5 - Kunst of kitsch Film
Inleiding Multidisciplinair - 6
als extreem betiteld. Bij analyse van de beelden blijkt echter dat er weinig expliciet te zien is. Het is slechts suggestie en bestaat vooral in het hoofd van de kijker. Het postmoderne karakter zit onder andere in de voortdurende verwijzingen en citaten uit oudere films en tv-series. Dat kan bestaan uit de casting waar hij bij voorkeur zijn persoonlijke helden uit het filmverleden voor neemt. Zo laat hij John Travolta, acteur in Grease en Saturday Night Fever, weer dansen in Pulp Fiction. Ook voor zijn filmmuziek put hij uit de hitlijsten van jaren terug. Hij haalt visuele grappen uit door in een actiescène in Kill Bill plotseling over te schakelen op animatie in zwart-wit. Het bloed en geweld zijn plotseling een stripverhaal. De hele plot van deze film is over the top en verwijst via de acteurs en de actie naar televisieseries uit de jaren 70. Tarantino heeft ook een voorkeur om een verhaal op een niet-aristotelische manier te vertellen. Hij wisselt zonder probleem van hoofdfiguur, een verwijzing naar Hitchcock, monteert scènes niet chronologisch en zet daarmee de kijker regelmatig op het verkeerde been. Een film als Reservoir Dogs lijkt een nascholingscursus voor gevorderde regisseurs, zo knap wordt het verhaal filmisch verteld.
Film als strip Een van Tarantino’s vrienden is de Texaanse regisseur Robert Rodriguez die in 1992 El Mariachi maakt voor 7000 dollar, een onwaarschijnlijk laag bedrag. De film is een succes in Mexico en valt op: Hollywood nodigt de regisseur uit voor een remake, Desperado in 1994. Rodriguez maakt samen met Tarantino enkele films in dezelfde nouvelle violence-stijl en wordt dan de regisseur van Sin City (2005). Sin City is een postmoderne film die qua inhoud, maar vooral qua beeldtaal en stijl een rechtstreekse verwijzing is naar het stripverhaal van Frank Miller uit de jaren 90. Stripverhalen verfilmen is dan al eerder gedaan met films als Batman en Spiderman, maar daar volgt de filmtaal en stijl de klassieke Hollywoodfilm. In Dick Tracy (1990) probeert Warren Beatty het in een stripstijl, maar zonder veel succes. Sin City is overtuigender, erg succesvol en de film wint diverse prijzen. Dit geeft andere regisseurs meer zelfvertrouwen. Daaronder is Zack Snyder die in 2006 het heldenepos 300 over de strijd van de Spartanen tegen de Perzen bij Thermopylae verfilmt. Ook dit is een strip van Frank Miller. Net als Rodriguez verfilmt Snyder niet alleen het verhaal maar hij gebruikt, geholpen door digitale technieken, ook de beeldtaal van Millers strip met succes.
6. Multidisciplinair Dit laatste hoofdstuk gaat over kunstuitingen waarbij disciplines zodanig met elkaar en met techniek ver vlochten raken dat ze niet meer los van elkaar kunnen worden gezien. Er wordt uitgebreid ingegaan op de meest ingewikkelde en technische kunstvorm van onze tijd: de speelfilm in alle vormen. Maar dit hoofd stuk besteedt ook aandacht aan die regisseurs die zich het liefst zo min mogelijk afhankelijk zien van de tech niek. Verder komen de nieuwe podia zoals social media en internet aan bod. Verschillende kunst- en cultuuruitingen vallen onder de term multidisciplinair. Ze zijn een vorm van totaaltheater waar licht, geluid, decors, kostuums, dans, drama en muziek samenkomen. Dat kan op de planken van een podium, op een locatie of op tv, internet of het witte doek. In alle gevallen komt er meer of minder techniek aan te pas en worden al die zaken geïntegreerd tot een geheel. Wat technisch mogelijk is, wordt met de dag meer. In 2000 had niemand gehoord van YouTube of het meer artistieke Vimeo. Nu zijn het internationale podia voor iedereen die meent iets te moeten delen met de rest van de wereld. Net na de Tweede Wereld-oorlog waren die mogelijkheden er nog niet. Film was er sinds 1934 wel in kleur, maar een zwart-witfilm bezoeken was ook nog heel gewoon. Film zonder muziek of
geluid is dan inmiddels vrijwel ondenkbaar. Een film maken is een heel gecompliceerd proces geworden. Naast de bekende technieken zijn er de computeranimatie, 3D-techniek en speciale effecten bijgekomen.
Musical Musical is net als opera en operette een vorm van totaaltheater. In de musical zoals wij die nu kennen, komen verschillende disciplines bij elkaar: dans, zang, spel, muziek, vaak met spectaculaire aankleding, ingenieuze decors en betoverende belichting. Deze theatervorm vindt zijn oorsprong in de revue achtige, extravagante vaudeville- en minstrelshows. Die bestaan uit variété in losse scènes en sketches, aan elkaar geknoopt met een verhaal als rode draad. Aan het begin van de jaren 50 komt deze populaire vorm van entertainment vanuit de VS naar Europa. Ook hier wordt het een succesverhaal. Broadway, de theaterstraat in New York, is de kraamkamer van deze theatervorm. Succesvolle toneelstukken worden er met wisselend succes bewerkt tot musicals. In eerste instantie zijn die producties vrolijke komedies die een happy end kennen. Het publiek wil zich vooral amuseren en lachen om allerlei spitsvondigheden. My Fair Lady (1964), een bewerking van Pygmalion van George Bernard Shaw, is een van de succesvolste musicals.
Boven: Q. Tarantino: Reservoir Dogs, 1991
Links: R. Wise: West Side Story, 1961
Midden: R. Rodriguez: Sin City, 2005
Boven: B. Lurmann: Moulin Rouge, 2001
Onder: Z. Snyder: 300, 2006
154 HISTORY Massacultuur
HISTORY Massacultuur 155
6 - Multidisciplinair Inleiding
Televisie Multidisciplinair - 6
Rockopera De Britse rockband The Who maakt in 1969 met Tommy de allereerste rockopera. Pete Townshend, de gitarist en tekstschrijver van de band, schrijft het grootste gedeelte van deze voorstelling. Het is een aaneen gesloten verhaal dat gaat over het tragische leven van het doofstomme jongetje Tommy. Die blijkt briljant overweg te kunnen met de flipperkast. Naast een album en een theaterproductie, komt er ook nog een verfilming van Tommy uit in 1975. Na het succes van Tommy volgden er meer succesvolle rockopera’s waaronder The Wall van Pink Floyd in 1974. Door middel van kostuums, muzikanten en decors worden de rockopera’s volledig gechoreografeerde shows.
