteit
MOTO
Multidisciplinair Opleiden, Trainen en Oefenen
OCR
Opleiding Crisisbeheersing en Rampenbestrijding
OTO
Opleiden, Trainen en oefenen
OVD
Officier van dienst (BevolkingsZorg, Politie, Brandweer, GHOR, RWS)
Opleiden
Opleiden is het eigen maken van kennis en het over een langere periode borgen van deze kennis door opfrissen of aanscherpen.
Oefenen
Oefenen is het toetsen en testen van teams en systemen
RBP
Rampenbestrijdingsplan
RBT
Regionaal Beleidsteam
ROT
Regionaal Operationeel Team
Trainen
Onder trainen verstaan we het toepassen van kennis en bijbrengen van methoden, technieken en vaardigheden die nodig zijn om de rol als individu en team in de rampenbestrijding en crisisbeheersing goed te kunnen vervullen.
Vakbekwaamheid
Vakbekwaamheid is de overkoepelende term voor het opleiden, trainen, bijscholen en oefenen van mensen en systemen.
VRZ
Veiligheidsregio Zeeland
Veiligheidsregio Zeeland ‐ Multidisciplinair oefenbeleidsplan 2014‐2017
74