Boven: A. Webber: Scène uit The Lion King, 1997 Rechts: P. Verhoeven: Soldaat van Oranje, filmstill, 2013
Ze worden door Hollywood verfilmd en bereiken zo een nog groter publiek. Er komt zelfs een aantal musicalfilms tot stand zonder dat die ooit in het theater hebben gespeeld, zoals Singing in the Rain (1954) met Gene Kelly. Een wat moderner voorbeeld is het wervelende Moulin Rouge (2001) van Baz Luhrman. Het is een postmoderne film die zich afspeelt in de negentiende eeuw, maar vol zit met allerlei popsongs en citaten uit de twintigste eeuw. Geleidelijk aan ontstaat er bij de makers ook belangstelling voor een wat serieuzere problematiek. West Side Story (1957) is een keerpunt in de geschiedenis van de musical. In deze productie wordt het Romeo and Julia-thema verplaatst naar de straten van New York. Tony, lid van een jeugdbende, wordt verliefd op Maria, zus van een rivaliserend Puertoricaans bendelid. Dat levert naast een onmogelijke liefde wel tal van mogelijkheden tot gevarieerde muziek en dans op. De tweede grote vernieuwing is dat de spelers zelf acteren, zingen en dansen. In oudere musicals speelden de acteurs alleen hun personages, waarna dansers hun plaats innamen. Vervolgens keerden dan de acteurs weer terug. Een derde revolutie is de inzet van de klassieke componist Leonard Bernstein en de balletchoreograaf Jerome Robbins. Hier vinden ‘hoge’ en ‘lage’ kunst elkaar in een postmoderne mix avant la lettre. De musical wordt zeer succesvol verfilmd door Robert Wise in 1961. Het publiek is om. Opera, bij uitstek het muziektheater voor drama en tragedie, heeft hiermee een eigentijdse concurrent die steeds populairder wordt. De musical Miss Saigon (1970), een bewerking van Puccini’s Madama Butterfly (1898) met een tragisch einde, wordt een wereldwijd megasucces. Sommige Hollywood producenten vinden film zelfs een geschikter medium voor musical dan het theaterpodium. Je kunt er dans en muziek perfect mee vast te leggen. Alle acties die tijdens een liveshow nog wel eens mis gaan, kunnen eindeloos worden overgedaan en in de montage worden samengevoegd tot een volmaakt resultaat. Het succes van de musical is niet meer te stuiten. Vooral Andrew Lloyd Webber weet het genre wereldfaam te geven. Webber pakt de zaken commercieel aan: 156 HISTORY Massacultuur
nog voordat de theaterproductie gestart is, lanceert hij enkele nummers om het publiek vertrouwd te maken met de muziek. Hij zorgt daarmee voor herkenning en wekt ook nieuwsgierigheid voor de musical. Die tactiek wordt ook nu op een wat andere manier toegepast door de producenten. Musicals worden geplugd door talentencompetities op tv. Daar zitten grote voordelen aan. De musical krijgt op deze manier een aantal uren reclame. De kijkers kennen de hoofdrolspeler(s) al en vinden die sympathiek. Een deel van de liedjes is door de tv-show bekend en populair geworden net als bij Andrew Lloyd Webber. Het publiek voelt zich ook betrokken bij de musical omdat ze hebben kunnen mee stemmen op de kandidaten. Een musical produceren is een riskante onderneming door de grote investering in geld en mankracht. In de praktijk mislukken producties regelmatig. Voor succes moet er aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Zo moet de muziek gevarieerd zijn en daarmee voor een breed publiek aantrekkelijk, De tekst van de liedjes moet goed verstaanbaar zijn en dat maakt dat de muziek niet moet domineren, maar eenvoudig moet zijn. De liedjes moeten goed in het gehoor liggen en bovendien ook nog dansbaar zijn. Dat is een hele serie eisen. Dans in musicals heeft Afrikaanse roots en wordt jazzdans genoemd. Authentieke Afro-Amerikaanse dans mixt met invloeden uit de moderne dans en ballet, waardoor er voortdurend nieuwe swingende dansstijlen ontstaan, zoals modern jazz, die bij het publiek goed aanslaan. Dat publiek komt ook voor show. Spectaculaire decors of mooie decorwisselingen werken ook goed. Bij Soldaat van Oranje (2013) bijvoorbeeld draaien de toeschouwers verrassend om de decors heen. Kleurrijke en exotische kostuums, zoals in The Lion King (1997) zijn ook aan te raden. Heeft een musical succes dan kan hij regelmatig opnieuw worden uitgebracht voor een generatie die er nog onbekend mee is. Zo blijven ze volle zalen trekken. Succesvolle musicals worden als totaalpakket verkocht aan andere producers in verschillende landen. De taal wordt aangepast, maar het verhaal, de liedjes, kostuums en decors blijven hetzelfde.
Televisie Als in 1966 veel Nederlandse huishoudens een televisie bezitten, begint er een nieuw tijdperk in de amusementsindustrie met de start van de serie Ja Zuster, Nee Zuster. Het programma is een muzikale komedie rondom de verwikkelingen in een rusthuis. Elke aflevering is goed voor een paar liedjes en soms een dansje, waarvan een groot aantal meer dan veertig jaar na het ontstaan nog bekend is. Annie M.G. Schmidt tekent voor de teksten en Harry Bannink voor de muziek. Hij is een meester in het schrijven van liedjes die in het gehoor blijven hangen. Het programma is een daverend succes. In 1999 wordt het bewerkt tot een toneelstuk en drie jaar later tot een succesvolle speelfilm. Ja Zuster, Nee Zuster is de opmaat voor meer soortgelijke programma’s, zoals Het schaep met de vijf poten in 1969, een komische, muzikale soap rondom een Amsterdams buurtcafé. Ook hier tekent Harry Bannink voor de muziek, maar nu zijn de teksten van Eli Asser. Het schaep is eveneens erg succesvol en ook hier komt er in de periode van 2006 tot 2013 vier opvolgers, die het allemaal goed doen. Deze versies kennen wel nieuw geschreven teksten, maar gebruiken bestaande
A.M.G. Schmidt: Ja zuster, nee zuster, 1966
melodieën. Dat maakt ze voor het publiek gemakkelijk herkenbaar, iets wat zeker meewerkt aan de populari teit. In alle series zijn de personages enigszins stereotiep en ‘over the top’, wat het komische karakter nog ver sterkt. De gebeurtenissen bestaan uit uitvergrotingen van herkenbare problemen en een grote hoeveelheid grappige misverstanden.
Film Film is een uitgesproken multidisciplinaire vorm van kunst en door de combinatie van geluid en beeld een uitstekende manier om een verhaal te vertellen. Hoewel films worden toegeschreven aan de regisseur, is dat niet logisch. Een film ontstaat door de samenwerking van heel veel mensen, waar de regisseur er slechts één van is. Film maken is kostbaar, de budgetten lopen wel in de honderden miljoenen. Die moeten worden terugverdiend. Vandaar dat men de productie zo aanpakt dat er zo min mogelijk aan het toeval wordt overgelaten. Een succesvolle film verdient de productie kosten in veelvoud terug, maar een geflopte film kost de studio miljoenen dollars. De producenten bemoeien zich daarom actief met het maken van de film.
Het proces in grote lijnen Voor een film is een verhaal nodig dat meestal al bestaat in de vorm van een boek. Dat wordt omgezet naar een filmscript of scenario (draaiboek) dat vervolgens wordt opgeknipt in scènes. Daarbij wordt als regel een vorm van de aristotelische indeling gebruikt. Die verloopt als volgt. Men start met de expositie: informatie over de held (ook wel protagonist: jij, dorstig en bijna blut met nog één euro) en de schurk (ook wel antagonist: een zoemende frisdrankautomaat). Vervolgens is er een conflict. Zonder conflict is er geen drama, geen spanningsboog en dus ook geen boeiende film. (Je stopt je laatste euro in deze automaat en er gebeurt niets.) Hieruit volgt het motorisch moment. Dat is een serie logische handelingen die voortvloeit uit het conflict. (Je slaat tegen de automaat, schopt er tegen en zegt minder nette woorden. Dan ga je de conciërge halen, maar die is er tot overmaat van ramp niet.) Uiteindelijk ontstaat een climax. Nu loopt het conflict op de spits. (Je wilt de automaat te lijf met een bijl. Gelukkig komt de conciërge op het lawaai af.) Na de climax volgt de afwikkeling, de ontknoping en of de moraal van het verhaal. (De conciërge maakt de automaat open voor je echte schade aanricht en je krijgt je blikje fris.) Sommige regisseurs wijken af van deze regels wat verrassend werkt. Experimenten zijn bij grote studio’s echter niet populair. Ze werken met een storyboard gemaakt dat precies aangeeft hoe de scène vorm krijgt en wat er nodig is. Als de film is geschoten, is er veel HISTORY Massacultuur 157
6 - Multidisciplinair Film
meer materiaal (twee- tot driehonderd uur) dan voor de eigenlijke film nodig is. Uit dat materiaal kiest de editor samen met de regisseur de fragmenten die in de film komen. Die worden vervolgens gecombineerd met geluid en score, de filmmuziek. Ten slotte worden in de postproductie effecten toegevoegd als dat nodig is (zie bij CGI).
Cameravoering Bij de cameravoering, de manier waarop de camera wordt gebruikt, zijn de camera-afstand, beweging en het standpunt van belang. Hoe iets uiteindelijk op het filmdoek in beeld wordt gebracht heet in de filmwereld kadrering. Shots die veel gebruikt worden, zijn: totalshot, mediumshot en close-up. De cameraman kan
Film Multidisciplinair - 6
kiezen om iets van boven te filmen, vogelvluchtperspectief, met een crane shot waarbij de camera aan een kraan hangt of zelfs vliegt, of van onderuit met een kikkerperspectief. Ooghoogte is vanzelfsprekend ooghoogte ofwel neutraal perspectief. De camera kan meebewegen met de acteurs (dolly), of op een voertuig zijn gemonteerd. Een ‘pan’ (panorama) is een shot waarbij de camera meedraait. Het meest gebruikt is de objectieve camera. De camera is een toeschouwer die niet aan de actie deelneemt. Hij staat altijd op de goede plaats en ziet alles. De camera wordt nooit geraakt ook al staat hij midden in de actie. Een tweede variant is de subjectieve camera: de camera wordt gehanteerd alsof hij een van de acteurs is. Wat je op het scherm ziet, is wat het personage ziet. Je kijkt door zijn of haar ogen.
Montage
Boven: Crew bezig met een crane shot Onder: Het Kuleshov-effect: links Alfred Hitchcock als voyeur en rechts dezelfde als lieve opa.
158 HISTORY Massacultuur
In de montage wordt de eigenlijke film gemaakt. De manier van cameragebruik en montage maakt die film uniek. Er zijn in grote lijnen twee verschillende soorten montagetechnieken te onderscheiden. De Hollywoodmontage, uitgevonden door D.W. Griffith, waarin zo wordt gemonteerd dat de overgangen nauwelijks merkbaar zijn. De bedoeling is het maken van een perfecte illusie. Daarnaast is er een Russische montagevorm, uitgevonden door Sergej Eisenstein. In deze zogenaamde attractiemontage wordt bewust zo gemonteerd dat er shockeffecten ontstaan. Een beweging naar boven wordt bijvoorbeeld afgewisseld met een naar beneden, of links met rechts. Het doel van deze montagevorm is de kijker bij de les te houden: je zit naar een film te kijken. Met de montage vertel je het verhaal. De kijker brengt het verband aan tussen de opeenvolgende beelden. Als we een scène zien waarin een kleuter op een grasveld speelt en die scène wordt vervolgens voortdurend afgewisseld met een in het gras kruipende slang, dan maken onze hersenen daarvan dat het kind bedreigd wordt door dat dier. Ook al zijn beide opnamen op verschillende dagen gemaakt en op plaatsen die honderden kilo meters van elkaar liggen. Dat verschijnsel heet het Kuleshov-effect, naar de Russische wetenschapper die het onderzocht. Het tempo van de montage en de combinatie van muziek en geluid zorgen samen voor de snelheid van de film. In films voor de Tweede Wereldoorlog zijn honderden shot wisselingen gebruikelijk. Tegenwoordig zijn het er duizenden. Film is dus sneller geworden. Na de introductie van de videoclip in de jaren 80 volgt filmmontage regelmatig het ritme van de filmmuziek en vinden beeldwisselingen heel snel plaats, om de paar seconden zelfs. In films als The Matrix (1999) lijken de actiescènes wel een choreografie op de filmmuziek. Film is geleerd gedrag. Saaie dingen worden overgeslagen. Je laat als regisseur niet zien dat iemand vijf minuten voor een lift staat te wachten, tenzij dat in het verhaal nodig is. Je springt soms uren en soms
dagen en jaren vooruit. Je kunt zelfs terug in de tijd via de flashback en snel vooruit via een flash-forward. Buiten dat kan de regisseur spannende scènes nog eens versterken door die te vertragen: een slow motion. Als je aan je verleden terugdenkt, gaat het beeld niet plotseling wiebelen of worden je gedachten zwart-wit. Bij film is dat soms wel het geval en gebruikt de regisseur het zodat het publiek weet dat het om een flashback gaat. Zo zijn er meer montageconventies.
De blockbuster Een heel succesvolle grote film die veel publiek trekt noemt men wel een blockbuster. Om een film tot een succes te maken is de casting belangrijk: grote sterren trekken veel publiek en het is dus belangrijk om die te boeken. Spectacu-laire scènes of intense reclame campagnes lokken het publiek ook naar de bioscoop. Dit soort grote films wordt vanaf de jaren 80 door de studio’s ingezet om de strijd tegen de thuisbioscoop, de tv, te winnen. Massascènes en prachtige decors zien er op het grote scherm veel beter uit dan op het toch wat beperkte formaat van een tv thuis. Voorbeelden van blockbusters zijn Ben Hur, de Godfather-trilogie en de In de ban van de ring-trilogie.
Merchandising Bij grote publiekstrekkers proberen de studio’s extra inkomsten te krijgen door allerlei attributen te verkopen die betrekking hebben op de film. Actiefiguren, T-shirts, eenvoudige gebruiksvoorwerpen en allerlei andere prullaria worden aangeboden. Bovendien worden de films zelf na enige tijd ook op dvd verkocht, vertoond op filmkanalen en uiteindelijk uitgezonden op tv. Bij sommige producties levert de merchandising zelfs meer op dan de film zelf.
CGI (computer generated imagery) Menig bioscoopbezoeker realiseert zich niet dat animatie in veel films een steeds grotere rol speelt. De duize lingwekkende horden die op het witte doek ten strijde trekken, bestaan op de set slechts uit een tiental figuranten en acteurs. De rest komt uit de computer. Voor monsters en gedrochten in film is het vanzelfsprekend dat ze niet bestaan en dus kunstmatig moeten zijn. Maar voor bekendere levensvormen zoals mensen en dieren lijkt dat minder vanzelfsprekend. Toch worden ook die steeds vaker digitaal gegenereerd. Vooral als de actie op het doek voor de betreffende deelnemer fataal zou worden, lijkt het verstandig een digitale dubbelganger in te zetten. Al was het maar om geen conflict te krijgen met de vakbonden of de dieren bescherming. Zo sneuvelden in de film Ben Hur uit 1959 van William Wyler meer dan honderd paarden tijdens de opnamen van de beroemde race. Dat zou nu, heel terecht, volslagen onmogelijk zijn. Ook voertuigen zoals schepen, vliegtuigen en wagens, maar ook decors en soms hele landschappen bestaan in films uit enen en nullen. Ze zijn dus virtueel.
Boven: Gebr. Wachowski: The Matrix, 1999 Onder: J. Camaron: Avatar, 2009
Hoe werkt dat? Voor mensen, dieren en monsters gaat het in grote lijnen als volgt. Een kunstenaar ontwerpt naar aanleiding van het script de gewenste figuren tot in detail in schetsen en tekeningen. Als de regisseur en producenten tevreden zijn gaan de schetsen naar een 3D-kunstenaar. 3D betekent hier het computer-3D, niet de 3D-film. Nu zijn er twee moge lijkheden. Het gedrocht, dier of mens wordt in klei nauwkeurig driedimensionaal uitgevoerd. Daarna wordt het model via een 3D-scanner in een digitale figuur omgezet. De andere mogelijkheid is dat de kunstenaar direct in een 3D-programma de betreffende figuur in ‘digitale klei’ bouwt.
De texture Is de figuur naar wens, dan wordt vervolgens een geschikte huid aangebracht op alle verschillende onder delen zoals kleding, haar, huid, ogen, tanden etc.: de texture (Engels voor textuur). Dat is een precisiekarwei want een texture reageert op licht. Het ziet er hard en glad uit als metaal of zacht HISTORY Massacultuur 159
6 - Multidisciplinair Film
Film Multidisciplinair - 6
Arthousefilms
en fluwelig als een perzik. Een foute texture en de illusie van echtheid is weg. Ingewikkelde textures betekenen veel rekenkracht voor de computer. Naarmate computers in de afgelopen tijd krachtiger werden, zijn ook de computerwezens ingewikkelder geworden. Waren vroeger alle wezens glad met weinig detail zoals Toy Story (1995), Nu hebben wezentjes haar, veren en dons zoals in Ice Age (2002).
Tegenover de grote productie staat de arthousefilm. Dat zijn films waarbij het kunstzinnige belangrijker is dan het commerciële. Door het hoge artistieke gehalte trekken ze echter maar een beperkt publiek. De financiering komt door subsidies, steunfondsen en een enkele keer door crowdfunding tot stand. Acteurs werken wel belangeloos of tegen een geringe vergoeding mee en de set wordt veelal bemand door vrijwilligers. Het is voor onbekende en buitenlandse regisseurs de springplank naar grotere bekendheid. Een arthousefilm groeit een enkele keer uit tot een cultfilm. De films draaien vooral in filmhuizen; in de grote theaters zijn ze niet te zien. Guillermo del Toro (Pan’s Labyrinth, 2006), Alejandro Amenábar (Agora, 2009) en David Lynch (Mulholland Drive, 2001) zijn regisseurs die hun naam vooral hebben opgebouwd met dit type film. Het komt regelmatig voor dat een succesvolle arthousefilm in Hollywood opnieuw wordt geproduceerd met een veel ruimer budget en soms met een aangepast script dat meer gericht is op het grote publiek.
De animatie
Boven: Ontwerp CGI-figuur Onder: Ontwerp CGI-figuur met ‘textures’
De volgende stap is het aanbrengen van een bewegings skelet. Hoe nauwkeurig dat gaat, is afhankelijk van de rol van de figuur. Op afstand kan dat tamelijk grof, maar in een close-up moeten alle gezichtsspieren, ogen en oogleden heel nauwkeurig en realistisch bewegen. Je elleboog- of kniege-wricht kan bijvoorbeeld maar een beperkt aantal bewegingen uitvoeren. Voor een digitale figuur bestaan die beperkingen niet. De animator moet ze dus allemaal aanbrengen. Vervolgens wordt de figuur geanimeerd. Ook hier zijn er twee mogelijkheden. Een acteur, menselijk of dierlijk, wordt volgeplakt met markeerpunten op de belangrijkste gewrichten en voert vervolgens de gewenste actie uit. Die wordt opgenomen door een camera en via de markeerpunten wordt de beweging gedigitaliseerd in een computerbestand. Deze ‘gevangen’ beweging kan vervolgens worden overgezet op het digitale skelet. De computerfiguur beweegt nu exact hetzelfde als de acteur. Deze techniek heet motion-capture. Bij levensgevaarlijke, halsbrekende toeren werkt dat natuurlijk niet. In dat geval moet een animator de figuur beeld voor beeld animeren.
Cultfilms
Inpassen
Motioncapture: Boven de acteurs met sensors, onder het effect in de filmscène.
160 HISTORY Massacultuur
Bij het maken van de filmopnamen draait op de set een extra camera met computer mee. Die registreert de lichtval en het standpunt van de echte camera’s. Dat is nodig omdat het moet lijken alsof de animaties in dezelfde grootte en vanuit dezelfde hoek zijn opgenomen als de echte beelden. Ook moeten de schaduwen en lichtval identiek zijn, anders ziet het er vreemd uit. CGI-beelden worden altijd achteraf, in postproductie, ingevoegd. Dat geldt ook voor ingewikkelde decors, explosies, vulkaanuitbarstingen, mist, rookwolken en vaak ook sneeuw of regen. Voor acteurs zijn CGI lastig. Ze staan in een decor dat grotendeels bestaat uit groen doek in plaats van een echt decor. Ze moeten vervolgens over gaten springen die er niet zijn, afwezige explosies ontwijken en vechten of spreken tegen niet bestaande tegenstanders. Daarom worden hiervoor soms stand-ins gebruikt die later uit de opnamen worden gewist. De CGI-techniek maakt na de jaren 90 van de vorige eeuw grote producties mogelijk die vanwege de kosten anders niet te realiseren zijn. Verdwenen genres als historische spektakels, sciencefiction en fantasy wordt hierdoor nieuw leven ingeblazen. Dezelfde techniek wordt ook gebruikt om computerspellen te maken.
Boven: Motioncapture Midden: G. del Toro: Pan’s Labyrinth, 2006 Onder: R: Scott: Blade Runner, 1982
De kleine film Hollywood domineert na de Tweede Wereldoorlog de film-industrie. Het Italiaanse neorealisme en de Franse Nouvelle Vague zijn het Europese antwoord hierop (zie Hoofdstuk 3). Ook later blijft er ruimte voor ‘kleine’ films, die overigens ook een fors budget hebben. Ze worden meestal buiten Hollywood om in andere landen gemaakt. Ook komt het wel voor dat een regis seur zich wil onttrekken aan de invloed van de grote studio’s. Als geldschieters bemoeien die studio’s zich rechtstreeks met de film en ze aarzelen niet om wezenlijke zaken te veranderen tegen de wil van de regisseur in. Vandaar dat soms een directors cut van een film verschijnt. Dat is de film zoals de regisseur hem bedoelde.
Cultfilms zijn films die door hun artisticiteit of controversiële inhoud een bijzondere status hebben gekregen bij een groep fans. Vooraf valt niet te voorspellen of een film de cultstatus zal bereiken. Het kunnen producties zijn die met een gering budget toch een film met veel impact hebben gecreëerd zoals Easy Rider (1969) van Dennis Hopper. Ook films die onder moeilijke, politieke omstandigheden tot stand zijn gekomen, halen wel de cultstatus. Raise the Red Lantern (1991) van Zhimou Yang opgenomen in communistisch China is een goed voorbeeld. Ook films die visionair blijken te zijn, zoals Blade Runner (1982), brengen het tot cultfilm. Daarnaast halen films die heel eigenzinnig gemaakt zijn en alle filmregels negeren of er een spelletje mee spelen, de cultstatus wel. Monty Python’s Life of Brian (1971) is daarvan een voorbeeld. Van een wat jongere datum is Le Fabuleux Destin d’Amelie Poulain (2001) van JeanPierre Jeunet. Jeunet maakt een succesvolle Hollywoodproductie en is hierdoor financieel in staat een film te maken zonder bemoeienis van buitenaf door geldschieters. Naast eigenzinnig kleurgebruik, breekt de regisseur met vaste regels in de filmwereld en doet alles wat ‘not done’ is. De film wordt als oninteressant bestempeld door de directeur van het filmfestival te Cannes en Jeunet stuurt hem dus niet in. Het publiek denkt er anders over. De film wordt een internationaal kassucces en wordt bekroond met vier Césars en krijgt bovendien vijf Academy Award-nominaties.
Dogma Dogma is een beweging van Scandinavische regisseurs die onder leiding van Lars von Trier in 1995 een manifest opstellen. Het artistieke gehalte van film lijdt volgens hen onder de technische vooruitgang. HISTORY Massacultuur 161
6 - Multidisciplinair Film
Muziek Multidisciplinair - 6
Niet alleen kan iedereen met een videocamera doen wat hij wil, maar Hollywood kan door de techniek perfecte illusies scheppen. Dat heeft volgens hen slechts sensatiezucht en effectbejag tot gevolg. Dogma is het artistieke antwoord hierop. Regisseurs die het manifest tekenen, beloven alleen met handcamera’s te werken op locaties zonder decors of attributen. Het geluid mag nooit los van het beeld tot stand komen. De film moet een kleurenfilm zijn en speciale belichting is niet toegestaan. Optische effecten en filters zijn verboden. Films mogen geen oppervlakkige actie bevatten. Films zijn in het hier en nu en genrefilms zijn onaccep tabel. Verder mag de regisseur niet als regisseur genoemd worden op de aftiteling. De beweging maakt een aantal opzienbarende arthousefilms. De belang rijkste is Festen (1998) van Thomas Vinterberg die op onthutsende wijze een thema als incest aan de kaak stelt. De beweging heft zichzelf weer op in 2005. De directheid van de films en de beweeglijke beelden van de handcamera beïnvloeden latere filmmakers.
Camp Camp is film die zo overdreven, kitscherig, slecht, clichématig of stompzinnig is, dat hij daardoor weer leuk wordt. Camp wordt slechts door een beperkt publiek grappig gevonden en vooral gedraaid tijdens festivals zoals de Week van de Horror. Vooral door de postmoderne opvattingen over cultuur, waarin het verschil tussen hoge en lage cultuur verdwijnt, is camp populairder geworden. De oorspronkelijke Batmanserie en de bijbehorende film uit de jaren 60 zijn camp.
Tim Burtons Corpse Bride (2005) is een voorbeeld evenals Wes Andersons Fantastic Mr. Fox (2009) Momenteel wordt CGI (Computer Generated Imagery) het meest gebruikt door de studio’s. De figuren worden op de computer gemodelleerd en geanimeerd. Soms met de hand, soms met motion-capture (zie bij CGI) en soms door key-framing. Bij dat laatste bepaalt de animator de starthouding en plaats in beeld A. Vervolgens doet hij hetzelfde voor de eindhouding in beeld B. De tussenliggende beelden worden vervolgens door de computer uitgerekend. Ook de achtergrond is helemaal in de computer opgebouwd. Beroemde animatiefilms als de Toy Story-serie (Lee Unkrich, 1995-2003) en UP (Pete Docter en Bob Peterson, 2009) zijn met deze techniek geproduceerd. Animatiefilms zijn meestal luchtig van karakter, maar dat hoeft niet. Waltz with Bashir (Ari Folman, 2008) en Persepolis (Marjane Satrapi en Vincent Paronnaud) zijn bijvoorbeeld animatiefilms met ‘zware’ onderwerpen.
TV-series Een tv-serie is een reeks op elkaar aansluitende episodes van een verhaal. In tegenstelling tot soap lopen ze een of meer seizoenen en houden dan op. Ze zijn meestal met veel meer geld en dus mogelijkheden gemaakt. Er figureert altijd een aantal vaste hoofd personen, maar er zijn veel gastoptredens en soms nieuwe vaste deelnemers voor een of meer seizoenen. Het genre bestrijkt drama, komedie en alles wat daar tussenin zit. Omdat het om kostbare producties gaat,
Animatiefilm
Boven: L. H. Martinson: Batman, 1966 Midden boven: H. Myazaki: Spirited Away, 2001 Midden onder: W. Anderson op de set van Fantastic Mr. Fox, 2009 Onder: P. Docter e.a.: Up, 2009
162 HISTORY Massacultuur
Animatiefilms zijn net zo oud als de film zelf. Er zijn verschillende technieken die soms door elkaar worden gebruikt. Klassiek zijn de met de hand getekende beelden op transparante folie. Die worden op een achtergrond gelegd of digitaal over de achtergrond geprojecteerd. Om een vloeiende animatie te krijgen zijn vijfentwintig beelden per seconde nodig, waarbij ieder beeldje net wat verandert ten opzichte van het voorgaande beeld. Ieder beeldje moet apart worden getekend, ingekleurd en gefotografeerd. Het is een tijdrovende techniek die nog maar door weinig mensen wordt toegepast. Een van de eerste grote animatie studio’s die zo werkten, was die van Walt Disney. Sneeuwwitje (1937) is een bekende speelfilm uit hun studio. Meer eigentijds is Spirited Away (2001) van Hayao Miyazaki die ook op deze manier is gemaakt. Een andere veelgebruikte manier die bijna even veel tijd kost, is de stop-motiontechniek. Daarbij worden de figuren geboetseerd van een flexibel materiaal zoals plasticine. Ze worden in de scène opgesteld en gefotografeerd. Vervolgens verandert men voor iedere nieuw beeld de figuren een klein beetje van houding of uiterlijk. Natuurlijk kan ook met andere materialen worden gewerkt. Stop-motion is in principe driedimensionaal tegenover de tweedimensionale getekende film.
S. Sveistrup: The Killing, 2008
wordt er wel vooraf een pilot gemaakt. Dat is een lange eerste aflevering die het verhaal en de perso nages moet introduceren bij de kijker. Slaat deze pilot aan bij het publiek dan wordt de serie gestart. Nederlandse tv-series beperken zich meestal tot niet meer dan een aflevering of tien. Succesvolle tv-series in de VS lopen echter meerdere seizoenen met ieder tien tot twaalf afleveringen per seizoen. In sommige tv-series zit een doorlopende verhaallijn. Iedere aflevering is kan apart bekeken worden, maar de cliffhanger aan het einde maakt dat je de volgende aflevering toch wilt zien. Andere series bieden alleen afgeronde ver halen aan per aflevering. Er is geen of nauwelijks een doorlopende verhaallijn, alleen de hoofdpersonages zijn iedere keer hetzelfde. Een voorbeeld daarvan is de jarenlang lopende sciencefictionserie Startrek. De uit zendfrequentie van een serie is lager dan die bij soaps: als regel eenmaal per week.
Muziek Filmmuziek Al vrij snel na de uitvinding van de film begint men bijbehorende muziek te componeren. Muziek moet vooral de actie ondersteunen en de emoties dramatischer maken. De stomme films werden destijds vaak begeleid met livemuziek van een pianist. Eind jaren 20 doet de geluidsfilm zijn intrede. Vooraf gemaakte muziek kan voortaan aan films worden toegevoegd. Makers realiseren zich welke grote invloed muziek kan hebben. Max Steiner, componist van maar liefst 300 Hollywoodfilms vindt dat muziek een signaalfunctie moet hebben. Via de muziek kun je op een onopvallende manier aankondigen dat er iets spannends staat te gebeuren. Muziek kun je ook gebruiken als onderliggend patroon voor het ritme in de beeldwisselingen en kan gebruikt worden om het verloop van de gebeurtenissen te accentueren. Zo worden muziek en film een eenheid die heel sterk werkt. De muziek kan de kijker informeren over de perso nages, emotie, omstandigheden en sfeer. Filmmuziek componisten hebben het leidmotief overgenomen van de opera. Dat is een muzikaal thema dat wordt verbonden met een personage. Iedere keer als dat in beeld komt, of op een ander manier van belang is in het verhaal, speelt dat thema. Daardoor worden de figuren heel herkenbaar voor het publiek. Door de melodie van het thema weet je als kijker onbewust al dat het bijbehorende personage kwaadaardig is of juist niet. Bovendien kan door de klankkleur en manier waarop het leidmotief gespeeld wordt ook iets over de stemming van de acteur worden overgedragen. Filmmuziek wordt meestal later toegevoegd aan de scène. Het kan echter ook in het verhaal zijn opgenomen omdat op de achtergrond een radio aan HISTORY Massacultuur 163
6 - Multidisciplinair Muziek
Dans Multidisciplinair - 6
stopt. Wil je dat helemaal uithoren, dan zul je het virus zijn gang moeten laten gaan. Bjork maakte bekend dat Biophilia voor een deel met behulp van een tablet is ontwikkeld. Björk liet er naast apps ook aparte instrumenten voor ontwerpen. De cover en de foto’s zijn ontworpen door het Nederlandse designerechtpaar Inez van Lamsweerde en Vinoodh Matadin. Ze kregen er een Grammy-award voor in 2013. Het album is overigens een onderdeel van een veel groter project. Zo zou er eerst een speelfilm gemaakt worden met Michael Gondry als regisseur. Dat lukte niet, maar het duo maakte wel een clip. Gondry beschrijft het project als “zeer ambitieus, een soort van wetenschappelijke musical”.
Dans Merce Cunningham en dans Links: S. Leone: Once upon a Time in the West, 1968 Boven: Björk: Biophilia, 2011
staat, of een van de acteurs zingt of op een instrument speelt. Geluid wordt overigens altijd toegevoegd en vaak vergroot. Het geluid bij de opnames is meestal onbruikbaar. Tot en met de jaren 70 is de filmmuziek erg conventioneel. Er wordt bijna alleen maar symfonische muziek gebruikt zoals dat al sinds de negen tiende eeuw in het theater gebeurde. Dit wordt aan het eind van de jaren 60 en het begin van de jaren 70 doorbroken met de komst van films zoals Easy Rider en de films van The Beatles. Popmuziek en rock-’n-roll doen hun intrede in de soundtrack. Singles kunnen hits worden als ze in populaire films worden gebruikt, maar andersom komen er ook films ter promotie van muziek, zoals de films waarin Elvis Presley schittert. Vandaag de dag kenmerkt de filmmuziek zich vanwege zijn grote diversiteit. De verschillende soundtracks die uitkomen zijn erg veelzijdig en vaak grensen genreoverschrijdend. Naast muziek gemaakt door symfonieorkesten (zoals de Star Warsfilms) wordt ook popmuziek en elektronische muziek gebruikt in films. Omdat we zo gewend zijn aan muziek in de film gaan sommige regisseurs die gewenning tegen ons gebruiken. Ze laten de muziek in hun films weg. Daarmee lijken die meer op de realiteit van alledag. Componisten die filmmuziek schrijven, zijn relatief onbekend bij het grote publiek. Het belang van muziek in film wordt nu echter door iedereen onderstreept. Een uitzonderlijk duo wordt gevormd door de componist Ennio Morricone en de regisseur Sergio Leone. Morricone werkte nauw samen met Leone, een regis seur van spaghettiwesterns. Dat waren goedkope B-films die in Europa werden gemaakt. Het duo had een 164 HISTORY Massacultuur
bijzonder manier van werken. Morricone componeerde eerst de muziek en op basis daarvan schreef Leone pas het script. Morricone liet ook het traditionele orkest los en gebruikte alle geluiden die hem geschikt leken zoals gegil, fluiten en geschreeuw. Met Once Upon a Time in the West, hun grootste succes, maakte het duo een echte cultfilm die nog steeds om zowel muziek als film nog wordt gewaardeerd.
Muziek, app en game De IJslandse zangeres Björk is voortdurend bezig met ver-nieuwing in de popmuziek. In 2011 lanceert ze in Manchester tijdens een festival haar Biophilia Project. Het project heeft als doel muziek, natuur en techno logie bij elkaar te brengen. De nummers van het album zijn gebaseerd op de wonderlijkste zaken. In de song Crystalline is letterlijk de structuur van een kristal omgezet in de structuur van het liedje. De songs werden naast het gewone album ook als een serie apps voor een tablet uitgebracht. Die versie is volgens Björk een mengvorm van live show, installaties, apps en internet. De ‘moeder-app’ bevat de kleinere song-apps. Die maken het, naast het luisteren en bekijken, voor de luisteraar ook mogelijk te experimenteren met de muziek. Daarnaast bevat de song-app een kleine game, gebaseerd op dat nummer. Een voorbeeld is Virus. Daarbij laat de app tijdens het lied een close-upstudie zien van een virus dat cellen aanvalt uit ‘liefde’. Die liefde van het virus is uiteraard zo heftig dat de cel dat niet overleeft. Het spelletje daagt de luisteraar uit de liefdesaanval te stoppen en zo de cel te redden. Als dat lukt is het resultaat echter ook dat het lied
Merce Cunnningham (1919-2009) was een vernieuwend choreograaf die graag samenwerkte met andere progressieve kunstenaars en componisten, zoals John Cage. De muziek van Cage en de choreografie van Cunningham scheppen een nieuwe vrijheid voor beide kunstvormen. Samenwerking met verschillende beeldende kunste naars leidde tot artistieke experimenten in de dans. Zo leent de choreograaf voor zijn voorstelling Rainforest werk van Andy Warhol. Het zijn de ‘Silver Clouds’, met helium gevulde zilverkleurige kussens, die Cunnignham ziet tijdens een expositie. Hij maakt verschillende dansfilms en video’s. Via Lifeforms, een computerprogramma voor dans, schrijft hij choreografieën zoals Biped in 1999. Daarbij dansen digitale figuren mee, geprojecteerd op de achtergrond. Cunningham studeerde jaren bij dansicoon Martha Graham, de grondlegster van de expressionistische dans. Cunningham wijst de emotionele en psychologische aanpak van zijn lerares echter af. De dans is volgens hem de uitdrukking van de beweging van het lichaam in tijd en ruimte. De meeste dans heeft muziek als
basis. Voor Cunningham gaat dat niet op. Hij ontwikkelt choreografieën die juist losstaan van de geluids- en muziekcompositie en die een eigen waarde hebben. Het samenvallen van de danscombinaties en de muziek berust bij hem op toeval. Dit inconsequente of het toeval staat centraal in zijn manier van werken. Voor Cunningham mogen alle elementen in zijn voorstelling pas bij elkaar komen in de eerste uitvoering van een werk. Dat is het eigenlijke ontstaansmoment. Ook de bijdragen van het geluid en de decors mogen van voorstelling tot voorstelling verschillen.
Videokunst Videokunst is een in de jaren 60 ontstane kunststroming. Deze is gebaseerd op het elektronisch registreren en weergeven van bewegende beelden. Het is echter geen televisie of experimentele film. Videokunst houdt zich namelijk niet aan de conventies van de filmwereld. Er zijn bijvoorbeeld lang niet altijd verhaallijnen, acteurs, dialogen of een plot. Veel videokunstenaars gebruiken juist die verwachting van het publiek om te verwarren en te ontregelen. Videokunst krijgt ook een andere lading door de plaats waar het zichtbaar is zoals een museum of bijzondere locatie. Bruce Nauman is een van de eersten die met dit medium experimenteren. Hij maakte in 1969 een installatie waarbij een camera met een monitor verbonden is. Zo kan de kijker zichzelf op beeld zien. Na deze eerste opzet volgen complexere installaties en ook andere kunstenaars gaan met dit medium experimenteren. De ontwikkeling van videokunst loopt parallel met de ontwikkeling van de techniek. De komst van de videoband, de harde schijf, de cd-rom en de dvd hebben alle invloed gehad. Vooral na de jaren 80 gaan videokunstenaars steeds meer technische mogelijkheden proberen. Men gaat werken met enorme projectieschermen, meerdere projecties tegelijkertijd en combinaties met muziek en geluiden. De nieuwe technieken die de computer biedt, verbreden de artistieke mogelijkheden.
Nam June Paik
Merce Cunningham: Biped, 1999
Een pionier op het gebied van de videokunst is de Koreaan Nam June Paik. Halverwege de jaren 60 komt Sony met de eerste draagbare videocamera. Paik schaft er meteen een aan. Als hij in New York in een file komt te staan, veroorzaakt door de komst van de paus, filmt hij het gebeuren vanuit zijn taxi. De opname vertoont hij ’s avonds in een kunstenaarscafé. Dit moment wordt algemeen beschouwd als de allereerste manifestatie van videokunst. Vooral in het begin van de videokunst is de kritische zelfbespiegeling van het medium een belangrijk thema. De komst van de televisie heeft de hoge verwachtingen die Nam June Paik ervan had, niet ingelost. Dit nieuwe medium gaat het sociale leven HISTORY Massacultuur 165
6 - Multidisciplinair Videokunst
Virtuele styerren Multidisciplinair - 6
steeds meer bepalen in plaats van dat het er een meerwaarde aan toevoegt. Het eenrichtingsverkeer stoort Paik in het bijzonder. De kijker wordt constant bestookt met tv-beelden zonder dat hij daarop kan reageren; Paik probeert met zijn werk de communi catie te herstellen en het medium zo democratischer te maken.
Videoclips Een videoclip is een film om muziek te promoten. Clips bestonden al eerder, maar met de komst van muziekzenders als MTV worden ze bij het grote publiek populair. MTV heeft inmiddels als zender aan belang ingeboet en YouTube is daar als medium voor in de plaats gekomen. In eerste instantie hebben regisseurs van clips tamelijk wat vrijheid en worden sommige clips bijna kleine speelfilms. De clip is een laboratorium en een speeltuin waarin de betere regisseur naar hartenlust experimenteert met nieuwe technieken en special effects. Zo maakt Michel Gondry in 2002 een clip voor Kylie Minogues Come into My World, waarover de hele filmwereld zich afvraagt hoe hij dat gedaan heeft. Grote sterren maken clips die miljoenen kosten, zoals Express Yourself van Madonna in 1989. Mindere artiesten moeten het doen met een veel lager budget en lopen daarbij het risico dat MTV of TMF hun clip niet vertoont. Dan blijft alleen YouTube als alternatief over. De scènes in een clip worden als regel gemonteerd (geëdit) op (het ritme van) de muziek. Dat levert, afhankelijk van de muzieksoort, snelle beeldwisselingen op. Dat hoge montagetempo heeft de snelheid van moderne speelfilms duidelijk beïnvloed. Sommige clips hebben een verhaallijn. Dat verhaal is klein en vaak niet realistisch. De zanger/zangeres/ band speelt een hoofdrol. Bij instrumentale nummers (dance/house/trance) is er vrijheid om met animaties of andere personages te werken. De inhoud van de clip hoeft geen verband te houden met de tekst. Het gaat om het promoten van het liedje en de ster. Ieder aantrekkelijk filmpje is dan goed.
Boven: Rovio: Angry Birds, 2009 Rechts: Assassins Creed IV: Black Flag, 2013
Videogames Computerspellen zijn er vanaf de jaren 80 en waren in die begintijd vooral eenvoudige spellen die je alleen via een speciale console kon spelen. De moderne games zijn inmiddels uitgegroeid tot een kunstvorm en een miljardenindustrie. Een succesvol computerspel brengt nu meer op dan een succesvolle film. Naast technici zijn het vooral de game-designers, 2D- en 3D-kunstenaars die zich met spellen bezighouden. Gamedesigners bepalen het spelconcept, het spelverloop en de spelstrategie. Aan een volwaardig actiespel werken honderden mensen mee. Teksten worden zelfs ingesproken door bekende sterren. Een verkeerde releasedatum kan het faillissement van de studio betekenen. Bij ieder nieuw spel worden de grenzen van de techniek opgezocht om een nog fraaier en vloeiender beeld te creëren. Er zijn verschillende genres. Spelletjes zijn als regel eenvoudige spellen die weinig eisen stellen aan de apparatuur of de speler. Grafisch zijn ze simpel. Er worden er veel gemaakt voor de smartphone en er zijn er honderden online te spelen. Bij de meeste besturingssystemen zitten een of meer van deze spellen. De serieuzere spellen zijn simulatiegames, strategische spellen, actiespellen en RPG’s (Role Playing Games). Bij deze laatste kies je als speler een personage. Dat personage wordt op het scherm weergegeven. Tijdens het spel moet je het karakter ontwikkelen. Door succesvolle overwinningen krijgt je personage meer macht en verwerft hij attributen. Hoe langer je speelt, hoe sterker je dan wordt. Een enorm grote RPG die online gespeeld wordt is World of Warcraft. Je betaalt voor het spel, maar ook voor deelname. Merkwaardig is dat in het verleden spellen gemaakt werden naar aanleiding van films en tegenwoordig films naar aanleiding van spellen, zoals Tomb Raider.
Virtuele sterren
Onder: Anadar Games: Pacman, 1980
Hatsune Miku is een popster die vooral in Japan ongekend populair is. Toch verschilt ze van andere wereldsterren. Zo kent ze geen drugs- of alcoholpro bleem, geen sterallures en hoeft ze niet te vechten tegen ouderdom. Miku is geen persoon van vlees en bloed, maar een muzikaal hologram, dat eeuwig jong blijft. De computers die haar genereren, zorgen voor een altijddurend enthousiasme en haar ideale mangamaten. “Hatsune Miku is een digitale avatar, een zingende synthesizertoepassing met een vrouwelijke persoonlijkheid”, volgens Wikipedia. Met Yamaha’s programma Vocaloid is ze een creatie van Crypton Future Media. Haar stem leent ze van de zangeres Saki Fujita in de vorm van samples. Dat zijn digitale registraties van een geluid of stem die, eventueel na bewerking, via de computer weer ten gehore kunnen worden gebracht. Iedereen die Vocaloid beheerst, kan Miku via de computer elke song laten zingen. In Japan, waar synthetische figuren als ooit de Tamagotchi of wat recenter Hello Kitty, langer stand houden dan echte artiesten, is Miku een kassucces. De ster zorgt regelmatig voor uitverkochte zalen, ook buiten Japan. Meer dan levensgroot danst en zingt Miku op het podium voor een uitzinnige menigte. Technici zijn daar voor weken en soms maanden bezig om de muziek en choreografie vast te leggen. Voor de echte fans maakt het niet uit om naar een illusie te kijken. Zij vinden haar zelfs beter zingen dan een menselijke zangeres. Een groot gedeelte van het bestaan dankt Hatsune Miku juist aan de fans. Vocaloid geeft songwriters de mogelijkheid om Miku’s stem te gebruiken. Hierdoor is haar repertoire gegroeid naar ruim drieduizend songs die door fans zijn geschreven. Dat maakt hen zelf voor een groot deel verantwoordelijk voor Miku’s succes. Yamaha wil aanvankelijk een gezicht bij de virtuele stem die ze via
166 HISTORY Massacultuur
HISTORY Massacultuur 167
Cunningham in MoMa
Boven: Nam June Paik: Andy Warhol Robot, 1994 Midden: M. Gondry: Still van Kylie Minogue: Come into My World, 2002
De Britse clipmaker en kunstenaar Chris Cunningham begint zijn carrière als maker van special effects en werkt mee aan verschillende films. Hij maakt videoclips voor onder anderen Madonna en Björk. Voor Aphex Twin creëert hij de meest verontrustende clips. In Come to Daddy (1997) belaagt een groepje kinderen, die allemaal het gezicht hebben van Richard D. James (Aphex Twin), een bejaarde vrouw. Zijn Windowlicker (1999) is een persiflage op de rapvideo’s. In de clip zijn de hoofden van dames in te kleine bikini’s vervangen door de grimas van Richard D. James. Zijn clips laten zien dat ze de kijker niet altijd hoeven te plezieren, maar ook het kijkgenot kunnen ontregelen. Uiteindelijk haalt werk van de Brit het MoMa (Museum of Modern Art) in New York.
6 - Multidisciplinair Beeldende kunst
H. Miku: Hologram, 2007
Ice, achtergrond voor computerscherm
Vocaloid hadden gecreëerd. De Japanse designer Kei bedenkt het 16-jarige mangameisje met blauw haar. Onder invloed van de fans verandert haar uiterlijk voortdurend. Het resultaat is overweldigend. Zodra de podiumlampen uitgaan en de niet bestaande popster de bühne betreedt, zijn de emoties van de gillende fans zo echt als maar zijn kan. In 2012 treedt ook Tupac Chakur, een in 1996 over leden rapper, tot verrassing van zijn fans opnieuw op. Hij zingt in Coachella samen met twee levende collegarappers en reageert zelfs op het publiek. Ook zijn beeltenis en stem worden op dezelfde manier door een computer gegenereerd.
kunst: onmiddellijke toegang tot kunst voor de massa. Die hoeft niet te reizen en wordt niet gehinderd door openingstijden. Niet in alles is dit een gunstige ontwikkeling, er is ook een keerzijde. Het is maar de vraag of deze kunst niet een te vluchtig verschijnsel is. Het is bovendien lastig de waarde ervan te bepalen. Een schilderij of beeld is een tastbaar object en kan in waarde stijgen of zakken. Het is naast een esthetisch object voor sommigen ook een belegging. Dat is bij web-art onmogelijk. Deze kunst biedt wel nieuwe mogelijkheden, omdat het web interactief is. Dat geeft de kunstenaar de kans om zich direct tot de kijker te richten. Daarbij is het mogelijk het publiek te betrekken bij online projecten. Daarmee is men niet louter een passieve toeschouwer, maar raakt men betrokken bij het werk. Een ander voordeel zijn de kosten. Je hebt er geen expositie ruimte, curatoren, critici of rompslomp voor nodig. Alles kan in eigen beheer. Sommige musea nemen internet-kunst zo serieus dat ze die in hun collectie opnemen. Dat betekent erkenning van de kunstenaar. Maar kunst in een museum is feitelijk dood: het wordt statisch en verliest het interactieve karakter.
Beeldende kunst Internetkunst (Webart) Internetkunst, ook wel Netart of Webart genaamd is een nieuwe ontwikkeling in de beeldende kunst. Kunstenaars gebruiken traditionele instrumenten zoals penselen of potloden. Je kunt echter een computer(programma) ook als een middel zien om mee te tekenen, schilderen en ontwerpen. Het is digitaal, minder direct en kent andere mogelijkheden, maar het is ook niet meer dan een gereedschap, waarmee je kunt werken. Het internet is een krachtig medium dat moderne kunstenaars uitnodigt om nieuwe kunstvormen te ont wikkelen en ideeën te verspreiden. Het is daarnaast een enorm podium met een wereldwijd bereik. Nooit eerder was er een vergelijkbare overvloed aan beelden beschikbaar voor een dergelijk groot publiek. Dat is letterlijk een revolutie in de geschiedenis van de 168 HISTORY Massacultuur